17

UIT HET ALS CENTRUM TEKST: INGRID BRONS BEELD: ERIK KOTTIER daarin onderscheidt het EEG zich van een MRI-scan. Daar komt bij dat een EEG relatief goedkoop is. Je hebt er geen speciale ruimte voor nodig én de apparatuur is handzaam. Bovendien zijn computers tegenwoordig zo snel dat de analyse van grote hoeveelheden data geen problemen oplevert. Redenen genoeg dus om de mogelijkheden van het EEG in het onderzoek naar en de behandeling van ALS te verkennen. Zodra we een verandering in de hersenen zien, kunnen we hopelijk een behandeling inzetten waarmee we de ziekte tot stilstand brengen. Elektro-encefalogrammen (EEG’s), filmpjes van activiteit in de hersenen, worden al decennialang gemaakt. Bijvoorbeeld bij patiënten met epilepsie. Nieuw is het gebruik van EEG’s in het onderzoek naar motorneuronziekten zoals ALS. De resultaten zijn veelbelovend. Want meer inzicht in wat er precies gebeurt in de hersenen van mensen met ALS kan uiteindelijk tot een betere behandeling leiden. PhD-onderzoeker Stefan Dukic vertelt. “Met een EEG kun je per milliseconde meten wat er in de hersenen gebeurt”, zegt Stefan. “En ook nog ‘real time’. Want de elektroden vangen de kleine elektrische signalen op die door het brein heen gaan, van het ene deel van de hersenen naar het andere.” Een EEG geeft dus een beeld van wat er op dat moment in de hersenen gebeurt. Precies Vier breinprofielen Het eerste EEG-onderzoek bij patiënten met ALS vond plaats aan het Trinity College in Dublin. Stefan was een van de onderzoekers. “We wilden weten of we met een EEG mensen zonder ALS van mensen met ALS konden onderscheiden. Dat lukte. Vervolgens zijn we binnen de groep ALS-patiënten verder gaan kijken. Of we verschillen zagen. Het is algemeen bekend dat niet elke ALS-patiënt dezelfde symptomen heeft. De symptomen variëren van moeite met eten, lopen, praten of slikken tot veranderingen in gedrag. Nu halen we die symptomen nog op met vragenlijsten. Wij wilden weten of ook de hersenactiviteit van ALS-patiënten onderling verschilt.” Stefan analyseerde de metingen van 100 ALS-patiënten en vond vier subgroepen, met duidelijk te onderscheiden breinprofielen. En misschien nog wel belangrijker, aldus Stefan, was de ontdekking dat de vier subgroepen een verschillend verloop van de ziekte hebben. “Dit is ontzettend interessant, ook voor het testen van nieuwe medicijnen. Want het opent de deur naar het gerichter inzetten van medicijnen op een bepaald deel van de hersenen en kijken wat daar het effect is. En we hebben een indicatie van de levensverwachting van patiënten in de vier subgroepen. Dat kan het medicijnonderzoek enorm verbeteren.” 17

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication