0

MILIEU Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Circulair Onderhoud Binnen het project Circulair Onderhoud is door diverse publieke en private partners gewerkt aan een gemeenschappelijk doel: het verkleinen van de materiaalvoetafdruk van de procesindustrie in ZuidNederland en Vlaanderen op een manier die economisch levensvatbaar én praktisch uitvoerbaar is. www.circulaironderhoud.eu Interreg Vlaanderen-Nederland subsidieert grensoverschrijdende projecten voor slimme, groene en inclusieve groei. www.grensregio.eu

INHOUDSOPGAVE  Project Circulair Onderhoud mede bepalend voor toekomst circulaire economie  BEMAS - Onderhoud cruciaal in een circulaire economie  Faalvoorspelling van elektromotoren  Voorspelling van de (rest)levensduur van regelkleppen  Minimalisatie afvalstromen dankzij circulair reinigen  Reductie emissies uit bronpunten  Optimalisatie flensaanhaalmethodiek  HZ University of Applied Sciences nauw betrokken bij kwantificering duurzaamheidseffecten  YouTube

Auteur: W. Oude Groothuis Project Circulair onderhoud mede bepalend voor toekomst circulaire economie Gedurende de periode 1 april 2019 – 31 december 2022 is er in het kader van het project Circulair Onderhoud door diverse publieke en private partners gewerkt aan een gemeenschappelijk doel: het verkleinen van de materiaalvoetafdruk van de procesindustrie in Zuid-Nederland en Vlaanderen op een manier die economisch levensvatbaar én praktisch uitvoerbaar is. De corona-epidemie maakte het er allemaal niet eenvoudiger op, maar stappen zijn er zeker gemaakt. Zowel de Nederlandse als de Vlaamse overheid streven naar een volledige circulaire of kringloopeconomie in 2050, waarin producten en materialen worden geproduceerd tegen een zo gering mogelijk waardeverlies, zonder schadelijke emissies richting milieu en met een reële kans op hergebruik. Ook is het zaak al vanaf het begin oog te hebben voor de mogelijke effecten van onderhoud op de directe en indirecte kosten gedurende levensduur van de procesinstallatie. Opzet Circulair onderhoud reduceert het gebruik van materialen zonder dat het onderhoudsproces daarvoor wijzigingen hoeft te ondergaan. Het vergroten van de kennis van innovatieve technieken die circulair onderhoud bevorderen, heeft ook tijdens het project Circulair Onderhoud een grote rol van betekenis gespeeld. Onder toeziend oog van het (Nederlandse) Kennis en innovatiecentrum Maintenance Procesindustrie (KicMPi, initiatiefnemer) en de Belgian Maintenance Association (BEMAS) – representant van de Belgische maintenance-gemeenschap − hebben de projectpartners samengewerkt om via praktijkonderzoek, demonstraties, pilotprojecten en ondersteunende campagnes te komen tot innovatieve oplossingen op het gebied van onderhoud en duurzaam hergebruik. Financiering heeft plaatsgevonden binnen het Interreg V programma VlaanderenNederland, een grensoverschrijdend samenwerkingsprogramma met financiële steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Op een totaal budget van € 1.464.543,46 heeft Interreg een bijdrage geleverd van € 710.000,00 (48,48%), mede in de hoop ondernemers bewust te (kunnen) maken van hulpbron-efficiënte technologieën en te overtuigen van het nut van het investeren daarin. Projectthema’s In opzet telde het project Circulair onderhoud een viertal deelprojecten, elk met een tweetal deelthema’s. THEMA 1 LEVENSDUUR VOORSPELLING EN LEVENSDUURVERLENGING 1.1 Faalvoorspelling van elektromotoren (deelnemende bedrijven/organisaties: Universiteit Gent, Evonik, BEMAS, Oiltanking (Evos), Motoren Françoys (The Rotating Company), ABB en Eriks). In de industrie zijn nog veel inductiemotoren operationeel met een lage efficiëntieklasse (<IE3) en in dat verband wordt gekeken of deze motoren op termijn vervangen kunnen/moeten worden door IE3of IE4-motoren, dan wel of het economisch rendabel is ze te handhaven door slim te herwikkelen of reviseren. Het inschatten van de levensduur van dergelijke motoren blijkt aanzienlijk ingewikkelder.

Aangezien motoren onder de 25 kW sowieso direct worden vervangen – circulair gezien niet echt verantwoord − is het zaak een methodiek te ontwikkelen waarmee de resterende levensduur van dit type motor is te voorspellen (zie het artikel ‘Kunnen inschatten en verlengen levensduur elektromotoren draagt bij aan circulaire economie’ elders op deze site). 1.2 Voorspellen (rest)levensduur van regelkleppen (deelnemende bedrijven/organisaties: Yara Sluiskil, HZ University of Applied Sciences, Evonik, Samson, Equans Belgium en ITIS). Regelkleppen zijn in een installatie onder meer verantwoordelijk voor druk, temperatuur en de hoeveelheid circulerend medium, en zijn mede daardoor bepalend voor de levensduur van een installatie. Faalvoorspelling vindt plaats door het aantal bewegingen te meten en de uitslag van de klep − vol open, vol dicht en alles daartussen − te analyseren, om aldus het slijtagebeeld van de klep te kunnen bepalen. Door deze gegevens te vergelijken met de historische data van het slijtagebeeld is vervolgens te bepalen of een klep al dan niet vervangen dan wel gerepareerd dient te worden (zie het artikel ‘Voorspeling van de (rest)levensduur van regelkleppen steeds belangrijker’ elders op deze site). THEMA 2 MATERIAALEFFICIËNTIE 2.1 Industrieel reinigen met gereduceerde volumestromen reinigingsmiddelen en hergebruik van verwijderde materialen (deelnemende bedrijven/organisaties: KicMPi, Evonik, Dow Benelux, HZ University of Applied Sciences, HCI, Mourik, Vecom en Pure Blue) Het reinigen van industriële installaties levert miljoenen liters (sterk) vervuild water op. Nu de zuivering van water steeds complexer wordt en de klimaatverandering een serieuze bedreiging vormt voor een ooit onuitputtelijke bron is het gebruik van effectieve(re) reinigings- en waterzuiveringstechnieken een ‘must’. De prikkel hierop over te schakelen is echter nog (te) gering: de industrie is gewend aan het werken met water, dat ook nog eens (spot)goedkoop is. Door de projectpartners is gewerkt aan een beslismodel voor alternatieve industriële reinigingstechnieken. Dit heeft geresulteerd in de reductie van de voetafdruk ten opzichte van de huidige methodieken voor zeker vijf veel voorkomende reinigingsactiviteiten (zie het artikel ‘Minimalisatie afvalstromen dankzij circulair reinigen’ elders op deze site). 2.2 Het reduceren van emissies uit bronpunten (afdichtingen tussen/van leidingen, vaten en apparatuur) in de procesindustrie (deelnemende bedrijven/organisaties: KicMPi, Evonik, Yara Sluiskil, ITIS en Dijkgraaf Support Ongewenste emissie vormt binnen de procesindustrie een groot probleem, niet alleen vanwege het verlies aan grondstoffen, ook door de veiligheidsrisico’s en de hierdoor optredende milieuschade. Doorgaans treden dergelijke lekken op bij zogeheten bronpunten: afdichtingen tussen/van leidingen en/of vaten. Om tot een reductie te komen in een tweetal deelprojecten afzonderlijk gezocht naar een methode waarmee de meest gangbare stem seals getest en onderling vergeleken kunnen worden én is gewerkt aan de ontwikkeling van een meetsysteem om de vlaktedruk op flenzen te meten (zie de artikelen ‘Reductie emissies uit bronpunten meer dan ooit noodzaak’ en ‘Optimalisatie flensaanhaalmethode belangrijke stap richting emissiereductie’ elders op deze site.

THEMA 3 KETENVERNIEUWING/DEELECONOMIE 3.1 Delen specialistisch onderhoudsgereedschap (deelnemende bedrijven: i.Revitalise, Evonik en Uptimise Dit deelproject had als doel te komen tot een ‘pool’ van specialistische gereedschappen/machines – equipment dat bij bedrijven beschikbaar is, maar daar niet elk moment wordt gebruikt – waarop collega-bedrijven kunnen intekenen. Gaandeweg is gebleken dat bedrijven vooralsnog niet bereid te zijn derden toe te laten op hun werkterrein en/of hun equipment aan hen beschikbaar te stellen. De return on investment (ROI) staat vooralsnog onvoldoende in verhouding tot de investering en er kleven nog (te) veel risico’s aan, zo is de heersende opinie. Het deelproject is derhalve vroegtijdig beëindigd. 3.2 Servitisation: leveren van de dienst in plaats van het apparaat dat de dienst moet garanderen (deelnemende bedrijven/organisaties: Oiltanking (Evos), Yara Sluiskil, HZ University of Applied Sciences, KicMPi, Equans, Dialight en Spie) Aan dit project lagen twee concepten ten grondslag: ‘light on demand’ en ‘light versus lighting’. Bij ‘light on demand’ is het uitgangspunt verlichting daar waar nodig; dit concept vergt ‘intelligente’ verlichting. Het alternatief is ‘light versus lighting’: in dat geval koopt de asset owner geen verlichting, maar licht. De producent/leverancier is en blijft eigenaar, en zorgt ervoor dat het lichtsysteem op een duurzame manier wordt ingezet en beheerd; aan het eind van de levenscyclus wordt het geheel teruggenomen. Dit deelproject kwam stil te liggen doordat slim ‘communicerende’ verlichting aanvankelijk een stap te ver bleek. Tijdens het slotevent op 15 november heeft Unique Light echter alsnog een presentatie gehouden over de manier waarop verlichting van bedrijfsterreinen kan worden verduurzaamd. THEMA 4 HERGEBRUIK VAN APPARATUUR 4.1 Hergebruik elektromotoren Dit deelthema is geïntegreerd in het deelproject ‘voorspellen levensduur van elektromotoren’ (zie het artikel ‘Kunnen inschatten en verlengen levensduur elektromotoren draagt bij aan circulaire economie’ elders op deze site). 4.2 Hergebruik Transformatoren Het hergebruik van transformatoren is vergelijkbaar met dat van elektromotoren. Ook daarbij dient na een x-aantal jaren een afweging te worden gemaakt: de transformator vervangen door een energieefficiëntere versie of de energetische efficiëntie van de transformator verbeteren onder gebruikmaking van dezelfde onderdelen. Bij elektromotoren is dat laatste heel goed mogelijk gebleken, maar bij transformatoren is er een complicerende factor: de daarin aanwezige olie die periodiek ververst dient te worden. Er bestaat inmiddels weliswaar de mogelijkheid dit tijdsinterval te verlengen, maar door de covid-perikelen is het niet mogelijk gebleken metingen en praktijktests uit te voeren. Om die reden is besloten dit deelproject van de agenda af te voeren. Rendement Met het project Circulair Onderhoud is steeds geprobeerd een link te leggen tussen reeds beschikbare (digitale) tools en de gaandeweg verzamelde data om aldus een beter inzicht te krijgen in het functioneren en de (rest)levensduur van het equipment. Het is overduidelijk dat digitale tools meer aandacht verdienen. Van de verzamelde data wordt momenteel naar schatting slechts 10% gebruikt, terwijl daaruit (heel)veel meer rendement valt te behalen. Alleen dan kunnen er grote(re) stappen worden gezet en kan winst worden geboekt ten aanzien van circulair onderhoud in praktische zin. Voorwaarde daarbij is echter wel dat de verzamelde data kwalitatief goed zijn; zo ontbreekt het nogal eens aan de juiste features. Ook een mix van bijvoorbeeld test- en operationele data kan tot onjuiste resultaten leiden omdat in een testomgeving nu eenmaal andere factoren spelen dan in een productieomgeving Goodwill Gedegen kennis is mooi, maar het gaat er om hoe die kennis in de praktijk wordt gebracht. Voorwaarde voor een succesvolle implementatie is dat de mensen op de werkvloer in de gelegenheid worden gesteld zich nieuwe inzichten en technieken eigen te maken. De factor tijd is onder het motto ‘tijd is geld’ dan al gauw de beperkende factor, maar de vraag is gerechtvaardigd of een dergelijke tijdsinvestering die resulteert in vele maanden langer onderhoudsvrij opereren zich niet al snel (genoeg) terugverdient.

Het is daarom de vraag hoe voor de nieuwe inzichten draagvlak kan worden gecreëerd bij de mensen op de werkvloer die gewend zijn zaken anders – lees: op hún manier – aan te pakken. De uitdaging waar de (maintenance)industrie voor staat is derhalve tweeledig: het delen van de verkregen inzichten en de implementatie daarvan op de werkvloer door kennisoverdracht’ en ‘training’ maar bovenal door het kweken van goodwill. De komende jaren zal de vrijblijvendheid van duurzaam onderhoud gaan veranderen: per 1 januari 2023 wordt de Europese richtlijn duurzaam onderhoud (Corporate Sustainability Reporting Directive (CSDR) van kracht. Zie hiervoor https://www.consilium.europa.eu/en/press/pressreleases/2022/06/21/new-rules-on-sustainability-disclosure-provisional-agreement-between-counciland-european-parliament/. Op de website www.circulaironderhoud.eu staan alle bevindingen en resultaten van dit project inclusief een wiki-platform waarop alle termen worden beschreven. Projectorganisatie • Kennis- en Innovatiecentrum Maintenance Procesindustrie (KicMPi) is een zelfstandige coöperatie die zich ten doel stelt innovatie op het gebied van maintenance in de procesindustrie te stimuleren. Dit gebeurt door de samenwerking tussen asset owners en maintenance contractors te bevorderen en hen in contact te brengen met externe advies- en onderwijsinstellingen. • De Belgian Maintenance Association (BEMAS) stelt zich ten doel haar leden op weg te helpen richting een hogere Return on Assets door een beter beheer van machines, installaties en infrastructuren. Het streven daarbij is verhoging van het rendement, betrouwbaarheid en kwaliteit, en het verlagen van levensduurkosten, milieubelasting, energieverbruik en risico’s. Projectteam Het projectteam bestaat uit de volgende personen: • Leendert Schouten: projectmanager, opvolger van Jan Mol die het programma in 2018 kort voor zijn pensionering heeft opgestart • Pieter Raes: general manager • Debby Lambrechts: project assistent • Veronique Naeye: office manager

Projectpartners (stuurgroep): • De Belgian Maintenance Association (BEMAS), een platform voor het uitwisselen van kennis en goede praktijken wat betreft onderhoud en asset management. • Dow Benelux, producent van plastics en chemicaliën • Evonik Antwerpen, producent van onder meer grondstoffen voor de productie van siliconen voor de elektro- en communicatie-industrie • HZ University of Applied Sciences (HZ), kennisinstituut voor hoger beroepsonderwijs met de focus op praktijkgericht onderwijs • i.Revitalise, B2B-platform voor R&D en prototyping • Universiteit Gent, maatschappelijk geëngageerde universiteit met meer dan 200 opleidingen en actief op het gebied van tal van wetenschappelijke disciplines. • Yara Sluiskil, leverancier van speciale kunstmeststoffen en producten die bijdragen aan milieuverbetering. Project Partners Light • Dijkgraaf Support B.V., specialist op het gebied van flens- en kraanmanagement • Equans België, specialist op het gebied van multitechnische installaties en onderhoudsdiensten • Equans Nederland, technische dienstverlener voor de zakelijke markt • ITIS, specialist op het gebied van lektesten, afsluitertesten, niet-destructief onderzoek en inspecties • Motoren Françoys (Rotating Company), technische partner van professionele, industriële gebruikers voor de complete life cycle van rotating equipment (elektromotoren, tandwielkasten, pompen, reductoren en dergelijke). Interessante bevindingen Faalvoorspelling van elektromotoren • Van de diverse technologische oplossingen is de informatie afkomstig van smart sensors het waardevolst gebleken. • Een motormanagementsysteem is een ‘must’ noodzakelijk om te (kunnen) bepalen of aandrijfsysteem in aanmerking komt voor een ‘tweede leven’. Voorspellen (rest)levensduur van regelkleppen • Het niet (correct) werken van een enkele regelklep kan de productspecificatie en/of de proces performance al in negatieve zin beïnvloeden en zelfs leiden tot ongeplande stilstand. • E zijn diverse voorspelmethoden onderzocht en beschikbaar. De vervolgroute is bekend en uitgezet op basis van de opgedane kennis. Bij voldoende data is het een kwestie van het volgen van die route. Industrieel reinigen met gereduceerde volumestromen reinigingsmiddelen en hergebruik van verwijderde materialen • Reeds bij de bouw van een installatie dient rekening te worden gehouden met het uit te voeren onderhoud.

Auteur: W. Oude Groothuis Onderhoud cruciaal in een circulaire economie De Belgian Maintenance Association, bekend onder de afkorting BEMAS, is de Belgische vakorganisatie op het gebied van onderhoud en asset management. Door actief deel te nemen aan het project Circulair Onderhoud wil BEMAS ook Belgische industriële bedrijven en andere asset owners inspireren maximaal in te zetten op onderhoud, zijnde een essentieel onderdeel van een circulaire economie. In dit interview wordt door BEMAS-directeur Wim Vancauwenberghe nader ingegaan op het waarom. Zowel de Vlaamse als de Nederlandse regeringen streeft ernaar in 2050 te kunnen spreken van een volledige kringloop- of circulaire economie, een economisch systeem van gesloten materiaalkringlopen. Concreet betekent dit dat alle daarin aanwezige grondstoffen hun waarde behouden, leidend tot een (blijvende) reductie van de ecologische voetafdruk. Dat onderhoud hierbij een (grote) rol speelt, spreekt wat de BEMAS-directeur betreft voor zich. Waardering “Bedrijven die actief zijn op het gebied van circulariteit focussen vooralsnog vooral op het product zelf. Ze kijken onder meer naar de impact van de gebruikte basisgrondstoffen, het water- en energieverbruik en de CO2-uitstoot van het transport. Ze houden echter weinig tot geen rekening met de circulariteit van de assets waarmee de productie plaatsvindt. Dat is jammer, want als we het op grote schaal bekijken, is er in de voorbije decennia veel materiaal en energie geïnvesteerd in de bouw van de huidige industriële infrastructuur. Als we door gedegen onderhoud de levensduur van die assets weten te verlengen, betekent dat dus een significante besparing op zowel CO2-uitstoot als materiaalgebruik.” Competitiviteit Bedrijven en organisaties realiseren zich vaak nog te weinig de daadwerkelijke waarde van onderhoud. BEMAS wil de aandacht blijven vestigen op het belang van onderhoud voor de competitiviteit van de onderneming, maar ook in relatie tot duurzaamheid.” Het model van de Ellen MacArthur Foundation, zie de figuur, illustreert dat het gebruik van eindige materialen primair moet worden ingezet op onderhoud, op het verlengen van de levensduur en op hergebruik; recycling is pas de laatste oplossing. “Bedrijven moeten dus ook duurzaam leren omgaan met de machines zelf, en laat dát nu juist de kerncompetentie zijn van een technische dienst.”

Duurzaamheidsboekhouding “Aanvoelen dat onderhoud een wezenlijke duurzaamheidsbijdrage levert, is een belangrijke eerste stap. Duidelijk maken hoe groot die bijdrage is, is een nog veel grotere uitdaging waarop de maintenance community een antwoord moet vinden. Het kwantificeren van de bijdragen aan duurzaamheid en circulariteit wordt immers steeds belangrijker. De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSDR) is een Europese directieve die bedrijven ertoe verplicht naast een financiële ook een duurzaamheidsboekhouding bij te houden. Voor grote bedrijven gaat de regeling al in op 1 januari 2023, voor de kleine(re) bedrijven is dat twee jaar later. In de toekomst zouden we feitelijk van elke onderhoudsactiviteit moeten weten hoeveel CO2-uitstoot en materiaalgebruik ze bespaart. Idealiter kan de maintenance manager dan aan het eind van het jaar rapporteren wat de circulariteitsbijdrage van de technische dienst is geweest.” Kwantificering Hoewel het belang ervan inmiddels wel duidelijk is, is de kwantitatieve modellering van (de effecten van) CE is nog grotendeels onontgonnen terrein. Een eerste voorwaarde is dat iedereen dezelfde taal spreekt. Dat besef heeft geleid tot de opzet van een Wiki-platform (zie kader). Vancauwenberghe is tevreden over het resultaat: “Het is een begrippenlijst geworden door en voor mensen uit de praktijk. We zijn vertrokken vanuit de gekende basisbegrippen en definities bij onderhoud, maar nu is daar ook het duurzaamheidsaspect aan toegevoegd. Tevens wordt elk begrip geïllustreerd met een intuïtief voorbeeld. Een speciaal daarvoor ingestelde werkgroep heeft alle items gereviewd en besproken, net zo lang totdat er consensus bestond. Bij nieuw te introduceren begrippen zal er op vergelijkbare wijze kwaliteitsborging plaatsvinden, en we zullen er als BEMAS op toezien dat die content blijft bestaan.” Footprint “Een tweede voorwaarde om tot een kwalitatief hoogstaande, kwantitatieve modellering te komen is dat er gevalideerde methodieken aan ten grondslag liggen. Daarom besloten we gaandeweg het project pogingen in het werk te stellen een model te ontwikkelen waarmee CE-winsten (voetafdrukreducties) kunnen worden gekwantificeerd.” In september 2021 zijn twee studenten van de HZ University of Applied Sciences in Middelburg gestart met het kwantificeren van de reductie van CO2 en het verkleinen van de directe en indirecte footprint bij de uitvoering van de diverse deelprojecten in het Circulair Onderhoud-project. “BEMAS heeft geïnspireerd en meegedacht, de HZ University heeft gezorgd voor de daadwerkelijke uitvoering”, aldus Vancauwenberghe. Rapport Het opzetten van een dergelijke kwantificering en de bijbehorende (concept)modellen is behalve innovatief en uitdagend ook verre van evident gebleken. Mede om die reden is de focus gelegd bij het project ‘Minimaliseren van afvalstromen bij industrieel reinigen’ (zie elders op deze site). Ook is nagedacht over de relatie tussen CE en de verworvenheden van de nieuwe technologie ten aanzien van predictive maintenance – het beter kunnen voorspellen van storingen en, mede daardoor, beter kunnen plannen van onderhoud − en Industrie 4.0. De kennis opgedaan bij de eerste stappen richting een meet- en berekeningsmethode om de duurzaamheidseffecten van onderhoud te kwantificeren is verwerkt in het rapport ‘Vaststellen uniform toepassen CE-begrippen en innovatie’. Aanzet Vancauwenberghe is voorzichtig optimistisch over de resultaten die deze aanpak heeft opgeleverd: “Een eerste stap is gezet. Of die aanzet ook effectief zal uitmonden in een nieuwe methode durf ik nog niet te zeggen, maar het toont wel de weg die we als onderhoudsgemeenschap zullen moeten bewandelen.” Op de slotvraag of het project Circulair onderhoud is geslaagd, antwoordt Vancauwenberghe zonder aarzeling: “Absoluut! Steeds vaker word ik benaderd door bedrijven die ‘iets’ aan circulariteit willen gaan doen, en daarbij gebruik willen maken van de opgedane kennis. Het besef is doorgedrongen dat we af moeten van de wegwerpmaatschappij: in 2050 zal er dan ook in alle opzichten (veel) meer worden ‘onderhouden en hersteld’ dan we nu gewend zijn.”

Wiki-platform BEMAS heeft een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming en verdere ontwikkeling van de Circulaire Wiki, onderdeel van de website www.circulaironderhoud.eu. De werkgroep die daarvoor vanuit de projectpartners is gevormd heeft inmiddels al ruim zeventig begrippen ingebracht, waarbij steeds nadrukkelijk is gekeken naar het aspect ‘impact op duurzaamheid’. Omdat het een zogeheten open source platform betreft, staat het iedereen vrij termen aan te vullen en te verbeteren, maar uiteraard niet zonder dat daarbij kwaliteitsborging zal plaatsvinden. BEMAS zorgt ervoor dat de content voor iedereen beschikbaar blijft. Benelux Award Circulair Onderhoud De Benelux Award Circulair Onderhoud werd voor het eerst uitgereikt tijdens het Jaarevent Circulair Onderhoud op 16 november 2021. Naar aanleiding van een enquête onder maintenancebedrijven melden zich 70 bedrijven aan. Dat leverde drie finalisten op: Evonik en Equans, beide gevestigd in Antwerpen, en Yara Sluiskil. Benelux Award Circulair Onderhoud Het project van Equans − het zichtbaar maken van de duurzaamheidseffecten van de geleverde onderhoudsdiensten − bleek volgens de jury het best te voldoen aan het adagium ‘afval bestaat niet langer en zowel de grondstoffen, de onderdelen als de producten zijn voorbestemd voor hergebruik.’ Of de award een vervolg krijgt is nog niet bekend. V.L.N.R.: Albert Platteeuw. Technical Support Manager bij Yara Sluiskil, Leendert Schouten van KicMPi, Werner Van Acker, verantwoordelijke technical governance bij Evonik Antwerpen, Ronny Stormezand, Senior Business Development Manager bij Equans, Wout Theuws, voorzitter van de jury, en Wim Vancauwenberghe, directeur van BEMAS.

Auteur: W. Oude Groothuis Kunnen inschatten en verlengen levensduur elektromotoren draagt bij aan circulaire economie Met het oog op de beoogde circulaire economie wordt het maken van de juiste afweging tussen nieuwkoop en hergebruik van een elektrische motor steeds belangrijker. Het (kunnen) inschatten van de resterende levensduur van de motor is daarbij een randvoorwaarde. Tijdens dit projectonderdeel is gewerkt aan een praktische tool waarmee op basis van meetgegevens de levensduur van een elektromotor kan worden ingeschat. Momenteel zijn er nog veel inductiemotoren operationeel met een lage efficiëntieklasse (zie kader) en de vraag is of deze motoren op termijn moeten worden vervangen door motoren met een betere energiezuinigheid dan wel of het economisch rendabel is ze operationeel te houden door slim te herwikkelen of te reviseren. Condition monitoring technieken “Toen KicMPi met het idee kwam voor het project Circulair Onderhoud was bij ons de tijd rijp om te onderzoeken hoe het onderhoud van elektrische machines valt te combineren met de maatschappelijke roep om circulariteit”, aldus prof. dr. Kurt Stockman, hoogleraar elektromechanische aandrijftechniek aan de Universiteit Gent. Hij vervolgt: “Operationele motordata zijn essentieel om correcte beslissingen te kunnen nemen ten aanzien van hergebruik of levensduurverlenging. Het in eigen huis kunnen beschikken over een testlaboratorium voor het verrichten van metingen aan en het valideren van prototypes en commercieel beschikbare elektromechanische aandrijfsystemen is dan natuurlijk een voordeel.” Tijdens dit deelproject is een aantal moderne condition monitoring technieken aan een nader onderzoek onderworpen. Voorbeelden daarvan zijn het gebruik van smart sensors en Motor Current Signal Analysis (zie kader). Dit heeft geresulteerd in een serie waardevolle data. De bevindingen van de condition monitoring technieken zijn tijdens het vervolgonderzoek gecombineerd met de traditionele trillingsanalyse die inzicht geeft in de werking en de staat van een motor. De uit deze combinatie van onderzoektechnieken verkregen resultaten maken het mogelijk te komen tot een betere diagnose van de motorconditie.

Herwikkeltesten Voor het uitvoeren van herwikkeltesten is in overleg met de Evonik en Motoren François een 90 kW VEM inductiemotor aangekocht. Met het oog op de bedrijfszekerheid is besloten de herwikkelde motor niet te integreren in de productie-installatie van Evonik, maar onder laboratoriumomstandigheden te testen, echter wel met realistische belastingsprofielen. Stockman daarover: “Concreet hebben we bij Evonik een aandrijving genomen die slechts 30% van het nominale vermogen diende te leveren. We werkten daarbij met een door een tweepolige IE3 inductiemotor aangedreven compressor. Er zijn in deze fase twee reeksen metingen verricht: metingen met een netgekoppelde motor en metingen met een snelheidsgeregelde motor (zie kader). Daarnaast is de herwikkeling van de 90 kW VEM inductiemotor op basis van de uitkomsten van de herwikkelsoftware Bobisoft en met behulp van de beschikbare expertise binnen Motoren François aan een nadere analyse onderworpen. De gemeten rendementsverbetering bedraagt 1,6%, en overstijgt daarmee de gesimuleerde waarde. Dit bevestigt het besparingspotentieel dat als uitgangspunt van de meetcampagne werd opgesteld. Noodzakelijkerwijs is een aantal testen herhaald om theorie en praktijk met elkaar in overeenstemming te brengen.” Technisch-economische analyse Aan de hand van die bevindingen is gestart met een technisch-economische analyse van een viertal opties: het klassieke onderhoud van een bestaande motor (optie 1), vervanging van de bestaande motor door een motor behorend tot een hogere efficiëntieklasse met eenzelfde vermogen (optie 2), vervanging van de bestaande motor door een motor met een verlaagd vermogen in de wetenschap dat die motor overgedimensioneerd is (optie 3) en het herwikkelen van de originele motor (optie 4). Teneinde te komen tot een snelle analyse van de mogelijke energiebesparingen is gebruik gemaakt van de Motor Systems Tool (zie kader). “Optie 1 is de state of use: de motor wordt weliswaar met enige regelmaat onderhouden, echter zonder dat men zich daarbij afvraagt of er een besparingspotentieel is. Bij een defect ontbreekt het vaak aan tijd om over eventuele alternatieven na te denken: de productie moet immers zo snel mogelijk weer worden opgestart. Optie 2 lijkt een logische optie, maar vaak weet men niet of, en zo ja, in welke mate de machine overgedimensioneerd is. Wij tonen aan dat de energiewinsten marginaal zijn, terwijl de aankoop duurder uitvalt. Optie 3 is energetisch gezien interessant, maar de noodzakelijk geworden aanpassing van de motorstoel maken de payback-kosten feitelijk onaanvaardbaar. Optie 4 tenslotte maakt het mogelijk binnen de originele behuizing een kleiner vermogen te realiseren, maar wel met een hoger rendement”, aldus Stockman. Controls

Proactief De doelstelling van dit deelproject was drieledig: het beschrijven en opvolgen van de state of the art omtrent levensduurvoorspelling van elektromotoren (1), het demonstreren van best practices in de industrie (2) en het definiëren van richtlijnen voor een goed motormanagementsysteem (3). Stockman maakt de balans op: “In het kader van doelstelling 1 is een analyse gemaakt van de diverse technologische oplossingen die er zijn. Smart sensors zijn denk ik het belangrijkst. De daarmee verrichte metingen hebben als gezegd waardevolle informatie opgeleverd. Als het gaat om doelstelling 2 hebben we, deels ook door de coronapandemie, feitelijk maar een case grondig kunnen uitwerken, te weten die bij Evonik. We hebben kunnen vaststellen dat optimalisatie daadwerkelijk mogelijk is. Tijdens de refurbish kon 90% van de machine worden behouden, zonder dat dit ten koste ging van het energetisch rendement. Om praktische redenen is het van een daadwerkelijke implementatie bij Evonik niet gekomen, maar omdat we in ons laboratorium de belastingcondities van die machine perfect kunnen nabootsen, zijn de behaalde resultaten zonder meer steekhoudend en representatief. Ten aanzien van doelstelling 3 is het grote probleem van dit moment dat motormanagement bij veel bedrijven vaak nog niet veel verder gaat dan het ‘klassieke’ onderhoud. Een motormanagementsysteem is echt noodzakelijk om te kunnen analyseren of aandrijfsysteem in aanmerking komt voor een ‘tweede leven’. De mindset moet veranderen van reactief werken in proactief werken, en dat die switch er komt, daarvan ben ik overtuigd; dat is slechts een kwestie van tijd.” Begrippenkader Efficiëntieklasse De energiezuinigheid van inductiemotoren wordt aangegeven met de classificatie IE1 tot en met 5 voor vermogens van 0,12 kW tot 1.000 kW en twee tot acht polen voor continu regime: • IE1 (Standard Efficiency Class): niet langer toegelaten in nieuwe installaties; • IE2 (High Efficiency): idem; • IE3 (Premium Efficiency): sinds juli 2021 verplicht voor nieuwe toepassingen in Europa met vermogens van 0,75 kW tot 1.000 kW; • IE4 (Super Premium Efficiency): vanaf 1 juli 2023 verplicht in het vermogenbereik van 75 kW tot 200 kW; • IE5 (Ultra Premium Efficiency) is nog ‘under construction’. Motor Current Signal Analysis (MCA): het bepalen van de bedrijfstoestand van de elektromotor door analyse van de motorstroom. Netgekoppelde motor: Bij dit type motor vindt voeding plaats rechtstreeks vanuit het net. Dit maakt het mogelijk de prestaties van de motor te valideren met de geldende IE-classificatie. Smart sensor: Compacte plug on sensorsystemen die vaak gelijktijdig meerdere fysische grootheden kunnen meten; de data worden − vaak draadloos − in de cloud geplaatst waarna ze kunnen worden geanalyseerd. Snelheidsgeregelde motor: Bij dit type motor vindt voeding plaats via een snelheidsregeling waardoor het mogelijk wordt de motorsnelheid aan te passen aan de vereisten van het proces.

Auteur: W. Oude Groothuis Voorspelling van de (rest)levensduur van regelkleppen steeds belangrijker Regelkleppen vervullen binnen een procesinstallatie een sleutelrol bij de beheersing van het proces, en dus is het kunnen inschatten van hun (rest)levensduur essentieel. Dit projectonderdeel is in het leven geroepen om te komen tot een methodiek om de (rest)levensduur van regelkleppen voorspelbaar te maken. Regelkleppen zijn in een installatie onder meer verantwoordelijk voor zaken als druk, temperatuur en de hoeveelheid circulerend medium. Het niet (correct) werken van een enkele regelklep kan de productspecificatie en/of de proces performance al in negatieve zin beïnvloeden en zelfs leiden tot ongeplande stilstand. Om dat te voorkomen is een gedegen onderhoudsstrategie met zicht op de (rest)levensduur essentieel. Dataverzameling Maatgevend voor de capaciteit van een regelklep is de zogeheten de KvS-waarde (zie kader) die zo wordt gekozen dat de productstroom over een zeker bereik optimaal regelbaar is. Alleen wanneer de juiste regelklep is gekozen, en deze goed is ingeregeld, kan het systeem optimaal functioneren. Faalvoorspelling vindt onder meer plaats door de kleptravels (zie kader) te meten, de uitslag van de klep te analyseren en het slijtagebeeld te inventariseren. Uit een vergelijking tussen deze gegevens en eerdere slijtagebeelden blijkt dan of een klep al dan niet aan reparatie/vervanging toe is. Tot zover de theorie. De logische eerste stap is het verzamelen van kennis over de eigenschappen en beperkingen die het functioneren van een klep bepalen. De daarvoor benodigde data zijn door medewerkers van Yara en Evonik verzameld bij de aldaar opererende in werking zijnde regelkleppen. Een onderzoeker van de HZ University of Applied Science − een kennisinstituut dat nauw samenwerkt met partijen op het gebied van onderzoek en innovatie – zorgde vervolgens voor de uitwerking.

Relevant Mischa Beckers, lector Data Science, over de betrokkenheid van ‘zijn’ instituut: “Het gaat om toegepaste kennis en onderzoek en we zijn partner zijn van KicMPi; logisch dus dat we deelnemer zijn.” René van Dalen, Maintenance Engineer bij Yara Sluiskil, noemt daarvoor eveneens twee reden: “Het kunnen bijdragen aan de circulaire economie en onze interesse in data driven maintenance: we willen graag te weten komen wat er op dat punt daadwerkelijk mogelijk is.” Ondanks alle goede intenties heeft het project te kampen gehad met diverse tegenslagen. Van Dalen geeft een voorbeeld: “Voor het verzamelen van data moest een (computer)netwerk worden opgezet dat we uit oogpunt van cyber security in totaal vier keer hebben moeten aanpassen. Dat draait namelijk binnen ons eigen netwerk en hacks en/of virussen zijn wel het laatste wat je wilt.” Beckers vult aan: “Ook de studenten heeft het bepaald niet meegezeten. Zo kregen ze de kleppen op locatie pas in een laat stadium ‘aan de praat’, waardoor slechts korte tijd metingen konden worden verricht. Daar kwam nog bij dat het vanuit de positioners (zie kader) verkregen, niet-leesbare bestand eerst moest worden omgezet in het leesbare format XML.” Visualisaties De feitelijke data bleken daarin ‘verstopt’ te zitten: het XML-bestand bevatte per klep meetwaarden voor verschillende parameters over een zekere tijdspanne. Daarvan waren echter alleen de zogeheten aggregaties beschikbaar − aantallen, sommaties, soms zelfs enkel histogrammen − terwijl voor een analyse juist niet-voorbewerkte gegevens nodig zijn. Een bijkomend probleem was dat bij de gegevens van Yara alle events op dezelfde timestamp (zie kader) waren gelogd. Becks: “De eerste puzzel die moest worden gelegd, was het ‘reconstrueren’ van de onderliggende meetwaarden. Daarmee zijn vervolgens enkele visualisaties gemaakt, onder meer van het aantal keren dat de klep aanging als functie van de tijd en van de minimumtemperatuur uitgezet als functie van de maximumtemperatuur.” Op zich leverden die interessante beelden op, maar die toonden met name een verschil aan qua instelling tussen de regelkleppen van Yara en die van Evonik, maar zeiden verder niets over mogelijke slijtage. Indicator Ook is door de studenten op basis van de zogeheten FMEA-lijst (zie kader) onderzoek gedaan naar het functioneren van regelkleppen. Een membraam maakt daarvan een vast onderdeel uit, en volgens de FMEA-lijst is dit een van de componenten met een grotere kans op falen. Het idee was veroudering van/of beschadiging aan het membraam na te bootsen, neerkomend op het prikken van een gaatje daarin en dat gaandeweg steeds groter maken. Door de regelklep gedurende steeds een bepaalde periode in bedrijf te stellen − in een gesimuleerde bedrijfsomgeving gebeurt dit door perslucht door de klep te sturen – konden meetwaarden van een aantal parameters worden verzameld. Analyse daarvan moet duidelijk maken welke parameter een goede indicator zou kunnen zijn voor optredende schade (slijtage). De vervolgstap is het onderbrengen van die gegevens in een model.

Smartglass Ook bij dit project hebben de coronaperikelen voor vertraging gezorgd; zo bleken afnamen op locatie lastig tot onmogelijk. Bij grotere onderhoudswerkzaamheden wordt het onderhoud uitbesteed aan een revisiebedrijf, maar bij schade verdient een beoordeling ter plaatse toch de voorkeur. Een smartglass bood in coronatijd uitkomst, en derhalve is daarmee ook bij dit project geëxperimenteerd. Een smartglass (IRIStick) is een bril waarvan de drager op elk gewenst moment informatie kan ontvangen. Deze wordt overigens pas zichtbaar wanneer over het brillenglas een zekere spanning wordt aangelegd. De eerste bevindingen zijn positief, maar er zijn zeker ook de nodige verbeterpunten. “Dat betreft met name de lichtinval. In een hal met kunstlicht vol installatie-onderdelen gemaakt van glanzend metaal zijn sommige zaken met de huidige generatie smartglasses nog (te) slecht te zien, en dat moet beter kunnen”, aldus Van Dalen. Roadmap De projectdoelstelling is dan weliswaar (nog) niet gehaald, maar leerzaam was het wel. Van Dalen daarover: “Corona heeft aangetoond dat het niet fysiek kunnen samenkomen een behoorlijke impact heeft op een project als dit, en daarmee (leren) omgaan was al een leercurve op zich!” Beckers schetst de status quo: “Door de problemen bij het genereren van data hebben we momenteel nog onvoldoende informatie om tot een basismodel te komen. Om toch een perspectief te kunnen schetsen is een ‘roadmap’ gemaakt met als onderliggende boodschap: het wachten is nu op de data; de vervolgroute is al bekend en uitgezet.” Tijdens de slotmanifestatie zullen de verschillende voorspelmethoden worden toegelicht aan de hand van simulaties met fictieve data, gebaseerd op de kennis die tijdens het project is opgedaan. Op de vraag naar een eventueel vervolg antwoordt Van Dalen: “Momenteel loopt er nog een minor met de HZ, en daar willen we stapsgewijs mee doorgaan. Daarnaast is en blijft het interessant studenten inzicht te geven in wat industrieel gezien in de toekomst mogelijk wordt.” En dat kan Beckers als lector alleen maar beamen. FMEA-lijst – afkorting van Failure Mode and Effects Analysis − een stapsgewijze benadering die prioritering mogelijk maakt bij optredende defecten. KvS-waarde, een kengetal voor de capaciteit van een regelklep: het geeft de hoeveelheid medium aan die door een volledig geopende regelafsluiter stroomt (in m3 per uur of liter per minuut) waarover een drukverschil staat van 1 bar. Postioner (klepstandteller), een met de klepsteel verbonden teller waarmee de positie waarin de regelklep zich bevindt − vol open, vol dicht en alles daartussenin − op elk moment detecteerbaar is. Timestamp, is de interne klok die een zogeheten tijdstempel genereert waarmee datum en tijd van bijvoorbeeld een foutmelding worden vastgelegd. Kleptravels, het aantal bewegingen van een klep, vergelijkbaar met het door een kilometerteller gemeten aantal kilometers.

Auteur: W. Oude Groothuis Minimalisatie afvalstromen dankzij circulair reinigen Het met hogedruk reinigen van (onderdelen van) procesinstallaties is een noodzakelijk kwaad, vaak resulterend in grote hoeveelheden − soms sterk − verontreinigd water. De deelnemers aan dit deelproject hebben zich ten doel gesteld een eenvoudige tool te creëren voor het selecteren van de juiste industriële reinigingsmethode(n), om zo de afvalproductie en het overmatig gebruik van hulpbronnen terug te dringen. Circa € 0,00134 per liter, dat is momenteel de kostprijs van 1 liter Nederlands water, dus waarom investeren in iets dat even goedkoop als vanzelfsprekend is? Nu echter de zuivering van water steeds complexer wordt en de klimaatverandering een serieuze bedreiging vormt voor een ooit onuitputtelijke bron, is investeren in nieuwe, effectievere reinigingstechnieken niet langer luxe, maar noodzaak. Milieu-impact Het reinigen van een procesinstallatie is essentieel onderdeel van het asset-beheer. De belangrijkste redenen zijn: • het voorkomen van kwaliteitsproblemen en/of cross-contaminatie (zie kader) bij een productwissel • inspectie/onderhoud, zodat werkzaamheden veilig en volgens specificaties kunnen worden uitgevoerd • productrestricties, zodat procesparameters als debiet, druk en thermische flux controleerbaar zijn. Hans Borgt, Global technology associate industrial cleaning bij Dow Benelux, licht de normale gang van zaken bij gepland onderhoud toe: “De eerste stap is het gecontroleerd uitschakelen van de procesinstallatie. Al gedurende die fase wordt afval gegenereerd, bijvoorbeeld tijdens het spoelen, en dat blijft zo tot de installatie stilstaat. Als het onderhoud is afgerond moet de installatie weer worden opgestart. Het product zal dan normaal gesproken gedurende een bepaalde periode niet binnen de specificaties vallen – in feite is dat ook afval − en dus zal de installatie geen inkomsten genereren. Al met al is het dus zaak vooraf goed na te gaan wat je precies wilt doen en bereiken, hoe je dat wilt doen en met wie. Bij een grote onderhoudsstop moet je al gauw denken aan weken, bij een break down aan meerdere dagen en bij een pitstop aan een à twee dagen, maar hoe dan ook: je wilt die periode zo kort mogelijk houden.” Alternatief Traditiegetrouw wordt in circa 80 procent van de gevallen gereinigd met hoge druk. Tot de overige 20 procent behoren onder meer abrasief stralen, ultrasoon- en laserreiniging, thermisch reinigen en reinigen met vloeibaar stikstof. Voor vrijwel elk type cleaning is er inmiddels wel een milieuvriendelijk(er) alternatief voorhanden met een positieve effect op de veiligheid van het proces, de mate van afvalreductie en/of de levensduur van de installatie. “Uiteraard speelt ook de aard van de vervuiling daarbij een grote rol. Is die organische van aard en kun je die thermisch ‘uit elkaar trekken’, dan is pyrolyse (zie kader) een mogelijkheid. Reageert deze met of is deze oplosbaar in water of in chemicaliën, dan kun je aan chemische vormen van reiniging denken. Is deze hard of juist zacht, dan komt mechanische reiniging in beeld, en is de vervuiling plakkerig – zoals bij elastisch plastic − dan zijn specialistische reinigingsmethoden aangewezen. Uiteraard speelt het design van de installatie en het daarin toegepaste materiaal ook een rol van betekenis: als je een bepaalde metaalsoort te lang aan een hoge(re) temperatuur blootstelt, dan gaat dit ten koste van de integriteit van betreffend onderdeel.“

Project charter De vraag die gedurende dit deelproject centraal stond was: welke van de momenteel beschikbare technieken is het efficiëntst. Om die vraag te kunnen beantwoorden is een applicatiesysteem ontwikkeld waarmee bedrijven − rekening houdend met factoren als vervuilingsgraad, energie- en waterverbruik, afvalgeneratie en CO2-uitstoot – per methode de milieu-impact kunnen berekenen en op basis daarvan de door hen eventueel veroorzaakte milieuschade kunnen beperken. “Tijdens de ontwikkeling van het model hebben we eerst gekeken wat op grond van een aantal criteria waarmee je de reiniging kunt uitvoeren de beste methode is. Daarmee beperk je dan al direct het gebruik van onrendabele, inefficiënte reinigingsmethoden die feitelijk meer afval veroorzaken dan ze laten verdwijnen.” Teneinde tot een dergelijk systeem te (kunnen) komen, is een samenwerkingsverband aangegaan met de HZ University of Applied Sciences (hierna HZ UAS, zie ook elders op deze site). Borgt: “Bij dit soort projecten proberen we altijd een kennisinstituut te betrekken, dit om te voorkomen dat er ‘tunnelvisie’ ontstaat, wat haast onvermijdelijk als je al lang met een onderwerp bezig bent.” Matrix Door twee van HZ UAS-studenten is samen met de projectleiders een project charter opgesteld met daarin onder meer aandacht voor de organisatorische aspecten en de projectrisico's. Daarvan uitgaande en met de opgestelde criteria als leidraad zijn data verzameld die zijn verwerkt in een matrix. Daarin staan op de verticale as de meest voorkomende te reinigen objecten en op de horizontale as de daarvoor beschikbare reinigingstechnieken. Ook zijn onder meer alternatieve reinigingstechnieken opgenomen voor ten minste vijf veel voorkomende reinigingsactiviteiten, met in alle gevallen een significante voetafdrukreductie. Verder is de reinigingskwaliteit in kaart gebracht, is de impact onderzocht op het energiegebruik en is gekeken naar het productverlies in de fase voorafgaand aan en in de opstartfase na de reiniging. Aan de hand van een aantal praktijkcases heeft vervolgens validatie van het model plaatsgevonden. Dit is gedaan door aan de hand van de productspecificaties de performance voor en na de reiniging onderling te vergelijken. “Bij de presentatie op 15 december zullen we een tweetal volledig uitgewerkte cases presenteren, maar wat ik al wel vast kan zeggen is dat ondanks dat het ontwikkelde model redelijk basaal is, een en ander zeker hout snijdt”, aldus Borgt.

Engineering principles “Wat we gezien hebben is dat bij de betere reinigingsmethoden de standtijd (zie kader) over het algemeen langer is. De juistheid van het adagium ‘vervuiling trekt vervuiling aan’ is daarmee weer eens bewezen, maar het daadwerkelijk wetenschappelijk aantonen daarvan kost verhoudingsgewijs (veel) tijd.” Een logische vervolgstap is nu het voor alle andere typen procesequipment eenzelfde studie uit te voeren, en zo te komen tot een beslissingstool die objectief de beste techniek met betrekking tot circulair onderhoud voorstelt, met inbegrip van procesgegevens – bijvoorbeeld temperatuur en druk van het medium − en de technische en constructiegegevens als afmetingen, materiaal en de toegepaste coating van het equipment. Kijkend naar de toekomst zou het ideaal zijn wanneer al bij de bouw van een installatie rekening wordt gehouden met het uit te voeren onderhoud. Borgt beaamt dit, maar plaats daar ook meteen een kanttekening bij: “Over het algemeen zijn de zogeheten ‘engineering principles’ nog niet – in ieder geval onvoldoende – ingericht op het op het optimaal laten uitvoeren van reinigingsprocedures. Door hier meer oog voor te krijgen, kan de procesindustrie in de toekomst naast het milieu ook de eigen portemonnee een dienst bewijzen.” Begrippenkader Cross-contaminatie Het verschijnsel dat er − ongewenst − overdracht plaatsvindt van productmateriaal doordat twee verschillende producten achtereenvolgens door een en hetzelfde systeem worden getransporteerd. IRIS-inspectie IRIS – de afkorting staat voor Intern Roterend InspectieSysteem − is een inspectietechniek waarmee de resterende wanddikte van buizen nauwkeurig kan worden vastgesteld. Pyrolyse Het ‘uitbakken’ van vervuiling in een kunstmatig zuurstofarme omgeving. Deze methode genereert veel minder afval, maar kost daarentegen wel weer meer energie. Standtijd De periode tussen twee opeenvolgende reinigings- of onderhoudsactiviteiten.

Auteur: W. Oude Groothuis Reductie emissies uit bronpunten meer dan ooit noodzaak Het verschijnsel ongewenst emissie is voor de procesindustrie een hoofdpijndossier, niet alleen vanwege het verlies aan grondstoffen, ook door de veiligheidsrisico’s en de optredende milieuschade. Voor de reductie van dergelijke emissies is het van belang een systeem voor afsluitertesten te ontwikkelen waarmee de meest gangbare stem seals getest en onderling vergeleken kunnen worden. Potentiële lekken treden doorgaans op bij zogeheten bronpunten: afdichtingen tussen/van leidingen en/of vaten. Een voorbeeld daarvan is de afsluiter. Deze bestaat uit een bovendeel en een afsluiterhuis met een opening. Door middel van een spindel wordt een klep handmatig of mechanisch op en neer – respectievelijk positie ‘open’ en ‘positie dicht’ − bewogen. De productflow is daarbij evenredig aan de grootte van de klepopening. Vlaktedruk Naar schatting 60% van de ongewenste emissies komt op het conto van de afsluiters, en worden voornamelijk veroorzaakt door een afnemende vlaktedruk. Een stem seal dicht af doordat hierop een zekere vlaktedruk wordt aangebracht met behulp van een pakkingdrukker. De stem seal wordt daarbij radiaal aangedrukt maar wijkt uit in axiale richting, en die beweging is bepalend voor de afdichting. De vraag is dus waarom die vlaktedruk afneemt. Om die vraag te kunnen beantwoorden zijn door ITIS in Goes (duur)testen uitgevoerd. Directeur Colin Zegers legt uit waarom juist daar: “Wij beschikken over testbunkers waarin onder meer afsluiters en afdichtmaterialen kunnen worden getest op lekkages, zie kader Fugitieve emissiebron. Dit testen gebeurt aan de hand van de zogeheten snuffel-op-overdrukmethode (zie kader) en conform internationaal erkende normen.”

Pakkingen De stembuspakking van de afsluiter bevat vijf of zes ringen pakking die normaal gesproken alle tegelijk worden gemonteerd en aangedrukt. De bovenste pakkingring blijkt zijn afdichtende rol dan goed te vervullen, maar voor de resterende ringen geldt dat niet of minder. Zegers licht dit toe: “Het is de bedoeling dat elke ring in principe 30% wordt gecomprimeerd voordat de volgende wordt geïnstalleerd. Op die manier krijg je een optimale krachtenverdeling over ringen. Als je slechts een deel van de ringen voorcomprimeert, wat uiteraard een stuk sneller gaat, dan moeten die wel al het werk doen; de rest is dan louter ‘opvulling’. Hoe minder er wordt voorgecomprimeerd, hoe harder de pakkkingsringen dienen te worden aangedraaid, en dan houdt het, door vervorming van de ringen, een keer op.” Testverloop De tests verlopen steeds onder dezelfde omstandigheden qua druk en temperatuur. De pakkingen worden alle op dezelfde manier gemonteerd en met dezelfde kracht vastgedraaid. Met speciale, op de klep geplaatste druksensoren kan de kracht worden gemeten die nodig is om bouten van de pakkingdrukker aan te draaien teneinde de afdichtende werking optimaal te laten zijn. Zegers vult aan: “Door op de regelkleppen zogeheten smart positioners te monteren wordt het mogelijk het aantal bewegingen en de grootte van de klepbewegingen te meten, vaak in combinatie met de drukken en temperaturen van het proces. Om het geheel nog ‘smarter’ te maken, zijn zover mogelijk sensoren voor het meten en voorspellen van emissies gekoppelde aan de reeds bestaande positioners.” Relaxatie Proefondervindelijk is komen vast te staan dat de kracht van het aanzetten van de drukker, het soort pakking en het aantal slagen onderling verband houden. Verder blijkt een pakking na het vastdraaien direct te relaxeren – afname van de voordruk – met verlies van boutspanning tot gevolg. Dit heeft een negatieve impact op de lekdichtheid van de klep. Daarop zijn diverse factoren van invloed: “Denk aan merk en type stem seal, de uitlijning, toleranties, ruwheden en temperatuur. Na relaxatie is axiale kracht te gering, de bovenste ring wordt (overmatig) aangedraaid, maar kan dit niet verdragen en vervormt, de vlaktedruk valt (deels) weg en er treedt alsnog/opnieuw lekkage op, kortom: een vicieuze cirkel. De reden voor die optredende relaxatie staat op dit moment nog niet vast; daarnaar zal nog nader onderzoek moeten worden gedaan.” Parameters Voor de keuze voor een bepaald merk en type stem seal zijn zaken als druk, temperatuur, type pakkingmateriaal in relatie tot het product en de maximaal toegestane lekwaarde factoren van belang. Uit de uitgevoerde tests komt naar voren dat dynamische seals van afsluiters onder bepaalde omstandigheden lekkages vertonen, dit ondanks het feit dat aan de door de fabrikant opgegeven procescondities is voldaan. Vaak zijn dergelijke waarden niet of niet voldoende onderbouwd aan de hand van (onafhankelijke) tests. Wat ook niet helpt is het feit dat het vooralsnog ontbreekt aan een norm of regelgeving voor stem seals. In zijn rol van teamleider van het project is Zegers momenteel bezig met het schrijven van een norm voor het type testen van stem sealing.

Normering “Het is de bedoeling per pakking type en materiaal, de manier van montage en de benodigde vlaktedruk zoveel mogelijk te standaardiseren. Ook is het zaak de relatie tussen de kracht van het aanzetten van de drukker, het soort pakking en het aantal aanhaalmomenten eenduidig in een norm vast te leggen, zodat iedereen op een eenduidige manier gaat werken en de resultaten van die bevindingen onderling uitwisselbaar zijn. Nu nog zijn de claims van de fabrikant te vrijblijvend, daarover is iedereen binnen de European Sealing Association (ESA) – en gelukkig ook daarbuiten − het wel eens. Die normering moet er komen, want alleen dan is een testrapport écht van waarde en kan er daadwerkelijk sprake zijn van productverantwoordelijkheid.” Perspectief Het project heeft door corona maar zeker ook door de complexiteit ervan vertraging opgelopen. “Omdat het Interreg-project aan het eind van dit jaar eindigt, wordt gekeken of, en zo ja, op welke wijze, we de onderzoeken kunnen voorzetten, en gezien de jaarlijks vele duizenden tonnen aan fugitive emission is dat bepaald geen overbodige luxe”, aldus Zegers. Een scansysteem dat on site kleppen traceert die in de nabije toekomst lekgedrag gaan vertonen, zou dan ideaal zijn. In dat verband heeft Zegers goed nieuws: “Momenteel wordt bij ITIS als een soort spin off van het Interregproject in eigen beheer een prototype testsysteem opgebouwd en getest. Helaas kan en mag ik daarover in verband met de patentaanvragen op dit moment niet meer zeggen…” Het Interreg project eindigt officieel op 31 december 2022, hetgeen overigens niet betekent dat het onderzoek naar ongewenste emissie eindigt. Tijdens de slotmanifestatie op 15 november zullen de bereikte resultaten worden getoond en toegelicht, en de voorlopige conclusies worden gedeeld. Fugitieve emissiebron Een fugitieve emissiebron is een bron van lekkage in een industriële installatie, en wordt gerekend tot de categorie diffuse emissies. Een dergelijke lekkage is het gevolg van een niet (volledig) sluitende afdichting, en komt vooral voor bij draaiende onderdelen als assen van pompen, afsluitkranen en kleppen. Ze kunnen zich overigens ook voordoen bij bijvoorbeeld flensverbindingen. In de wetenschap dat er alleen al in de Verenigde Staten jaarlijks 125.000 ton onbedoeld de atmosfeer ingaat, is er sprake van een zeer serieus (te nemen) probleem. Interreg project Circulair Onderhoud Bij dit project werken zowel publieke als private partijen samen. De Penvoerder voor het project is het Kennis Innovatie Centrum voor Maintenance in de Proces Industrie (KICMPI). KICMPI werkt samen met de “Belgian Maintenance Association (Bemas). Het doel van het project is het reduceren van het gebruik van grondstoffen en het reduceren van de uitstoot van emissies in zowel zuid Nederland als in Vlaanderen om zo het onderhoud duurzamer te maken. Wilt u meer weten bezoek dan de web pagina: www.circulaironderhoud.eu Snuffel-op-overdrukmethode Hierbij wordt het te onderzoeken object gevuld met een tracergas; doorgaans helium, soms methaan of waterstof of een mengsel daarvan. De druk in het werkstuk wordt zodanig opgevoerd dat het tracergas door elk denkbare imperfectie – ondeugdelijke lassen (scheuren, poreuze delen), verkeerd gemonteerde of ontbrekende pakkingsdelen − naar buiten komt. Aan de buitenzijde van het werkstuk wordt daarop gescand met behulp van een detectiesonde − ook wel aangeduid als ‘snuffelaar’ of ‘snuffelpen’ − die op zijn beurt is gekoppeld aan een lektester.

Auteur: W. Oude Groothuis Optimalisatie flensaanhaalmethodiek belangrijke stap richting emissiereductie Elke procesinstallatie telt tal van flensverbindingen die ervoor zorgen dat de installatieonderdelen met elkaar verbonden zijn en blijven. Het tekortschieten van dergelijke verbindingen kan leiden tot lekkage en fugitieve emissie, met mogelijk milieu- en/of veiligheidsrisico’s, productverlies en reparatiekosten tot gevolg. Om dit risico te minimaliseren, is het zaak de nauwkeurigheid van de diverse flensaanhaalmethodieken te (kunnen) bepalen, de scope van dit project. Flensverbinding Een flens is een metalen of kunststof ring die het mogelijk maakt leidingen en/of componenten als kleppen, pompen en vaten op elkaar aan te sluiten. Een flensverbinding bestaat uit een flenzenpaar, een pakking en een aantal bouten, en komt tot stand door de beide delen met behulp van bouten vast te zetten. De pakking wordt door middel van de boutkrachten tussen het flenzenpaar gecomprimeerd; het drukprofiel van de pakking is bepalend voor de lekdichtheidsgraad van de verbinding. Voor welke pakking wordt gekozen is onder meer afhankelijk van de operationele condities en het soort product dat door de leiding stroomt. Factoren die van invloed zijn op de lekdichtheid zijn naast de vakkundigheid van de monteur onder meer de gehanteerde montagemethodiek, de kwaliteit van de flensonderdelen, wrijvingseffecten, leidingspanningen en het aanhaalpatroon van de bouten. Een van de hoofdoorzaken van verhoogde emissies of zichtbare lekkages is dat de pakking onvoldoende is gecomprimeerd. Omdat de boutkrachten daarvoor mede bepalend zijn, ligt het voor de hand de wijze van aanbrengen nader te onderzoeken. Bron: Dijkgraaf Support Complexe verbinding De technisch gezien complexe flensverbinding telt drie hoofdonderdelen − een flenzenpaar, een aantal bouten en een pakking − elk met een eigen veerkarakteristiek waardoor ze tijdens het aanspannen van de bouten vervormd raken; de theoretisch berekende lekdichtheid van de verbinding wordt begrensd door de onderlinge samenhang van de samenstellende delen. Helaas zijn de theoretische aannamen niet altijd overeenkomstig de werkelijkheid en voldoende onderbouwd met (onafhankelijke) testgegevens. “Flensmanagement is vaak nog een ‘ondergeschoven kindje’, en de meningen en overtuigingen over de nauwkeurigheid en efficiency van de diverse methodieken lopen nogal uiteen”, aldus Peter Dijkgraaf, consultant en trainer bij Dijkgraaf Support. De deelname aan het Interreg-project motiveert hij als volgt: “Er is sprake van een kennishiaat, en dit project biedt de mogelijkheid de technische kennis op een specifiek onderdeel van het flensmanagement te verhogen, wat weer mooi aansluit bij mijn persoonlijke drijfveer: het zoeken naar mogelijkheden voor contineous improvement.”

Creëren van boutkracht Er zijn diverse methodieken ontwikkeld om bouten tijdens de montage aan te spannen. De meest gebruikelijke zijn het aandraaien van de moer en het oprekken van de bout. Bij het aandraaien van de moer met een momentsleutel (torquing) is er sprake van het uitoefenen van rotatiekracht op de boutkop tot een vastgesteld maximum. Bij het oprekken van de bout (tensioning) wordt spanning in de bout gebracht door middel van speciaal hydraulisch gereedschap. De nauwkeurigheid waarmee de boutkracht wordt aangebracht wordt niet alleen bepaald door de gekozen aanhaalmethodiek, maar bijvoorbeeld ook door het daarbij gehanteerde gereedschap en de dynamische belasting, zie kader. Dergelijke factoren maken dat er tussen de theoretische boutkracht (bij het aandraaien) en de daadwerkelijke boutkracht (bij een installatie in bedrijf) vrijwel altijd aanzienlijk verschillen bestaan, de zogeheten bolt load scatter. Relaxatie – afname van de voordruk resulterend in verlies van boutspanning − speelt daarbij een essentiële rol. De metingen bevestigen dit: een boutkrachtvariatie kan oplopen tot een range van (-20%) en (+20%) ten opzichte van de gemiddelde boutkracht (zie de afbeelding). Bron: Dijkgraaf Support Testmethodiek De projectdoelstelling is het onderling vergelijken van de effectiviteit van de diverse flensmontagegereedschappen en flensaanhaalpatronen. Dit gebeurt door bij een gesteld aanhaalmoment de resulterende boutkrachten te bepalen; de daarbij geteste montagegereedschappen zijn: • de handmomentsleutel • de accugedreven momenttol • hydraulisch torque gereedschap (single-tooling en multi-tooling) • hydraulisch tensioning gereedschap. Tijdens dit onderzoeksproject is gefocust op de nauwkeurigheid van de diverse type gereedschappen en aanhaalmethodieken die bij torquing en tensioning in gebruik zijn. Speciaal daarvoor is een testopstelling gebouwd waarmee flenzen met verschillende diameters spanningsvrij kunnen worden gemonteerd en full scale kunnen worden getest, zodat kan worden bepaald in hoeverre de verbinding aan de structurele prestatie-eisen voldoet. Het detailontwerp van de testopstelling was volgens Dijkgraaf een hele toer, met name het integreren van druksensoren tussen de moer en het flensvlak. “Die sensoren maken het mogelijk tijdens montage elke individuele boutkracht te monitoren. Op basis van de meetresultaten kan vervolgens worden bepaald welk gereedschap en aanhaalpatroon voor de geteste flenzen het meest effectief is."

Meerwaarde Hoewel de feitelijke analyse nog moet plaatsvinden, is Dijkgraaf al overtuigd van de meerwaarde van het project: “Om het gedrag van een flensverbinding tijdens de montage te visualiseren, is door onze partner BoltSafe specifiek voor dit project een softwareprogramma ontwikkeld. Daarin zijn de boutkrachtvariaties bij het aanhalen van elke bout opgeslagen en zichtbaar te maken op het scherm. De testen zelf zijn uitgevoerd door onze partner Progresso, waarbij een grote hoeveelheid data is gegenereerd. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, blijkt er na de montage veelal sprake te zijn van een significante spreiding van de boutkrachten. Ook blijkt dat elke aanhaalmethodiek zijn eigen nauwkeurigheid kent die afhankelijk is van het aanhaalmoment.” Dijkgraaf illustreert dit met een voorbeeld. “Met een handmomentsleutel kun je nauwkeurig werken tot een moment van circa 400 Nm. Worden de aanhaalmomenten groter, dan verdient het werken met hydraulisch torque-gereedschap de voorkeur vanwege de grotere nauwkeurigheid. Het gebruik van multi tooling bij hydraulisch torquing geeft bovendien een significante tijdwinst zonder afbreuk te doen aan de nauwkeurigheid.” ‘Alleen door een integrale aanpak kan het doel zero leakage and emission in control worden bereikt’, luidt een statement op de website van Dijkgraaf Support. Op de gewetensvraag in hoeverre is ‘zero leakage’ op den duur haalbaar is, antwoordt Dijkgraaf: “Praktisch gezien is ‘zero emission’ niet haalbaar; wel dient te allen tijde te worden voldaan aan de toegestane fugitieve lekkagegraad (zie kader). Bij ‘zero leakage’ – product dat visueel lekt (loss of containment) – ligt dat anders. Dit type lekkages moeten en kunnen we onder controle krijgen met nul lekkages als resultaat, en dankzij dit project zijn we nu op de goede weg.” Geïntegreerde drie veren systeem Een flensverbinding is uit technisch oogpunt een complexe verbinding. Deze verbinding bestaat uit de drie hoofdonderdelen te weten; flenzenpaar, bouten en pakking. Elk van deze onderdelen heeft zijn eigen veer karakteristiek waardoor ze tijdens het aanspannen van de bouten worden vervormd. De theoretisch berekende lekdichtheid van een flensverbinding wordt begrensd door de samenhang tussen deze drie hoofdonderdelen. Helaas zijn de theoretische aannamen niet altijd overeenkomstig de werkelijkheid en onvoldoende onderbouwd met (onafhankelijke) testgegevens. Toegestane fugitieve lekkagegraad In de industrie mag volgens de richtlijn van de DCMR Milieudienst Rijnmond een flens afhankelijk van het gas of de damp maximaal 0,5 ppm (parts per million) lekkage bevatten; – bij een kankerverwekkende stof als benzeen kan deze waarde lager liggen. Een asset owner is verplicht een keer per jaar alle flenzen te meten en bij een gebleken defect te kunnen aantonen dat dit hersteld is.

Door: Wouter Oude Groothuis HZ University of Applied Sciences nauw betrokken bij kwantificering duurzaamheidseffecten De HZ University of Applied Sciences heeft tijdens het project Circulair Onderhoud een speciale rol vervuld. Dankzij een door hen ontwikkelde meet- en berekeningsmethodiek wordt het in de nabije toekomst mogelijk duurzaamheidseffecten te kwantificeren, en wel door een onconventionele benadering van de prestatiemeting. De HZ University of Applied Sciences (hierna: HZ UAS) biedt persoonlijk, kleinschalig vol- en deeltijdonderwijs aan circa 4.800 studenten; praktijkgericht onderwijs staat daarbij centraal. Het kennisinstituut werkt nauw samen met partijen op het gebied van onderzoek en innovatie. De daaruit opgedane kennis wordt weer gebruikt voor het onderwijs aan studenten, om zo de toekomstige professional optimaal voor te (kunnen) bereiden op wat komen gaat. Conto “Onze betrokkenheid bij dit project heeft twee redenen: we zijn lid van KicMPI – bij de oprichting ervan speelde HZ UAS destijds een belangrijke rol – en we werken sinds jaar en dag samen met de procesindustrie in de regio.” Dat zegt Pádraig Naughton, senior onderzoeker bij het lectoraat Asset Management. Hij vervolgt: “Aan dit project is meegewerkt door ‘mijn’ lectoraat, het lectoraat Data Science, door KICMPI, BEMAS (de Belgian Maintenace Association, red.) en door een aantal asset owners en contractors. We voeren bij HZ UAS onderzoek uit op basis van een systematische aanpak − de sleutelwoorden daarbij zijn ‘duurzaam’, ‘risicogestuurd’ en ‘datagedreven’ − en werken in gezamenlijkheid aan oplossingen voor problemen op het gebied van milieu, energie, materiaal en waterverbruik, toch ook de ingrediënten van de circulaire economie.” Circulariteit De noodzaak van een circulaire economie wordt steeds duidelijker, en circulariteit bij de verwijdering van materiaal en apparatuur daarmee steeds belangrijker. Mede om die reden is tijdens het project Circulair Onderhoud nadrukkelijk gekeken naar mogelijkheden op dat punt winst te behalen. “Verbeteringen van de milieueffecten door middel van gerichte onderhoudsoplossingen zijn van belang, gericht in die zin dat de resultaten praktisch én snel toepasbaar zijn, want alleen dan is er sprake van toegevoegde waarde”, aldus Naughton. Representanten daarvan zijn de CO2-uitstoot en het geproduceerde afvalmateriaal. Als het gaat om onderhoudsactiviteiten schiet de kennis daarover echter nog te kort, en zonder die kennis is de verbetering van circulariteit – letterlijk – praktisch onmogelijk. Line-of-sight Bij het project Circulair Onderhoud is er door de HZ UAS voor gekozen een strategie, methodologie en model te definiëren gefocust op kwantificering van CO2-emissiereducties en materiële circulariteit. Daarbij is het zogeheten Six Stage Model for Maintenance gehanteerd, zie bijgaand schema, waarin links worden gelegd tussen visie, strategie, methodologie en de uitvoering van het werk. Van belang daarbij is volgens Naughton een duidelijke line-of-sight tussen de kernwaarden van een organisatie enerzijds en de assetmanagement prestatie-eisen anderzijds. “Bedrijven zijn vaak heel pragmatisch maar als het draagvlak ontbreekt − vaak gaat het daarbij om het koppelen van de missie en de visie aan de praktijksituatie − dan is de kans op succes op voorhand al beduidend kleiner.”

Six Stage Model for Maintenance Bron: Schoenmaker, R., & Verlaan, J. G. (2013). Analysing Outsourcing Policies In An Asset Management Context: A Six-Stage Model. Cycli Teneinde toekomstige inspanningen te (kunnen) positioneren en prioriteren, is besloten zowel een methode te ontwikkelen om CO2-emissies te berekenen als een methode om de circulariteit te meten. Berekening CO2-emissies Deze berekeningsmethode omvat drie hoofdfasen. • Fase 1: het gebruik van de zogeheten CO2-prestatieladder (zie kader) om inzicht te krijgen in de huidige status van de organisatie, het lopende project en het lopende proces. CO2-prestatieladder (via Naughton) Stichting klimaatvriendelijk aanbesteden & ondernemen (2022). • Fase 2: de route bepalen richting de beoogde CO2-uitstoot op termijn. Dat plan, de gewenste situatie en de partijen die daarbij nodig zijn worden opgenomen in het zogeheten Performance record sheet (zie kader) dat tevens dient als hulpmiddel bij het monitoren van de voortgang.

• Fase 3: Tijdens de uitvoering van de projecten zijn door HZ-onderzoekers en studenten ontwikkelde decompositiemethodieken (zie kader) gebruikt om de CO2 emissies/voetafdruk te berekenen. De berekeningsresultaten bieden zicht op de innovaties nodig om de uitstoot (verder) te verminderen. Er is daarbij sprake van een continue cyclus waarmee doorlopend verbeteringen (kunnen) worden gestimuleerd. Meting circulariteit Deze eveneens cyclische meetmethode telt vier hoofdfasen. • Fase 1: het gebruik van de zogeheten circulariteitsladder (zie kader) die laat zien hoe het op dat moment met de circulariteit is gesteld. Circulariteitsladder (via Naughton) Bron: PBL Netherlands Environmental Assessment Agency The Hague, 2019 PBL publication number: 3633) • Fase 2: het gebruik van een performance record sheet (zie kader) dat helpt een (realistische) ideale inschatting te geven van de circulariteit aan het einde van nieuwe implementaties. • Fase 3: het maken van een inventarisatie van de reden voor het werk, de daarbij betrokken partijen, de herkomst van de verkregen data en de interpretatie daarvan. Vervolgens wordt aan de hand van Madaster (zie kader) de daadwerkelijke circulariteit berekend. • Fase 4: inzet van de Proces decompositie methodologie (zie kader) om de uiteindelijke circulariteit voorkomend uit de nieuwe implementatie(s) te kunnen bepalen. Hier geldt dat pas als de eerste cyclus volledig is doorlopen er kan worden overgegaan naar de daaropvolgende cyclus. Opties Dankzij de gehanteerde differentiatie beschikt de (toekomstige) gebruiker over twee opties. Ligt de nadruk op circulariteit, dan dient de cirkel van circulariteit te worden gebruikt (zie de afbeelding); deze helpt de toekomstige gebruiker bij het maken van de juiste keuze. Is het project meer gericht op CO2reductie, dan is de cyclus voor CO2-reductie aangewezen. De hierbij betrokken cycli zijn zodanig geconstrueerd dat deze continu bruikbaar zijn. Ze lenen zich ook voor een intercompany-systeem, waarbij het overigens wel zaak is de bijbehorende software in te bouwen in het bedrijfssysteem, zodat iedereen binnen de onderneming ook daadwerkelijk van de methodologie kan profiteren.

Slimme keuzes Ondanks de coronaperikelen is Naughton zeker niet ontevreden over de behaalde resultaten. “Op dit moment is de CO2-cyclus verder ontwikkeld en sneller toepasbaar dan de circulariteitscyclus, en dat is ook wel logisch. Over CO2-reductie wordt al jarenlang gesproken en het onderwerp krijgt bovendien veel meer publiciteit. Daarbij komt dat circulariteit een complex begrip is. Bij de circulariteitscyclus moet er vaak flink worden geïnvesteerd in de vervanging en het hergebruik van materiaal. Het project Circulair Onderhoud bewijst echter nu al dat er door het maken van de slimme keuzes op beide gebieden zonder al te grote investeringen al (heel) veel kan worden bereikt!” Cirkel van circulariteit (via Naughton) Begrippenkader Circulariteitsladder (R-ladder): kwalificatiesysteem dat een maat is voor de circulariteit: hoe hoger de positie op de R-ladder, hoe ‘circulairder’ de strategie. CO2-prestatieladder: een kwalificatiesysteem met vijf ambitieniveaus. Hoe hoger de trede, des te hoger de inspanning om minder CO2 uit te stoten, zie de afbeelding. Materiaalpaspoort volgens Madaster: Madaster is het kadaster voor materialen en producten. Doordat hierin alle materialen en producten van een object zijn verwerkt, wordt inzicht verkregen in de circulariteit van het betreffende product of materiaal. Performance record sheet: een prestatiemeetsysteem om op gestructureerde wijze de belangrijkste prestatiefactoren van operationele systemen te kunnen inventariseren. Te denken valt daarbij aan de reden voor de meting, de meetfrequentie en de herkomst van de data. Proces decompositie methodologie: methode waarbij het werkproces wordt opgesplitst, en waarbij per stap een aantal parameters wordt gemeten of berekend, hetgeen onderlinge vergelijking van onderhoudstechnieken mogelijk maakt.

YOUTUBE Op het Circular_Maintenance YouTube kanaal zijn interessante filmpjes te bekijken over de deelprojecten en events.  Video workshop "Reductie van water, chemicaliën & energie bij Industriële reiniging" d.d. 15 december 2022  Video slotevent Circulair Onderhoud 15 november 2022  Video Workshop "De nauwkeurigheid van diverse flens aanhaalmethoden berekend op basis van de gemeten boutkrachten"  Jaarevent Circulair Onderhoud 16 november 2021 - BLOK 1  Jaarevent Circulair Onderhoud 16 november 2021 - BLOK 2  Jaarevent Circulair Onderhoud - deelproject Light on Demand door KicMPi  Jaarevent Circulair Onderhoud - deelproject "Deelplatform speciaal gereedschap" door i.Revitalise  Jaarevent Circulair Onderhoud - deelproject "Het verduurzamen van industrieel reinigen" door DOW  Jaarevent Circulair Onderhoud - deelproject "Reduceren van emissies" door Dijkgraaf Support  Jaarevent Circulair Onderhoud - deelproject "Reduceren van emissies" door ITIS  Jaarevent Circulair Onderhoud - deelproject "Levensduurverlenging van Regelkleppen" door Yara  Jaarevent Circulair Onderhoud - deelproject "Levensduurverlenging Elektromotoren" door Universiteit Gent  Jaarevent Circulair Onderhoud - Asset Management en circulariteit door Evonik  Jaarevent Circulair Onderhoud - Asset Management en circulariteit door HZ  Jaarevent Circulair Onderhoud - Inleiding door KicMPi  Interview deelproject Elektromotoren

Het project "Circulair Onderhoud" is gefinancierd binnen het Interreg V programma Vlaanderen-Nederland, het grensoverschrijdend samenwerkingsprogramma met financiële steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
Home


You need flash player to view this online publication