1e Jaargang, nummer 1, 10 april 2023 WATERVAL DE PSYCHOLOGIE VAN DE EINDELOZE WINKELSTRAAT – deel 1 Het was een eindeloze straat, Een winkelstraat, in de grootste stad van de wereld, En een jongen slenterde daar eindeloos, Hij kwam nooit ergens aan, Ging geen winkel binnen Hij was op weg naar de haven, Hij was op weg naar een boot, Aan de eindeloze zee Maar onderweg kwam hij iemand tegen met wie hij een eindeloos gesprek had, Het stopte maar niet, Maar hij besloot haar mee te nemen, Naar zijn boot Ze sloegen een zijstraat in die naar de haven zou leiden, Maar ook dit was een eindeloze straat, En hij vroeg zich af of ze ooit bij de haven aan zouden komen, Maar ja, hij had in ieder geval een eindeloos gesprek Ze wist hem over te halen met haar mee te gaan naar het eindeloze bos, En daarvoor sloegen ze weer een zijstraat in, Maar ja, je raadt het al : die zijstraat was ook eindeloos Hoe lang duurt het nog ? vroeg hij telkens. Uit haar tas haalde ze een boek wat eindeloos was. 'Alles is hier eindeloos, hè ?' vroeg hij. 'Maar zo'n eindeloos boek kan ik toch niet allemaal gaan lezen ? Ik heb genoeg aan dit eindeloze gesprek Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Literatuur __________________________________________________________________________ met jou.' eindeloze bos.' 'Oh, ik moet nog wat even doen,' zei ze. Toen stapte ze een winkel binnen. Hij volgde haar. 'Nee, even buiten blijven,' zei ze. 'Ik ben zo terug.' Maar ze bleef eindeloos weg, En toen is hij naar binnen gegaan. Hij keek zijn ogen uit. Het was een eindeloze winkel. Ze was hier vast en zeker verdwaald, Dat kon niet anders. En ook hij begon te dwalen en te dwalen, In deze eindeloze winkel. Na heel lang dwalen kwam hij de winkelier tegen. De winkelier omhelsde hem. 'Oh, zo lang niemand gezien, Ik was verdwaald in mijn eigen winkel. Eindelijk iemand gevonden,' zei de winkelier. 'Ik ben mijn vriendin kwijt met wie ik een eindeloos gesprek had,' zei de jongen. 'Geeft niet, geeft niet,' zei de winkelier. 'Die komt wel weer terecht.' 'Maar hoe dan ?' vroeg de jongen. 'Nou,' zei de winkelier, 'alles wordt hier verkocht, ook wij, dus ze komt wel weer terecht.' 'Dat is een hele opluchting,' zei de jongen. 'Kan ik haar dan nu kopen ?' 'Het kost eindeloos veel,' zei de winkelier. 'Maar het is mijn vriendin,' zei de jongen, 'we waren op weg naar het 'Allemaal eindeloos duur,' zei de winkelier. 'Een vreemde bedoening dan,' zei de jongen. 'Ik wil hier weg.' 'We kunnen niet weg,' zei de winkelier. 'Dus we moeten wachten totdat we gekocht worden ?' vroeg de jongen. 'Ik vrees van wel,' zei de winkelier. 'Maar wie hebben eindeloos geld daarvoor dan ?' vroeg de jongen. 'De eindelozen,' zei de winkelier. 'Wie zijn dat ?' vroeg de jongen. 'Ik zal het je wel even laten zien,' zei de winkelier. Hij haalde uit zijn tas een boek tevoorschijn. Het was een eindeloos boek. 'Dat boek ken ik,' zei de jongen. 'Heb je het gelezen ?' vroeg de winkelier. 'Eh nee,' zei de jongen, 'ik was met iemand in gesprek.' 'Sufferd !' riep de winkelier. 'Wat nu ?' vroeg de jongen. 'Het lijkt hier wel een gevangenis.' 'Dat is het ook !' foeterde de winkelier. 'Wat dacht je dat het anders was ?' 'Een winkel ?' zei de jongen.
'Wat is dat voor oneindeloos gezwets !' foeterde de winkelier. 'Maar wat nu dan ?' vroeg de jongen. 'Wachten op de eindeloze trein,' zei de winkelier. 'Komt die hier ook ?' vroeg de jongen. 'Nee, hier niet,' zei de winkelier. 'Maar wat hebben we er dan aan ?' vroeg de jongen. 'Dan moet je het boek lezen !' foeterde de winkelier, terwijl hij het boek in de handen van de jongen drukte. Toen liep de winkelier boos weg. 'Zorg dat je niet nog een keer verdwaalt !' riep de jongen hem na. Toen begon de jongen maar met lezen. 'Wel verdraaid !' riep de jongen. 'Die taal versta ik niet !' Na uren dwalen kwam hij het meisje weer tegen. 'En ?' vroeg het meisje. 'En wat ?' vroeg de jongen. 'Heb je het eindeloze boek gevonden ?' vroeg het meisje. 'Ja,' zei de jongen. 'Ik kreeg het van de winkelier, maar het is in een andere taal.' Het meisje begon te lachen. 'Dan had je het boek maar van mij moeten aannemen, want dat was in jouw taal. Maar nee, je wilde liever met me praten. Snapte je dan niet waar eindeloze gesprekken met meisjes naartoe zouden kunnen leiden ?' 'Ik snap het nu,' zei de jongen. 'Het leidt nergens toe. Mag ik dan nu het boek ?' Het meisje stak toen haar tong uit. 'Nee,' zei ze, en draaide zich toen om en rende weg. 'Kom terug !' riep de jongen. 'Dus ik zit in een gevangenis omdat ik een bepaald boek niet heb gelezen, en dat boek wordt nu ook nog eens van me afgehouden ? Wat een zotte bedoening is dit ?' Uit : Joegoslavische Kettingbrieven, uitgave : coab ________________________________ WAITING FOR THE WINDS De nieuwe wereld wordt gedragen door de winden van vergetelheid. In de RVBijbel zijn passages die wijzen op hoe winden en stormen hebben bijgedragen aan de schepping, ook aan de schepping van het Woord. Hiervoor moet veel gezaaid worden. De christenen vragen vaak : ‘Bent u al wedergeboren ?’ of : ‘Hebt u de wedergeboorte al ontvangen ?’ En pinksterchristenen vragen : ‘Hebt u de Heilige Geest al ontvangen ?’ of : ‘Hebt u het heilige geestelijke al ontvangen ?’ Evangelische christenen zijn vaak bezig met de opname, en die zou dan volgens velen vóór de grote verdrukking plaatsvinden, oftewel vóór het ragnarok, vóór het tahulen, maar we hebben gezien dat we er dwars doorheen moeten. We kunnen dat niet overslaan. Wel is het dus zo dat ze de opname vaak letterlijk nemen, maar het is iets wat we in ons binnenste moeten ontvangen, dus we kunnen dan ook vragen : ‘Hebt u de opname al ontvangen ?’ We moeten ons ernstig uitstrekken naar de opname, die ernstig zoeken. ‘Bent u al een opgenomene ?’ Die opname zal gebeuren midden in de grote verdrukking, wanneer we verbroken raken en hard aan onszelf sterven op het strijdveld van Ragnarok, of dat wat de christenen ook wel Armagedon noemen. De grote winden van hemelse vergetelheid zullen hiervoor komen. Met de komst van het Nieuwe Testament kwam er een nieuw bewind op aarde. Corrupte leiders sloegen hier een slaatje uit, en ze konden het goed vervormen tot gereedschap in hun hand. Vannacht had ik een droom over het boek Judas. Het boek Judas had de harten van de mens ingenomen, en bedreef tirannie, en het was een dreig cultuur. We werden allemaal onderverdeeld in groepen van allerlei nationaliteiten. Er waren Engelsen en Fransen. Een Franse jongen sprak tegen mij, en ik legde hem uit over het Plumares mysterie. Ik wees op de wolken, en dat de wolken elkaar nog overlapten, maar dat daar een heel ander patroon achterlag wat geopenbaard zou worden. De wolken zijn dus een soort puzzel, een soort code die gekraakt moet worden, en dan heb ik het over de wolken van het huidige tijdperk, zoals het huidige tijdperk in elkaar zit. Het plumares mysterie is de naam van het zesde boek van ons lesprogramma van het nieuwe onderwijs. Nog even een uitleg wat Plumares betekent, vanuit het boek : ‘Plumares momenten zijn momenten van verwarring en verwerping, waarin je je plaats niet kent, en ronddoolt. Het zijn lege tabletten die hoger inzicht nodig hebben, die nog geplaatst moeten worden. Deze plumares stenen of tabletten zijn dus belangrijk om het huis te bouwen. Wij mogen de plumares stenen dus niet zomaar verwerpen, omdat ze groot potentieel hebben. Dit is ook weer een stukje van het aanvaarden.’ ‘Forceren helpt niet. We zijn in een labyrint. Alles moet op een natuurlijke manier gaan, de tijd krijgen om te groeien.’ ‘De plumares spiegels staan door het hele heelal. Ze zijn overal om ons heen,
en brengen alles tot tegengestelden, spiegelen en verdraaiien alles.’ ‘Maar ook in en rondom ons huis zijn er zulke plumares spiegels, en zelfs in ons lichaam. Het is dus belangrijk hier gevoelig voor te worden en je leven te gaan begrijpen. Het zijn als het ware allemaal golfjes en stroompjes van zeeen en rivieren die door elkaar heenlopen. Soms lijkt het alsof ze er een potje van maken, maar er is een hogere orde. De mens moet leren deze stromen te detecteren, te volgen, te ervaren waar ze afbuigen, en hoe ze afbuigen, en hoe het zich doorvertaalt en spiegelt. De mens mag zo tot de oorspronkelijke waarden komen, om zo beter zijn leven te leren begrijpen. Dit is dus een groot vraagstuk van de etymologie van het shamanisme.’ ‘Hoe buigt iets zich af door de spiegels en lensen van het leven, in het labyrint van het bestaan ? Hoe ontstaan de dingen, hoe vormt het zich door al die caleidoscopische verbuigingen, verspiegelingen en schaduwen ? Dat is het vraagstuk van de etymologie van het shamanisme, oftewel het plumares mysterie. Het is de leer van de oorsprongen, en hoe die bronnen zijn gaan vloeien. Ze dalen neer en stijgen weer op met vernieuwd inzicht. Bronnen putten en scheppen weer uit andere bronnen om zichzelf te versterken, te verdiepen. Dit is een groot buitenaards natuur mysterie, als het leren kennen van de spiegels van het universum, het onderscheiden ervan. Soms is het belangrijk om even stil te staan en jezelf af te vragen : Welke spiegels zijn hier aan de gang ? Het zijn prisma stenen die een bepaald spectrum hebben opgewekt waardoor wij de dingen beleven zoals we het beleven.’ ‘Ook herinneringen kunnen plumares spiegels zijn. Ze kunnen je het leven heel anders laten bekijken en beleven. Dit kunnen goede herinneringen zijn of slechte herinneringen, maar we mogen door deze spiegels gaan om tot verdieping te komen. Dit is een hele uitdaging. Sommige spiegels zijn heel klein, en anderen heel groot. Sommigen liggen misschien op de achtergrond, maar anderen kunnen de sleutel vormen voor je verdere leven. Zo kunnen plumares momenten dus ook hele goede momenten zijn van herkenning, verzoening en diepte zicht.’ ‘Genade stelt de wet buiten werking, de valse wetten. Dit is in diepte niets anders dan inzicht, de onderscheiding van de plumares tabletten, van de spiegels.’ ‘Genade is dus inzicht. Hoe dieper het inzicht, hoe dieper de ontwaking, wat resulteert in een hoger absorberingsvermogen, oftewel vetverbranding, de fijnere energie.’ ‘Het atheisme is de sleutel tot de diepere leegte, de sleutel tot vergetelheid, en zo de decoder van het grote Plumares Mysterie. Alle profeten moesten in het atheisme ingewijd worden, wat in het Grieks ook betekent het verwerpen en ontkennen van de goden van stad en staat. Het heilige atheisme, de heilige atheos, was uitgezonden als een heraut van het oordeel wat over de afgoden zou komen.’ Al deze principes worden in het boek verder uitgelegd. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat dit een van de meest gelezen boeken is van ons lesprogramma. Ik sprak daarover met de Franse jongen, maar dat ging een beetje door gebarentaal en Engels, want mijn Frans is niet zo best. De bezetters van het Judas-bewind waren in het gebouw waar wij waren en zij waren aan het dreigen. Alle voeten moesten gecontroleerd worden, en sommigen zouden gemarteld worden. Ze gingen toen langs alle voeten met hamertjes. Ook mijn voeten controleerden ze, maar ze deden verder niks. Een andere Nederlandse jongen pakten ze wel op, en die begon te schreeuwen. Het boek Judas : zowel goede als slechte, hele slechte, dingen. Daarom moet er nog een vervanger komen. Ik ontmoette een Engelse zangeres. Ik scheen haar eens een brief te hebben geschreven over een boom waarin vleselijke vogels zaten, en die vogels moesten sterven, neervallen, opdat de boom verder zou kunnen groeien. Dat is ook met de vleselijke vissen van anti-hulp. Die moeten eerst sterven voordat de mens verder zal kunnen. De vrouw scheen nogal onderdrukt te worden door een of andere hoge piet in de muziek-business, en die zat ook in het Judas bewind. Ik zocht hem op, maar hij ontkende alles. Volgens hem had hij nooit met de zangeres gewerkt. De zangeres stelde dat ze de brief kwijt was die ik haar eens had gestuurd. Toen ze de inhoud van de brief uitlegde zei ik dat ik 80 a 90% zeker die brief had gestuurd, dat die dus waarschijnlijk van mij kwam, en ik zou nog eens in mijn archieven kijken of ik de kopie ervan nog zou kunnen vinden en weer naar haar zou kunnen sturen. Het zou dan vijf jaar geleden zijn geweest, zei ik, en toen noemde ik zes jaar, maar zij zei toen : ‘langer geleden,’ en toen zei ik : ‘het kan ook zeven jaar geleden zijn geweest,’ en toen zei ze ‘ja, het moet van zeven jaar geleden zijn geweest.’ Het Judas bewind begint te twijfelen aan zichzelf, en trekt zich ook terug, ontkent dingen, wat al eerder gebeurd is. Er moet echt een vervanger gaan komen. Daar zien we naar uit. Ik zag de wolken van het plumares mysterie, en er lag nog wat achter, wat geopenbaard zou worden. De winden van de hemelse vergetelheid zullen ons leiden tot de wolken van de hemelse vergetelheid, en daarachter is de boom van de hemelse vergetelheid. We kunnen dat een beetje vergelijken met de ygdrasil, de boom die alle werelden onderverdeeld, uit de germaanse mythologie, oftewel de wereldboom. De Engelse zangeres zong ook over dat
soort thema’s. Ze vroeg om meer hemelse woorden. Ze was heel hongerig. Ik gaf haar toen een omhelzing. Laten we de winden van de hemelse vergetelheid volgen, en wachten om erdoor opgenomen te worden, wat vanzelf gebeurt als we ernaar zoeken en als we ze volgen. Laten we ons intens bezig houden met het geheimenis van de opname, wat in principe dus een opname tot inzicht is. Het Judas bewind moeten we ook op waarde schatten. Het is een geestelijke grondwet, en hierin is een belangrijke basis en wortel te vinden, waar de RVBijbel mee verder gaat, wat telkens terugkomt, namelijk : ‘Want er zijn zekere mensen binnengeslopen – reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven – goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen.’ Hier zien we dus al dat velen vasthouden aan de verwesterlijkte vorm van genade, die zeer gevaarlijk is, zeer giftige drugs. Dat is de zombie drugs. Velen slikken het. Vandaar dat de voeten gecontroleerd moesten worden, de basis. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ HET ORIONSE GENESIS – HET RUSLAND GEHEIMENIS We hebben het al vele jaren over het Rusland geheimenis. Dit geheimenis moet verder uitgewerkt worden. Rusland is Ragnarok wat moest komen, stelde ons lesboek ‘Leven op de Paradijs aarde – deel 2’ begin 2021, een jaar voordat Rusland Oekraine binnenviel. Maar wat is het ? Wat is er gaande achter de schermen, want we hebben te maken met het vleselijke Rusland en het geestelijke Rusland. Rusland heeft Europa teruggestort in de dertiger jaren : terug naar start. Europa wilde niet luisteren naar de hogere boodschappen, wilde niet Franciscaans worden, niet ascetisch, niet sober leven. De put van Rusland, wat is het ? Op de top van de dertiger jaren viel Duitsland binnen, want de mensen wilden het geestelijke niet, en werden zo met het vleselijke geconfronteerd, wat weer terugwees op het hogere geestelijke. Natuurlijk zit daar een les in. Alles wijst terug op het hogere. Het Germaanse sprak. Zoals de christenen Jezus terugverwachten, zo verwachtten de Germanen Surtr, de reus van de herschepping, die zou komen op zijn dodenschip met moeder Hel, de godin van de vruchtbaarheid. Dat zou gebeuren op het toppunt van Ragnarok. Moeten wij opnieuw de veertiger jaren in, of kunnen we gewoon nu dieper de dertiger jaren in om het diepere verschijnsel te begrijpen, te zien waar het op wees ? De Egyptenaren verwachtten Ra op zijn dodenboot, Ra en zijn onderwereldbemanning, en we zien al deze dingen terug in het sinterklaasfeest, van sinterklaas die komt op zijn boot met zijn zwarte pieten. En de pieten stellen dan het gereedschap voor van Ra, om door de poorten van de onderwereld te kunnen. Dat is ook het geheimenis van Ra-Shu, waar we veel over geschreven hebben. Shu of Sa was als het ware de achternaam van Ra, en stond voor zijn onderscheidingsvermogen, intelligentie, de hemel, om boven het aardse uit te stijgen, als een vogel. In het Hebreeuws komt dat terug als de rasha, de stammen van de wilde jongens, zij die zich afgezonderd hebben van het wereldse. Er is een groot verschil tussen de wilde jongens en de wereldse jongens die zich geconformeerd hebben, die allemaal hetzelfde zijn. Wij hebben daar veel over geschreven. En dat rasha geheimenis ligt diep verborgen in de psycho-analyse van Rusland. Maar wie luistert hier naar ? Of ze zijn overmatig pro-Rusland, of ze zijn overmatig anti-Rusland. Nuance is ver te zoeken vandaag de dag. Men overpolariseert en generaliseert er maar op los vandaag de dag, en gaat zo van vlees tot vlees. Ze willen niet zien wat er achter de schermen ligt. Ze willen het niet bekijken in de context van de geschiedenis en de voortijden. Men kijkt er niet pastoraal en psychologisch naar. Het is allemaal zwart-wit wat de pot schaft, maar er moet nog synthese komen. De wilde jongens zijn de herauten, de aankondigers, van het amazone tijdperk. De amazones zullen komen. Moeder Natuur zal haarzelf herstellen. Deze wereld moet de baarmoeder weer in, moet weer een geestelijk moederbesef gaan krijgen. Elk macho gedrag, en elk vitesse gedrag, moet eraf. Stoere en vlotte jongens behoren niet tot de wilde jongens, want dat zijn reclame makers voor de stad. Ze hebben moeder natuur om zeep geholpen, maar moeder natuur zal hen hun plaats wijzen. De parasieten zullen afsterven, overweldigd worden door de hogere natuur. Nu leeft de mens nog parasitair. De mens heeft nog parasitaire ideeen en idealen. zijn De mens is haar vijand, leeft in vijandschap tegen haar. Er is een stok in haar hand, een speer die zij werpt, een pijl die zij afschiet. Zij wil de mensheid doen ontwaken, maar daarvoor moet het vleselijke afgedaan worden. De mens moet besneden worden, en de vleselijke mens moet sterven. De mens is dus in gevecht met zijn spiegelbeeld. De mens is zijn eigen ergste vijand. Surtr komt terug, de grote, herscheppende context in de Germaanse literologie, en Ra komt terug, Ra-Shu, oftewel de rasha, de wilde jongens, die onder het natuurvuil van de moeder zijn als zwarte pieten. Ra was met zijn dodenreizigers diep de grond onder gegaan. Door het Shu-geheimenis van de hemel keerde hij weer terug. Kijk
daarom naar Rusland en ontcijfer het. De geschiedenis herhaalt zich, ook al is het vleselijk, het wijst op geestelijke realiteiten. De spaanse griep was de 1900se corona en er was de eerste wereldoorlog, en het leidde de mens tot de put van de dertiger jaren, en toen kwam Duitsland, en toen kwam Rusland. Deze entiteiten zijn met elkaar in gevecht. Er ligt iets diepers onder. Weer herhaalt het zich vandaag de dag, totdat we het dieper zullen zien. Het roept, en het is het geroep van de wilde jongens die de komst van de amazones aankondigen. Niemand gaat met het vleselijke wegkomen. De Rasha zijn de asceten die niet conform zijn. Ook Jeremia behoorde tot de rasha. Hij streed ook tegen de oude, ingedutte inzettingen, net zoals Ismael en Ezau. Rasha, of rosh : de beginne. Er zal een nieuw genesis komen. Dat is het boek Behemma. Hierin zal de oerkennis geopenbaard worden, het ware genesis. Dat is een orions genesis. We zien om ons heen de putten van de danaiden. Zij scheppen voor eeuwig water in een bodemloze put of vat, dragen voor eeuwig water naar de zee. Dat zijn de vleselijke christenen die we om ons heen zien, altijd met vorm en ijdelheid bezig zijn, waar alles om hun eigen clubje draait, hun eigen familie, etc. Ze leven langs alles heen. Het zijn de sluiers van het leven. We moeten daar doorheen om onze weg zien te vinden. Het is heel tragisch, maar er liggen diepere dingen onder verscholen. De reis is terug naar het orionse genesis. Van belang is het dus dat de danaiden uit je leven worden gedreven. Ga bij jezelf na in hoeverre en hoe je nog water naar de zee draagt. Vorm geen eenheid met de danaiden. Het zijn de doellozen, waterloze wolken. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ DE VEERTIGER JAREN : OPKOMST EN VAL VAN HET VLEES – DE ORIONSE LADDER Ja, we zijn in de dertiger jaren terechtgekomen, door het Rusland geheimenis. Nu moeten we vat krijgen op het veertiger jaren geheimenis, de overgang van de dertiger naar de veertiger jaren, als onderdeel van het Ragnarok. De Germanen kwamen. Duitsland viel Europa aan op grote schaal. Er drong iets, wat zich vleselijk vertaalde. Er is een hoger Duitsland en een lager Duitsland. We moeten gaan kijken wat er achter de schermen gebeurde. In werkelijkheid kwamen de Valkyries om de gevallen berserkers en einherjars op te nemen. Zij waren bedekt met de moeder aarde, als zwarte pieten. Zij droegen het geheimenis van de moeder aarde en waren klaar om ingewijd te worden. De Valkyries kwamen, maar in de materiele wereld kwam dit omgedraaid door. Er was iets heel anders, iets veel diepers, gaande in de geestelijke wereld. Dat geheimenis moet ontrafeld worden. Het is allang gebeurd. En het blijft zich herhalen totdat de mens het gaat zien. De veertiger jaren. Wat is het ? De valkyries, de germaanse strijdgodinnen met hun gevleugelde helmen, kwamen, voor de opname. We zien de ladder tot de hemel verschijnen. Het vlees doet een totaal aanval. Rusland moest deze aanval temperen. Uiteindelijk kwam nazi-Duitsland, het lagere, vleselijke Duitsland, ten einde door Rusland, door Stalin. De rasha kwam, de wilde jongens, hen die door de valkyries waren opgenomen en terug werden gezonden de strijd in. In het ragnarok ga je van strijd tot strijd. Er moeten vele afgoden vallen. Ook moeten er vele reuzen en vele beesten vallen. Dat gebeurde in het tijdperk van de veertiger jaren, het hoogtepunt van de ragnarok. In de veertiger jaren breekt de wolf Fenrir los om de goden te verslinden, maar komt hierdoor ook zelf ten val. Reuzen slepen elkaar tot de afgrond. In de veertiger jaren storten alle elementen in. Het is een nieuw genesis, een orions genesis. Goliath roept tot de mensheid. Het is een machine. Het is allemaal voorgeprogrammeerd. Doet steeds hetzelfde kunstje. De veertiger jaren : de opkomst en de val van het vlees, als de orionse ladder. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ MORGEN IN DE KRANT Ik ging naar een vissersstadje dichtbij. De visnetten hingen gewoon boven de straten soms. Ik liep langs een park waar een man zat met zijn zoontje. Hij had zich helemaal over zijn zoontje gebogen, en had zijn arm over zijn schouder, en fluisterde liefdevol naar hem. 'Zo'n vader had ik niet …' mompelde ik in mezelf. Ik kon me niet herinneren dat hij ooit zijn arm om me had heengeslagen als kind. Ik slenterde verder en kwam langs een vishandel genaamd 'van Treur.' En ik mompelde : 'Ja, het is inderdaad treurig.' Ik kreeg toen ergens in de stad bij een winkel een gesprek met een aardige mevrouw over ontvoeringen. Ze wilde alles van me weten, en vertelde tegelijkertijd alles over haarzelf. Ik kan haar gewoon het hemd van het lijf vragen, en zij blijkbaar ook van mij. Je raad het al. Na een tijdje hadden we niet veel kleren meer aan, en dat terwijl het koud was. We zijn toen samen naar het plantsoen gelopen, en we smeerden elkaar in met modder. Ja, we moesten wel, anders zou het echt te koud zijn. De modder voelde nog wel warm aan, en haar handen ook. Maar na een tijdje dacht ik bij mezelf : 'Waar ben ik eigenlijk in godsnaam mee bezig ?' Ik schaamde me ziek, ook naar de mensen die allemaal keken. Sommigen waren zelfs al foto's aan het maken, en ik dacht : 'Als dat maar goed gaat, want voor hetzelfde geld staan we morgen in de krant.' Maar die vrouw
had een mentaliteit van : gewoon aanpakken. Iemand anders kwam erbij, en begon ons ook de kleren van ons lijf te vragen, maar ja, die hadden we niet meer, dus toen hebben we haar maar de kleren van het lijf gevraagd, en die moest toen ook ingesmeerd worden met modder, anders zou ze kou vatten. Ja, daar zat natuurlijk ook niemand op te wachten, dat iemand kou zou vatten. Dat is ook allemaal extra werk weer voor de dokter. Dat wilden we die aardige man niet aandoen. Die zit er natuurlijk ook niet op te wachten om nog meer geld aan iemand anders z'n leed te verdienen. Dat laten ze allemaal wel over aan de vissers. Goed, ik heb die twee vrouwen maar meegenomen naar huis. Ik moest toch nog iemand hebben voor de afwas. Maar ze kletsten me zoveel de oren van het hoofd af dat ik ze maar uit huis weer heb gezet, op de trein naar de apenheul, onder het mom van een leuk dagje uit. Ja, ik had m'n oren natuurlijk nog wel nodig. Ze mogen me uitkleden en met modder bedekken, maar kom niet aan m'n oren verder. De volgende dag werd ik wel geconfronteerd met mijn uitstapje, zeg. Ze konden het niet laten. Met allemaal foto's op de voorpagina. Het was wereldnieuws. Ik schaamde me rot. Ik was er trouwens wel overstuur over, en vooral kwaad, dat ze het voorval helemaal uit de context hadden gerukt. Ze hadden erbij geschreven dat het een circus act was, en dat wij zogenaamde 'vissers met blote handen' waren. Het was een soort reclame truuk voor het vissersstadje, alsof de vissers daar gewoon nog zelf de sloten en rivieren induiken om zelf met blote handen de vis te vangen. Ik was zo kwaad, want ik ben een vegetariër in hart en nieren, en vond dit niet alleen een grote belediging naar mijzelf toe, maar nog meer wel naar de vissen. Ik heb die twee vrouwen toen weer opgetrommeld, en die waren er ook misselijk van, en vooral kwaad, heel kwaad. We zijn toen met z'n drieën teruggegaan naar dat vissersstadje, totaal onder de modder, en we zijn toen stenen gaan gooien door de ruiten van die vishandels heen. Laten ze dat maar eens op de foto zetten voor de volgende krant. Nou, dat hebben we geweten. De dag erna waren er inderdaad foto's van in de krant weer, maar weer met een totaal ander verhaal in een hele andere context. Ja, schreven ze. Die stenen werden gegooid door 'de vissers met blote handen' omdat ze betere gebouwen wilden voor hun viswinkels. Er stond dus direct een oproep bij om te doneren naar die 'arme vissers met blote handen' om hun betere gebouwen te laten krijgen, en de kopers meer winkelplezier. Nou ja ! Wij waren alledrie natuurlijk woedend. Dat lieten wij natuurlijk niet op ons zitten. Wij zijn toen naar dat vissersstadje weer teruggegaan en hebben toen iedereen de kleren van het lijf lopen vragen, om ze vervolgens te bekogelen met modder. Dat werd een ware oorlog natuurlijk. En weer waren er allerlei fotografen bezig natuurlijk voor de volgende krant. De volgende dag werd er gesproken van een burgeroorlog in het vissersstadje. Het waren de vissers met de blote handen weer tegen degenen die hun werk niet genoeg respecteerden en niet genoeg vis kochten, met de oproep erbij om meer vis te kopen. Ik dacht : Zo winnen we het nooit natuurlijk. Maar ik wist toen één ding : We moesten naar die krantentent toe. Nou, we kwamen daar bij die krantenmakerij aan om ze het hemd van het lijf te vragen, om ze vervolgens met modder te bekogelen, maar het pand was geheel leeg. We slopen naar binnen, en zagen daar de type machine van de krant, zo'n heel ouderwets ding. We vroegen ons af wie al die tijd die malloterige dingen over ons had geschreven, als reclame voor het vissersstadje. Komt er ineens een heel klein jongetje onder een tafeltje vandaan kruipen. 'Sorry,' zegt dat jongetje. 'Heeft iemand van jullie me vader ergens gezien ?' Ik zeg : 'Ik weet van niks. Heeft hij al die kranten geschreven op deze type machine ?' 'Nee ik,' zei het jongetje. 'Waarom dan ?' vroeg ik. 'Dat moest van me vader,' zei het jongetje. 'Is je vader soms visser toevallig ?' vroeg ik toen. 'Nee,' zei het jongetje. 'Wat dan ?' vroeg ik. 'Oh, ik ken hem wel,' zei één van de vrouwen. 'Ze hebben een circus.' 'Ja,' zei de andere vrouw, 'dat circus maakt weer reclame voor de krant, en die krant maakt weer reclame voor het circus, en ook weer voor het vissersstadje. Dat heeft allemaal met elkaar te maken.' 'Helemaal niet,' zei het jongetje. 'Jullie weten er niets van. Me vader werkt bij de polisie, en hij zei : Schrijf maar de meest gekke en vreemde dingen in de krant. Maak ze maar helemaal gek. Dan heeft de polisie in ieder geval genoeg te doen. Ik onderbrak hem. Ik zei : 'Ik vind jou maar een vreemd kereltje.' 'Moet jij nodig zeggen met al die modder op je lichaam,' zei hij brutaal. 'Oh, wij waren toch vissers met blote handen van het circus om reclame te maken voor het vissersstadje ?' vroeg ik. 'Ja,' zei hij brutaal. 'Dat zijn jullie ook, maar dat wil niet zeggen dat jullie geen vreemde snuiters zijn.'
'Hallo,' zei ik, 'zo lust ik er nog wel meer.' In ieder geval pakte ik toen die type machine op en smeet het ding zo door de ruiten van de krantenmakerij. De volgende dag was er geen krant. Wel kregen we allemaal een papiertje door de brievenbus van het jongetje, waarop stond geschreven : 'Vandaag geen krant. De vissers met blote handen vonden dat ze al genoeg reclame hadden gemaakt. Nu moet iedereen maar zelf komen naar het vissersstadje om het uit hun eigen mond te horen.' 'Nog steeds vol praatjes,' zei ik tegen de vrouwen. 'Ik kan haast niet lezen wat hij schrijft,' zei één van de vrouwen. 'Er kon ook iets anders staan.' Ik keek eens beter naar de twee vrouwen. Ik keek beter en beter en begon toen echt naar haar te staren, en zag uiteindelijk dat het maar één vrouw was. Ze was nog steeds onder de modder, en ik ook. We hadden elkaar de kleren van het lijf gevraagd en stonden nog steeds in het park. 'Misschien zijn we gek geworden van de kou,' zei ik voorzichtig tegen de vrouw. 'Dat kan de kou doen,' zei de vrouw, die ook naar mij staarde. 'Dan ga je ijlen. IJsziek wordt je dan. Waar hadden we het eigenlijk over ? Oh ja, die ontvoeringen. Er is altijd een programma van op de tv, ken je dat ?' 'Nee,' zei ik, 'ik kijk bijna geen tv.' 'Vreemd,' zei ze, 'dat je dat niet kent.' Ik staarde haar aan. Ik bleef maar kijken. Ik kon mijn ogen niet van haar aftrekken. Ik kwam er meer en meer achter dat ik gewoon naar een boom zat te kijken. 'Mooie boom, hè ?' zei een oude man die langsliep. 'Ja, prachtig,' zei ik. 'Ik word er altijd zo duizelig van.' 'Ja, dat heb je met ijsbomen,' zei de man. 'Moet je nooit te lang naar kijken. Gebeuren er vreemde dingen.' 'IJsbomen ?' vroeg ik. 'Nooit van gehoord.' 'Niet ?' vroeg de man. 'Wordt overal tegen gewaarschuwd op het nieuws.' 'Ik kijk bijna geen tv,' zei ik. 'Lees je ook geen kranten dan ?' vroeg de man. 'Daar staat het ook telkens in.' 'Houd maar op over kranten,' zei ik langzaam. Hij typte wat in op een apparaat. 'Ja, hier heb ik er weer één,' zei hij tegen het apparaat wat af en toe piepte. 'Weer iemand die zomaar voor lange tijd naar een ijsboom loopt te staren. Hij is al duizelig zei hij.' 'Waarom zetten ze die bomen hier dan neer als ze zo gevaarlijk zijn ?' vroeg ik. 'Tja, waarom is de zon er, als je niet lang in de zon mag kijken,' zei de man. 'Gewoon een beetje aan de regels houden. Is gezond. Doet ieder mens.' 'Ik wist anders van niks,' zei ik. 'Dus ik kan niet eens meer van de natuur genieten ?' 'Met mate,' zei de man, 'alles met mate. Ze komen zo bij je.' 'Wie ?' vroeg ik. Maar de man liep alweer door. Mannen in witte pakken waren snel bij me, met een wit busje. Ik werd aan de beademing gelegd. 'Ternauwernood,' zei één van de mannen. 'Had je al vreemde hallucinaties die net echt leken ?' 'Volgens mij ben ik er nog middenin,' zei ik. 'Ja, is een bijeffect van de ijsboom,' zei de man in plat Rotterdams. 'Mag je nooit te lang naar kijken.' 'Ik kijk al bijna geen tv,' zei ik, 'en nu mag dit ook al niet ?' Ik keek eens beter naar de man toen ik daar lag. Ik keek beter en beter, en zag dat ik nog steeds gewoon naar een boom staarde. Er was helemaal niemand, en ook geen busje te bekennen. Ik was midden in het bos, verdwaald. Wat was er gebeurd ? Ik moest hier weg, maar ik stond als vastgenageld aan de grond. Ik vertrouwde niets meer. Ik had toennet het gevoel alsof ik lag, maar ik sta nog gewoon, gewoon naar een boom te staren. Ik probeerde een stap achteruit te zetten, en toen nog één. Toen probeerde ik om te draaien en weg te rennen, wat maar nauwelijks lukte, maar toch lukte het. Ik zag de boom kleiner worden, meer en meer in de verte, op de achtergrond. Ik probeerde te roepen, maar ik kon het niet. Telkens weer keek ik achterom, en telkens zag ik de boom kleiner worden. Nu wilde ik niet meer kijken, maar toch keek ik. Alsof ik eraan verslaafd was. 'Kijken is tegenwoordig ook al niet meer gratis,' dacht ik bij mezelf. 'Ik heb een vrouw nodig die niet mijn oren eraf kletst, maar mijn ogen eraf beweegt, of mijn ogen eruit kijkt, of wat dan ook. Ik heb een vrouw nodig die totaal mijn aandacht kan opslokken. Waar woonde ik ook alweer ? Oh ja, daar.' Ik klopte ergens aan en een vrouw deed open. 'Ben je daar eindelijk, schat ? Heb op je lopen wachten,' zei de vrouw. 'Je zei dat je wat chocola zou halen, maar je bleef wel erg lang weg.' 'Nou,' zei ik, 'ik heb het idee dat ik dan
de verkeerde chocola gekocht moet hebben, want het is totaal niet goedgegaan, totaal niet. En het ergste is dat ik niet eens weet wie je bent.' 'Vervelend,' zei ze. 'Ja, ik weet het ook niet. Maar u klopte aan alsof u hier woonde, en u had zoiets vertrouwds over u dat ik dacht dat u misschien weleens mijn lang verdwenen vriend zou kunnen zijn, alhoewel u totaal niet op hem lijkt.' 'Vreemd,' zei ik, 'en dat allemaal om een stukje chocola ?' 'Ja,' zei ze, 'dat zou hij kopen, voor zowel hemzelf als voor mij, maar dat was de laatste keer dat ik hem zag.' 'Moet wel door het chocola gekomen zijn,' zei ik. 'Moet wel.' Einde Eerder verschenen in : De Onkrant, Winterboek, 2021 ________________________________ DE JIJDANS Ik moest iets terugbrengen naar de buurvrouw. Onze huizen hadden een laag dak, en alles was op de begane grond. Het waren lange huizen naast elkaar in mooi natuurgebied. Ik was nog maar half aangekleed en wat ik al aanhad zat nog verf op, dus dat wilde ik er eerst afwassen voordat ik naar de buurvrouw zou gaan. Ik had een raam openstaan en hoorde dat ze tegen haar moeder zei dat ze naar mij toe zou gaan al. Ik trok snel iets aan, en ging toen door een deur tussen onze huizen in naar haar toe. Ze had allemaal boekjes, pockets, uit de zestiger jaren van een serie genaamd Jijdans, waar vrouwenverhalen en meisjesverhalen instonden. Literatuur. Ik vond het mooie boekjes. Ze had ook een dwergenklok. Ik keek naar het ding. Ze glimlachte naar me. ‘Ja, eh, ik zou die boekjes wel willen lenen, van Jijdans,’ zei ik. ‘Oh, je mag ze wel houden,’ zei ze. ‘Ik doe er toch niks meer mee. Ze staan daar maar te staan.’ Ik was er dolgelukkig mee, en omhelsde haar. ‘Oh sorry,’ zei ik. ‘Ik vergat dat er nog verf op m’n kleding zat.’ ‘Geeft niks hoor,’ zei ze. ‘Heb je weer veel lopen schilderen ?’ Ik knikte. ‘Schilderen is mijn lust en leven, wild en woest. Maar nu zou ik wel weer wat meer willen lezen en schrijven.’ ‘Lezen en schrijven ?’ zei ze. ‘Goed idee. Wat vind je van mijn dwergenklok ?’ ‘Verschrikkelijk,’ zei ik. ‘Wel inspirerend, maar het lijkt wel een spookklok.’ ‘Dat is het ook,’ zei ze. ‘Het maakt hele vreemde geluiden. Door dwergen gemaakt. Het was een erfenis.’ ‘Kun je er wel van slapen ?’ vroeg ik. ‘Nee, eigenlijk niet,’ zei ze. ‘Het is nogal een storend ding.’ ‘Maar waarom houdt je het dan nog ?’ vroeg ik. ‘Tja, een erfenis, he, ik kan het niet zomaar wegdoen. Herinneringen,’ zei ze. ‘Goede of slechte herinneringen,’ vroeg ik. ‘Slecht,’ zei ze, ‘zeer slecht.’ ‘Wegdoen dat ding,’ zei ik. ‘Verkopen kan ook.’ ‘Ik wil het niemand aandoen,’ zei ze. ‘Ik houd het ding liever hier. Dan is iedereen er veilig tegen.’ Ik stond voor een raadsel. Ik zou haar graag willen helpen. Ze glimlachte. ‘Ik moet maar weer eens gaan,’ zei ik. ‘Maar die klok, he, die dwergenklok. Van wie was die klok ?’ ‘Van de moeder van mijn moeder, en zij had het ook weer geerfd en wilde het ook niet wegdoen,’ zei ze. ‘Ze heeft er een rotleven door gehad.’ ‘Ik vind dat zo vreemd,’ zei ik. ‘Kun je het niet beter vernietigen ? Gewoon, hup, het open haard in.’ ‘Ik heb geen open haard,’ zei ze. ‘Ik anders wel,’ zei ik. ‘Ik wil het best voor je meenemen, en dan verbranden. Dan zijn we er vanaf.’ ‘Ja, maar dan slaan de dwergen misschien terug,’ zei ze. Ik keek naar haar gezicht, wat ineens gesponnen en verkrompen was. ‘Dat gaat niet goed,’ zei ik. Ineens viel ze flauw. Ik bracht snel wat water voor haar. ‘D… die klok,’ mompelde ze. ‘Laat maar,’ zei ik. ‘Ik verbrand het wel.’ ‘Geen dank, en bedankt voor het lenen,’ zei ik. ‘Ze had de avond van haar leven.’ ‘Dat geloof ik zeker,’ zei ze. ‘Veel gedansd ?’ ‘Ja, de hele tijd,’ zei ik. ‘Ze kon niet meer stoppen.’ ‘Misschien zit er een mechanisme in waardoor je het kan uitschakelen ?’ vroeg ik. ‘Ik heb al gekeken,’ zei ze. ‘Er zit niks. Dat is het vreemde eraan. In ieder geval bedankt dat je me mijn witte jurk weer hebt teruggebracht.’
‘Nee, nee !’ gilde ze. ‘Waarom niet ?’ vroeg ik. ‘Dan komen we onder een vloek,’ zei ze. ‘En dan gaat het de hele wereld over, want het is zeer besmettelijk.’ ‘Dat moet dan maar,’ zei ik. ‘Want dit is ook niks.’ Maar plotseling kon ik me niet meer bewegen. ‘Die dwergenklok is behekst,’ stamelde ik. ‘Ik zei het je toch,’ zei ze. ‘Laten we het maar laten zoals het is. Veel beter. Ik heb er mee leren leven. Misschien beschermd het wel tegen iets veel ergers.’ ‘Zo kun je het misschien ook zien,’ zei ik. ‘Misschien is het een kruis wat je moet dragen, als een extra zintuig.’ ‘Ja,’ zei ze. ‘Misschien kun jij er over schrijven en het raadsel oplossen.’ ‘Ik zal het proberen,’ zei ik. Ik ben toen weggegaan. De volgende dag bestond het huis van de buurvrouw niet meer. Het was zo ineens verdwenen. Ik heb haar nooit meer gezien, en ook haar moeder niet, ook al heb ik veel gezocht. Zo in het niets verdwenen, ook die dwergenklok. Nu vraag ik me af of het wel ooit echt bestaan heeft, of alleen maar in mijn fantasie of dwang gedachten. Ik heb soms het gevoel alsof het leven met mij een loopje neemt. Maar anderen zeiden dat het echt heeft bestaan. Of misschien was het een groeps-illusie ? Misschien is alles illusie ? En hier schrijf ik over. Ik probeer de herinnering hoog te houden aan mijn buurvrouw. Ze was een bijzonder mens. Ze gaf mij een rust die ik niet kon beschrijven, en dat terwijl ze in zo’n grote onrust leefde. Misschien heeft de dwergenklok haar meegenomen dieper het woud in ? Ik zoek nog steeds in de wildernis naar haar, maar dan bedenk ik dat dit misschien ook mijn kruis is, en mijn zintuig, waarmee ik moet leren leven. Het gemis van haar is groot, maar er zijn ook andere dingen. Ik kan over haar schrijven, en haar boeken lezen. Als ik Jijdans boekjes lees dan denk ik weer aan haar. De dwergen dansen om hun klok, Zij wonen hier al zo lang. Nee, weg willen zij niet, nog zoveel dingen te doen. En daarom dreigen zij, dreigen zij : Kom niet te dichtbij, deze dingen zijn van mij, ik, ik, ik, is alles waar ze aan denken, Ik sta al lang in de rij, voor een Jijdans (Eerder verschenen in : De Onkrant, Verzamelingen, nr. 6) ________________________________ MOULDERIE Moulderie heette ze. Ze had prachtige sandalen aan. Ik wist niet waar ze vandaan kwam. Ze scheen hier te wonen, maar ik had haar nog nooit eerder gezien. Ze was buitenlands. Haar tuin was natuurrijk, weelderig, en het was prachtig weer. Ik dacht dat er andere mensen woonden, maar die waren klaarblijkelijk alweer vertrokken. Moulderie keek me aan, alsof ze me al jaren kende. Het voelde heel vertrouwd. Ik was hier vroeger weleens geweest, toen er nog andere mensen woonden. Ze nodigde me uit binnen te komen. Er stonden hier allemaal rieten spullen en rieten stoelen. Het was een heel tropisch geheel. Ze maakte wat brood klaar met plakken kaas. Toen aten we wat broodjes. 'Ik snap jou niet,' zei ze. 'Je komt zo met me mee alsof je me al jaren kent.' 'Het lijkt wel zo,' zei ik. 'Waarom ben je zo ?' vroeg ze. Ik keek naar haar sandalen. 'Je bent zelf ook heel gastvrij.' Ja, zei ze. Ik heb het al elf dagen vol gehouden hier. Ik trakteer mezelf. De andere dagen heb ik me afgezonderd gehouden. En ik ben de traktatie ? vroeg ik. Wat contact doet de mens goed, zei ze. Hoe je het ook wil noemen. Ik knikte. Ik wilde gewoon weten wie hier nu woonde, zei ik. Ik ken het huis van vroeger. Vertel, zei ze. Ik keek weer naar haar sandalen. Het is goed zo, zei ik. Oh, ben jij er zo één, zei ze. Toch wel introvert. Ik heb twee kanten, zei ik. Ze keek me aan. Wat als … zei ze. Wat ? vroeg ik. Wat heb je om je hals ? vroeg ze. Een ketting, zei ik. Kreeg ik eens. Van wie ? vroeg ze. Het is goed zo, zei ik. Je wil er niet over praten ? vroeg ze. Ik keek naar haar sandalen. Mooie sandalen, zei ik. Ja, zei ze. Ze bewoog naar me toe en nam mijn hand. Kom, zei ze toen, en trok me naar boven, naar het zolder. Ik keek er
helemaal niet vreemd van op, Het was alsof ik haar al jaren kende. Kijk door het raam, zei ze. Ik keek naar de bomen, naar de prachtige natuur, naar haar tuin, zo weelderig. Ook op zolder stonden rieten spullen. Hier wil ik dat je slaapt, zei ze. Er stond een bed met een deken op de matras. Het was verder een eenvoudig zolder. Ik wil dat je me wat uitlegt, zei ze … Maar toen werd ik wakker. Het was maar een droom. Ik dacht na over vroeger. Ik kende geen Moulderie. Ik vroeg me af wat het betekende. Ik dacht aan haar prachtige sandalen. Hoe zou een mens zoiets kunnen bedenken ? Het was hemels, en ook haar tuin. Misschien was ik wel in de hemel geweest. Ik liep toen naar wat boekjes die ik van een tante had geërfd. Ik had ze nog nooit gelezen. Ze lagen in een doos. Tot mijn grote verbazing ging het eerste boekje wat ik eruit greep over Moulderie. Ik begon als een razende te lezen. De letters duizelden voor mijn ogen, alsof ze tot mij sprak, alsof haar hand door de letters weer naar mij reikte zoals in de droom. Was ik wel echt wakker ? Ik greep naar mijn hand en kneep, maar voelde niets. Nee, ik had niet het idee dat ik echt wakker was. Toen werd ik eindelijk wakker. Ik had wel net wat boekjes geërfd van een tante, en ik begon ze allemaal te lezen, maar nergens ging het over Moulderie … (Eerder verschenen in : De Onkrant, Verzamelingen, nr. 6) ________________________________ DE OMWEG Er was een vluchtroute, een omweg, om de gebouwen heen. Het was hier weelderige natuur, aangewezen door een kind. ‘Ja, maar hij is nog maar een kind,’ werd er gezegd. ‘Ja, maar wat dan nog ?’ Het was een natuur verlichting van binnenin, heel subtiel, en het kind had daar de sleutels voor. Het was een bijzonder kind, en toen ze op de plaats aankwamen waar het kind altijd verbleef was het kind al weg. De lucht was vochtig, tropisch, vol natuur. Er was hier iets gebeurd. Men zocht naar het kind, maar het kind was nergens te vinden. Later vonden ze hem bij een rivier. ‘Hier moeten we verder,’ zei het kind, en wees naar een waterval. Er was daar een gangpad. Toen ging iedereen daar doorheen. Het bleek dat het kind de waarheid had gesproken, en daarom groeide het vertrouwen in het kind meer en meer. ‘Welk kind is het ?’ vroeg men. Er waren nu veel meer kinderen. Ook leken ze veelal op elkaar en zeiden dezelfde dingen. Toch was er verschil, groot verschil. Ze maakten een omweg. Niemand ging rechtsstreeks op het doel af. Dat zou te gevaarlijk zijn, en groot bedrog. Nee, het was iets literairs, een hemels gegeven. Deze kinderen waren genezers en wegwijzers. Om de gebouwen heen, niet van de gebouwen weg. Nee, het pad liep hier ergens doorheen. (Eerder verschenen in : De Onkrant, Verzamelingen, nr. 6)
1 Online Touch