0

geboren te Wulveringem op 10 augustus 1922 Lydie Coene 100 jaar oud! Op 10 augustus van dit jaar werd Lydie Coene 100 jaar oud. Ze vierde dit samen met haar schare kinderen en kleinkinderen, met hun partners en alle achterkleinkinderen: 43 in totaal! Lydie is geboren op de boerderij van Remi Coene en Emelie Degraeuwe aan de Karreweg, op het Zwaantje. Ze had 3 zussen en 2 broers. Broer Elie nam de boerderij over. Op vandaag baten Chris en Ann dit bedrijf uit. Na de lagere school en 1 jaar “Annuntiaten” bleef ze thuis om te helpen. Oorlog 40-45: een drama De oorlog was een hele moeilijke tijd: in 1940 lag de boerderij op de frontlinie tijdens de “slag van het Zwaantje”. Ze moesten vluchten naar Vinkem, waar ze gastvrij werden ontvangen op de hofsteden in de omgeving van het “Blauwhuis”. Toen ze na enkele weken terug thuis kwamen lag een deel van hun vee dood en was het huis gedeeltelijk verwoest. Vader Remi was er het hart van in en stierf in 1942. Na-oorlogsgeluk Toch werd er af en toe feest gevierd en gedanst, o.a. op de hoeve van de familie Morlion, eveneens aan de Karreweg. Daar kwam Jozef Huyghe mee dansen met de zussen Coene. (Verschillende broers Huyghe bleven in Beauvoorde wonen). Lydie bezweek voor Jef zijn charmes. Ze trouwden in 1946 en gingen wonen op het Zwaantje, in het huis met herberg “In de losplaats”. Een leven van heel hard werken en sparen De tramstatie bracht heel wat volk op de been. Vandaar trokken de boerinnen met hun koopwaar naar de markt in Veurne. Er werden bieten en allerhande materiaal gelost en geladen. Daar kreeg men dorst van … Langzaam maar zeker bouwden ze een mooi bestaan uit door het kweken van varkens. Er kwamen verschillende bij-jobs: de suikerfabriek, de TBC-ronde, de voeders van de Boerenbond, de Raiffeisenkas. Ze kochten het huis, de weides eromheen en de intussen verlaten kades van de tramstatie. Lydie was de onvermoeibare en hardwerkende “administratieve draaischijf” van dit bedrijfje. Zonder haar zou het nooit gelukt zijn! Daarenboven zorgde ze gedurende 22 jaar voor haar moeder Emelie, die inwoonde. Dit werd na verloop van tijd, als metje Emelie moeilijker te been was, een heel zware opdracht. Er kwamen 3 kinderen: Dirk, Marc en Annie, die met hun partners respectievelijk in Varsenare, Veurne en Nazareth wonen. Welverdiende rust Toen Jef einde 1990 na een korte ziekte stierf, kocht Lydie een huis in de Rozendalstraat in Veurne. Eindelijk kon ze haar droom waarmaken. Ze beleefde daar gedurende 26 jaar haar tweede jeugd: ‘s morgens een beetje huishouden, in de namiddag met de elektrische fiets naar vrienden en vriendinnen. Stilaan werd ze slechtziende en was het niet meer verantwoord om alleen te wonen. Ze verhuisde, met heel veel spijt, naar een serviceflat van het WZC St.-Anna te Bulskamp. Begin dit jaar werd ook dit onmogelijk en verblijft ze nu op een kamer in het WZC. De voorbije winter lieten de kinderen haar uitvoerig vertellen. Alles werd netjes genoteerd. Jan Huyghe, zoon van Albert Huyghe, kan goed gedichten schrijven. Hij schreef haar levenslied dat jullie hieronder kunnen lezen. Dirk Huyghe Varsenare 18 augustus 2022 1

Lydie’s levenslied ≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁≁ in 35 strofen ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van moeder-mémé-oma-tante Lydie Coene (°Wulveringem, 10 augustus 1922 - weduwe Jozef Huyghe †23 december 1990) Eeuwfeest in ’t Groot Moerhof in Adinkerke op den tweeden zondag van oêstmaand 2022 * * * * * * * * * * * * Gedicht door Jan Huyghe, neef van tante Lydie, kozen van Dirk, Marc, Annie (Voois: “Die mooie molen”) REFREIN O MÉMÉ LYDIE, HEEL DE FAMILIE IS TOCH ZO PREUS WANT JE ZIJT GIE HONDERD JAAR! O MÉMÉ LYDIE, O DAG VAN GLORIE, WE ZING’N DIT FEESTLIED, IS HET NIET WONDERBAAR..! 1 Dag mémé Lydie zo sjiek uitgedost, als moeder van heel het nest, dag grote en kleine kinderkroost, al op julder piekebest. Beluustert of leest heur levenshistoire, en doet het op je gemak: hoe g’raak je warempel honderd jaar, da’s zeker geen bric-à-brac..! 2 Lydie, joen vader was Coene Remi, aan ’n IJzer in Stavel’ geboren, werd boer aan ‘t Zwaantje, geen vrouw aan z’n zij, en liep dus een beetje verloren. In ’n oorlog kwam Emelie helpen op ’t hof, een snelle Wulpse juffrouw, hij flikte een oge, zwaaide met lof, en zwoer heur eeuwige trouw..! 3 In ’t jaar tweeëntwintig midden in ’n oêst, gaf Lydie heur eerste schreeuw, Ze wist nog van nieten, maar begost, heur eersten dag van een eeuw. Met zussen Alice, Ida, Josephien, en broeders Willy en Elie, aan de Karreweg in ‘t schoon gezin, van Remi en Emelie..! REFREIN 2

4 D’joêns leidd’n de kalvers naar de wei, ze strooiden de keuns wat hooi, ze telden de eiers rij op rij, en bouwden kastelen van strooi, ze droenken uit d’hand van ‘t gulle land, de gaven der wijde natuur, ze bloeiden als bloem’n aan ’n waterkant, en stoeiden van uur tot uur..! Lydie, vader Remi, Elie, Alice, Willy, moeder Emelie, Ida 5 Te voete met vele Zwaantje-joêns, naar ’t schole in Wulv’ringem, lezen en schrijven, je beste doen, de nunnen gunstig stemm’n, luust’ren en zwiegen, de armen gekruust, en stil in de reke met spoed, totdat de klokke luudt en buust, de vrijheid weer tegemoet..! 6 Mémé werd veertiene, schier opgeleerd, een jaar nog naar Veurne in ’t stad, bij nunn’n Annuntiaten, gecapitonneerd, de kunsten van naald en draad. Per velo dag in dag uit op en af, bonkend op kosjiestenen, zere naar huis, were naar ’t hof, voor ’t melken de koeiespenen..! Karreweg 3, ’t Zwaantje (Wulveringem) 7 Mémé was achttien, er kwam bezoek, met honderden in een keer, met helmen en botten, in feldgraue broek, geschouderd het geweer. Remi en ‘t menage op de vlucht, naar Vinkem in grote nood, Hoog tijd, de strijd hong in de lucht, aan ’t Zwaantje op leven en dood..! 3

8 Enk’le dagen na de slag, Remi was het krieschen nabie, toen hij de ravage op zijn hof zag, een schrikbeeld van razernie. De koeien en ‘t peerd al dik en dood, zelfs ’t lijk nog van een soldaat: O God van de hemel, nuus daag’lijks brood, vervloekt zij het oorlogskwaad..! 9 De boerderij kroop uit brok en gruus, met moed en hard labeur, allé vooruit een nieuwe thuus, maar ’t lot stond rap weer aan de deur. Vader Remi werd ziek en moe, hij stierf in veertig twéé, O Emelie, kinders, God nog aan toe! O wee, o wee, o wéé..! 10 Hoe zwaar ook het leed, het eind’loos gemis, een mens moet soms vele dragen, maar ’t leven gaat verder, da’s zeker gewis, je g’raakt er niet deur’ al klagen. Florent, Remi’s broere, hielp met ’t werk, en Emelie g’rocht uit de nood, Heur zeuns waren gauw ook kloek en sterk, en den oven rook weer naar brood..! Jozefien, Willy, Lydie, moeder Emelie, Ida, Alice, Elie REFREIN 11 Den oorlog gedaan, ’t jong volk kon weer dansen, ’t was bal in een scheur’ of een stal, Jef Huyghe die waagde ook z’n kansen, aan ’t Zwaantje, ze kwaam’n van ov’ral. Walsen met Lydie in driekwartsmaat, al zwevend over de vloer, twee keers een herte dat rapper slaat, van boerendochter en boer..! 12 Izenberge-kermesse dat was een must, een hoogdag in heel de streek, bezeet’n om te dansen zonder rust, maar eerst naar het lof en de preek. ‘s Nachts achter ‘t bal, heur velo was weg: hoe g’raak ik nu were thuus? Kruupt op me bare, van m’n velo, zei Jef, ik rij je weer naar huus..! 4

13 Ze trouwden en bleven weunen aan ’t Zwaantje, een hofsteetje en ook een café, De losplaats, met keuntjes, hennen en haantjes, en aan den toog staminee. Ja, ’t Zwaantje was in die tijd van belang, er was scheepvaart en zelfs een tram, een weegbrug, wat koeien, dus frang na frang, veel sparen zonder tamtam..! 14 Lydie wrocht altijd nèèstig voort, van ’s nuchtends tot ’s avonds laat, maar heur blanke ziele was wel gestoord, van dronkaards en dwaze praat. Zelfs van een jager, een nobiljon, met een eerloos onedel voorstel, ze zei kordaat: mijnheer de baron, wat zijn ‘k ik met joen geld..!? 15 Veel liever dan sjieke diere dingen, kocht ze met Jef een schat: twee zeuns, een dochter, Zwaantjeling’n, wat wenst een mens meer dan dat? Eerst Dirk, toen Marc, en ook Annie, ze groeiden in eer en deugd, Koene Huyghes alle drie, ze brachten geluk en vreugd..! 5

16 De scheepvaart verdween, de tram werd geschrapt, ’t café werd ook opgedoekt, de bloei van ’t Zwaantje was afgeknapt, dus naar and’re winning op zoek. Jef en Lydie hielden wat zeugen, en mestten de zwientjes vet, die schrokten en slokten met vulle teugen..: dikk’ hespen in goud omgezet..! REFREIN O MÉMÉ LYDIE, HEEL DE FAMILIE IS TOCH ZO PREUS WANT JE ZIJT GIE HONDERD JAAR..! O MÉMÉ LYDIE, O DAG VAN GLORIE, WE ZING’N DIT FEESTLIED, IS HET NIET WONDERBAAR..! 17 Er was nog plekke in de port’monnee, dus hier en daar bijgewrocht, Jef deed de ronde van de teebeecee, in ’t Veurnse al d’hofstees bezocht. In ‘t suikerseizoen bediende in ’t fabriek, agent der Raiffeisenbank, en voeders verkopen voor ’t BB-syndic: de kassa vol rinkelklank..! 18 Maar zonder Lydie ging dat niet gaan, want zij was de harde schijf, in de registers alles opslaan, tot ’n laatste cent buiten kijf. Bellen naar boeren: hè j’nog voer genoeg? Bellen met den depot, den telefoon vaak roodgloeiend stoeg: met Lydie, allo allo..! 19 Ze kwam van de markt met duzenden franks, deur boeren heur toevertrouwd, in heur sacoche, een wand’lende bank, en zeker geen beetje benauwd. Het was niet van drugs - dat bestoeg nog niet - maar wel van beesten en graan, om te placeren bij ‘t boerekrediet, en voor de rest ging dat niemand aan..! 20 Hard werken en sparen bracht veel voorspoed, ’t was nodig de joêns rochten groot De jaren gingen rap, meest alles liep goed, gezegend nuus koekebrood. Ze kochten het huus, twee weiges errond, de tramstaasje met kat en muus, Lydie, zei Jef, en wees naar z’n grond, heel ’t Zwaantj’ is bijna van nuus..! 6

21 Voor z’n bij-jobtjes kocht Jef een voiture, een oerduutsche Goliath, een groot vehikel met kleine moteur, en ’s winters de batterij plat. Ze gaan niet meer lachen, zei Jef gefrustreerd, en kocht dus een Mercedes, Maar Lydie voeld’ heur nogal gegeneerd: kwam dat door het succes..? 22 Wel pa, zeiden d’joêns, we liên geen gebrek, peist ook eens aan ma’s comfort, ze sleurt al jaren bidons met mèk, in regen, sneeuw en vorst, bouwt heur een veranda, of een afdak, een plek om te werken in ’t droog! Jef boog z’n hoofd, en mompelde ja’k, hij had hem in z’n oog..! 23 Vanaf ’t jaar tsjestig was metj’ Emelie, bij dochter en schoonzeune thuis, Lydie was toen van zorgen nooit vrie, ‘t werd stilaan een eindeloos kruus. O Lydie, hoe da’j’gie dat offer bracht, van liefde het grootste bewies, wel twintig jaar en meer zonder klacht? Allene den Here is ’t wies… REFREIN (zachtjes) LA LA LA LA LA, LA LA LA LA LA TI RA LA LA LA, LA LA LA LA LA LA O MÉMÉ LYDIE, O DAG VAN GLORIE, WE ZING’N DIT FEESTLIED, IS HET NIET WONDERBAAR..! 7

24 En ’t leven droei voort, dat rusteloos wiel, de joêns volgden elk een stem: Dirk met Ann, Marc met Cecile, en Annie met Willem. Er kwamen acht kleinkinders bij de stam, hier ’t lijstje los en kriskras Saskia Stijn Katrien Dieter Bram, Katelijne Karel en Klaas...! Willem, Annie, Cecile, Marc, mémé-oma Lydie, Dirk, Ann 25 Eind’lijk een tijd aan niks meer gebond’n, een uitstaptj’ een korte reis, vergaren met de boerinnenbond, genieten spelenderwijs. En achter de messe de kaffiedust lessen, bij tante Paula Ceul’naer’ van reke tot steke de weke bespreken, met veel vriendinnen te gaar..! 26 Voor d’oudste kleinjoêns was ’t Zwaantje speciaal, een brok ongerepte natuur, zeker kenn’n ze nog wel een verhaal, van een of and’r avontuur. ’t Leven te boere is soms apart, wat doe j’ met teveel kattejoeng’n, versmoor’n in een seule, ja, ’t is hard, maar wat moe’j’r anders mee doen? 27 Graaft in Dirk z’n hof, een meter in ’t gras, je vindt er ’t skelet van een hond, deur mémé begraven als z’er babysit was, ze wond er geen doekjes rond. Het beestje was t’end’n, oud en ziek, geen veearts kon daar iets doen, en dood..? Zij er geen spel van miek, tot afgrijzen van d’joêns..! Dieter, Klaas, opa Jef, Bram, Saskia, Stijn, mémé-oma Lydie, Karel, Katrien, Katelijne 8

28 Beesten zijn geen mensen - weegt en wikt - ’t is de wet van het platteland… Voor mensen moe’j’zorgen tot hun laatste snik, leiden naar ’n overkant. Zo hè’z’ook gedaan voor pépé Jef, tot op zijne laatste dag, in ’t negentig, nog met vol besef, hij thuus ‘t grote kerstlicht zag..! REFREIN (zachtjes) LA LA LA LA LA, LA LA LA LA LA TI RA LA LA LA, LA LA LA LA LA LA O MÉMÉ LYDIE, O DAG VAN GLORIE, WE ZING’N DIT FEESTLIED, IS HET NIET WONDERBAAR..! 9

29 Toen was mémé Lydie tsjestig plus acht, dag Zwaantje, salut, lieve deugd… naar Veurne-stad, hoelang al verwacht, daar startte heur derde jeugd, vaarwel aan ’t versleten rammelend karkas, aan scheure en zwienestal, eind’lijk een huus lijk dat ’t nieuwe was, in de strate van Rozendal..! 30 Moeder, mémé, je was daar content, het was lijk een tuin van Eden J’hèt toen je zelven goed verwend, en dat was met recht en reden! Zo dicht van de mensen en alle ding’n, je zong do re mi fa sol, een nieuwe wereld die openging, je jeunde je lijk een mol..! 31 ’s Nuchtends wat huishouden, commissies doen, een babbeltje links en rechts, ’s achternoens, geef maar van katoen, aan vrienden vriendinnen gehecht, op familiefeesten altijd present, bij eenzame mensen op bezoek, ’s avonds wat teevee-amusement, of mijm’ren bij ‘t familieboek..! 32 De kleinjoêns vond’n ook een bing of een poes, en d’achterkleinjoêns (20) kropen uut, Mémé was beroemd voor heur sjuklamous, en fiengesneden vers fruut. Kerstdag en Nieuwjaar met een brief: mémé, ‘k heb je toch zo lief, ik ben je kleine hartedief, m’n spaarpot, hier, asjeblief..! 33 Maar ja, de klok tikt altijd voort, ze mag immers nooit stille staan, moest dat gebeuren, ’t ware ongehoord, toen is ’t met de wereld gedaan… Mémé, vuventnegentig, naar een flat, in Bulskamp, in het rustoord, ’t was niet gemakk’lijk, maar heur d’rovergezet, aanvaardend zwijgend akkoord… 10

34 ’t Flatj’ is nu een kamer, in veugelvlucht, de Karreweg binnen zicht, en ’t Zwaantj’ ook erachter, het stille gehucht, in gouden avondlicht.., waar heur wiege stoeg een eeuw geleên, en thans terug aan die bron, de cirkel is rond, ze moet nauwers meer heen, z’is weer waar heur leven begon… 35 Moeder-mémé, je spant de kroon, als bloeme duizendschoon, gewoon van de buiten, maar buitengewoon, ziedaar ons eerbetoon! Zorgend en wijs, een milde lach, vol waarden en geen tralala, heel je lang leven een stille kracht, o ja, vrouw zonder weerga..! REFREIN O MÉMÉ LYDIE, HEEL DE FAMILIE IS TOCH ZO PREUS WANT JE ZIJT GIE HONDERD JAAR..! O MÉMÉ LYDIE, O DAG VAN GLORIE, WE ZING’N DIT FEESTLIED, IS HET NIET WONDERBAAR..! REFREIN BIS ……………. …IS HET NIET WONDERBAAAAAAAAAR..!!! Precies een maand na haar honderdste verjaardag, op 10 september ‘22 is Lydie van ons heengegaan. Dit meldt haar familie met grote dankbaarheid voor haar honderd levensjaren. Gedicht door Jan Huyghe, Oostduinkerke, 12 juli 2022 Foto’s uit het familiearchief van Jef† & Lydie Huyghe-Coene en uit het fotoarchief van Willem & Annie Duron-Huyghe Reacties welkom bij jan.huyghe@proximus.be 11

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
Home


You need flash player to view this online publication