hun slaven, … en dat zij alleen op een muilezel en ezels mochten rijden met houten zadels met aan de achterkant ervan twee granaatappelachtige ballen.”15 Later waren Christenen in het Ottomaanse rijk – volgens historicus Steven Runciman, “nooit toegestaan om te vergeten dat ze een onderworpen volk waren.”16 Dit breidde zich uit tot het toeeigenen van heilige plaatsen door veroverende volk: Toen de Turken Constantinopel innamen in 1453, werden de kerken in de stad – volgens Hoca Sa’deddin, leermeester van de 16e eeuwse Sultan Murad III en Mehmed II, “geledigd van hun vuile afgoden en gereinigd van de smerige en afgodische onzuiverheden en door het beschadigen van de beelden en het oprichten van Islamitische gebedsnisjes en preekstoelen… en vele kloosters en kapellen werden [omgebouwd in] te benijden tuinen van het Paradijs.”17 In de veertiende eeuw verklaarde de pionierende socioloog Ibn Khaldun de opties voor de Christenen: “Het is [voor hen om te kiezen tussen] bekering tot Islam, of het betalen van de hoofdelijke belasting, of de dood.”18 Belastingbetaler perikelen Het betalen van de speciale belasting voor de niet-Moslims, dat was niet zo eenvoudig als het invullen van je jaarlijkse aangifte van de Belastingdienst. De Syrische patriarch van Antiochië, kroniekschrijver Michael de Syriër (1126-1199) , schreef op papier hoe verpletterend deze last was voor de Christenen in de tijd van de Kalief Marwan (744-750): Marwan’s voornaamste zorg was om goud te vergaren en zijn juk woog zwaar op de mensen van het land. Zijn troepen brachten de mensen veel kwaad aan: klappen, plunderingen, wandaden op vrouwen in aanwezigheid van hun echtgenoten.”19 Marwan was niet alleen. Een van zijn opvolgers, al-Mansur (754-775), volgens Michael, “hief allerlei soorten belasting op alle mensen op elke plaats. Hij verdubbelde elk type accijns voor de Christenen.” Betaling van de jizja-belasting vond plaats in een bijzonder vernederende ceremonie, waarin de Moslim belastingambtenaar een dhimmi op het hoofd slaat of op achterste van de hals. Tritton legt uit: “de dhimmi moet zich echt zo voelen dat hij een inferieur persoon is, wanneer hij betaalt, en hij wordt niet met eer behandeld.”20 Dit zorgde ervoor dat de dhimmi zich “onderworpen” voelde, zoals voorgeschreven is in de Koran 9:29. Een Koran commentator uit de 12de eeuw schreef zelfs voor dat de jizja-belasting op niet-Moslims geïnd moest worden met “kleinering en vernedering.”21 Een jurist uit de 13e eeuw an-Nawawi schreef voor dat “de ongelovige (infidels) die zijn hoofdelijke belasting wenst te betalen, behandelt moet worden met minachting door de inner: degene die de belasting moet innen moet blijven zitten, en de ongelovige (infidel) moet voor hem blijven staan, zijn hoofd en 15 Philip K. Hitti. The Arabs: short history (Washington d.c. Regnery, 1996, 137) 16 Steven Runciman, The great church in captivity (Oxford, Cambridge University Press, 1968, 179) 17 Geciteerd in Philip Mansel, Constantinople: city of the World’s desire 1453-1924, New York, st. M. Griffin, 1998 18 Bat Ye’or, the decline of eastern christianity under Islam, Madison NJ, Fairleigh Dickinson University Pr, 1996, 296 19 Michael de Syrian, quoted in Ye’or, The declines of Eastern Christianity under Islam, p. 78 20 A.S. Tritton, Caliefs and their non-Muslim subjects, Idarah-I-Adabiyat Delli, 1950, 227 21 Citaat in Ibn Warraq, Why I am not a Muslim, Amherst, NY Prometheus Books, 1995, 228 48
49 Online Touch Home