13

UIT HET ALS CENTRUM TEKST: TESSA LANGE FOTO’S: BABETTE TER HORST medicijnen werken op zieke zenuwcellen. Bijvoorbeeld met een stukje weefsel van de huid, of wat afgenomen bloed. Dat helpt ons om beter te begrijpen hoe we de ziekte kunnen aanpakken. En dat geeft een stevigere basis om medicijnen te kiezen voor klinische studies.” Er is nu een medicijn met gentherapie beschikbaar: Tofersen. Kun je beschrijven hoe dit medicijn werkt en wat de impact ervan is op patiënten? “Tofersen is er voor mensen met een erfelijke vorm van ALS en een mutatie in het SOD1-gen. Dit komt bij ongeveer een procent van de mensen met ALS in Nederland voor. Ze krijgen het medicijn met een ruggenprik. De prik brengt een stofje naar het DNA dat de schadelijke werking van dit afwijkende gen blokkeert. Patiënten krijgen elke paar weken een nieuwe ruggenprik, om het effect te behouden. Wat we zien is heel hoopgevend. De ziekte verspreidt zich niet verder. Ook verbeteren soms bepaalde functies, zoals de kracht in een voet of hand. Dat laat zien dat ALS in principe behandelbaar is en dat geeft ons veel hoop voor de toekomst.” Hoe komt het dat we voor de SOD1-mutatie al zo’n gericht medicijn hebben, maar voor andere mutaties nog niet? “Voor de SOD1-mutatie hebben we een medicijn kunnen ontwikkelen, omdat we precies begrijpen hoe deze mutatie de ziekte veroorzaakt. In Tofersen zit een stofje dat het schadelijke eiwit blokkeert. Voor een andere mutatie, in het FUS-gen, is een ander medicijn best ver in ontwikkeling. Voor andere genafwijkingen is dat meer ingewikkeld. Neem bijvoorbeeld de C9-ORF72-mutatie. Die komt bij ongeveer 8 procent van de mensen met ALS voor. Het behandelen van deze mutatie is erg uitdagend. Het blokkeren van dit eiwit kan namelijk schadelijke bijwerkingen hebben. We moeten een manier vinden om dit effectief én veilig te doen.” Doordat we ALS nu kunnen nabootsen in het laboratorium, kunnen we een betere voorselectie maken van medicijnen die écht werken bij elke vorm van ALS. Wat weten we al over het medicijn tegen het FUS-gen? “Van twee patiënten zijn er resultaten bekend. De eerste patiënt, een jonge vrouw van 25 jaar met een ernstige vorm van ALS en een FUS-mutatie, bleef even stabiel. Toch overleed zij later, ongeveer een jaar na start van de behandeling. Bij haar kon de behandeling ook pas laat beginnen. Haar arts had veel tijd nodig om goedkeuring te krijgen om het medicijn te kunnen toedienen. Dat leverde helaas veel vertraging op. Er is ook een andere patiënt, een jonge vrouw uit Duitsland genaamd Anna. Zij was ernstig ziek en zat aan de beademing. Door de behandeling verbeterde haar toestand aanzienlijk. Ze kan nu weer traplopen en heeft de beademing niet meer de hele tijd nodig. Er is echt een ommekeer zichtbaar in haar ziekteverloop. Nu loopt de FUSION-studie, die dit medicijn verder onderzoekt bij mensen met een FUS-mutatie. Net zoals de SOD-1 mutatie komt de FUS-mutatie bij ongeveer een procent van de mensen met ALS voor. De resultaten bij Anna zijn veelbelovend. De studie is nog bezig en we kunnen nog geen conclusies trekken. Het is nog maar de vraag of de behandeling bij iedereen met een FUS-mutatie hetzelfde effect laat zien. Want de ene FUS-mutatie is de andere niet.” Wat zijn de volgende stappen voor de studies naar gentherapie bij ALS? “Het is hoopvol en spannend om te zien hoe de huidige studies vorderen. We vermoeden dat bij sporadische 13

14 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication