37

kijken naar de beoogde rechtsverhouding bij het aangaan van de overeenkomst, maar vooral hoe partijen daar feitelijk uitvoering aan geven. Daarbij is niet één enkel kenmerk beslissend, maar moeten alle verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun relatie hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien. Daarbij kunnen veel feiten en omstandigheden een rol spelen. Ofwel, eerst zal moeten worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen, daarna zal moeten worden beoordeeld of die overeengekomen rechten en verplichtingen kenmerken hebben van een arbeidsovereenkomst. PERSONAL HOLDING In de praktijk zie je regelmatig dat een natuurlijk persoon X een personal holding heeft, die op haar beurt weer bestuurder is van en (minderheids) aandeelhouder in een werkmaatschappij. X heeft dan een arbeidsovereenkomst met zijn personal holding, de personal holding een managementovereenkomst met de werkmaatschappij. In dat geval hoeft het beslist niet zo te zijn, dat je dit mag vertalen naar een arbeidsovereenkomst tussen X en werkmaatschappij. Want er hoeft geen verplichting te zijn van X jegens de werkmaatschappij om arbeid te verrichten. En de werkmaatschappij betaalt keurig managementfees aan de PH, die op haar beurt salaris aan X betaalt. Het is niet zo dat de werkmaatschappij salaris aan X betaalt. De bewijslast dat dan sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen X en de werkmaatschappij, ligt overigens bij de Belastingdienst. HR 18-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:282 In de situatie van HR 18-02-2022 hadden natuurlijke personen A en B ieder een 100% belang in respectievelijk personal holdings C Ltd en D Ltd. Ieder was ook enig bestuurder van zijn eigen holding. Zowel C Ltd als D Ltd had een aandelenbelang van 24% in werkmaatschappij X BV (een ICT-bedrijf). Er waren nog twee aandeelhouders meer in die werkmaatschappij, met een belang van 37% en 15%. A had een arbeidsovereenkomst gesloten met C Ltd, B met D Ltd. En C Ltd en D Ltd hadden een managementovereenkomst met X BV. A en B verrichtten als enige werknemers van hun personal holdings de managementwerkzaamheden zoals omschreven in de managementovereenkomst zelfstandig en voerden de dagelijkse leiding over X BV. Het Gerechtshof oordeelde eerder dat sprake was van een dienstbetrekking tussen A en B met X BV, vooral omdat de kennis van A en B onontbeerlijk was voor de bedrijfsvoering in X BV, waardoor feitelijk geen vervanging van A en B binnen die bedrijfsvoering van X BV mogelijk was. X BV zou ook nooit akkoord gaan met een vervanging van A of B. NOAB.NL 37 ADVIES

38 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication