0

deel 1 Bron en © De Beauvoordse dorpsgazette (2021) - Stef Duron - +32 478 41 28 63 De titel van dit verhaal kan wat misleidend zijn en de indruk geven dat ik in mijn jeugd op het kasteel Beauvoorde woonde. Dat was natuurlijk niet zo, maar vanaf mijn 6 jaar waren mijn jeugd- en familiejaren innig verbonden met alles wat zich in en rond het kasteel en zijn park afspeelde. Mijn ouders Willy en Jeannette Top–Stevens kwamen in 1945 vanuit Bulskamp in Vinkem wonen. Mijn vader was schoenmaker, een beroep dat in die jaren binnen een dorp nog een essentieel beroep was, gezien schoenen toen nog geen wegwerpproducten waren en nieuwe schoenen nog veel in het plaatselijke atelier werden gemaakt en hersteld. Daarnaast had mijn moeder nog een kleine schoenwinkel. Ik werd daar in 1947 geboren, een uitermate vruchtbaar naoorlogs kinderjaar in het toenmalige Vinkem/ Wulveringem met niet minder dan 16 geboortes! Het kasteel Beauvoorde met enkele bijhorende bezittingen was bij het overlijden van Jonkheer Arthur Merghelynck in 1908 door hem geschonken aan de Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde, maar zijn echtgenote Douairière Flyps kreeg tot aan haar dood in 1941 het vruchtgebruik en bewoonde tot dan het kasteel samen met haar broer Honoré en haar neef Léon Flyps. Deze laatste werd op zijn beurt in 1936 burgemeester van Wulveringem. Na het einde van de tweede oorlog begon de inrichting en “schuchtere” openstelling van het kasteel als museum voor het publiek. Hiervoor werd Lucien Lams, Ontvanger der Registratie en Domeinen te Veurne, als conservator door de Academie aangesteld. Henri Houck (foto boven) die sinds het begin 20ste eeuw in het actuele Bryarde Huis woonde en kleermaker/ barbier was, werd als “conciërge/gids” voor de schaarse bezoekers aangesteld. Als ik mij goed herinner werd toen ook reeds Julien Candaele, die een kleine boerderij op het einde van de Uilstond in Vinkem bewoonde, als tuinman aangesteld. Beginjaren 50 begon het bezoekersaantal gestaag toe te nemen, waaronder ook heel wat Franstaligen vanuit hun kustverblijf. Daarom werd naar iemand gezocht die “in bijberoep” als conciërge/gids de taak van Henri zou overnemen. Als eenvoudige mens heeft mijn vader altijd een grote historische interesse gehad, sprak hij redelijk goed Frans en gezien elke bijkomende frank voor het gezin welkom was, stelde hij zich hiervoor kandidaat en werd door Lucien Lams aangenomen. © foto boven - Henri Houck (dia-archief Lucien De Witte - scan: Willy Baelen) foto onder - Willy Top voor het kasteel Beauvoorde Zo verhuisden wij in 1953 van de Gouden-Hoofdstraat in Vinkem naar de Kasteeldreef Nr.1, waar het huis ook als schoenmakerij/winkel werd ingericht. Tot 1967 hebben mijn ouders beide taken in cumul uitgevoerd. Vanaf 1967 werd de schoenmakerij/winkel stopgezet en werd zowel het onderhoud kasteel en park als de toeristenrondleidingen “alleen door hen” uitgevoerd! Als gevolg van eerst een hartinfarct en nadien een hartstilstand met gelukkig goede afloop, dienden vader Willy (foto onder) en mijn moeder dit vele werk stop te zetten en verhuisden ze in 1975 naar Nieuwpoort voor een welverdiende rust. Een pittig detail bij de verhuis van Vinkem naar Wulveringem voor mij, was mijn gedwongen verwijdering uit het kinderdansgroepje die de reuzin Belle van Vinkem op haar uitstappen vergezelde. Er was in die tijd ogenschijnlijk wel wat rivaliteit tussen de twee zusterdorpen! 1

Onze tuin sloot direct aan op het kasteelpark dat toen nog niet doorlopend publiek- toegankelijk was, waardoor ik als zesjarige knaap plots een “onmetelijke en kind-avontuurlijke” privé speeltuin ter beschikking kreeg. Vanaf deze leeftijd leefde ik intens samen met de geluiden uit het kasteelpark. Tijdens de mooie zomerdagen met het gehamer van een specht tegen een boomstam, koekoekgeroep, duivengekoer, merelzang en vinkengekwetter. In zwoele zomernachten met de brulkikkers in de slotgracht achter onze tuin. Bij winterse storm was er het woeste windgedruis door de kale boomkruinen en toverde soms een lichtstraal van autolichten komende van boer Wackenier of Vandevelde, door de boomtakken grillige spookpatronen op mijn slaapkamergordijnen. Samen met Hugo Pyfferoen en andere leeftijdsgenoten zwierven we rond in het kasteelpark waar we wat in het oog werden gehouden door Julien en waar we van hem ook stiekem onze eerste sigaret kregen toen we een jaar of elf waren. Soms kreeg ik ook minder kind-leuke taken te doen zoals de jaarlijkse aalbessenpluk in de toen nog bestaande grote moestuin achter het kasteelpark, het uitschrapen van onkruid tussen de knobbelige stenen voor de kasteelbrug of het helpen boenen van de houten kasteelvloeren. Als jeugdige tiener werd ik ook dikwijls ingezet “als afsluiter” wanneer grotere groepen door het kasteel gegidst werden door mijn vader. Voor de jaarlijkse grote kasteelkuis en koperpoets charterde mijn moeder alle tantes en werd er een lange dag duchtig en vrolijk gewerkt. Ik vermoed dat de Academie hiervoor nooit veel zal betaald hebben! Op de kasteelzolders en toren kende ik kinderlijke fantasieën over spoken en ridders en was geïntrigeerd door de oude biljarttafel en een vreemdsoortige piano. Pas veel later wist ik dat dit een pianola uit de jaren 20 was die waarschijnlijk nog door mevrouw Flyps en meneer Léon bespeeld is geweest. Ook toen ik mijn toelatingsexamens voor de Koninklijke Militaire School voorbereidde, was de kasteelzolder een toevluchtsoord om rustig te kunnen studeren. Tot einde jaren vijftig, bij aanvang van de zomer, werd door Julien en mijn vader een zwart geteerde houten schuit vanuit de stallingen in de binnengracht gelegd. De schuit dateerde nog uit de jaren ver voor WOII en werd gebruikt om kleine onderhouds- of herstelwerken uit te voeren aan de kasteelmuren in de slotgracht. Zonder twijfel gebruikte de Douairière ook de schuit om zich bij warm weer rond het kasteel te laten roeien. Tientallen keren roeide ik staande op het houten achterdekje van de schuit de kasteelgracht rond. Hoewel ik nog niet kon zwemmen was dit geen reden voor onrust bij mijn ouders toen. 2 © foto boven - reuzin Belle van Vinkem en haar reuzenkinderen met Maurits Dejonckheere op de speelplaats van de kleuter– en lagere meisjesschool met vooraan links Mia Craeye en Michel Top (fotoalbum Palma Sampers - scan Herman Duron) - - foto midden - Moeder Jeannette voedert de zwanen. - foto onder - Jeannette en Willy aan de haard in het kasteel

Grote spanning was er altijd wanneer het begon te vriezen, want dan werd de kasteelgracht een gedroomde schaatsvlakte voor de dorpsjeugd. Het stuk onder de kasteelbrug was het kritieke punt om te weten of het ijs sterk genoeg was. Dikwijls was Albert Degrieck hier de eerste durver die de doorsteek waagde, gelukkig altijd met goede afloop. Ook was Albert Feys als wijze oudere man steeds van de partij om ons sierlijk achterwaarts onze naam in het ijs te leren schaatsen. Tot aan onze jongvolwassen jaren werd er bij strenge winters soms ijshockey nagespeeld met behulp van een kromme boomtak en een houtblokje, de “rijpere” jeugd was toen duidelijk nog snel tevreden…! © foto’s winterpret (album Palma Sampers - scan Herman Duron) © foto onderaan - dia-archief Lucien De Witte (scan: Willy Baelen) Bij de evacuatie van het Engelse/Franse leger via Duinkerke en de stranden tot aan De Panne begin juni 1940 werden grote hoeveelheden kogels en wat handwapens in de grachten rondom het kasteel gegooid. Midden jaren vijftig stelden we vast dat vooral in de voorgracht nog veel hiervan in het slijk was blijven steken. Voor onze kinderhanden was dit een boeiend zoekgebied voor de koperen kogels. Tussen een spleet van de straatstoep probeerden we, soms met succes, de kogelkop van de huls af te stampen om dan het vrijgekomen kruit met een stekje en steekvlam in brand te steken. In de huidige tijden zou hiervoor door omwonenden waarschijnlijk de 112 of DOVO opgebeld worden en zouden we zwaar gekapitteld zijn door de politie! Eén keer werd veldwachter Cyriel Missinne erbij geroepen toen Pol Feys bij zoekwerk in de achterste buitengracht een cilindervormig glad object in het slijk voelde. Er werd gedacht aan een obus en dat vonden we toch wat gevaarlijk om zelf te bergen. Toen Pol onder het oog van Cyriel “de obus” voorzichtig uit het slijk trok, bleek dit gewoon een lege wijnfles te zijn. Wat een anticlimax, waarbij door Cyriel helemaal geen opmerkingen werden gemaakt over onze zoekactiviteiten. In deze nog jonge tijd na het einde WOII simuleerden we ook soms gevechten rond en in de toen nog aanwezige grachten van het kerkhof en de ruimte tussen het kasteelpark. Om het kanongebulder na te bootsen gebruikten we oude verfpotten met een klein gaatje in de bodem. In de pot werd een stukje natte carbuur gelegd waarna het deksel stevig op de pot werd gestampt. Dan met de voet op de horizontaal gelegde pot werd een brandend stekje tegen het gaatje gehouden waarna het deksel met een luide knal van de pot vloog. Gelukkig voor ons is er nooit een pot zelf ontploft onder onze kleine voet. Aan de rechter parkingang stond aan de kant vlak naast onze tuin een prachtige wilde kastanjeboom. Wilde kastanjes waren toen voor de jeugd nog een verzamelobject en in het kastanje-seizoen was het soms een sport om via steengooien de kastanjes te doen vallen. Uiteraard kwamen ook nogal wat stenen in onze tuin terecht tot ergernis van mijn oudjes. In juli 1955 raasde een windhoos over Beauvoorde waarbij een enorme kastanje-tak afscheurde en dwars door ons pannendak op de bovenverdieping tot stilstand kwam. De enorme regenval zorgde ervoor dat de grote pan eieren die juist op tafel stond tot de boord met water vulde. Ik voel nog de schrik die ik toen als achtjarige knaap hierbij ondergaan heb. Het jaarlijkse kasteelhoogtepunt was uiteraard de samenkomst van de Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde met diner en de academische zitting “in” het kasteel. Hiervoor kwam traiteur Karel Reynaert met een uitgebreid team koken “in de kasteelkelder” en werd het diner “in de zaal” naast de kapel opgediend, met aansluitend academische zitting in de zaal naast de bibliotheek. In de actuele museumfilosofie van het kasteel is dit wellicht onvoorstelbaar. Om als jeugdige knaap Ernest Claes, Gerard Walschap, Stijn Streuvels (links op de foto), Karel Jonckheere … van dichtbij te kunnen aanschouwen en beluisteren was voor mij als kind een hele sensatie. 3

Begin deze zomer bezocht ik met enkele van mijn kleinkinderen het kasteel. Het is mooi vast te stellen welke menselijke en financiële middelen via Erfgoed Vlaanderen tegenwoordig voor het kasteel terecht beschikbaar staan tegenover de jaren waarin mijn ouders dit alles quasi alleen moesten zien te rooien. Bij het betreden van park en kasteel kwamen zoveel jeugdherinneringen bij mij boven die ik uiteraard met mijn aanwezige nageslacht probeerde te delen. In de toegangskoer van het kasteel wilde een vrijwilliger van Erfgoed Vlaanderen mij wat uitleg geven voor het kasteelbezoek. Toen ik hem meedeelde dat dit niet nodig was gezien ik mijn jeugdjaren in en rond het kasteel doorbracht, keek hij me bevreemd en wat ongelovig aan. Ik realiseerde mij dat hij en waarschijnlijk iedereen die in de laatste tientallen jaren in Beauvoorde is komen wonen, opgegroeid of zich als vrijwilliger voor het kasteel inzet, geen besef heeft van de rol die het kasteel en zijn park speelden voor de dorpsjeugd in de eerste decennia na het einde WOII. Daarom probeer ik hier voor de Dorpsgazette met een verhaal rond mijn verre jeugdherinneringen verbonden aan het kasteel dit enigszins te verduidelijken, maar ook om een lang geleden gemaakte belofte aan Stefaan uiteindelijk eens in te lossen! Michel Top © foto - Stef Duron 4

deel 2/3 Mijn jeugdherinneringen in het vorige nummer van de Dorpsgazette waren verbonden met het kasteel Beauvoorde. Uiteraard waren er nog vele andere jeugdbelevenissen die zich doorheen het dorp en met typische dorpsfiguren afspeelden. Tot begin jaren zestig van de vorige eeuw waren de dorpsgrenzen ook zowat de belevenisgrenzen van de dorpsjeugd, slechts sporadisch onderbroken door een “ver” schoolreisje naar de Vlaamse heuvels, Brugge of Cap Gris-Nez, een bezoek aan Veurne kermis of een occasionele fietstocht tot aan de Cabourgduinen. Ik herinner mij ook geen dorpsfamilies die in die jaren op vakantie gingen naar verre oorden in België of daarbuiten. Een daguitstap naar Expo 58 in Brussel, de Antwerpse Zoo beurt tijdens onze prille jeugdjaren in een wastobbe binnen of buiten gebeurde. Pas einde jaren zestig werd het dorp aangesloten op het automatisch telefoonnet. Tot dan wijls bevolkt met vrienden van mijn ouders die soms met de neus tegen het scherm stonden te roepen wanneer de slechterik van dienst terug zijn werk deed. Ook bij het op TV uitgezonden prinselijk huwelijk van Albert & Paola in 1959 zat de kamer diende men via een draaihendeltoestel aan de centrale van Leisele het oproepnummer te vragen voor een verbinding binnen of buiten de telefoonzone. Van 23 tot 06 uur of de Gentse Floraliën was zowat het maximum en nadien onderwerp van vele verhalen. Daar tegenover stond dat we ongehinderd over het ganse dorpsgrondgebied konden rondzwerven om onze jeugdfantasie en kattenkwaad te beleven. De technologische moderniteit heeft in de achterliggende dorpen rond Veurne ook zeer laat zijn intrede gedaan. Zo werden de dorpen pas beginjaren zestig voorzien van leidingwater, waardoor de zaterdagse waswas de centrale ook gesloten en bijgevolg geen telefoon. Bij zwaar nachtelijk onweer rinkelde de telefoonbel soms spookachtig door het huis als gevolg van de bliksem rond de bovengrondse telefoondraden, wat samen met het dondergerommel mij als kleine knaap bijkomend schrik bezorgde, een beetje Halloween voor zijn tijd! In 1958 kwam een van de eerste televisietoestellen van het dorp in huis. Slechts beperkte uitzendingen op drie kanalen, Rijsel, Brussel Vlaams (BRT) en Frans (RTB), maar toch zo gelukkig om te kunnen kijken naar de ridderavonturen van Ivanhoe, Schipper naast Mathilde en later Bonanza. Op Rijsel waren er regelmatig catchwedstrijden. Onze “beste kamer” was dan dik5 vol met mooi opgeklede dames uit de buurt, precies of ze echt op de ceremonie in Brussel aanwezig waren! Voor de actuele “coole” multimediageneratie, zonder twijfel onbegrijpelijk belachelijk. Er passeerden in mijn prille jeugdjaren ook typische “leurders” door het dorp, zoals “Balon” die met zijn houten stokbeen weggelopen leek uit een oude zeeroverroman. Hij was ooit een smokkelaar aan de Belgisch/Franse grens en verloor zijn been bij een douaneachtervolging. Met de dorpskermis leurde hij met een mand garnalen en stockvis de vele cafés af. In de zomer keken we uit naar de passage van ijscrèmeventer Raoul op zijn moto met prachtig beschilderde sidecar. Ge

Craeye, gangen bouwen tussen de strobalen in de schuur van Silvère Bonte, kogels zoeken in de kasteelgrachten … De ijzeren wieltjes van onze rolschaatsen (foto) maakten veel lawaai op het betonnen wegdek van de toen praktisch verkeersvrije Izenbergse baan, wat kwaadheid veroorzaakte bij Jef Goderis kleed in een smetteloos wit jasje en uitgerust met een blinkende koperen hoorn waarmee hij zijn aanwezigheid kenbaar te maken. Zelfs nu, meer dan zestig jaar later, kan ik dit geluid nog perfect voorstellen. De kerk was in die jaren niet alleen letterlijk maar ook sociaal nog een centraal punt in het dorpsleven. Dagelijks passeerden de 4 nonnetjes van het klooster in rij met zusteroverste Klara (ma mère) op kop en zuster huishoudster Antonia achteraan, via de “nonnenwegel”, klokvast minstens 4 X voor ons huis. ‘s Morgens vroeg voor de communie en mis, s ’avonds voor het lof. Vier zwarte figuurtjes doorheen alle kleuren van de seizoenswisselingen. Het kerkkoor kende een wisselende samenstelling onder leiding van kosterin/organiste Maria Hoste waarin we tot onze jong volwassen leeftijd vanaf het orgelhoogzaal achterin de kerk en geschaard rond Maria, de latijn gezongen kerkdiensten begeleidden. Maria droeg hoeden met een brede rand en zo gebeurde het dat daarin tijdens het zingen de kaartjes van onze studentenfuiven terecht kwamen, waarmee ze onwetend devoot vanaf de hoogzaal de ganse kerk doorkruiste voor de communie. Mijnheer pastoor is dit ogenschijnlijk nooit opgevallen. Maria begeleide tientallen jaren niet alleen de kerkdiensten maar organiseerde ook soms “variétévoorstellingen” met de kinderen, waar wij allerlei door haar 6 georkestreerde liedjes of gedichten brachten. Dit gebeurde in de goed gevulde cafézaal van “het Gemeentehuis” bij Jef en Maria Driesse, op een geïmproviseerd podium,. Mijn buurmeisje (en nu echtgenote) Chris Cappelaere en vriendinnetje Annie Van Hecke hebben op die manier ooit alleen als twaalfjarigen, slechts uitgerust met een melodica en mondharmonica een “avondvullend” programma gebracht met bij ieder lied passende kledij. Binnen het hiervoor geschetste kader groeiden wij duidelijk op met beperkt comfort, zonder luxefranjes en vulden we met veel fantasie de buitenschoolse tijd met cowboy spelen tussen de kerkhofgraven, kikkers en stekvisjes vangen in de nog onbezoedelde grachten, voetballen in de weide van Albert die op het veld werkte, gezien zijn paard hiervan onrustig werd. (nvdr: Jef zorgde met paard en kar voor het ophalen van het vuilnis - foto Lucien De Witte) Op de binnengracht van het kasteel en Bergenvaart konden we zonder beperkingen met tientallen kinderen ijsschaatsen, wat nu aan allerlei “veiligheids- of natuurbeperkingen” onderworpen is. © foto’s - Atomium: plus online - oude telefoon: Pixabay - Albert & Paola: Het Nieuwsblad - postkaart: Stef Duron - rolschaatsen: Pixabay - Jef Goderis: Lucien De Witte, scan: Willy Baelen

deel 3/3 Toen we een jaar of twaalf waren werd de jonge seminarist Ignace Becuwe die op “de Barque” in de Moeren woonde, ingeschakeld om de “mannelijke” dorpsjeugd christelijke vakantievreugde te geven via de oprichting van “het Patronaat”. Er waren zoektochten doorheen het dorp, kleine fietstochten in de omgeving, jeugdspelletjes en natuurlijk ook voetbal. Één herinnering staat mij hierbij nog duidelijk voor de geest. Op een dag fietste Ignace, gekleed in zijn wapperende soutane, met Dirk Huyghe, Herman Duron en mezelf naar het vliegveld Raversijde om er naar de vliegactiviteiten te kijken. Er was twijfel om te vertrekken gezien onze nogal elementaire fietsuitrusting en de stormachtige westenwind, die ons bij het doorrijden wel voortstuwde maar bij terugkeer zwaar zou vallen. onze jeugdjaren dikwijls een ondersteunende rol bij het ijsschaatsen, fietsen naar het zwembad in Ieper, om het langst kopje onder te blijven in een emmer water en zo veel meer. Een door hem tot kano omgebouwde droptank van een gevechtsvliegtuig tijdens WOII mochten wij op het Zwaantje in de Bergenvaart (foto) gebruiken. Zonder te kunnen zwemmen haalden we hiermee achteraf bekeken soms waaghalzerij uit, maar geen enkele ouder maakte zich hierover toen ongerust. Maar o wonder, tijdens ons verblijf in Raversijde nam de wind plots heel snel af zodat we fluitend de terugweg konden affietsen. Persoonlijk had ik echt korte tijd het geloof dat Ignace via zijn priesteropleiding op goddelijke meteovoorspraak kon rekenen en vertelde dit ook met veel overtuiging aan mijn ouders. Albert, de nonkel-vrijgezel van Paul en Fernand Feys speelde in Samen met neef Fernand ondernam hij een fietsreis van Bordeaux via Biarritz naar Lourdes en terug door het bergachtige centraal massief naar België. Zonder internet, GPS en met de eenvoudige fietsen van die tijd een waar huzarenstukje. (© foto Fernand Feys: Fernand, samen met z’n nonkel Albert onder de Eifeltoren in Parijs) Zijn oude moto die al jaren onder het stof stond intrigeerde zijn technisch aangelegde neef Fer7 nand, die de moto van Albert cadeau kreeg. De grote uitdaging voor hem was om de motor terug aan de praat te krijgen. Op een rustige zondagnamiddag bij afwezigheid van zijn ouders, was het grote ogenblik voor een test aangebroken. We moeten toen een jaar of zestien geweest zijn. In de Dorpstraat ter hoogte van de markt werd Fernand gezeten op de moto door ons met een aan

loop voortgeduwd toen plots de motor aansloeg en hij in volle vaart wegscheurde, de Kasteeldreef in, om in de bocht te eindigen tegen het uitstalraam van bakker Gilbert Cappelaere. Grote consternatie alom, gelukkig zonder veel schade en voor Fernand slechts met wat kopschrammen. Het was nonkel Albert die de jongens verdedigde bij hun ouders en bemiddelde bij bakker Gilbert voor de schade. Toen dorpsgenoot Ferdinand Bouckhout als missionaris naar Hong Kong vertrok besloten Walter Vandamme, Herman en Johan Duron, Luc De Witte en ikzelf om als Driekoningen het dorp rond te gaan ter ondersteuning van zijn missiewerk. Voor het bezoek aan de omliggende boerderijen mochten we de Peugeot van burgemeester Vandamme, toen ook Volksvertegenwoordiger, met zoon Walter aan het stuur gebruiken. De dag was lang, gevuld met Driekoningengezang, ondersteund door menige borrel van onze geduldige toehoorders. Zo gebeurde het dat de achterste nikkelen bumper van de auto bij een parkeermaneuver onzacht tegen een betonnen paaltje botste met een deuk als gevolg. Laat op de avond, bij het bezinnen rond menig glas bier in café Gemeentehuis besloten we alsnog zelf de bumper te herstellen. Luc stelde voor om dit in de garage van zijn vader, meester De Witte, uit te voeren. Hoe we het klaarspeelden weet ik niet meer, maar we kregen de auto in alle stilte en bij slaaptijd van de bewoners op de sterk neerwaarts lopende garagevloer. Toen we liggend onder de auto de uitgeblutste bumper vastschroefden werd in de nachtelijke stilte plots op de garagepoort gebonkt en herkende ik de stem van mijn moeder die ongerust naar mij op zoek was. Bij het openen van de poort zag ik liggend onder de auto mijn moeder in rode peignoir en krulspelden als een vertoornde engel hoog boven mij uittorenen. Ik was op dat ogenblik 19 jaar en hoewel het dorpsnachtleven weinig bedreigend was voor mijn zedelijk welzijn, moest ik zonder verwijl de matriarchale boosheid voor het late uitblijven volgen. Kan men zich dit nu nog met een 19-jarige voorstellen? Ik weet niet meer of vader Vandamme ooit de herstelwerken aan zijn autobumper heeft gemerkt. (foto, v.l.n.r.: Luc De Witte, Michel Top, Herman Duron, Walter Vandamme en Johan Duron) De zaal werd ingericht met brandgevoelige houtschors, jute en visnetten, maar niemand maakte een probleem van de brandende kaarsen op de houten biertonnen. De herinnering aan de voor ons nieuwe spaghettisaus in een waskuip gemaakt door Hugo Pyfferoen is bijgebleven. In het voor studenten woelige 1968 volgde nog een tweede jeugdfuif waar de intense discussies over de juist verschenen pauselijke encycliek Humanae Vitae bijgebleven zijn. Dergelijke morele en filosofische discussies tijdens het fuiven lijken in de actuele tijdgeest zonder twijfel surrealistisch. (fuiffoto op volgende pagina) Wanneer we nu nog occasioneel vanuit Limburg naar de Westhoek afzakken wordt altijd een bezoekje aan het graf van mijn ouders in Beauvoorde ingepland. In oktober 1966 toen de eerste naoorlogse dorpsgeneratie de volwassen leeftijd had bereikt mochten we van Maria en Jef hun café Gemeentehuis inrichten voor een eerste grote jeugdfuif. 8 De diepe stilte en verlatenheid, zonder spelende kinderen in de Dorpstraat is voor ons dan altijd treffend, maar de vele (ver)nieuw (d)e huizen en de nieuwsjes uit de Dorpsgazette stellen ons gerust dat het dorpsleven nog bloeit met nieuwe jonge gezinnen, weliswaar en gelukkig met een onvergelijkbare welstand tegenover de meer

dan 50 jaar terug van onze dorpsjeugd. Maar toch, om het liedje van Louis Neefs uit 1976 te parafraseren: “mijn dorp in de (Kempen) Westhoek, waar is nu de tijd, waar zijn, al die jaren van uitbundigheid, van klein tot groot kende toen iedereen nog iedereen en was men nooit alleen……” © foto’s dia-archief Lucien De Witte: ‘t Zwaantje - Gemeentehuis (nu: Driekoningen) - jongerenfuif bij Jef en Maria Driesse-Vermeesch - kleurenfoto’s driekoningenronde scan: Willy Baelen © zwart-wit-foto Driekoningen - Herman Duron (album Palma Sampers) © foto wind-sock via Pixabay achter de toog, v.l.n.r.: Erik Vandamme, Johan Duron, Paul Vanacker, Herman Cosman, Freddy Dequeecker, Jean Goens, Dirk Huyghe, waardin Maria Vermeesch, Luc De Witte aan de hoek van de toog, v.l.n.r.: Michel Top, Domien Vanbleu Bron en © De Beauvoordse dorpsgazette (2021) - Stef Duron - +32 478 41 28 63 9

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
Home


You need flash player to view this online publication