11

pakte vlug de ham. Daar kauwde hij vijf keer op. Dat moest genoeg zijn. Gelukkig was de smaak van de spruitjes nu verdwenen. ‘Ik ga ons goud tellen. Stoor me niet, want dan raak ik de tel kwijt.’ Zijn moeder pakte haar gouden mantel. Die trok ze altijd aan, als ze naar hun schat ging. Ze nam de linkergang en verdween in het donker van de grot. ‘Het is ver vliegen naar de vuursteenberg, dus moet ik nu ook weg. Fijne dag, Cas,’ zei zijn vader. Hij pakte een stapel lege zakken en vloog weg. Cas vulde een zak met vuursteen, terwijl hij bedacht waar hij heen kon gaan. Ergens waar hij niets kapot kon maken. Hij had het heel naar gevonden dat hij bij het oefenen bomen, bergtoppen en meertjes had beschadigd. Opeens wist hij het. De Bonkbergen! Zijn ouders hadden hem erover verteld. Het zou een kaal gebied zijn en het lag ver weg, een heel stuk vliegen van hun grot vandaan. Cas maakte een dansje. Daar zou hij het goed kunnen leren. Wat een geluk dat hij zoveel had gegeten. Vliegen kost een hoop energie. Hij moest nu snel vertrekken, anders had hij te weinig tijd. Zijn ouders wilden dat hij voor het donker thuis was. Cas pakte de zak en liep naar de rand van de grot. Hij spreidde zijn vleugels en liet zich vallen. De wind suisde langs zijn oren, tot hij met zijn vleugels op en neer ging slaan. Heerlijk vond hij dat eerste moment van vallen, voordat hij vloog. Hij zag het groene gras bij de rivier in de verte. Iets verderop lagen er boomstammen op de grond. Dat was het restje van het bos dat was omgevallen tijdens het oefenen met zijn ouders. Gelukkig konden ze het hout voor hun vuur gebruiken, zodat het niet verloren ging. 11

12 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication