I MPOSTO-advocaten Jan Sandra en Sarah Vandorpe stellen vast dat de regelgeving voor het indienen van een bezwaarschri rond inkomstenbelasngen te wensen overlaat. Voor een hybride aangetekende zending bijvoorbeeld, is op heden niets bepaald in het wetboek inkomstenbelasngen. Ook andere aspecten hieromtrent, zorgen voor een pak rechtsonzekerheid. Begin- en eindpunt van de bezwaartermijn van 6 maanden Inzake inkomstenbelasngen hee een belasngplichge het recht om een bezwaarschri in te dienen tegen een gevesgde aanslag (art. 366 WIB92). Het bezwaarschri dient te worden ingediend binnen de weelijk bepaalde termijn, zoals voorzien in arkel 371 WIB 92. Uit voornoemd arkel volgt dat een belasngplichge inzake inkomstenbelasngen jdig een bezwaarschri kan indienen binnen de zes maanden – ingeval van fysieke verzending van het aanslagbiljet – te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Wordt de aanslag digitaal verzonden, dan wordt men geacht op datum van verzending kennis te hebben genomen van de aanslag. Bijgevolg komen de drie werkdagen in de termijn dan te vervallen en begint de termijn van 6 maanden meteen te lopen. Het startpunt van de termijn is aldus weelijk bepaald. Een volgende vraag die zich stelt, is wanneer de termijn een einde neemt, of beter wanneer wordt een bezwaarschri geacht te zijn ingediend? Aangetekende zending: datum poststempel is datum van indiening Het derde lid van arkel 371 WIB92, zoals gewijzigd bij wet van 25 april 2014, bepaalt dat indien het bezwaarschri wordt ingediend bij aangetekende brief, de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs geldt als datum van de indiening. Voorheen gold binnen de fiscale administrae de opvang dat het bezwaarschri ontvangen moest zijn door de fiscale administrae binnen de bezwaartermijn. Dit had tot gevolg dat een belasngplichge die zijn bezwaarschri indient bij gewone of aangetekende brief niet over de volledige termijn beschikte. De belasngplichge kon immers niet met zekerheid voorzien wanneer de postdiensten het bezwaarschri zouden bezorgen aan de belasngadministrae. Hij moest te allen jde een veiligheidsmarge inbouwen, waardoor de termijn de facto ingekort werd. Uit de voorbereidende werken blijkt dat het derde lid werd toegevoegd aan arkel 371 WIB92 om voornoemde onzekerheid tegemoet te komen. Ingeval een bezwaarschri wordt ingediend via aangetekende zending geldt de verzendingsdatum en niet de datum waarop de fiscus daadwerkelijk kennis neemt van het bezwaarschri. Dit moest ervoor zorgen dat de belasngplichge het bezwaarschri kan indienen met zekerheid over de datum van indiening. De datum van de poststempel op het verzendingsbewijs zou in dat geval als datum van de indiening gelden. Dit is er specifiek op gericht om de berekening van de bezwaartermijn gunsger te laten uitvallen voor de belasngplichge. NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 02.2023 - Pag. 3
4 Online Touch Home