12

Met flinke vleugelslagen vertrok hij naar de Bonkbergen. Hij had de zon achter zich, dus kon hij het gebied waar hij overheen vloog goed zien. Bossen, meren, velden, valleien en de weides met hun vee. Langzamerhand kwamen er meer rotsen. Toen hij moe begon te worden, rustte hij even uit op een bergtop. Het was toch verder dan hij dacht. Had hij maar wat te eten meegenomen. Nou ja, vanavond zou hij weer thuis zijn. Hij steeg op en vloog verder. Vliegen gaf hem een machtig gevoel. Alsof hij de baas was over alles wat hij zag. Na een tijdje was er alleen nog maar rots onder hem te zien, met af en toe een dode boom of struik. Goed oefenmateriaal. Hij maakte de zak open en haalde er een stuk vuursteen uit. Kauwend vloog hij verder. Die top daar, díé wilde hij raken. Hij vloog erheen. Voordat hij zijn vlam klaar had, was hij er al overheen gevlogen. Jammer, gewoon verder oefenen. Bij de volgende top was zijn vuur op, voor hij er was. Het was toch lastiger dan hij dacht. De ene keer was hij te vroeg, dan weer te laat. Of hij vloog te hoog of te laag. Na zeventien keer proberen lukte het eindelijk en sloeg het vuur om de top heen. Cas maakte een koprol in de lucht. Hij kon het! Urenlang bleef hij oefenen tot hij moeiteloos elke steen kon raken die hij wilde. Uiteindelijk stak hij een dode boom in brand. Met een grote glimlach keek hij achterom naar de vlammen. Wat was het prach- Boink. Au! Cas voelde hoe hij langs de rotsen naar beneden gleed. Hij probeerde met zijn vleugels te slaan, maar zijn rechtervleugel zat klem. Boink. Auwauwauwau. Hij gleed niet meer. Het werd zwart om hem heen. 12

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication