49

49 Tuchtcollege, uitspraak van 18 juni 2019, nr. 59/2018 (mr. W. Brouwer, prof. mr. dr. A. H.H. Bollen-Vandenboorn en G. P. Vermeulen RA) Noot: mr. G. Lammers Retentierecht (art. 21 lid 4 gedrags- en Beroepsregels NOAB) 1. De klacht 1.1. Op de zitting van 16 april 2019 heeft klager zijn klachtonderdelen beperkt tot de volgende klacht. Het NOAB-lid heeft in strijd met art. 21 lid 4 van de Gedrags- en Beroepsregels NOAB gehandeld door niet te voldoen aan zijn verzoek tot afgifte van de onder het NOAB-lid berustende bescheiden, die zijn eigendom zijn. 1.2. Voor wat betreft zijn verzoek tot schadevergoeding heeft klager kennis genomen van de mededeling van de voorzitter van het Tuchtcollege dat het Tuchtcollege niet bevoegd is om over dat verzoek te oordelen. Daartoe moet hij zich tot de civiele rechter wenden. 2. Verweer 2.1. Het NOAB-lid heeft een gemotiveerd verweerschrift ingediend, doch is – alhoewel deugdelijk opgeroepen – zonder bericht niet ter zitting verschenen. 2.2. Het NOAB-lid heeft in zijn verweerschrift erkend dat hij niet heeft gereageerd op een van klager afkomstige mail van 24 november 2017 met als inhoud dat klager op 27 november zijn stukken zou komen ophalen. Zijn komst is tevergeefs geweest, omdat het NOAB-lid die dag kennelijk niet aanwezig was. Zijn personeel was ter zake evenmin geïnstrueerd. Verkort en zakelijk weergegeven kwalificeert het NOAB-lid de komst van klager als zeer brutaal en toont hij geen begrip voor de verontwaardigde reactie van klager. 3. Overwegingen Tuchtcollege 3.1. Het Tuchtcollege gaat ervan uit dat de overeenkomst van opdracht tussen partijen is beeindigd. Daarvan uitgaande volgt uit de duidelijke tekst van art. 21 lid 4 van de Gedrags- en Beroepsregels NOAB dat het NOAB-lid gehouden is de door klager (op)gevraagde originele stukken, die zijn eigendom zijn, aan hem (klager) te retourneren. Het NOAB-lid dient loyaal daaraan mee te werken. Door dit te weigeren handelt het NOAB-lid in strijd met art. 21 lid 4 van de Gedrags- en Beroepsregels NOAB, hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De klacht is dan ook gegrond. 3.2. Het Tuchtcollege zal het NOAB-lid opdragen om loyaal aan de overdracht van de desbetreffende stukken mee te werken, dit op een daartoe strekkend schriftelijk en gespecificeerd verzoek van klager. 4. maatregel Het Tuchtcollege acht in de omstandigheden van dit geval (vgl. punt 2 van de samenvatting, toev. bew.) het handelen in strijd met art. 21 lid 4 van de Gedrags- en Beroepsregels NOAB dermate ernstig dat zij de maatregel van berisping passend en geboden acht. 5. Beslissing Het Tuchtcollege: 1. verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek tot schadevergoeding; 2. verklaart de klacht, zoals deze ter zitting door klager is teruggebracht, gegrond en legt het NOAB-lid deswege de maatregel van berisping op; 3. draagt het NOAB-lid op om uiterlijk binnen twee weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak loyaal mee te werken aan de overdracht van de door klager schriftelijk en gespecificeerd te verzoeken originele stukken die eigendom van klager zijn; 4. bepaalt dat een samenvatting van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm openbaar wordt gemaakt door publicatie in “Activa”, het periodiek van NOAB. NOAB Noot 1. Een NOAB-lid kan op grond van art. 13 van de NOAB-leveringsvoorwaarden zijn retentierecht (civielrechtelijke bevoegdheid tot opschorting van de afgifte van de in dat artikel bedoelde zaken) uitoefenen, indien en voor zover hij een opeisbare vordering op zijn voormalige cliënt heeft. 2. Voormeld artikel 13 dient in samenhang met art. 21 van de Gedrags- en Beroepsregels NOAB gelezen worden. Op grond van dit laatste artikel kan het uitoefenen van het retentierecht tuchtrechtelijk getoetst worden. 3. De tekst van art. 21 lid 4 van de Gedrags- en Beroepsregels NOAB heeft als consequentie dat zelfs bij een opeisbare vordering het NOAB-lid zijn retentierecht niet mag uitoefenen ten aanzien van bescheiden, die het eigendom van zijn voormalige cliënt zijn. Die bescheiden moeten – hoe dan ook – zonder meer worden afgegeven. Het weigeren daarvan levert een tuchtrechtelijk verwijt op, zo blijkt uit de uitspraak van het Tuchtcollege. 4. Uit de duidelijke tekst van art. 21 lid 4 van de Gedrags- en Beroepsregels NOAB leidt het Tuchtcollege bovendien haar bevoegdheid af om het NOAB-lid op te dragen om loyaal (zeg maar: zonder meer) mee te werken aan de afgifte van bescheiden, voor zover die het eigendom van de voormalige cliënt zijn. Mr. G. Lammers, oud-lid Tuchtcollege. Beroeps- en bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering Kijk voor meer informatie en vrijblijvende premieberekening www.bavverzekering.nl Activa | Nummer 4 - 2019

50 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication