15

en onder stigmatisering verstaat men het proces waarbij bepaalde kenmerken aan een bepaalde persoon of groep worden toegekend. Stigmatisering vindt zowel extern als intern plaats. Extern stigma Extern stigma bestaat uit twee componenten: aan de ene kant het cultureel/maatschappelijk stigma, dat beschrijft hoe bepaalde aannames diep en vaak onbewust zijn ingebed in maatschappelijke instituties (bijvoorbeeld binnen wetgeving of religie). Een recent voorbeeld is de wetswijziging in Hongarije die LHBT-voorlichting aan minderjarigen verbiedt (door sommigen aangeduid als de anti-homo wet). Het andere deel waar het extern stigma uit bestaat is het organisatorisch stigma. Dat bestendigt en bevestigt deze aannames binnen de organisatie. Deze aannames gaan bijvoorbeeld over het verschil in geschiktheid tussen man en vrouw voor bepaalde functies, de koppeling van service- en klantgerichtheid aan seksuele voorkeur, de mate van tolerantie naar anders denkenden in relatie tot een geloofsovertuiging etc. Deze aannames leiden tot bewuste en onbewuste vooroordelen over bepaalde groepen werknemers. De onbewuste vooroordelen noemen we ‘unconscious bias’. Het huidige repertoire op het gebied van Diversiteit & Inclusie-interventies grijpt met name in op deze extern stigmatisering binnen organisaties met als doel deze te herkennen en te verminderen. Intern stigma Het intern of individuele stigma bestaat uit drie componenten: Het geïnstitutionaliseerd stigma komt voort uit individueel gedrag dat stigma in de hand werkt en varieert van uitsluiting tot geweld. Als je bent gepest, als je een keer bent uitgescholden op je werkplek of als er een keer een grap over je werd gemaakt dan ben je een volgende keer op je hoede en minder openhartig over jezelf. Dit gaat over ervaringen en handelingen die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Gevoeld stigma ontstaat als het individu zich bewust is van een bepaald stigma en de gevolgen ervan, ongeacht of hij rechtstreeks wordt geraakt door dat stigma. Dit kan leiden tot ‘minderheidsstress’ die zich uit in een constante angst en het toepassen van preventieve coping-strategieën (inclusief identiteitsverhulling) op basis van de gevoelde stigmatisering. Hierbij gaat het om de angst voor een mogelijke reactie, nog los van het feit of die daadwerkelijk plaatsvindt. Het geïnternaliseerd stigma ten slotte beschrijft de individuele acceptatie van de legitimiteit van het stigma en de incorporatie ervan in iemands zelfbeeld. Als je maar vaak genoeg hoort, leest of merkt dat er iets niet goed is aan wie je bent, komt er voor velen een moment dat ze er zelf aan gaan twijfelen. Dit is het meest fnuikende stigma, omdat het vaak resulteert in zelfafwijzing en identiteitsverhulling. Splinter Chabot heeft hier een prachtig boek over geschreven: Confettiregen. Hierin laat 15 ‘Inclusie gaat ook over contact met jezelf’

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication