0

1e Jaargang, nummer 2, 17 april 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Literatuur __________________________________________________________________________ KAASKOPPEN Het dorpje werd geplaagd door lawines, en de inwoners moesten geevacueerd worden. Hiervoor was een trein gekomen. Het sneeuwde. Hij liep door de hoge pakken sneeuw met wat tassen en koffers naar de trein toe. Zijn leven flitste aan hem voorbij. Hij had altijd een voorliefde voor treinen gehad en begreep nu waarom. Het was donker. In de trein kwam hij in een coupé tegenover een oude vrouw te zitten. Hij kende de vrouw niet. Hij begon hele verhalen tegen haar op te hangen, waarvan ze slaperig werd. 'Kaaskoppen,' mompelde de vrouw ineens. 'Ze hebben van het domkaas gegegeten.' 'Wat ?' vroeg de man. 'Ze hebben een kaasfabriek,' zei de vrouw. 'Wie ?' vroeg de man. 'Zij,' zei de vrouw. 'Ze hebben van het domkaas gegeten, die kaaskoppen.' 'Ik begrijp er niets van,' zei de man. 'Hoeft ook niet, hoeft ook niet,' zei de vrouw. 'Ik begreep ook niets van uw verhaal.' 'Het domkaas ?' vroeg de man weer. 'Wat is het ?' Ergens in een tropisch gebied stapten ze uit. De man kreeg hier een kamer ergens, in een hotel, en hij bleef maar denken aan het domkaas en wat de vrouw gezegd had. Hele boeken begon hij erover te schrijven. Hij wist niet wat het was, maar verzon het gewoon. Hij vroeg mensen sinds toen vaak : 'Heb je soms van het domkaas gegeten ?' Ook schold hij mensen vaak uit voor kaaskop. Hij vond ze zo inhoudsloos. Hij herinnerde zich dat het dorp waaruit hij geevacueerd was nog wel erger was. Misschien dat het wel goed was dat de lawines waren gekomen. Hij leefde nu bij andere soort mensen. (Uit : De Grote Surinaamse Bijbel Krant, Verzamelingen nr. 1) ________________________________ DE STRIJD TEGEN HET NEDERLANDSE MONSTER – DE KOMST VAN HET NIEUWE GENESIS Nederland is een echt familie land. Alles voor de familie doen, en de rest is bijzaak. ‘Dingen moeten in de familie blijven.’ Dat is dus wel een hele gevaarlijke gedachtengang, en dat is meer hoe mensen zijn die in het vlees leven, het familisme en exclusivisme. Ook trappen velen tegen religie aan, maar juist in religie zijn nog dat soort principes, alhoewel schizofreen genoeg zijn de christenen dan vaak nationalistisch familistisch, maar dat zijn allemaal familiaire geesten. Ik zeg tegen mijn kinderen soms als ze iets weg willen doen het juist niet aan de familie te geven, maar erbuiten, vanwege die reden, om hen goed dat zaai principe te leren, want ja, bij hen staat ook familisme op de loer, en als ze dus alleen maar zouden zaaien op familie grond dan zou het hen juist naar de keel gaan grijpen vanwege exclusivisme, en dat is dan nog wel de familie van het vlees, dus van de matrix. Maar in ieder geval zou ik niet met dat soort stellingen of mensen die dat soort stellingen uitdragen kunnen leven, omdat het heel verstikkend is. Het hoort bij het straatje vrekken. Beetje putten van de danaiden achtig. Het Nederlandse monster : het is een lijm monster. Er zitten gevaarlijke, giftige ingredienten in, wil alles aan elkaar plakken, ook als het helemaal niet kan. Alles wordt op een hoop gegooid. Veel mensen proberen nu van het vlees af te komen, en andere overmatige dierproducten, om meer plantaardig te leven, vegan. Mensen proberen te consuminderen, en te minderen dus op dierlijke producten. Paracelsus zei : ‘Alles is vergif. Niets is zonder vergif. Alleen de dosis maakt het vergif.’ Daar gaan de lesboeken ook over, en dat is dus de kunst ja. Minderen is zeer belangrijk, dus eigenlijk meer variëren. Ik zeg het nu weer : varieer. Ook met voedsel is het parelduiken, profetisch, hoe door dit mijnenveld heen te komen, en het is dus vaak kiezen tussen twee slechten, maar als er dan hele duidelijke gevaren worden aangewezen, dan wordt je wel voorzichtig en denk je twee keer na voordat je iets pakt.

Je kunt dus gaan voor het 'goede' of voor het beste. Daar heb ik een tijdje terug ook over geschreven, wat het dan betekent als een mens 'het goede pad' opslaat in plaats van het beste. Heleboel mensen zijn brave, goeie, gehoorzame sullen. Er is ook heel veel geschreven over mond bacterien hoe dat werkt en hoe de mens daar helemaal in is verstrikt, en dus door het riool, het wc putje, en dat werkt met elkaar samen. Het bespeelt de hersenen, en houdt de mens in de vleselijke matrix, dus heel parasitair, en er wordt veel aan verdient, en zo blijven ze die griezels doorfokken ook, dus 'mensen' worden dan huurwoningen voor die parasieten. Die parasieten kunnen je dan kopen of huren, levende van je herseninhoud en andere organen etc. Dus om die strijd verder aan te pakken : Het riool, wc-putje, doet vele mensen vroegtijdig overlijden. Als kind had ik daar ook al nachtmerries over hoe dat ging. Dus ja, we hadden het er al over dat je er soms zout in kan doen of soda, en dus met een siliconen wc borstel eroverheen, maar wat ook helpt om de wc enigszins 'schoon' te houden is dus minstens twee keer per week voordat je gaat slapen een teentje knoflook in de wc te doen, en dat kun je dan 's ochtends gewoon wegspoelen. Blijf daarnaast wel gewoon schoonmaken en soms zout of soda gebruiken. Er gaat een nieuw genesis komen, namelijk het boek Behemma. Het is een belangrijk fundament om het Nederlandse monster, oftewel de parasiet die Nederland in de greep houdt, te verslaan. Dat is dus een geestelijke oorlog, een studie-opdracht. Dit beest houdt belangrijke manuscripten verborgen. Die zijn belangrijk om verder te komen. Het zijn orakels. Het beest vreest dat de mens deze orakels vindt. Hiertoe moet de mens van Nederland tot het Rodenbergse Nederland gaan, oftewel het pastorale, geestelijke, hogere Nederland, om zo verlost te worden van het vleselijke, lagere Nederland. Dat is een doortocht door het riool. De mens zit diep opgesloten en wordt vastgehouden door de genesis matrix. Dit is een zwaar giftige matrix die de mens aan de drugs houdt, hormonale drugs, en waardoor de mens in zware wanen, psychoses, ook massa-psychoses leeft. De mens ziet het dan niet meer helder, en wordt afgeleid, zoals de danaiden in hun putten. Het gaat om de natuurreligie. Dat wat ze God noemen is dus gewoon de natuur, moeder natuur. Wordt dus ook een natuurmonnik om je goed aan de regels van de natuur te houden, daar streng gedisciplineerd in te worden, stoicijns. Zo kom je dieper de natuur in. Ik droomde over de Orionse natuurmonnik koren, die in stoeten zo dieper de wildernissen inkonden. Dat is de sleutel en de weg tot het Rodenbergse Nederland. Dat is het schip, de vissersboot, want de rest zal vergaan, het vleselijke zal afvallen als een kleed. Neem afscheid van het vleselijke Nederland. Ga geen handjes schudden, want dan nemen ze je alsnog mee. Die hand die je uitsteekt laten ze niet meer los. Geef ze geen vinger meer, alleen de middelvinger. Ren weg, neem afstand, ga het schip op. De Rodenberger monniken gaan terugkomen. Dat moet wel, want zij dragen de sleutels tot moeder natuur. Zij hebben geen compromissen gesloten met de wereld. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ DE PSYCHOLOGIE VAN DE EINDELOZE WINKELSTRAAT – deel 2 En de jongen dwaalde en dwaalde en vroeg zich af wat er in het boek zou staan. Wel stonden er soms plaatjes in het boek in de vreemde taal. 'Ik lijk wel Jan Huigen in de ton met een hoepeltje erom,' dacht hij bij zichzelf. 'Was ik maar weer in de eindeloze winkelstraat op weg naar de haven. Ik was zo stom om me af te laten leiden door dat meisje. Eerst was ze zo eindeloos praatgraag, maar nu, nu ....' Opeens stond er een fee voor de jongen in een roze jurk, met een toverstafje. 'Boekjes lezen, hè, boekjes lezen,' zei de fee. 'Ik dacht dat je op weg was naar de haven ?' 'Ja,' zei de jongen, 'maar het duurde eindeloos, en ik raakte in een eindeloos gesprek.' 'Dat is geen reden om dan maar boekjes te gaan lezen,' zei de fee. 'Wat moest ik dan doen ?' vroeg de jongen. 'Nou,' zei de fee, 'wat een vraag. Er staan hier chocolade winkels door de hele straat, en meneer weet niet wat hij moet doen.' Toen begon de fee te lachen. 'Neem eens een chocolaatje voor de verandering.' 'Tja, daar had ik even niet aan gedacht,' zei de jongen. 'Dus ga je maar achter de meisjes aan ?' zei de fee glimlachend. 'Ik kwam haar toevallig tegen, en ze hield me aan de praat,' zei de jongen. 'Toevallig hè ?' zei de fee glimlachend. 'Maar toevallig stonden er ook een heleboel chocolade winkels aan weerszijden van de straat, en daar had je geen oog voor ? Malle jongen.' 'Ik werd gewoon afgeleid,' verdedigde de jongen. 'Ze praatte maar door, en belemmerde mij het zicht. Ze bleef me maar lastig vallen, ook toen ik doorliep.'

'Ja ja,' zei de fee, 'dat zeggen ze allemaal. En toen besloot je haar maar mee te nemen naar je boot in de haven ?' 'Ja,' zei de jongen, 'misschien zou dat haar kalmeren, want ik kwam toch niet meer van haar af, en het was eindeloos.' 'Een chocolaatje had wonderen kunnen doen,' zei de fee. 'Ik begrijp het,' zei de jongen, 'het spijt me. Mag ik dan nu een chocolaatje ?' 'Zoek ze zelf maar,' zei de fee, terwijl ze haar tong uitstak naar hem. Toen vloog ze weg. 'Bah,' zei de jongen. 'Die feeën van tegenwoordig zijn nog wel erger dan meisjes.' Hij keek in een bak op een winkelschap, en zag er chocolaatjes liggen, maar je raadt het al : die waren natuurlijk eindeloos duur. 'Zie je nu wel !' riep de jongen. 'Ik word hier eindeloos bedrogen. Maar ja, niemand schijnt hier toch te zijn, en de winkelier zal alweer verdwaald zijn, dus ik neem er maar eentje.' Hij haalde de wikkel van de chocola eraf, en toen het zilveren folie en begon van het chocolaatje te eten. 'Lekker,' zei hij. 'Die fee had toch wel echt gelijk. Had ik eerder moeten doen, had ik eerder moeten doen.' Hij liep verder met zijn hoofd in de wolken. 'Chocolade is toch wel het heerlijkste wat bestaat,' zei hij. Opeens botste hij tegen een politie agent op. 'Chocolaatjes stelen, hè ?' zei de agent. 'Er was hier niemand en ik was verdwaald,' zei de jongen. 'Ik moest toch wat eten.' 'Dat zeggen ze allemaal,' zei de politie agent. 'Kom maar mee.' 'Nou, ik ben blij dat je me gevonden hebt,' zei de jongen. 'Haal me hieruit.' 'Nee, je gaat er dieper in,' zei de politie agent. 'We zijn hier niet zo gesteld op dieven.' En zo leidde de politie agent hem naar een lift, en ze gingen heel hoog. Even later kwamen ze op een hoge verdieping uit. Hier werden allemaal boeken verkocht. 'Nee, geen boeken !' riep hij. 'De fee zei dat ik op zoek moest gaan naar chocola in plaats van boeken.' 'Niks mee te maken,' zei de politie. 'En dit zijn trouwens toch chocolade boeken.' 'Dat is geen straf dan,' zei de jongen. 'Het is eindeloos duur, dus ik zou er maar niet aanzitten als ik jou was,' zei de politie agent, 'want anders ga je nog hoger het gebouw in.' 'Maar wat moet ik eten dan ?' vroeg de jongen. 'Ik heb honger. Je kunt me toch niet laten verhongeren ? Dus deze gevangenis voedt zijn gevangenen niet ?' 'Niks mee te maken,' zei de politie agent. 'Wees blij dat je nog leeft. We kunnen niet voor alles zorgen.' 'Bah, wat flauw,' zei de jongen. 'Wat een flauwe bedoening allemaal.' 'Je was toch op weg naar de haven, naar je boot ?' zei de politie agent. 'Ja, maar ik kwam iemand tegen,' zei de jongen, 'en die leidde me hier naartoe. Ik had natuurlijk nooit naar haar moeten luisteren. En nu is ze weg.' De politie agent begon hem uit te lachen. 'Dat is mijn dochter,' zei hij. 'Zij werkt voor ons. Zo krijgen we nieuwe klanten.' 'Het was een verkleinings-lift,' zei de politie. 'Nu ben je pas waar je wezen moet. Mijn andere dochter wacht op je bij de haven.' 'Vreemd,' zei de jongen weer, en liep over straat op weg naar de haven. Ergens halverwege kwam hij weer de eerste dochter van de politie agent tegen. 'Ha, ben je daar weer !' riep ze van een afstand. 'Ik heb geen tijd nu,' zei hij. 'Iemand wacht op me bij de haven.' 'Heb je een afspraakje ?' zei het meisje lachend. Toen liep ze lachend door. Bij de haven aangekomen zag de jongen een ander meisje staan. 'Ben jij de dochter van de politie agent ?' vroeg de jongen. 'Ja, hoezo ?' vroeg het meisje geirriteerd. 'Nou, ik mag toch wel wat vragen,' zei de jongen. 'Dan hoef je niet direct zo boos te doen. Je vader zei dat je me hier zou opwachten.' 'Mijn vader zegt zoveel, daar heb ik niks 'Gevangenen zul je bedoelen,' zei de jongen sip. 'Kop op,' zei de politie agent. 'Ik heb ook nog een andere dochter. Zou je die niet willen ontmoeten ?' 'Wat staat me dan te wachten ?' vroeg de jongen. 'Kom maar mee,' zei de politie agent. Weer gingen ze de lift in, en ditmaal gingen ze nog hoger. 'Hoe hoger je komt, hoe meer de winkels in elkaar overlopen, en dan is het veel kleiner.' Plotseling stond de jongen met de politie agent weer op straat, en alles was niet eindeloos meer. 'Wat vreemd,' zei de jongen.

mee te maken,' zei het meisje. 'Ik wacht hier op heel iemand anders.' 'Op wie dan ?' vroeg de jongen. 'Gaat je niks aan,' zei het meisje. 'Wijsneus.' 'Je bent gierig,' zei de jongen. 'Gierig ?' lachte het meisje ineens, en rende toen weg. Het leek wel alsof alles toen nog kleiner en nauwer werd. De jongen had moeite met ademhalen. Het leek wel alsof alles op hem afkwam om hem te verpletteren. 'Moet dat chocolaatje zijn geweest,' zei hij tegen zichzelf. 'Ik ook altijd met mijn goede ideeën. Ik moet terug naar die lift, want hier is het nog erger.' Hij begon al te hijgen en puffen van de benauwdheid, en liep weer terug naar het punt waar de politie agent hem bracht. Daar stond de eerste dochter van de politie agent weer. 'Alsjeblieft, ik smeek je,' zei de jongen. 'Breng me weer terug naar de verkleinings-lift.' 'Wil je dat het nog kleiner en benauwder wordt ?' vroeg het meisje lachend. 'Nee, groter, eindelozer,' zei de jongen. 'Dit is ook niks.' 'Jij weet ook niet wat je wil,' zei het meisje lachend. 'Ik dacht dat je een afspraakje had ?' 'Het was een misverstand,' zei de jongen. Daar kwam ook de politie agent weer aan. 'Wat sta jij hier nog te staan !' bulderde hij. 'Lopen, naar de haven !' 'Je dochter wilde niet,' zei de jongen. 'Niks mee te maken,' zei hij. 'Je kan niemand dwingen,' zei hij. 'Dat maak ik nog wel uit,' zei de politie agent, 'en nu lopen.' Toen rende de jongen terug naar de haven, naar zijn boot, en stapte naar binnen. Het was er een enorme rotzooi. Hij startte direct de motor. 'Ik moet hier weg,' dacht hij bij zichzelf, 'weg.' Gelukkig was de zee hier niet eindeloos. Het was maar een riviertje. Maar alles werd alleen maar kleiner en benauwender. Weer ging hij terug naar de haven, ging zijn boot uit, en op zoek naar de tweede dochter van de politie agent. Die stond daar ergens met een telefoontje. 'Alsjeblieft,' hijgde hij. 'Breng me terug naar de verkleiningslift,' zei hij. 'Vergrotingslift zul je bedoelen,' zei het meisje, terwijl ze gewoon doorging met haar telefoongesprek. 'Alsjeblieft,' hijgde hij, 'als alles maar weer groter en eindelozer wordt.' 'Waarom neem je niet gewoon een chocolaatje ?' vroeg ze, terwijl ze weer doorsprak aan de telefoon. 'Heb ik niet,' zei de jongen. Het meisje grabbelde even wat in haar tas, terwijl ze doorsprak aan de telefoon, en gaf hem toen gehaast een chocolaatje. Hij haalde de wikkel er vanaf en toen het zilveren folie en begon ervan te eten. 'Mmm,' zei hij, 'zo lekker. Chocola is toch wel het heerlijkste wat er is.' 'Je bent laat,' zei het meisje. 'Ik was er al, maar toen wilde je niet,' zei de jongen. 'Je zei dat je op iemand anders wachtte.' 'Dat moet een vergissing zijn,' zei het meisje. 'Kom maar.' Het meisje leidde hem toen naar de vergrotingslift die weer helemaal naar 'Ik ga naar de haven, naar mijn boot, maar niet naar haar,' zei de jongen. beneden ging naar het eindeloze winkelgebouw. Hij was zo opgelucht. 'Wat is de bedoeling hiervan ?' vroeg hij. 'Nou,' zei het meisje, 'de bedoeling is dat de klant het niet in zijn hoofd haalt nog ooit uit onze winkel te ontsnappen.' Einde Uit : Joegoslavische Kettingbrieven, uitgave : coab ________________________________ DE RODE KERK EN DE VLIEGENDE OLIFANT De kerkklokken luidden in Hendrik Ido Ambacht. Er heerste daar een vreemd geloof, vreemder dan in andere steden en dorpen van Nederland. Ze geloofden in een rode veer, eens door een vliegende olifant gebracht. De veer had een hele vreemde economie gebracht, die eigenlijk alleen maar uitgeoefend werd in Hendrik Ido Ambacht, namelijk dat als iemand iets kocht, dan moest de verkoper betalen, en niet de koper. Nu zou je denken dat dit helemaal verkeerd zou gaan, maar toch liep dit allemaal heel goed. Ook de verkopers deden grote inkopen en werden hiervoor betaald. Het was wel heel ander geld wat ze in Hendrik Ido Ambacht gebruikten. Het heette zwart geld, en dat geld bleek onder een vloek te zijn. Dit had de vliegende olifant zo beslist. De vliegende olifant kwam van een andere planeet. Wat was die vloek dan, zou je je afvragen. De vloek was dat er uit steen water zou vloeien. Men bouwde hoge gebouwen omdat dat ook de wens was van de vliegende olifant. Zo zouden ze ook dichter bij de vliegende olifant wonen. De kerkklokken luidden. Velen gingen de rode kerken binnen om de vliegende olifant en zijn heilige rode veer te aanbidden. Tereder woonde met zijn

ouders ergens hoog in een rode flat boven de winkels. Hij kon zo het hele winkelcentrum zien. Hij hing uit het raam boven het balkon en keek, en keek. Zijn ouders waren niet kerkelijk, maar hij droomde vaak over de vliegende olifant, en over San Pedro die op de olifant reed. Soms wilde hij ook wel dat hij San Pedro was. Zijn vriendjes waren wel kerkelijk en op een dag namen ze hem mee naar de kerk. Tereder keek zijn ogen uit. Er hingen prachtige schilderijen in de rode kerk, van San Pedro op de olifant en de heilige rode veer. De dominee kon ook prachtig vertellen. Ze zongen ook liedjes, maar Tereder kon het niet verstaan, want het was in een andere taal. Aan het einde van de dienst kwamen de diakenen die zwart geld aan de mensen begonnen uit te delen, als een bedankje dat ze waren gekomen. Tereder kreeg ook een schilderij mee waarop een zwarte vrouw stond. Hij vroeg aan zijn vriendje wie ze was. Ze was gekleed in wit en zacht roze. "San Pedro's vrouw," zei het vriendje. "Hoort die ook bij de vliegende olifant ?" vroeg Tereder. "Ja, natuurlijk," zei het vriendje verbaasd vanwege de vraag. "Iedereen weet dat toch ? Zij is het zwarte geld." "Wat houdt dat eigenlijk in ?" vroeg Tereder, die zelf ook een hoop zwart geld in de kerk had gekregen. Het vriendje zuchtte. "Zeg, serieus, ik weet het niet met jou. Iedereen weet deze dingen. Moet ik het je allemaal nog een keer uitleggen ?" "Ja, maar mijn ouders zijn niet kerkelijk, dat weet je," zei Tereder, "en ze hebben mij nooit de achtergronden van het zwarte geld uitgelegd. Ik ben blij als ik het heb. Dat is alles." Het vriendje begon te neuriën : "Zwart geld, blij dat ik het heb, blij dat ik heb," zong hij even later zachtjes. "Zwart geld, het vergeten geld." Het klonk als een reclame clipje. "Nou ja, dan ben ik het vergeten," zei Tereder. "Kun je het nog één keer uitleggen dan, voor mij, alsjeblieft ?" "Zwart geld, zwart geld," zong het vriendje, "tijdelijke aanbiedingen. Zwart geld, zwart geld, ren ernaar toe, want je bent zo geveld." "Huh wat ?" vroeg Tereder. "Wat bedoel je nu eigenlijk ? Ik begrijp er niets van." "Je bent nog niet tot bekering gekomen," zei het vriendje. "Je ouders aanbidden het zwarte geld, maar ze kennen haar niet. Jij houdt er ook van, maar jij kent haar ook niet." "Hoe kom ik dan tot bekering ?" vroeg Tereder. "Pffff," zuchtte het vriendje hard, "dat staat toch allemaal geschreven in het boek van de heilige rode veer. Kom nou, ik blijf niet aan de gang." "Ja, maar dat boek heb ik niet eens," zei Tereder, "mijn ouders zijn niet gelovig voor de zoveelste maal." "Goeie genade," zei het vriendje. "Waar kan ik het kopen ?" vroeg Tereder. "Het is heel duur," zei het vriendje, "voor de verkoper dan. Daarom verkopen ze het bijna niet." "Ook niet in de rode kerk ?" vroeg Tereder. "Nee," zei het vriendje. "Het wordt meestal gewoon van geslacht tot geslacht doorgegeven. Die boeken zijn te heilig om zomaar te verkopen, en dan is ook de verkoper direct blut." "Blut ?" vroeg Tereder. "Ja, failliet, niente," zei het vriendje. "Maar dan kunnen ze toch gewoon heel veel inkopen doen, en dan weer veel zwart geld van de verkopers krijgen ?" vroeg Tereder. "Zo werken die dingen niet," mopperde het vriendje. "Je begrijpt er niets van. Het boek kan maar één keer verkocht worden, en dan gaan ze failliet en sterven ze. Zo heilig is het." "Ik begrijp het," zei Tereder. "Dus ik kom nooit aan zo'n boek ?" "Je mag die van mij wel hebben," zei het vriendje. "Ik krijg wel weer een nieuwe van mijn ouders." Hij haalde een boek van een soort rood leer uit de kast en gaf het aan Tereder die hem direct om zijn nek vloog en hem kuste. "Hoe kan ik je bedanken," zei Tereder. "Nee, ik bedank jou," zei het vriendje, die hem ook een zak snoep gaf. "We geven het altijd weg met een zak snoep." Tereder ging helemaal blij naar huis, en sloot zich direct op zijn kamer op, en begon te lezen. De meest prachtige plaatjes stonden er in met de meest prachtige verhalen, ook over het zwarte geld. Dat was dus inderdaad een vrouw, maar het was ook een snoepsoort, als drop. Op de planeet van de vliegende olifant aten ze het zelfs. Ook de zwarte vrouw woonde met San Pedro op een hele hoge flat, en ze gingen vaak vliegen op de olifant, en maakten dan verre reizen in de natuur, waarin ze wonderbaarlijke avonturen beleefden. Op een dag kwamen ze bij een rots waaruit water vloeide. De rots sprak tot hen : "Bouw een stad van natuursteen voor mij." San Pedro vroeg toen hoe zij dat moesten doen. Het was volgens de rots heel eenvoudig. Hij moest met een stok op de rots slaan, en dan zou het

vanzelf gebeuren. San Pedro pakte een stok en begon op de rots te slaan, maar er gebeurde niks, en toen sloeg hij weer. Maar toen werd de rots erg kwaad. "Ik had je niet gezegd meerdere keren op me te slaan !" sprak de rots. De rots werd woester en woester, en het water begon te koken en in vuur te veranderen. Maar toen keek de rots naar de zwarte vrouw, en sprak : "Omdat je man dit heeft gedaan zijn jullie beiden vervloekt, maar als jullie gekomen zijn tot de heilige rode veer, dan zal mijn hart verzachten, en zal ik de stad Hendrik Ido Ambacht bouwen, zodat jullie vloek tot zegen zal worden. Dan zal ik weer helder water schenken." San Pedro vroeg toen waar die rode veer was. "Ja, dat ga ik je niet vertellen," zei de rots. "Ik ben nog steeds zeer boos, en je mag blij wezen dat ik deze dingen al gezegd heb, want het had veel erger kunnen wezen." Toen vroeg ook de zwarte vrouw waar de heilige rode veer was. "Gaat heen van mij, vervloekten !" bulderde de rots, die steeds meer vuur begon te spuwen. Ze moesten het nu echt op een lopen zetten, en als de vliegende olifant er niet zou zijn geweest, dan waren ze zeker in het vuur omgekomen. De vliegende olifant bracht hen toen naar een grot waar ze even later de rode veer vonden. "Dit is hem dus ?" vroeg San Pedro. "Wat is dat ?" vroeg San Pedro. "Het lijkt er wel op," zei de zwarte vrouw met een glimlach. En zo kalmeerde de rots uiteindelijk en Hendrik Ido Ambacht kwam uit hem voort. Wat er nog van de vloek was overgebleven was dat er water uit de stenen kwam, maar velen zagen dat als een zegen. Zo was de vloek tot zegen geworden. "Dat heb je net zitten lopen eten," sprak de zwarte vrouw. "Het is een soort drop, en daarmee betaal je de ander als je iets verkoopt." "Dat moet een vergissing zijn," sprak San Pedro. "Meestal betalen we de ander als we iets van hen kopen." "Bij mij is het net andersom," sprak de "Sjonge, nou je hebt wel babbels," zei de zwarte vrouw. Verslagen liep San Pedro terug naar de vliegende olifant, en klom op z'n rug. De vliegende olifant bracht hem toen naar een hele hoge berg waar hij tussen het ijs zwart goud vond. San Pedro wreef over het zwarte goud, en plotseling stond weer de zwarte vrouw voor hem. Ook stond het verhaal van het zwarte geld in het boek beschreven. Eens vloog San Pedro op zijn vliegende olifant langs een meer in het oerwoud, en zag daar de zwarte vrouw baden. De olifant landde dichtbij, en San Pedro stapte van de olifant af. De vrouw schrok en dook onderwater. San Pedro volgde haar, maar kon haar niet meer vinden. Hij ging terug naar de olifant, en vond toen zwart geld op het zadel. Het bleek ook nog eetbaar te zijn, en toen hij het at stond ineens de zwarte vrouw voor hem. "Waarom heb je mij wakker gemaakt ?" vroeg de zwarte vrouw. "Ik wist niet dat je sliep," zei San Pedro. "Ik zag je baden." "Dat moet van een tijdje terug zijn geweest," sprak de zwarte vrouw, "maar ik sliep toch echt." "Het spijt me," zei San Pedro, "ik wilde je niet wakker maken." "Wat moet je van me ?" vroeg de zwarte vrouw. "Nou, wat moet ik van je ?" zei San Pedro verbaasd. "Kijk eens wat ik hier heb. Een vliegende olifant. Daar vindt je niet zomaar een tweede van. We kunnen zo beiden heel wat vrolijke avonturen beleven." "Vrolijke avonturen, hè ?" sprak de zwarte vrouw. "Het enige vrolijke avontuur wat je met mij zult beleven is het zwarte geld." zwarte vrouw. "Je lijkt me een hele interessante vrouw," sprak San Pedro. "Ik zou je dan graag willen kopen, zodat ik daardoor tegelijkertijd heel rijk wordt, want ik neem aan dat je verschrikkelijk duur bent." "Ik ben veel te duur voor jou, mannetje," sprak de zwarte vrouw, "in de zin dat ik dat nooit kan betalen." "Ik wil je ook wel voor de helft van de prijs meenemen hoor," sprak San Pedro. "Ik ben de slechtste nog niet." "Nee, zo werkt dat niet," sprak de zwarte vrouw. "Zo goedkoop ben ik gewoon niet." "Waar maken ze dat zwarte geld ?" vroeg San Pedro. "Ik ben het enige zwarte geld wat er is," sprak de zwarte vrouw. "Hoe is dat gekomen ?" vroeg San Pedro. "Lang verhaal," sprak de zwarte vrouw. "Ik heb de tijd," sprak San Pedro. "Het is het geheim van het zwarte goud," sprak de zwarte vrouw. "Dus je hebt nu al geheimen voor me in zo'n korte tijd dat ik je ken ?" vroeg San Pedro.

"Heb je me nu alweer wakker gemaakt ?" vroeg de zwarte vrouw. "Ik wreef alleen maar over wat zwart goud, is dat zo erg ?" vroeg San Pedro. Een klein straaltje melk begon uit het zwarte goud te komen. "Mijn geheim !" riep de zwarte vrouw verschrikt. Plotseling kwam Tereder's moeder zijn kamer binnen. "Wat ben je daar aan het lezen, Tereder ?" vroeg ze. Ook zag ze toen het schilderij van de zwarte vrouw die hij had gekregen. "Het is het zwarte geld, mama," zei Tereder. Zijn moeder liep naar hem toe en nam hem in haar armen. Ze pakte zijn boek en sloeg het ergens open. Ze begon het hardop te lezen : "De bekering. Wil je het geheim van het zwarte geld kennen ? De rode kerk en de vliegende olifant zullen je nooit vragen je tot hen te bekeren, maar ze zullen zich bekeren tot jou, wanneer je de waarheden van het heilige boek hebt ontvangen." Moeder begon te glimlachen. "Leuk verhaaltje, hè ?" sprak ze. "Je vader en ik zijn er heel vroeger eens één keer in zo'n rode kerk geweest, maar omdat ze hun eigen principes niet naleefden zijn we daar ook weer weggegaan." Tereder hield zijn moeder stevig vast. Hij keek naar de letters van het boek. Het waren sierlijke letters met prachtige plaatjes, zoals in zijn dromen. "Maar dan kunnen wij het toch beter doen, mamma ?" vroeg Tereder. Hij kuste zijn moeder. "Ik bekeer mij tot jou," sprak hij, "tot jouw wijsheid en inzicht, tot jouw kennis, zoals de vliegende olifant zich tot mij heeft bekeerd." Moeder glimlachte. "Ik was al bekeerd tot jou voor je geboorte. Ik wist altijd al dat je een bijzonder kind was," sprak ze. "Misschien kunnen we dan een echte rode kerk bouwen, mamma ?" vroeg Tereder. "Schat, het is een verhaal, een geheim," sprak moeder. "En ik denk nu dat je het geheim hebt gezien. Het zal komen tot degenen die zekere waarheden hebben ingezien." Einde Uit : De Olifant vertelt, uitgave : coab ________________________________ JONATHAN URSHE - TERUG NAAR KLAAS VAAK HOOFDSTUK 1 DE GESTOLEN TOVERSTAF Jonathan Urshe zat met Jasmijn in zijn tuintje te lezen. Er stonden weer veel vervelende dingen in de krant, en ze moesten snel naar binnen, want het begon een beetje te regenen. Jonathan zei tegen Jasmijn : 'Jasmijn, ik lees liever een goed boek dan de Windenkrant. Wat een nare dingen staan daar toch vaak in. Kunnen ze niet wat leukers bedenken ?' Jasmijn knikte. Jonathan liep naar de grote boekenkast in de huiskamer, en begon de boeken te bekijken. 'Welk boek zal ik eens nemen ?' zei hij zachtjes. Er stonden allerlei boeken tussen : boeken over scheepvaart, boeken over de natuur, over dieren, insecten, en ook een boek over Klaas Vaak. Jonathan begon direct te lezen. Het was al zo lang geleden dat hij in dit boek had gelezen. Klaas Vaak had gouden toverstaven waarmee hij met arenden kon spreken. Arenden zijn hele grote vogels. Klaas Vaak gebruikte ze vaak om dromen rond te brengen. En als iemand dan droomde, dan werden de toverstaven steeds langer, om de dromen langer te laten duren. De gouden toverstaven hadden allerlei kleuren : Er waren groenen, roden, gelen en blauwen. Maar op een dag was Klaas Vaak zijn toverstaven kwijt. Iemand had ze gestolen. 'Bah, wat een naar boek,' zei Jonathan tegen Jasmijn. 'Iemand heeft de gouden toverstaven van Klaas Vaak gestolen, en dat is meteen het einde van het boek.' Maar Jasmijn zat te slapen op haar stoeltje. Jonathan dacht : 'Eigenlijk zou ik die arme Klaas Vaak best willen helpen.' En hij besloot op reis te gaan naar Klaas Vaak. Hij schreef een briefje aan Jasmijn dat hij op reis zou gaan naar Klaas Vaak om hem te helpen. Hij had wel eens vaker zulke briefjes aan Jasmijn geschreven als hij weer eens op reis moest. Jasmijn vond dat altijd wel best, want Jonathan kwam altijd weer met verhalen thuis. Het was een lange reis door een konijnenhol, maar gelukkig nam een konijntje hem op de rug. Aangekomen bij Klaas Vaak moest hij door een rode deur. Het was hier wel veranderd, zeg. Een keer eerder was hij hier al geweest, maar dat was heel lang geleden. Klaas Vaak was blij om Jonathan te zien. Jonathan zei dat hij het zo vervelend vond dat het boek slecht afliep. Klaas Vaak glimlachte : 'Als het boek goed zou zijn afgelopen was je nooit gekomen. Inmiddels hebben we vele staven weer teruggevonden, want de dief liet ze vallen terwijl hij wegvluchtte. Maar er is één rood gouden toverstaaf die we nog missen. Zou jij die voor ons kunnen zoeken, Jonathan ? Het enige wat we weten is dat de dief in een oosters paleis woont. Wij hebben een afgescheurd kledingstuk van hem gevonden, wat van een oosterse prins was.' Dat zou een lange reis worden, en hoe zou Jonathan ooit kunnen weten in welk paleis hij moest zijn ? Jonathan vroeg of hij het afgescheurde kledingstuk van de prins mocht zien. Toen hij het in z'n handjes kreeg glimlachte hij. Het merk was van een peperdure kledingmaker die hij wel kende. Deze kleermaker

maakte alleen kleren voor de rijkste keizers en koningen. Het moest daarom één van de rijkste paleizen van het oosten zijn. Klaas Vaak vroeg of Jonathan hem alsjeblieft wilde helpen, want alleen de rood gouden toverstaaf kon het spreken en samenwerken met de arenden weer op gang brengen. Klaas Vaak werkte sinds de diefstal met ganzen, maar dat ging niet altijd goed. Er was één arend die bij Klaas Vaak bleef, en de rest ging met de dief mee. Dat waren wel honderden arenden, die vanaf toen voor de nare dief moesten werken. Gelukkig had de dief alleen nog maar de rood gouden staaf, maar zo'n rijke prins zou de andere staven makkelijk kunnen namaken. De rood gouden toverstaaf was de allerbelangrijkste staf van Klaas Vaak, die hij nodig had om alle andere toverstaffen te laten werken. Er was één arend bij Klaas Vaak achtergebleven. Dit was een zeer wijze arend. Deze arend had geen toverstokken nodig. Deze arend kon alle talen spreken. Maar de arend was heel oud, en zou niet meer zo lang leven. Sinds zijn vrienden weg waren was hij heel erg ziek geworden. In de rood gouden toverstaf zat het arendsmedicijn wat hem zou kunnen helpen. Het was dus dubbel belangrijk dat Jonathan deze bijzondere staf zou vinden. De arend wilde Jonathan wel naar het oosten brengen met zijn laatste krachten. De gestolen rood gouden toverstaf kon het langste worden van allemaal. Klaas Vaak gebruikte hem vaak als ladder naar moeilijk te bereiken plaatsen. Als de rood gouden toverstaf terug zou zijn, zou Klaas Vaak graag willen verhuizen naar de maan. Van hieruit zou hij zijn werk nog beter kunnen doen. Maar de vraag was of Jonathan de toverstaf ooit zou vinden. Op de rug van de arend begon Jonathan de volgende dag zijn reis. Het was vroeg in de morgen, en de kok van Klaas Vaak had aardbeiencake voor Jonathan gebakken, om mee te nemen. Ook had Klaas Vaak allerlei dingetjes in zijn rugzakje gestopt die hij misschien nodig zou hebben. Na een hele lange tijd vliegen kwamen ze dan eindelijk in de buurt van het oosten. Maar er waren hier zulke zware woestijnstormen, dat de arend niet meer verder kon vliegen. Jonathan haalde een kleed uit zijn rugzak, wat Klaas Vaak hem had meegegeven, en legde het over de arend heen, om te schuilen tegen de zandstormen. Daarna kroop hij er zelf onder. ________________________________ SEASONS OF LOVE Happiness is only the happiness that you give, Happiness is never more than your own gratefulness, Happiness and joy always go hand in hand with insight, Although insight is also a hard path, As it opens the senses and then you see dangers others don't see, Then they blame you for warning them, and you lose friends, Only because you truly loved them, These are the seasons of love ________________________________ GROEIEN DOOR DE HEMELSE BLOEM Er zijn zes bloemen in het huis van Eli, de hogepriester van Israël, de uitverkorene. Hij was de verzachter aller verzachters, en nu nam God hem weg, want hij waarschuwde zijn kinderen niet. Samuel’s tranen zullen voor eeuwig op zijn graf vallen. Behemma 1:8-9 Nooit zou ik op de stoel van Eli willen zitten. De geest van Eli is tuchteloos. We zien generatie na generatie van kinderen door de geest van Eli opgroeien die de weg niet kennen. Het wordt ze niet geleerd. Geestelijke discipline wordt hen niet geleerd, wel wereldse discipline soms. Het is een geest van de dood. Die kinderen zijn nog nooit geboren, maar worden in het graf opgesloten gehouden. Ze moeten leven in hevig opgedoste mausoleums, in grafsteden. Leidt je kinderen naar de bibliotheken en de museums, opdat ze leren van de geschiedenis. Vader Eli, deze bloem bloeit vanuit mijn hart voor u. Ik, Samuel, uw uitverkoren zoon, ik kom naar u toe, want u hebt me vanuit Mercurius op doen komen en me naar het huis van Venus gebracht. U verzachtte mijn wonden, u verzachtte mijn ziel en gaf me gouden brood om te eten. In uw huis, o vader Eli, kon ik de stem van God horen die tot mij sprak. Mijn bloem van dankbaarheid zal voor altijd bloeien. U hebt mijn deur naar de hemel geopend. Behemma 1:10-12 Eli was niet door en door slecht. Samuel had veel aan hem gehad. Samuel kon ook het goede in hem zien. Eli was immers de hogepriester van Israel, dus zal Samuel veel geestelijke kennis hebben overgedragen, waardoor Samuel kon groeien. Het probleem was dat Eli te zacht was, te vriendelijk. Hij liet zijn zonen maar aanrotzooien. Het zal als een kerk geweest zijn van liefde, vergeving en genade. Op zich zijn dat goede kwaliteiten, maar als er geen heiligheid en tucht is, geen bewaarder en bewaker van de heiligheid dus, dan kan het al snel ontaarden. Dan gaat het namelijk bederven. Dan dien je in principe gewoon vergif op. Hoe dan ook heeft Samuel ervan geleerd, ook al werd hij erdoor vergiftigd. Hoe dan ook werkte God door dit alles heen. Hoe dan ook had Eli voor Samuel de deur naar de hemel geopend. Dat andere moest Samuel dan maar van iemand anders leren, of gewoon door zijn contact met God zelf. Elk mens om ons heen laat een bloemenblaadje zien, of meerdere bloemenblaadjes, maar voor de volle bloemen met de volle cirkels van

bloemenblaadjes moeten we bij God zijn, en dan moeten we ook oog hebben voor de bloemen die wij nog niet kennen. Drie keer hoorde ik de stem van de Heer, en drie keer sprak u tegen mij dat u het niet was. U verwees me naar de bloem, de bloem van Venus. Deze bloem bloeit vanuit mijn hart naar deze bloem, die tegen mij sprak. De bloem die mij het leven schonk, de bloem die mij gouden water te drinken gaf, ik zal U voor altijd dienen. Mijn bloem van gehoorzaamheid zal nooit verwelken. Behemma 1:13-16 Het goede van Eli was dus dat hij Samuel in ieder geval verwees naar de bron waar hij moest wezen. Eli was geen mindcontroller, maar een wegwijzer, alhoewel een hele lakse, iemand die zijn verantwoordelijkheden wegschoof. God kan al heel snel een excuus worden. Veel mensen verstoppen zich achter God. Vaak heeft het vlees een schuilplaats in God. Hoe dan ook droeg Eli Samuel aan God op, en daarom kon Samuel niet boos en bitter naar hem zijn. Er wordt hier gesproken over een bloem van gehoorzaamheid, wat wil zeggen : Laat je geestelijke gehoorzaamheid volledig zijn. Zorg dat je geen bloemblaadjes mist. Om de volledige hemelse bloem in je hart te ontvangen, moet je leven van het voedsel wat de bloem schenkt, oftewel de hemelse honing, hier genoemd het ‘gouden water.’ Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ WAT BETEKENT HET VERSTAAN VAN GOD’S STEM ? Vader Mozes, waar bent u. U was de drager van deze bloem, u raakte de zijkant van mijn kin aan en maakte mijn hart sappig. De hemelse bloem in mij zal me naar uw hart leiden, waar alle sappen zich verzamelen. Breng me naar mijn werkplaats, breng me naar mijn hemelse wapenrusting, zodat mijn hoofd in uw hemel kan zweven om daar voor altijd te verblijven. Laat me uw tuinen van hemelse woorden binnengaan om uw stem weer te horen. Laat de bloem van begrip mijn aderen volgen. Meng het met mijn bloed, zodat ik voor altijd van u ben. Behemma 1:17-21 Het hart wordt sappig als het verbonden wordt aan de bron. Dan stroomt alles weer door, heen en terug. Dan wordt het hart volledig doorgespoeld. De hemelse bloem verbindt ons hart met het hemelse hart, en dan zal het gaan werken, kunnen we de geestelijke werken doen en de vleselijke werken achter ons laten. Wij mogen zo ook deelhebben aan de geestelijke bloedlijnen. Als we verbonden zijn aan de hemelse bloem, kunnen wij ook zo de hemelse tuin binnen gaan, waarin deze hemelse bloem is. Dit zijn literaire tuinen, tuinen van hemelse woorden. Als we God’s stem willen horen moeten we ook bereid zijn om boeken te lezen, want alles staat al opgetekend. Het gaat niet zomaar om een stemmetje. Allerlei stemmetjes kunnen heel bedrieglijk zijn. Het gaat om de grotere context, om de hemelse kennis. Dat is het waarlijke ‘verstaan van God’s stem’. Het is niet zomaar iets van ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet,’ of ‘ik hoor ik hoor wat jij niet hoort’, maar als je daadwerkelijk God’s stem verstaat dan heb je de hemelse boeken gelezen en heb je een boodschap te verkondigen, dan ben je een onderwijzer. Onderwezen om te onderwijzen. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ Aanvaarding (1995) God is een God van Aanvaarding. Ja, de Ware Aanvaarding verwerpt. In de Bijbel komen wij telkens weer tegen dat God verwerpt. Hij verwerpt de verwerping. Aanvaarding is geen aanvaarding als ze de verwerping niet verwerpt. Het goede is het goede niet, als ze het kwade niet haat en niet verwerpt. ________________________________ DE WEDERGEBOORTE VAN DE ZEE 1. Ik wordt wedergeboren als het water, Als de rijzende vloed, als de overstroming, Het welt op vanuit het diepste der aarde 2. Ik heb geen grenzen, Ik ben de overstroming, Waar ik harten overstroom, En uit mijn pols komt het, De rechter pols 3. Ik ben de wedergeboorte van de zee, Ik ben de zee 4. Stervende in de eb kom ik tot wedergeboorte in de vloed, Ik ben de overstroming 5. Vanuit de grotten van Hapi kom ik Uit : De Regenboog Geschriften van Isis ________________________________ Er is alleen één ding waar Hij niet tegen kan en dat is verwerping. Er mag geen verwerping bij Hem komen. Dat haat Hij. Aanvaarding is een Vuur. Een Vuur waarin elke verwerping wordt verteerd. Wij kunnen alleen tot God komen als wij ook mensen van Aanvaarding worden, die elke verwerping haten en verwerpen.

MOVING MOSAICS broken glass, Life only gives fragments, You can search for these fragments, Gathering them, being grateful with any piece, Even if it's very small, because these small pieces are important to make the details, They can even become the key for life Life doesn't give the full package, Life doesn't shower you in neverending happiness and luck, It would paralyze you, and make you very shallow, It would blind you to the point that you would not be able to reach into the depths of others Life only gives fragments, To make of you a Healer, You can gather your pieces and build, Building the bridge and it will multiply, Every piece you decide to use Everything has been built up by small pieces, It just doesn't look that way, because the brains are often too foggy, But look at your fingers, and know they are all small parts of the body, Working together, all having their function, And they are also built up from smaller pieces Life is a mosaic, It could only be built because of the As the waterlights, like broken waves, showing the detailed depth of everything, The true light is insight and survey, very far reaching view, Like a bird it flies so high, like a fish it dives so deep It is warm, because it knows the cold and the heat ________________________________ TROON DER LELIES En ik liep bijna dronken naar de brug. Ik had een oorlogs-trauma in mijn hoofd. Aan de overkant van de rivier waren lelies. Ook was er een stad van lelies. Ik liep langs de grachten. Een vrouw met een wit en zachtgele hoed keek naar me. Ze had ook een zacht gele, witte jurk. Ze zeiden dat zij de vrouw der lelies was. Zonder adem keek ik naar haar. Haar hand was bedekt met Belgisch kant. Ze wees naar mij, en toen naar een huis. Ze wenkte mij om met haar mee te komen. Dronken liep ik achter haar aan. Ik had niets gedronken, maar ik was dronken van het oorlogstrauma. We moesten een trap op, en gingen in rieten stoelen zitten. Ze glimlachte naar mij, maar ik kon haar ogen nauwelijks zien vanwege de sluier van haar hoed. We dronken wat, en zij vertelde haar That's why sometimes in life the windows have to break, So that the higher art is formed and seen The true light is broken, while false light is too bright and blinding, The true light is formed in the darkness, comes from the water, verhaal, het verhaal over de stad. Hier had ze altijd gewoond, maar een oorlog had alles verscheurd, al haar herinneringen. Zij had ook een oorlogstrauma … Terwijl ze vertelde keek ik uit het raam, waar ik de lelies zag in de vijver en in de gracht, en het was alsof ze mijn naam uitspraken. Zij tikten op de ramen. De lelies hadden alles zien gebeuren. Zij waren de veroorzakers van de oorlog. Haar herinneringen waren van elkaar getrokken. Ze haperden, zoals de mijne. Het waren allemaal fragmenten in onze hoofden. Ik moest ze zien te rangschikken, maar de lelies trokken ons uit elkaar. Later scheen ze er niet eens te wonen. Ik was te dronken. Ik liep langs de lelies, een pad maakte ik door hen. Ik had mijn zwaard, mijn mes en mijn speer, en zoveel pijlen op mijn boog. Eén pijl had een touw. Ik kon op het kasteel komen. Zo kwam ik dichtbij haar ramen. Dus hier woonde zij. Zij had deze illusies en weerspiegelingen op mij afgezonden. Ik klom door een raam, en zag haar daar zitten. Met haar witte, zachtgele taartjes, als mokka taartjes. Ze at, en sprak, maar ik wist niet tegen wie. Misschien wel tegen mij, maar zij zag me niet. Of ze zag me wel, maar deed alsof ze mij niet zag. Ik moest mijn herinneringen op orde zien te krijgen. Ik stapte op haar af. Zij stond op, en schudde mij de hand. Ze glimlachte. 'Eindelijk ben je gekomen. Zoveel hopen van dromen.' Ik keek verlegen naar beneden. Ze liet mij de stad zien. We gingen langs alle lelies. Ook liet ze mij de valleien zien, waar de lelies weelderig groeiden. Ik bracht de lelie tot haar. Ze zat op een troon. (Uit : Proza van de Vuh, uitgave : coab) ________________________________

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
Home


You need flash player to view this online publication