JKEN EN BUURTJES Nieuwegein is een van de twintig ‘groeikernen’ die vanaf eind jaren zestig We staan stil bij een klein plantsoen in Batau-Zuid. Een grasveldje, bomen en bosjes, een speelplaatsje en een watertje, omzoomd door ruime eengezinswoningen met eigen oprit. Er moeten honderden van dit soort vrijwel identieke gebiedjes zijn, in Nieuwegein en andere nieuwe steden. Metaal: “Mooie huizen, veel groen en volop ruimte. Niets op aan te merken. De auto is belangrijk voor de mensen hier, dus je kunt er komen met de auto, maar wel meanderend door de straten. Want dit is het domein van voetgangers en fietsers. Dat dit voetpad over het gras de hoofdverbinding vormt met het volgende buurtje is veelzeggend.” Droom Kom bij Metaal niet aan met verhalen over doodse slaapsteden waar het leven zich als in een trage droom voltrekt. “Dat is vaak het beeld van nieuwe steden, maar niet zoals ik het heb ervaren. Natuurlijk vind je hier niet de levendigheid van de stad. Maar daar hebben de meeste bewoners ook helemaal geen behoefte aan. Zij willen rust, groen, ruimte, een mooi huis en een uitstekende bereikbaarheid. Dat vind je allemaal in Nieuwegein.” De manier waarop de groeikernen zijn gebouwd, is een reactie op de grootschalige flatwijken zoals die de groeiende bevolking in met name de Randstad moesten huisvesten. Het groeikernbeleid was vastgelegd in de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening uit 1966. Het uitgangspunt daarvan was ‘gebundelde deconcentratie’: mensen huisvesten op enige afstand van de overlopende grote steden in nieuw te ontwikkelen woongebieden in de groene ruimte. De ontwikkeling van de groeikernen stond onder strakke regie van de rijksoverheid. In totaal werden in groeikernen circa 230.000 woningen gebouwd. na de Tweede Wereldoorlog aan de randen van de steden verrezen, vertelt Metaal. “Die grote woonblokken met hun ellenlange galerijen leidden tot vervreemding en anonimiteit. De menselijke maat was verdwenen. Architecten en stedenbouwkundigen wilden die in de nieuwe steden terugbrengen. Door slim te bouwen en de ruimte optimaal te benutten kon bovendien in net zulke grote dichtheden worden gebouwd als in die naoorlogse wijken maar met een heel andere uitstraling.” Truttigheid De ultieme resultante van die denkwijze: het woonerf, zoals je dat overal in de nieuwe steden aantreft. Hoewel later vaak verguisd vanwege de vermeende truttigheid, functioneert het woonerf eigenlijk heel goed, vindt Metaal. “Anders dan in de naoorlogse flatwijken grenzen de voordeuren er direct aan de straat. Dat vergroot het gevoel van betrokkenheid van de bewoners bij de buurt en de wijk. Daarom zie je in het algemeen ook weinig rommel op straat: mensen letten daarop. De meeste bewoners kennen elkaar ook wel. Mensen lopen, zoals ze me vaak hebben verteld, de deur niet bij elkaar plat, maar houden alles wel een beetje in de gaten.” De kleinschaligheid en fijnmazigheid van de buurten en wijken roepen het dorpse gevoel op dat veel bewoners van nieuwe steden in het algemeen en Nieuwegein in het bijzonder zo waarderen. “De nieuwe steden hebben voor een heel grote groep mensen mogelijk gemaakt wat eerder alleen voor een selecte groep bereikbaar was: een eigen huis met tuin in een rustige buurt en een groene omgeving.” 7
8 Online Touch Home