30

afgelopen kabinetsperiode is de urgentie erkend dat er meer en sneller woningen gebouwd moeten worden. Tot dat moment was de woningbouw overgelaten aan de marktwerking. Je zag dat er aandacht en focus miste voor betaalbare woningen of woningen voor specifieke doelgroepen. De minister heeft daar actie op ondernomen, mede op verzoek vanuit de regio’s. Het Rijk kan voor invulling van de regierol kiezen uit meerdere rollen. Een wetgevende rol, als het gaat over bijvoorbeeld huurprijzen, of een aanjagende rol, als het gaat om het versnellen van het beslissingsproces en het maken van afspraken over de plancapaciteit.” Joris van Soest, Programmamanager Wonen Gemeente Den Haag: “Als ik heel eerlijk ben, dan hadden we dat ook wel nodig. Want wij hadden hier in Den Haag niet meer zoveel ervaring met grootschalige gebiedsontwikkeling. De laatste grote gebiedsontwikkelingen zijn in de afrondende fase en waren al deels buiten de deur gezet. Dus toen het Rijk zich meldde, werd hier de boel behoorlijk opgeschud.” Aanjagen, faciliteren en stimuleren Isabel van de Geer legt uit hoe de aanjagende, stimulerende rol voor het Rijk tot stand is gekomen. “Het doel is vanaf het begin duidelijk: Er moeten voldoende woningen komen voor iedereen, op de juiste plek en betaalbaar. Als eerste zijn we gaan kijken op welke plekken de nood het hoogst was. En op die locaties hebben we woondeals gemaakt met verschillende partijen. Daarin staat, wat er gerealiseerd kan worden en hoe we om gaan met issues die dat nog belemmeren. Door dat proces werd de invulling van onze rol als aanjager, faciliteerder en stimulator duidelijk. Wij konden rond de projecten snel de juiste mensen en partijen bij elkaar brengen. We vroegen de provincies om te kijken waar we extra woningen kunnen realiseren en we hebben voorwaarden gesteld om de woningen betaalbaar en bereikbaar te houden voor bepaalde doelgroepen.” Marianne Betten vult aan: “Wij zijn ook degene bij wie de partijen aankloppen wanneer de ontwikkeling spaak loopt op randvoorwaarden, waaraan moet worden voldaan om woningbouw mogelijk te maken. Die randvoorwaarden zijn essentieel om in de planfase al mee te nemen, maar de uitvoerende partijen hebben daar niet altijd de expertise voor. En wij wel.” Isabel van de Geer: “We proberen op Rijksniveau al met onze collega’s aan tafel te zitten en te zeggen vanuit de woningbouwopgave is dit en dit nodig, hoe kunnen we dat aanpassen aan jullie doelstellingen op het gebied van water, stikstof, natuur etc. Dat is complex, maar dankzij de urgentie van het woningvraagstuk zien veel partijen ook kansen om te koppelen. Want je bouwt niet alleen woningen, je bouwt 30 - Stationslocaties 2021/2022 ‘Er moeten voldoende woningen komen voor iedereen, op de juiste plek en betaalbaar’ eigenlijk een samenleving. Ofwel een plek die bereikbaar en veilig is, waar je gezond kunt leven met goede voorzieningen. Daar staan we gezamenlijk voor aan de lat.” Loopt woningbouwopgave niet het risico nog complexer te worden door de integrale aanpak met meer partijen? Marianne Betten zegt resoluut “Nee. Je kan iets of iemand wel uitsluiten, maar dat komt toch altijd een keer op je bord. Je moet iedereen vanaf het begin erbij betrekken. Ook al is dat dan nog lastig, omdat iedereen nog niet elkaars taal spreekt.” Joris van Soest is het met haar eens. “Soms zie je hoe lastig het is om complexe projecten tot uitvoering te brengen. Het is bijna onmogelijk om overal aan te voldoen. Nu waait het bijvoorbeeld wat te veel bij een tramhalte en staan er twee woontorens met totaal 1.200 woningen ter discussie.” Zijn ervaring is dat wanneer meerdere partijen betrokken zijn vanaf de beginfase, dat vanaf dat moment ook de juiste mensen naar voren geschoven worden. ‘Daarmee krijgt de gebiedsontwikkeling vleugels, de complexiteit wordt inzichtelijker en de commitment van alle partijen groeit.’ Zijn collega Marcel de Rouw heeft ervaren dat in die fase met die manier van werken, er veel bereidheid is om ‘samen even een sprintje te trekken wanneer er toch nog een thema of randvoorwaarde is ontsnapt aan de aandacht’, zodat de gebiedsontwikkeling niet stokt. 900.000 woningen Samen met de provincies zijn de woningbouwlocaties in kaart gebracht en is de optelsom gemaakt van 900.000 nieuwe woningen in 2030. De provincies zijn door het Rijk uitgedaagd om zelfs meer locaties aan te wijzen, omdat er rekening wordt gehouden dat uiteindelijk niet alle plannen gerealiseerd kunnen worden. Marianne Betten: “Op elke locatie werken we met soortgelijke partijen samen; de regionale overheden, de woningbouwcoöperaties, de vastgoedbedrijven. Maar op iedere locatie spelen andere thema’s die het proces in de weg kunnen zitten. Bijvoorbeeld in Noord-Holland gaat het over geluidhinder en in Zwolle over klimaatadaptatie. Het is echt maatwerk wat wij leveren. In een kleinere gemeente is er vaak veel behoefte aan ondersteuning in capaciteit en expertise. Want daar rust de complexe

31 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication