45

45 komt dat de bewaking van de kwaliteit van de NOAB-leden ook in het belang van de klanten van die NOAB-leden is. 3.5. Op grond van het voorgaande komt het Tuchtcollege tot het oordeel dat er termen aanwezig zijn om de maatregel van ontzetting uit het lidmaatschap NOAB op te leggen, maar voegt daaraan het volgende toe. Voor het geval het (geschorste) NOAB-lid alsnog instemt met de voor het lidmaatschap geldende voorwaarden en op basis daarvan alsnog volledig meewerkt aan zijn herkwalificatie-onderzoek en dit binnen drie maanden na de datum van het onherroepelijk worden van de uitspraak kenbaar maakt, zal het Tuchtcollege de maatregel van ontzetting uit het lidmaatschap pas doen ingaan op de datum drie maanden na de datum waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden of zoveel eerder indien het NOAB-lid in kwestie kenbaar heeft gemaakt dat hij niet volledig zal meewerken aan een herkwalificatie-onderzoek. 4. De beslissing Het Tuchtcollege - legt aan het NOAB-lid de maatregel van voorwaardelijke ontzetting uit het lidmaatschap NOAB op als bedoeld in art. 12 lid 2, tweede letter c, van het Reglement Tuchtrechtspraak; - stelt als voorwaarde dat het NOAB-lid binnen drie maanden na de datum van het onherroepelijk worden van deze uitspraak meldt dat hij volledig zal meewerken aan een NOAB-herkwalificatie-onderzoek, waartoe hij door verzoekster tijdig dient te worden uitgenodigd; - beslist dat deze maatregel (lees: de ontzetting uit het lidmaatschap) ingaat op de datum drie maanden na de datum van het onherroepelijk worden van deze uitspraak of zoveel eerder indien het NOAB-lid vóór afloop van die termijn kenbaar maakt alsnog niet volledig aan een NOAB herkwalificatie-onderzoek mee te zullen werken; - bepaalt dat deze uitspraak in geanonimiseerde vorm openbaar wordt gemaakt door publicatie in “Activa”, het periodiek van NOAB. Noot 1. Inleiding 1.1. De kernartikelen in deze zaak zijn art. 14 van het Reglement (Her)Kwalificering en Toelating NOAB en art. 8 sub a en sub f Wpb (Wet bescherming persoonsgegevens). Op dit laatste artikel heeft het NOAB-lid in kwestie zich beroepen. De Wpb is per 25 mei 2018 vervangen door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het Tuchtcollege heeft naar oud recht (Wpb) moeten beslissen. 1.2. Uit de uitspraak blijkt dat voor de gegevensverwerking (in deze zaak: de inzage van cliëntendossiers door de NOAB-reviewer in het kader van een herkwalificatie-onderzoek) de in art. 8 sub a Wpb bedoelde toestemming van de cliënt van een NOAB-lid niet nodig is. Voldoende is dat er voor de gegevensverwerking een rechtvaardigingsgrond is. In deze zaak is dat art. 8 sub f Wpb. Op grond van dit artikel mogen persoonsgegevens worden verwerkt indien dit noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt. In de thans geldende wetgeving is een soortgelijke bepaling te vinden in art. 6 AVG. 2. De uitspraak 2.1. In de kern komt de uitspraak erop neer dat het NOAB-lid tijdens zijn herkwalificatieonderzoek op grond van art. 14 van het Reglement (Her)Kwalificatie en Toelating NOAB de reviewer inzage in zijn cliëntendossiers moet geven, zodat hij op de door NOAB voorgeschreven kwaliteitseisen gecontroleerd kan worden. Indien hij dit weigert, ontstaat de situatie zoals omschreven in art. 10 lid 6 van de Statuten. Op grond hiervan is het bestuur van NOAB bevoegd het Tuchtcollege te verzoeken het desbetreffende NOAB-lid uit zijn lidmaatschap te ontzetten. 2.2. Uit de uitspraak blijkt dat het ter inzage geven van de cliëntendossiers op grond van art. 8 sub f Wpb is gerechtvaardigd. Die inzage is n.l. noodzakelijk voor de behartiging van het gerechtvaardigd belang van NOAB als derde, omdat het doel van die inzage het bestaansrecht van NOAB als beroepsorganisatie raakt alsmede het door haar uitgegeven NOAB-kwaliteitskeurmerk. Hierbij is van essentieel belang dat de privacybelangen van de cliënt van het NOAB-lid voldoende worden beschermd door de geheimhoudingsverplichting van de door NOAB NOAB ingeschakelde reviewer en alle bij de herkwalificatie betrokken personen (vgl. art. 7 van het Reglement (Her)Kwalificering en Toelating NOAB). 2.3. Ik zou menen dat de strekking van de uitspraak van het Tuchtcollege ook toegepast kan worden op de huidige wetgeving, i.c. art. 6 AVG. In dit artikel wordt ook het criterium “noodzakelijk voor de behartiging van het gerechtvaardigd belang” gehanteerd. 3. Art. 4 AVG (omschrijving van “persoonsgegevens”). 3.1. Volgens de wet moet het gaan om informatie over een natuurlijk persoon. Gegevens over een naamloze/besloten vennootschap, stichting of een vereniging zijn dus geen persoonsgegevens. 3.2. Indien de reviewer tijdens zijn herkwalificatie-onderzoek ter controle een dossier van een besloten vennootschap kiest, komt de AVG niet aan de orde. Stel dat het NOAB-lid in dat geval met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht jegens zijn cliënte weigert inzage in dat dossier te geven. Wat nu? Gelet op art. 6 van de Gedrags- en Beroepsregels NOAB, laatst gewijzigd 21 nov. 2018, gelezen in samenhang met art. 7 van het Reglement (Her)Kwalificering en Toelating NOAB, kan dat beroep hem niet baten. Hij moet dat dossier ter inzage geven. Mr. G. Lammers, oud-lid Tuchtcollege NOAB. Tuchtcollege, uitspraak van 22 oktober 2018, nr. TC 58/2018 (mr. W. Brouwer, prof. mr. dr. A.H.H. Bollen-Vandenboorn en G.P. Vermeulen RA) Noot: mr. G. Lammers 1. Klacht van een derde kan tuchtrechtelijk beoordeeld worden. 2. grievende uitlating. 1. Voorgeschiedenis Gerelateerd aan de klacht zijn de kernpunten van de voorgeschiedenis verkort en zakelijk weergegeven als volgt. 1.1. In juli 2015 hebben klaagster en haar echtgenoot (medevennoot) hun in de rechtsvorm van een vennootschap onder firma gedreven onderneming verkocht aan X B.V., met wie al een samenwerking bestond. 1.2. Bij die verkoop is tussen klaagster en X B.V. een overeenkomst tot opdracht gesloten, inhoudende dat klaagster tegen een nader vastgestelde jaarlijkse vergoeding verantwoordelijk is voor het bijhouden en opleveren van de administratie ten behoeve van de accountant van X B.V. 1.3. Gelet op geconstateerde onvolkomenheden in de door klaagster gevoerde administratie/ boekhouding is de overeenkomst op een gegeven moment ontbonden. 1.4. Het NOAB-lid verzorgt de jaarrekeningen van X B.V. Hij heeft ook de BTW-aangiften van X B.V. over het derde en vierde kwartaal 2015 verzorgd. 1.5. Klaagster en X B.V. zijn in twee civiele procedures verwikkeld, waarbij klaagster als eiseres optreedt. 1.6. Het NOAB-lid heeft op verzoek van de advocaat van X. B.V. zijn bevindingen inzake de door klaagster gevoerde boekhouding op papier gezet en daarbij de term “frauduleus handelen” gebruikt. Deze brief is door de advocaat van X B.V. in één van de civiele procedures in het geding gebracht. 2. Klacht Klaagster verwijt het NOAB-lid dat hij jegens haar heeft gehandeld zoals een behoorlijk NOABlid niet betaamt. Ter onderbouwing van dit verwijt zijn de volgende feiten aangevoerd. 2.1. Het NOAB-lid heeft geen fatsoenlijk overleg c.q. besprekingen met haar gevoerd naar aanleiding van de geconstateerde onvolkomenheden in de door haar ten behoeve van X B.V. gevoerde administratie. Activa | Nummer 4 - 2019

46 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication