0

CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 50 40 jaar Huisartsopleiding in maastricht i Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) J a a r H u i s s a r t M s o g p n l e d i a a t r i c h t

Colofon Oplage 2340 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 10965 Fotografie • Pagina 3: foto Babette Doorn Gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 4: foto Job Metsemakers Gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 5: foto Jean Muris Gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 12: foto's Maartje Willeboordse Gemaakt door Janneke Holten Canon Business Services • Pagina 21: foto's Interstavendag Gemaakt door Felix Punt • Pagina 26-27: foto's huisarts C. Stuurman & aios S. Lenaers Gemaakt door Janneke Holten Canon Business Services • Foto's uit het archief: speciale dank voor Jean Franssen, archivaris UM Deadline volgend nummer 2 maart 2015 Inhoudsopgave Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Benoeming Jean Muris tot hoogleraar – redactie Inspiratiesessie II – Yvonne Winants Stelt zich voor Sandrien Wansink, secretaresse Nascholing MINC Maartje Vinken, HAB Huisartsopleiding Uitreiking 'Clinicus van het jaar 2013-2014' Nadine Blankvoort, junior researcher Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Eefje de Bont en Jochen Cals Promotie Maartje Willeboordse – Luc Gidding WESP-en Ziektelast – Leslie Jutbo Social media in de zorg – Floor Reinders SPES – Nico Handels PSYCHLOPS (DM type 2) – Jill Fuss Grip op ouderen – Paul Roos en Joke Rijk Promotie Mandy Stijnen CHILI (kinderen met koorts) – Famke Falkenberg en Marleen Alink Promotie Lieke Raaijmakers Huisartsopleiding Workshop Palliatieve zorg voor aios succesvol – Simon Kleijkers Uit het hoofd – Jean Muris NIVEL enquête 2014 – Marie-Louise Schreurs Over het verschijnsel volgzaamheid – Felix Punt Interstavendag 2014 ‘Innovatie van onderwijs’ – Babette Doorn In de leer; Een terugblik – Sophie van der Voort De aios wetenschapsdag: Weten we het nu….? – Huub Schepers Weten is eten: en toen was er cholesterol – Hendrik Jan Vunderink De Lijn van Stijn – Stijn de Vries Gezondheidsrechtelijke kwesties: gezag – Arie de Jong Themadeel: ‘Veertig jaar Huisartsopleiding Maastricht’ Inleiding op het thema – Babette Doorn Het begin – Jos op ’t Root Filosoferen met Yvonne van Leeuwen – Babette Doorn Toen een vrouwelijke dokter nog een noviteit was – Mieke Winten Huisartsopleider eerste lichting: een spannend avontuur – Math Muris Samen – Ine Siegelaer Al doende leert men: Haio Gerrie Waagenaar – Hendrik Jan Vunderink Terugblik periode 1993-1998: Professionalisering – Paul Höppener Opleiding tot praktijkhoudend huisarts – Yvonne Guldemond-Hecker Wie kent ze allemaal nog? 3 4 5 6 7 7 8 8 9 10 12 13 13 14 14 15 15 16 16 17 18 19 20 21 22 23 25 26 28 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 2

Van de redactie i Oud & nieuw Eindejaarskriebels: wie heeft ze niet? Voor de één zijn die sensaties positief, een ander schiet acuut in premature kerststress. Een nieuw kalenderjaar heeft nog steeds iets magisch. Je kan weer fris beginnen in veel opzichten. Wij kijken terug en blikken vooruit. We kijken terug met het themadeel over 40 jaar Huisartsopleiding in Maastricht. We voelen ons nog steeds jong, want het leven begint pas bij veertig (toch?). Een andere mijlpaal is deze 50e editie van ‘Op één Lijn’. Zes jaar geleden, in december 2008, hebben we ons jasje verruild voor de huidige huisstijl. Het jasje past ons nog steeds prima. Wat we wel hebben vernieuwd, is het archief van ‘Op één Lijn’ op de website www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl (wie zijn wij > op één lijn). Voorheen stonden daar de edities als pdf, maar vanaf heden is het volledig gedigitaliseerd. U kunt makkelijker bladeren, zoeken en delen, ook losse artikelen. Was dat nodig? Zo op het oog misschien niet, maar technisch gezien wel. Deze overgang biedt voor ons nieuwe (technische) mogelijkheden om verschillende mediavormen met elkaar te verbinden: crossmedia. Je kan daarbij denken aan het doorklikken naar een filmpje (op internet) over hetzelfde onderwerp als in het geschreven artikel. Oud en nieuw. En wie schrijft, blijft, dus wij blijven ook ‘ouderwets’ doen. In 2015 gaan we zeker ook meer met video doen, video on demand. Werkbare wetenschap, we blijven in beweging. U vraagt, wij draaien. U hoort van ons. In dit nummer, vindt u naast het themadeel, ook de gewone artikelen zoals u die gewend bent. Nieuwe medewerkers stellen zich voor en alle WESP-en beschrijven kort hun resultaten. Er viel ook weer wat te vieren: een benoeming (Jean Muris mag zich professor noemen) en een promotie (van Maartje Willeboordse, die intussen al gestart was met een postdoc onderzoek). Ook hebben tal van evenementen plaatsgevonden: de Interstavendag, de workshop palliatieve zorg voor aios en de aios wetenschapsdag. Tussen de bedrijven door zijn er dit najaar weer sollicitatierondes voor nieuwe aios geweest. Kortom: we zijn wel toe aan wat rust op het eind van het jaar. Tot slot: de vaste schrijvers. Het lijkt eenvoudig om elk keer een stukje te schrijven, maar dat kan soms best lastig zijn al zeg ik het zelf. De ene keer heb je meer inspiratie dan de andere keer en soms heb je wel een goed idee maar krijg je het lastig in woorden gevat. Al doende leert men geldt in dit geval. Dat geldt eveneens voor onze vakgroepvoorzitter Job Metsemakers en het hoofd van de opleiding Jean Muris. Zij krijgen dezelfde (soms pittige) feedback, net zoals alle andere schrijvers. Daar doen we niet moeilijk over. We danken wederom Arie de Jong voor het permanent opvijzelen van onze juridische kennis; hier hebben we allemaal wat aan. Vergeet niet de ‘Lijn van Stijn’ voor huisartsopleiders. En, Felix Punt, die ons elke keer verbaast met zijn (soms vreemde) hersenspinsels. Daarnaast maakt hij mooie foto’s (zoals op de Interstavendag). Wie ook veelzijdig is, is onze ‘eigen’ (=redactielid) Hendrik Jan Vunderink. Zijn nieuwe rubriek ‘Weten is eten’ is een appeltje-eitje. De combinatie gezondheid in relatie tot eten en drinken, is een beproefd concept (recept?) gebleken. Ik lach me telkens rot bij zijn stukjes. Heel herkenbaar, maar ook inspirerend door de bijpassende receptuur. Deze keer verging me bijna het lachen. Ik zei dat de foto van de Torta Caprese van onvoldoende kwaliteit was. Dat heb ik geweten: diezelfde middag verscheen op mijn bureau een grote, vers gemaakte caloriebom. Je hoort mij niet zo snel meer ‘veel is lekker’ zeggen! ’s Avonds, tijdens mijn zwemtraining, klotste het ‘chlooresterol’ door mijn lijf. Weer wat geleerd. Tot slot wil ik in het kader van het leren onze levenslustige en leergierige aios Sophie van der Voort bedanken. Ik zal niet beweren dat we haar met de jaren zagen groeien, want ze is een kop groter dan de meesten van ons. Sophie was vaste columniste gedurende haar opleiding en daar schreef ze over. Van huisarts in spé(culum) in 2011 tot en met de terugblik 2014. De cyclus is rond: Sophie is afgestudeerd op 1 december jongstleden. Onze dank en felicitaties voor haar. She is all yours, zoals de Engelsen zouden zeggen. Fijne feestdagen en we zien elkaar weer in 2015. Gezond en wel mag ik hopen! Babette Doorn 3 r op één lijn 50 J a a H i u i s s a r t M s o p l e d i n g a a t r c h t

op één lijn 50 3e uitgave 2014 40 jaar Small steps for man, a giant leap for HAG! DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Tijdens de Opening van het Academisch jaar in september 2014 werd erbij stilgestaan dat in september 1974 de eerste cursisten begonnen aan de studie Medicijnen aan de toenmalige Medische Faculteit Maastricht (MFM). De start kreeg toen veel aandacht omdat er nog geen officiële universiteit was, en omdat Maastricht gekozen had voor een nieuwe opzet van het onderwijs: onderwijsgroepen en (patiënt) problemen waren belangrijke kenmerken. Bijna onopgemerkt begon op dat moment in Maastricht ook de eenjarige opleiding tot huisarts. De start daarvan kreeg veel minder aandacht hoewel die opleiding een directe uitstraling had op de regio. Opleiders werden geworven en de afgestudeerde huisartsen zochten een praktijk in (Zuid-)Limburg. Voor ‘de ouderen’ is dit 40-jaar moment bij uitstek een gelegenheid om terug te kijken, terwijl ‘de jongeren’ naar de toekomst willen kijken. Goed om te zien dat kleine stapjes in de jaren toch grote veranderingen tot stand hebben gebracht. En dat kan ook de les zijn voor de toekomst. Kleine stapjes hebben ook effect en ontmoeten mogelijk minder weerstand. Als ik terugkijk, dan stel ik vast dat infectieziekten momenteel weer helemaal op de agenda staan. In de jaren zeventig leken we ze de baas. Pokken waren in 1980 zo goed als uitgeroeid. We moesten bedacht blijven op Tuberculose, maar onze antibiotica waren krachtig en effectief. De HIV/Aids epidemie bereikte in het begin van de jaren ‘80 plots ook ons land en noopte tot massale nascholing van alle (huis)artsen. Geleidelijk kregen we meer grip op preventie, vroege opsporing en effectieve behandeling van HIV/Aids. Daarna kwamen vogelgriep (H5N1) en varkensgriep (H1N1) waarbij in Nederland geen epidemie ontstond maar wel veel onrust. Wel kregen we in Limburg en Brabant te maken met Q-koorts. Meer recent is er dreiging van het Middle East Respiratory Syndrome Corona virus (MERScoV). Op dit moment is Ebola in enkele landen in Afrika de grote bedreiging. Kenmerkend is dat de toename van het internationale reisverkeer de verspreiding bevordert, maar ook bijdraagt aan wereldwijde onrust. Zorg van Chronische ziekten als Diabetes Mellitus, COPD en hartfalen is ook fors veranderd. In mijn studententijd was het nog gebruikelijk dat de meeste diabetespatiënten door de internist gezien werden. Later kwam de zorg voor deze en andere chronische ziekten stap voor stap onder ons beheer. In eerste instantie zonder veel structuur, maar daarna in protocollen met praktijkverpleegkundigen. Onze zorg is meer proactief geworden. Uiteraard had deze verschuiving ook consequenties voor de opleiding en nascholing van huisartsen. Onze rol in de aanpak van multimorbiditeit en complexe zorg wordt onderkend. Daarbij moeten we als huisartsen ook voor deze patiënt goed zichtbaar, aanspreekbaar en verantwoordelijk blijven. Een gebied waarop de eerste moeilijke stappen zijn gezet, is preventie. We moeten bij leefstijl forse vorderingen maken om het gewenste effect op persoonlijk en populatieniveau te bereiken. Maar gedragsverandering blijft voor veel mensen moeilijk, waarvoor we nog niet de juiste aanpak hebben. Het moet echt persoonlijk maatwerk worden. Op leefstijlgebied is de winst nog beperkt. Hoewel veel is ingezet op voorlichting om gedragsverandering te bevorderen, lijkt men de laatste jaren gedragsverandering te willen sturen via juridische regelgeving (rookverbod in openbare ruimtes, restaurants en cafés; minimum leeftijd alcoholaankoop en gebruik). Als er zo veel verandert in de zorg, dan is de conclusie dat de opleiding zich steeds in afstemming met de zorg zal moeten aanpassen. De praktijkwerkzaamheden van de AIOS geven een directe sturing van het leerprogramma, terwijl de opleiding natuurlijk ook de ontwikkelingen moet volgen. Dat het belangrijk is dat AIOS en huisartsen het belang van voortdurende scholing, nascholing en verdieping (blijven) zien, is een open deur. Waag ik me ook aan een blik in de toekomst zoals trendwatchers? Bij mijn oratie in 2003 koos ik als titel: ‘de huisarts blijft!’. Die uitspraak was volgens velen gewaagd in een tijd dat er ambtelijke plannen waren om de positie van de huisarts uit te kleden. 4

3e uitgave 2014 Maar de huisarts is gebleven, zijn positie is sterker dan voorheen. Ik herhaal dus die uitspraak maar zeg er wel bij dat de ontwikkeling van de schaalvergroting doorzet. Ik voorzie dat de zorgorganisatie veel meer op regioniveau zal worden vormgegeven, waarbij we strikte scheiding tussen eerste- en de tweedelijn zien vervagen, maar de zorgstroom zo gereguleerd wordt, dat wat bij de huisarts kan, ook bij de huisarts gebeurt, samen met consulterende specialisten. Schaalvergroting is niet dat de zorgcentra meer patiënten moeten bedienen. Afhankelijk van de omgeving (stad/platteland) wordt de omvang bepaald. Wel groeperen eerstelijns zorg en hulpverleners zich meer in één centrum. Daarbij denk ik aan de huisartspraktijk met alle zorgverleners, de apotheek, de fysiotherapeut, het fitness centrum, de verloskundige, de psycholoog, de tandarts, maar ook zorg voor personen met visus- en gehoorstoornissen, gemeentelijke ondersteuning voor hulp, maar ook voor wonen. Je zou bijna zeggen: het klassieke sociale werk. Alleen door goede samenwerking op korte afstand van elkaar zal de toenemende zorgbehoefte met een beperkte groep zorgverleners beheersbaar blijven. In de directe zorg zal minder snel dan verwacht, de personalized medicine vorm krijgen. We kunnen op basis van genetische analyse bepalen of een geneesmiddel bij een persoon wel of niet het gewenste effect zal hebben. Die ontwikkeling zal ook de therapietrouw verhogen, omdat de patiënt immers weet dat het middel voor hem/haar werkzaam zal zijn. Het zal natuurlijk weer multifactorieel blijken, dus niet zo eenvoudig als nu gedacht. Maar het moet er nu maar eens van gaan komen. Laten we wel even opletten dat we personalized medicine niet verwarren met persoonlijke zorg. Dat heeft niets met moleculen en genen te maken, maar met zorg dicht bij de patiënt als persoon in zijn context en de huisarts als mens, die samen een zorgrelatie vormgeven. We hoeven niet pas over 40 jaar dit stukje uit het archief op te duiken om te weten wat er is geschied. Laten we eens over 5 jaar kijken of het de beschreven richting opgaat. Benoeming Jean Muris Dr. Jean Muris (1959) is per 1 september 2014 benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Asthma and COPD in Primary Care’ aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences van Maastricht University. Jean Muris studeerde geneeskunde in Maastricht (1977-1983) en volgde direct daarna ook de Huisartsopleiding te Maastricht (1983-1984). Van 1985 tot 1993 werkte hij als huisarts in Gezondheidscentrum Withuis te Venlo. In de jaren erna werkte hij als huisarts in Gezondheidscentrum Geulle. Jean Muris promoveerde in 1993 op het onderwerp ‘Niet acute buikklachten’. Op dat onderzoeksgebied bleef hij wetenschappelijk actief, evenals op dat van astma/ COPD. Samen met professor Geertjan Wesseling van de afdeling Longgeneeskunde MUMC+, is hij op dit terrein een van de programmaleiders binnen de School of Public Health and Primary Care (CAPHRI). In het onderwijs voor studenten geneeskunde heeft hij een veelheid en diversiteit aan rollen en functies vervuld. Hij was coördinator van het coschap Huisartsgeneeskunde, tutor en lid van de Examencommissie. In 1996 werd hij benoemd tot Universitair Hoofddocent. Hij heeft ervaring als huisartsopleider en als docent bij onderwijsprogramma’s (zoals de lokale en nationale astma/COPD cursus). Hij heeft nationaal en internationaal een uitgebreid netwerk opgebouwd. Sinds november 2010 is Jean Muris hoofd van de huisartsopleiding Maastricht. In zijn leeropdracht als hoogleraar zijn astma/ COPD belangrijke aandachtspunten, alsook de vertaling van onderzoeksbevindingen in het curriculum van de huisartsopleiding. Zijn inaugurele rede vindt plaats op vrijdag 25 september 2015, 16.30-18.00 uur, in de Aula van de Universiteit Maastricht, Minderbroedersberg (MBB) 4-6. Dit is een openbare zitting. 5 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Inspiratiesessie 28 augustus 2014 Out of the box DOOR YVONNE WINANTS, UNIVERSITAIR DOCENT De eerste inspiratiebijeenkomst op 3 juli jl. was geanimeerd, boeiend en smaakte naar meer. Frisse ideeën over oude thema's werden voor het voetlicht gebracht. Professionals met uiteenlopende achtergronden werden uitgedaagd om hun eigen denkwereld los te laten en andere manieren van denken, voelen en ervaren toe te laten: out of the box denken. De geneeskunde en de hulpverleners dienen nieuwe vormen van behandelen en benaderen te overdenken, passend bij de huidige tijdsgeest. Zeker in een periode waarin evidence based medicine en de daarop gebaseerde richtlijnen en protocollen de wereld veroverd hebben, kan het goed zijn om ruimte open te laten voor creativiteit en originele invalshoeken. Bied ruimte voor het onvoorziene, het toevallige dat niet alleen met behulp van epidemiologische studies of Randomised Controlled Trials is te vatten. Maak ruimte voor de ervaringskant, de subjectieve ervaring van ziekten en lijden als aanvullend en relevant perspectief in de zorg. De academie is, ondanks haar nobele streven naar intellectuele dialoog en uitwisseling, niet altijd hiertoe bereid. De huisartsgeneeskunde heeft in dit verband wel een goede naam. Huisartsen staan dicht bij de werkelijkheid van alledag met haar eigentijdse dynamiek. Dit keer ging de sessie over de onbewuste krachten die ons handelen, soms meer dan ons lief is, sturen en beïnvloeden. Zowel ons groeps- en organisatiegedrag als ons individuele gedrag blijken sterk beïnvloed te worden door onbewuste krachten en emoties. Dit kan zichtbaar zijn in non-verbale taal en innerlijke fysieke ervaringen. Recent breinonderzoek geeft verrassend genoeg soms onderbouwing voor sommige alternatieve of spirituele praktijken. Er werd ingegaan op de meerwaarde van werken met opstellingen voor de huisartsgeneeskunde. Invloeden vanuit het familiesysteem kunnen voor een breed scala aan klachten zorgen. Terugkerende relationele problemen thuis of in het werk veroorzaken veel emotioneel en fysiek lijden. Een systeemgerichte benadering met als belangrijkste methodiek het ‘opstellen’ van belangrijke actoren in het leven van de patiënt, maakt het web zichtbaar waarin de patiënt als het ware verstrikt zit. Hiermee kan een helingsproces op gang worden gebracht. Huisarts-supervisor en coach F. Martens wees op de beeldende kwaliteiten van deze methodiek die in haar werk als teamcoach van artsen vaak uitstekende diensten bewees. Men ziet de dynamiek als het ware voor zich, wanneer men teamleden vraagt om zichzelf te plaatsen in het veld van collegae, bazen en organisatie. Daarna volgde een bijdrage over het vergroten van de veerkracht door de integrale aanpak van PRI (past reality integration) therapie bij stress en emotionele gezondheidsproblemen. Psycholoog N. Neijzen en voormalig huisarts C. Winkens deden een poging om de essentie van deze methode kort voor het voetlicht te brengen. ‘Het doel van PRI is om steeds meer vanuit een open hart te leven: vanuit compassie en verbinding met onszelf, de ander en de omgeving. De sleutel daarvoor ligt in onszelf en niet daarbuiten’. Volgens PRI ligt in ons de bron van levenskracht en liefde, maar ook de oorzaak van onze blokkades. Deze blokkades zijn het gevolg van negatieve invloeden in onze vroegste levensfase, wanneer ons kwetsbare brein zich snel ontwikkelt. ‘PRI is gestoeld op moderne neurowetenschappelijke inzichten en geeft een model om uw eigen leven beter te begrijpen. PRI kan concrete, praktische en tegelijkertijd diepgaande instrumenten geven, waarmee mensen blokkades zelf kunnen leren aanpakken en opheffen. Deze instrumenten zijn eveneens effectief bij klachten als angst, depressie, stress- en relatieproblemen’. Het waren prikkelende bijdragen die aanleiding waren voor een levendige discussie. Het laatste woord hierover is wat mij betreft nog niet gesproken. 6

Stelt zich voor Sandrien Wansink SECRETARESSE Sinds 1 juli 2014 werk ik als secretaresse voor Onno van Schayck. Als secretaresse van Onno beheer ik zijn agenda, notuleer vergaderingen, regel reizen en ben ik intensief betrokken bij de projecten ‘Health in Slums’ en ‘De Gezonde Basisschool’. Met de inhoud van beide projecten voel ik veel affiniteit. Dat maakt voor mij het werk interessant. ‘Health in Slums’ richt zich op het verbeteren van het leefklimaat in sloppenwijken in India. ‘De Gezonde Basisschool’ onderzoekt of een dag arrangement waarin ruimte is voor meer beweging, gezonde voeding en cultuureducatie de leerprestaties van kinderen verhoogt. Voor deze baan was ik al ruim bekend met de universiteit als werkomgeving. Al vanaf 1992 werk ik als secretaresse, management assistante of onderzoekassistente bij de Universiteit Utrecht, VSNU en Universiteit Maastricht. Regelmatig ben ik verhuisd en heb nu met mijn hart Nascholing Het Maastricht Infectieziekten Centrum (MINC) organiseert in 2015 weer 4 nascholingen. Locatie: Vander Valk Maastricht van 17.45-21.30 uur. Zie www.minc.eu. 5 februari 2015 ‘Chronische luchtweginfecties’ o.l.v. Prof. dr. Miel Wouters Sprekers • Prof. dr. Edward Dompeling Chronische luchtweginfecties bij kinderen • Dr. Frits Franssen Pathogenese van COPD • Dr. Marlies Mooij (ovb) COPD en het microbioom • Prof. dr. Jean Muris Lessen voor de huisartsenpraktijk voor Maastricht gekozen. Ik houd van het Limburgs landschap en internationale karakter van Maastricht. Op loopafstand van België en dichtbij Duitsland vind ik nog steeds een privilege. Mocht ik nog eens vertrekken, dan zal het naar het buitenland zijn. Mijn werkweek bij de universiteit bestaat uit 24 uur. De rest van de week besteed ik aan mijn eigen kunstpraktijk (www.sandrienwansink.com). Regelmatig exposeer en verkoop ik mijn werk en doe mee aan kunstprojecten. Daarnaast geef ik handvaardigheidsles op diverse scholen. Eén daarvan is de SO/VSO Jan Baptist in Kerkrade. Elke vrijdagmiddag neem ik deze leerlingen mee op een creatief avontuur. We maken van alles: schilderen, tekenen, boetseren, monotypes. Ik werk graag met deze kinderen, die een op een andere manier begeleid moeten worden. 25 juni 2015 1 oktober 2015 ‘Te water’ o.l.v. Prof. dr. Christian Hoebe ‘Unwanted souvenirs’ o.l.v. Dr. Astrid Oude Lashof 17 december 2015 ‘Infectiepreventie en menselijk gedrag’ o.l.v. Dr. Frank van Tiel 7 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Stelt zich voor Maartje Vinken HAB ACUTE BLOK HUISARTSOPLEIDING Via enkele omwegen (gynaecologie, vrijwilligerswerk in Haïti en deels de opleiding tot SEH-arts) ben ik uiteindelijk uitgekomen bij het mooiste vak dat er voor mij is. Nog niet zo lang nadat ik zelf mijn opleiding tot huisarts in Maastricht had voltooid, kon ik weer mijn voetstappen op het Debyeplein 1 zetten in een andere rol. Een uitdagende en vooral inspirerende taak! Het Acute Blok is een dynamische stage waarin veel competenties worden uitgedaagd. Samen met mijn collega’s zijn we bezig om het onderwijscurriculum binnen het blok een hernieuwde invulling te geven, toegespitst op de klinische beroepsactiviteiten die in het toekomstige opleidingsprofiel van de huisarts centraal zullen komen te staan. De focus zal hierbij komen te liggen op het klinisch redeneren vanuit het huisartsenperspectief met de beoordeling van toestandsbeelden via het ABCDE-model. Daarnaast zal er vooral ook aandacht besteed worden aan de ontwikkeling van de overige competentiegebieden op gedragswetenschappelijk, organisatorisch en juridischethisch niveau. Gecombineerd met de begeleiding van de groepen op de terugkomdagen, de samenwerking met de stageopleiders en het mentorschap vormt deze taak voor mij een uitdagende mogelijkheid om op een andere manier met het huisartsenvak bezig te zijn. Op dinsdag en woensdag ben ik dan ook te vinden in Maastricht, de andere dagen van de week ben ik werkzaam als vaste waarneemster in twee hele leuke dorpspraktijken. Ik heb altijd affiniteit met de spoedeisende geneeskunde gehad en ben daarom regelmatig op de huisartsenpost te vinden of als vrijwilligster voor medische ondersteuning van sportevenementen. De ervaringen uit de spoedeisende wereld tijdens de spuirondes klinken dan ook niet altijd vreemd in de oren. Het eerste jaar als HAB is inmiddels bijna voorbij en is erg goed bevallen! Ik verheug me op de komende tijd en alle (nieuwe) ontwikkelingen die daarin zullen volgen. Mocht je vragen hebben of meer willen weten, loop gerust een keer binnen in kamer A0.054 op DEB 1. Clinicus van het jaar 2013-2014 Op 12 december 2014 zijn de jaarlijkse onderwijsprijzen door studenten (Pulse Master) uitgereikt over het afgelopen academische jaar. In de categorie ‘Beste Huisartsbegeleider 2013-2014’ waren er drie genomineerden: • Marleen van Mulken-Kooning, waarnemend huisarts • Jeroen Smeets, huisarts in GC Heer Maastricht • Mieke Winten-Huisman, huisarts np Mieke was voor de zesde keer genomineerd en won de laatste twee keren. Helaas voor alle anderen: ook dit jaar heeft ze weer de prijs voor beste HAB in de wacht weten te slepen met belachelijk hoge punten. Studenten zeiden over haar: ‘Ontzettend enthousiast, geen verbetering mogelijk!’ ‘Geweldige begeleiding’ ‘Goede HAB, veel aandacht voor begeleiding’ ‘Erg leuke huisartsbegeleider’ 8

Stelt zich voor Nadine Blankvoort JUNIOR RESEARCHER EXHALE Breathing new life into Indian cooking! My name is Nadine Blankvoort and I am a member of the project team ‘Health in Slums’, which is a joint team consisting of professionals from Maastricht University and Zuyd University of Applied Sciences. I grew up in Canada where I completed my Bachelor of Psychology in Winnipeg, Canada and following that completed my Master of Medical Rehabilitation in Occupational Therapy. Following my education I worked in the hospital environment in diverse areas of rehabilitation such as geriatrics, neurology and stroke, acute care, emergency medicine and cardiac surgery. In 2012, I came to the Netherlands and completed the Global Health Masters where I took the elective ‘Innovations in Global Health’. Following a trip to India for the Global Health Symposium I completed my masters thesis in Indonesia on a project entitled ‘The Embodied Experiences of Stroke Rehabilitation in Indonesia’. Since graduating from the masters program, I have been working as an instructor in the global health program, as well as assisted on a research project on Point of Care testing in South Africa. As of September I continue to teach in the Global Health department, and will now begin my appointment as part of the Health in Slums team. Health in Slums aims to conduct projects on health issues currently existing in slums, and we aim to focus on a broad area of topics. Our first topic within our research group is Project Exhale, a project aimed at tackling the negative health effects caused by indoor cooking in urban slums in India. Our project team has decided to take a unique approach to this issue. We have recognized that there are many working in the field of clean cooking technology, yet a small number of these technologies are actually implemented, and when they are, not on a large, and long-lasting scale. The lack of adopting of innovations is linked to the fact that they are often designed outside of a context, in this case the urban slum, and delivered into the context, without acknowledging the complex context and needs of the end users that affect the how and whether the technology is used. This leaves a lack of a “fit” between the technology, the user, and the context. Therefore, we aim to produce a solution to indoor cooking with the individuals in the slums, using a co-production approach, this way increasing the relevance and fit between the technology and the end user. To carry out this process we have first sent two students from the Global Health Masters to Bangalore, to investigate cooking practices. They conducted an ethnographic study where they found the complex needs, social, traditional, cultural, gender and infrastructure factors that all must be considered when implementing a change in cooking practices. From this, we aim to return at the start of next year, to conduct a field visit where we will start the process of co-production. This will involve an iterative process of cooking on traditional stoves, and having slum dwellers, along with teams of engineers, global health professionals and technological designers, identify small changes that can be made. These small changes will again be tested through cooking and this process will continue until possible solutions in either technology, fuel or practices are identified. Throughout the work of Project Exhale we hope to involve interdisciplinary teams of students, from the Global Health faculty at Maastricht and the allied health professionals faculties, as well as the technology design faculties from the Hogeschool Zuyd. We think this interdisciplinary structure, as well as our co-development approach, will contribute to a rich and interesting project process and India, which will provide us with knowledge on this approach that can be applied to future projects within Health in Slums. More information on www.healthinslums.com 9 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Bruikbare Wetenschap Hoe zit het met…? DOOR EEFJE DE BONT, AIOTHO EN JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Als het geen longembolie is, wat dan wel? Longembolie komt in de huisartspraktijk weinig voor en patiënten met een longembolie hebben vaak aspecifieke symptomen. Het kan daardoor een uitdaging zijn om bij patiënten met onverklaarde dyspneu of pijn tijdens ademhaling juist diegene eruit te selecteren met een klinisch relevante diagnose. Onderzoeker Petra Erkens promoveerde eerder op dit onderwerp en liet zien dat de Wells beslisregel en een D-dimeren sneltest gebruikt kunnen worden om een longembolie uit te sluiten. Met een tweede analyse onderzocht zij wat de meest voorkomende diagnoses waren onder 516 patiënten bij wie een longembolie werd uitgesloten. Van die patiënten had 42.6% aspecifieke thoracale klachten en 13% een pneumonie. Het aantal patiënten met een pneumonie was bijna even groot als het aantal dat een longembolie had. Heel opvallend was dat wanneer een patiënt een Wells score had hoger dan 4 én een positieve D-dimeren uitslag dit niet alleen geassocieerd was met longembolie maar ook met een grotere kans op een andere klinisch relevante diagnose. Als we dus aan een longembolie denken, dan zal dat gelukkig in veel gevallen niet zo zijn. Maar wanneer het vervolgens niet lukt die diagnose uit te sluiten met de Wells criteria en de D-dimeren sneltest, dan is er gegronde reden nader onderzoek te doen. Huisartsopleiding: het ‘niet-pluis gevoel’ tijdens het leergesprek Dat het niet-pluis gevoel een belangrijke rol speelt voor huisartsen weten we al geruime tijd. Dankzij het werk van huisarts-onderzoeker Erik Stolper en zijn collega’s is ook objectief aangetoond dat dit niet-pluis gevoel inderdaad een grote rol speelt in het diagnostisch redeneren. De vraag is nu of dit niet-pluis gevoel ook te trainen is, mogelijk in de huisartsenopleiding. Daarom onderzochten Stolper en zijn ‘gut-feelings groep’ hoe het niet-pluis gevoel naar voren komt in leergesprekken tussen aios en hun opleider. Het niet-pluis gevoel werd besproken in 7 van de 17 bekeken leergesprekken. Daarbij kan het bespreken van het niet-pluis gevoel ervoor zorgen dat aios zich bewust worden van het niet analytische deel van hun diagnostisch redeneren. Het leren bewust worden van het niet-pluis gevoel kan de diagnostische competentie van aios vervolgens stimuleren. Dit vraagt echter om specifieke kennis en training van de opleiders. Dat is al met al geen eenvoudig onderwerp. Voor wie verdieping zoekt is www.gutfeelings.eu een mooie bron. ‘Maakt u zich geen zorgen!’: hoe stellen huisartsen patiënten gerust? Ook een patiënt kan een niet-pluis gevoel hebben. Maar is dat terecht? Een belangrijk onderdeel van het huisartsen vak is patiënten geruststellen. Niet iedere patiënt is echter hetzelfde. Welke manier van geruststellen is het beste voor welke patiënt? En op welk moment? Onderzoekster Esther Giroldi onderzocht dit fenomeen met haar collega’s en kwam tot de conclusie dat huisartsen verschillende doelen hebben wanneer zij proberen patiënten gerust te stellen. Allereerst proberen huisartsen de emoties van patiënten te beïnvloeden door een basis van vertrouwen en veiligheid te creëren. Daarnaast proberen ze cognities van patiënten te veranderen door de opvatting dat het een ernstige ziekte betreft, uit te dagen en vervolgens uit te leggen waarom de huidige symptomen daar niet op wijzen. Huisartsen beschrijven hierbij verschillende strategieën om deze doelen te bereiken. Welke echodiagnoses bij schouderpijn? Huisartsen maken steeds meer gebruik van echo’s bij het diagnosticeren van schouderklachten. Toch weten we weinig over hoe vaak de verschillende mogelijke diagnoses bij schouderklachten voorkomen. Huisartsonderzoeker Ramon Ottenheijm onderzocht dit onder 240 patiënten met schouderklachten. De resultaten lieten zien dat een calcificerende tendinose het meest voorkwam, gevolgd door bursitis (subacromialis-subdeltoïdeus), tendinopathie en spierrupturen. Volledige spierscheuren kwamen significant vaker voor bij patiënten boven de 65 jaar. Juist bij een leeftijd onder 65 jaar werd vaker geen enkele afwijking op echo gezien. Wellicht kan een diagnose op de echo het behandelplan op maat sturen. De resultaten van de MUST studie waarbij de rol van echografie bij acute schouderklachten wordt geëvalueerd, worden begin 2015 verwacht. 10

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Piepen bij kinderen Ziet u ook wel eens kinderen in de spreekkamer, die bij elke verkoudheid weer beginnen te piepen? Dokter, is het astma? Maar welke kinderen piepen nou het vaakst? Twee van deze mogelijk beïnvloedende factoren zijn geboortegewicht en groeisnelheid op jonge leeftijd. Dianne de Korte-de Boer van de vakgroep epidemiologie onderzocht met onder meer Onno van Schayck in een cohort onder 566 kinderen of er een relatie was tussen deze twee factoren en episodisch piepen tot een leeftijd van drie jaar. Ze vond hierbij wel een relatie tussen een hoog geboortegewicht en het latere risico op overgewicht, maar geen relatie tussen geboortegewicht en risico op episodisch piepen. Wel hadden kinderen die piepten tot een leeftijd van 14 maanden een langzamere groei. Deze groep onderzoekers onderzocht in een andere studie onder 3.339 schoolgaande kinderen ook of het toenemend gebruik van astma medicatie een verklaring kan zijn voor de afname van piepen onder kinderen. Dat was niet het geval, dus het dalende aantal kinderen dat piept, wordt niet veroorzaakt door meer gebruik van puffers, maar de incidentie lijkt daadwerkelijk af te nemen. Welke snelle testen in de praktijk? Gebruikt u sneltesten in de praktijk? Er komen steeds meer sneltesten op de markt die gebruikt zouden kunnen worden in de huisartsenpraktijk. Het is echter de vraag welke testen huisartsen nu gebruiken en aan welke testen ze behoefte hebben. Ondergetekende ondervroeg daarom met een groot internationaal samenwerkingsverband 2.770 huisartsen uit Nederland, België, Engeland, de V.S. en Australië. In Nederland gaven 639 huisartsen antwoord. De meest gebruikte sneltesten waren zwangerschapstesten, urine dipstick en bloed glucose. Dat klinkt als een logisch rijtje. En inmiddels gebruikt ook bijna de helft van de ondervraagde huisartsen de CRP sneltest. Huisartsen hadden behoefte aan meer sneltesten, en dan voornamelijk aan D-dimeren, troponines en chlamydia. Opvallend hierbij was, dat Engelse en Amerikaanse huisartsen meer gebruik maken van sneltesten en ook hier meer behoefte aan hadden dan Nederlandse, Belgische of Australische huisartsen. Toekomstig onderzoek moet echter laten zien of de gewenste sneltesten ook daadwerkelijk leiden tot verbetering van zorg. Referenties • Erkens PM, Lucassen WA, Geersing GJ, van Weert HC, Kuijs-Augustijn M, van Heugten M, et al. Alternative diagnoses in patients in whom the GP considered the diagnosis of pulmonary embolism. Family practice. 2014 Sep 12. • Stolper CF, Van de Wiel MW, Hendriks RH, Van Royen P, Van Bokhoven MA, Van der Weijden T, et al. How do gut feelings feature in tutorial dialogues on diagnostic reasoning in GP traineeship? Advances in health sciences education: theory and practice. 2014 Sep 4. • Giroldi E, Veldhuijzen W, Leijten C, Welter D, van der Weijden T, Muris J, et al. ‘No need to worry’: an exploration of general practitioners’ reassuring strategies. BMC family practice. 2014;15:133. • Ottenheijm RP, van’t Klooster IG, Starmans LM, Vanderdood K, de Bie RA, Dinant GJ, et al. Ultrasound-diagnosed disorders in shoulder patients in daily general practice: a retrospective observational study. BMC family practice. 2014;15:115. • de Korte-de Boer D, Mommers M, Thijs C, Jaminon M, Jansen M, Mujakovic S, et al. Early Life Growth and the Development of Preschool Wheeze, Independent from Overweight: The LucKi Birth Cohort Study. The Journal of pediatrics. 2014 Oct 1. • de Korte-de Boer D, Mommers M, Gielkens-Sijstermans CM, Creemers HM, Feron FJ, van Schayck OC. Trends in wheeze in Dutch school children and the role of medication use. Pediatric pulmonology. 2014 Jul 3. • Howick J, Cals JW, Jones C, Price CP, Pluddemann A, Heneghan C, et al. Current and future use of point-of-care tests in primary care: an international survey in Australia, Belgium, The Netherlands, the UK and the USA. BMJ open. 2014;4(8):e005611 11

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Promotie MIKADO – dr. Willeboordse geeft het stokje over DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 7 november jl. verdedigde een van onze onderzoekers1, Maartje Willeboordse, haar proefschrift getiteld ‘Astma, overgewicht en inspanning bij kinderen: secundaire preventie van astma middels een gewichtsreductie interventie’. Hierin wordt de relatie tussen astma en overgewicht/obesitas bij kinderen onderzocht en de effecten van een gewichtsverliesprogramma bij kinderen met astma worden gepresenteerd. Astma en obesitas zijn de meest voorkomende chronische ziekten onder kinderen. De meerderheid van de studies beschrijft dat kinderen met obesitas vaker astma hebben dan leeftijdgenoten met een gezond lichaamsgewicht. In Limburg bleken de prevalenties van astma, overgewicht en obesitas respectievelijk 8%, 15% en 2%. Kinderen met obesitas hadden vaker astma dan kinderen met een gezond lichaamsgewicht. Echter, obesitas was alleen significant gerelateerd aan astma bij meisjes, en niet bij jongens. De ontwikkeling van obesitas lijkt in de meeste gevallen voor te gaan aan de ontwikkeling van astma en astmatische klachten. Echter is het niet duidelijk of gewichtsreductie zal leiden tot betere astmacontrole bij kinderen met astma en obesitas. Daarom ontwikkelde Willeboordse een gewichtsreductie interventie voor kinderen met astma en overgewicht/ obesitas, genaamd MIKADO (Multifactoriële Interventie voor Kinderen met Astma en Overgewicht). Kinderen met astma en overgewicht/obesitas werden willekeurig verdeeld over een controlegroep die reguliere zorg ontving en een interventiegroep die een intensief groepsgebaseerd gewichtsverliesprogramma ontving. MIKADO was gebaseerd op componenten van eerdere effectieve gewichtsverlies programma’s en bestond uit een intensief programma van 18 maanden bestaande uit sport-, lifestyle-, ouder,- en individuele sessies. De resultaten van de MIKADO studie waren als volgt. In totaal werden 43 kinderen gerandomiseerd in de interventiegroep en 44 in de controlegroep. De meeste leefstijl parameters (waaronder dieet, stappenaantal, fysieke fitheid) veranderden niet gedurende 18 maanden in zowel de interventie als de contolegroep. Na 18 maanden verminderde de mate van obesitas significant in de interventiegroep, echter in de controlegroep was dezelfde afname van lichaamsgewicht te zien. Klinische astma karakteristieken (waaronder astma controle en kwaliteit van leven) en longfunctie verbeterden in zowel de interventie en controlegroep evenveel. Ondanks herhaalde pogingen om de effectiviteit van de interventie te verbeteren, bleek de interventie niet effectief. In zowel de interventie als controlegroep waren verbeteringen in de mate van obesitas, longfunctie, astma controle en astma gerelateerde kwaliteit van leven te zien. Willeboordse presenteerde daarop nieuwe strategieën en benaderingen om obesitas bij kinderen te voorkomen. Haar proefschrift geeft meer inzicht in de astma-obesitas relatie bij kinderen, en benadrukt de behoefte voor meer onderzoek naar effectieve gewichtsverliesstrategieën voor kinderen. 1 Maartje Willeboordse is in februari 2014 gestart als post-doc onderzoeker op het project ‘Gezonde basisscholen in de regio Parkstad; over dit project verscheen in Op één Lijn nummer 49 een artikel 12

3e uitgave 2014 WESP-student: Leslie Jutbo Ziektelast COPD BEGELEIDERS: ANNERIKA SLOK EN DANIEL KOTZ Vraagstelling Het nieuwe concept ‘ziektelast’ wordt gedefinieerd als de fysieke, psychische, emotionele en/of sociale last ervaren door COPD-patiënten. Hiervoor is het Ziektelastmeter COPD-programma ontwikkeld. Dit is een computeralgoritme dat de ziektelast visueel weergeeft, waaruit een behandelplan voortvloeit. Het doel van deze procesevaluatie was om te inventariseren hoe zorgverleners dit nieuwe programma waarderen. Studiedesign Verspreid over Nederland doen 30 zorgverleners mee aan het Ziektelastmeter COPD-onderzoek. Hiervan wilden 28 deelnemen aan de procesevaluatie. Wij deden één focusgroep met vier deelnemers en 11 individuele interviews. Primair resultaat en conclusie Zorgverleners waren enthousiast over het programma. Het is gebruiksvriendelijk, inzichtelijk voor patiënten en het biedt structuur. Het kost echter nu nog extra tijd, voornamelijk door het dubbel invoeren van gegevens in het ziektelastmeterprogramma en het eigen registratiesysteem. Een voorwaarde voor gebruik is dat het programma geïmplementeerd wordt in de informatiesystemen (HIS, KIS en ZIS). WESP-student: Floor Reinders Social Media in de zorg BEGELEIDER: HUIBERT TANGE met welke doelen en hoe beïnvloedt dit gebruik burgers in hun keuzes in de zorg? Studiedesign Literatuuronderzoek, onderzoek van bronnen zoals Facebook-pagina’s van ziekenhuizen, interviews met actieve social-media-gebruikers in de zorg en een enquête onder burgers. Vraagstelling Social media in de zorg. Vanwege het toenemende gebruik van social media in de maatschappij kan de gezondheidszorg hier niet in achterblijven. Daarom hebben we de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Hoe worden social media gebruikt in de zorg, Primair resultaat en conclusie Social media wordt steeds vaker gebruikt voor zorgdoeleinden door burgers en zorgaanbieders, onder andere als informatiekanaal, om kennis op te doen en te verspreiden, maar ook voor feedback. Ook worden ze gebruikt als marketingkanaal, netwerkfunctie zoals lotgenotencontact en contact met collega’s. Verder hebben social media nog weinig invloed op keuzes die burgers maken. 13 op één lijn 50

1 e uitgave 2014 3e uitgave 2014 WESP-studenten: Nico Handels SPES BEGELEIDERS: HANS KRAGTEN, CARDIOLOOG ATRIUM MC, HEERLEN EN PAUL HÖPPENER, OUD HUISARTS EN ONDERZOEKER ATRIUM MC, HEERLEN Titel Chirurgische correctie van patiënten met een Symptomatische Pectus Excavatum (SPES) boven de 40 jaar, leidt tot een drastische verbetering in cardiovasculaire functie en kwaliteit van leven. Vraagstelling Recent werd SPES gezien als niet bestaande ziekte. Patiënten werden verwaarloosd door artsen, omdat het werd beschouwd als een cosmetisch probleem. Echter, eerdere studies toonden al een gunstig effect aan op de hartfunctie en kwaliteit van leven op korte termijn. Dit onderzoek richt zich op de lange termijn effecten van chirurgische interventie. Studiedesign In dit case-control onderzoek werd een uitgebreide klinische evaluatie uitgevoerd via poliklinisch en/of telefonisch contact binnen de poli Cardiologie van het Atrium MC te Heerlen. Primair resultaat en conclusie Klinisch is er bij 30 SPES patiënten een drastische toename van kwaliteit van leven, kort na de operatie, die na 4,4 jaar nog aanwezig is. Dit was o.a. te danken aan een daling in houdingsafhankelijke dyspneu (voor OK 82% en erna 19%) en vermindering van palpitatieklachten (voor 72%, erna 32 %). http://congres.nvvc.nl/wp-content/uploads/2014/10/ abstracts_NLC_2014.pdf (pagina 9) WESP-student: Jill Fuss Wat kunnen we leren van de PSYCHLOPS? BEGELEIDERS: LOES VAN BOKHOVEN EN ANNEKE VAN DIJK Titel Psychosociale problemen bij patiënten met diabetes mellitus type 2. Wat kunnen we leren van de PSYCHLOPS? Vraagstelling Patiënten met diabetes mellitus hebben uitdagingen op medisch, emotioneel en sociaal gebied. Er zijn vele instrumenten, welke specifieke symptomen uitvragen, om te bepalen wie voor zelfmanagementondersteuning in aanmerking komt. PSYCHLOPS (psychological 14 outcome profiles) is een vragenlijst waarin mensen zelf formuleren waar ze zich de meeste zorgen over maken. We gebruikten PSYCHLOPS om inzicht te krijgen in de problemen van diabetespatiënten. Studiedesign We gebruikten gegevens van deelnemers aan de Self Management Support (SMS) studie. We analyseerden de uitkomsten op PSYCHLOPS van 245 diabetespatiënten en vergeleken die met uitkomsten van diabetes-gerelateerde stress op Distress Screener en PAID. op één lijn 50

3e uitgave 2014 Primair resultaat en conclusie 190 Patiënten hebben een probleem geformuleerd waarover zij zich zorgen maakten. Dit betrof somatische problemen, angst over de toekomst, problemen met het controleren van diabetes, en het sociaal functioneren. Bij de helft werd dit expliciet gerelateerd aan diabetes. Het zelf formuleren van een diabetes gerelateerd probleem was niet geassocieerd met hogere diabetes-gerelateerde stress. De studie onderstreept het belang om mensen zelf te laten benoemen waar zij zich het meest zorgen over maken doordat vooraf geformuleerde problemen op vragenlijsten niet altijd het hoofdprobleem van de individuele patiënt weergeeft. PSYCHLOPS zou hiervoor gebruikt kunnen worden in de huisartsgeneeskunde. WESP-studenten: Paul Roos en Joke Rijk Grip op ouderen BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER EN FRANK BUNTINX Titel Grip op ouderen: de voorspellende waarde van handknijpkracht voor cognitie, depressie, functionaliteit en mortaliteit. Vraagstelling Op oudere leeftijd krijgen mensen steeds meer gezondheidsproblemen, waarvan de impact lastig in kaart te brengen is. Uitgebreid onderzoek met een Complete Geriatric Assessment is erg tijdrovend en screeningsinstrumenten zijn van onvoldoende kwaliteit. Wat is daarom de waarde van handknijpkracht screening? Studiedesign Systematische review met een meta-analyse en een empirisch onderzoek. Bij de laatste gebruikten we de database van de KLIMOP-studie, een studie naar het welzijn van de oudere kankerpatiënt die op dit moment loopt in België en Nederland. Primair resultaat en conclusie Systematische review en meta-analyse: We includeerden 34 artikelen met uitsluitend patiënten boven de 60 jaar, waarin een significante positieve relatie werd gevonden tussen handknijpkracht op baseline en cognitie, mobiliteit, functionele status en mortaliteit tijdens follow-up. Dit betekent dat een sterke handknijpkracht op baseline beschermend is voor achteruitgang of overlijden. Empirisch onderzoek: 600 70-Plussers werden geïncludeerd waarbij een significante cross-sectionele relatie werd gevonden tussen een lagere handknijpkracht en cognitieve beperking, depressie en een verslechterde functionele status. Voor de longitudinale analyse over een periode van een jaar waren beperkt gegevens beschikbaar en werden geen significante resultaten gevonden. Conclusie: De gevonden relaties suggereren dat de handknijpkracht van mogelijk aanvullende waarde is in de evaluatie van ouderen. Verder onderzoek is nodig om de klinische waarde hiervan te bepalen. Promotie Mandy Stijnen Titel: GOUD project (Gezond Oud) 12 februari 2015 om 12.00 uur 15 op één lijn 50

1 e uitgave 2014 3e uitgave 2014 WESP-studenten: Famke Falkenberg en Marleen Alink Childhood Infections Limburg (CHILI) BEGELEIDERS: EEFJE DE BONT EN JOCHEN CALS Titel Childhood Infections Limburg (CHILI). Het stoplicht staat op oranje voor kinderen met koorts op de huisartsenpost! Vraagstelling Op de huisartsenpost worden veel kinderen gezien met koorts. Meestal is behandeling niet nodig, toch worden in 30-40% van de consulten antibiotica voorgeschreven. Onzekerheid en angst van ouders spelen hierbij een belangrijke rol. Uit de systematische review die wij uitvoerden, blijkt dat patiëntinformatiefolders over veelvoorkomende infecties binnen de huisartsgeneeskunde effectief kunnen zijn om antibioticagebruik en het aantal herconsultaties te verminderen. Wij wilden een evidence based informatietool ontwikkelen om de informatievoorziening op de huisartsenpost te verbeteren, het aantal antibioticum voorschriften terug te dringen en de zelfredzaamheid te vergroten. Studiedesign We hebben een 7-stappen plan gehanteerd bij de ontwikkeling van de informatietool waarbij we met focusgroepen en semigestructureerde interviews met ouders, huisartsen en kinderartsen continu de conceptversie aan hebben gescherpt. Marleen Alink Famke Falkenberg Primair resultaat en conclusie De interactieve informatietool is gebaseerd op een stoplichtsysteem vergelijkbaar met (inter) nationale richtlijnen over kinderen met koorts. Echter ons stoplichtsysteem dient als handvat voor de informatievoorziening door de huisarts tijdens het consult en als betrouwbare take-home informatiebron voor ouders. Alle deelnemers waren enthousiast en dachten dat het boekje positief zou bij dragen aan de consulten met kinderen met koorts op de huisartsenpost. Gepromoveerd Op 10 december 2014: Lieke Raaijmakers Vakgroep Gezondheidsbevordering UM 'Diabetes care and the introduction of a new standard in the Netherlands: a closer look from the perspectives of health care professionals and patients’ Exemplaar in pdf op te vragen via op1lijn@maastrichtuniversity.nl 16 op één lijn 50

3e uitgave 2014 LOVAH Maastricht Workshop Palliatieve zorg voor aios succesvol DOOR SIMON KLEIJKERS, DERDEJAARS AIOS Vanuit LOVAH Maastricht wordt er 4-6 maal per jaar een inhoudelijke workshop georganiseerd. Het onderwerp van de workshops wordt bepaald aan de hand van lacunes die de leden van LOVAH Maastricht opmerken in de reguliere opleiding, of naar aanleiding van wensen van aios. Input van aios Huisartsgeneeskunde wordt hier zeer op prijs gesteld en kan gestuurd worden naar maastricht@lovah.nl. Op 24 september jl. organiseerde de LOVAH Maastricht een workshop over palliatieve zorg. Mark Martens, specialist Ouderengeneeskunde werkzaam bij Verpleegtehuis de Zeven Bronnen in Maastricht en lid van het Palliatief team en Paul Oyen, verpleegkundige van het palliatief team, waren de sprekers van de avond. De opkomst wat succesvol, ongeveer vijftig aios namen deel. Het lijkt erop dat vooral eerste- en tweedejaars aios behoefte hebben aan meer onderwijs over Palliatieve Zorg. Mark Martens behandelde een aantal onderwerpen: dyspnoe en reutelen bij de terminale patiënt en de mogelijkheid van bewust versterven. Aan de hand van de fysiologie/pathofysiologie benaderde hij dyspnoe en reutelen. Het blijkt dat het gebruik van zuurstof in de palliatieve fase nauwelijks bijdraagt aan het comfort van de patiënt, alleen een ventilator met stromende lucht kan de dyspnoe-sensatie al grotendeels wegnemen. Het uitzuigen van slijm bij reutelen is achterhaald: de secretie neemt er alleen maar van toe! Paul Oyen gaf ons tekst en uitleg over de functie van het palliatief team aan de hand van enkele casussen. Het Palliatief Team adviseert huisartsen vooral over papieren casussen, maar ze werken ook veel met bedside consulten. Hierdoor kunnen huisartsen geadviseerd worden over moeilijke palliatieve situaties. Al met al was het een interessante avond, die zorgde voor extra verdieping van het reguliere onderwijs. In de toekomst zal er nogmaals een workshop gehouden worden over palliatieve zorg. Op 6 november wordt de volgende workshop over gynaecologie vanuit LOVAH Maastricht georganiseerd, tijdens deze avond worden door kaderhuisarts Cecile Romans de ins en outs van menstruatie stoornissen, vaginaal bloedverlies en pessaria besproken. LOVAH Maastricht is de Maastrichtse afdeling van de Landelijke Organisatie Voor Aspirant Huisartsen. De LOVAH is de belangenbehartiger en vertegenwoordiger van alle aios Huisartsgeneeskunde in Nederland. De belangrijkste doelen van de LOVAH (zowel landelijk als regionaal) zijn: • Inspraak hebben en een bijdrage leveren aan de verbetering van de huisartsopleiding • Kennisverbreding van aios stimuleren • Aios informeren over relevante zaken omtrent de huisartsopleiding en het vak • Verbinder zijn van aios door organiseren van leuke en interessante activiteiten • Aios een platform bieden voor het opdoen van organisatorische/bestuurlijke ervaring 17 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Uit het hoofd Onderwijs in 40 jaar DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT In een Amerikaanse vallei, genaamd Death Valley, groeit helemaal niks. Eind 2004 heeft het daar geregend. In het voorjaar ontsproten prachtige bloemen aan de aarde. Blijkbaar kun je met voldoende vocht ook op een dorre ondergrond niet zichtbare voorraden tot leven wekken. Dat is heel iets anders dan wat op veel middelbare scholen gebeurt. Het schoolse systeem is ontwikkeld in de tijd van de Verlichting en industrialisatie. Destijds waren er snel veel werkkrachten noodzakelijk. Het accent lag niet op toetsen en leren, maar vooral op ‘productie’ van scholieren. Deze moesten een standaardpakket hebben, liefst allemaal eenvormig, liefst per leeftijdsbatch tegelijk afgeleverd. Deze fabrieksmatige aflevering lijkt tot in onze tijd te worden doorgezet. Als ik zie hoeveel kinderen uit dit systeem vallen door allerlei oorzaken maar zeker ook door het verlies van intrinsieke motivatie voor leren of beroep, lijken we toch in een onderwijscrisis te zitten. Het industriële model gericht op productie en standaardisatie is failliet. Het is tijd voor een meer agrarisch model: op tijd water geven, gericht aandacht voor het individu en voor de verschillen tussen individuen. Bij de Huisartsopleiding heeft de tijd niet stil gestaan. Veertig jaar geleden gaf de opleider vooral gelegenheid aan de huisarts in opleiding om mee te kijken en te leren van hem als rolmodel: de zogenaamde meester/gezel verhouding. De opleiding is intussen gemoderniseerd. Inmiddels heeft elke aios een eigen persoonlijk curriculum en individueel opleidingsplan (IOP geheten); dit IOP is dus verre van gestandaardiseerd en eenvormig. Bovendien wordt het in de tijd continu bijgesteld in overleg met de huisartsopleider en de universitaire mentor. Op basis van het IOP krijgt de aios geen gefixeerd en standaard curriculum voorgeschoteld, maar een curriculum op maat. Dit krijgen we ook als positieve feedback terug van de aios: op maat aandacht voor zowel het leren als ook de andere aspecten van de opleiding. Ook de opleiders bewegen mee met dit gegeven en bewegen af van het alleen gelegenheid geven en louter rolmodel zijn. Ook de opleider moet functioneren in een veranderende omgeving en de veranderingen in het werk van de huisarts zullen worden vertaald in een aangepast curriculum. De grootste verandering is de professionalisering van de opleider, niet meer gelegenheidsbieder maar partner in het opleiden. Misschien is over enkele jaren een groot deel van de terugkomdagen wel gereserveerd voor bijzondere nascholing van opleiders. Misschien gaan universitaire docenten veel vaker op locatie meekijken en feedback geven. Moet daarvoor de opleiding langer gaan duren voor de aios? Het antwoord ligt in het woord volwassenenonderwijs. Een langere opleidingsduur dan de huidige drie jaar zou uitstel van volwassenheid betekenen. 18

3e uitgave 2014 NIVEL enquête 2014 Meningen van aios & alumni DOOR MARIE-LOUISE SCHREURS, KWALITEITSCOÖRDINATOR HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT In 2014 is opnieuw het oordeel van aios en alumni over de kwaliteit van de huisartsopleidingen in Nederland onderzocht. Hiervoor is gebruik gemaakt van een eerder door het NIVEL ontwikkelde enquête uit 2011. In 2014 zijn enkele items toegevoegd. De landelijke respons van de aios op de enquête is 59% en voor de alumni is de respons 48%. Voor Maastricht: aios 59%, alumni 47%. De vragenlijst werd vrijwel door iedereen volledig ingevuld. Waarop scoort Maastricht o.a. goed? In vergelijking met de andere instituten komt Maastricht zeer goed uit de bus. In de lijst met 19 aspecten, scoort Maastricht op 8 punten als hoogste en slechts op 2 punten als laagste. De aios waarderen vooral de kwaliteit van de opleidingspraktijk, met name de mate waarin huisartsopleiders een goede leeromgeving creëren (82%), de mate waarin ruimte is voor zelfstandig werken (91%) en zelfstandig leren gestimuleerd wordt (80%) en de frequentie van leergesprekken met de huisartsopleiders. Ook de koppelingsprocedures in jaar 1 en 2 worden opnieuw hoog gewaardeerd door aios, hoewel dit jaar hierbij de kanttekening wordt gemaakt dat de begeleiding na een ontkoppeling verbeterd zou moeten worden. Aios stellen het op prijs dat rekening wordt gehouden met hun inbreng en voorkeuren. Verder is er lof voor de aandacht voor de competentiegebieden ‘Arts-patiënt communicatie’, ‘Medisch handelen’, ‘Professionaliteit’ en ‘Samenwerken’ tijdens vrijwel alle opleidingsonderdelen en de aandacht voor het individuele leerplan van de groepsbegeleider. Op het gebied van de informatievoorziening over de opzet van de leerjaren en met betrekking tot de tevredenheid met procedures, informatie en evaluaties, springt Maastricht er in positieve zin uit. Waarover zijn de Maastrichtse aios en alumni (relatief) minder tevreden? Een belangrijk aandachtspunt is patiëntencontacten in het bijzijn van de opleider. Hoewel de opleider nu vaker observeert dan in 2011 (van een diepe onvoldoende in 2011 naar een zesje in 2014) kan dit nog verder worden verbeterd. De huisartsopleider in jaar 1 wordt op enkele punten relatief laag beoordeeld: • ‘Maakt ruimte voor onderwijs en patiëntenzorg’ • ‘Geeft duidelijke uitleg/ verklaring voor zijn/haar mening, adviezen en handelingen’ • ‘Geeft duidelijkheid over wat ik geacht word te weten en te doen binnen de opleidingspraktijk’ • ‘Integreert standaarden, richtlijnen en gegevens uit wetenschappelijk onderzoek in het onderwijs’ • ‘Stelt vragen die het leren stimuleren’ • ‘Besteedt in het onderwijs aandacht aan de afstemming van zorg en kosten’ • ’Stimuleert deelname aan relevante wetenschappelijke activiteiten’. Voor de laatste 2 punten geldt dit ook voor opleiders in het 3e jaar (zie ook rubriek De Lijn van Stijn elders in de dit blad, redactie). Ook al wordt de leeromgeving in de praktijken hoog gewaardeerd, de verwachtingen van eerstejaars aios sluiten blijkbaar niet goed aan bij de houding van opleiders. Ook het mentoraat kan beter. Het belang van verschillende leer- en toetsmomenten voor het formuleren of bijstellen van leerdoelen (o.a. landelijke huisartsgeneeskundige kennistoets) wordt onvoldoende onderkend. En er is kritiek van de aios en alumni op de begeleiding en ondersteuning bij problemen, onder andere wanneer er een ontkoppeling plaatsvindt. In 2011 sprong onze zorg voor aios met problemen er nog in positieve zin uit. De kwaliteit van de elektronische leeromgeving krijgt ook een onvoldoende. Hoe kan dit worden verbeterd binnen de beperkingen van Eleum? Wat gaan we doen met deze resultaten? Huisartsopleiding Maastricht bespreekt op dit moment deze resultaten en met name welke punten uit deze enquête dermate belangrijk zijn dat hierop actie zou moeten worden ondernomen. En we gaan uiteraard ook ons best doen om de hoge scores te behouden. http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/ Rapport-kwaliteit-huisartsenopleiding.pdf 19 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Puntig Over het verschijnsel volgzaamheid DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Weet u wat het leuke is aan het schrijven van columns? Je kan van alles poneren zonder dat je je hele grote zorgen hoeft te maken over de fundering en het waarheidsgehalte van wat je zegt. Als wetenschapper bijvoorbeeld, ben je verplicht om met naam en toenaam je bronnen te noemen dan wel om door eigen onderzoek te staven wat je beweert. Als columnist daarentegen kom je heerlijk weg met frasen als: ‘Ik ken ergens een ...’ (vul maar in), ‘Het schijnt zo te zijn, dat ...’, ‘Men beweert ...’, ‘Ik meen ...’ et cetera. Als columnist mag je zelfs stellen: ‘Onderzoek wijst uit, dat ...’, zonder dat je dit onderzoek nader hoeft te specificeren. Om deze reden ben ik dus graag een columnist: ik kan dan alles zeggen wat ik wil en ik hoef niets nader te verbijzonderen. Heerlijk! Amusant! En met een beetje geluk smult u er ook van. Over het thema ‘Veertig Jaar Maastrichtse Huisartsopleiding’ op dit moment echter even geen tendentieuze woorden, ook niet op het artikel in het Lovah-bulletin (mei 2014) ‘Omgaan met een disfunctionerende collega tijdens de opleiding’. In dit artikel voert de auteur ‘een’ derdejaars aios op aan ‘een’ - eveneens - niet nader gespecificeerd instituut. We ontwaren hier een columnist-in-de-dop vanwege zijn niet geheel waarheidsgetrouwe betoog. Ik kén namelijk de docent uit het verhaal van de auteur. Deze docent onderschrijft het belang van een goed protocol inzake disfunctionerende collega’s, maar heeft een andere kijk dan de betreffende aios op dat wat er in diens derde opleidingsjaar tezamen is besproken en besloten. Maar let nu op: juist het gegeven van het uit elkaar lopen van twee verhalen over hetzelfde voorval, vind ik een verontrustend feit en nu ben ik zelfs even uiterst serieus. Ik constateer dat er in de relatie van aios tot instituut c.q. docent c.q. opleider, en dit ondanks een leerperiode van veertig jaar, nog altijd sprake is van afhankelijkheid en macht. Hoe je het ook wendt of keert: het instituut gradueert de aios en de aios weet zich hierom afhankelijk van het instituut. We zien dit bijvoorbeeld terug in de omzichtigheid waarmee aios hun opleiders evalueren in de halfjaarlijkse hao-aios toets c.q. de tegenwoordige LEOh. Tijdens terugkomdagen betwijfel ik echt af of aios het onderwijs werkelijk zo ‘oké’ vinden als op de evaluatieformulieren wordt ingevuld. Besluiten aangaande het leerproces, zoals het besluit om het opleidingsjaar van een aios te verlengen, worden wel ogenschijnlijk maar niet altijd daadwerkelijk in gezamenlijkheid genomen. Mijn conclusie: aios schikken zich. Aios zeggen ‘ja’ terwijl van binnen regelmatig ‘neen’ wordt geschud. We ontwaren hier een universeel fenomeen binnen de relaties waarin sprake is van macht. Als columnist is het mij nu toegestaan het bij deze woorden te laten. Het hoeft ook allemaal niet te kloppen, wat ik hierboven zo poneer. Maar ik ken ergens een (!) huisartsinstituut waar alle muren bestaan uit wanden en deuren van glas. Alle gesprekken, alle correspondentie en alle gedachten en motieven zijn zichtbaar en hoorbaar voor iedereen. Binnen dat instituut schijnt het zo te zijn (!) dat er op geen enkele wijze macht wordt ingezet. Management, docenten, overig wetenschappelijk personeel en aios zoeken allen uit hoofde van hun functie wel invloed uit te oefenen, maar zij zijn daarover uiterst transparant - en corrigeerbaar. Dit instituut kent een zorgzame cultuur, en men beweert (!) dat het juist daarom een vitale organisatie is: iedere betrokkene voelt dat er oprecht naar verbetering wordt gezocht. Ik meen (!) dat met name de openheid van de betrokkenen hier wel eens de essentiële sleutel zou kunnen zijn. Immers: het mogen en kunnen uiten van wat je werkelijk beweegt, is een voorwaarde om te kunnen leren. Aha. U denkt wellicht dat ik het nu over Utopia heb? Wel, onderzoek wijst uit (!) dat mensen niet echt leren als zij zichzelf niet durven te zijn. Ja, ze doen de voorbeelden na. Maar van binnen schudt het neen. 20

Interstavendag 2014 Weer met beide benen op de grond DOOR BABETTE DOORN, ORGANISATIE Op donderdag 2 oktober 2014 werd de Interstavendag (bedoeld als landelijke stafdag voor alle 8 huisartsopleidingen in Nederland) gehouden in het Evoluon in Eindhoven. Maastricht had deze keer de organisatie. Het thema was ‘Innovatie van onderwijs’. In die lijn was ook de opzet van de dag: anders dan anders. Het idee hiervoor werd bedacht door Yvonne van Leeuwen, universitair hoofddocent en voormalig hoofd van de Huisartsopleiding in Maastricht. De dag had geen plenaire lezingen, geen zaaltjes, geen workshop en geen powerpoints. Wel een open markt met stands, vrije verkoop, ongedwongen deelname, discussiecapsules en veel tijd voor informele contacten. De dokters van de toekomst (aios) openden de dag met een interactieve presentatie vanaf een soort lanceerplatform in het Evoluon. Met beelden, vragen en filmpjes hielden ze aanwezigen geboeid tot aan hun boodschap: laten we samen de opleiding scherp houden! Geen revolutie, maar evolutie. De ruim 300 aanwezigen kon je amper terugvinden in het kolossale Evoluon-gebouw. Het gebouw heeft drie lagen (=ringen) en op elke ring stonden stands. Tussen de stands waren zitbanken (‘out of office’ plekken) geplaatst. Het was een genot om te zien hoeveel moeite alle standhouders hadden gedaan om een interactieve, leuke vorm te kiezen om hun ‘koopwaar’ aan de mens te brengen. Op ring 1 kon spelenderwijs geleerd worden. De dames van Huisartsopleiding Nederland waren verkleed als stewardessen en hadden een spel rondom de landelijke allocatie van aios bedacht waarbij stedentrips gewonnen konden worden. Naast hun stand kon je ‘ervaringsleren’ met de mensen van Stichting GIPS. Communiceren zonder gêne met mensen met een beperking. Gezien de drukte op die ring waren die keuzes een succes. Op ring 2 vooral inhoudelijke bijdragen van alle afdelingen. We zagen stafleden met een schort voor, een koksmuts op, op ski’s, met een koffer, met pingpongballen en een communicatiewiel. En elke stand kon rekenen op vast aantal bezoekers. Helemaal boven in het gebouw, op ring 3, stonden stands van veelal externe gasten, zowel profit als non profit. De afstanden die je die dag kon afleggen waren stevig, heel wat anders dan de doorsnee dagen achter een bureau met beeldscherm. John, de geleende robot gastheer van Zuyd Hogeschool, speelde een prominente rol gedurende de dag. Hij heeft aardig wat kunstjes en dansjes vertoond en hij poseerde op menig selfie. De discussiesessies in de mini theaters (‘capsules’) werden goed bezocht, al was het best lastig om die plekken op de juiste tijd te vinden. Een aantal discussieleiders werd na afloop uitgedaagd om in een ‘elevator pitch’ de belangrijkste bevinding op beeld te laten vereeuwigen door de Maastrichtse mediadienst Science Vision. Deze en andere beelden zijn in een sfeerimpressie (film die ook aan het einde van de dag werd vertoond) van de dag terug te bekijken op het you tube kanaal van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht. Maastricht draagt het stokje over aan Groningen. Daar is namelijk de volgende interstavendag op dinsdag 6 oktober 2015 in het futuristische Infoversum. Het thema is dan ‘Energie: wat geeft en wat neemt energie in je werk?’ Het antwoord op die twee vragen ga ik alvast beantwoorden met ‘het organiseren van de Interstavendag’! 21 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 In de leer Een terugblik DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, DERDEJAARS AIOS Als dit nummer verschijnt, ben ik klaar met de huisartsenopleiding. Momenteel heb ik nog één maand te gaan. De tijd is omgevlogen, voor mijn gevoel zat ik een paar dagen geleden nog zwetend voor de sollicitatiecommissie te ‘STAR-ren’. Ik ben blij, dat ik het vak net zo leuk vind als ik van te voren had gedacht. Het scala aan klachten is immens, maar niet oneindig. De combinatie met een patiënt echter, geeft elke klacht een andere draai waardoor ieder consult weer anders is en ik me blijf verbazen. Het is dé tijd om de balans eens op te maken. Welke patiëntcontacten zijn me het meeste bijgebleven? Spannend Een ex-gedetineerde met een zeer gewelddadig verleden was net 3 maanden op vrije voeten. In een prettig gesprek bespraken we hoe we konden voorkomen dat hij weer tot misdaden zou vervallen. Ver van je bed maar toch dichtbij. Grensverleggend Een man die per ongeluk een vishaak op complexe wijze door zijn vinger had gespietst, verbood me om hem naar de SEH door te sturen. Hij wilde alle verantwoordelijkheid dragen als ik er maar ‘gewoon effe een flinke ruk aan wilde geven.’ Het liep goed af. Creatief Een man met terminaal longkanker was erg benauwd. Het hele arsenaal aan medicatie werkte niet of gaf teveel bijwerkingen, totdat we ontdekten dat gewoonweg het raam openzetten hem de meeste verlichting bracht. Onzeker Een 50-jarige vrouw kreeg na een buikecho de diagnose levermetastase met onbekende primaire tumor, het bleek ongeneeslijk. Bij mijn vertrek als AIOS nam ik dus afscheid van haar. Een jaar later bleek bij een second opinion dat het een goed- in plaats van kwaadaardige tumor was en mevrouw weer een normale levensverwachting had. Ironisch Een oudere dame kwam een zelfgebakken cake brengen om me te bedanken. Ze bleek enorm opgelucht, dat 22 ik een diagnose had gesteld bij een probleem dat ze maandenlang vanwege gêne niet had durven laten zien: genitale lichen sclerosus. Dankbaarheid voor een vervelende diagnose. Gezellig Een voormalig postbode die zijn vrouw en 2 kinderen reeds had verloren kwam iedere week bij me met een kleine klacht. De focus lag echter nooit op de klacht, integendeel, daar leek hij weinig hinder van te hebben. Nee, hij wilde gewoon even een praatje maken. Tweestrijd Een jongedame zonder klachten wil haar eigen risico behouden en eist in plaats van een SOA-test direct een ‘pilletje’ voor haar en haar vriend. Humor Een vrouw kwam met flinke hoestklachten op het inloopspreekuur. Om te achterhalen of het haar nachtrust hinderde, vroeg ik ‘hoe slaapt u?’ Haar antwoord was: ‘op mijn zij.’ Schrijnend Een man met uitgebreide SOLK-klachten belt dagelijks letterlijk honderden keren de verzorging of zijn kinderen omdat hij zo’n hoofdpijn heeft. De ZZP kan niet opgehoogd worden: zijn geheugen is te goed om opgenomen te worden op de psychogeriatrie en zijn somberheid te mild voor de GGZ. Familie staat een torenhoge rekening te wachten door zijn excessieve zorggebruik. Aandoenlijk Een bijna 95-jarige man noemt me bij iedere visite ‘zuster’, gevolgd door uitgebreide excuses en een directe correctie naar ‘dokter’. Waardenconflict Een vrouw van 35 jaar die zo graag kinderen wil, dat ze rond haar ovulatie met verschillende mannen aanpapt om zwanger te geraken. Ze komt bij mij voor een SOAtest en vaginitisklachten maar ook adviezen omtrent het juiste moment van bevruchting.

3e uitgave 2014 Verschillende mensen, verschillende gesprekken, verschillende emoties die worden losgemaakt. Dat kenmerkt voor mij het huisartsenvak. Het mooie is dat door over mijn belevenissen te schrijven, ik nog vaker heb stilgestaan bij hoe uniek dit beroep wel niet is. Dit was mijn laatste column in dit blad maar wie weet pak ik het ooit weer eens op. Nu eerst alle focus op de start als huisarts! Noot van dank Ik wil de redactie van Op één Lijn ontzettend bedanken dat ze drie jaar geleden zijn ingegaan op mijn aanbod om over mijn belevenissen als AIOS te schrijven. Ik vind het geweldig hoe ze me als onervaren schrijfster met enthousiasme en vertrouwen hebben verwelkomd om mezelf op dit gebied te ontplooien. Dankjewel daarvoor en succes verder met dit mooie blad, ook voor mijn eventuele opvolger! De aios wetenschapsdag Weten we het nu…? DOOR HUUB SCHEPERS, HUISARTSBEGELEIDER Op dinsdag 28 oktober was de grote onderwijsruimte tot in de kleinste hoek gevuld. Een kleine veertig aios gingen hun wetenschappelijke voordrachten houden. De vierkoppige jury bestaande uit Niels Beurskens, Mark Brueren, Yvonne van Leeuwen en Jelle Stoffers zat er helemaal klaar voor op de eerste rij. In de zaal gespannen gezichten, maar dagvoorzitter Henk Goettsch wist met een lichtvoetige opening al meteen de nodige nervositeit weg te nemen. Tien groepen namen het tegen elkaar op. De volgorde van optreden moest al meteen iets gewijzigd worden, omdat een van de sprekers zich behoorlijk ziek voelde. Zijn presentatie over het onderwerp fibromyalgie was er niet minder om. In alle presentaties gaven de referenten evident aan dat ze hard gezocht hadden naar evidence en dat ze daar hun uitspraken op wilden baseren en dan wekt het verzoek van de jury om eens te speculeren aanvankelijk enige verbazing, maar toch: begint niet elk wetenschappelijk onderzoek met speculeren? Een enkele groep had het advies om pakkend te beginnen verpakt in een luchtige intro. En als je daarbij als patiënt met een hoogzwangere buik aan de dokter vertelt, dat je zo’n last hebt van een opgeblazen gevoel in de buik, dan heb je wel alle aandacht van de zaal. Er is immers niets dat meer aandacht trekt dan humor. Zeker als hierop een zeer puntig verhaal over de heilzame werking van pepermuntolie op de pijn bij het prikkelbare darmsyndroom volgt. Bij het referaat over het gebruik van lokale of orale antibiotica bij otitis media met loopoor moest naast 23 de noodzakelijke overtuiging met wetenschappelijke argumenten ook het nodige missionariswerk verricht worden. Jelle Stoffers antwoordde de groep: ‘Jullie kunnen het wel aan mij vertellen, maar ik heb de neiging om het niet te geloven’. Dit verrast wel even bij een wetenschappelijke vakjury, waarin je alleen de ratio verwacht, maar gelukkig, het zijn toch gewone mensen met hun gevoelens, waarvan de uitspraak van een jurylid getuigde: ‘Ik heb hier een gevoel bij, zelfs twee gevoelens en dat is toch wel zeldzaam’. Een steeds terugkerende vraag bij alle referaten is de vraag wat je er nu in de praktijk mee doet. Het antwoord op deze vraag kan soms heel erg praktisch zijn. Bij het verwijderen van oorsmeer bleek het ook met water heel gesmeerd te verlopen volgens de referenten. In hun literatuursearch naar artikelen over oorsmeer verwijderen waren de groepsleden één naam heel vaak tegengekomen, een ware specialist op het gebied van cerumen en dat wekt toch ook enige verwondering. op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Een van de belangrijke onderdelen van het referaat is de discussie met het publiek. Je kunt natuurlijk van de veronderstelling uitgaan dat je onderwerp genoeg stof tot discussie oplevert, je kunt eenvoudig ook het publiek al bij voorbaat uitnodigen om tot een levendige discussie te komen of als het al tegen het eind van een vermoeiende dag aanloopt zelf de discussiepunten aandragen. Soms kon de jury de discussie niet afwachten en begon al tijdens de presentatie met het stellen van vragen en aandragen van punten van discussie. Gelukkig werd wel aan de referenten vervolgens het recht gegeven om door te gaan. Na de tien referaten van hoge kwaliteit kwam de jury de moeilijke taak toe om een winnaar aan te wijzen en dat bleek gezien de lange duur van het beraad geen gemakkelijke klus. Er werd flink met cijfers gegoocheld en daarbij werd duidelijk dat hoofdrekenen zo langzamerhand een ondergeschoven kindje is. Terug in de zaal kon de voorzitter van de publieksjury, Mark Kiemeneij, de publieksprijs aan de winnende groep uitreiken. Het publiek had gekozen voor groep 6: Tanja van de Burgt, Bas van Galen, Yvonne Robben en Nathalie Zwier. Titel van hun referaat: ‘Voorbereiding cerumenlavage: olie versus water’. Jelle Stoffers maakte vervolgens de winnende groep naar het oordeel van de vakjury bekend. Deze eer viel ten deel aan groep 4: Sanne Havermans, Marij Hendriks en Sophie van der Voort met het referaat ‘Pepermuntolie bij IBS’. Op een half puntje eindigde op een goede tweede plaats groep 8: Michelle Bremers, Annelies Brouwers, Jeroen Eurlings, Janou Habets en Geertje Thuijls. Hun referaat droeg de titel ‘Behandeling getromboseerd hemorroid’. Beide groepen worden bij de NHG voorgedragen voor de Jan van Es prijs, een jaarlijkse prijs voor de beste scriptie of referaat van een aios huisarts. De afsluiting van de enerverende dag nam Bas Maiburg voor zijn rekening. Bas memoreerde dat er vandaag sprake was van enige jubilea. Dit was in twaalf en half jaar de vijfentwintigste referaten dag en zeker vermeldenswaard was het feit dat Henk Goettsch bij evenzoveel wetenschapsdagen als dagvoorzitter had gefungeerd. Bas eindigde met het aanhalen van een artikel van dr. Ioannidis met de titel ‘Why most published research findings are false’. De conclusie van de auteur was: ‘In de RCT’s met een goede power, een beperkte bias, in een vakgebied met een vooraf kans van 50% dat de uitspraak waar is, heeft de conclusie dat het waar is een positief voorspellende waarde van 85%. Liefst 15% is vals positief en dat onder de meest gunstige voorwaarden!’ Met recht kunnen we ons blijven afvragen: Weten we het nu….? En als we het zo gaan doen in de praktijk, doen we het dan goed….? 24

Weten is eten En toen was er... Cholesterol! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS EN REDACTIELID Wat genoten we van onze nieuw verworven welvaart, waar we in de jaren 50 en 60 zo hard voor gewerkt hadden: elke dag vlees op tafel, èchte boter, volle zuivelprodukten. Twee keer opscheppen graag! En na het eten een lekker sigaretje, zonder filter. Alleen kregen vanaf de jaren zeventig wel erg veel mensen, mannen vooral, last van hart- en vaatziekten. Het hartinfarct werd verantwoordelijk voor één derde van alle sterfgevallen! Het woord cholesterol viel, voor het eerst bij voedselonderzoekers in Wageningen. En de toenmalig directeur van de Hartstichting, Dekker, vond in Amerika uit, dat een te hoog cholesterolgehalte in het bloed hart- en vaatziekten veroorzaakte, èn dat er een verband bestond tussen cholesterolgehalte en voeding. Cholesterol werd zijn missie: met de Snackwijzer en de Cholesterolwijzer ging de Hartstichting de strijd aan tegen de Binnenvetter. Eieren, lever, vis, kaas, boter en vlees werden in de ban gedaan. Niet makkelijk, want de beloningen voor het harde werken, zoals kroketten, gevulde koeken, pennywafels en huzarenslaatjes ruilde men niet zomaar in voor ‘konijnenvoer’. Voor mijzelf gold, dat het leven zonder garnalencocktail, roerei met spek en gestoofde paling toch wat aan glans verloor. Desalniettemin zag ik vanaf de tweede helft van de jaren 80 gestaag meer patiënten op het spreekuur die hun ‘chlooresterol’ wilden laten meten. Want inmiddels was er een superpil uitgevonden, Zocor geheten, waarmee je zonder al teveel te hoeven inleveren de ‘aderverkalking’ kon tegengaan. Stoppen met roken kwam later wel... Inmiddels is er wereldwijd nergens zoveel onderzoek naar gedaan als naar de risicofactoren voor hart- en vaatziekten in het algemeen en de rol van cholesterol in het bijzonder. Veel van die onderzoeken, al dan niet onder leiding van de producenten van de nogal lucratieve statines (26 miljard dollar jaaromzet), bleken resultaten te geven die achteraf bezien toch wel nuancering behoefden. Cholesterol was niet alleen maar slecht. Sterker nog: van een te laag gehalte ga je ook dood! Veel zin en onzin is al gepubliceerd, en een gezonde kritische blik biedt wat mij betreft nog het meeste houvast. Gelukkig hebben we ook de redelijk betrouwbare NHG-standaard Cardiovasculair Risicomanagement, en die schrijft zelfs 2x per week vette vis voor! Dus mag ik toch blijven genieten, maar wel met mate, want het konijnenvoer blijkt toch echt gezonder dan sudderlappen met een vetrandje. Alleen zijn er van die momenten, dat al die goede adviezen ineens zo belerend lijken, dat het tegen gaat staan. Dan gooi ik de kont tegen de krib, en bak een Torta Caprese: 6 eieren, 200 gram pure (70% cacao) chocolade, 200 gram boter, 200 gram suiker en 300 gram amandelen. Cholesterol….. hoezo? Komt van het eiland Capri, dus past in een mediterraan dieet! O ja, ook nog 2 eetlepels rum erdoor. 1. Splits de eieren voorzichtig in 2 kommen en zorg ervoor dat er geen spatje eigeel of ander vet in het eiwit komt, dan worden de eiwitten niet stijf 2. Mix de eidooiers met de rum en de helft van de suiker tot een dikke massa 3. Rooster de amandelen kort in een droge koekenpan en maal ze daarna fijn in de keukenmachine. Daarna de chocolade mee malen. 4. Smelt de boter in de magnetron of een steelpan en schenk de vloeibare massa bij het notenchocolademengsel. 5. Verwarm de oven voor op 175 °C. 6. Klop in een vetvrije kom de eiwitten met de rest van de suiker en een mespunt zout tot stijve pieken. 7. Roer het noten-chocolademengsel door het eidooiermengsel en spatel vervolgens de stijfgeslagen eiwitten er voorzichtig door. 8. Doe het geheel over in de springvorm. Strijk de bovenkant van de taart glad met een spatel. 9. Bak de taart in het midden van de oven in ca. 40 min. gaar; de bovenkant moet bij aanraking licht terugveren. Neem de taart uit de oven en laat hem even afkoelen voordat je de vorm verwijdert. Laat hem daarna op een rooster verder afkoelen. Bestrooi de torta Caprese voor serveren met poedersuiker. 25 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Rubriek voor huisartsopleiders De Lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Deelname opleiders aan de LHK Als coördinator krijg ik veel ‘landelijke’ post. Vragen (en antwoorden) van collegae van andere instituten, nieuws rond bepaalde dossiers (bv certificatie-accreditatie) en ook soms vergelijkende overzichten van de verschillende instituten. Een voorbeeld van dat laatste is een overzicht van deelnemende opleiders en docenten aan de LHK (Landelijke Huisartsen Kennistoets), in dit geval de toets van april 2014. Zoals bekend krijgen jullie kosteloos en vrijblijvend 2x per jaar (mei/november) de LHK digitaal toegestuurd. Het is trouwens mogelijk voor alle huisartsen in Nederland om (tegen betaling) een abonnement op de (geaccrediteerde) LHK nemen. Vanuit Maastricht hebben in april 2014, 27 opleiders en drie docenten de toets gemaakt. Daarmee zitten we landelijk in het ‘rechter’ (lees: minder goede) rijtje. Het zou mooi zijn als meer Maastrichtse opleiders zich regelmatig medisch-inhoudelijk de maat nemen. Het kan de relatie met je aios herdefiniëren als je de uitslagen naast elkaar legt. Kanttekening is wel dat het verschil maakt of de toets al dan niet onder examenomstandigheden is gemaakt ( je kunt hem ook individueel maken en examenomstandigheden creëren). Tijdens de opleidersdagen in april 2015 in Urmond, willen we de toets weer op papier door alle opleiders laten maken. Aanbevolen Er is een nieuw boek verschenen over de huisartsopleider: ‘Huisarts en opleiden’ met een vrij volledig overzicht van aspecten van het opleider-zijn. Er zijn drie delen in het boek. Deel 1 geeft de huisarts die het opleiden overweegt of ermee begint, veel informatie. Denk daarbij aan de kennismaking met de aios, de samenwerking met het instituut, leergesprekken, regelgeving en spoedzorg. Deel 2 beschrijft stof waarmee het opleiden verdiept kan worden zoals eigen ontwikkeling, het rolmodel zijn, toetsen en beoordelen, de aios met wie het niet lekker loopt en andere onderwerpen. Deel 3 (‘De ervaren opleider’) verbreedt de kijk op opleiden: academisering, management, klachten, kwaliteit en gender komen onder andere aan bod. Ik vind het een uitstekend boek, specifiek op de huisartsopleider geschreven en een sterke opvolger van ‘Het medisch ambacht’ (2002). Huisartsenopleiding Nederland heeft er goed aan gedaan dit boek aan te bieden aan alle Nederlandse huisartsopleiders. Als het goed is, hebt u het boek al ontvangen wanneer u deze ‘Op één Lijn’ leest. Klachten Aios zijn net huisartsen: ook over hun doen en laten komen van tijd tot tijd klachten. Twee recente voorbeelden betreffen het niet diagnosticeren van een enkelfractuur (de patiënt was zondags gezien en op maandag niet op de geadviseerde controle bij de eigen huisarts geweest), en het niet kundig handelen bij vermoeden van een stukje glas in het oog (de aios kon niets vinden en verwees naar de oogarts; deze vond evenmin iets, de eigen huisarts verwijderde een dag later wel een stukje glas). Ik bespreek dit niet om een mening te geven over terecht zijn van de klachten. Ik wil jullie wijzen op regelgeving over het omgaan met klachten (en incidenten en calamiteiten). Hiertoe horen ook klachten die gemeld worden bij het regionale Klachtenregeling Huisartsenzorg of de klachtenregeling van de Huisartsenpost. Ik heb een deel van het stuk hierover op EleUM (onder Algemeen > regelgeving) gekopieerd: ‘De aios valt onder het klachtrecht en het tuchtrecht. De aios werkt onder supervisie van de (stage)opleider, die de zorgaanbieder is (WGBO). De (stage) opleider moet zijn aangesloten bij de klachtencommissie in zijn Kring-regio. In geval van een klacht tegen de aios dient de (stage)opleider altijd bij de behandeling van de klacht betrokken te worden, enerzijds omdat de (stage) opleider de eigenlijke zorgaanbieder is, anderzijds omdat hij medeverantwoordelijk kan zijn voor het handelen van de aios. Het hoofd dient te worden geïnformeerd over het bestaan van een klacht tegen een aios.’ Praktisch gezien: iedere klacht over een aios dient aan de opleider gemeld te worden en zal meestal ook met de groepsbegeleiders besproken worden. Daarnaast dient de klacht ook bij het Hoofd (Jean Muris) gemeld te worden. Dit laatste blijkt niet bij alle opleiders bekend. Bij dezen. 26

Huisarts Carla Stuurman in gesprek met aios Sybilla Lenaers Observatie van de aios Een van de vragen uit de nieuwe opleiderevaluatie (LEOh) is: ‘aantal keer per maand waarop de opleider mij observeert: ……‘. Uit de resultaten blijkt dat opleider-aios leermomenten vaak bestaan uit een (leer)gesprek: ‘het praten over wat de aios gedaan heeft’ en veel minder vaak uit het zelf observeren van de aios in actie. Video-nabesprekingen vinden meer plaats dan feitelijke observaties en hebben bepaalde voordelen: het tijdstip kan gekozen worden, er is geen interventie door de opleider tijdens het consult en er is selectie van fragmenten en herhaling mogelijk. Bij voortgangsgesprekken hoor ik van bijna alle opleiders dat ze hun aios observeren tijdens diensten, vaak bij de visites. Dat levert goede observaties en feedbackmogelijkheden op. Het is goed om te bedenken dat de dynamiek van een dienst anders is dan die van een spreekuur in de eigen praktijk: daar is er kans op verstoringen als telefoontjes, meegebrachte kinderen, etc. Ik heb nu met veel opleiders een voortgangsgesprek gehad en degenen bij wie ik op bezoek ben geweest, kennen mijn pleidooi voor het live observeren in de dagpraktijk (niet in plaats van maar naast videonabesprekingen). Het geeft de opleider een beeld van hoe de aios een regulier spreekuur doet, met andere informatie dan een video-nabespreking van een consult met een specifieke vraag erbij. Ook ziet de opleider hoe de aios een trommelvlies bekijkt, de longen onderzoekt of een buik palpeert. Vaak is de aanname dat de aios deze dagelijkse handelingen beheerst. Dat is ook zo, maar een opleider kan, als hij het ziet een advies geven om iets net even wat handiger aan te pakken. Het is een optie om bijvoorbeeld iedere twee weken een uur samen spreekuur te doen waarbij opleider en aios om en om een patiënt zien en elkaar observeren (en feedback geven). AIOS enquête 2014 Net als in 2011 is er door het Nivel (in opdracht van de SBOH) een enquête gehouden onder aios. Het is een uitgebreid document waarin de aios over allerlei facetten van de opleiding rapporteren en het biedt de instituten en de opleiders interessante gegevens (zie ook pagina 19). Er hebben 1.080 aios deelgenomen (respons 59%). Dit jaar is ook een groep alumni gevraagd om hun mening over de opleiding die ze recent hebben afgesloten. Er komen veel getallen uit gerangschikt per instituut. Ik was vooral geïnteresseerd in de mening over de opleiders (verdeeld over de groep met een jaar 1 en de groep met een jaar 3 aios) en noem wat mij opviel: • Op de stelling ‘integreert standaarden, richtlijnen en gegevens uit wetenschappelijk onderzoek in het onderwijs’ scoort Maastricht zowel voor opleiders jaar 1 als jaar 3 lager dan gemiddeld. • ‘Frequentie van patiëntencontacten in het bijzijn van de opleider’: 28% (variatie tussen de instituten 26-78%) van de eerstejaars aios zegt dat dit ≥ 1 x/week gebeurt tegen 29% (variatie 22-63%) van de derdejaars aios. • ‘We’ scoren hoog bij ‘frequentie van het opstellen van leerpunten op basis van de nabespreking’. • De opleider in jaar 1 scoort in Maastricht een 7,8 (variatie 7,5-8,0) en de jaar 3 opleider een 8 (variatie 7,7-8,1). • Alumni: in welke mate heeft de opleiding hen voorbereid op het huisartsenvak voor de verschillende competentiegebieden? Het blijkt dat de competenties Maatschappelijk handelen en Organisatie als het meest problematisch naar voren komen. Het is de moeite waard om te lezen wat ‘onze consument’ van onze inspanningen vindt. Het rapport is te vinden op www.sboh.nl onder Nieuws. Overigens gaat het NIVEL ook onderzoek doen naar de tevredenheid van huisartsopleiders (op verzoek van de SBOH). Dit werd eerder gedaan in 2008. Naar verwachting zullen de actieve huisartsopleiders in januari 2015 een internetenquête ontvangen. Wederom tot de volgende keer, opmerkingen en vragen zijn welkom: Stijn de Vries, opleiderscoördinator Stijn.devries@maastrichtuniversity.nl Telefoon: 043 38 82993 27 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Gezondheidsrechtelijke kwesties Gezag DOOR ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE & JURIST Wie heeft er nog gezag in de spreekkamer? De oppas-oma komt met haar kleinkind van 9 jaar naar het spreekuur. De onderwijzer van school loopt langs bij de praktijk met een kind van 7 dat een flinke snijwond heeft na een valpartij op het speelplein. Hebt u ook samengestelde gezinnen in de praktijk? Hoe zat het ook al weer met toestemming geven voor behandeling bij minderjarige1? Wie moet er toestemming geven voor behandeling? Is voogdij hetzelfde als gezag? Verandert er iets bij scheiding? Hoe zit het bij adoptie of bij ouderschap van twee mannen of lesbisch ouderschap? Als u niet meteen de antwoorden weet, wordt het tijd voor een update, mede gezien een aantal wetswijzigingen binnen het familierecht dat uiteindelijk ook in onze spreekkamer terecht komt. Hoe krijg je gezag over kinderen? Minderjarige kinderen staan onder gezag van een of meer volwassen, als dit de juridische ouders zijn, spreekt men van ouderlijk gezag, als het anderen zijn dan de juridische ouders spreekt men van voogdij. Wordt een kind geboren binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap, dan krijgen beide ouders het gezag. Sinds 1 januari 2002 geldt dat als een kind wordt geboren binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap van twee vrouwen, dat die twee vrouwen van rechtswege gezamenlijk gezag over het kind hebben, tenzij er nog een andere juridische ouder in het spel is, bijvoorbeeld een donor die het kind heeft erkend. Als er geen huwelijk of geregistreerd partnerschap is, krijgt alleen de biologische moeder het gezag. De biologische vader kan het kind erkennen. Na de geboorte moet hij dan alsnog het gezag aanvragen over het kind (dit wordt nog wel eens vergeten!). Per 1 april 2014 is de wet lesbisch ouderschap in werking getreden Tot 1 april 2014 konden de biologische moeder en de meemoeder na de geboorte met hulp van een advocaat gezamenlijk gezag aanvragen bij de Rechtbank, mits de meemoeder in nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. Na toewijzing van dit verzoek, kon de beslissing van de rechter worden aangetekend in het gezagsregister van de Rechtbank. Sinds 1 april 2014 is het veel eenvoudiger om gezamenlijk gezag te krijgen. De meemoeder kan het kind namelijk (desgewenst al vóór de geboorte) erkennen, waardoor de moeders beiden de juridische ouders zijn. Door dit gezamenlijk juridisch ouderschap kunnen de moeders na de geboorte van het kind hun gezamenlijk gezag laten aantekenen in het gezagsregister van de Rechtbank, zonder dat daar een rechterlijke beslissing aan vooraf gaat2. Het aanvragen van gezamenlijk gezag is nu een administratieve handeling zonder noodzaak van advocaat. Let op: het aanvragen van gezamenlijk gezag kan niet vóór de geboorte geregeld worden. Denk er dus aan om dit na de geboorte te doen, ook al is het kind vóór de geboorte al erkend. Deze procedure is gelijk voor een heterostel dat niet gehuwd of geregistreerd is. Voor mannelijke stellen is een adoptieprocedure de enige mogelijkheid om gezag over een kind te krijgen (optioneel kan bij de rechter voogdij aangevraagd worden over een kind geboren uit een draagmoeder). Per 1 juli 2014 is de Transgenderwet in werking getreden Sinds 1 juli 2014 is het in Nederland mogelijk zowel vader als moeder van een kind te zijn. Een transgender kan met een verklaring van een deskundige (erkende Transgenderkliniek), bij de burgerlijke stand van de gemeente, het geslacht laten veranderen. Biologisch zijn ze echter nog steeds man of vrouw. Het is dus mogelijk om een kind te verwekken dan wel te baren en in die zin dus zowel de biologische moeder of vader van het kind te zijn, evenals de juridische ouder van het tegenovergestelde geslacht. 1 Zie ook Op een lijn 39, 1e uitgave 2011, WGBO en minderjarige. 2 Ervan uitgaande dat de biologische vader uit beeld is (verwekker, aanvankelijk anonieme donor (Nederland) of anonieme donor (Buitenland), omdat het voor dit artikel erg ingewikkeld wordt. 28

3e uitgave 2014 In de praktijk De oppas-oma heeft dus geen gezag, formeel moeten beide juridische ouders toestemming geven voor behandeling. Als het gaat om doorgaans regulier3 medisch handelen, mag u werken met veronderstelde toestemming. Worden er echter behandelingen gevraagd die niet ‘regulier’ zijn4, wees dan alert en check of beide ouders hiervoor toestemming geven. Als de ouders gescheiden zijn, is dubbele alertheid geboden: beide ouders dienen het ermee eens te zijn. De onderwijzer van de school heeft ook geen gezag. Gaat het om een pleister plakken of een eenvoudige wondbehandeling, dan zou veronderstelde toestemming kunnen gelden. Moet er echter gehecht worden of is een andere, meer ingrijpende behandeling nodig, probeer dan toestemming te krijgen. Is het zeer ernstig, een slagaderlijke bloeding of iets dergelijks, dan handelt u op basis van een goed hulpverlener bij een spoedgeval5. Bij samengestelde gezinnen met stiefkinderen en stiefouders geldt hetzelfde: voor huis, tuin en keuken geneeskunde kun je werken met veronderstelde toestemming, maar wees alert bij complexere hulpvragen, verwijzingen en ingrijpende behandelingen. Zorg voor toestemming van beide juridische ouders (behoudens een noodgeval). Het gezagsregister is altijd te raadplegen; sinds een recente wetswijziging hoeft dit niet meer via de Rechtbank in het arrondissement van de geboorteplaats van het kind, maar kan dit eenvoudig via raadpleging van het centrale gezagsregister via elke Rechtbank. Eenvoudiger is het om bij scheiding, dan wel bij kennismaking met nieuwe samengestelde gezinnen de gezagsverhoudingen vast te leggen. Recapitulatie WGBO en minderjarigen Bij een kind jonger dan 12 moeten beide juridische ouders toestemming geven voor behandeling en bij het ontbreken van ouders, de voogd(en)6. Beide ouders hebben recht op inzage en afschrift van het dossier. Het kind heeft recht op informatie, maar hoeft geen toestemming te geven. Na scheiding moeten nog steeds beide ouders toestemming geven, tenzij een van de ouders het gezag is ontnomen door de rechter. Beide ouders hebben recht op inzage en afschrift van het dossier. De nietgezaghebbende ouder heeft dan nog wel recht op informatie over zijn of haar kind op verzoek. Geen recht op inzage in en afschrift van het dossier. Van 12-16 jaar moeten beide juridische ouders toestemming geven en ook het kind. Als het kind een weloverwogen beslissing kan nemen en er zou schade kunnen dreigen als die beslissing niet zou worden gevolgd, dan mag het kind alleen beslissen! Vanaf 16 jaar is de minderjarige volgens de WGBO beslissingsbevoegd en geldt het beroepsgeheim ook voor de ouders. Als u op een juiste manier omgaat met informatie en toestemming en het beroepsgeheim, dan houdt u zelf ook het gezag dat van u verwacht wordt. 3 Zieke kinderen, bovenste luchtweg infecties, gastro-enteritis, eenvoudige behandelingen. 4 Denk aan verwijzingen naar psycholoog, vragen naar psychofarmaca of behandelingen voor autisme spectrum stoornissen o.i.d. let dan op en vraag of beide ouders het daar mee eens zijn. 5 De wettelijke toestemming volgt dan uit het handelen van een goed hulpverlener op basis van de professionele standaard. 6 Denk aan alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA’s). 29 op één lijn 50

3e uitgave 2014 Inleiding op het thema ‘Veertig jaar Huisartsopleiding Maastricht’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Een veertig jarig bestaan of jubileum: wordt dat nog gevierd? De tijd dat je automatisch met pensioen mocht na veertig dienstjaren is geweest. Gemiddeld genomen worden we met z’n allen ouder, we mogen langer doorwerken, maar een pensioengarantie in vrije tijd en/of geld bestaat niet. We maken er met zijn allen het beste van. Dat doen we ook met ons veertig jarig bestaan van de Maastrichtse Huisartsopleiding. Er is geen feest en we delen geen cadeautjes uit. Wel ‘mocht de Interstavendag wat meer kosten dan gebruikelijk’, maar dat was het dan. Tot onze redactievergadering. Met drie redactieleden van 62+ jaar, is praten over vroeger zo gepiept. Sjef Swaans besloot oud gediende Jos op ’t Root te vragen om nog eens te verhalen over vroeger. Niet veel tijd later ontvangen we behalve een tekstoverzicht (met een aantal vraagtekens waar het de exacte jaartallen betrof), ook een aantal gedigitaliseerde foto’s uit de oude doos. Half ontblootte mannen (haio’s uit de jaren zeventig) verschenen op mijn beeldscherm! En je zal zien dat er dan altijd nèt iemand je kamer binnenkomt… de voorzitter van de vakgroep. Verwacht geen reprimande, integendeel: het beeldscherm wordt van dichtbij bekeken en dan komen de namen bij de half blote mannen. Ja mensen, dat kan alleen bij Huisartsgeneeskunde. Ken uw klassiekers Stilstaan bij vroeger is ook werk. Denk niet dat alles wat nu zo vanzelfsprekend is, altijd zo was. Dat zijn zaken die een breed lezerspubliek zullen boeien. Vandaar dat we een aantal personen uit de beginjaren met een specifieke vraag benaderd hebben. Deze stukken geven wat ons betreft een goed beeld. De redactie had niet de ambitie (lees: zin en tijd) om uitputtend en overzichtelijk te willen zijn. Wat op ons pad kwam, zouden we gebruiken. En als we niet alle namen van de mensen op de foto wisten, waarom zouden we dan toch niet de foto plaatsen in de hoop dat u ons laat weten (op1lijn@maastrichtuniversity.nl) wie het zijn? Inmiddels is ook een lijntje met de Kunst en Erfgoed Commissie (KEC) van de Universiteit Maastricht gelegd om te zien hoe we ons beeldige erfgoed kunnen digitaliseren en ontsluiten. 30 Het Paviljoen, de 'keet', het 'chalet'. huisvesting tot 2006 van de Huisartsopleiding op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Het begin ‘Een eindje meelopen’ DOOR JOS OP ’T ROOT In oktober 1974 begon in Maastricht, naast de in september gestarte reguliere opleiding geneeskunde, ook de eerste groep van de toen nog eenjarige huisartsopleiding. Vijf artsen, pas afgestudeerd in Utrecht, hadden zich hiervoor aangemeld. Ook hier was de voorbereidingstijd door Jaap Berkhout en Theo (‘They’) Lemmens onder begeleiding van Peter van den Hout kort geweest. De eerste groep werd begeleid door Jaap Berkhout als HAB en Jos op ‘t Root als GW-er. Een tweede groep begon in maart 1975 met They Lemmens als HAB en ook weer Jos op ‘t Root als GW-er. Het aantal van twee groepen per jaar zou nog diverse jaren worden gehandhaafd. Naast Utrecht kwam er instroom uit Nijmegen op gang en incidenteel nog, ook van andere faculteiten geneeskunde. De opleiding bestond uit vier dagen in de huisartspraktijk met de mogelijkheid van een stage elders van enkele weken en één terugkomdag. De eerste jaren van de opleiding was het aftasten en zoeken naar een vorm. Het was vooral ‘een eindje meelopen’, zoals Jos het zelf formuleerde. Het waren de jaren van het medisch model naast het sociaal model in de huisartsgeneeskunde en ook in de opleiding. Casuïstiek werd besproken, de ervaringen in de praktijk werden besproken (‘spuien’), sociale vaardigheden werden geoefend, huisartsgeneeskundige problemen besproken aan de hand van een kunstmatig opgetuigde familie (‘Peyton Place’ genoemd) en er kwamen sprekers van buiten. Vanaf 1979 kwam er aandacht voor methodisch werken en werd langzamerhand een begin gemaakt met wat later uitgebouwd zou worden tot het proces van consultvoering. Na Jaap Berkhout en They Lemmens werden Gijs Bak en Jacques van Thiel de reguliere HAB’s. Het was vooral Jacques van Thiel die zou gaan werken aan consultvoering als de belangrijkste leidraad in de opleiding. In 1985 werd Jos op ‘t Root coördinator van de huisartsonderzoekersopleiding. Helen Lionarons kwam als nieuwe GW-er. Toen Jos op ‘t Root in 1987 PMO-H coördinator werd en later sectorhoofd basiscurriculum voor huisartsgeneeskunde en tevens AIO-coördinator van de Faculteit Geneeskunde, ging hij weg bij de opleiding. Zijn plaats werd ingenomen door Henk Goettsch. Intussen was er een derde groep per jaar bijgekomen. Paul Ram werd aangetrokken als HAB. Het was met hem dat Jos nog een groep tot de helft van de opleiding begeleidde. Het afscheid van Jos markeerde tevens het begin van de tweejarige opleiding. 31

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Filosoferen met Yvonne van Leeuwen ‘Vrouwelijke huisartsen verenigt U’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Hoe het was om vroeger als vrouw huisarts te zijn, daar kan Yvonne genoeg anekdotes over vertellen. Ook zij werd aangezien voor de wijkzuster of bijvoorbeeld een vaag familielid van een patiënt. Ze schreef hierover jaren geleden al een ‘Praktijkperikel’ in Medisch Contact. In deze editie laat ze die gelegenheid graag over aan Mieke Winten en Gerrie Waagenaar. Wel kon ze zich weer opwinden toen recent presentator Jeroen Pauw werd gevraagd (interview AD) of er meer vrouwelijke gasten aan de tafel van zijn nieuwe programma zouden komen. Daarop gaf Pauw als antwoord: ‘Als ze langzamerhand iets in onze samenleving gaan betekenen wel. Maar feitelijk is dat niet zo.’ Dat zette haar weer aan het denken over de feminisering van het huisartsenberoep. Ze schetst de geschiedenis van de huisartsgeneeskunde van de afgelopen 40 jaar. Drie paradigma shifts: vlak nadat de huisarts ‘zich losmaakte ’ van de specialist, in de jaren 50, kwam het accent te liggen op de huisarts als trooster, begeleider. Gedragswetenschappers werden dé maatjes. Zo’n 15 jaar later schoven de epidemiologen en besliskundigen aan en schraagden de stoel van de huisarts met ‘harde evidence’ uit eerstelijns onderzoek. Op tijd werd ingezien dat klinisch vakmanschap gekoesterd moet worden. De kaderopleidingen zijn daar uiting van. Ook de organisatie van huisartsen ontsteeg het amateurisme en liefdewerk oud papier. Vrouwen in het vak Dit alles werd bereikt door veel idealisme en een straffe inzet van voltijdswerkenden. ‘Het vak als je leven, als roeping, bestaat dat nog?’ Yvonne antwoordt: ‘Niet meer zo uitgesproken’. Ze heeft daar best zorgen over. Kunnen we het vak kwalitatief sterk houden met een wat zakelijker groep van professionals die er minder tijd in wil steken? ‘Veel vrouwen in het vak’ heeft daar wel iets mee te maken, aldus Yvonne. Veel vrouwen zoeken naar een balans tussen werk en privé. In de opleiding begint dat zoeken al, maar niet iedereen vindt het. Er is een verschil tussen ‘goed combineren’ en ‘goed te combineren’. Het is te combineren, maar dan heb je een goed netwerk nodig en organisatietalent. Niet iedereen heeft dat, of heeft dat goed ontwikkeld. Yvonne heeft dan ook als belangrijkste boodschap: doe het samen. Bedenk als groep van parttime werkende vrouwen en mannen hoe je samen de toekomst van jou en je vak goed vormgeeft en de kwaliteit hoog houdt. Niet alleen klinisch maar ook met onderzoek, onderwijs en bestuur. Help elkaar om die inzet vorm te geven. Wat niet kan is ‘twee dagen spreekuur doen’ en de boel verder de boel laten. De opleiding mag gevraagd worden te helpen bij het ontwikkelen van een visie en debat. En ook de zorggroep zou een jongerenbeleid moeten voeren. Coaching bij inzet van kleine naar grote projecten. Maar laten we wel wezen. Veel-meer-dan-toen vrouwen in dit vak is winst! 32 Yvonne van Leeuwen en haar opvolger (als hoofd van de opleiding) Paul Ram

3e uitgave 2014 Feminisering: 40 jaar huisartsopleiding Maastricht Toen een vrouwelijke dokter nog een noviteit was DOOR MIEKE WINTEN, HUISARTS NP EN HUISARTSBEGELEIDER COSCHAP Toen ik in februari 1978 mijn artsenbul in Utrecht had behaald, was er een wachttijd van enkele jaren voor de huisartsopleiding aldaar. Omdat mijn partner in Zuid-Limburg gevestigd was als apotheker, lag het voor de hand te gaan solliciteren voor de pas enkele jaren bestaande opleiding in Maastricht. Tot mijn grote verbazing werd ik na een oriënterend gesprekje onmiddellijk aangenomen. Ik mocht zelf kiezen in welke praktijk ik geplaatst werd en kon een week na het afstuderen in Utrecht van start gaan. Ik kwam terecht als enige vrouw in een groep van tien haio’s, die allen van verschillende universiteiten kwamen. Het was de eerste kennismaking met het gloednieuwe onderwijssysteem, groepsonderwijs en terugkomdagen met een HAB en agoog. Als opleidingspraktijk had ik gekozen voor het Gezondheidscentrum in Neerbeek, een voor die tijd zeer moderne samenwerkingsvorm van huisartsen en vele andere eerstelijns disciplines. Bij de kennismaking reageerde men aanvankelijk heel verbaasd, een vrouwelijke haio, daar hadden ze nog niet eerder van gehoord. Ik werd met de nodige scepsis bekeken zowel door patiënten als collega’s en heb meer dan eens moeten uitleggen dat ik een echte dokter was, die niet alleen vrouwen en kinderen behandelde, maar zelfs ook mannen. Mijn HAO vroeg me na enkele maanden opleiding wat ik eigenlijk van plan was te gaan doen want ‘ik was toch getrouwd met een man met een goede baan en wilde ik dan geen kinderen?’ In deze tijd waarin vrijwel alle vrouwen (zeker de goed opgeleide) werken, is het ondenkbaar dat je zou overwegen thuis te blijven, maar in die tijd waarin er een overschot aan huisartsen was moest ik zelfs verdedigen dat ik me wilde vestigen. Toen ik aan het eind van het jaar een plek in hetzelfde gezondheidscentrum kreeg aangeboden werd ik dan ook met argusogen bekeken door de vele werkzoekende mannelijke collega’s. Nu vroeg men mij juist omdat ik een vrouw was als noviteit in de praktijk die voor veel patiënten deze praktijk extra aantrekkelijk maakte. De concurrentie was groot en de collega’s in de omgeving waren dan ook niet blij met mijn komst. Voor mij was het ook best spannend: in mijn eentje met mijn Renault 4 midden in de nacht een 33 spoedvisite rijden op een afgelegen boerderij zonder communicatiemiddelen behalve de telefoon van de patiënt. Als ik dan de patiënt wilde insturen moest ik steeds weer uitleggen aan de ambulancedienst en specialist dat ik de dienstdoende arts was en niet een doktersassistente of vroedvrouw. Er was nog een complicerende factor namelijk de partner als achterwacht: welke man deed dat naast zijn eigen werk? En dit, terwijl het voor mannelijke collega’s vanzelfsprekend was dat hun echtgenote deze taak op zich nam. Ook de patiënten waren erg argwanend, maar geleidelijk aan wende het. Vooral de vrouwen die voor hun halfjaarlijkse pilcontrole moesten komen waren blij met mij. Het gaf mij de kans om in korte tijd veel patiënten te leren kennen en hun vertrouwen te winnen. Daarnaast gaf ik vaak lezingen op voorlichtingsavonden van ons centrum, op de basisscholen en voor (vrouwen) verenigingen, waardoor men meer vertrouwd raakte met de ‘vrouwelijke dokter’. op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Dan de discussie of je wel kon blijven werken na het krijgen van kinderen: arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap was in die tijd niet te verzekeren als zelfstandig ondernemer dus voor die kosten moest je zelf opdraaien. De VNVA, vereniging van Nederlandse vrouwelijke artsen, heeft jaren gevochten voor de rechten van vrouwelijke artsen waaronder deze verzekering. Nu klinkt het zeer onwaarschijnlijk dat we ons in die tijd moesten verdedigen als werkende moeder. Toen echter werd ik er meermaals op gewezen dat ik ofwel mijn kinderen ofwel mijn praktijk tekort deed. Ook vakinhoudelijk was het een heel andere tijd: de opleiding was slechts één jaar, de terugkomdagen waren voor een belangrijk deel gevuld met ‘spuien’ en differentiaties kenden we aanvankelijk niet. Toen ik een aantal jaren gevestigd was ben ik mijn belangstelling voor de gynaecologie in de eerstelijn en later de oogheelkunde gaan verdiepen door allerlei nascholingscursussen. Dit resulteerde in enkele onderwijsprogramma’s voor de huisartsopleiding, die ik met veel enthousiasme wel 20 jaar heb gedoceerd, waardoor ook onderwijs geven een onderdeel van mijn werk werd. Door de feminisering van het (huis)artsenberoep zijn deze herinneringen wellicht nauwelijks nog te begrijpen. Als je in de tachtiger jaren naar het NHG congres ging was je als vrouw (in een keurig mantelpakje) een bezienswaardigheid te midden van de talloze mannen. Hetzelfde congres nu wordt grotendeels door vrouwen bezocht, een mooie afspiegeling van de beroepsgroep anno 2014. Ik ben blij dat ik destijds heb doorgezet en hiermee een bijdrage heb kunnen leveren aan de toegankelijkheid voor de vrouwen van nu voor dit prachtige beroep. Huisartsopleider, eerste lichting Een spannend avontuur DOOR MATH MURIS, GEPENSIONEERD HUISARTS EN OUD HUISARTSOPLEIDER Je moest 5 jaar huisarts zijn om tot het gilde van huisartsopleiders te mogen toetreden. Ik was dat nog niet bij de start van de huisartsopleiding in Maastricht. Toch werd ik aangenomen als opleider, vast en zeker niet omdat ik zo goed was, maar ik werkte in een voor die tijd zeer modern gezondheidscentrum te Neerbeek. Een goede leerplek dus voor de jonge huisarts van de toekomst. Ik was ruim 4 jaar huisarts en was bezig aan mijn vijfde jaar. De 5 zat er in. Maar toch, ik had zelf nooit een huisartsopleiding genoten en wist dus absoluut niet waaraan ik begon. Een spannend avontuur: Wie kreeg je als haio in je praktijk? Hoe zouden de patiënten hier mee omgaan? Wat betekende het voor je praktijkorganisatie? We moesten nog een aparte spreekkamer voor de haio bouwen, dus de haio deed spreekuur als jij of je collega visites reed. In die tijd nam het visitedeel nog een halve werkdag in beslag, dus een spreekkamer was er altijd wel vrij. Je moest dagelijks nabesprekingen gaan houden met je haio. Had je daar wel tijd voor? Patiëntenzorg ging toch voor?! Spannend! Na een koppelingsmiddag, waarin elke opleider 5 minuten mocht babbelen met alle 12 aanstaande haio’s uit de groep, was in ieder geval duidelijk wie niet met elkaar aan de slag wilden, maar het was op die manier natuurlijk toch een kwestie van een dikke natte vinger. En dat heb ik geweten. Laat ik maar zeggen dat ik vogels van allerlei pluimage heb mogen begeleiden. En toen er in 1978 een jonge dame aan me gekoppeld werd, was het helemaal spannend. Mijn zoon, die nu ook huisartsopleider is, had de grootste moeite toen er een slecht Nederlands sprekende allochtoon als haio in zijn praktijk kwam. Welaan dat allochtonengevoel had ik ook een beetje in 1978, toen die jonge dame zich als haio meldde, alleen sprak zij wel goed Nederlands. De praktijk en de patiënten waren inmiddels gewend aan huisartsen in opleiding. Dat was in de eerste jaren 34

3e uitgave 2014 tot mijn verbazing min of meer vanzelf gegaan. Een spreekkamertje hadden we inmiddels ook al voor de haio, dus met de komst van het dametje was het alleen even de knop omzetten van man naar vrouw. Voor ons en voor de patiënten effe wennen dus. Maar het gewenningsproces liep voorspoedig mede dankzij de persoon en het goede functioneren van betrokkene natuurlijk. Na een korte periode van kindjes kijken, mocht ze zich zelfs verheugen op consulten met mannen. In die tijd hadden we uiteraard ook al terugkomdagen voor opleiders. Spuien was steeds het hoofdonderwerp. Elkaar vertellen wat je nu weer allemaal meegemaakt had met je haio en aan je collega’s vragen hoe met allerlei onverwachte haio-grillen om te gaan. De terugkomdagen werden toen ook begeleid door de huisartsbegeleider en de gedragswetenschapper van de groep. En ze heetten wel terugkomdagen, maar het waren meer bezoekdagen. Bij toerbeurt waren de opleiders van de groep gastheer. Koffie, vlaai en niet zelden een wijntje stonden borg voor een ontspannen huiselijke sfeer, waarin het goed praten (lees roddelen?) was over je haio, zeker als die haio een dame was. Een spannend avontuur met een happy end. Zij bleef na haar opleiding in de praktijk werken. Op de dag van vandaag is een praktijk zonder vrouw als huisarts een uitzondering, toen een praktijk met een vrouw. Tijden veranderen voortdurend en dat is maar goed ook. Thuisartsgeneeskunde Samen DOOR INE SIEGELAER, ALGEMEEN SECRETARESSE VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Lokatie Vijverdal Op 15 september 1975 ben ik begonnen als administratief medewerkster bij de capaciteitsgroep Huisartsgeneeskunde van de Rijksuniversiteit Limburg (i.o.). Ik moest me toen melden op Vijverdal. Jong, onervaren, nerveus ging ik werken met/bij huisartsen en wetenschappers, die achteraf ‘gewoon mensen’ bleken te zijn. Er was voor mij gekozen, omdat ik jong was en ‘veer kinnen diech un bitsje nao us hand zette’ aldus They Lemmens. Maar of dat nu gelukt is?! Wim Brouwer (voorzitter), Jaap Berkhout, They Lemmens, Jos op ’t Root: ik leerde ze al snel kennen. Allemaal bazen, beherend-, werkbaas! Weet ik niet, bestond dat al? Wel allemaal met hetzelfde doel voor ogen. Samen werken om de beroepsopleiding tot huisarts in Maastricht op de kaart te zetten. Met mijn stenoblokje naar de vergaderingen., Aa’s, hao’s, OEL, SOEP-formulieren, uitkristalliseren….waar hebben ze het over?? Samen vergaderen. Hele dagen. Stafdagen waren dat. En gezellig dineren aan het eind van de dag. Samen verjaardagen vieren tijdens de wekelijke stafvergaderingen die om 16.00 uur begonnen en eindigden op een niet vastgesteld tijdstip. Samen op zaterdagochtend een blokboek helemaal klaar maken. Typen op de typemachine. Knippen, plakken en weer kopiëren zodat het er goed uitzag. Samen tijdens kantooruren naar het terras in Bemelen. Te warm om te werken. Bij nieuwe medewerkers ging de hele club op bezoek. Zo leerden we elkaar goed kennen. Vieren van promoties in volle overgave. Want het waren er niet zo veel. Promovendi mochten zeker 10 jaar doen over hun promotieonderzoek. Niet meer in te denken tegenwoordig. Verhuizingen vonden heel vaak plaats. Van Vijverdal naar het Bio Medisch Centrum. Daarna ging het (onderzoeksdeel) van de vakgroep naar het Keizer Karelplein (KKP) en de overige medewerkers naar Randwijck. Het enige gebouw in een grote modderpoel. Vaak is er nog verhuisd binnen gebouw DEB 1. En ja, de KKP-ers kwamen uiteindelijk ook naar Randwijck. Niet te vergelijken met hoe het er nu uitziet. Capaciteitsgroep werd vakgroep, werd weer capaciteitsgroep en is nu al weer enkele jaren vakgroep. En voor iedere naamsverandering was een goede onderbouwing. Het gebeurde niet ‘zomaar’ of ‘zonder reden’. Onder het bewind van vele voorzitters zoals Wim Brouwer, Cees de Geus, André Knottnerus, Jan van Ree, Harry Crebolder en nu Job Metsemakers is het doel nooit uit het oog verloren. Samen Maastricht nationaal en internationaal op de kaart zetten wat onderwijs, onderzoek, huisartsopleiding betreft. Voor mij heel interessant om deze processen van zo nabij en zo lang te mogen meemaken. Het enthousiasme, de ideeën, de inzet, de saamhorigheid en de betrokkenheid is iets, dat er altijd is geweest. Huisartsgeneeskunde is een club met fijne, warme mensen. Het voelt een beetje als thuiskomen voor mij. Ik denk dat ik dan ook nog maar een paar jaartjes blijf. 35 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 Al doende leert men Haio Gerrie Waagenaar DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Schinveld, september 1980. Dorpsarts Hans Hermans had zich voor de piepjonge huisartsopleiding in Maastricht beschikbaar gesteld als opleider. En als eerste maakte daar Gerrie Waagenaar gebruik van: een vrouw! Dat was even wennen, maar leverde toch verbazingwekkend weinig problemen op. Kort daarvoor was ze afgestudeerd, en eigenlijk had ze nog een reis naar India in de planning. Jaargenoot Job Metsemakers attendeerde haar er echter op, dat er nog plaatsen waren in het huisartsenopleidingsgroepje, dat weldra zou starten. Ach, de opleiding duurde maar een jaartje, India kon daarna ook nog wel (het staat trouwens nog steeds in de planning). Het was de eerste groep aios aan de Maastrichtse huisartsopleiding die geheel bestond uit in Maastricht opgeleide dokters. En Gerrie was ook hier de enige vrouw, te midden van o.a. Paul Hufman, Koen van Vugt, Godfried Saes en Job Metsemakers. De groep werd bijgestaan door HAB Theo Lemmens en GW-er Jos op ’t Root. De terugkomdagen stonden vooral in het teken van gezellig spuien en veel lachen, van medisch inhoudelijk onderwijs kan Gerrie zich weinig tot niets herinneren. Nee, dan Schinveld: daar moest aangepoot worden! Drukke spreekuren en veel visites. Die laatste afgelegd in een roestbruine Ford Escort, op een terugkomdag even tussendoor aangeschaft voor 300 gulden, toen een nog roestiger Renaultje definitief instortte. Tanken deed je in het goedkope Duitsland, via een bosweggetje makkelijk te bereiken. Tot natuurlijk een keer twee mitrailleurtypes haar snapten, ampullen met morfine aantroffen en niet wilden geloven, dat dit jonge meisje dokter was. Uiteindelijk werd ze door de opleider met moeite vrijgepraat. En dan natuurlijk de diensten, door de week om de dag avond-nachtdienst, en 1 x per 3 weken een heel weekend. De opleider had dan vrij (!), achterwacht was collega Paul Hufman die in het naastgelegen Brunssum haio was bij de illustere Jo Baggen. Want er moest iemand de telefoon aannemen en de semafoonoproepen doen in dit mobielloze tijdperk. Maagklachten waren allemaal psychisch. Toen Gerrie een keer het gloednieuwe wondermiddel Tagamet voorschreef, kreeg ze onomwonden te horen, dat dit absoluut niet kon: pillen in plaats van praten! Veranderingen waren sowieso verdacht. Hypertensie behandelde je met Aldomet, en niet met nieuwlichterij als beta-blokker propanolol! Ook voldeed dit 24-jarige meisje zonder witte jas niet aan het Schinveldse beeld van een dokter. Bij het visite rijden waren vragen als: ‘komt je vader straks nog?’ of ‘u bent zeker de Avonconsulente?’ niet ongebruikelijk. Didactisch stond alles nog niet zo op de rails. Wel was er elke dag nabespreking: braaf luisteren naar de preken van de opleider, en vooral bewonderend kijken! Alles dus karakteristiek volgens het meester-gezel model: leren door te werken, en hoe harder je werkt, hoe meer je leert. Gewoon voor de leeuwen gooien en aan de slag. Gelukkig paste dit onderwijsmodel wel bij Gerrie. Belangrijkste leeropbrengsten van dat jaar huisartsopleiding: zelfstandig denken en beslissen. En aan het eind van het jaar een groot compliment van de opleider: in al die tijd heb je me in de dienst nooit gestoord voor telefonisch overleg! O tempora, o mores… Maar Gerrie was wel klaar voor haar eerste baan: 1 jaar ziektewaarneming in het prachtige nieuwe gezondheidscentrum Hoensbroek, waar nieuwlichterij juist welkom was (en nog steeds). En nu is ze al weer jaren verbonden aan het, met 40 jaar toch wel volwassen geworden, Maastrichtse Huisartsen Opleidingsinstituut, als HAB en als curriculumcoördinator, waarbij didactiek in al z’n facetten dagelijkse kost is. En nog 1,5 dag in de praktijk in Heerlen, voor het broodnodige doktersgevoel. En misschien nog een keer die reis naar India? 36

3e uitgave 2014 Terugblik op de periode 1993-1998 Professionalisering DOOR PAUL HÖPPENER, VOORMALIG HOOFD HUISARTSOPLEIDING Bij mijn aantreden als coördinator van de huisartsopleiding in 1993 was het pad al uitgezet en geplaveid. Herman Muller had de eerste jaren als pionier de basisstructuur goed neergezet. Hij werd opgevolgd door Vic Dubois (zie onder op zijn Solex) die de opleiding verder heeft uitgebouwd en klaar gemaakt voor een verdere professionalisering, die vorm heeft gekregen in de huidige driejarige opleiding. We hadden alle drie als huisarts gewerkt zonder enige vooropleiding voor dit vak. We beseften goed wat we gemist hadden en dat was een extra motivatie om een goede huisartsopleiding neer te zetten. Onder Herman Muller duurde de opleiding één jaar, Vic Dubois begeleidde de overgang naar een tweejarige opleiding en mijn eerste klus was het opstarten van de driejarige opleiding. Gelukkig heeft deze tendens zich niet voortgezet bij mijn opvolgers… De driejarige opleiding De meeste haio’s (tegenwoordig aios) verzetten zich heftig tegen de verlenging van de opleiding in deze vorm en zelf had ik ook moeite met deze landelijk slecht voorbereide stap. De verlenging kwam vooral hard aan bij de haio’s die al eerdere extra ervaring hadden opgedaan in ziekenhuizen, en nu toch het volledige tweede jaar met externe leerwerkperiodes (ELWP) moesten volgen. In de vaak heftige discussies was je voor hen een soort ‘burgemeester in oorlogstijd’: je was het er niet mee eens maar moest het wel verdedigen om zo landelijk meer concessies te krijgen. Die kwamen er ook, eerdere klinische ervaring werd omgezet in vrijstellingen, die de opleiding weer korter maakten. Nieuwe opzet van het opleiderscurriculum, teaching the teachers In de 15 jaar als hao (huisartsopleider) heb ik een aantal lacunes in mijn opleiding tot arts kunnen aanvullen in de, vaak wederzijdse, leergesprekken met haio’s. Nieuwe kennis, nieuwe aanpak, communicatie en consultvoering. Dat zelfde doel werd nagestreefd in de terugkomdagen voor de hao’s. Maar als je daar dan 5 jaar had meegedraaid, kreeg je wel vaak de indruk dat de naald in de groef bleef hangen en dezelfde melodie keer op keer werd gespeeld. Toen de driejarige opleiding stevig op zijn poten was gezet, hadden we tijd om daar extra aandacht aan te besteden. Aanpassing van de logistiek van de terugkomdagen voor de hao’s was een eerste vereiste: concentratie van het terugkom-onderwijs en voortgangsbespreking op twee weekdagen. Het voorafgaand overleg met staf, Hao’s en Haios vroeg veel tijd, energie en overredingskracht, maar uiteindelijk wezen alle neuzen dezelfde kant op en kon gestart worden met de inhoudelijke invulling. Er is nu een verschil in niveau: beginnend, ervaren, oude rot. De deelname aan de voortgangstoets van de haio’s maakt het mogelijk om lacunes in kennis op te sporen en hierop gericht individueel Hao-curriculum samen te stellen. Aan mijn opvolgers Yvonne van Leeuwen en Paul Ram het compliment dat ze dit gerealiseerd hebben. De automatisering van de acht landelijke Huisartsopleidingen Halverwege de jaren ‘90 kwam de automatisering van de huisartspraktijken goed op gang. De huisartsopleidingen konden hier niet bij achterblijven. Een efficiënte en soepel lopende organisatie van de opleiding zou op den duur niet goed meer mogelijk zijn zonder de ondersteuning van een betrouwbaar en praktisch automatiseringssysteem. De huisartsopleiding in Maastricht heeft hierbij het voortouw genomen met de ontwikkeling van het HOSYS (Huisartsopleiding Systeem). De aanwezige expertise van staf en medewerkers maakte er een betrouwbaar digitaal werkpaard van, dat al snel zijn weg vond naar de andere zeven huisartsopleidingen. En nog steeds sjokt dit oude paard, aangepast en opgekalefaterd, onder de naam HAGSYS, voort… 37 op één lijn 50

op één lijn 50 3e uitgave 2014 De samenwerkende huisartsopleidingen In het kader van de professionalisering werden de coördinatoren van de huisartsopleiding bevorderd tot ‘hoofd’. De reden hiervan werd me al snel duidelijk bij onze bijeenkomsten: ‘zoveel hoofden, zoveel zinnen’. We wisten dat naar buiten toe, in onze communicatie met hoogleraren en instanties, goed te verhullen. Gelukkig vond er snel een reshuffeling plaats en hebben we lange tijd goed en constructief met de andere zeven hoofden samengewerkt. En dat was hard nodig om de onafhankelijke positie van de opleidingen, die nauw verbonden zijn met de academie, te beschermen tegen kapers zoals LHV en NHG. Het vervolg De goede landelijke samenwerking en individuele inzet van de lokale afdelingen heeft geleid tot de huidige professionele, inhoudelijke en onderwijskundig sterke positie van de huisartsopleidingen. Met een bijbehorende goede financiële ondersteuning. Iets om met de nodige jaloezie, maar ook voldoening naar terug te kijken. Proficiat, huisartsopleiding met deze 40e verjaardag. Nog vele jaren, maar houd het bij een driejarige opleiding. Toekomstvisie Opleiding tot praktijkhoudend huisarts DOOR YVONNE GULDEMOND-HECKER, MEDISCH DIRECTEUR HUISARTSEN OZL EN PRAKTIJKHOUDEND HUISARTS IN UBACHSBERG De huidige huisartsopleiding leidt in drie jaar op tot uitstekende huisartsen met een gedegen actuele kennis, brede praktische vaardigheden, een goede artspatiënt communicatie en een degelijk wetenschappelijk fundament. Maar het zorgveld is sterk in beweging. De positie van de huisarts in de sociaal-maatschappelijke context is de laatste jaren veranderd. Denk daarbij aan het samenwerken in de ketenzorg, binnen maar ook buiten het medische domein. Van de huisarts wordt verwacht dat hij of zij de regie neemt in de wijk, waar zorg, welzijn en wonen steeds meer in samenhang bekeken worden. En er zijn nog veel nieuwe ontwikkelingen op komst. Een nieuwe rol voor gemeenten en overheid in de organisatie van de zorg. Het wegvallen van de schotten tussen eerste en tweede lijn. Een nieuw bekostigingssysteem. Het moge duidelijk zijn dat er met deze ontwikkelingen niet alleen een appèl gedaan wordt op het geneeskundig vakmanschap van de huisarts, maar ook op andere vaardigheden zoals overleg, beleid, beheer en onderhandelen. Als de huisarts van de toekomst een sleutelpositie in de eerste lijn wil behouden zal de praktijkhoudende huisarts meer in zijn mars moeten hebben dan zijn huisartsgeneeskundig vakmanschap. De praktijkhoudende huisarts zal behalve operationeel ook tactisch en strategisch moeten kunnen acteren. In de huidige opleiding is er weliswaar aandacht voor managementaspecten, maar dit is in mijn ogen onvoldoende voor de praktijkhoudende huisarts van de toekomst. Ook de aios gaven onlangs aan in de NIVEL-enquête aan dat dit onderdeel in de opleiding onderbelicht is (zie www.sboh.nl). 38

3e uitgave 2014 Hoe kun je huisartsen opleiden tot praktijkhouders? De huidige opleiding tot huisarts is inhoudelijk al overvol. Daarbij heeft de aios in die fase zoveel op inhoudelijk gebied te leren dat er weinig ruimte zal zijn om zich met overstijgende zaken als beleid bezig te houden. Ook ambiëren veel jonge huisartsen het praktijkhouderschap nog niet. Er zal dus gezocht moeten worden naar mogelijkheden om huisartsen na afloop van de huisartsopleiding aanvullend op te leiden voor het praktijkhouderschap. Daarom stel ik het volgende voor: beschouw de bestaande driejarige opleiding als een opleiding tot een Hidha, die als een goed opgeleide vakbekwame huisarts patiëntenzorg kan bieden. Maar biedt huisartsen, die zelfstandig een huisartsenvoorziening willen runnen, een aanvullende opleiding tot praktijkhoudend huisarts. Wat is het doel van de opleiding tot praktijkhoudend huisarts? Huisartsen die deze opleiding volgen worden niet alleen opgeleid om een huisartsenvoorziening te runnen, maar ook om op te treden als regisseur in het brede veld van zorg en welzijn, stakeholder in het overleg met andere partijen, zoals gemeenten, overheid, V&V, tweede lijn, zorgverzekeraars etc. Hoe zou zo’n opleiding tot praktijkhoudend huisarts er uit kunnen zien? De opleiding zou gericht moeten zijn op het ontwikkelen van managementkwaliteiten en beleidsmatige vaardigheden, waarbij de competentiegebieden samenwerking, organisatie en professionaliteit centraal staan. Met aandacht voor het ontwikkelen van projecten binnen en buiten de praktijksetting, maken van een business case, management, onderhandelen, besturen, enz. Huisartsen die de opleiding tot praktijkhouder willen volgen kunnen daarnaast als waarnemer of Hidha in een huisartsenpraktijk werkzaam zijn. Voor wie is de opleiding tot praktijkhoudende huisarts bedoeld? Deze opleiding komt tegemoet aan huisartsen die op een hoger niveau dan dat van Hidha willen acteren. De huisarts die deze opleiding heeft gevolgd is beter voorbereid op de eisen die aan de huisarts van de toekomst worden gesteld. Het is daarmee ook een mooie springplank voor huisartsen die carrière in hun vak willen maken (zie ook artikel MC 36 blz. 1674). Wat zijn de voordelen van een opleiding tot praktijkhoudend huisarts? • Huisartsen kunnen kiezen op welk niveau ze wil acteren (als Hidha of praktijkhoudend) • De praktijkhoudend huisarts wordt beter voorbereid op de eisen die gesteld worden aan de huisarts van de toekomst • De positie van de huisarts in het toekomstige zorgveld wordt beter geborgd. Bij een eerste presentatie van bovenstaand voorstel bleek het onderwerp sterk te leven. Graag zou ik dit onderwerp binnen de diverse huisartsgeneeskundige gremia op beleidsniveau onder de aandacht willen brengen. Wie kent ze allemaal nog? Laat het ons weten op1lijn@maastrichtuniversity.nl 39 op één lijn 50

Op één Lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@maastrichtuniversity.nl www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl www.familymedicinemaastricht.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
Home


You need flash player to view this online publication