Voorkant

Groene schoolpleinen Handleiding

VOORWOORD O i Als kind speelde ik in het groen dat het een lieve lust was. Mijn oma had bijvoorbeeld een uitgebreide bloementuin bij ons thuis. Er kwamen allerlei soorten vlinders in voor, waar ik gefascineerd naar kon blijven kijken. Ik had ook een stukje tuin zelf ingericht. Een kleine acht van zand als pad en daaromheen allerlei vaste planten, bloeiend zomergoed, eetbare gewassen en struiken. Ik weet nog hoe ik onder het dichte bloemendek van de herfstasters doorkroop. Ze groeiden zo dicht, dat mijn oma het nog niet eens in de gaten had. Ik denk met liefde aan die tijd terug. Ik was volop aan het ontdekken, het groen inspireerde mij en mijn oma leerde me van alles. Dat draag ik nog elke dag met mij mee. Groen is goed voor de ontwikkeling van kinderen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt bijvoorbeeld, dat jongens na het spelen op een groen schoolplein beter de lesstof kunnen opnemen. Spelen op een groen schoolplein ondersteunt kinderen ook in het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Groen nodigt uit om te ontdekken hoe de natuur in elkaar zit, net zoals ik dat als kind deed. Groene schoolpleinen staan om die redenen nu in het middelpunt van de belangstelling. Voor hoveniers en groenvoorzieners is dit nog een relatief nieuw terrein. Zij kunnen met hun groene vakmanschap een belangrijke bijdrage leveren aan de aanleg en het onderhoud van een succesvol groen schoolplein. Hoe vertalen we de resultaten van het wetenschappelijke onderzoek in een concreet plan? Wat werkt wel en wat werkt niet? Hoe betrekken we de kinderen bij het ontwerp en de realisatie? En hoe zorgen we ervoor dat het groene schoolplein zijn functionaliteit behoudt? Al deze vragen komen aan de orde in deze nieuwe handleiding, waartoe Branchevereniging VHG met steun van het Productschap Tuinbouw, het initiatief heeft genomen. We doen dit vanuit onze boodschap en missie dat groen bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving, de bevordering van de biodiversiteit en de gezondheid van mensen. Met de groene schoolpleinen voegen we een innovatie aan ons groene vak toe, die bovendien een enorm belangrijke maatschappelijke betekenis heeft. Het gaat over de ontwikkeling van kinderen. Het is prachtig, dat we daar als groene sector heel concreet een bijdrage aan kunnen leveren. Ik bedank dan ook iedereen die aan de totstandkoming van deze handleiding heeft bijdragen, zeer hartelijk voor zijn inzet en inbreng. Van harte hoop ik, dat de diverse ideeën in deze handleiding straks terug te zien zullen zijn op vele groene schoolpleinen in Nederland. En dat ik ook daar veel kinderen zie spelen dat het een lieve lust is. Egbert Roozen, directeur Branchevereniging VHG

Daltonschool, Delft

INLEIDING Waarom deze handleiding? HOOFDSTUK 1 Hoe goed is een groen schoolplein? HOOFDSTUK 2 Voorbereiding HOOFDSTUK 3 Ontwerp HOOFDSTUK 4 Uitvoering HOOFDSTUK 5 Gebruik HOOFDSTUK 6 Onderhoud en beheer HOOFDSTUK 7 Educatie HOOFDSTUK 8 Financiën HOOFDSTUK 9 Groen in de klas HOOFDSTUK 10 Meer informatie Geraadpleegde bronnen BIJLAGE 1 Groen doet goed (factsheet over jeugd, natuur en gezondheid, IVN) BIJLAGE 2 Keuren en inspecteren van speeltoestellen BIJLAGE 3 Suggesties voor beplanting op speelterreinen BIJLAGE 4 Suggesties voor halfverharding op speelterreinen

KC Montessori, Maastricht Montessorischool Apollo, Leiden

INLEIDING W h Deze handleiding is bedoeld om ontwerpers en hoveniers te ondersteunen bij het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van groene schoolpleinen. Met praktische tips en inspirerende voorbeelden willen wij antwoorden geven op vragen zoals: ‘Wat is een groen schoolplein?’, ‘Wat werkt wel en wat niet?’ en ‘Wat vraagt het van de hovenier?’ U vindt in dit handboek geen kant-en-klare recepten voor een perfect groen schoolplein. Het is een bron van informatie voor professionals die vanuit hun eigen deskundigheid en creativiteit, samen met de klant, concreet invulling geven aan het groene schoolplein. Overigens: we hanteren in deze handleiding de term ‘schoolplein’, maar de informatie is grotendeels ook van toepassing op terreinen bij kinderopvang- en zorginstellingen. Van grijs naar groen De laatste jaren veranderen steeds meer schoolpleinen van grijze tegelplateaus in een groene avontuurlijke omgeving. Een plein met natuurlijke groene elementen zoals bloemperken, grasveldjes, boomstammen, zand en water, speelbosjes, heuvels, insectenhotels, moestuinen enzovoorts. De kinderen worden er uitgedaagd om te spelen in en met natuurlijke elementen. Ze komen bovendien op een creatieve manier in contact met de natuur. De baten van een groen schoolplein Uit onderzoek blijkt dat groene schoolpleinen (en speelplaatsen) unieke speel- en leermogelijkheden bieden voor kinderen. Kinderen vinden een groen schoolplein leuker dan een grijs schoolplein en spelen er gevarieerder. Jongere kinderen vinden school leuker, hebben meer vriendjes en geven aan minder vaak gepest te worden dan hun leeftijdsgenootjes met een tegelplein. Als een plein na vergroening ook echt aantrekkelijker wordt gevonden, verbetert het sociale klimaat van de school. Informatie uit onderzoek en de praktijk Het succes van een groen schoolplein is in belangrijke mate afhankelijk van factoren zoals de inrichting, het gebruik, het onderhoud en het draagvlak onder docenten, ouders, leerlingen en omwonenden. Gelukkig is ook daarover steeds meer informatie bekend, uit onderzoek én uit de praktijk. In dit handboek is deze informatie gebundeld en bewerkt tot praktische handvatten voor de groene ondernemer. Daarbij gaat het niet alleen om het groen zelf, maar ook om de communicatie met de betrokken partijen en het betrekken van de kinderen bij het groen.

Opzet van deze handleiding In deze handleiding komen de belangrijkste aspecten aan bod van het ontwerp en de aanleg van een groen schoolplein. Hoofdstuk 1 geeft beknopte achtergrondinformatie over de meerwaarde van een groen schoolplein, zowel voor de gebruikers als voor de omgeving. Hoofdstuk 2 beschrijft in het kort de aandachtspunten tijdens de voorbereiding van een vergroeningstraject. Denk aan aspecten als draagvlak en communicatie. Maar ook aan een helder plan van aanpak. In Hoofdstuk 3 komen de aspecten aan bod die een rol spelen bij het ontwerpen van een groen schoolplein. In Hoofdstuk 4 staan we stil bij de aanlegfase: waar moet u allemaal aan denken, wie helpen mee en hoe wordt dat georganiseerd? Hoofdstuk 5 is gewijd aan het gebruik van een groen schoolplein. Dit is wezenlijk anders dan van een grijs schoolplein. Wat is wel en niet mogelijk? Hoe zit het met veiligheid? Hoofdstuk 6 gaat in op het belang van goed onderhoud. In Hoofdstuk 7 worden tips gegeven om het groene schoolplein in te zetten in de lessen. Mogelijkheden voor financiering komen aan bod in Hoofdstuk 8. Niet alleen buiten, ook binnen is groen uitstekend toepasbaar. Voorbeelden en voordelen van groen in de klas vindt u in Hoofdstuk 9. Tot slot een overzicht van interessante bronnen waar u meer informatie vindt over dit onderwerp. Een levend concept Een groen schoolplein is eigenlijk nooit klaar, het blijft zich ontwikkelen. Dat geldt ook voor deze handleiding. De losbladige opzet maakt het mogelijk om zelf informatie toe te voegen. En heeft u vragen, suggesties of goede voorbeelden, neemt u dan contact op met Branchevereniging VHG: Gonny van der Vlis (G.vander.Vlis@vhg.org) of Richard Maaskant (R.Maaskant@vhg.org).

De Gentiaan, Apeldoorn

PCB De Klokbeker, Ermelo De Korf, Apeldoorn

1 HOOFDSTUK 1 H i s

Insectenhotel

HOOFDSTUK 1 H i s De aantrekkingskracht van groene schoolpleinen is groot. En terecht: een groen schoolplein is goed voor kinderen én voor de buurt. Zeker in de huidige tijd, waarin de zwaarlijvigheid onder kinderen toeneemt en veel kinderen kampen met gedragsproblemen zoals ADHD en autisme. Daarnaast moeten er oplossingen worden gevonden voor milieuthema’s zoals klimaatverandering, hogere temperatuur in de stad (hitte-eilandeffect), wateroverlast en CO2 en fijnstof in de lucht. Het bewustzijn groeit dat groen de gezondheid en het welzijn van jong en oud kan verbeteren. Bovendien kan een groene omgeving helpen om de kwaliteit van de stad duurzaam te verhogen. Voor kinderen Jolanda Maas deed in 2012 onderzoek naar de effecten van groene schoolpleinen op basisschoolleerlingen. Zowel leerlingen, ouders, leerkrachten als directeuren bleken meer tevreden over hun schoolplein als het groen is. Ze waarderen het plein met een ruime voldoende en vinden het leuker, avontuurlijker, mooier, fijner, gezelliger en groter. In 2014 onderzocht Maas welke succes- en faalfactoren een rol spelen bij het ontwerpen van groene schoolpleinen. Ook daaruit kwamen voordelen van dergelijke pleinen naar voren. Uit de onderzoeken blijkt dat groene schoolpleinen: • een positief effect hebben op het welzijn van jongere leerlingen (groep 4 en 5). Ze vinden school leuker, hebben meer vrienden en worden minder gepest. Leerkrachten, directeuren en ontwerpers merken op dat kinderen op een groen schoolplein minder ruzie maken; • meer uitnodigen uit tot gebruik voor educatieve doeleinden: leerkrachten gebruiken een groen schoolplein vaker voor onderwijsactiviteiten (o.a. gym, natuur en tekenen); • een positieve invloed kunnen hebben op de concentratie van leerlingen; • rust bieden, de leerlingen hebben meer energie voor de lessen; • meer uitdagen tot intensief bewegen en gevarieerd spel; • een uitdagende speel- en leeromgeving bieden: mogelijkheden tot ontdekken en grenzen verleggen; • de mogelijkheid bieden om kinderen in contact te brengen met de natuur, waardoor ze er meer respect voor krijgen en er zorgzamer mee omgaan.

Tijdens de basisschoolperiode wordt bij kinderen de basis gelegd voor zowel gezond gedrag als voor verbondenheid met natuur. Een overzicht van de belangrijkste onderzoeksresultaten is te lezen in bijlage 1. ‘Groen doet goed’ van IVN. Kortom: groene schoolpleinen kunnen een oplossing vormen voor problemen zoals het gebrek aan bewegen bij kinderen en concentratieproblemen. Niet alleen de kinderen, ook het team van de school heeft er plezier van. Verder blijkt dat ouders eerder kiezen voor een school met een groen schoolplein dan een met een grijs plein. En over het algemeen ervaart de buurt ook minder overlast van het gebruik van een groen plein in de naschoolse uren. Scholen ervaren ook wel nadelen van een groen schoolplein. Die wegen echter minder zwaar dan de voordelen, zo geven docenten en directies aan. Als nadelen worden wel genoemd: • het onderhoud kost tijd en geld; • het groen zorgt voor meer vuil (zand, blaadjes) in en rondom de school; • het kost tijd om de leerlingen te leren hoe zij het schoolplein moeten gebruiken; • het groen slijt op sommige plekken vrij snel; • er zijn onduidelijkheden over de keuring van spelelementen. Goede voorlichting en heldere afspraken kunnen deze nadelen verkleinen. De hovenier kan hierin een belangrijke rol vervullen. Voor de buurt Waterberging: het vergroenen van een schoolplein maakt de buurt ook minder kwetsbaar voor extreme neerslag. Mede door de klimaatverandering krijgt Nederland steeds vaker te maken met hevige regenbuien. Dit leidt op veel plaatsen tot wateroverlast, vooral in de dichtbevolkte steden. Toepassing van meer groen kan helpen de kans op wateroverlast te verminderen. De bodem vangt het regenwater op en ontziet daarmee het riool. Op knelpunten kunnen ingegraven infiltratieboxen worden toegepast. Deze voeren het water snel af en laten het langzaam naar het grondwater weglopen. TIP Brede wijkfunctie Vertel de leerkrachten en directie van de school over de positieve effecten van een groen schoolplein voor zowel de gebruikers als de buurt. Het versterkt het belang van zo’n schoolplein in de wijk. De school kan bijvoorbeeld in overleg met de gemeente afspraken maken over het gebruik van het plein na schooltijd, zodat het een bredere functie krijgt in de wijk. Vaak is er op het gebied van natuur- en milieu-educatie ondersteuning mogelijk vanuit een gemeente of landelijke organisatie. Zo kan er ook gericht natuuronderwijs worden gegeven. Andersom kan trouwens ook werken: dat de kinderen gebruik mogen maken van een deel van de groenvoorziening bij de school die dan geschikt wordt gemaakt om te spelen.

OBS Woutertje Pieterse, Leiden Verkoeling: een levend, groen schoolplein draagt ook bij aan de hittebestendigheid van de omgeving. De temperatuur in de stad is door de versteende omgeving tot 10 graden hoger dan erbuiten. Goed gekozen groen zorgt voor verkoeling en natuurlijke schaduw op warme dagen. De juiste boom op de juiste plek beschermt tegen te veel zonlicht in de zomer. Onder de kruin van een boom is de temperatuur tot 15 graden lager dan even verderop. Biodiversiteit: op een goed ingericht en niet al te klein groen schoolplein vinden vogels, vlinders, egels en tal van insecten hun voedsel en beschutting. Door de juiste keuze van bloemen en planten komen dieren als vanzelf. Hoe meer variatie in planten en struiken, hoe meer ook natuur en milieu worden geholpen. Daarmee neemt de biodiversiteit in de stad weer toe. Bovendien nodigt zo’n plein vol leven kinderen extra uit om buiten te spelen en de natuur te ontdekken. Wilt u meer weten over deze waarden van groen, bekijk dan de links in hoofdstuk 10: Meer informatie. De Kring, Oegstgeest

De Gentiaan, Apeldoorn Jan Vermeerschool, Delft

2 HOOFDSTUK 2 V

Vrije School de Vuurvogel, Zoetermeer

HOOFDSTUK 2 V De aanleg van een groen schoolplein vraagt om een grondige voorbereiding. Welke ideeën en wensen zijn er? Hoe groot is het budget? Wie maakt het ontwerp? Wat is de planning? Is er voldoende draagvlak te bereiken onder docenten, ouders, leerlingen en omwonenden? Heldere antwoorden op deze vragen verkleinen de kans op teleurstellingen achteraf. Voor de betrokkenen is zo’n project vaak totaal onbekend terrein. De hovenier kan dan ook een actieve rol spelen door zijn kennis en ervaring te delen, te motiveren en adviseren. Wensen en verwachtingen Ideeën voor de inrichting van een groen schoolplein zijn er vaak volop. Hoveniers en ontwerpers die kinderen de vraag voorleggen wat zij het liefst op hun schoolplein zouden willen, worden veelal overstelpt met suggesties, tekeningen en bouwwerken. Minder concreet zijn vaak de ideeën over het gebruik en het onderhoud van een groen schoolplein. Daarom is het zaak in gesprekken met de school te achterhalen wat men verwacht. Wat verstaat men precies onder een groen schoolplein? En hoe wil men het gaan gebruiken? Een groen schoolplein brengt zaken met zich mee waarover van tevoren moet zijn nagedacht. Denk bijvoorbeeld aan: • mogelijkheden om natuur te integreren in de lessen: dit kan binnen, maar ook buiten bijvoorbeeld in een speciaal gecreëerd ‘amfitheater’; • kinderen kunnen wat sneller vies worden dan op een grijs schoolplein: ouders kunnen dit als een minpunt ervaren, maar wanneer zij worden geïnformeerd over de vele voordelen van een groen schoolplein en de meerwaarde van groen, dan verdwijnen de bezwaren veelal; • een groen schoolplein vraagt onderhoud: dit kan op verschillende manieren worden georganiseerd, afhankelijk van het budget, de beschikbare mankracht en tijd (zie ook hoofdstuk 5); • de totale trajectduur: voorbereiding, planvorming, ontwerpfase, aanleg en oplevering; • een groen schoolplein is altijd in ontwikkeling, het is nooit ‘af’. De behoefte aan concrete voorlichting over de verschillende aspecten van een groen schoolplein is groot. De hovenier kan daarin een rol vervullen door vanuit zijn vakkennis te vertellen over wat groen kan doen. Niet alleen voor de kinderen, maar ook voor de wijk. Daarnaast is het belangrijk om aan te geven wat er allemaal bij komt kijken, zonder het enthousiasme in de kiem te smoren.

TIP Voorlichting Investeer tijd in voorlichting aan docenten, leerlingen én ouders (en eventueel ook omwonenden en vertegenwoordigers van de gemeente). Verzorg bijvoorbeeld een presentatie, laat foto’s zien van het mogelijke resultaat en geef antwoorden op vragen die er leven. Ga ook in op zorgen die ouders kunnen hebben, bijvoorbeeld over het vies worden van kinderen. Met eerlijke, heldere voorlichting wordt de basis gelegd voor het zo noodzakelijke draagvlak (zie volgende pagina). Het budget Het beschikbare budget komt lang niet altijd ter sprake in de eerste gesprekken. Toch is het belangrijk dit bespreekbaar te maken. Het geeft een duidelijk kader en voorkomt teleurstellingen. In de meest ideale situatie is het budget opgedeeld in bedragen voor het ontwerp, de aanleg én het onderhoud. En liefst wordt ook een post gereserveerd voor onvoorziene uitgaven. Het is zinvol onderscheid te maken tussen primaire wensen (dit willen we nu realiseren) en secundaire wensen (dit willen we op termijn realiseren, als er weer budget is). In het ontwerp kan daar dan rekening mee worden gehouden. Mogelijkheden om het budget te vergroten, staan vermeld in hoofdstuk 8: Financiën. Het ontwerp Het ontbreekt scholen veelal niet aan ideeën voor het ontwerp van een groen schoolplein. Vaak worden er enquêtes gehouden en allerlei schetsen gemaakt. Maar hoe dan verder? Veelal gaat men dan op zoek naar externe deskundigheid voor adviezen en een nadere uitwerking. Dit kan een cruciaal moment in de besluitvorming zijn: wat verwacht men van de ontwerper? En binnen welke kaders moet hij werken? Een duidelijke omschrijving van de opdracht helpt voorkomen dat er kostbare ontwerpen worden gepresenteerd die later niet haalbaar blijken. Het maken van een goed ontwerp is een vak apart en kost veel tijd. Het inschakelen van een architect of ontwerper vraagt dan ook een deel van het beschikbare budget. Meer informatie en tips voor het ontwerp zijn beschreven in hoofdstuk 3: Ontwerp. TIP Bekijk andere schoolpleinen Het kan leerzaam zijn om een kijkje te nemen bij andere scholen met een groen schoolplein. Kies dan niet alleen voor heel nieuwe pleinen, maar bezoek ook een groen schoolplein dat al wat langer geleden is aangelegd. Dat geeft een goede indruk van het belang van onderhoud. OBS Prinses Catharina Amalia, Den Haag

Vrije School, Den Haag Planning Soms heeft de school de wens om het project in delen uit te voeren. Dit kan met het budget te maken hebben, of met praktische zaken zoals de vakantieperiode van scholen. Het is zaak dit goed af te stemmen. Meer hierover is te lezen in hoofdstuk 4: Uitvoering. Draagvlak Een breed draagvlak voor het vergroenen van het schoolplein is onmisbaar. Niet alleen onder de kinderen, maar ook onder de docenten, ouders en omwonenden. Het helpt enorm wanneer zij zich ‘eigenaar’ voelen van het schoolplein. Daardoor zullen ze bijvoorbeeld ook sneller bereid zijn mee te helpen met het onderhouden van het schoolplein. Het is dus zaak om van tevoren een reële inschatting te hebben of dit draagvlak al aanwezig is of gecreëerd kan worden. Dat kan bijvoorbeeld door alle betrokkenen vooraf, maar ook tijdens en na de aanleg, open en eerlijk te informeren over de kansen die een groen schoolplein biedt en het proces daarnaartoe. Denk aan (ouder)bijeenkomsten, (e-mail) nieuwsbrieven en een Facebookpagina. In overleg met de docenten zijn meerdere ideeën te bedenken om de kinderen actief bij het proces te betrekken: het presenteren van de ontwerpen aan de ouders, het uitvoeren van klussen tijdens de aanleg, onder begeleiding van de hovenier onderhoudswerk doen etc. Communicatie richting omwonenden kan een positieve invloed hebben op het imago van de school en kan klachten tijdens de aanleg beperken of voorkomen. Zie ook hoofdstuk 4: Uitvoering en 6: Onderhoud en beheer.

TIP Speel een actieve rol Probeer als hovenier zo vroeg mogelijk in het voorbereidingsproces deel te nemen. Uw kennis en ervaring schept duidelijkheid, voorkomt vaak teleurstellingen en versterkt een vertrouwensband die soms voldoende kan zijn om direct de opdracht toe te kennen. Widar Vrije School, Delft Daltonschool, Delft

TIP Eén aanspreekpunt Adviseer de school om één contactpersoon (projectleider of coördinator) aan te wijzen die als eerste aanspreekpunt fungeert. Dat vergemakkelijkt de dagelijkse communicatie en kan de overleguren binnen de perken houden. Lukt dit niet, plan dan regelmatig - bijvoorbeeld tweewekelijks - een (bouw)vergadering. Plan van aanpak Een plan van aanpak of stappenplan helpt om inzicht te krijgen in het hele proces van ontwerp, aanleg en onderhoud. Per fase kan worden omschreven wat er wanneer gebeurt en op welke punten de betrokkenen kunnen helpen. De school kan dan nagaan of dit te organiseren is. Ook overleg- en beslismomenten kunnen in het plan worden aangegeven. En niet te vergeten: feestelijke markeermomenten: momenten waarop met iedereen op feestelijke wijze wordt stilgestaan bij de verschillende fasen in het traject, zoals de start en de oplevering. Dat helpt de betrokkenheid bij het proces te vergroten. Contact met de school De hovenier krijgt op de school veelal te maken met een ‘tuincommissie’ of ‘werkgroep schoolplein’. Daarin nemen dan veelal enthousiaste ouders, docenten en soms zelfs ook omwonenden deel. Een goede zaak, want dat versterkt het idee dat men gezamenlijk het schoolplein ontwikkelt. Het vraagt echter van zo’n commissie wel veel inzicht en kennis om het project te begeleiden. Niet iedereen is immers dagelijks bezig met een dergelijk project. De hovenier kan de projectgroep ontzorgen, maar moet rekening houden met de aanzienlijke hoeveelheid uren die overleg en afstemming met de diverse belanghebbenden kost. De ervaring leert dat hieraan vergeleken met commerciële projecten soms vier keer zoveel tijd opgaat. Margrietschool, Zoetermeer

OBS Prinses Catharina Amalia, Den Haag

3 HOOFDSTUK 3 O

Daltonschool, Delft

HOOFDSTUK 3 O Bij de inrichting van een groen schoolplein blijken vooral diversiteit en verscheidenheid van belang. Kinderen hebben verschillende behoeftes en dat verschilt ook nog per leeftijd. Sommige kinderen hebben behoefte aan rust, anderen zoeken juist meer de drukte en gezelligheid op of struinen graag door het groen. Een goed ontworpen schoolplein houdt daar rekening mee, maar is ook weer geen bonte verzameling van allerlei elementen. Het is de uitdaging om er een samenhangend geheel van te maken. Een omgeving waar kinderen zich prettig voelen en die bovendien aansluit bij de visie van de school. Voor ieder wat wils Uit onderzoek blijkt dat kinderen op een schoolplein behoefte hebben aan: • Verschillende spel- en speelmogelijkheden: plekken waar ze ‘iets kunnen doen’ zoals verstoppertje en tikkertje spelen, klimmen, glijden, koprollen, schommelen en voetballen. Ook plekken waar fantasiespel (‘hotelspel’, ‘taarten bakken’, ‘vadertje en moedertje’) en constructief spel (hutten bouwen, takken vastknopen) mogelijk is, worden als fijne plekken gezien. • Rust: kinderen hebben graag een plek waar ze zich kunnen ontspannen en tot rust kunnen komen, zoals een grasveld waar je op kunt liggen of een element (wilgenhut, boomstam) waar je in/op kunt zitten. Ze vinden het fijn om er met vrienden te praten, maar ook om er alleen te zijn. • Overzicht: kinderen ervaren het als positief als er plekken zijn die een goed overzicht van het plein geven, zoals een speelberg, heuvel, doolhof en palen. Hier kunnen ze alles in de gaten houden. • Positieve prikkeling van zintuigen: vooral meisjes vinden het fijn om op plekken te komen waar ‘mooie bloemen en planten staan’. Ook het zien van bijen, vlinders, kikkers en vogels maakt dat ze een plek als fijn aanwijzen. Daarentegen worden plekken naar gevonden als er ‘vieze beestjes’ te vinden zijn, het er donker is, het er stinkt, er hondenpoep ligt of het er modderig is. TIP Ruimte voor eigen spel Wees terughoudend met het verwerken van al te veel voorzieningen en speelelementen. Daarmee wordt het schoolplein al snel ‘te vol’. Nadeel daarvan is dat daardoor het groen wellicht onvoldoende tot zijn recht komt. Daarnaast is er kans dat er geen ruimte overblijft waar kinderen hun fantasie kunnen gebruiken en hun eigen spel kunnen creëren. Deze zogeheten ‘ongedefinieerde plekken’ zijn van belang want de werkelijke speelwaarde blijkt vaak te liggen in de dingen die niet bedacht zijn.

‘t Anker, Amersfoort Dukdalf, Leiden

TIP Breng kinderen op ideeën Inventariseer wensen, maar laat ook zelf goede voorbeelden zien van speelnatuur om een idee te geven van wat er allemaal mogelijk is. Dit brengt de creativiteit en fantasie op gang en helpt om op nieuwe ideeën te komen. Houd hierbij ook rekening met de verschillende leeftijdsgroepen (onderbouw/bovenbouw). De website www.springzaad.nl bevat veel inspirerende voorbeelden. Op deze site staan onder ‘Ideeënkoffertje’ ook veel foto’s die u voor een presentatie kunt gebruiken. In een goed ontwerp - maar dat geldt natuurlijk voor elk groenproject - is rekening gehouden met de ligging van het terrein, het groen in de omgeving, de grondsoort, afwatering, het benodigde onderhoud en het gebruik (ook op de langere termijn). Daarnaast is het ook zaak dat de ontwerper interesse heeft in de achterliggende gedachte, de visie die de school heeft op speelnatuur. In het bijzonder moet hij zich ook kunnen verplaatsen in kinderen en de manier waarop zij spelen. Soms is het daarvoor nodig om ‘out-of-the-box’ te denken. Kijk bijvoorbeeld of het mogelijk is om de bestaande fietsstalling of berging te integreren in het ontwerp en om te bouwen tot een uitkijkpunt door er een groen dak op te maken. Ook het plaatsen van een waterpomp op een heel zanderige speelplaats kan een idee zijn. Met het stellen van wat regels kan dat een topattractie vormen, vooral voor de kleinere kinderen. Realistisch ontwerp Het is belangrijk om reëel te zijn in het ontwerp, rekening houdend met de ruimte en het beschikbare budget. Gebeurt dat niet, dan is de kans op een desillusie groot: de school wordt verliefd op een plaatje van een groene wereld die in een later stadium niet haalbaar blijkt. Het is dan vaak nodig om aanpassingen te maken in het ontwerp, wat uiteraard weer tijd én geld kost. Zo is het bijvoorbeeld van belang dat er voldoende vierkante meters beschikbaar zijn, anders valt het tegen wat betreft de toename van biodiversiteit. Op een klein plein wordt alle ruimte intensief gebruikt. Het is goed als er toch wat rustige hoekjes ontstaan waar kinderen zich terug kunnen trekken om diertjes te ontdekken. Dat kan alleen als het plein voldoende groot is of als er maar weinig kinderen zijn. TIP J.H. Snijdersschool, Rijswijk Een groen schoolplein kost tijd Geef de school inzicht in de tijd die het vraagt om tot het gewenste eindbeeld te komen. Dat alles hangt af van de gekozen beplanting (klein of al wat groter maar duurder) en groeitijd en het plantmoment. En ook van de eventueel te bestellen speelelementen en hun levertijden. Bovendien zal een groen schoolplein voortdurend veranderen. Niet alleen door het spelen, ook door het (ecologisch) beheer.

Montessorischool Apollo, Leiden KWS, Zoetermeer

De Korf, Apeldoorn OBS De Duizendpoot, Geleen

Arcade, Leiden Vrije School de Vuurvogel, Zoetermeer Hergebruik van materialen Uit oogpunt van duurzaamheid en ook om kosten te besparen kan het interessant zijn te onderzoeken welke bestaande materialen op het plein creatief in het ontwerp toe te passen zijn. Denk hierbij aan: • een muur van gebruikte stenen die in u-vorm de functie van zitbanken heeft gekregen, een plek waar groepen buitenles kunnen krijgen; • een boomstam om op te klimmen en klauteren, maar ook als evenwichtsbalk of zitplek. Interessant aan een boomstam is dat er ook beestjes op zijn te vinden; • een tunnel of hut van wilgentakken. Het is wel zaak de uitgroeiende takken regelmatig weer vast te maken. Regelmatige controle op uitstekende takken maakt het onderhoud makkelijker. Arcade, Leiden

TIP Levensduur natuurlijke speelelementen Geef de school informatie over de levens- en gebruiksduur van speelelementen: conventionele speeltoestellen hebben een gemiddelde economische levensduur van minimaal 10 jaar en kunnen soms tot wel 15 jaar of langer in gebruik zijn. Bij natuurlijke constructies is dat niet altijd zo. De levensduur van houten onderdelen is aanzienlijk korter. Rotte boomstammen moeten na verloop van tijd worden vervangen. Geef een zo nauwkeurig mogelijke inschatting van de vervangingstermijn en -kosten (machines, arbeid etc.). De Kring, Oegstgeest Speelelementen Er zijn tal van mogelijkheden voor speelelementen van natuurlijke materialen. Van een enkele omgetrokken boom tot complete constructies. Uitgangspunt is uiteraard dat de kinderen er veilig op kunnen spelen. In Nederland moeten speelelementen die onder de definitie van ‘speeltoestel’ vallen, voldoen aan het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS). Meer informatie hierover is te vinden in bijlage 2. Keuren en inspecteren van speeltoestellen en op de website www.allesoverspelen.nl. De fabrikant/importeur van professionele toestellen levert meestal ook het certificaat voorzien van technisch dossier, Nederlandse gebruiksaanwijzing (verplicht) en logboek. Het komt voor dat de opdrachtgever een zelfgekozen leverancier aandraagt, die speeltoestellen levert aan particulieren. Doorgaans zijn deze goedkoper. Pas op: plaats geen toestellen zonder EN1176-2008 certificaat, logboek en Nederlandse gebruiksaanwijzing! Maakt u als hovenier zelf een speeltoestel, dan bent u zelf producent en verantwoordelijk voor de certificering, het logboek en de gebruiksaanwijzing. Soms kiest de school ervoor om met vrijwilligers speeltoestellen te bouwen, bijvoorbeeld om kosten te besparen. Vaak zijn zij echter niet op de hoogte van de geldende wet- en regelgeving. Het risico bestaat dan ook dat het bouwsel na keuring weer moet worden afgebroken. Waterelementen Kinderen spelen graag met water. Waterelementen zijn dan ook zeer succesvol op een schoolplein. Het geeft een grote vrijheid om een eigen spel te creëren: spelen met zand en water, dijken en dammen bouwen enzovoorts. Zo’n element kan een mooie aanleiding zijn om water als thema in het onderwijs aan bod te laten komen. Zie ook hoofdstuk 7: Educatie. Bij de aanleg van een waterspeelplaats, bijvoorbeeld met waterpomp, is het zaak te zorgen voor een goede afvoer van het water, bijvoorbeeld naar een sloot of wadi. Denk aan het plaatsen van een waterpomp op een heuvel, met onderaan de heuvel een wadi waar het water langzaam kan wegzakken. Een vorstbestendige buitenkraan is veelal geen overbodige luxe. Bij sommige zwengelpompen kan het zeer zinvol zijn om een waterdrukdemper te monteren op de waterleiding. Vooral bij gebouwen met een wat verouderd leidingsysteem. Dit voorkomt overlast in het gebouw door geluid en trillingen.

Widar Vrije School, Delft Regelmatig onderhoud en controle van een waterpomp is van belang. Het komt bijvoorbeeld voor dat de uitgang van de pomp wordt volgestopt met zand. Wanneer dit niet tijdig wordt verholpen, kan de pomp kapot gaan. Het is dan ook aan te bevelen dit onderdeel op te nemen in een eventuele onderhoudskalender of -logboek dat de school kan hanteren na de aanleg. Voor de kinderen moet duidelijk zijn of het water uit de pomp drinkbaar is of niet. Uitgangspunt is het gebruik van leidingwater. Besmetting van het watersysteem met bijvoorbeeld legionella moet worden voorkomen. Als er geen drinkwater uit een pomp of kraan komt, moet dit duidelijk aangegeven zijn, bijvoorbeeld met een pictogram. Waterleidingen, pompen en kranen moeten uiteraard bij vorst worden afgesloten. Waterafvoer Goede afvoer van water blijkt een belangrijk punt op een schoolplein. Onderzoek vooraf kan problemen met de afwatering voorkomen. Wordt het hemelwater afgevoerd naar het riool of is het mogelijk om het ter plekke op te vangen, bijvoorbeeld in een vijver? Hoe is de bodem onder de tegels opgebouwd? Overleg met de gemeente kan antwoord geven op deze vragen. Op knelpunten kunnen ingegraven infiltratieboxen worden toegepast. Deze voeren het water snel af en laten het langzaam naar het grondwater weglopen.

J.H. Snijdersschool, Rijswijk Speelerosie Als er teveel kinderen spelen op een groene plek, kan de beplanting kapotgelopen worden. Dan ontstaat zogeheten ‘speelerosie’. Vooral op speelheuvels kunnen zich problemen voordoen. In het ontwerp is speelerosie te beperken door: • speelzones in te richten; • de looprichting van kinderen te sturen: bijvoorbeeld met behulp van schaaphekken, afzetten en/ of prikstruikjes kunnen beschermde plekken worden gecreëerd waar planten kunnen groeien; • te kiezen voor bepaalde grasmengsels en wat grotere robuuste beplanting (zie bijlage 3). Of juist door geen gras te gebruiken, maar kruidige grassen (klaver en brunel) of ‘kijkgroen’: bosjes, wilgentunnels en bamboe. Door tijdelijk een hek te plaatsen om de bamboe krijgt het de ruimte om te groeien. In een later stadium kunnen er dan paden doorheen gemaakt worden; • te zorgen voor diversiteit in speelmogelijkheden: door een gevarieerde inrichting zullen de kinderen zich meer over het plein verspreiden. Daarnaast zijn er ook tijdens het gebruik maatregelen te nemen om de speeldruk te verlagen, zie hoofdstuk 5: Gebruik. Speelheuvels hebben een aantal specifieke problemen waardoor de kans op erosie groot is. Zo worden ze intensief belopen met grote wrijving op het blad. Regenwater dringt vaak slecht door waardoor het op de heuvel meestal te droog is. Een hellinghoek aan de zonzijde verhoogt de instraling en uitdroging. Tips voor het tegengaan van speelerosie op een heuvel: • bloemrijk gras zaaien, met ook distels en brandnetels of kruidige mengsels; • meerdere herkenbare paden maken door het aanbrengen van stapstammen of stapkeien, de paden voorzien van halfverharding zoals schelpen of Dolomiet; • wat grotere planten aanplanten tegen doorlopen en op de helling veel vaste planten die wat betreding kunnen hebben (bijv. hazenoor, duizendblad, brunel), afgewisseld met groepen scherpe heesters (wilde roos) of grassen (sierhaver); • de heuvel vastleggen met grote struiken, muurtjes en/of boomstronken.

De Korf, Apeldoorn ‘t Anker, Amersfoort Beplanting De beplanting is een belangrijk onderdeel van de opbouw van een speelterrein. Het zorgt voor een aantrekkelijke en gezonde speelplek, met alle voordelen van dien. Over de positieve effecten van groen is al veel geschreven. Kijk hiervoor bijvoorbeeld in hoofdstuk 1: Hoe goed is een groen schoolplein? en in bijlage 1: Groen doet goed (factsheet over jeugd, natuur en gezondheid, IVN). De beplanting op het schoolplein heeft diverse functies: Afscherming en beschutting: met goed gekozen en geplaatste beplanting kan een natuurlijke afscheiding worden gecreëerd. Ook kunnen er hoekjes mee worden gevormd waar kinderen zich kunnen terugtrekken of verstoppen. Natuur dichtbij: de beplanting op het plein vertelt het verhaal van de seizoenen. Kinderen zien van dichtbij hoe de natuur steeds verandert. Dit biedt mogelijkheden om er natuurlessen aan te koppelen. Speelmateriaal: de bomen, struiken en planten leveren concreet speelmateriaal op. Denk aan takken, blaadjes, afgevallen bloemen en dennenappels. Kinderen gebruiken dit materiaal graag in zelf verzonnen spellen. Kortom: beplanting is een belangrijke factor. Het is ook het vakgebied waar de hovenier specifieke kennis van heeft. Benut daarom de gelegenheid om de school te adviseren en te overtuigen, zodat het niet de sluitpost van een project wordt. Wanneer er op andere onderdelen te weinig budget blijkt te zijn, wil dit nog wel eens ten koste gaan van de beplanting. Dat is bijzonder jammer. Voorwaarden voor succes Om beplanting op speelterreinen succesvol te laten zijn, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan: 1. zorg voor een goede basis: struiken inplanten op een stuk terrein dat voorheen betegeld was heeft weinig kans van slagen wanneer er straatzand door de twintig jaar verdichte kleilaag wordt gespit. Er moet goede teelaarde aanwezig zijn en worden gezorgd voor een goede afwatering. 2. gebruik goede, langwerkende bemesting. 3. bewatering: organiseer het water geven direct na de aanplant en in de twee jaren erna. Maak afspraken met de school dat dit ook – al dan niet door de hovenier – in de schoolvakanties wordt gedaan. 4. bescherming: planten, struiken en bomen moeten de kans krijgen om goed te wortelen. Dit vraagt vaak om (tijdelijke) bescherming rondom de aanplant. Boomstammen, houten hekjes, palen met touwen of stapelmuurtjes lenen zich hier goed voor.

SBO De Strandwacht, Den Haag Plantkeuze Over de keuze van de beplanting is altijd veel te doen. Opdrachtgevers vinden dat belangrijk. Dat komt goed uit, want dit is bij uitstek uw vakgebied. En daar kunt u zich onderscheiden van andere aannemers. Doe er uw voordeel mee. Tips voor de keuze van de beplanting: • kies robuuste beplanting die tegen een stootje kan, rekening houdend met de speeldruk; • kies snelgroeiende beplanting, maar wel met sierwaarde; • kijk naar de omgeving, strooi bijvoorbeeld een mengsel van zaden van planten uit de streek uit; • vraag de kinderen om zaadjes of stekjes uit hun eigen tuin mee te nemen; • gevarieerde beplanting bevordert de biodiversiteit. Kies bijvoorbeeld planten en struiken die aantrekkelijk zijn voor vlinders en bijen. Denk ook aan struiken die goede schuilmogelijkheden voor vogels bieden om nesten te bouwen. Kijk voor meer ideeën in het VHG Handboek De Levende Tuin. Giftige planten Kinderen zijn nieuwsgierig en ontdekken de natuur vaak niet alleen met hun ogen, maar ook met hun handen en mond. Planten worden niet alleen bekeken, maar ook aangeraakt en geproefd. Het onderscheid tussen giftige en eetbare planten is - vooral voor kleinere kinderen - erg moeilijk. Het is dus zaak hier rekening mee te houden bij de keuze voor planten op speelterreinen. Het grootste risico zijn giftige planten met aantrekkelijke bessen (bijv. Taxus) of bloemen (bijv. Colchicum). Lijsten van giftige tuinplanten zijn op internet volop te vinden (o.a. op www.speeltopveilig.nl). Vaak is zo’n lijst ook bij de apotheek verkrijgbaar. Pas giftige planten toe in overleg met de school en ouders. Indien zij ermee instemmen, is het zaak de leerlingen te leren welke planten giftig zijn. Ook de leerkrachten moeten weten welke risico’s er zijn. Verder moet ook worden nagedacht over de plek waar de giftige planten worden geplaatst. Wanneer planten met niet-eetbare vruchten vlak naast klein eetbaar fruit staan, is het voor leerlingen lastiger om een goed onderscheid te maken. Plaats daarom eetbare groenten en fruit liefst in een aparte hoek van het terrein. Naast giftige planten zijn er ook planten die op een andere manier onplezierig voor kinderen kunnen zijn. Denk hierbij aan planten die zeer fijn behaard zijn (bijv. het blad van de kiwiplant) of die bijzonder veel stuifmeelpollen afgeven (in verband met hooikoorts). Een kiwiplant kan prima worden toegepast, maar liever niet op een plaats waar kinderen er direct mee in contact kunnen komen. Kijk voor suggesties in bijlage 3: Suggesties voor beplanting op speelterreinen.

Vrije School, Den Haag

Stekelige planten Veel scholen willen liever geen stekelige planten hun tuin. Of dat uiteindelijk een verstandige keuze is, valt nog te bezien. Het aanplanten van alleen maar veilige beplanting die sterk afwijkt van wat er in de dagelijkse omgeving groeit, levert misschien een groter risico op dan vooraf is bedacht. Durf dit te bespreken en pas dergelijke beplanting doelmatig en verstandig toe. Spelen in een natuurlijke speeltuin is voor kinderen inschatten en omgaan met risico’s. Daar hoort dit type planten ook bij. De aangebrachte beplanting is vaak ook dynamisch, dat wil zeggen: het beeld verandert in de loop der jaren. Planten verdwijnen of worden erbij gezet. Mocht een soort geen succes hebben, dan kan deze vervangen worden door een andere. Botanische rozen zijn op het ene terrein een succes, op een ander terrein worden de vruchten geplukt en levert dat een zodanig probleem op dat de school ze weg wil hebben. Dit heeft bijna altijd met toegankelijkheid en instructie te maken. Staan ze direct naast de verharding, dan zal het eerder een probleem zijn. Zijn ze toegepast als barrière (om doorlopen tegen te gaan) en rondom opgenomen in andere planten, dan gaat het meestal goed. Gras of geen gras? Sommige hoveniers zijn terughoudend met het toepassen van gras omdat het regelmatig maaien voor scholen veelal niet haalbaar is. Het is uiteraard ook mogelijk om het langer te laten groeien zodat het maar een paar keer per jaar gemaaid hoeft te worden. Andere alternatieven zijn het inplanten van delen met stevige grassen of beloopbare vaste planten of het inzaaien van klavers. Kijk voor suggesties in bijlage 3: Suggesties voor beplanting op speelterreinen. Plantformaat Het plaatsen van planten in een grote maatvoering is aan te raden. Dit voorkomt voor een groot deel schade door betreding. De kans dat ze overleven is ook een stuk groter. Probeer vaste planten in een P11 (diameter 11 cm) of containermaat (bijv. C 1,5) toe te passen. Bomen vanaf maat 16 (stamomtrek 16-18 cm), liever nog groter. Natuurlijk vragen deze maten een andere investering, maar dat is het zeker waard. Soms zijn drie grote struiken (met houtsnippers eromheen) in speelwaarde meer waard dan twaalf stuks kleinere op hetzelfde grondvlak. Het vermelden van maatvoeringen in bestekken en bestellingen voorkomt vaak teleurstellingen. TIP Reserveer grotere planten/struiken Spreek met uw kweker of leverancier af dat hij een bepaald assortiment struiken in de maat 150-200 cm (afleverhoogte zonder wortels) reserveert speciaal voor uw project.

KWS, Zoetermeer In de boomstamvakken kunnen groenten en kruiden gekweekt worden. Aan de zijkant staan verschillende soorten vruchtboompjes, zoals appels, peren en pruimen. J.H. Snijdersschool, Rijswijk Moestuin Een moestuin waar de kinderen zelf groente en fruit kunnen zaaien en oogsten is een aantrekkelijk element op het plein (of aan de muur! Zie www.natuuropjemuur.nl). De kinderen vinden het leuk om te doen en ze doen kennis op over gezonde voeding. Overigens is dit wel iets waar de docent het voortouw in zal moet nemen. Als hovenier kunt u dit eventueel begeleiden.

TIP Bezoek andere schoolpleinen Een goede manier om kennis op te doen over groene schoolpleinen is door andere projecten te bezoeken en navraag te doen bij de betrokken ontwerper/ hovenier en eventueel ook de school. Welke knelpunten kwam men tegen? En welke oplossingen zijn daarvoor? ‘t Anker, Amersfoort Verharding Met het verwijderen van de grijze stoeptegels is een volledig verhard speelplein verleden tijd, maar helemaal zonder verharding kan ook een groen schoolplein niet. Het idee is om een natuurlijke uitstraling te krijgen met een (half)verharding die makkelijk regenwater doorlaat. Materialen die zich hier goed voor lenen zijn bijvoorbeeld: Gravier d’Or, Gralux of vergelijkbare producten, steensplit, grint en schelpen. Wat zachtere materialen horen hier ook bij zoals (gekleurde) houtsnippers en boomschors. Belangrijk is om goed in te schatten wat de invloed zal zijn van het weghalen van verhardingen die netjes onder afschot (dus afwaterend) waren gelegd. Dat geldt ook voor het afsluiten van straatkolken: wat heeft dit voor effect op de rest van de verharding? Soms kan het aanleggen van een wadi (een open afvoerkanaaltje) een leuke en speelse oplossing zijn. Op probleemplekken kan een ondergronds infiltratiesysteem worden aangelegd. Hierin loopt het oppervlaktewater snel weg en zakt het langzaam de grond in. Dit is ook nog eens beter voor het milieu. Kijk voor meer informatie in bijlage 4: Suggesties voor (half)verharding op speelterreinen.

J.H. Snijdersschool, Rijswijk Integratie van natuur in de lessen Hoe wil de school het plein gaan gebruiken in de pauze en in het schoolprogramma? Hoe meer daarover in de ontwerpfase wordt nagedacht, hoe makkelijker de natuur op het plein later te integreren is in de lessen. Veel scholen willen dat ook. Het plein kan bijvoorbeeld zo worden ingericht dat men er makkelijk educatieve activiteiten kan organiseren. Kijk voor meer informatie in hoofdstuk 7: Educatie. Onderhoud Als er beperkt budget of weinig menskracht is voor het onderhoud, dan is het belangrijk om daar al in het ontwerp rekening mee te houden. Begeleid de school bij het maken van keuzes en bied alternatieven aan, bijvoorbeeld een aantal uren instructie en advies aan vrijwilligers die het onderhoud gaan uitvoeren. Zie voor meer suggesties hoofdstuk 6: Onderhoud. Gemeente en brandweer Het is raadzaam om in de ontwerpfase de plaatselijke brandweer en de gemeente te informeren over het project. De brandweer kan controleren of de aanvoer van bluswater niet wordt gehinderd in het nieuwe ontwerp. De gemeente is veelal eigenaar van de grond en verantwoordelijk voor wat er gebeurt. Als buiten medeweten van de gemeente zaken worden aangelegd die men niet veilig acht, bestaat de kans dat dit weer moet worden verwijderd. Kabels en leidingen Het is zaak vooraf onderzoek te doen naar de aanwezigheid van kabels en leidingen in de grond. Een goede plattegrond geeft hierin inzicht, zodat hiermee rekening kan worden gehouden bij het ontwerp. Los daarvan is het mogelijk dat u tijdens de aanleg stuit op verrassingen, zoals bijvoorbeeld puin of een asfaltlaag onder het tegelplein. TIP Proefboringen Maak voor het uitbrengen van een offerte alvast een aantal proefgaten met een grondboor. Als u gaat graven, spitten, palen zetten enz. bent u verplicht een melding te doen bij het Kadaster (graafmeldingen). Na de melding stuurt deze instantie alle relevante informatie over het graafgebied toe. Op de tekeningen staan bijvoorbeeld de leidingtrajecten. Als er schade gemaakt wordt en er is geen melding gedaan, zal een (bedrijfs-)verzekering niet uitkeren!

4 HOOFDSTUK 4 Uit

De Kring, Oegstgeest

HOOFDSTUK 4 Ui En dan komt het moment dat de tegels eruit gaan. Na een periode van plannen maken en voorbereidingen treffen, begint dan nu de aanleg. Een belangrijk, vaak feestelijk moment! Voor een soepel aanlegtraject is het zaak heldere afspraken te maken en regelmatig te communiceren met betrokkenen. Communicatie en informatie Hoe loopt de dagelijkse communicatie tijdens de uitvoering? Wie is aanspreekpunt bij de school en bij het hoveniersbedrijf? En hoe verloopt dat als de aanleg tijdens de vakantieperiode plaatsvindt? Daarover moeten heldere afspraken zijn gemaakt. Verstrek regelmatig actuele informatie aan de ouders en omwonenden over het project. Geef aan waar zij terecht kunnen met vragen en klachten. Hoe beter zij op de hoogte zijn, hoe kleiner de kans op ontevredenheid. Vertel ook aan de kinderen wat er zoal gebeurt en waar ze wel en niet aan mogen komen in verband met veiligheid en bescherming van het pas geplante groen en dergelijke. Planning De planning van de werkzaamheden gebeurt uiteraard in overleg met de school. Maak duidelijke afspraken, vooral wanneer het plein bespeelbaar moet blijven tijdens de aanleg. Soms is het nodig om delen van het schoolplein af te zetten. Een school kan er om verschillende redenen de voorkeur aan geven om de aanleg gefaseerd te laten uitvoeren. Bijvoorbeeld om de uitgaven te spreiden. Sommige hoveniers bieden het plan daarom aan als ‘groeimodel’: eerst wordt de basis aangelegd en wellicht een deel van de beplanting. In latere fases volgen de bijzondere elementen. Voor de hovenier kan dit interessant zijn wanneer kan worden afgesproken om de werkzaamheden in te plannen in loze perioden. Uiteraard moeten hier heldere afspraken over worden gemaakt. Voor de school biedt zo’n gefaseerde aanpak aanknopingspunten om de betrokkenheid bij het plein te blijven voeden. Zie ook ‘feestelijke momenten’. TIP Gebruik sociale media Zet sociale media zoals Facebook en Twitter in voor de berichtgeving. Zorg voor korte feiten en foto’s. Laat het project vermelden op de site van de school en doe dat ook op uw eigen site. Niet alleen de betrokkenen, maar ook derden zullen dit lezen en soms levert dat weer extra contacten op.

Wie helpt mee? Bij de aanleg kunnen leerkrachten, leerlingen en ouders een rol spelen. Dat versterkt de betrokkenheid bij het plein. Voor kinderen is de aanleg een belangrijke en interessante fase. De verschillende groepen worden door hun bijdrage elk op hun eigen manier ‘eigenaar’ van de tuin en zullen ervoor willen zorgen (niet vernielen). Zo kunnen ze helpen bij het verwijderen van de tegels, het aanplanten, het verspreiden van houtsnippers, het maken van wilgenconstructies etc. Voor een goed eindresultaat is het van belang dat de hovenier hier zoveel mogelijk de regie op houdt en ook wijst op veiligheidsaspecten (valhoogtes, scherpe randen etc.). TIP Regisseer de hulp Bereid waar mogelijk zaken voor, geef duidelijke instructie, zorg voor de materialen. ZBGS, Zoetermeer

TIP Jaarlijks een ‘pleinproject’ Vanuit het idee dat een groen schoolplein zich steeds ontwikkelt, kan het interessant zijn om elk jaar met de kinderen projecten op te zetten. Een fontein bekleden met mozaïek bijvoorbeeld, of een nieuw onderdeel aan het plein toevoegen. Zo blijft het project levend en krijgt de betrokkenheid steeds een nieuwe impuls. Participatie kan tijd en geld besparen maar dat is niet automatisch het geval. Het is niet altijd sneller en goedkoper. Als dat de voornaamste reden is, dan kan dat tot teleurstellingen leiden. Wanneer er zaken misgaan, is er tijd en vaak ook geld nodig voor het herstellen. Het is raadzaam dit van tevoren duidelijk te communiceren en er goede afspraken over te maken. Bekijk of er afgeronde overzichtelijke klussen mogelijk zijn waarbij veiligheidsaspecten niet direct in het geding zijn. Dus liever geen speeltoestellen monteren, in verband met veiligheidskeuringen. Hoveniers kunnen de uitvoering ook organiseren met stagiaires van de groenopleiding. Die kunnen dan tijdens de aanleg hun proeve van bekwaamheid afleggen. Voor de school kan dit de aanlegkosten omlaag brengen. Veiligheid tijdens de aanleg Tref goede veiligheidsmaatregelen bij het werken op het schoolplein. Houd rekening met de nieuwsgierigheid en speelsheid van kinderen, die zich vaak niet bewust zijn van de gevaren van machines en gereedschappen. Aan- en afvoer van grond De aan- en afvoer van grond kan een flinke uitdaging zijn. Zeker bij een school midden in de stad. Praktisch gezien is het een goede oplossing om het materiaal ter plekke weer her te gebruiken, maar dat is niet altijd mogelijk. Dat betekent dat vooraf goed moet worden nagegaan hoeveel grond van het terrein moet worden af- en/of aangevoerd en hoe dit het beste logistiek kan worden georganiseerd. Feestelijke momenten De betrokkenheid bij de ontwikkeling van het plein wordt versterkt met feestelijke markeringen. Denk bijvoorbeeld aan een bijzondere start van de aanleg waarbij kinderen de eerste tegels eruit halen. Of aan een oplevering met een bijzondere actie. Zo kan elke fase van het proces worden aangegrepen om het verhaal achter het groene schoolplein te vertellen. De Kring, Oegstgeest

Vrije School, Den Haag

HOOFDSTUK 5 5 G

Morskring, Leiden

HOOFDSTUK 5 G Een groen schoolplein biedt interessante nieuwe mogelijkheden om te spelen én te leren. Het vraagt wel om een ander gebruik dan een grijs, betegeld schoolplein. Dat is voor iedereen even wennen, maar met de juiste informatie vooraf en goede afspraken hoeft het geen problemen op te leveren. Regels en afspraken Informeer de school over wat er wel en niet mogelijk is op het groene schoolplein. En welke veiligheidsaspecten van belang zijn. Op basis daarvan kan de school regels en afspraken formuleren die het gaat hanteren voor het gebruik van het plein. Om te voorkomen dat groen wordt vernield, stellen scholen bijvoorbeeld regels op zoals ‘niet met stokken de tuin in’, ‘geen takken afbreken’, ‘geen bloemen plukken’. Enkele tips voor aandachtspunten: • is het water uit de pomp of kraan op het plein drinkwater? Zo niet, is dat dan duidelijk aangegeven, bijvoorbeeld met een pictogram? • welke regels gelden er om het binnenlopen van vuil in het schoolgebouw te beperken (bijv. sloffenbeleid, zie ook onder het kopje ‘Vuil’)? • wat gebeurt er bij slecht weer, worden bepaalde delen van het plein dan afgesloten in verband met modder, gladheid etc.? • zijn er bepaalde delen waar de kinderen niet mogen lopen of spelen en hoe is dat aangegeven? • welke informatie krijgen de kinderen en leerkrachten over veiligheid en risico’s? • hoe gaan de leerkrachten met het plein om: zijn ze bijvoorbeeld voorbereid op vragen over de planten en dieren die op het plein voorkomen? En zien ze de mogelijkheden om het plein te gebruiken voor hun lessen? Speelterrein én leerterrein Een groen schoolplein kan zowel speelterrein als leerterrein zijn. De kinderen kunnen er al spelend leren omgaan met de natuur. Een goed ingericht plein biedt ook tal van mogelijkheden om verbindingen te leggen met de lessen. Vanuit verschillende vakken kan het plein/de tuin worden gebruikt als instrument, als ‘verlengstuk’ van het klaslokaal. Er zijn diverse organisaties die daarbij kunnen helpen, zoals de centra voor Natuur- en Milieueducatie. Zie ook hoofdstuk 7: Educatie.

TIP Het is aan te bevelen dat één persoon binnen de school zich in het thema veiligheid verdiept: iemand die zelf eenvoudige controles kan doen, uitgebreidere inspecties en onderhoud organiseert, ongevallen registreert en communiceert/voorlichting geeft over het gebruik. Vuil Een groen schoolplein zorgt veelal voor meer vuil in en rondom de school, in de vorm van zand en blaadjes. Regelmatig vegen kan dit beperken, maar wanneer het vuil naar binnen wordt gelopen, kan het leiden tot snellere slijtage van de vloeren. De school kan ervoor kiezen een ‘sloffenbeleid’ in te voeren. Bij het betreden van het gebouw ruilen de kinderen hun schoenen dan om voor sloffen. Ook zijn er scholen die een vlaggen- of slagbomensysteem hanteren. Dit houdt in dat afhankelijk van het weer en de hoeveelheid modder en blaadjes op het plein de kinderen wel of niet op bepaalde delen van het schoolplein mogen spelen. De inloop van zand kan ook worden verminderd door zandgebieden wat verder van het schoolgebouw te creëren en door bestrating of een rooster voor de deur te leggen. Ouders en grootouders moeten vaak ook wennen aan dit aspect van een groen schoolplein, al weegt dit bezwaar vaak niet op tegen de vele positieve aspecten. Het is goed om hen erop voor te bereiden dat de kinderen vies kunnen worden tijdens het spelen op school (zie ook hoofdstuk 2: Voorbereiding). Scholen die hier ook na de aanleg regelmatig over communiceren, merken dat de eventuele weerstand al snel verdwijnt. Veiligheid Op een groen schoolplein gebeuren over het algemeen weinig ongelukken. Het kan voorkomen dat kinderen struikelen over takken of stukken hout. Of ze blijven haken, glijden/vallen ergens van af, krijgen een splintertje in hun vinger of een tak in het oog. Gelukkig heeft dit zelden ernstige gevolgen. Scholen die ervaring hebben met een schoolplein zien dat kinderen door de uitdagingen juist leren om met risico’s om te gaan. Na een gewenningsperiode nemen de ongelukjes af. Bovendien is het op een groen schoolplein goed mogelijk om risico’s aanvaardbaar te houden door een (wettelijk verplichte) risicoanalyse / veiligheidscheck en regelmatige inspectie. Speeltoestellen Speeltoestellen moeten voldoen aan wettelijke voorschriften. Zo moet er voor elk toestel een logboek aanwezig zijn met daarin informatie over de identificatie, inspecties en het onderhoud. Ook gegevens over ongevallen moeten in het logboek worden opgenomen. Belangrijk: mogelijk vervalt de verplichting om een fysiek logboek bij te houden (uitspraak minister 2014). De verplichting van registratie blijft echter bestaan. Het is dan ook raadzaam om alle acties en het onderhoud goed vast te leggen. In ieder geval totdat de wetgeving (en de handhaving) is aangepast.

Er heerst bij de scholen vaak onduidelijkheid over het keuren van speelelementen. Meer informatie hierover is te vinden in bijlage 2: Keuren en inspecteren van speeltoestellen en op www.allesoverspelen.nl.

TIP Evalueer na enkele weken Vraag de school om in de eerste periode van het gebruik bij te houden hoe het plein wordt gebruikt, welke verbeteringen gewenst zijn en welke nieuwe wensen er ontstaan. Bezoek de school een aantal weken na oplevering en bespreek alle nieuwe inzichten. Speelerosie Een groen schoolplein vraagt dus om een ander gebruik dan een grijs schoolplein. De zogeheten ‘speelbelasting’ of ‘speeldruk’ is groot. Dat maakt het in stand houden van gras soms lastig, vooral op een speelheuvel. De speeldruk op het groen is tijdens het gebruik te verlagen door: • uiteenlopende speeltijden te hanteren; • sommige delen van de tuin/het plein tijdelijk af te sluiten om de bodem/beplanting te laten herstellen. Bijvoorbeeld in de winter: door sneeuw kan het groen kapot gaan als kinderen eroverheen lopen. Door tijdelijk hekjes te plaatsen wordt kwetsbaar groen beschermd.

Slijtage moet niet verward worden met vernielzucht. Wel of niet afsluiten na schooltijd? Een groen speelplein dat ook na schooltijd gebruikt kan worden, heeft een bredere functie in de wijk. De jeugd uit de buurt krijgt zo meer mogelijkheden om te recreëren en bewegen én om in contact met groen te komen. In overleg met de gemeente kan dit leiden tot een breed gedragen voorziening in de wijk, waar wellicht ook vanuit de lokale overheid financiën voor beschikbaar zijn. Een nadeel van een openbaar toegankelijk schoolplein kan zijn dat men te maken krijgt met vandalisme (vernieling van elementen) en andere ongewenste zaken zoals afval op het plein. Om dit tegen te gaan/te voorkomen is het zaak zoveel mogelijk mensen te betrekken bij de aanleg van het schoolplein. Als de buurt erbij betrokken is, is er meer sociale controle en als kinderen iets mee gemaakt hebben, vernielen ze het niet zo snel. Speeldruk en slijtage moeten trouwens niet worden verward met vernielzucht. Als er iets kapot gaat, moet dit snel worden hersteld. Overigens blijkt dat de omgeving meestal minder overlast ervaart wanneer een grijs schoolplein is omgevormd tot een groene speelplaats. Vooral na schooltijd is er minder last van voetballende kinderen en van hangjeugd met brommers. In het weekend worden groene schoolpleinen vaker bezocht door ouders/grootouders met kinderen, juist om te spelen.

De Startbaan, Sassenheim PCB De Klokbeker, Ermelo

HOOFDSTUK 6 O en 6

Vrije School, Den Haag

HOOFDSTUK 6 O en Het succes van een groen schoolplein wordt in belangrijke mate bepaald door het onderhoud nadat het is aangelegd. Het doel is natuurlijk dat de school na jaren nog steeds een mooi en fijn schoolplein heeft. Goed onderhoud is daarvoor een vereiste. Maar hoe borg je dat? En welke rol kan de hovenier daar in spelen? Wat houdt het onderhoud in? De onderhoudswerkzaamheden zijn afhankelijk van het type plein. Het varieert van onkruid wieden, vegen, gras maaien, snoeien, wilgentenen vlechten en water geven tot het vervangen van houtsnippers, planten en hekjes en het schoonhouden van verhardingen. Het is ook van belang dat regelmatig wordt gecontroleerd hoe het plein erbij ligt. Denk aan het in beeld brengen van gevaarlijke situaties, vervuiling, beschadiging, specifieke verzorging van planten, water geven (direct na de aanleg, tijdens vakanties, in droge periodes) etc. Speelelementen zoals een glijbaan, tunnelbuis, heuvel en hut vragen om regelmatige controle. Beheer- en onderhoudsplan Het is aan de hovenier om vooraf duidelijk te maken wat het beheer en onderhoud op de korte maar ook op de langere termijn inhoudt en wat de bijbehorende kosten zijn. Een gedegen beheer- en onderhoudsplan geeft hierin inzicht. Daarbij is het goed om de school te informeren over ecologisch beheer. Geef bijvoorbeeld aan dat het zaak is om de natuur een kans te geven, planten te laten groeien en te kijken wat er gebeurt. Niet te veel maaien en knippen maar de dynamiek van de natuur gebruiken om de kwaliteit van het plein te verbeteren. Het idee is dat de gebruikers hierop anticiperen. Zo is bij een wilgentunnel bijvoorbeeld van belang dat de takken die groeien weer worden ingevlochten. Dan ontstaat een dichte tunnel. De hovenier kan de gebruikers leren zien dat en hoe de nieuwe scheuten kunnen worden ingevlochten. Het beste is natuurlijk wanneer een deel van het budget kan worden gereserveerd voor onderhoud door een deskundige met verstand van ecologie en speelnatuur. Belangrijk is om ook inzicht te geven in de levensduur van de verschillende elementen. TIP Onderhoudscontract of -advies Lever het schoolplein bij voorkeur op met een meerjarig onderhoudscontract of anders onderhoudsadvies of logboek waarin staat wat er moet gebeuren en wanneer. Probeer actief betrokken te blijven bij het onderhoud en de verdere ontwikkeling van het plein.

TIP Het plein is nooit klaar Maak duidelijk dat een schoolplein niet klaar is na de aanleg. Het is in feite nooit klaar, maar voortdurend in ontwikkeling. Jaarlijks zal er iets nieuws moeten worden aangepakt of worden verbeterd. Veel scholen bekijken ook hoe de kinderen er spelen en wat de behoefte is. Dat kan in de loop der jaren veranderen. Wie doet het onderhoud? In de meest ideale situatie is er budget gereserveerd voor het onderhoud en is het mogelijk dat de hovenier regelmatig langskomt voor de professionele aanpak daarvan. De school kan er ook voor kiezen om het onderhoud onder supervisie van de hovenier te verrichten met kinderen, leerkrachten en ouders. De hovenier komt dan bijvoorbeeld een aantal ochtenden per jaar langs om met hen onderhoudswerkzaamheden te verrichten en te adviseren over de werkzaamheden voor de komende periode. De vrijwilligers kunnen werken aan de hand van een onderhoudsagenda of -kalender die de hovenier heeft gemaakt. Daarin lezen zij welke werkzaamheden zij kunnen doen en op welk moment deze nodig zijn. Het belang van draagvlak is dus ook in deze fase groot. Sterker nog: er zijn ‘aanjagers’ nodig die zich er hard voor maken dat het schoolplein blijft voortbestaan. Het is mogelijk om bepaalde onderhoudswerkzaamheden (o.a. vegen en opruimen, maar ook onkruid wieden) onderdeel te laten zijn van de lessen. Er zijn scholen die wekelijks een half uur met de kinderen (groep 6, 7 en 8) op het plein werken. Dit vergroot de betrokkenheid bij het plein: de kinderen voelen zich eerder verantwoordelijk voor het plein en dragen er meer zorg voor. Verder kan ook de gemeente betrokken zijn bij het onderhoud, bijvoorbeeld door het gras te maaien en nieuw gras in te zaaien. Ook zijn er scholen die hulp krijgen van vrijwilligers van de centra voor Natuur en Milieueducatie of van de Rabobank in het kader van Rabo Doet. TIP Instructie aan vrijwilligers Geef de vrijwilligers die het dagelijkse en wekelijkse onderhoud gaan doen vooraf instructie over de meest voorkomende onderhoudswerkzaamheden. Bied hen een ‘onderhoudskalender of -logboek’ waarop te zien is wanneer wat moet gebeuren. Margrietschool, Zoetermeer

Hulp en advies van de hovenier Hoveniers met ervaring met de aanleg van groene schoolpleinen geven aan dat zij graag in contact blijven met de school en een vinger aan de pols houden. Ze blijven na het opleveren van de tuin beschikbaar voor advies, hulp en antwoorden op vragen. Een hovenier overlegt bijvoorbeeld een paar keer per jaar met de tuinraad van een school en voert de grotere klussen uit. Wanneer de school onderhoud uitvoert, komt hij vaak langs voor begeleiding en instructie. Samen met de docenten bedenkt hij ideeën om de kinderen erbij te betrekken. Zo vervult hij vanuit zijn deskundigheid en betrokkenheid een coachende rol. Kansen voor educatie Onderhoud biedt ook kansen voor educatie: in de biologieles kan er bijvoorbeeld aandacht zijn voor de verschillende planten die in de tuin zijn verwerkt en aan onkruid. Er kunnen met handvaardigheid bijvoorbeeld zelf bordjes worden gemaakt met de plantnamen erop die in de tuin worden geplaatst. Zo leren de kinderen (en evt. ook de docenten en ouders) welke planten moeten blijven staan en wat als onkruid kan worden verwijderd.

Veiligheid Met het oog op veiligheid dienen schoolpleinen aan wettelijke regels en normen te voldoen. Zo geldt dat speeltoestellen moeten worden gekeurd en gecertificeerd voordat ze in gebruik mogen worden genomen. De certificering en keuring moet gebeuren door een erkend keuringsbedrijf zoals TÜV Nederland. Als er na de oplevering zaken worden aangepast, dan moet het plein opnieuw worden gecertificeerd. Elk jaar moeten de speeltoestellen worden geïnspecteerd. Ook voor natuurspeelplekken zonder speeltoestellen geldt een wettelijk verplichte risico-inventarisatie en een regelmatige veiligheidsinspectie. Er heerst soms onduidelijkheid over de rol en bevoegdheden van de GGD’en. Wanneer zij een speeltoestel niet veilig genoeg vinden, dreigen zij vaak met sluiting, of verplichte aanpassingen omdat zij anders bepaalde certificeringen niet meer willen toekennen. Een GGD heeft niet de wettelijke bevoegdheid speeltoestellen te sluiten, die ligt bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Benader bij twijfel dan ook altijd de NVWA (www.vwa.nl). Als de school kan aantonen - bijvoorbeeld aan de hand van een logboek - dat er regelmatig controles worden uitgevoerd en er een keuring heeft plaatsgevonden bij de ingebruikname, staat men sterker. Dit moet dan natuurlijk wel in orde zijn. Meer informatie over de richtlijnen en het keuren en inspecteren van speeltoestellen is te lezen in bijlage 2.

HOOFDSTUK 7 E 7

CBS De Piramide, Utrecht

HOOFDSTUK 7 E De ontwikkeling van een groen schoolplein biedt zowel de leerkrachten als de hovenier doorlopend mogelijkheden om kinderen te leren over de natuur en te betrekken bij de natuur. Het schoolplein kan zó worden ingericht dat optimaal gebruik kan worden gemaakt van die mogelijkheden. Daarnaast zullen kinderen automatisch zelf al spelend veel leren over de natuur: ze gaan op zoek naar beestjes en natuurlijk speelmaterialen. Door de leerkracht Het groene schoolplein biedt de school een uitgelezen kans om in het lesprogramma op aan te sluiten. Voor veel scholen is dit ook een belangrijke reden om het schoolplein te vergroenen. Er zijn allerlei werkvormen te bedenken voor de biologielessen en voor natuur- en milieueducatie. Ook de zorg voor natuur kan op het schoolplein worden ontwikkeld, bijvoorbeeld door kinderen te laten water geven, snoeien en plukken. Voorbeelden: • een waterelement op het schoolplein geeft de mogelijkheid om water als thema te centraal te stellen: de rol van water in de natuur, de klimaatverandering waardoor we te maken krijgen met meer droge periodes en hevige regenval. Hoe kunnen we anders met water omgaan om te zorgen dat we minder last hebben van overstromingen? • met een moestuin op het schoolplein leren kinderen op een speelse en actieve manier planten verzorgen, groenten kweken en samenwerken. Ze kunnen bovendien ook veel leren over gezond eten. Gebleken is dat kinderen beter groenten eten als ze die eigenhandig hebben verbouwd. Verschillende organisaties bieden lespakketten voor basisscholen (zie hoofdstuk 10: Meer informatie). Een vierkante meter schoolplein vergroend tijdens de Nationale Tuinweek 2014.

Handige site Tips voor lesopdrachten en het samen met de kinderen beheren van het groene schoolplein zijn te vinden op www.onsgroeneschoolplein.nl. Door de hovenier U kunt als hovenier tijdens het project uw kennis over de natuur delen en vertellen over uw vak. Zo kunt u bijvoorbeeld een gastles verzorgen in de klas of op het plein. Ter inspiratie: DOEN: ZELF COMPOST MAKEN! En dan kan je ook nog eens zelf compost maken! Eerst maar eens vertellen wat compost is! Compost is een zeer waardevolle voedingsbron voor planten. Compost is een donker, zwart­bruin, kruimelachtig materiaal dat naar bosgrond ruikt, dit ontstaat door bacteriën en schimmels die leven in groente­, tuin en fruitafval. Hoe je dat doet? Plaats in de tuin een grote kist of een compostvat om je eigen compost te maken van tuinafval uit de tuin aangevuld met groente­ en fruitresten uit de keuken. Ook koffieprut, theezakjes en lege eierdoppen mogen in het compostvat. Na verloop van tijd verteert de inhoud van de compostkist of bak tot compost wat je goed in de tuin kan verwerken. Zo recyclen (hergebruiken) we een deel van ons eigen afval! Trouwens, compost maken doe je niet alleen. Je krijgt vanzelf een heel veel kleine helpertjes. Bacteriën, schimmels, pissebedden en compostpieren lossen elkaar af in het productieproces. Wanneer de compost door de bovengrond verwerkt is verandert de structuur van de grond. De grond wordt lichter en de grond houdt het water beter vast. Hierdoor worden de voedingsstoffen langer bewaard. Compost heeft ook een isolerende werking waardoor de wortels minder last hebben van temperatuurverschillen. Planten die in een compostrijke bodem staan, zijn sterker en gezonder. Daardoor zijn ze opvallend minder vatbaar voor ziekten. TIP Media-aandacht Educatieve activiteiten op het groene schoolplein zijn goede PR voor de school en de hovenier. Probeer hiervoor dan ook publicitaire aandacht te krijgen in de lokale media. Stuur een persbericht met foto, nodig de pers uit, plaats regelmatig updates van activiteiten op Facebook en Twitter. 14 Groen denken & doen

DOEN: PUZZEL: HERKEN DE BOOMBLADEREN DOEN: VLINDERS LOKKEN! Welk blad hoort bij welke boom? Ga naar buiten en zoek de bladeren bij die je hier ziet. Leg ze onder de pagina en trek ze over om te kijken of je het juiste blad hebt gevonden. Ook heel leuk om te doen: vlinders lokken naar je eigen vlindertafel Wat heb je nodig? Een kartonnen doos, een scherp potlood, viltstiften en/of verf, dopjes van viltstiften, suiker, een kommetje water en een rietje. n Zet je doos met de bodem naar boven. n Teken een paar bloemen op de bodem van de doos. n Kleur de bloemen in met verf of viltstiften. Gebruik felle kleuren want daar houden vlinders van. n Prik met een scherp potlood een gaatje in elke bloem. Druk het potlood er helemaal doorheen om een goed, mooi rond gat te krijgen. n Duw wat lege dopjes van viltstiften door de gaatjes. Zorg ervoor dat de opening van de dop nog net een stukje boven de rand uitsteekt. n Roer een paar schepjes suiker door een kommetje warm water. Dit water moet zo warm zijn dat de suiker smelt. n Zuig met een rietje wat van dit suikerwater op de druppel het in de dopjes. n Je vlindertafel is klaar. Zet hem buiten op een mooie zomerdag. Even geduld hebben en de vlinders komen op je vlindertafel af. Met wat geluk drinken ze zelfs uit je dopjes. Kastanjeblad Beukenblad Zilversesdoornblad Eikenblad 50 Groen denken & doen Groen denken & doen 41 Lieveheersbeestjes en oorwurmen eten de luizen in de tuin op. Luizen zijn dol op planten, dus als je geen lieveheersbeestjes en oorwurmen in je tuin hebt, zouden de luizen alle mooie planten opeten. En met het spinnenweb vangt de spin voor jou insecten, zodat die niet bij jou in huis rondvliegen. Handig toch? Wanneer je een tuin laat ontwerpen door een hovenier, kun je met de planten die je kiest, ervoor zorgen dat je bepaalde insecten wel, niet of minder in je tuin hebt. Ben je bijvoorbeeld gek op vlinders, maar word je niet zo blij van wespen? Dan kan de hovenier daar rekening mee houden. ALLEMAAL BEESTJES Een paar voorbeelden: Wil je veel vlinders in je tuin? Dan plant je bijvoorbeeld een vlinderstruik (herfstsering), duizendblad, de statice, vlambloem, leverbloem, tijm of zonnehoed. Of hebben jullie liever veel vogels in de tuin? Dan kies je bijvoorbeeld voor planten die besjes of vruchten dragen. En als je minder insecten in je tuin wilt, dan moet je ervoor zorgen dat je veel vogels in je tuin krijgt. Deze eten de insecten namelijk op. Lieveheersbeestje Pissebed Als je last hebt van katten in je tuin, kun je wijnruit planten. Katten houden niet van de geur van deze plant. Vind je het leuk om veel katten in je tuin te hebben? Kattenkruid trekt katten juist aan! Heb jij dat ook? Dat je je, vooral in de zomer, ergert aan alle beestjes? Denk maar eens aan de zoemende mug om je hoofd als je na een lekker dagje strand in je bed ligt om te gaan slapen. Of die vervelende wesp die maar op je ijsje af blijft komen. Toch zijn insecten super belangrijk en er zijn er ontzettend veel! Wist jij dat: n De schatting is dat er nu zo’n 5,5 biljard insecten op onze aarde zijn? Dat schrijf je als: 5.500.000.000.000.000. n 1 op de 2 diersoorten een insect is? n Een kakkerlak gemiddeld elke 15 minuten een wind laat? n Je maar liefst 2,8 miljoen (2.800.000) keer door een mug gestoken moet worden voordat je helemaal geen bloed meer over hebt? n Een vlo het beste kan springen? Hij kan 150 keer zijn eigen lengte springen. n De Australische buldogmier je met één beet kan doden? Veel mensen krijgen de kriebels van spinnen, regenwormen, pissebedden en andere insecten die bijvoorbeeld in de achtertuin leven. Maar wist je dat je tuin juist niet zonder deze kleine beestjes kan? Deze dieren helpen bij het verteren van afgevallen bladeren en oude plantenresten. Onder een notenboom heb je geen last van muggen. Muggen houden namelijk niet van de olie van de boom. WIST JE DAT: Kattenkruid DOEN: MIERENDOOLHOF MAKEN! Weet je wat ook leuk is? Een mierendoolhof maken! Hoe je dat doet? Pak suikerklontjes, water en een vel papier. Teken een doolhof op het vel papier. Maak het suikerklontje nat en trek daarmee een suikerspoor door je doolhof. Zorg ervoor dat dit spoor in één keer van het beginnaar het eindpunt gaat. Leg het papier in de buurt van een mierenhoop op de grond en verbaas jezelf en anderen doordat de mieren goed door je doolhof lopen! Hoe dit kan? Mieren beschikken met hun voelsprieten onder andere over een heel goed reuk­, tast­ en speurorgaan. Ook hun smaakzintuig is heel goed ontwikkeld. Ze zijn voortdurend op zoek naar voeding en daarom komen de mieren op de suiker af. En om dit te kunnen doen, moeten ze over je suikerspoor lopen. Wesp Langpootmug Kakkerlak 40 Groen denken & doen Groen denken & doen 39

Organisaties voor natuur- en milieu-educatie In veel gemeentes zijn NME-diensten actief. NME staat voor natuur- en milieu-educatie. Deze diensten hebben vaak materiaal en suggesties om gebruik van te maken. Er is ook een netwerk NME-diensten voor wie samenwerking zoekt met deze organisaties, contactadres: olle.mennema@denhaag.nl Als er een leuk contact is met de docent(en) kunnen er in een gezamenlijke brainstorm de leukste ideeën ontstaan voor educatieve activiteiten. Voorbeelden: • samen met de kinderen het ontwerp verder uitwerken, waarbij de hovenier vertelt over zijn vak en waar je op moet letten bij een ontwerp. Het uiteindelijke ontwerp kan hij eventueel samen met de kinderen presenteren aan de ouders. • tijdens de aanleg op diverse momenten de kinderen mee laten helpen en daarbij informatie verstrekken over planten en struiken. • kinderen mee laten helpen met eenvoudig onderhoudswerk en daarbij vertellen over het hoe en waarom. • de school een insectenhotel schenken en daarbij vertellen over het belang van insecten, biodiversiteit etc. Gezonde Schoolpleinen Hoveniers die meedoen aan het project ‘Gezonde Schoolpleinen’ schenken een geselecteerde basisschool een vierkante meter tuin. Samen met de kinderen richten ze deze ruimte in als vogel- en vlindertuin of moestuin. Daarbij vertellen ze over groen, het vak van hovenier etc. Meer informatie hierover is te vinden op www.gezondeschool.nl.

HOOFDSTUK 8 Fin 8

‘t Anker, Apeldoorn

HOOFDSTUK 8 Fin Wat kost een groen schoolplein? Die vraag is niet eenduidig te beantwoorden, het hangt immers van veel factoren af. Belangrijk is om al in een heel vroeg stadium bij de school te informeren naar het beschikbare budget. Bij het ontwerp en de (gefaseerde) planning kunt u daar dan rekening mee houden. Ook kunt u meedenken met de school over mogelijkheden om kosten te besparen of extra budget te genereren. En u kunt input aandragen voor de onderbouwing van subsidieaanvragen. Fondsenwerving Voor extra budget kan de school aan fondsenwerving doen. Zo kunnen diverse fondsen worden aangeschreven voor subsidie (zie Hoofdstuk 10: Meer informatie). Ook kan gedacht worden aan sponsoring door het bedrijfsleven (o.a. banken), Rotaryclubs, lokale ondernemersverenigingen, woningcorporaties enzovoorts. Uiteraard is het daarbij zaak een goed onderbouwd plan te presenteren. Daar kunt u als hovenier bij helpen. Zo kunt u bijvoorbeeld tekst aanleveren over de positieve effecten van een groen schoolplein en de meerwaarde van groen. Hierover is veel informatie beschikbaar uit onderzoek. Zie ook hoofdstuk 1: Hoe goed is een groen schoolplein? en hoofdstuk 10: Meer informatie. Gemeente Samenwerking met de gemeente kan grote voordelen hebben. Vaak heeft de gemeente budgetten voor herbestrating, riolering en omgevingsverbeterende maatregelen. Doordat er minder straatwerk is, eventueel het rioleringssysteem wordt aangepakt en er bij openstelling van het plein meer speelruimte in de wijk ontstaat, kan het handig zijn om aanspraak te maken op een deel van die budgetten. De gemeente kan ook voor een onderhoudsbudget zorgen als het schoolplein openbaar is. Daarnaast komt het voor dat gemeenten extra grond (openbare ruimte) beschikbaar stellen voor het groene schoolplein en (goedkoop) materiaal leveren. Bij de gemeentewerf kan bijvoorbeeld worden gevraagd of er nog bruikbaar (snoei)hout beschikbaar is. TIP Fiscaal voordeel Voor kinderdagverblijven kan het interessant zijn om de investering in een groene buitenruimte en natuurlijke speelelementen aan te melden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze investering kan namelijk in aanmerking komen voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en/of de Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen (Vamil). Kijk voor meer informatie op www.rvo.nl onder ‘Subsidies & Financiering’.

TIP Budget ‘leermiddelen’ Attendeer de school op beschikbaar budget dat is gereserveerd voor leermiddelen. Dit kan wellicht worden aangewend voor het schoolplein omdat dat immers als leerplek gebruikt gaat worden. Acties van de school De school kan zelf ook acties op touw kan zetten om geld in te zamelen, al of niet met hulp van andere organisaties. Denk aan een rommel- of kunstmarkt, sponsorloop of een crowdfundingactie.

Meerpaal, Leiden Vrije School, Den Haag Materialen Kosten kunnen worden bespaard door bedrijven en organisaties te benaderen die mogelijk bruikbaar ‘afval’ hebben. Denk voor snoeiafval en boomstammen bijvoorbeeld aan terreinbeherende organisaties zoals Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of Landschapsbeheer Nederland. Of wellicht heeft u als hovenier uit andere groenprojecten bruikbaar materiaal dat u voordelig kunt verwerken.

HOOFDSTUK 9 G d 9

Schone lucht in de klas

HOOFDSTUK 9 G d Niet alleen buiten op het schoolplein doet groen goed, ook in het klaslokaal. In veel Nederlandse klaslokalen is de luchtkwaliteit erg slecht. Dit heeft grote invloed op de leerprestaties en de concentratie van de leerlingen. Ook hun welbevinden en gedrag worden erdoor beïnvloed. Planten in de klas kunnen hierin veel verbetering brengen. Scholen hebben vaak verouderde luchtfiltersystemen. Bovendien is het aantal leerlingen per klaslokaal alleen maar groter geworden de afgelopen jaren. Uit onderzoek blijkt dat er een directe relatie is tussen luchtkwaliteit en leerprestaties. Een gezond binnenklimaat voor scholen en kinderdagverblijven is een speerpunt van de rijksoverheid. Zo zijn er al diverse projecten georganiseerd door GGD’en en Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu om het binnenmilieu te verbeteren. Opvallend is dat daarbij vooral aandacht is voor ventileren en nauwelijks voor positieve effecten van groen in de klas. En dat terwijl er steeds meer wetenschappelijk bewijs is. Planten in de klas kunnen heel veel doen, zo blijkt uit onderzoek. Enkele positieve effecten: • ze verlagen het CO2-gehalte in de lucht; • ze hebben een luchtzuiverende werking: vieze luchtjes en afvalstoffen worden binnen 45 minuten geheel afgebroken; • gezondheidsklachten zoals hoofdpijn, luchtweginfecties en oogirritaties nemen af; • kinderen scoren beter bij taken en toetsen en tonen meer creativiteit bij het oplossen van problemen; • planten absorberen geluid, dat geeft een prettiger akoestiek. Zeker in klaslokalen met voldoende zonlicht kunnen planten zonder veel aanvullende kosten snel hun werk doen. Maar ook in klaslokalen waar weinig licht voorkomt, kunnen planten worden geplaatst. De bedrijven die zijn aangesloten bij VHG Vakgroep Interieurbeplanters kunnen er alles over vertellen. Prestaties Prestaties verbeteren met 20 tot 40% 17,5 12 Gezondheid geen planten één plant veel planten Eén plant per persoon is al voldoende > Lees meer > Lees meer Schone lucht en betere lucht vochtigheid vermindert allergie en ziekteverzuim duizelig, misselijk hoofdpijn concentratieproblemen jeuk, huidirritatie droge neus en oren moe en slaperig keelklachten, hoesten droge of vette huid Frequentie gezondheidsproblemen Zonder planten Met planten 18 Afgebroken fi jnstof Geluk Schone lucht De meeste mensen voelen zich gelukkiger in een groene omgeving Welbevinden 10 Gezondheidsklachten Wat doen planten voor ons? 0 0 geen 1 - 4 5 6 - 9 Aantal planten > Lees meer > Lees meer over fi jnstof > Lees meer 10 CO2 Waterdamp 30 60 Planten breken fi jnstof actief af en maken onze zuurstof uit CO2 Zonder planten Met planten 90 Tijd (minuten) 120 Fijnstof: Formaldehyde Xyleen Tolueen Benzeen TCE Chloroform Ammoniak Alcohol Aceton Meer Water groen in huis, op school, in de zorg en op de werkplek is belangrijk Zuurstof www.intogreen.nl Goede associaties Score Afbraak van Formaldehyde

Basisschool St. Paschalis, Den Haag Leren over planten Planten in de klas zijn prima in de les te gebruiken. De kinderen kunnen leren hoe planten groeien, wat ze doen en hoe je ze moet verzorgen. Ze kunnen bovendien actief aan de slag in een practicum of presentatie. Basisschool St. Paschalis, Den Haag

TIP Meten is weten Adviseer de school om een CO2 -meter in de klas te plaatsen. Dan wordt het belang van het onderwerp snel zichtbaar. Juliana van Stolbergschool, Hoofddorp Basisschool St. Paschalis, Den Haag

Juliana van Stolbergschool, Hoofddorp Informatie en inspiratie Kijk op www.intogreen.nl voor meer informatie en inspirerende voorbeelden van ‘planten in de klas’. Op deze site is ook lesmateriaal te vinden. Wilt u op de hoogte blijven van actuele onderzoeksresultaten? Volg Into Green op Twitter: @IntroGreenNL.nl. Juliana van Stolbergschool, Hoofddorp

HOOFDSTUK 10 M in 10

Jan Vermeerschool, Delft PCB De Klokbeker, Ermelo

HOOFDSTUK 10 M i Hieronder een overzicht van websites waar u meer informatie kunt vinden over specifieke onderwerpen: Over de meerwaarde van groen De Groene Stad: www.degroenestad.nl Into Green: www.intogreen.nl Groen Dichterbij: www.groendichterbij.nl Branchevereniging VHG: factsheets ‘Waarde van Groen’ www.vhg.org onder Vakgroep Groenvoorzieners > publicaties Branchevereniging VHG: onderzoeksrapporten Groene Schoolpleinen: www.vhg.org onder ‘Kennisbank’ Inspiratie en voorbeelden Gezonde scholen: www.gezondescholen.nl Springzaad: www.springzaad.nl Fonds 1818: www.groeneschoolpleinen.nl NLGreenlabel: www.nlgreenlabel.nl Educatie Ons groene schoolplein (NME, Fonds 1818 & ElemenTree): www.onsgroeneschoolplein.nl Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid: www.ivn.nl Centrum voor Natuur- en Milieueducatie: www.nmepodium.nl Groen Gelinkt: www.groengelinkt.nl Ecokids: https://ecokidsnl.wordpress.com/ Financiën Jantje Beton: www.jantjebeton.nl Fonds 1818: www.groeneschoolpleinen.nl Stichting Kinderpostzegels Nederland: http://www.kinderpostzegels.nl/nl/subsidieaanvraag VSBFonds: https://www.vsbfonds.nl/aanvragen Oranjefonds: www.oranjefonds.nl Crowdfunding: www.geefonderwijs.nl, www.crowdfunding.nl of www.crowdfundingvoornatuur.nl Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: www.rvo.nl (Subsidies & Financiën) Veiligheid en regelgeving Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA): www.vwa.nl VeiligheidNL & NUSO: www.allesoverspelen.nl SpeelTopVeilig: www.speeltopveilig.nl

De Kring, Oegstgeest

BRONNEN BRONNEN

Widar Vrije School, Delft

G b De informatie in deze handleiding is voor een belangrijk deel gebaseerd op het onderzoek ‘Succes- en faalfactoren bij een duurzaam ontwerp van groene schoolpleinen’ van dr. Jolanda Maas (VU Medisch Centrum, afdeling Sociale Geneeskunde), Rianne Muller, MSc (idem) en dr. Dieuwke Hovinga (Lectoraat Natuur & Ontwikkeling Kind, Hogeschool Leiden in samenwerking met Stichting Veldwerk Nederland en Thomas More Hogeschool). Het onderzoeksrapport is te downloaden via de website van Branchevereniging VHG (www.vhg.org onder ‘Kennisbank’). Daarnaast is dankbaar gebruik gemaakt van de kennis en praktijkervaringen van VHG-leden: Ruud Vis (Van der Spek Hoveniers), Menno Weverling (Weverling Groenprojekten), Dionysios Sofronas (Aardoom Hoveniers) en Giel van der Palen (Hoveniersbedrijf Giel van der Palen). Ook zijn suggesties verwerkt van het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid (IVN) en de dienst Natuur- en Milieueducatie Den Haag. Overige bronnen: Onderzoek ‘Groene schoolpleinen, een wetenschappelijk onderzoek naar de effecten voor basisschoolleerlingen’(2013), dr. J. Maas, R.L. Tauritz MSc, A. van der Wal MSc en dr. D. Hovinga. Onderzoek ‘Plant in de Klas’(2011) van Fytagoras, TNO en kwekerscombinatie Air So Pure. Onderzoek ‘Speelnatuur en veiligheid, richtlijnen en aanbevelingen voor terreinbeheerders’(2008), mr. B.M. Visser, ing. G.B.J. de Baaij en drs. S. Bouwens. Handleiding ‘De Levende Tuin’, F. Tonneijck en K. van der Leest (Triple E), Branchevereniging VHG. Factsheet ‘Spelen in de bossen’, (2008) Voedsel- en Waren Autoriteit. Factsheet ‘Groen doet goed’, (2012) IVN. www.groeneschoolpleinen.nl (Fonds 1818) www.jantjebeton.nl (Gezonde Schoolpleinen)

Montessorischool Apollo, Leiden

B1 BIJLAGE 1 G d F en

De Gentiaan, Apeldoorn

Jeugd, natuur, gezondheid FACTSHEET

FACTSHEET JEUGD, NATUUR, GEZONDHEID Waarom kinderen natuur nodig hebben Kwetsbare kinderen Het recht op het hoogst haalbare niveau van licha melijke en geestelijke gezondheid is een fundamenteel recht van kinderen. In Nederland zijn er veel basisvoorzieningen om dit recht te waarborgen. Door ontwikkelingen zoals de steeds ongezondere leefgewoonten van veel mensen komt de gezondheid van met name kinderen in meer kwetsbare groepen onder druk te staan. Dit blijkt onder andere uit de volgende cijfers: • Kinderen in Nederland worden steeds zwaarder. In 2011 was volgens de CBS Jeugdmonitor 12% procent van de 2-9 jarigen te dik en 4% veel te dik, en deze percentages vertonen een stijgende lijn. Van de niet-westerse jongeren is maar liefst 20% te dik. • Volgens de TNO monitor Bewegen en Gezondheid voldeed in 2010 minder dan de helft van de Neder landse jongeren van 4-17 jaar aan de beweeg normen. Eén op de acht jongeren is inactief. Vooral meisjes en niet-westerse jongeren bewegen te weinig. • Ongeveer 8% van de Nederlandse kinderen van 8-12 jaar heeft volgens de ouders last van angsten, depressieve klachten en andere emotionele problemen. Deze problemen komen vaker voor bij kinderen uit gezinnen met een inkomen onder de armoede grens en bij nietwesterse kinderen (Bron: Peiling Jeugd en Gezondheid, SCP/TNO, 2002-2003). • Van de Nederlandse kinderen onder 16 jaar lijdt naar schatting ongeveer 3-5% aan ADHD. Het merendeel hiervan bestaat uit jongens. Volwassen met een laag inkomen hadden in hun kindertijd meer dan 8 keer zo vaak ADHD dan volwassenen met een hoog inkomen (Bron: NEMESIS-2 onderzoek, Trimbos Instituut, 2010). 2

Binnenkinderen Nederlandse kinderen zitten veel binnen waar ze uren per dag doorbrengen achter de spelcomputer of voor de televisie. Ze lijken minder buiten in de natuur te komen dan vroeger, maar door het ontbreken van meerjarige gegevens kunnen er geen objectieve trends en ontwikkelingen in de relatie tussen kinderen en natuur worden aangegeven. Wel zijn er aanwijzingen dat kinderen van tegenwoordig laag scoren wat betreft natuurhouding, gedrag, en kennis van de natuur. • Nederlandse kinderen kijken relatief veel televisie: 67% van de 11-jarigen en 70% van de 13-jarigen kijkt minstens twee uur per dag televisie. In andere Westerse landen liggen deze percentages een stuk lager (Bron: HBSC-studie 2009/2010, Trimbos Instituut). • In Nederland en vrijwel alle andere westerse landen zijn de mogelijkheden voor kinderen om zelfstandig de natuur op te zoeken sterk afgenomen. Het gebied rond de woning waar kinderen zelfstandig mogen komen is veel kleiner dan vroeger en het aantal zelfstandige verplaatsingen van schoolkinderen neemt af. • Ongeveer een kwart van de schoolkinderen uit groep zeven en acht van diverse basisscholen zegt dat zij de natuur niet zo belangrijk vinden (Van den Boorn, 2006). • Schoolkinderen met veel natuur in hun woonomgeving denken bij natuur vooral aan dieren die ze uit eigen ervaring kennen, zoals hertjes, eekhoorns en spinnen. Kinderen uit woon wijken met weinig natuur noemen vaker tropische dieren zoals leeuwen, olifanten en tijgers die ze van de televisie of uit de dierentuin kennen (De Witt, 2005). • Vooral kinderen van niet-westerse herkomst zijn vaak bang voor de natuur. Van de 6-10 jarigen uit deze groep is 70% een beetje of best wel bang om uit een boom te vallen, 55% is bang voor wespen en bijen (De Vries, Langers, Donders, & Van den Berg, 2012). Wetenschappelijk onderzoek biedt steeds meer aanwijzingen dat de toename van welvaartziekten onder kinderen samenhangt met de toe nemende verwijdering tussen kinderen en natuur. Deze factsheet geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten van het onderzoek naar het belang van natuur voor de lichamelijke en psychische ontwikkeling en gezondheid van kinderen. De aandacht gaat hierbij vooral uit naar kinderen in de basisschoolleeftijd, omdat in deze fase de basis wordt gelegd voor zowel gezond gedrag als voor verbondenheid met natuur. 3

FACTSHEET JEUGD, NATUUR, GEZONDHEID Natuur als bewegingsruimte Parken en andere veilige en aantrekkelijke natuurlijke speelplekken dagen het kind uit om meer te bewegen en gevarieerder te spelen. Dit stimuleert de ontwikkeling van motorische vaardigheden en vermindert de kans op overgewicht. Schooltuinen zorgen er bovendien voor dat kinderen meer vertrouwd raken met groente en fruit en er meer van gaan eten. Lichamelijke activiteit en overgewicht • Amerikaanse kinderen van 8-14 jaar die volgens GPS-gegevens meer dan 20 minuten per dag doorbrengen op natuurlijke plekken vertonen vijf keer zoveel matig tot intensieve lichamelijke activiteit dan kinderen die nauwelijks tijd doorbrengen op natuurlijke plekken (Almanza, Jerrett, Dunton, Seto, & Pentz, 2012). • Onderzoek in Australië en Canada laat zien dat natuurlijke plekken op schoolpleinen vooral uitnodigen tot matig intensieve activiteiten zoal klimmen, kruipen en verkennen (Dyment, Bell, & Lucas, 2009). • Meisjes zijn gemiddeld actiever op natuurlijke speelplekken dan op betegeld terrein omdat ze daar minder rondhangen, terwijl jongens juist actiever zijn op betegeld terrein dan op natuurlijke plekken omdat ze daar meer tijd besteden aan voetballen en ande re spor ten spelactiviteiten (Fjør toft, Kristoffersen, & Sageie, 2009; Van den Berg, Koenis, & Van den Berg, 2007). • In Nederlandse postcodegebieden met een minimale hoeveelheid van tenminste 5 hectare aan groene gebieden zoals parken, bossen en natuurgebieden, ligt het percentage kinderen met overgewicht ongeveer 18% lager dan in niet-groene postcodegebieden (Vreke, Donders, Langers, Salverda, & Veeneklaas, 2006). • Amerikaanse kinderen van 9-10 jaar hebben minder kans om op hun 18e jaar overgewicht te hebben naarmate er meer parkgebied in een straal van 500 meter rond hun woning aanwezig is (Wolch et al., 2011). 4

Speelgedrag, motorische ontwikkeling en gezonde voeding • Een natuurlijke speelomgeving stimuleer t tot meer gevarieerd en creatief speelgedrag (Faber Taylor, Wiley, Kuo, & Sullivan, 1998). Met name fantasierijk, exploratief en constructief speelgedrag komen vaker voor in natuurlijke dan in niet-natuurlijke speelomgevingen (Van den Berg, et al., 2007). • Onderzoek in Noorwegen toont aan dat kinderen van 5-7 jaar flink vooruit gaan in hun motorische ontwikkeling als ze een jaar lang elke schooldag in het bos mogen spelen. Na een jaar spelen in het bos maakten de kinderen bijvoorbeeld nauwelijks meer wankelingen tijdens een balanceertest waarbij ze 30 seconden op één been moeten staan, terwijl een controlegroep die op het schoolplein bleef spelen vaker dan 3 keer wankelde (Fjør toft, 2004). • Schoolkinderen gaan meer groente en fruit eten als ze met de klas gaan werken in een moestuin, zo blijkt uit een analyse van 20 onderzoeken in de Verenigde Staten (Langellotto & Gupta, 2012). Kinderen die alleen voorlichting krijgen over gezonde voeding leren wel dat groente en fruit gezond zijn, maar brengen deze kennis niet in de praktijk. 5

FACTSHEET JEUGD, NATUUR, GEZONDHEID Natuur als ontspanningsruimte Natuurlijke omgevingen zijn een onophoudelijke bron van fascinatie. Stimuli zoals bloemen, vlinders of een blad dat waait in de wind trekken auto matisch de aandacht zonder dat het moeite kost. Dit geeft niet alleen een prettig, rustgevend gevoel, contact met de natuur kan er ook voor zorgen dat kinderen zich beter kunnen concentreren, meer zelfbeheersing tonen, en minder vaak last hebben van psychische problemen. Aandacht en ADHD • Schoolkinderen van 8 en 10 jaar presteren tot wel 52 seconden sneller op een moeilijke aandachtvragende test waarbij ze letters en cijfers moeten verbinden als ze deze test mogen uitvoeren in de tuin bij school dan als ze deze test uitvoeren in het klaslokaal, zo blijkt uit Italiaans onderzoek (Mancuso, Rizzitelli, & Azzarello, 2006). • Meisjes van 7-12 jaar uit een Amerikaanse achter standswijk beschikken over meer zelfbeheersing naarmate er vanuit het raam van hun appartement meer bomen en gras te zien zijn (Faber Taylor, Kuo, & Sullivan, 2002). Ze kiezen bijvoorbeeld vaker voor een grote, uitgestelde beloning in plaats van een kleinere, directe beloning. • Jonge kinderen op kinderdagverblijven in Zweden scoren beter op een test die de kans meet om ADHD te ontwikkelen als er in de omgeving bij het kinderdagverblijf veel bomen, struiken en heuvelachtig terrein aanwezig zijn (Mårtensson et al., 2009). • Kinderen met ADHD kunnen zich beter concentreren tijdens of na een verblijf in een natuurlijke omgeving (Faber Taylor & Kuo, 2009; Van den Berg, 2011). Amerikaanse ADHD’ers van 7-12 jaar kunnen bijvoorbeeld meer getallen in omgekeerde volgorde nazeggen na een half uur wandelen door een park dan na een wande ling door de binnenstad of een woonwijk. Welzijn en gezondheid • Schoolkinderen van 6-12 jaar uit Amerikaanse plattelandsgemeenten hebben meer zelfvertrouwen en zijn beter bestand tegen de negatieve gevolgen van stressvolle levensgebeurtenissen naarmate ze meer planten en andere natuurlijke elementen in en rond hun woning hebben (Wells & Evans, 2003). 6

• Kinderen uit groep 5 en 6 van Nederlandse basisscholen met overwegend niet-westerse leerlingen, voelden zich na afloop van een driedaags natuurbelevingsprogramma bijna nooit meer angstig, boos, verdrietig of zorgelijk, terwijl ze deze gevoelens voor het programma soms wel hadden (Van der Waal, Van den Berg, & Van Koppen, 2008). • Nederlandse kinderen die opgroeien in buurten met weinig groen hebben tot 6 keer zo vaak last van depressie en angststoornissen dan kinderen die opgroeien in groenrijke buurten (Maas et al., 2009; Van den Berg & De Hek, 2009). In de leeftijdsgroep van 0-13 jaar komen in een buurt met 10% groen vijftig kinderen per duizend met depressieve en angstige klachten bij de huisarts, in buurten met 90% zijn dat er maar acht per duizend. Ook andere ziekten en aandoeningen zoals nek- en schouderklachten, duizeligheid, verkoudheid en longontsteking komen minder vaak voor bij kinderen uit buurten met veel groen. • In Engelse buurten met weinig groen hebben zowel kinderen als volwassenen met een laag inkomen ongeveer twee keer meer kans om in een periode van vijf jaar te overlijden dan mensen met een hoog inkomen, in buurten met het hoogste percentage groen is de sterftekans van armen ‘slechts’ anderhalf keer groter dan die van rijken (Mitchell & Popham, 2008). Over de auteur Deze fac t shee t i s opges t e l d door omgevings psychologe en hoogleraar natuurbeleving Agnes van den Berg. Van den Berg is in Neder land een pionier van het onderzoek naar gezondheids effecten van natuur. In 2001 schreef zij samen met Magdalena van den Berg het essay “Van buiten word je beter” waarin voor het eerst een overzicht werd gegeven van onderzoek naar natuur en gezondheid. In 2007 en 2009 publiceerde zij twee kritische overzichten van het onderzoek rondom jeugd, natuur en gezondheid getiteld “Kom je buiten spelen” en “Groene kansen voor de jeugd”. Voor deze factsheet maakte zij een selectie van de meest overtuigende onderzoeksresultaten, met als uitgangspunt de criteria en definities uit het boekje “Kom je buiten spelen”. 7

FACTSHEET JEUGD, NATUUR, GEZONDHEID LITERATUUR Almanza, E., Jerrett, M., Dunton, G., Seto, E., & Pentz, M. A. (2012). A study of community design, greenness, and physical activity in children using satellite, GPS and accelerometer data. Health & Place, 18(1), 46-54. Berg, A. E. van den (2007). Kom je buiten spelen: Een advies over onderzoek naar de invloed van natuur op de gezondheid van kinderen. Wageningen: Alterra. Berg, A. E. van den (2011). Natuur als therapie bij ADHD: Literatuurstudie, interviews met deskundigen, en empirisch onderzoek. Rapport 2112. Wageningen: Alterra. Berg, A. E. van den, & Hek, E. de (2009). Groene kansen voor de jeugd: Stand van zaken onderzoek jeugd, natuur, gezondheid. Wageningen: Alterra. Berg, A. E. van den, Koenis, R., & Berg, M. M. H. E. van den (2007). Spelen in het groen: Effecten van een bezoek aan een natuurspeeltuin op het speelgedrag, de lichamelijke activiteit, de concentratie en de stemming van kinderen. Rapport 1600. Wageningen: Alterra. Berg, A. E. van den, & Berg, M. M. H. E. van den (2001). Van buiten word je beter. Een essay over de relatie tussen natuur en gezondheid. Wageningen: Alterra. Boorn, C. van den (2006). Boomhut of chatroom? Een onderzoek naar de natuurinteresse van Nederlandse kinderen in 2006 en 20 jaar eerder. Doctoraalscriptie. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam. Dyment, J. E., Bell, A. C., & Lucas, A. J. (2009). The relationship between school ground design and intensity of physical activity. Children’s Geographies, 7(3), 261-276. Faber Taylor, A., & Kuo, F. E. (2009). Children with attention deficits concentrate better after a walk in the park. Journal of Attention Disorders, 12(5), 402-409. Faber Taylor, A., Kuo, F. E., & Sullivan, W. C. (2002). Views of nature and self-discipline: Evidence from inner city children. Journal of Environmental Psychology, 22(1-2), 49-63. Faber Taylor, A., Wiley, A., Kuo, F. E., & Sullivan, W. C. (1998). Growing up in the inner city: Green spaces as places to grow. Environment and Behavior, 30(1), 3-27. Fjørtoft, I. (2004). Landscape as playscape: The effects of natural environments on children’s play and motor development. Children, Youth and Environments, 14(2), 21-44. Fjørtoft, I., Kristoffersen, B., & Sageie, J. (2009). Children in schoolyards: Tracking movement patterns and physical activity in schoolyards using global positioning system and heart rate monitoring. Landscape and Urban Planning, 93(3-4), 210-217. Langellotto, G. A., & Gupta, A. (2012). Gardening increases vegetable consumption in school-aged children: A metaanalytical synthesis. HortTechnology, 22(4), 430-445. www.ivn.nl © IVN, Amsterdam, december 2012 Maas, J., Verheij, R. A., Vries, S. de, Spreeuwenberg, P., Schellevis, F. G., & Groenewegen, P. P. (2009). Morbidity is related to a green living environment. Journal of Epidemiology and Community Health, 63(12), 967-973. Mancuso, S., Rizzitelli, S., & Azzarello, E. (2006). Influence of green vegetation on children’s capacity of attention: a case study in Florence, Italy. Advances in Horticultural Science, 20(3), 220-223. Mårtensson, F., Boldemann, C., Söderström, M., Blennow, M., Englund, J. E., & Grahn, P. (2009). Outdoor environmental assessment of attention promoting settings for preschool children. Health & Place, 15(4), 1149-1157. Mitchell, R., & Popham, F. (2008). Effect of exposure to natural environment on health inequalities: An observational population study. The Lancet, 372, 1655 - 1660. Vreke, J., Donders, J. L., Langers, F., Salverda, I. E., & Veeneklaas, F. R. (2006). Potenties van groen! De invloed van groen in en om de stad op overgewicht bij kinderen en op het binden van huishoudens met midden­ en hoge inkomens aan de stad. Rapport 1356. Wageningen: Alterra. Vries, S. de, Langers, F., Donders, J.L.M, Willeboer, M.T. & Berg, A.E. van den (2012). Meer groen op het schoolplein: een interventiestudie. De effecten van het groen herinrichten van schoolpleinen op de ontwikkeling, het welzijn en de natuurhouding van het kind. Rapport in voorbereiding. Wageningen: Alterra. Waal, M. E. van der, Berg, A. E. van den, & Koppen, C. S. A. van (2008). Terug naar het bos: Effecten van natuurbelevingsprogramma ‘Het Bewaarde Land’ op de natuurbeleving, topervaringen en gezondheid van allochtone en autochtone kinderen. Rapport 1702. Wageningen: Alterra. Wells, N. M., & Evans, G. W. (2003). Nearby nature: A buffer of life stress among rural children. Environment and Behavior, 35(3), 311-330. Witt, A. de (2005). Van vervreemding naar verantwoordelijkheid, over jongeren en natuur. Den Haag: Ministerie van LNV. Wolch, J., Jerrett, M., Reynolds, K., McConnell, R., Chang, R., Dahmann, N., e.a. (2011). Childhood obesity and proximity to urban parks and recreational resources: A longitudinal cohort study. Health & Place, 17(1), 207-214. 8 foto’s: ivn waterland / shutterstock layout: inpetto-ontwerp.nl

B2 BIJLAGE 2 K i v to

Montessorischool Apollo, Leiden KC Montessorischool, Maastricht

BIJLAGE 2 K i v to Wettelijke grondslag Het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (WAS) zegt dat speeltoestellen veilig moeten zijn. De reikwijdte van het WAS wordt regelmatig aangepast en heeft inmiddels regels voor bungy-jumpen, air-diving, abseilen, tokkelen en watertoestellen zoals waterglijbanen. Al deze inrichtingen moeten, net als speeltoestellen die zijn gebouwd na maart 1997, voorzien zijn van een geldig veiligheidscertificaat van een Aangewezen KeuringsInstantie (AKI), bijvoorbeeld: TÜV Nederland, Keurmerkinstituut Zoetermeer, Liftinstituut Amsterdam en AV Breda. Alle speeltoestellen/inrichtingen in de openbare ruimte vallen onder deze wettelijke regelgeving. Toestellen in een particuliere tuin vallen hier niet onder. Wel toestellen/inrichtingen bij bedrijven, campings, tuincentra en ook minder openbaar toegankelijke ruimten zoals kinderopvangcentra, scholen en zorginstellingen vallen onder het WAS. Dat geldt eveneens voor binnen geplaatste toestellen of inrichtingen. De landelijk aangestelde toezichthouder is de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit). Deze kan dwingende en verbaliserende maatregelen opleggen en controleert ook de AKI (Aangewezen Keuring Instantie) op zijn functioneren. Het niet voldoen aan de regels van het WAS is een strafbaar feit. Uitgebreide informatie kunt u vinden op sites van o.a. het Keurmerkinstituut (www.keurmerk.nl), de NVWA (www.vwa.nl) en de Stichting Veilig Spelen (www.allesoverspelen.nl). Wat is een speeltoestel? In het WAS is de definitie van een speeltoestel: “Een inrichting die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt. Het onderscheid met attractietoestellen is dat in de definitie van een speeltoestel het element ‘voortbeweging van personen’ bewust is weggelaten. Voor attractietoestellen is dat juist één van de belangrijke definiërende kenmerken, maar voor speeltoestellen geldt dat niet alle elementen van het spel met een speeltoestel worden gekenmerkt door voortbeweging. Inrichtingen als een zandbak of een ballenbad zijn dan ook speeltoestellen in de zin van het WAS. Voor de nadere bepaling of een inrichting kan worden aangemerkt als speeltoestel kan de reikwijdtenotitie bij het WAS worden geraadpleegd.” (tekst: NVWA Informatieblad nr. 29, maart 2007)

TIP Maak tijdig afspraken met de keurende instantie (AKI). Stuur van tevoren alle gegevens naar die instantie op, zodat het certificeringstraject zo kort mogelijk kan zijn. Communiceer deze procedure met de school. De Eglantier, Delft Keuren en inspecteren Het WAS is duidelijk en zegt dat elke speelinrichting voorzien moet zijn van een certificaat en dat een typeplaatje op het toestel moet zijn aangebracht. De fabrikant/importeur levert meestal ook het certificaat voorzien van technisch dossier, Nederlandse gebruiksaanwijzing (verplicht) en logboek. In serie vervaardigde toestellen zijn meestal voorzien van een typecertificaat. Een toestel is gekeurd en de andere worden identiek nagebouwd onder dezelfde licentie. Een uniek toestel krijgt na certificering een uniek certificaat. Dit geldt bijvoorbeeld voor de meeste toestellen c.q. inrichtingen die gemaakt worden op natuurlijke speelterreinen. Bij het keuren en inspecteren van toestellen en valdempende ondergronden wordt vaak gebruik gemaakt van beschreven normen (o.a. resp. EN1176-2008 en EN1177-2008). Gebruik van normen is niet wettelijk verplicht, maar voldoen aan de norm levert wel een vermoeden op dat het toestel voldoet aan de veiligheidseisen van het WAS. De beheerder/exploitant is diegene die speeltoestellen beschikbaar heeft en aan gebruikers beschikbaar stelt. Hij moeten ervoor zorgen dat deze toestellen voldoen aan het WAS, op de juiste wijze veilig zijn geïnstalleerd en onderhouden zodat zij geen gevaar kunnen opleveren voor de gebruikers. Ook toestellen van voor 1997 moeten veilig zijn.

British School, Den Haag Elk toestel moet voorzien zijn van een logboek waarin minimaal de volgende gegevens zijn opgenomen; fabrikant/importeur, de installateur, eigenaar, beheerder, de kenmerken van het toestel, keuringen en onderzoeken. Eigen of externe inspecties, onderhoud en registratie van ongevallen moeten ook daarin worden bijgehouden. Een niet-gecertificeerd toestel mag niet worden gebruikt. Voor de hovenier betekent dit dat wanneer er een toestel geplaatst is, maar nog niet voorzien van bijvoorbeeld valdemping, dat deze niet gebruikt mag worden. Zolang er nog geen certificaat is verleend voor de inrichting (toestel en valdemping) mag het toestel niet toegankelijk zijn voor gebruikers. Een juiste manier om hiervoor te zorgen is dat het toestel wordt afgezet met bouwhekken. Eventueel kan hierop vermeld worden dat het nog in aanbouw is. Inspecties zijn controles op veiligheid en conditie van speelinrichtingen. Veelal is de frequentie al aangegeven in de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Dit kan door iedereen worden gedaan met voldoende kennis van deze materie. Periodieke inspecties worden vaak door de beheerder of haar personeel gedaan. Als het onderhoud van de buitenruimte is uitbesteed, dan kan de hovenier bijvoorbeeld de kwartaalinspecties voor de beheerder uitvoeren. Gebruikelijk is dat minimaal 1x per jaar een externe instantie een totaalinspectie op de inrichting doet. Deze inspectie gaat doorgaans samen met een rapportage van gebreken, adviezen en evt. benodigde budgetten om dat werk uit te laten voeren. Alle inspecties worden in het logboek opgeslagen.

TIP Voordat de keuringsinstantie komt, is het handig om zelf eerst een volledige toestelinspectie uit te voeren of door derden te laten uitvoeren. Eventuele gebreken kunnen dan opgelost worden voordat de keuring plaatsvindt. Dit scheelt tijd en dubbele keuringskosten. De beheerder blijft verantwoordelijk voor de veiligheid van de toestellen (en gebruikers ervan), het is dan ook vaak lastig voor een beheerder om een bonafide inspectiebedrijf te vinden. Om hierin voor opdrachtgevers duidelijkheid te scheppen, heeft Stichting Veilig Spelen een aantal bedrijven gecertificeerd. Deze zijn te vinden op de website www.stichtingveiligspelen.nl. Logboek Scholen zijn meestal bekend met dergelijke procedures vanuit de verordeningen van de GGD en de brandweer. De hovenier kan hierop inspelen door de logboeken te verzamelen en compleet in een map aan te bieden tijdens een gesprek. Vertel dat het handig is deze map naast die van de GGD en Brandweer op te bergen, want instanties kunnen daarom vragen. Denk aan NVWA die aan- en onaangekondigde controles mogen uitvoeren. Ook de inspecteur van de jaarlijkse externe speeltoestelcontrole zal zijn bevindingen willen optekenen. Onderhoudacties kunnen ook in het logboek worden vermeld. Belangrijk: mogelijk vervalt de verplichting om een fysiek logboek bij te houden (uitspraak minister 2014). De verplichting van registratie blijft echter bestaan. Het is dan ook raadzaam om alle acties en het onderhoud goed vast te leggen. In ieder geval totdat de wetgeving (en de handhaving) is aangepast.

De Wegwijzer, Rijnsburg Jan Vermeer school, Delft

De Startbaan, Sassenheim OBS De Duizendpoot, Geleen

BIJLAGE 3 B3 S b s

OBS Telders, Leiden

BIJLAGE 3 S b s In deze bijlage een beknopte opsomming van planten die toegepast kunnen worden op speelterreinen. Er zijn uiteraard nog veel meer soorten mogelijk, maar dat laten we graag aan uw vakkennis als hovenier over. Bomen Fagus sylvatica – beuk Castanea sativa – tamme kastanje Carpinus betulus – haagbeuk Tillia platyphyllos – linde Amelanchier lamarcki – krentenboompje Corylus avellana – hazelaar Juglans regia – okkernoot Prunus serrulata – sierkers Cornus mas – gele kornoelje Malus domestica – appelboom Platanus acerifolia – (dak-)plataan Salix – wilgensoorten Sambucus – vliersoorten Heesters Ribes sanquineum – sierbes Spriraea – spierstruiksoorten Weigelia – weigelia Forsythia – chinees klokje Philadelphus – jasmijnstruik Viburnum farreri – sneeuwbal Neillia – trosspiraea Photinia – glansmispel Corylus – hazelaar Hibiscus – althaeastruik Hydrangea – hortensiasoorten Abelia – abelia Cotinus – pruikenboom Kerria – japonica Syringa – sering Ceanothus – herfstsering Tamarix – tamarix Buddleja – vlinderstruik Acer japonica – japanse esdoorn Caryopteris – baardbloem Vitex – monnikenpeper Deutsia – bruidsbloem Eleagnus – olijfwilg Indigofera – indigostruik Kolkwitsia – koninginnenstruik Physocarpus – blaasspirea Potentilla – ganzerik Stephanandra – kransspirea

Hagen Fagus sylvatica – beuk Carpinus betulus – haagbeuk Acer campestre – spaanse aak Spiraea – hogere spierstruiksoorten Forsythia – chinees klokje Vaste planten Grassen Fargesia Jumbo – bamboe Wisteria – chinees riet Stipa – vedergras Panicum – vingergras Festuca – schapengras Carex – zegge Helictotrichon – havergras Campanula – alpenklokje Hypericum – hertshooi Centranthus – veleriaan Echinacea – rode zonnehoed Erigeron – fijnstraal Geranium – ooievaarsbek Geum – nagelkruid Helenium – zonnekruid Helianthus – zonnebloem Lavendula – lavendel Lythrum – kattestaart Malva – kaasjeskruid Persicaria – duizendknoop Prunella – brunel Rudbeckia – zonnehoed Rosmarinus – rozemarijn Salvia – salie Santolina – heiligenbloem Mentha – perpermuntplant Viola odorata – maarts viooltje Yucca flaccida – palmlelie

Factsheet Welke planten zijn geschikt voor educatief gebruik? Voor: projectteam - po (V0) Door: IVN Meer weten over Gezonde Schoolpleinen? Kijk op Gezondeschool.nl/schoolpleinen.

Natuureducatie op het schoolplein Welke planten zijn geschikt voor educatief gebruik? Blauwe regen bloemen, zintuigen, vogels De blauwe regen bloeit uitbundig in het voorjaar en ruikt heerlijk. De bloemen trekken veel vlinders en insecten. Als de plant bloeit is deze heel geschikt voor een les over bloemen en zintuigen. Als de plant daarna blad krijgt is het een geschikte broed- en schuilplaats voor vogels. Leuk extraatje: als docent kan je de bloemen plukken om het lokaal mee op te vrolijken! Let wel op: de takken, zaden en peulen van de blauwe regen zijn giftig. Winterhardheid: goed Vochtigheid: matig tot vochtig Hoogte: 10 meter Bloemkleur: violetblauw Grondsoort: voet bij voorkeur in schaduw Licht: volle zon voor de beste bloei Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: mei – juli Vlinderstruik vlinders, bijen, insecten, zintuigen, bloemen, kleur De vlinderstuik bloeit langer dan de blauwe regen en is daarmee voor een langere periode aantrekkelijk voor vlinders, bijen en andere insecten. Ook van de vlinderstruik kunnen bloemen geknipt worden voor in het lokaal. Daarnaast heeft de struik mooie bloemen en een heerlijke geur en kleur. Goed dus voor een les over bloemen, zintuigen en kleur. Meerdere vlinderstruiken kunnen elkaar makkelijk bestuiven: zo worden de planten mooier en gezonder. Winterhardheid: redelijk, kan invriezen Vochtigheid: droog tot matig vochtig Hoogte: 1 tot 3 meter mits goed gesnoeid Bloemkleur: donkerpaars Grondsoort: kalkhoudend tot lichtzuur Licht: volle zon Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: augustus – oktober

Lijsterbes vogels, bessen, seizoenen Vogels houden van de lijsterbes. De lijsterbes heeft tot heel laat in de winter bessen waar vogels van kunnen eten. Hoe aantrekkelijker je het plein maakt voor vogels, hoe meer soorten er komen én hoe meer vogels ook blijven broeden. De lijsterbes heeft daarnaast een fraaie herfstkleur. Perfect dus voor een les over herfst en winter. De bessen van de lijsterbes doen het ook goed in kerststukjes en als versiering in de school. Winterhardheid: goed Vochtigheid: normaal Hoogte: tot 12 meter Bloemkleur: wit Dwergmispel vogels, bessen, seizoenen Om de vogels meer dan alleen lijsterbes te geven, kan je een dwergmispel op het plein zetten. De plant krijgt langwerpige, oranjerode vruchten. Met de dwergmispel trek je veel vogelsoorten aan. Het is een wintergroene plant en zorgt dus voor beschutting voor vogels in de winter. Het blad kan dienen voor een les over verschillende bladvormen. Winterhardheid: goed Vochtigheid: normaal, grond niet laten uitdrogen Hoogte: tot 2 meter Bloemkleur: lichtrood Veldesdoorn of Spaanse aak bladeren, knoppen, seizoenen De esdoorn heeft handvormige bladeren, leuk voor een les over bladvormen. De meeste esdoorns worden groot en dus onbereikbaar voor leerlingen. De veldesdoorn blijft kleiner en is voor leerlingen dan ook toegankelijker en beter te bekijken. Daarnaast kan de boom makkelijk in hegvorm gesnoeid worden zodat roodborstjes en andere vogels erin kunnen broeden. In de herfst geeft de veldesdoorn gevleugelde vruchtjes. Winterhardheid: volkomen Vochtigheid: normaal Hoogte: 5 meter Bloemkleur: groen Moseik of Turkse eik bladeren, knoppen Bij een les over bladvormen hoort natuurlijk ook een gelobd blad. De bladeren van de eik blijven tot ver in de winter aan de boom hangen. Maar de eik wordt net als de esdoorn al snel groot en ontoegankelijk voor leerlingen. De moseik is een goed alternatief: die wordt groot, maar kan makkelijk klein gesnoeid blijven. Daarnaast heeft de moseik een mossige eikel. Vooral jongere leerlingen vinden het leuk om ze te voelen en bekijken. Winterhardheid: volkomen Vochtigheid: normaal Hoogte: 10 tot 15 meter Bloemkleur: groen Grondsoort: kalkrijk, droog Licht: zon, halfschaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: mei – juni Grondsoort: goede grond met wat kalk Licht: zon, halfschaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: mei – juni Grondsoort: voedzaam, humusrijk Licht: zon tot halfschaduw Blad/loof: vrijwel wintergroen Bloeitijd: juli Grondsoort: geen speciale eisen Licht: zon tot schaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: juni

Paardenkastanje knoppen, seizoenen De paardenkastanje heeft de grootste knoppen van alle boomsoorten. De knoppen komen mooi en duidelijk uit in de lente. Kastanjes worden heel groot, dan zijn de knoppen en bladeren niet meer goed zichtbaar. Een oplossing is om ze in potten te zetten, zo belemmer je de groei en kunnen de leerlingen goed zien hoe de knoppen uitkomen. Je kunt ook een tak in knop afknippen en in een vaas in de klas zetten. Zo kunnen kinderen van dichtbij de knoppen zien uitkomen. In het najaar vallen bolsters met kastanjes uit de boom: leuk om mee te knutselen. Winterhardheid: zeer goed Vochtigheid: matig Hoogte: 15 tot 20 meter Bloemkleur: wit of roze Krentenboompje bladeren, bloemen, bessen, kleur, vogels Het krentenboompje is ideaal op een schoolplein, ook als het plein niet al te groot is. Deze boom of grote struik wordt uiteindelijk zelden hoger dan zes meter en heeft een mooi grillige groeiwijze. De krentenboom heeft in alle seizoenen veel te bieden. Veel verschillende kleuren – roze, wit, geel, oranje, rood – en vogels zijn gek op de roodblauwe bessen. Winterhardheid: volkomen Vochtigheid: normaal Hoogte: tot 6 meter Bloemkleur: wit Linde bijen, bladeren De lindebloemen trekken veel bijen. Deze bijen gaan vanzelf ook op andere bloemen op het plein zitten. De linde heeft een gezaagd blad, leuk voor een les over bladvormen. Ook heeft de linde een mooie bloeiwijze die duidelijk voor leerlingen herkenbaar is. De bloemen van de linde zijn wel vrij hoog dus niet altijd even makkelijk zichtbaar voor leerlingen. Winterhardheid: zeer goed Vochtigheid: matig Hoogte: 20 tot 30 meter Bloemkleur: geel Knotwilg knoppen, seizoenen, insecten, vogels Een knotwilg heeft ideale takken en knoppen voor een les over knoppen. Docenten kunnen de takken afknippen en gebruik in de les. Leerlingen kunnen van de afgeknipte takken hutten of tunnels vlechten, of er kan een natuurlijk hek van worden gemaakt. In de winter overwinteren veel insecten in of op de knotwilg. Dat is weer eten voor insectenetende vogels. Winterhardheid: volkomen Vochtigheid: normaal Hoogte: 5 meter Bloemkleur: groen Grondsoort: vrijwel alle soorten geschikt Licht: zon, halfschaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: april – mei Grondsoort: vrijwel alle soorten geschikt Licht: volle zon tot schaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: juli – augustus Grondsoort: liefst humusrijk, iets zuur Licht: zon, halfschaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: mei – juni Om te onthouden - Bloemen trekken insecten - Insecten trekken insectenetende vogels - Vogels zorgen voor een levendig en aantrekkelijk plein Grondsoort: alle grondsoorten Licht: zon Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: juni

Hazelaar knoppen, voeding, zintuigen Een hazelaar is heel geschikt voor een les over knoppen. De katjes van de hazelaar zijn zacht en prikkelen de zintuigen. Bij sommige soorten komen aan het eind van de zomer hazelnoten aan de boom te hangen. Deze zijn duidelijk zichtbaar en kunnen gebruikt worden in lessen over overwinteren, voeding en zelfs als rekenmateriaal. Winterhardheid: goed Vochtigheid: matig vochtig Hoogte: 3 meter Bloemkleur: geel Gele kornoelje seizoenen, bloemen, insecten, voeding De gele kornoelje heeft al vroeg in het jaar mooie gele bloemen. Insecten komen er dan ook snel op af. Later krijgt de gele kornoelje rode eetbare bessen. Van de bessen kan je met de leerlingen limonade of jam maken. Winterhardheid: goed Vochtigheid: bij voorkeur niet te droog Hoogte: tot 6 meter Bloemkleur: geel Kerstroos seizoenen, bloemen, insecten Ook de kerstroos bloeit al vroeg. Met enkele vroegbloeiers wordt het plein snel aantrekkelijk en intens voor kinderen: er zijn veel kleuren en vormen te zien. Leuk voor een les over de lente! Let wel op dat kinderen de kerstroos niet in hun mond steken: de plant is giftig. Winterhardheid: volkomen Vochtigheid: normaal Hoogte: 30 centimeter Bloemkleur: wit, purper, groen Winterjasmijn seizoenen, bloemen, insecten, zintuigen Een derde vroegbloeier is de winterjasmijn. De bloemen van deze jasmijn zijn geel of wit en geven een heerlijke geur af. In de winter blijft de struik groen. De bloemen van de winterjasmijn kunnen gebruikt worden in thee. Winterhardheid: goed Vochtigheid: matig vochtig Hoogte: 1 tot 6 meter Bloemkleur: geel of wit Grondsoort: kalkhoudend tot lichtzuur Licht: zon tot halfschaduw Blad/loof: (half)bladverliezend Bloeitijd: januari – februari Grondsoort: humusrijk, niet zuur Licht: halfschaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: januari – april Grondsoort: humusrijk Licht: zon tot schaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: maart – mei Grondsoort: liefst zavel- en kleigrond Licht: zon tot schaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: februari – maart

Sneeuwklokje seizoenen, bloemen, insecten Sneeuwklokjes zijn bij alle leerlingen bekend en geliefd. Het sneeuwklokje komt als een van de eerste bloemen op, vaak al in januari. Het sneeuwklokje staat bekend als boodschapper van de komende lente. Op warme dagen gaan de bloemen verder open en komen er insecten op af. Let op: het sneeuwklokje is giftig. Als je het opeet, kan je er maagklachten van krijgen. Winterhardheid: goed Vochtigheid: normaal Hoogte: tot 15 centimeter Bloemkleur: wit Sneeuwroem seizoenen, bloemen, insecten Sneeuwroem kan goed tegen de winter en heeft mooie zachtblauwe stervormige bloemen. De bloemen komen in februari al op, en maken het plein dus al vroeg kleurig en aantrekkelijk voor leerlingen. Winterhardheid: goed Vochtigheid: normaal Hoogte: tot 15 centimeter Bloemkleur: blauw Ezelsoor zintuigen, seizoenen De bladeren van de ezelsoor zijn viltig, grijs en behaard: net ezelsoren. De zachte bladeren zijn favoriet bij kinderen en prikkelen de zintuigen. Een ezelsoor krijgt in de loop van het seizoen steeds meer grijze beharing op het blad. Haren worden gebruikt om dauw te vangen en om verdamping te remmen. Doordat de bloemen niet allemaal tegelijk bloeien, staat de plant lang in bloei. Winterhardheid: goed Vochtigheid: gering Hoogte: 30 tot 60 centimer Bloemkleur: lila Conifeer zintuigen, seizoenen, vogels, bladeren De meeste bomen verliezen in de winter hun blad, maar de conifeer blijft groen. De naaldvorm is van belang in lessen over overwinteren en bladvormen. Let wel op dat de conifeer niet giftig is. De taxus heeft bijvoorbeeld giftige besjes die er voor leerlingen lekker uitzien. Winterhardheid: goed Vochtigheid: normaal Hoogte: tot 1,25 meter Bloemkleur: geel Grondsoort: normaal, goed doorlatend Licht: zon, halfschaduw Blad/loof: wintergroen Bloeitijd: april – mei Grondsoort: zandgrond Licht: zon Blad/loof: bladhoudend Bloeitijd: juli – september Grondsoort: goed doorlatend, iets vochtig Licht: zon en schaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: februari – april Grondsoort: goed doorlatend, iets vochtig Licht: zon en lichte schaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: januari – maart

IJzerhard bijen, vlinders, bloemen, kleur IJzerhard trekt veel vlinders en bijen in de zomer. De vorm van de bloem is leuk bij een les over bloeivormen. IJzerhard verspreidt zich onder de juiste omstandigheden makkelijk tussen andere planten. Winterhardheid: matig Vochtigheid: matig, verdraagt droogte goed Hoogte: 1,5 meter Bloemkleur: paarsviolet Pluimspirea bloemen Een pluimspirea heeft een bloeiwijze die niet veel andere planten hebben. De bloemen, heel klein van stuk, staan in pluimen te zwaaien en voornamelijk in roze, rode of witte tinten. Herkenbaar voor leerlingen, en ook leuk als snijbloem in de klas. Winterhardheid: volkomen Vochtigheid: matig tot groot (in de zon) Hoogte: 70 centimeter Bloemkleur: roze, rood of wit Hoge zonnebloemen bloemen, vogels, bijen, zintuigen Een zonnebloem is voor veel leerlingen een icoon. Iedereen kent zonnebloemen. Ook bijen zien zonnebloemen al vanuit de verte. Daarnaast biedt de zonnebloem nog laat in het jaar voedsel voor bijen en vogels. Je kunt de zonnebloempitjes ook verzamelen met leerlingen, om er wintervoedsel voor vogels van te maken, de pitten weer opnieuw te kunnen planten of ze met de klas te eten. Een leuk weetje: zonnebloemen draaien met de zon mee. De bloem kijkt dus ’s ochtends naar het oosten en ’s avonds naar het westen. Winterhardheid: goed Vochtigheid: matig tot groot (in de zon) Hoogte: tot 4,5 meter Bloemkleur: geel Kaardebol vogels, insecten De kaardebol heeft opvallende, stekelige hoofdjes en is een mooie winterversiering in de tuin. In de herfst komen er veel vogels op af. De bladeren maken kommetjes waar water in blijft staan. Hier kunnen vogels en insecten uit drinken. Winterhardheid: goed Vochtigheid: matig tot groot (in de zon) Hoogte: tot 2 meter Bloemkleur: roze Grondsoort: droog, kalkminnend Licht: zon, halfschaduw Blad/loof: bladhoudend Bloeitijd: juni – augustus Grondsoort: zware grond Licht: zon Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: juli – september Grondsoort: normaal Licht: lichte schaduw tot schaduw Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: juli – oktober Grondsoort: normaal, goed doorlatend Licht: zon Blad/loof: bladverliezend Bloeitijd: juli – november

Zadenmix vlinderbloemen bloemen, vlinders, zintuigen, bijen De bloemen die uit de zadenmix tevoorschijn komen hebben mooie kleuren en trekken veel vlinders en insecten. De bloemen kunnen gebruikt worden om boeketjes mee te maken in de klas. Deze bloemen zijn erg laag en dus ook goed zichtbaar voor kleinere leerlingen. Kruiden zintuigen, voeding Kruiden, zoals tijm en lavendel, zijn heerlijk om te proeven en aan te ruiken. Maar ook voor het maken van soep of voor een les over voedingsstoff en zijn kruiden heel goed en eenvoudig te gebruiken. Nog leuker: een kruidenspiraal. Een ware beleving voor de leerlingen. Groenten voeding Leerlingen vinden het leuk om groente te planten, te zien groeien en vervolgens te eten. Makkelijk te kweken zijn tuinkers, sla, radijs en worteltjes, maar peper, paprika, tomaat en aardappel (in pot) zijn ook goede opties. Leerlingen leren over seizoensplanten en over het groeiproces. Goed te gebruiken in lessen over voeding en leuk om samen met leerlingen de groente te verwerken in gerechten. Fruitbomen voeding, vogels Fruitbomen zijn aantrekkelijk voor leerlingen en trekken vogels aan. Plant bijvoorbeeld een appelboom, perenboom of kersenboom. Ook leuk op het plein Weer Insecten - thermometer - regenmeter - hydrometer - windwijzer - zonnewijzer - insectenhotel - bijenhotel Vogels Water, amfi bieën, paddenstoelen - voederplankjes - aquariumbak - waterloop - nestkastjes - vogelhuisjes Wormen - wormenhotel

BIJLAGE 4 S h s B4

OBS Woutertje Pieterse, Leiden

BIJLAGE 4 S ha s In deze bijlage een kort overzicht van de verschillende soorten verharding die kunnen worden toegepast op speelterreinen. Ze zijn globaal onder te verdelen in drie categorieën, elk met hun eigen voor- en nadelen. Hardere soorten Gravier d’Or, Gralux, Hansa Grand, Dolomiet, Grauwacke en betongranulaten. Deze soorten hebben meestal een fundatielaag van gebroken puin en zijn doorgaans voorzien van een goede kantopsluiting. De opbouw van deze verharding wordt een aantal malen verdicht. Voordelen: • mooie natuurlijke uitstraling • lenen zich goed voor organische vormen • zijn intensief te belopen en redelijk slijtvast • prima toegankelijk voor fietsers en rolstoelgebruikers Nadelen: • afwaterend verwerken (bolle paden) • plasvorming omdat water er langzaam doorheen zakt • geven vaak stof (bij droogte) of vuil (bij nat weer) af aan schoenen en kleding Halfharde soorten Dit is vaak een combinatie van halfverhardingsoorten met toegevoegde leem. De leem zorgt voor binding van de materialen. Denk hierbij aan kleischelpen of betongranulaat met leem. Deze producten zijn nog volop in ontwikkeling. Waterdoorlatende soorten Bijvoorbeeld steensplit, grind of schelpen. De opbouw is meestal een fundatielaag van verdicht zand met hierop een waterdoorlatende scheidingslaag van wegenbouwtextiel. Hierop komt dan de losse toplaag. Kantopsluitingen zijn raadzaam. Voordelen: • zeer creatief toe te passen • fantastisch spelmateriaal voor kinderen • prima natuurlijke uitstraling • uitstekend waterdoorlatend

Nadelen: • slijtgevoelig • veel materiaalverlies door weglopen en spelen Schelpen worden voor allerlei spelletjes gebruikt en zijn dan ook overal weer terug te vinden. Het zijn vaak de ouders en leiding die bang zijn dat de kinderen het in hun mond stoppen. Ga deze discussie niet uit de weg, maar maak vooral duidelijk dat de allerjongsten (m.n. van kinderdagverblijven) niet zonder toezicht moeten spelen. De angst is vaker groter dan het probleem werkelijk is. Denk aan houtsnippers (deze worden door producenten onder allerlei productnamen verkocht) of boomschors. Dit materiaal wordt meestal verwerkt op alleen wegenbouwtextiel. Het aanbrengen van een fundatielaag van zand voorkomt echter vaak problemen in de toekomst. Voordelen: • ultieme natuurlijke uitstraling • naturel houtsnippers zijn goedkoop. Houtsnipperproducten en boomschors (bv. Bark) zijn een stuk duurder • zonder kantopsluiting toepasbaar • bij verzakken eenvoudig aan te vullen Nadelen: • het product verteert totdat er een humuslaag overblijft • slijtgevoelig • kan wegwaaien of afdrijven bij plasvorming • er kunnen paddenstoelen in groeien (wat op zich weer een mooi onderwerp is voor natuureducatie). Regelmatig bijvullen of vervangen is dan ook gewenst. Als er een zandlaag onder dit materiaal ligt, verteert het minder snel en groeien er ook minder paddenstoelen. Welke soort halfverharding men ook kiest, er zal op den duur mosvorming en (on-)kruidgroei optreden. Dat lijkt voor natuurlijke speelplaatsen geen probleem, maar nog niet iedereen ziet dit zo.

De Wegwijzer, Rijnsburg

C Deze handleiding is een uitgave van Branchevereniging VHG. De handleiding Groene Schoolpleinen sluit aan op het Nationaal Programma Preventie ‘Alles is Gezondheid’. Op de foto ondertekent Egbert Roozen de pledge als startpunt voor de ontwikkeling. Rechts Jolanda Maas, die met haar onderzoek een waardevolle bijdrage aan de inhoud van deze handleiding heeft geleverd. Tekst Annemieke Bos tekst & concept, Gouda Beeldmateriaal De foto’s in deze handleiding zijn beschikbaar gesteld door Van der Spek Hoveniers, Aardoom Hoveniers, Weverling Groenprojekten, IVN, Jolanda Maas, Rianne Muller, Dieuwke Hovinga, Into Green, Air So Pure en VidiPhoto. De samenstellers hebben zoveel mogelijk getracht het portretrecht van kinderen te respecteren. Vormgeving: Boerma Reclame, Gouda Druk: Het Staat Gedrukt, Gouda Begeleidingscommissie namens Branchevereniging VHG: Egbert Roozen Daniëlle den Bleker-Nauman Met medewerking van en dank aan: Ruud Vis, Van der Spek Hoveniers, Benthuizen Menno Weverling, Weverling Groenprojekten, Monster Dionysios Sofronas, Aardoom Hoveniers, Ridderkerk Giel van der Palen, Hoveniersbedrijf Giel van der Palen, Eindhoven Jolanda Maas, VU Medisch Centrum, Amsterdam Daan Bleichrodt, Teuni Verploegh, Charlotte Robben, Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid Olle Mennema, dienst Natuur- en Milieu-Educatie Den Haag © Branchevereniging VHG, maart 2015

Branchevereniging VHG De Molen 30 3994 DB Houten Postbus 1010 3990 CA Houten Telefoon: (030) 659 55 50 Faxnummer: (030) 659 56 55 E-mail: info@vhg.org www.vhg.org

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. Voorwoord
  3. 3
  4. Inhoudsopgave
  5. 5
  6. Inleiding
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. Hoe goed is een groen schoolplein?
  11. 11
  12. Hoe goed is een groen schoolplein?
  13. 13
  14. Hoe goed is een groen schoolplein?
  15. 15
  16. Voorbereiding
  17. 17
  18. Voorbereiding
  19. 19
  20. Voorbereiding
  21. 21
  22. Voorbereiding
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. Ontwerp
  27. 27
  28. Ontwerp
  29. 29
  30. Ontwerp
  31. 31
  32. Ontwerp
  33. 33
  34. Ontwerp
  35. 35
  36. Ontwerp
  37. 37
  38. Ontwerp
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. Uitvoering
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. Uitvoering
  47. 47
  48. Gebruik
  49. 49
  50. Gebruik
  51. 51
  52. Gebruik
  53. 53
  54. Gebruik
  55. 55
  56. Onderhoud en beheer
  57. 57
  58. Onderhoud en beheer
  59. 59
  60. Onderhoud en beheer
  61. 61
  62. Educatie
  63. 63
  64. Educatie
  65. 65
  66. Educatie
  67. 67
  68. Educatie
  69. 69
  70. Financiën
  71. 71
  72. Financiën
  73. 73
  74. Financiën
  75. 75
  76. Groen in de klas
  77. 77
  78. Groen in de klas
  79. 79
  80. Groen in de klas
  81. 81
  82. Meer informatie
  83. 83
  84. Meer informatie
  85. 85
  86. Meer informatie
  87. 87
  88. Geraadpleegde bronnen
  89. 89
  90. Groen doet goed
  91. 91
  92. Groen doet goed
  93. 93
  94. Groen doet goed
  95. 95
  96. Groen doet goed
  97. 97
  98. Groen doet goed
  99. 99
  100. Keuren en inspecteren van speeltoestellen
  101. 101
  102. Keuren en inspecteren van speeltoestellen
  103. 103
  104. Keuren en inspecteren van speeltoestellen
  105. 105
  106. Keuren en inspecteren van speeltoestellen
  107. 107
  108. Suggesties voor beplanting op speelterreinen
  109. 109
  110. Suggesties voor beplanting op speelterreinen
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. Suggesties voor beplanting op speelterreinen
  115. 115
  116. Suggesties voor beplanting op speelterreinen
  117. 117
  118. Suggesties voor beplanting op speelterreinen
  119. 119
  120. Suggesties voor halfverharding op speelterreinen
  121. 121
  122. Suggesties voor halfverharding op speelterreinen
  123. 123
  124. Suggesties voor halfverharding op speelterreinen
  125. 125
  126. Colofon
  127. 127
  128. Colofon
Home


You need flash player to view this online publication