23

STOEPTEGELS Bij elke stap die ik zet móet mijn voet een voeg aanraken, wil ik met goed fatsoen en enige hoop op een goede afloop thuiskomen. Mijn overlevingsdrift noopt mij tot een rijke schakering aan strategieën. U mag het vreemd noemen of zelfs volslagen krankzinnig, maar zo is het nou eenmaal. Dat kan me niets schelen. Ik doe wat ik wil, of beter gezegd, ik doe wat ik moet doen. Voortdurend is mijn blik op de stoep gericht om te controleren of mijn voeten doen wat mijn hersenen willen. Stel je voor dat ze ineens besluiten om zelf maar wat te doen, dat ze dan zomaar ineens tussen twee voegen gaan staan. Ja, dat kan natuurlijk niet. Niet zolang ik er zelf bij ben. Het betreft met name ruderale terreinen, bij een aanzienlijk deel van het proletariaat bekend als grasveldjes, die dergelijke gevoelens bij mij doen opbloeien. Indien zo’n van overheidswege aangelegd stuk verderfelijk miniatuurecotoop mijn pad kruist, dringt onmiddellijk een onwelgevallig gevoel zich aan mij op, een geestelijke staat van lichte doch zeer aanwezige opwinding. Indien zich in deze stadsbegroeiing ook nog eens een grote hoeveel krekels, sprinkhanen en wat dies meer zij voortbeweegt, dan wel -­‐plant, waan ik mij in een Sodom en Gomorra, wat in mij de onwelkome onbehaaglijkheid nog verder aanwakkert. Lastig wordt het als ik op mijn pad een voegloze lap grond tegenkom. Meestal kom ik ermee weg door langs de rand van het terrein te lopen, hoewel dit niet echt een bevredigend gevoel geeft. U zult vast ook begrijpen dat ik met mijn auto onmogelijk op een grasveld kan parkeren, of op asfalt dat omringd is door grasveld. Ik zou geen kant meer op kunnen. Uitstappen is geen optie, laat staan gaan lopen. Ik heb weleens een serieuze poging ondernomen, maar tot op heden heb ik in gras nog geen voeg kunnen ontdekken. Hoe Jezus erbij kwam om over water te lopen, is mij een raadsel. Water kent immers ook geen voegen, wat het hele idee voor mij persoonlijk verre van aantrekkelijk maakt. Toen ik laatst met een indrukwekkende stapel papierwerk door het park naar mijn werk liep, pakte een valse windvlaag mijn bagage op en sleurde hem mee. De hele lading papier belandde, precies volgens Murphy, midden op een grasveld, alwaar hij de hele dag heeft gelegen. De volgende morgen was alles verdwenen. Dat zal me dus niet meer overkomen. Drie stoeptegels zijn genoeg om de laatste zorg in mijn leven weg te nemen. Ik leg steeds de achterste naar voren, zodat ik weer een stap kan zetten. Het kost wat moeite, maar dan heb je ook wat. Kees Vreeburg

24 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication