96

D e dolfijn leefde onder water. Ze wist niet beter. In de zee zelf was veel te ontdekken en te zien. Er waren oesters met glinsterende parels, vissen die licht gaven en grotten met ontelbaar veel gangen. De dolfijn zwom graag tussen het zeewier en kon uren kijken naar het koraal. Van een bovenwaterwereld had ze simpelweg nog nooit gehoord. Totdat op een dag de schildpad haar vertelde hoe hij als klein schildpadje vanaf een plek zonder water naar de zee was komen kruipen. Hij noemde het strand. ‘Wat is strand?’ vroeg de dolfijn aan iedereen die ze tegenkwam. De kwal zei dat daar andere dieren woonden, die zonder water konden leven. Volgens de krab was de wereld daar zeer stressvol, iedereen rende er achter je aan. De vis zei dat je er binnen een minuut dood was. Maar dat leek de dolfijn wat overdreven. Hoe groot de zee ook was en hoeveel er ook te ontdekken viel, het was niet genoeg voor de nieuwsgierige dolfijn. Op een dag besloot ze naar boven te zwemmen. Ze zwom en zwom en zwom. Totdat ze plotseling de zon op zich voelde schijnen. Het eerste was ze zag, was de vleermuis, die boven haar rondvloog. Ze vroeg hem of hij wist waar het strand was. De vleermuis kon wel wat gezelschap gebruiken en bracht de dolfijn naar het strand. Met veel kracht sprong ze in het mulle zand. Maar meteen schreeuwde ze het uit: de dolfijn had in die tijd nog kieuwen, ze kon niet ademen — De vleermuis bedacht zich geen moment en pikte een gat

97 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication