stelde Jezus hun deze vraag: 42‘Wat denkt u
over de messias? Van wie is hij een zoon?’
‘Van David,’ antwoordden ze. 43
Jezus vroeg:
‘Hoe kan David hem dan, geïnspireerd door
de Geest, Heer noemen? Want hij zegt: 44
“De
Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn
rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten
heb gelegd.’” 45
hoe kan Hij dan Zijn Zoon zijn?’ 46
Als David hem dus Heer noemt,
En niemand
was in staat hem een antwoord te geven, noch
durfde iemand hem vanaf die dag nog een
vraag te stellen.
Wee de schriftgeleerden en de farizeeën
231
Daarna richtte Jezus zich tot de menigte en
tot zijn leerlingen 2
en zei: ‘De schriftgeleerden
en de farizeeën hebben plaatsgenomen op
de stoel van Mozes. 3
Houd je dus aan alles
wat ze jullie zeggen en handel daarnaar;
maar handel niet naar hun daden, want ze
doen zelf niet wat ze jullie voorhouden. 4
Ze
bundelen alle voorschriften tot een zware last
en leggen die de mensen op de schouders,
terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om die
te verlichten. 5
Al hun daden zijn erop gericht
om door de mensen gezien te worden. Ze
verbreden immers hun gebedsriemen en
maken de kwastjes aan hun kleren langer, 6
ze
verlangen een ereplaats bij feestmaaltijden
en in synagogen, 7
en hechten eraan op het
marktplein eerbiedig te worden begroet en
door de mensen rabbi te worden genoemd.
8
En noem
Jullie moeten je niet rabbi laten noemen,
want jullie hebben maar één meester, en jullie
zijn elkaars broeders en zusters. 9
niemand op aarde vader, want jullie hebben
14 Khorhurd
maar één vader, de Vader in de hemel. 10
Laat
je ook niet leraar noemen, want jullie hebben
maar één leraar, de Messias. 11
De belangrijkste
onder jullie zal jullie dienaar zijn. 12Wie zichzelf
verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf
vernedert zal worden verhoogd.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
huichelaars, jullie versperren de mensen de
13
toegang tot het koninkrijk van de hemel.
14
Jullie gaan er zelf niet binnen, maar laten ook
degenen die er willen binnengaan niet toe.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
huichelaars, jullie bereizen landen en zeeën om
één enkele proseliet te winnen, en wanneer je
hem eenmaal voor je gewonnen hebt, wordt hij
dankzij jullie tot een hellekind in het kwadraat.
15
16Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen:
“Wanneer iemand zweert bij de tempel, is dat
niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van
de tempel, is aan die eed gebonden.” 17
Dwaas
zijn jullie en blind, wat is nu van meer waarde:
het goud of de tempel die het goud geheiligd
heeft? 18
zweert bij het altaar, is dat niet geldig. Alleen
wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is
aan die eed gebonden.” 19
Wie dus zweert bij
En wie
Zo zeggen jullie ook: “Wanneer iemand
Blind zijn jullie, wat is
nu van meer waarde: de offergave of het altaar
dat de offergave heiligt? 20
het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop
ligt. 21
En wie zweert bij de tempel, zweert daarbij
en bij degene die hem bewoont. 22
zweert bij de hemel, zweert bij de troon van
God en bij hem die daarop gezeten is.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
huichelaars, jullie geven tienden van munt,
dille en komijn, maar veronachtzamen wat in
de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid
en trouw, terwijl men het een zou moeten doen
zonder het andere te laten. 24
23
Blinde leiders zijn
jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar
een kameel wegslikken.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
huichelaars, de buitenkant van bekers en
schalen spoelen jullie af, maar de binnenkant
blijft vol roofzucht en onmatigheid. 26
25
Blinde
farizeeër, spoel eerst de binnenkant van de
beker om, dan wordt de buitenkant vanzelf
ook schoon.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde
graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar
vol liggen met doodsbeenderen en andere
onreinheden. 28
27
Zo lijken ook jullie voor de
mensen uiterlijk op rechtvaardigen, terwijl jullie
innerlijk vol huichelarij en wetsverachting zijn.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
huichelaars, jullie bouwen grafmonumenten
voor de profeten en versieren de graven van
de rechtvaardigen, 30
29
zouden wij ons niet zoals zij schuldig hebben
gemaakt aan de moord op de profeten.”
31
Daarmee erkennen jullie zelf dat jullie kinderen
zijn van hen die de profeten vermoord hebben.
32
Maak de maat van jullie voorouders dan maar
vol! 33Slangen zijn jullie, addergebroed, hoe
denken jullie te kunnen ontkomen aan een
veroordeling tot de Gehenna?
Dat is de reden waarom ik profeten en wijzen
en schriftgeleerden naar jullie zal sturen. Jullie
zullen sommigen van hen doden, kruisigen zelfs,
en anderen in jullie synagogen geselen en van
stad tot stad vervolgen. 35
34
Al het onschuldige
bloed dat op aarde is vergoten zal jullie worden
aangerekend, vanaf het bloed van Abel, de
rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja, de
zoon van Berechja, die jullie vermoord hebben
tussen het heiligdom en het brandofferaltaar.
36
alles neerkomen. 37
Ik verzeker jullie: op deze generatie zal dit
Jeruzalem, Jeruzalem, dat
de profeten doodt en stenigt wie naar haar
toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb ik je kinderen
niet bijeen willen brengen zoals een hen haar
kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar
jullie hebben het niet gewild. 38
eenzaam aan haar lot overgelaten. 39
en jullie zeggen: “Als wij
geleefd hadden in de tijd van onze voorouders,
jullie: vanaf nu zullen jullie mij niet meer zien,
tot de tijd dat je zult zeggen: “Gezegend hij
die komt in de naam van de Heer!”’
Khorhurd
15
Jullie stad wordt
Ik verzeker