5

X Hoofdstuk 1 13 Augustus 1956 Het was koud en nat, te koud en te nat voor de maand augustus, en René had de wind tegen. Zijn blonde haren, vanochtend nog zorgvuldig in een scheiding gekamd, wapperden nu alle kanten op. Hij was net iets te netjes gekleed voor deze omgeving, maar ja, hij was ook geen boerenjongen en kwam eigenlijk uit Den Haag. Hoewel hij zich ellendig voelde, fietste René stug door. Hij was zojuist bij de dokter in Holten op consult geweest en wilde zo snel mogelijk terug, naar de boerderij waar hij logeerde. Au! De landweg waar hij overheen fietste, zat vol met hobbels en kuilen. Bij iedere steen die hij raakte met zijn fiets, schoot de pijn door zijn lijf. Hij moest sowieso voorzichtig zijn. Door de regen waren sommige plekken verraderlijk glad. Al een paar dagen voelde René zich grieperig. En die ochtend wilden zijn benen opeens niet meer bewegen, hij kreeg ze niet van hun plek. Het leek op kramp – en voelde tegelijk toch anders. René had de pijn verbeten en was oefeningen gaan doen. Met zijn handen had hij zijn benen opgetild en bewogen tot hij ze weer kon gebruiken. Eerst zakte hij nog wat door zijn knieën, maar dat ging al gauw daarna beter; de kracht in zijn benen kwam terug. Bij het ontbijt had hij dit aan boer Tuitert verteld, de boer bij wie hij nu al voor de derde keer in de zomervakantie mocht logeren. “Jij gaat naar de dokter,” had de boer resoluut gezegd. 5

6 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication