52

Hoofdstuk 6 I Het Landje van Geijsel en grutto’s in het voorjaar Gedurende de dag werd er op het plasje nauwelijks gefoerageerd. Het aantal foeragerende vogels bedroeg maximaal 300. In percentages uitgedrukt werd van de totale verblijftijd van alle grutto’s samen, zo’n 2,7 procent aan foerageren besteed (de rode staafdelen in figuur 6.3). Dit gebeurde vooral in de middag. Bij de tweede telling op 28 maart waren bij zonsopgang ongeveer 600 grutto’s aanwezig. Dit aantal nam rond 07.30 uur tijdelijk met circa 250 toe om kort daarna rond 600 te stabiliseren. Vanaf 13.00 uur tot zonsondergang zakte het aantal tot onder de 400 en lag tot het einde van de metingen tussen 350 en 400. Opvallend was dat geregeld forse aantallen uit het zicht vlogen (zowel in westelijke als oostelijke richting) en dat er ongeveer even grote aantallen weer invlogen. Het totale aantal op het landje en in de wat wijdere omgeving daarvan, zal daarmee aanmerkelijk groter zijn dan de maximaal 600 tot 800 getelde exemplaren. Het lijkt erop dat de grutto’s zich over meerdere gebieden verdelen en dat het Landje van Geijsel één van deze gebieden is. Op 28 maart werd van de totaalverblijftijd van alle grutto’s samen, 4,4 procent aan foerageren besteed (de rode staafdelen in figuur 6.4). Het aantal foeragerende aantal grutto’s bedroeg maximaal 120. In april is de situatie sterk veranderd: op de drasse delen van het landje is het aanbod met gemiddeld 12 gr/m2 een stuk lager geworden. In het grasland is het aanbod juist sterk toegenomen, tot gemiddeld 116 gr/m2 Daar is dus veel meer te halen dan op het landje. De veranderingen in de periode februari tot en met april betreffen vooral het aandeel wormen. Het gewicht van de emelten verandert minder sterk. Regenworm Februari Plas-dras (3, 4, 5) Grasland (1, 2) April 6.4 Voedsel Het voedselaanbod bestaat vooral uit wormen en in mindere mate emelten. We presenteren de data zowel in aantallen als in biomassa. In februari is het voedselaanbod in de drasse delen van het landje groter dan op het aan grenzende reguliere grasland (tabel 6.1). Het totaalgewicht wormen en emelten is op de drasse delen gemiddeld 46 gr/m2 aangrenzende grasland. , tegenover 22 gr/m2 op het 52 Plas-dras (3, 4, 5) Grasland (1, 2) n/m 90 79 n/m 21 270 g/m 41 19 g/m 8 108 Emelt n/m 50 29 n/m 18 30 g/m 6 2 g/m 4 7  Tabel 6.1. Aantallen en gewicht regenwormen en emelten per m2 Regenworm en emelt n/m 140 108 n/m 39 300 op beide monsterdagen. De cijfers in de eerste kolom verwijzen naar de bemonsterde plekken zoals te zien in figuur 6.1. g/m 47 22 g/m 12 116 .

53 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication