drijfwielen van de Staatsspoorseries 300 en 800 (latere NS 1300 en 1700) waren met 2134 mm net iets groter. De 500’n waren bij uitstek geschikt voor sneltreinen. De machines bleken zeer geschikt te zijn voor het trekken van internationale treinen, zoals de Etoile du Nord, die gewoonlijk uit niet meer dan zes rijtuigen bestonden. Vanwege die grote drijfwielen konden ze goed snelheid maken en door hun binnenliggende drijfwerk hadden ze daarbij ook nog een rustige loop. Wel maakten de lange koppelstangen van de machines bij hogere snelheden een rammelend geluid, waardoor ze de bijnaam ‘Blikken Tinus’ kregen, een bijnaam die ze heel hun carrière lang behielden. Deze machines hebben de taak om het aanzien van de internationale treinen hoog te houden goed volbracht, maar ze hoefden het toen nog niet op te nemen tegen het opkomende weg- en luchtverkeer. De 2100-serie was ook bij de tractie-opzichters populair bij het afnemen van machinistenexamens. De 2104 (met tender 2133) bij de locloods in Utrecht; 18 februari 1956 (foto J.A.Bont Het waren namelijk niet de gemakkelijkste machines om te rijden en te stoken. Zoals bijna alle HSM-machines hadden zij een naar voren afl opend rooster, waardoor, als de stoker ruw aan het stoken was, de kans bestond op een opeenhoping van as en kolen tegen de pijpenplaat, wat de stoomvorming belemmerde. Door hun grote wielen hadden ze zeker bij vochtig weer de neiging om door te slaan. En de kleine vulopening van de tender vergde bij het remmen veel vakmanschap, want er moest precies naast de waterkolom gestopt worden om water in te kunnen nemen. Maar desondanks waren het volgens veel machinisten geweldige machines en geknipt voor hun taak. Het is dan ook geen wonder dat ze tot het einde van het Nederlandse stoomtijdperk werden ingezet. De meeste hadden toen al meer dan 43 dienstjaren achter de rug! Paul Henken beschrijft in zijn boek Stoomlocomotieven serie HSM 501De 2104 in het Spoorwegmuseum; 10 februar 11 »
12 Online Touch Home