IK WIL DIT NIET MEER! BAS HEEFT GELIJK, IK WEET HET. IK HEB HULP NODIG. opzij doe, stap ik op de scherpe onderrand van een tube tandpasta. Met een grauw schop ik de tube weg. Met gebalde vuisten sla ik op de deur. Een wilde, onredelijke woede vlamt in me op. Mijn telefoon trilt opdringerig en maakt een irritant geluid op het porselein van de wasbak. Het is Bas weer. Zal ik opnemen? Of toch maar niet? Ik baal als een stekker. Het is echt sneu voor hem dat hij voor deze opdracht met mij zit opgescheept. Ik schaam me dat ik het zo voor hem aan het verknallen ben. De docent was heel duidelijk geweest: de presentatie telt als eindopdracht voor dit vak, en deadline is deadline. Bah, wat heb ik een hekel aan dat woord gekregen. ‘Hoi Bas…’ ‘Hé kerel! Wat is dit voor onzin, man! Die docent gaat ons dat vak echt over laten doen als we morgen niets ingeleverd hebben.’ ‘Sorry. Ik eh…’ Ik denk koortsachtig na over een beetje geloofwaardige verklaring voor mijn gedrag. ‘Ben je ziek of zo?’ vraagt Bas. ‘Eh… ja, een soort van.’ ‘Echt? Da’s balen, kerel. Wat heb je?’ Tja. Wat heb ik? Mankeer ik wel echt iets? Moet ik mijn vriend vertellen hoe ik me voel? Over mijn steeds vaker terugkerende buien van somberheid? Over mijn hoofd, dat vaak zo leeg, en tegelijk zo vol zit dat ik nauwelijks meer normaal kan denken? Dat ik hier al maanden mee tob, maar het nog aan niemand heb verteld, zelfs aan mijn ouders niet. Die denken dat het prima gaat met mijn studie, met mijn voor-het-eerstop-kamers-zijn. Moet ik Bas zeggen dat het me spijt dat ik onze vriendschap aan het vergallen ben? Dat hij beter een andere vriend kan zoeken, en niet zo’n nietsnut als ik? Ik voel een traan over mijn wang rollen en veeg hem driftig weg. Een huilebalk, dat ben ik. Er klinkt een zachte stem in mijn oor. ‘Tim, ben je er nog?’ Ik slik. ‘Ja, natuurlijk.’ 14 Ik slof terug naar m’n kamer en trek een vies gezicht. Snel trek ik een raam open. ‘Zeg Tim, ik wil me nergens mee bemoeien natuurlijk, maar eh… je bent nu voor de zoveelste keer dit jaar al een paar dagen niet op school. Je cijfers denderen achteruit. Ik spreek je bijna nooit meer. We ondernemen haast nooit meer wat samen.’ Ik hoor oprechte bezorgdheid in de stem van mijn vriend. Het blijft even stil. Ik bal m’n vuisten. Hij wil zich nergens mee bemoeien? Nou, dat klinkt anders niet zo! ‘Kom op Bas, niet zo zitten zaniken, oké? Ik voel me gewoon een beetje rot. No big deal!’ Maar hij laat me niet los. ‘Tim, we kennen elkaar al vanaf… wat is het, groep vier? Al die jaren zijn we samen opgetrokken. Hebben we gelachen, onzin uitgehaald, goeie gesprekken gehad. Weet je nog, die keer dat we die muis los hebben gelaten bij mevrouw Braaksma? Man, wat hebben we toen gelachen.’ Ik glimlach. Natuurlijk herinner ik me dat nog. Die goeie, ouwe tijd… ‘Maar de laatste tijd… man, ik weet het niet. Het is net alsof je er niet meer helemaal bent. Soms lijk je wel een ander persoon. Ik bedoel, je bent nog steeds Tim, maar toch ook weer niet.’ Ik bijt op mijn lip en voel mijn weerstand breken. Hij is echt bezorgd om me, dat voel ik aan alles. ‘Ik weet het, Bas. Ik vecht ertegen, weet je. Maar soms is het sterker dan ik.’ ‘Wat is er sterker? Wat bedoel je?’ ‘Die schaduw. Die leegheid.’ Opnieuw is het even een tijdje stil. Hoor ik hem nou op een toetsenbord tikken? ‘Tim… noem nog eens wat dingen.’ ‘Wat?’ ‘Nou, van die dingen als leegheid en zo.’ ‘Bas, wat doe je?’ Ik weet niet of ik dit wel leuk vind. ‘Zeg nou maar.’ Ik slaak een diepe zucht. Ik weet dat ik hem kan vertrouwen. Maar het voelt zo eng om deze dingen hardop uit te spreken. Om ze bij naam te noemen. Het is net, alsof ze daardoor echter worden. Niet langer te negeren zijn. ‘Het voelt als een soort van verlamd zijn. Dan zit ik maar een beetje zombieachtig voor me uit te staren. Op die dagen ben ik gewoon niet in staat zijn om dingen te doen en tegelijkertijd ben ik dan ook heel boos op mezelf. Dan haat ik mezelf. Dan denk ik: ik kan er beter gewoon niet meer zijn. En voor die gedachte schaam ik me weer enorm.’ VERHAAL
15 Online Touch Home