Het valt Anja van den Broeck op dat veel werkgevers regelmatig klagen over hun personeel. Waarom? Hun (schijnbare) gebrek aan motivatie. Om klokslag vijf uur gaan veel naar huis, het werk ervaren ze als ‘kommer en kwel’, terwijl ze in hun vrije tijd nog van alles en nog wat kunnen ondernemen. “Die werknemers zijn juist gigantisch gemotiveerd, want ze hebben zoveel talenten en energie om na hun uren iets te gaan doen. Dat komt er op het werk alleen niet altijd uit. Dat vind ik heel erg jammer. Het zou veel fijner zijn als die motivatie ook op het werk naar de oppervlakte kan komen.” Kleine kinderen Hoe ‘werkt’ motivatie? Motivatie bestaat uit drie onderdelen: 1. kracht (met hoeveel overgave doe je iets), 2. energie (hoelang houd je iets vol) en 3. de richting van je gedrag (wat doe je). “De meeste mensen ondernemen allerlei activiteiten die ze leuk of waardevol vinden. Ze zijn van nature gemotiveerd om dingen aan te pakken.” Dat onderstreept de arbeids- en motivatiepsycholoog door een voorbeeld te noemen: “Kijk eens naar kleine kinderen. Zij willen zelf leren lopen, spelen of tekenen. Je moet ze als volwassene misschien een beetje op weg helpen, maar verder doen ze het zelf.” Zelfdeterminatietheorie Als lid van de onderzoeksgroep Work en Organization Studies focust Anja in haar onderzoek op omstandigheden waaronder mensen optimaal kunnen functioneren en enthousiast zijn voor wat ze doen. Ze zoomt in haar onderzoek dieper in op de kwaliteit van motivatie, zoals beschreven is in de zogeheten ‘zelfdeterminatietheorie’ of de ‘zelfbeschikkingstheorie’ van Edward L. Deci en Richard M. Ryan. Deze theorie stelt dat mensen – naast hun fysieke behoeften – ook drie belangrijke psychologische basisbehoeften hebben: ‘autonomie’, ‘betrokkenheid’ en ‘competentie’. Kort samen te vatten als ‘ABC’. Als de behoeftes van deze ABC vervuld worden, zouden mensen kwalitatief beter gemotiveerd moeten zijn, beter in hun vel moeten zitten en beter presteren. Wat maakt deze theorie zo sterk? De theorie van Deci en Ryan gaat volgens Anja uit van een positief mensbeeld. “Mensen zijn actief, groeigericht en ze staan in contact met hun omgeving. Daarom vind ik deze theorie zo krachtig.” Autonomie (A) Mensen ervaren zelf de vrijheid om een activiteit naar eigen inzicht in te kunnen vullen. Ook hebben ze het idee dat ze invloed hebben op wat ze doen. Anja: “We denken bij het woord ‘autonomie’ vaak aan: ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken. De kern van autonomie is echter dat je het eens bent met de richting waar je heengaat. Als je in een auto zit, hoef je niet zelf achter het stuur te zitten, zolang die auto maar een richting opgaat die jij ook oké vindt. Met een oud Vlaams woord zeggen we dat je niet tegen je ‘goesting’ in moet gaan.” Betrokkenheid (B) Sociale betrokkenheid draait om de verbinding met anderen en het gevoel te hebben ergens bij te horen (‘belonging’). “Je bent meer gemotiveerd om iets te doen als je dat samen met andere dierbaren kunt doen bijvoorbeeld.” Competentie (C) Het vertrouwen hebben dat je in staat bent - met een bepaalde inspanning - nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken. Anja licht toe: “We zijn gemotiveerder voor de dingen die we goed kunnen.” De grote vraag is nu: waarom sneuvelen onze goede voornemens en plannen zo vaak? Aan de hand van de ABC van Deci en Ryan zijn er een aantal handvaten aan te reiken. 5 ‘We zijn gemotiveerder voor de dingen die we goed kunnen’
6 Online Touch Home