Care and Public Health Research Institute op één lijn 59 STARRING Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Stephan van den Brand, Eefje de Bont en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Design Studio, CBS 12625 Fotografie Kaft, pagina 3 onderaan + pag 10,11 en 18: Joey Roberts Pagina 3 bovenaan: Loraine Bodewes Pagina 8: Appie Derks MUMC+ Pagina 4, 22 + 34: Johannes Timmermans Deadline volgend nummer © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter: Praktijkverkleining – Jean Muris In Memoriam: Wim Brouwer – Jean Muris Afscheid Mieke Winten – Laury de Jonge Huisarts & huisdier – Eefje de Bont Afscheid Yvonne van Leeuwen – Hendrik Jan Vunderink Facultaire Introductie – Babette Doorn Onderzoek De griepnaald in de hooiberg – Babette Doorn Made in Maastricht – Afgestudeerden 12 september 2017 Bruikbare wetenschap – Jochen Cals MINC jaarkalender 2018 – redactie WESP-en: De diagnostiek van ADHD bij kinderen – Lonne Walraven Adoptiepatiënt project huisartsopleiding – Mathijs Weijnen DEGAM congres – Daniel Kotz en Jochen Cals OOK en de Witte Raven – Simon Kleijkers Promotie Jerôme van Dongen – redactie Made in Maastricht – Afgestudeerden 19 september 2017 Fietstocht HAG – Kirsten Peetoom Een vroege diagnose bij dementie: Wie zou het willen weten? – Rudolf Ponds en Claire Wolfs ECG 10+ methode – Karen Konings Huisartsopleiding Hoofdzaken – Bas Maiburg Meer aios huisartsgeneeskunde nodig – Joost Dormans Oud-aios: van Zuid-Limburg naar Zweden – Marije Galavazi Oud-aios: uit de spagaat – Merijn Godefrooij Weten is eten: een opgeblazen gevoel – Hendrik Jan Vunderink Differentiatiecoördinator – Felix Punt Onderwijsdifferentiatie: BijzOnderwijs – Maurice Monfrance Opleiders Tweedaagse – Marieke Kools Equilibre: Doosje in een doosje – Marieke Kools en Paul Schrijver Aios referatendag – Hendrik Jan Vunderink In de leer: Elk jaar is het weer vaste prik – Koen van Helmond De knuffeldokter – Eleana Zhang Gezondheidsrechtelijke kwesties: Dossier, informatie en toestemming – Arie de Jong 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 2
Van de redactie SMART en STARR Waarschijnlijk denkt u bij de titel meteen aan de verengelsing van onze taal, maar die kant wilde ik niet op. De termen zijn gangbare acroniemen in mijn hedendaagse werkwereld. Onze onderzoekers maken ook graag acroniemen van hun lange projectnamen, maar wij weten dat u niet dol bent op die afkortingen. U weet liever waar het over gaat. Ik ook. Terug naar de inhoud. SMART staat niet voor de auto die in Born wordt gemaakt, maar voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. We gebruiken die term bij de functioneringsgesprekken als we afspraken moeten maken. Het is zeker verstandig en smart om dat te doen, maar of het altijd SMART is? Hetzelfde leren wij onze studenten als het gaat om leerdoelen: hanteer de SMART-methode, anders zijn het geen leerdoelen, maar voornemens. En goede voornemens, die kennen we wel. En wat te denken van een SMART-phone? Ik heb me door een collega laten overhalen om hier ook aan te beginnen, anders zou ik niet meekunnen in de digitale ontwikkelingen, die we nu van plan zijn in te gaan zetten om onze wervingsactiviteiten te verbeteren. Binnenkort word ik aangesloten op dit ‘communicatieapparaat’. Maar of ik dit ook SMART, ik bedoel slim, ga vinden? Moet ik naast beppen, nu ook gaan appen? En wat zal de invloed zijn op mijn schrijfvaardigheden? Had ik niet beter halsSTARRig kunnen blijven? Zo’n bruggetje verzin je enkel op een vrijdagmiddag als je naar het weekend verlangt. Tenminste, dat is mijn ervaring. En bij die ervaringen leren we studenten aan, om die volgens de STARR methode in hun portfolio te omschrijven. Begin met de Situatie, dan de Taak(opvatting), daarna de Actie om tot het Resultaat te geraken. En die andere R hoor ik u denken? Inderdaad: Reflectie! Het valt niet mee voor eerstejaars om zich deze methode eigen te maken, maar dat komt meestal door gebrek aan (geschikte) ervaringen. Hoe anders dan de sollicitanten die op gesprek mogen komen voor de Huisartsopleiding! Ze worden door assessoren geïnterviewd aan de hand van de STARR methode. Ik kan u verklappen: dat valt niet mee, niet voor de interviewers, noch voor de kandidaten. Genoeg over het moderne, terug naar de ‘goede, oude tijd’. Professor Wim Brouwers, één van de grondleggers, overleed dit najaar op 92-jarige leeftijd. We hebben een In Memoriam. Dan twee zeer bijzondere vrouwen: Yvonne van Leeuwen en Mieke Winten, ooit praktijkcollega’s in Neerbeek. Nu allebei (zogenaamd) met pensioen. Lees onze interviews geschreven door naaste collega’s. Om niet te lang te treuren, brengen we ook wat luchtige artikelen over fietstochten, huisdieren, WESP-en en Witte Raven. Leuk onderzoek krijgt u ook traditiegetrouw voorgeschoteld: het DEGAM congres, Bruikbare Wetenschap en een verslag uit de praktijk. Nog meer ontboezemingen kunt u vinden in het prachtige boek de ECG 10+ methode van onze ijverige huisartsdocenten Karen Konings en Robert Willemsen. Niet vergeten: onderzoek naar vroege dementiediagnose: wilt u het weten? Dan de immer ijverige Huisartsopleiding: de leiding heeft veel zorgen aan het hoofd, maar dat betreft enkel de werving van nieuwe aios. Inhoudelijk zit het allemaal prima: de visitatie is net weer achter de rug. Veel van deze inhoud werd ook daar gepresenteerd. Helaas niet de rivierkreeftjes van Hendrik Jan Vunderink. Onze aios Eleana en Koen zijn al flink opgeschoten in hun leertijd: we genieten weer van hun kijk op het leven en onze opleiding. Deze keer hebben we ook twee oud-aios bereid gevonden om een stukje te schrijven over hoe het ze vergaat. Uit alles blijkt maar weer, dat we in Maastricht altijd al aan differentiatie deden. Nu is het ook nog geformaliseerd, zo blijkt uit de artikelen van Felix Punt en Maurice Monfrance. En T.E. Grijs? Ach, hij is ziek. We wensen hem van harte beterschap! We sluiten dit dossier met de vaste rubriek van Arie de Jong: we zijn weer bijgepraat. Fijne feestdagen gewenst, STARRING, Babette Doorn 3 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Van de voorzitter Praktijkverkleining DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM De hoogste tijd voor een drastische vermindering van het aantal patiënten per huisarts De toegankelijkheid van de huisartsenzorg staat onder druk. Vacatures voor huisartsen blijken steeds lastiger te vervullen. Dat geldt met name voor vacatures in de achterstandswijken. Veel mensen die daar wonen kampen niet alleen met sociale, maar ook veel met lichamelijke en psychische gezondheidsproblemen. Nog steeds nemen de gezondheidsverschillen in Nederland toe. Het verschil in gezonde levensverwachting tussen laagopgeleide en hoogopgeleide mensen bedraagt bijna 19 jaar, blijkt uit de laatste Verkenning Toekomst Volksgezondheid van het RIVM (2014). Goed toegankelijke zorg is juist voor de groepen met een lage sociaaleconomische status van groot belang om dreigende gezondheidsproblemen vroegtijdig te signaleren en te behandelen voordat ze escaleren. Een belangrijke reden voor de moeilijk te vervullen vacatures in de achterstandswijken is de toegenomen werkbelasting in de huisartspraktijk. Die toename van werkbelasting wordt door diverse factoren bepaald. In de afgelopen decennia is er veel zorg overgeheveld vanuit ziekenhuizen en GGZ instellingen naar de eerstelijn. Dat werkt in opzet prima, en het past bij de wens van onze overheid en patiënten om zorg zo dicht mogelijk bij huis te leveren, maar dan moeten huisartsen wel tijd en ruimte krijgen om die zorg ‘erbij’ te doen. Naast deze substitutie van zorg speelt ook mee, dat de bevolking vergrijst en dat kwetsbare ouderen steeds langer thuis wonen en meer en langer zorg nodig hebben van de huisarts dan voorheen het geval was. Een last, but not least factor die in de gehele zorg bijdraagt aan de werkbelasting, is de toegenomen administratieve druk. Kortom, de Nederlandse huisarts dreigt te bezwijken onder de werkbelasting. Dat maakt dat vacatures in achterstandswijken maar nauwelijks ingevuld kunnen worden, want welke huisarts kiest voor een plek waar een burn-out op de loer ligt ten gevolge van de vaak drukke en lange werkdagen, gevuld met ingewikkelde problemen? Uit onderzoek weten we, dat meer tijd voor een zorgvuldige evaluatie van de problematiek, en voor goede communicatie tussen arts en patiënt de efficiëntie en kwaliteit van de zorg verbeteren. Het wordt daarom hoog tijd om huisartsen meer tijd voor hun patiënten te geven door het aantal patiënten per praktijk te verminderen. De normpraktijk per voltijds werkende huisarts wordt per 1 januari 2018 weliswaar terug gebracht van 2168 naar 2095, maar die daling is absoluut onvoldoende om zowel het extra werk als gevolg van de substitutie als de gestegen werkdruk ten gevolge van de complexere problematiek op te vangen. Het is tijd voor een drastische verkleining van de praktijken, niet mondjesmaat maar substantieel zodat de huisarts zorg heeft voor gemiddeld 1700-1800 patiënten. Die verkleining is zeer urgent in achterstandswijken en dient daar snel te worden ingevoerd. Alleen zo kan de Nederlandse huisarts de zorg blijven bieden die nodig is, aan alle Nederlanders, en vooral aan hen die de zorg het hardst nodig hebben. 4
3e uitgave 2017 In Memoriam Wim Brouwer DOOR JEAN MURIS, VAKGROEPVOORZITTER HUISARTSGENEESKUNDE MAASTRICHT Op 8 september 2017 overleed Wim Brouwer in de leeftijd van 92 jaar. Hij behoorde tot de Founding Fathers van de Universiteit Maastricht. Begin 1974 werd Wim Brouwer hoogleraar huisartsgeneeskunde. Hij was lid van de kernstaf van wat toen nog de Medische Faculteit Maastricht i.o (MFM) heette. De belangrijkste taak betrof het ontwikkelen van een curriculum voor de studenten die in september 1974 zouden aantreden. Ook moest hij een vakgroep (toen capaciteitsgroep geheten) Huisartsgeneeskunde opbouwen. Daarnaast nam hij het initiatief om in oktober 1974 te beginnen met de medische vervolgopleiding tot huisarts (destijds Beroepsopleiding geheten). Initieel stroomden alleen afgestudeerde artsen van elders in, vooral uit Utrecht. Voor de opbouw van de vakgroep zocht Wim Brouwer contact met enkele huisartsen uit de regio die bereid waren om in deeltijdmedewerker van de universiteit te worden. Hiermee werd het voorwerk gedaan en de basis gelegd voor het latere netwerk van academische huisartsenpraktijken. In het probleemgeoriënteerde curriculum speelden de eerstelijns gerichtheid en daarmee algemeen geneeskundige kennis en vaardigheden een belangrijke rol. Op voorstel van Wim Brouwer werd in een van de blokken van jaar 1 expliciet aandacht besteed aan vaardigheden. Hij stimuleerde Leon Lodewick om de training ‘lichamelijk onderzoek’ als een apart programma op te zetten. Na de eerste goede ervaringen werd besloten om deze ‘vaardigheidstrainingen’ door de opleidingsjaren heen te organiseren. Het Skillslab was daarmee een feit. Al snel werd het losgekoppeld van de vakgroep Huisartsgeneeskunde en ondergebracht bij de Faculteit Geneeskunde. Een ander belangrijk initiatief betrof het samen met Tonja Mol en Peter Bouhuijs ontwikkelen van een 12-weekse stage in de huisartspraktijk tijdens de coschappen: het Praktisch Medisch Onderwijs in de Huisartspraktijk (PMO-H). Ook hier stonden de algemeen geneeskundige kennis en vaardigheden centraal. Vandaar ook de naam van de stage. De stage met aanvankelijk twee terugkommiddagen en later een wekelijkse terugkomdag werd een groot succes en diende als voorbeeld voor stages elders in het land en voor andere coschappen. Toen de opbouw van het onderwijscurriculum vorm kreeg, richtte Wim Brouwer zijn aandacht meer op de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek. Daarvoor werden in eerste instantie enkele sociale wetenschappers geworven, zoals Frans van der Horst. Later droeg Wim de uitbouw van het wetenschappelijk onderzoek over aan de latere hoogleraren Cees de Geus en André Knottnerus. De aandacht van Wim Brouwer ging ook uit naar de gezondheidszorg, specifiek die van de eerstelijn, de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde, zorginnovatieprojecten en de samenwerking van huisartsen met het ziekenhuis. Een uiterst belangrijk wapenfeit in dit kader is dat hij het initiatief nam voor het Diagnostisch Centrum in Maastricht, waarbij huisartsen toegang kregen tot de diagnostische faciliteiten van het ziekenhuis (laboratorium en röntgen). Het zijn de eerste tekenen van de ontwikkeling van de Transmurale zorg die in heel Nederland vorm heeft gekregen. De samenwerking met de huisartsen bouwde Wim uit binnen het concept Academisering. Wim vond dat de verwevenheid tussen gezondheidszorg, innovatie in de zorg, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, zoals die ook binnen het Academisch ziekenhuis bestond, eveneens in een aantal huisartspraktijken/gezondheidscentra tot stand moest komen. Dat was geen eenvoudige opgave. Toen Wim in 1986 met emeritaat ging, waren de academiseringscontracten met Gezondheidscentrum Withuis te Venlo en Huisartspraktijk Geulle gerealiseerd. Naast zijn voorzitterschap van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde, heeft Wim allerlei rollen functies vervuld binnen de MFM, later Rijksuniversiteit Limburg. Hij maakte van 1981 tot 1983 deel uit van het Faculteitsbestuur. Tevens vervulde hij de functie van vice-decaan. Wim was een zeer aimabele man die goede persoonlijke verhoudingen belangrijk vond. Hij was helder in zijn opvattingen, en standvastig in zijn mening. We zijn Wim erg veel dank verschuldigd voor de grote inzet die hij bij de opbouw van de Vakgroep Huisartsgeneeskunde, de Medische Faculteit, en de academische eerstelijns gezondheidszorg heeft getoond. 5 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Afscheid van Mieke Winten “ Enthousiasme, kundigheid en betrokkenheid” INTERVIEW DOOR LAURY DE JONGE, HOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM HUISARTSGENEESKUNDE Mieke Winten (1951) studeerde geneeskunde in Utrecht en volgde daarna de toen tweejarige Huisartsopleiding in Maastricht (1978-1979). Ze werkte 30 jaar als huisarts in Gezondheidscentrum Neerbeek, in dezelfde praktijk waar Yvonne van Leeuwen ook als huisarts werkte. Allebei bevlogen docenten. Mieke heeft heel veel coassistenten het ‘huisartsenlicht’ laten zien. In haar rol als HAB bij het coschap kreeg ze diverse keren de prijs voor ‘beste clinicus van het jaar’. Ze inspireerde veel jonge artsen, zonder enige dwang, maar puur uit enthousiasme, om ook huisarts te worden. Haar laatste onderwijsrol bij de vakgroep was die van coördinator van de GEZP-stages (18-weeks zorgstage in jaar 6). In ‘Op één Lijn’ nummer 501 met als thema 40-jaar huisartsopleiding Maastricht, beschrijft ze hoe in haar tijd ‘een vrouwelijke dokter nog een noviteit was’. Met ingang van 13 september 2017 is ze met pensioen bij de UM, maar ze is niet gestopt met werken. Je hebt herhaaldelijk gezegd, dat je het raar vindt aanvoelen om te stoppen met werken, en dus met het geven van onderwijs. Wat vind jij zo raar aan stoppen met werken, als je de pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebt? De kalender bepaalt dit moment, maar het gevoel van enthousiasme voor het vak van huisarts en het geven van onderwijs blijft onverminderd aanwezig. Ik beschouw dit moment dan ook als een aanleiding om eens stil te staan bij de rol van werken in mijn leven na bijna 40 jaar. Toen ik noodgedwongen ten gevolge van mijn borstkanker stopte met mijn praktijk als huisarts, had ik geen keus. Nu ligt dat heel anders: ik voel me uitstekend en kom tijd tekort om alles wat mij interesseert en bezighoudt te kunnen doen. Het is dan ook een bewuste keuze om te stoppen met mijn werk als docent. Vanaf nu ga ik me als vrijwilliger inzetten voor de Borstkankervereniging en het Kankeronderzoekfonds. Ik heb door mijn ervaringen logischerwijs een sterke affiniteit met (borst)kanker en wil mijn energie nu aanwenden ten gunste van mensen met kanker. Verder biedt het leven nog zoveel moois, dat ik het heerlijk vind om nu eens mijn agenda helemaal zelf in te vullen. 6 1 Terug te vinden op onze website www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wie-zijn-wij/op-een-lijn.html Ik herinner me nog van mijn eigen opleiding tot huisarts het programma wat jij verzorgde over gynaecologie. Behalve, dat ik de inhoud van dat programma heel nuttig vond, is me altijd bijgebleven hoe jij je opstelde als docent: kundig, betrokken en enthousiast. Die drie kwalificaties hoor ik ook regelmatig terug van studenten over het onderwijs wat je in het basiscurriculum hebt gegeven. Wat drijft jou om onderwijs te geven? Het allerleukste van het geven van onderwijs is het kunnen overdragen van je eigen ervaringen uit de praktijk. Ik leer studenten vooral die dingen die je niet in studieboeken of op internet vindt. Juist de ervaringen die niet volgens het boekje lopen zijn uiterst leerzaam. Ik probeer hen uitleg te geven over de valkuilen in ons vak. Ook laat ik hen zien, dat er veel humor is in het omgaan met patiënten. Het is erg interessant om met het kleurrijke palet van zoveel verschillende mensen te mogen omgaan. Alle leeftijden, diverse culturen, alle rangen en standen, vreugde en verdriet, acuut en chronisch, alles passeert dagelijks de revue. Dit is zo verrijkend en geeft diepgang aan je leven! Verder is het leuk om met studenten te discussiëren, juist vanuit hun jeugdige onbevangenheid die voor mij weer leerzaam is. Eén van je glansrollen was die van facultair begeleider voor coassistenten. Om die rol werd je vele malen verkozen tot HAB van het jaar. Wat is het geheim van je succes?
3e uitgave 2017 Je hebt het eigenlijk al genoemd: enthousiasme, kundigheid en betrokkenheid. Dit zijn m.i. de pijlers van goed onderwijs. Ook het aspect van het coachen van studenten hoort natuurlijk bij het geven van onderwijs. Als je laat merken oprecht geïnteresseerd te zijn in studenten, komen ze geregeld met vragen over hun persoonlijke leven, carrièreplanning en toekomstmogelijkheden. Dit geeft je als docent het gevoel meer te kunnen betekenen voor je leerlingen dan alleen kennis overdragen, mede door je levenservaring als huisarts, maar ook als moeder en dit wordt blijkbaar erg gewaardeerd. De afgelopen jaren was je ook verantwoordelijk voor het vormgeven van terugkommiddagen voor zesdejaars studenten, die een 18 weken durende keuze stage (GEZP) in de huisartspraktijk doorliepen. Wat vind jij belangrijk om studenten in de laatste fase van hun opleiding te leren? De terugkommiddagen bestonden uit het delen van ervaringen op de diverse stageplekken (huisartsgeneeskunde, maar ook ouderengeneeskunde en AVG), het bespreken van problemen bij door hen ingebrachte casus die vaak teruggevoerd werden tot hun eigen aandeel of rol in het verloop van de behandeling, ook in relatie tot collega’s of ondersteunende medewerkers. Door intervisie hielpen ze elkaar met het vinden van antwoorden op allerlei vragen en problemen. De boodschap die ik in deze fase altijd meegeef is: durf je kwetsbaar op te stellen en emoties, teleurstellingen of conflicten te delen met collega’s of andere betrokkenen. Alleen door dit te doen kun je in balans blijven en een burn-out voorkomen. Docent Communicatieonderwijs (CORE), facultair begeleider van coassistenten en GEZP-studenten, trainer klinisch redeneren, mentor en nog veel meer: als docent ben je van vele markten thuis geweest. Welke rol heeft je het meest aangesproken? Dat is moeilijk te zeggen: elke rol had zijn specifieke elementen. Wat als een rode draad door alles heenloopt, is toch wel het intermenselijke contact en de groepsprocessen die ik erg interessant vond. Verder vond ik het uitwisselen van ervaringen met collega’s altijd erg prettig en leerzaam. Helaas is dat aspect de laatste jaren sinds de invoering van het nieuwe coschap veel minder en dat benadeelt dan ook het “teamgevoel”, erbij te horen. Deze verandering maakt het voor mij nu ook makkelijker om mijn werk los te laten. Oproep Huisarts en Huisdier DOOR EEFJE DE BONT, REDACTIE Niets is zo mindful als een dier. Levend in het moment, blij met kleine dingen en altijd daar om de mens van liefde, verwondering of soms zelfs angst te voorzien. Iets dat in mijn hoofd meteen naar boven borrelde toen Job Metsemakers op het Duitse DEGAM congres de zaal de vraag stelde: “Hoe goed zorgt de huisarts voor zichzelf en hoe beschermen we ons als professional in deze veeleisende tijden?” Wij weten wel een antwoord: met een huisdier. Dieren zijn verwonderlijk. Onze aan- of afwezigheid van liefde voor dieren zegt iets over ons als individu. Het zijn deze details die de mens en dus ook ons uniek maken. Het zijn deze details waar wij als redactie nieuwsgierig naar zijn, omdat ze ons verbinden als “Family”. Ik hou persoonlijk van alle dieren, maar niets is zo groots als mijn liefde voor honden. Het woord hond was volgens mijn ouders bij de tien eerste woordjes die ik leerde. Deze liefde is de laatste jaren alleen maar groter geworden omdat het onze chihuahua Penny is die me met haar grote ogen na een lange dag werken of een drukke dienst met warmte aankijken. Vragend om een aanraking of vragend om een van die mooie wandelingen waarmee mijn hoofd zo weer leeg is en in dit moment. En ja mensen, chihuahua’s zijn honden. Ze wandelen met gemak vijftien kilometer en gaan zelfs mee hardlopen als ze goed afgericht worden. Penny vliegt mee naar Griekenland, Penny kijkt net als ik liever (eerst) de kat uit de boom (maar dan ook letterlijk) en Penny was ringdrager op mijn trouwdag. De ’Man bijt hond vraag van vandaag’: Wij zijn benieuwd naar de huisdieren achter u als huisarts. Of het nu Jimmy de wandelende tak is of Karel de kater, we horen het graag. Omdat we jullie nog beter willen kennen en omdat we nu eenmaal van dieren houden. Dus stuur ons je mooiste dierenkiekjes, je gekste verhaal en laat ons weten wat uw dier voor u betekent (heeft) in het leven van alledag. 7 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Bijna 40 jaar Onderwijs Yvonne van Leeuwen met pensioen DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Zo lang praktijk en onderwijs aan de UM: is dat nog leuk? Ja, het bleef leuk voor haar, al die dagen en jaren. En meer dan dat: het was een bron van inspiratie en creativiteit. Hoe leren mensen, hoe inspireer je mensen…. Eerst maar eens een overzicht van de activiteiten die Yvonne op huisartsgeneeskundig gebied heeft ontplooid in Maastricht en wijde omstreken. Na haar geneeskundestudie in Groningen verhuisde ze 500 km naar het zuiden om in 1978 de huisartsopleiding te gaan doen in Maastricht, vanuit de Brunssumse praktijk van ene Jo Baggen. Eénmaal huisarts ging ze aan de slag bij de vakgroep Onderwijsontwikkeling en –Onderzoek. Daar leerde ze met mes en vork eten wat betreft toetsing, wat resulteerde in een eerste publicatie: Toetsstenen en Struikelblokken, de basis voor haar latere proefschrift. In 1982 werd ze door toenmalig hoofd Vic Dubois bij de huisartsopleiding binnengehaald als hab. Op het instituut doorliep ze in de loop der jaren zo’n beetje alle functies, om uiteindelijk in 1998 hoofd te worden. Die klus klaarde ze tot 2005 (gelukkig voor mij, want zo kon ze mij nog als hab in dienst nemen in 2004). Overigens was ze gedurende 25 jaar tussendoor ook altijd nog huisarts in Gezondheidscentrum Neerbeek. Na het hoofdschap keerde ze terug naar haar passie: het onderwijs, ontwikkeling en uitvoering. Met name op het gebied van de ogen, het gehoor en de ouderenzorg. Maar ook heeft ze de opleiding tot kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten van de grond getild. Haar inhoudelijke speerpunten waren altijd de zintuigen, m.n. visus en gehoor. En dan in het bijzonder nog de problemen met die zintuigen bij het ouder worden. Samen met haar vroegere opleider en inmiddels al heel lang levenspartner Jo Baggen, schreef ze het handzame boekje Oogheelkunde in de serie Practicum huisartsgeneeskunde, in 2002. Later, de 3e, druk verscheen in 2016, samen met o.a. oogarts Marianne van den Maegdenbergh, voor huisartsen het standaardwerk Oogheelkunde. De laatste 20 jaar zag ze de huisartsgeneeskunde een enorme vlucht nemen. Kennis en kunde van huisartsen hebben een forse verdieping doorgemaakt, en de huisarts van nu bezit dus een ongekende deskundigheid. Een 8 grote zorg voor Yvonne is de dreigende achteruitgang van die deskundigheid. Bedreigingen in haar ogen zijn de toenemende werklast, het accent op protocollen waardoor minder ruimte voor creativiteit, en de verparttiming van het vak. En dat terwijl het vak steeds meer vraagt aan lef, creativiteit en inzet. Ook alle maatschappelijke ontwikkelingen hebben grote invloed op het werk van de huisarts, omdat veel patiënten die niet meer kunnen bijbenen en daardoor in een achterstandspositie terechtkomen. Met name de mensen met een lagere sociaaleconomische positie hebben 19 gezonde levensjaren minder dan hoger gesitueerden. Om dat als huisarts straks aan te kunnen, pleit Yvonne ervoor om in de opleiding niet alleen kennis en kunde aan te leveren, of ad hoc coaching, maar om ook een levensinstelling mee te geven aan aios waardoor zij als huisarts verder in de toekomst kunnen en durven kijken. Daar ligt een belangrijke rol voor de huisarts-opleider, maar Yvonne zou ook graag op elk instituut een paar visionairs hebben rondlopen die sturing kunnen geven aan dit proces. Mensen die over de dag van vandaag heen kunnen kijken en aios kunnen voorbereiden op een wereld die ze zelf wellicht niet meer zullen meemaken. Aios kunnen dan ieder voor zich inventariseren wat ze wel en niet willen en kunnen. Waarbij het “ambacht” nooit vergeten mag worden. Dat is het fundament waarop visie wordt gebouwd. Aandacht besteden aan die visie is vele malen zinvoller, aldus Yvonne, dan eindeloos indelingen maken in leerdoelen, eindtermen, competenties en kenmerkende beroepsactiviteiten. Aios hebben er in elk geval niets mee. Belangrijkste inspiratiebron is voor Yvonne altijd de vraag geweest: “hoe leren mensen?” Ze wil docenten stimuleren om die vraag altijd in het achterhoofd te houden, de lol in het onderwijs geven krijgt er dan een extra dimensie bij. En pensioen of niet: Yvonne gaat tot nu toe gewoon door met onderwijs maken. Laatste product, heet van de naald, is het spel Hoge Ogen, gebaseerd op het bekende Triviant. Al spelend krijg je een goed beeld van de eerstelijns oogheelkunde, en je kunt nog wat winnen ook.
3e uitgave 2017 Het is er helaas nog niet van gekomen om het grootse afscheid te organiseren, dat Yvonne verdiend heeft. Nog maar kort geleden heeft ze een heel intensieve en zware behandeling moeten ondergaan vanwege haar ziekte, m. Kahler. Die behandeling heeft ze goed doorstaan, maar het opkrabbelen vraagt de tijd die er voor staat. Naar omstandigheden gaat het haar niet slecht, en ze heeft haar gezicht al weer een paar keer laten zien op het instituut. Hoezo dus, pensioen? Daarom wil ik nu nog geen afscheid nemen, maar afsluiten met een voor haar karakteristieke opmerking, waar iedereen, van staflid tot aios, wat mee kan: “De huisartsopleiding is geen cursus bloemschikken. Je kunt het er niet even bij doen, je moet ervoor gaan. En dan haal je er enorm veel energie uit!” Facultaire Introductie 2017 “ Een goede dokter heeft een dokter” DOOR BABETTE DOORN, PROJECTMANAGER Nathalie Broens en Holger Trompetter De laatste maandag van augustus is al jaren De Dag van de Facultaire Introductie voor studenten van de UM. Na een week (of langer) van feesten, begint de kennismaking met de universiteit. De vakgroep Huisartsgeneeskunde is altijd vertegenwoordigd als beroepsgroep. Hoe we dat kunnen doen, is afhankelijk van de universitaire organisatie. Dit jaar lag de organisatie in handen van het evenementenbureau van de Faculteit, in ons geval de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML). Het idee was een infomarkt waar studenten vrijblijvend konden kiezen om zich te laten informeren. Hoe anders dan de afgesproken mentorgroepen die we afgelopen jaren een heel uur te zien en spreken kregen in een afgesloten collegezaal! Naast de bezuiniging in tijd, was er ook een positieve kant: we kregen nu wel de kans om met ALLE studenten contact te hebben, hoe vluchtig ook. We bedachten een geschikte locatie, materialen en bemensing. Als lokker werd de dienstauto van de Huisartsenpost (HAP) met chauffeur ingezet. De HAP had kilo’s regionaal fruit ingekocht om weg te geven. Daarnaast hebben zij tweetalige flyers voor studenten (niet alleen geneeskunde) over de HAP en het nut van een lokale huisarts. Vanuit Huisartsgeneeskunde deelden we een ‘kiss of life’ uit, een beschermend beademingsmasker. Promoteam: aios huisartsgeneeskunde en drie medewerkers. De locatie bij het nieuwe Sportcentrum van de UM was perfect: we stonden buiten en toch overdekt en alle studenten kwamen na de rondleiding door het sportcentrum onder leiding van een promoteamer van UM Sport naar buiten. We kregen ze letterlijk in de armen geworpen. We moesten snel weten welke Bachelor studenten we voor ons hadden, of het in het Engels of in het Nederlands moest en dan volgde de boodschap op maat. Voor iedereen gold: schrijf je in bij een lokale huisarts, en we legden uit waarom. Voor geneeskunde studenten: een goede dokter heeft een dokter. Onze aios lieten weten dat zij nu in opleiding tot huisarts waren, maar dat zij dat aan het begin van hun studie nóóit verwacht hadden. De planning van de FHML was helaas niet opperbest, waardoor sommigen in tijdnood zaten (‘ze wachten bij ons op het Skillslab’) of ver na de afgesproken eindtijd arriveerden, zoals de studenten van het International Track Medicine. Op dat moment was de auto van de HAP alweer elders dienst aan het draaien. Het was warm, druk en hectisch. Waren we tevreden? Ja, want we hebben heel veel studenten gezien en laten weten dat we er zijn en de lokale fruitboer blij gemaakt. Daarnaast hopen we dat veel studenten nu een lokale huisarts hebben en niet onnodig naar de HAP of EHBO gaan. We zijn ook trots op onze flexibele en enthousiaste aios! Minder tevreden: de slechte planning en het haastwerk. Maar of de jonge en oververmoeide studenten dat ook erg vonden? Ik denk het niet. 9 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Wetenschap in praktijk ‘ De griepnaald in de hooiberg’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE De Maastrichtse huisarts Jeroen Smeets van GC Heer had een idee: screening op Atriumfibrilleren (AF) bij zestigplussers tijdens de jaarlijkse griepprik. AF is een belangrijk expertisegebied van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht, i.c. huisartsonderzoekers Jelle Stoffers en Robert Willemsen. Beiden zijn tevens docent bij de Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten die Maastricht aanbiedt. Daarnaast is Nicole van Gurp-Verbiest, AIOTHO,1 onderzoeker op het grootschalige D2AF project naar het opsporen en diagnosticeren van AF. Niet zo vreemd dus, dat wetenschap en praktijk snel schakelden. Het moest ook snel: binnen twee weken moesten alle patiënten worden geïnformeerd over deze actie, want de griepvaccinaties in Heer stonden gepland op vrijdag 27 oktober 2017. De jaarlijkse griepvaccinatie is sowieso een fenomeen in elke praktijk, dat hoef ik u niet uit te leggen. Daarbij neemt elk jaar de aandacht van de media toe rondom het nut van deze vaccinaties. Die berichtgeving zelf is soms ook net een virus: hardnekkig en onvoorspelbaar. Journalisten die vragen hoe rijk u ervan wordt, maar minder geïnteresseerd lijken in richtlijnen van de beroepsgroep of de Gezondheidsraad. ‘Follow the money’ lijkt mode. Kortom: het leek me leuk om tijdens deze middag (14.00-17.30 uur) op bezoek te gaan in Heer om met eigen ogen te zien hoe de screening op die dag zou verlopen, wat patiënten en hulpverleners ervan vonden en niet onbelangrijk: wat het opleverde. In nieuw opgespoorde AF-patiënten welteverstaan. Ik kwam rond 14.30 uur in de buurt van de praktijk. Je kon van verre zien dat er wat te doen was . Wie niet beter wist, zou denken dat het om de uitverkoop van de Bijenkorf ging. De rij begon buiten al, gelukkig was het droog. Taxibusjes stonden dubbel geparkeerd. Ik wurmde me langs de balie en zwaaide naar de assistente. Niemand passeert haar ongezien, want ze nam de formulieren van de patiënten aan. De patiënt boven de zestig kon kiezen: de screening in combinatie met de griepprik erna, of meteen doorlopen naar de griepprikkamer zonder onderzoeksdeelname. De temperatuur binnen was hoog, de patiënten vonden dat heerlijk, de hulpverleners wat minder. 1 Arts In Opleiding Tot Huisarts Onderzoeker 10 In de eerste kamer naast de assistente zat het zenuwcentrum van het onderzoek: hier werden scores verzameld, griepspuiten gemaakt en ECG’s uitgelezen en beoordeeld. Via een tussendeur kon je daar de ECG kamer betreden. In de gang waren de eerste twee kamers ingericht om te screenen op AF. Patiënten die wilden meedoen konden kiezen in welke ruimte ze naar binnen gingen. In kamer 1 zat een huisarts met een assistente. Tegenover hen waren drie stoelen (en sticks) om plaats te nemen voor de screening. In kamer 2 zat een AF-verpleegkundige en een assistente en daar waren twee stoelen beschikbaar. Gedurende de middag ontstond zo het idee om de bevindingen van beide kamers ook te vergelijken. De screening bestond uit het met beide handen vasthouden van een zogeheten MyDiagnostick2 gedurende één minuut. In die tijd voelde de arts of assistente de pols, vroegen ze de patiënt nogmaals naar hun leeftijd en wat ze van het onderzoek vonden. Dat liep als een speer. Ging het groene lampje branden, dan was er niets aan de hand. Bij rood moest de stick meteen worden uitgelezen en werd aanvullend een ECG gemaakt en een check up gedaan met behandelplan. Na de screening haalden de patiënten een griepspuit in één van de twee kamers aan het eind van de gang. Hier werd ook hard gewerkt door een andere huisarts, de aios, de praktijkondersteuner en de praktijkassistenten. De spuiten en pleisters waren niet aan te slepen. De opkomst was erg hoog, misschien kwam dat door de combinatie met het onderzoek? Ik ging helemaal op in deze hectiek. Als ik (=leek) me nuttig kon maken, hielp ik door mensen te weg te wijzen, te helpen met een jas aantrekken, pleisters op te halen of een drankje voor de medewerkers brengen. Maar vooral: gezellig praten met patiënten. Ik heb geen ontevreden patiënt gezien of gesproken, of het moesten degenen zijn die teleurgesteld waren ‘dat het zo snel voorbij was’. Voor velen leek het een uitje waar ze naar uit hadden gekeken. Slechts een handvol mensen moest na het verschijnen van het rode lampje nader onderzocht worden. Alhoewel het de bedoeling was om nieuwe AF-patiënten te ontdekken, werden ook personen met bekend AF gevonden. 2 mydiagnostick.eu
3e uitgave 2017 Huisarts Gaston Peek en aios Tyas Hanssen Patiënt en assistente Marion Frijns Dat waren patiënten die de uitslag van het ziekenhuis niet vertrouwden. Er was één uitzondering: een toevallige bezoeker wilde de stick ook uitproberen, tegelijk met mij, op een rustiger moment. Zo gezegd, zo gedaan. Laat bij mijn buurman nu wél het lampje op rood gaan. Helaas voor de studie was deze man te jong, maar hij kreeg wel dezelfde uitvoerige screening inclusief behandelplan. Achteraf was hij wel opgelucht dat hij het gedaan had op dat moment. Of het zinvol was om te doen?3 Dat weten we nog niet. Ik denk dat als je die ene patiënt (of meer, dat moet nog 3 De praktijk liet later weten dat er 368 bezoekers gescreend zijn, waarvan 5 positief bevonden, nieuwe AF patiënten (exclusief de bezoeker); totaal opgekomen griepvaccinatie: 600 patiënten blijken) zou vragen of het nuttig was, dat hij ‘ja’ zou zeggen. Dat was de griepnaald in de hooiberg. Of het kosteneffectief is op een grotere populatie? Laten we dan ook de uitkomsten afwachten van andere praktijken die een vergelijkbare studieopzet hebben gekozen. En natuurlijk is er de grote onderzoeksgroep van de D2AF-studie. Die evidence laat wat langer op zich wachten. Net als de uitkomsten van onze andere onderzoekers Ruud Verhees. AIOTHO en diens begeleider Geert-Jan Dinant. Zij onderzoeken momenteel de griepvaccinaties naar het effect op het voorkomen van sterfte. Ook zij nemen ethische aspecten mee. En in de wetenschap dat dat tijd kost, kijken we voor nu terug op een boeiende middag in de praktijk! De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 12 september 2017 | V.l.n.r.: Kimberly Everaerts, Michael Ummels, Mariëlle Bakker, Chris Habets, Bjorn Bekkers, Lotte van Kleef, Brechtje Wissink, Charlotte Stevens en Elmar Kooijman. Afstudeersessie 13 december 2016 11 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Bruikbare wetenschap Razende reporter DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. Pulmocheck: passend transmuraal zorgpad voor kinderen met mogelijk astma Dit keer schrijf ik de Bruikbare Wetenschap een keer vanaf locatie. Ik ben op het jaarlijkse Wenckebach symposium waar huisartsen uit de regio Parkstad samen met specialisten van het Zuyderland ziekenhuis nascholen. Heel praktisch, goede interactie en boordevol bruikbare wetenschap is mijn indruk. Een uitstekende formule die niet voor niets al jaren wordt gehouden. Eén van de sessies gaat over de Pulmocheck. In het Journal of Asthma beschrijven Jean Muris en zijn team de resultaten die dit zorgpad in de jaren 2011-2013 hebben opgeleverd. Het idee is eenvoudig en interdisciplinair: huisartsen kunnen kinderen met astma-achtige symptomen naar de kindergeneeskunde verwijzen waar zij een 1-daagse check-up krijgen inclusief diagnostiek. De kinder(long)arts geeft daarop een eventuele diagnose en behandeladvies aan de huisarts. Het zorgpad bestaat momenteel in de regio Westelijke Mijnstreek onder auspiciën van MCC Omnes. Huisartsen verwezen 121 kinderen in deze periode voor de Pulmocheck. Uiteindelijk kreeg 59,5% van deze kinderen een nieuwe astma diagnose. En wellicht nog belangrijker: bij de andere kinderen kon de diagnose worden verworpen. Deel van deze kinderen gebruikten al medicatie, en deze kon worden stopgezet. Sowieso was het opvallend dat de kinderarts bij 91% van de kinderen een gericht behandeladvies kon geven aan de huisarts, aanvullend aan de reeds ingezette therapie. Dit betrof overigens zowel farmacologisch als non-farmacologisch advies. In het kader van de hippe term anderhalvelijnszorg: in 81% van de verwezen kinderen kon een formele verwijzing naar de kinderarts worden vermeden. Pijn op de borst De brede DD bij pijn van de borstkas kent elke lezer, en de uitdaging die dit kan geven bij diagnostiek en verwijzen ook. WESP-studenten Beatrijs Hoorweg en Lotte Cleef gingen onder begeleiding van kaderhuisarts hart- en vaatziekten Robert Willemsen op zoek naar de workload die dit teweeg brengt in de dagelijkse praktijk. Ze vroegen 118 Belgische 12 en Nederlandse huisartsen om gedurende 2 weken bij te houden hoeveel patiëntencontacten ze hadden en daarbij mochten de contacten met pijn op de borst uitvoerig worden uitgewerkt. Zo vonden ze uit, dat deze vlijtige dokters maar liefst 23.000 contacten hadden, waarvan uiteindelijk 281 contacten (1,26%) voor pijn op de borst waren. Uiteindelijk verwezen ze 40,2% van deze groep naar de tweedelijn, vaak met de diagnose acuut coronair syndroom in het achterhoofd. De Belgische dokters deden dat overigens wat vaker dan de Nederlandse collegae. Uiteindelijk bleek slechts 8,4% van de patiënten met pijn op de borst (22 van de 263 patiënten waarbij de definitieve diagnose bekend was) een levensbedreigende diagnose te hebben, waaronder 1 longembolie en 21 patiënten met een acuut coronair syndroom). Zo bevestigt dit onderzoek dat circa 1 procent van de contacten die we wekelijks hebben (consult, visite of telefoon) voor pijn op de borst is. Het verwijspercentage ligt met 40% relatief hoog, maar dat is gezien de mogelijk duistere diagnoses niet vreemd. Slechts de minderheid (8%) heeft een van die diagnoses. Vooralsnog hebben we de specialist vaak nodig om veilig uit te sluiten. Snelle testen bij borstkasklachten Maar het wordt al jaren geroepen: er komen sneltesten die huisartsen kunnen ondersteunen bij patiënten met klachten van de borstkas (pijn op de borst en dyspnoe). Juist in situaties, waar die duistere diagnoses zoals infarcten en embolieën op de loer liggen. Ze zijn weliswaar zeldzaam, maar vaak in vermomming en dus lastig, zoals we ook aan het verwijspercentage hierboven zien. Promovendus Angel Schols onderzocht in een systematisch literatuuronderzoek welke ‘point of care’ testen voor cardiopulmonaire klachten in de huisartsenpraktijk geëvalueerd zijn, en dan specifiek op uitkomsten die relevant zijn voor de patiënt, zoals betere diagnoses, of gerichtere verwijzingen naar de goede plek. De oogst was toch relatief mager. We vonden slechts 9 artikelen die data presenteerden van 7 studies, die verschillende point of care testen bekeken, zoals de troponine, H-FABP, D-dimeren en BNP. Een gouden test zat er duidelijk niet tussen. De D-dimeren is veelbelovend, en overigens sterk leunend op mooi onderzoek dat in Nederland is verricht, maar de sneltest moet vooral wel in combinatie met een beslisregel worden gebruikt, conform het advies in de NHG Standaard DVT en longembolie. Een troponine trial
3e uitgave 2017 in Zweden toonde aan dat het verwijspercentage in de troponine groep (25%) lager lag dan bij de normale zorg groep (43%). Maar daar stonden wel 2 gemiste cases in de troponine groep tegenover. We zijn er duidelijk nog niet met de sneltesten, met name wanneer het missen van de index diagnose nogal duistere consequenties kan hebben. We zijn dan veel strenger als het gaat om foutmarges die de sneltest mag hebben. De toekomst zal toch vooral zijn dat sneltesten onze eigen klinische foutmarge wellicht kunnen verkleinen. Wordt ongetwijfeld vervolgd. Is arm en kwetsbaar dubbel pech? Kwetsbaarheid bij ouderen leidt tot een verhoogde kans op hospitalisatie en ook mortaliteit. Maar zou het nu zo kunnen zijn dat het hebben van voldoende (financiële) middelen het verder ontwikkelen van kwetsbaarheid (frailty) kan vertragen? Sandra Beurksens keek met haar team in een groot cohort van 2400 ouderen over een periode van 2 jaar naar het beloop van kwetsbaarheid, door hen elke 6 maanden vragen voor te leggen, ook over inkomen en leefsituatie. Ze vonden niet geheel verrassend dat ook in dit cohort de ouderen die kwetsbaarder waren ook een hogere kans hadden op ziekenhuisopname en mortaliteit. Ze konden echter niet aantonen dat het hebben van minder middelen enig moderend effect had op deze relatie. Het zijn toch opmerkelijke bevindingen, maar tegelijkertijd zet het zeker ook aan tot denken. Kwetsbaar zijn in een flatje driehoog geeft hetzelfde risico op narigheid als kwetsbaarheid in de vrijstaande villa. Stoppen met roken: intensief is niet perse beter Varenicline ter ondersteuning bij het stoppen met roken is aardig ingeburgerd in de meeste praktijken. Zelf verwijs ik patiënten die ik heb weten te motiveren, of die zelf komen met het verzoek, met plezier naar onze POH die de patiënt een aantal keren ziet tijdens het stop-traject. De groep van Daniel Kotz, aangevoerd door Carolien van Rossem, randomiseerde in Eindhoven 295 rokers om ofwel varenicline te krijgen na een eenmalig kort consult door de huisarts, ofwel varenicline te krijgen in combinatie met een intensiever traject bij de praktijkondersteuner. De belangrijkste uitkomst was het percentage stoppers na een half jaar. Ze deden dit overigens zeer slim door ook een biochemisch stofje te meten (cotinine) waarmee je kunt zien of iemand echt gestopt is. De uitkomsten zullen onze POHs niet tevreden stemmen. 39% van de patiënten die medicatie kregen na een kort consult bij de huisarts bleek na een half jaar gestopt versus 32% van de patiënten die ook medicatie kregen en de intensievere begeleiding van de POH. Daarmee valt het dus goed te overwegen om de patiënt die wilt stoppen, na goede voorlichting in de eigen spreekkamer, gewoon de varenicline voor te schrijven. Meer aandacht is niet altijd beter, blijkt ook nu. Referenties • J Asthma. 2017 Oct 13:1-6. doi: 10.1080/02770903.2017.1363893. [Epub ahead of print] • Point-of-care testing in primary care patients with acute cardiopulmonary symptoms: a systematic review. • Schols AMR, Stakenborg JPG, Dinant GJ, Willemsen RTA, Cals JWL. • Fam Pract. 2017 Jul 23. doi: 10.1093/fampra/cmx066. • Can resources moderate the impact of levels of frailty on adverse outcomes among (pre-) frail older people? A longitudinal study. • Op Het Veld LPM, Ament BHL, van Rossum E, Kempen GIJM, de Vet HCW, Hajema K, Beurskens AJHM. • BMC Geriatr. 2017 Aug 17;17(1):185. doi: 10.1186/s12877-017-0583-4. • Frequency of chest pain in primary care, diagnostic tests performed and final diagnoses. • Hoorweg BB, Willemsen RT, Cleef LE, Boogaerts T, Buntinx F, Glatz JF, Dinant GJ. • Heart. 2017 Nov;103(21):1727-1732. doi: 10.1136/heartjnl-2016-310905. Epub 2017 Jun 20. Maastricht INfection Center (MINC) Jaarprogramma 2018: save the dates 22 februari 2018 Infectieziekten overgebracht door muggen “De mug slaat de infectiebrug” 21 juni 2018 Infecties hart en circulatie “Het gaat ons aan het hart” 4 oktober 2018 Bacteriofagen, klassieke antibiotica, pro-, pre- en synbiotica “Forward to the past?” 13 december 2018 One Health “One planet, one Health and one microbiology” ABC1 geaccrediteerd door Huisartsgeneeskunde Maastricht | Lokatie: Vander Valk Maastricht 17:45 uur - 21:30 uur | www.minc.eu 13 op één lijn 59
1 e uitgave 2014 3e uitgave 2017 Lonneke Walraven, WESP-student kindergeneeskunde MUMC+ De diagnostiek van ADHD bij kinderen BEGELEIDER: BIRGIT LEVELINK, KINDERARTS MUMC+ Vraagstelling De diagnose ADHD kan door verschillende beroepsgroepen worden gesteld. Er bestaan meerdere nationaal erkende richtlijnen, echter een gouden diagnostische standaard ontbreekt. Mede gezien de toegenomen zorgvraag en de recentelijke transitie in de jeugdgezondheidszorg, is het zinvol te onderzoeken op welke manier de diagnose ADHD bij kinderen momenteel wordt gesteld door verschillende Nederlandse zorgprofessionals. Studiedesign Door middel van een cross-sectioneel vragenlijstonderzoek hebben wij huisartsen, jeugdartsen, kinderartsen, kinderen jeugdpsychiaters en psychologen ondervraagt over hun diagnostiek, hun betrokkenheid hierbij en gebruik van instrumenten hiervoor. Resultaten en conclusie Van de 166 respondenten gebruikte meer dan de helft een richtlijn, één op de drie respondenten gebruikte een nationaal erkende richtlijn. Huisartsen en jeugdartsen lijken zelf nog maar weinig diagnostiek uit te voeren. De meeste diagnostiek vindt plaats in de GGZ en lijkt conform de huidige erkende richtlijnen te verlopen. WESP student: Mathijs Weijnen Adoptiepatiënt project huisartsopleiding BEGELEIDERS: JEAN MURIS EN KRISTA KOETSENRUIJTER Vraagstelling Het adoptiepatiënt project in het derde jaar van de huisartsopleiding bestaat 8 jaar. Het project is bedoeld om AIOS de kneepjes van de complexe ouderenzorg bij te brengen. Hierbij adopteren AIOS een aantal complexe oudere patiënten. Tijdens mijn WESP-stage heb ik gefocust op: hoe en wat leren AIOS van dit project en wat helpt hen hierbij? Studiedesign Er werd een kwalitatief onderzoek opgezet waarbij documentanalyse, etnografische observaties en semigestructureerde interviews werden gecombineerd. In totaal zijn er 4 interviews en 4 observaties tijdens de terugkomdagen rondom dit thema gedaan. Primair resultaat en conclusie AIOS lijken inderdaad een groei door te maken ten aanzien van ouderenzorg. Tegelijkertijd lijken ze minder uit het programma te halen dan zou kunnen. Ondersteuning van de HABs bij de uitvoering van het programma en ondersteuning van de AIOS bij het kiezen van geschikte patiënten zouden het leerrendement vermoedelijk verbeteren. 14 op één lijn 59
3e uitgave 2017 Huisartsencongres in Duitsland Der Mensch im Mittelpunkt? Science slam DOOR DANIEL KOTZ EN JOCHEN CALS, SENIOR ONDERZOEKERS Het DEGAM congres is het jaarlijkse, wetenschappelijk congres van de Deutsche Gesellschaft für Allgemeinmedizin und Familienmedizin.1 Het congres vond van 21 tot 23 September 2017 in Düsseldorf plaats en had als overkoepelend thema: “Der Mensch im Mittelpunkt? Hausärztliches Handeln zwischen Ansprüchen und Alltag”. Het congres werd voorgezeten door Stefan Wilm, huisarts en directeur van het Institut für Allgemeinmedizin (IFAM) Düsseldorf, en mede georganiseerd door Daniel Kotz (oudmederwerker van de Afdeling Huisartsgeneeskunde (HAG) Maastricht en nieuw-IFAM medewerker). Hij promoveerde in 2008 in Maastricht en werd in 2015 hoogleraar in Düsseldorf. Daarnaast bleef hij ook verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht. Internationaliseren was één van de speerpunten van het congres. Daarom werd met de Universiteit Maastricht voor het eerst een buitenlandse gastuniversiteit op een DEGAM congres gepresenteerd. Internationale samenwerking wordt vooral in de wetenschap, maar ook in het onderwijs, in toenemende mate belangrijk. Nederland is traditioneel nauw verbonden met de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, en de onderzoeksgroepen in Maastricht en Düsseldorf liggen zowel geografisch als ook inhoudelijk dicht bij elkaar. Het IFAM ontwikkelt daarom sinds een paar jaar een strategische samenwerking met HAG. Centraal staat hierbij de uitwisseling tussen medewerkers op het gebied van wetenschap en onderwijs, het ontwikkeling van gemeenschappelijke onderzoeksprojecten en nascholing betreffende methodiek en statistiek van eerstelijnsonderzoek. Op het DEGAM congres presenteerden onderzoekers van HAG hun onderzoeksresultaten in 12 verschillende (Engelstalige) sessies, inclusief workshops en symposia. Prof. André Knottnerus kreeg de Michael Berger Award2 uitgereikt (zie foto). In zijn praatje met als titel “Where care and 1 www.degam2017.de 2 www.uniklinik-duesseldorf.de/unternehmen/institute/abteilung-fuerallgemeinmedizin/michael-berger-gedaechtnis-vorlesung/ research come together” ging hij in op de relatie tussen wetenschap en praktijk. Prof. Job Metsemakers hield een keynote lezing met als titel “Yes, we care - for patients, families, communities, and ourselves”. Jochen Cals, huisarts in Sittard en Universitair Docent aan de vakgroep in Maastricht, was een van de deelnemers aan het DEGAM congres: “Ik was echt enorm positief verrast door de veelzijdigheid van het congres en de verschillende sessies, maar ook over de inhoudelijke discussies die werden gevoerd. Regelmatig wordt het zorgsysteem in Duitsland afgeschilderd als een lappendeken en lastig te overzien, omdat huisartsen niet de traditionele poortwachtersfunctie hebben zoals in Nederland. Het is daar bijvoorbeeld heel normaal dat orthopeden, gynaecologen of kinderartsen gewoon hun ‘Privatpraxis’ ergens in de stad hebben, buiten het ziekenhuis”. Cals zag gaandeweg het congres daar ook wel voordelen van: “Ik heb de indruk dat de Duitse huisarts daardoor ook wel gedwongen wordt om wat inventiever te zijn. Zo vond ik het enorm opvallend dat toen wij vroegen wie er echografie in de praktijk had, zo’n beetje 75% van de zaal de arm omhoog stak.” De internationale mix beviel ook de Duitse collegae goed. “Je spreekt wellicht vooral de collegae die enthousiast zijn, maar ik kreeg de indruk dat onze inbreng hen stimuleerde om out-of-the-box te denken. Zo was er een zeer intensieve sessie over euthanasie, waarbij Nederlandse en Duitse standpunten en zienswijzen over en weer werden uitgewisseld. Psychiater Andrea Ruissen en ethicus Guy Widdershoven leidden die sessie. Ik heb er veel collegae over gehoord, juist omdat het thema in Duitsland veel minder besproken en bespreekbaar is”. Is een internationale inbreng dan een optie voor de Nederlandse congressen? Daarover twijfelt Cals niet: “Ik denk dat dat zeker goed zou zijn. De DEGAM is een soort mix tussen NHG Wetenschapsdag en het grote NHG Congres. Ik zie een internationale tak het eerst gebeuren bij de NHG Wetenschapsdag. Engelse parallelsessies of lezingen zullen daar geen probleem zijn. In elk geval zou ik de ‘Science Slam’ willen kopiëren naar onze Wetenschapsdag. Dat was een zinderende afsluiting van één van de DEGAM dagen. Ik zal er niet teveel over vertellen, dat moeten we gewoon hier gaan doen, dan kan iedereen dat ervaren” 15 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Wie ziet ze? OOK en de Witte Raven DOOR SIMON KLEIJKERS, HUISARTS IN GEZONDHEIDSCENTRUM HOENSBROEK NOORD De Witte Raven is een groep ervaren huisartsen die zich richt op het zoeken van de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De term ‘witte raaf’ is nog wel enigszins bekend, maar de afkorting OOK een stuk minder. Als jongste lid van de Witte Raven, zal ik jullie informeren over onze werkwijze en wat u er aan kan hebben. Tot slot een casus die we als quiz inbrengen. Onder de goede antwoorden verloten we een prijs! Tijdens het lezen van de Amerikaanse krant The Washington Post, viel mijn oog op een interessante rubriek. Het ging over verhalen van patiënten met zeldzame aandoeningen, die al veel specialisten hadden bezocht en bij wie uiteindelijk pas na jaren de juiste diagnose gesteld werd. Wat opviel aan deze verhalen was het gemis van een huisarts die de leiding had kunnen nemen en overkoepelend kan denken, vooral bij onbegrepen lichamelijke klachten. Wij herkennen allemaal het gevoel van de patiënt die de wachtkamer verlaat, waarna je totaal geen verklaring voor de klachten hebt. Je hebt een machteloos gevoel, maar ook een gevoel dat hier iets niet klopt. Er zijn verschillende termen binnen de huisartsgeneeskunde om bepaalde gevoelens of klachten uit te drukken, zoals PNP (Pluis Niet-Pluis) en SOLK (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten). Voor bovenstaand beschreven gevoel bestond nog geen term. Lid van de Witte Raven groep en inspirator Yvonne van Leeuwen, heeft daarvoor de term OOK bedacht: Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten. Dat ‘onuitstaanbaar’ is belangrijk. U heeft het gevoel dat het niet klopt, maar u kunt er geen duidelijke verklaring voor geven. Er is een verschil tussen OOK en SOLK. OOK betitel ik als vreemd, opmerkelijk en neigt tot verder zoeken. SOLK is vaag en hier moet de arts juist stoppen met verder zoeken naar een verklaring. De Witte Raven gebruiken bestaande zoekmachines zoals Google, Google Scholar, Pubmed en FindZebra om deze onverklaarde klachten te herleiden tot (zeldzame) diagnoses. U vraagt zich misschien af waar de tijd voor dit zoeken vandaan moet komen. Na ieder spreekuur reflecteer ik over de geziene patiënten: welke klachten waren vreemd en opmerkelijk? Die noteer ik. Thuis start ik de digitale zoektocht. Eenmaal getraind kost dit slechts enkele minuten. 16 Onze visie en werkwijze presenteren we op verschillende manieren. Zo gaven wij een workshop tijdens het NHG congres in Leeuwarden in 2016. Ook presenteerden wij in maart 2017 tijdens het lunchreferaat ‘Broodje Verstand’ van de vakgroep Huisartsgeneeskunde over onze werkwijze. Deze presentatie is online terug te kijken op https://youtu.be/BZvBVJRJ9Vg. Deze verwijzing staat ook op onze website www.witte-raven.net. Mocht u dus een patiënt hebben met OOK: aarzel niet en schakel de Witte Raven in! Wij gaan hier graag mee aan de slag. Op onze website www.witte-raven.net kunt u onze suggesties lezen over een goede aanpak van een digitale zoekmethode. Om jullie enthousiast te maken voor het digitaal zoeken, presenteren we vanaf nu in ieder nummer van ‘Op één lijn’ een casus. Aan jullie de taak om met behulp van een digitale zoektocht tot de diagnose te komen. Antwoorden kunnen gestuurd worden naar s.kleijkers@gmail.com. Onder de goede antwoorden verloten we een leuke prijs. Veel succes! De Witte Raven groep in Maastricht bestaat uit de volgende leden: Harry Crebolder, Geert-Jan Dinant, Paul Höppener, Simon Kleijkers, Raymond Leclercq, Yvonne van Leeuwen en Erik Stolper. Doel: zoeken naar de oorzaak van Onuitstaanbaar Onverklaarde Klachten (OOK). De groep bestaat uit huisartsen met een mix van ervaring, zowel klinisch als wetenschappelijk. Werkwijze: de groep krijgt door collegae of anderen een papieren casus aangereikt die mogelijk verdacht is voor een zeldzame aandoening, waarvan eerder specialistisch onderzoek niets heeft uitgewezen. De inbrenger heeft echter het stellige vermoeden dat de oorzaak een zeldzame ziekte is. De wijze van zoeken, gericht op zeldzame aandoeningen, leidt tot een advies aan de inbrenger.
3e uitgave 2017 Casus / quiz De 35- jarige mevrouw S. heeft van de cardioloog een pacemaker gekregen wegens een recent ontstaan totaal AV-block, oorzaak onbekend. Morgen komt zij op je spreekuur om dit te bespreken. Wat doe je met deze Onuitstaanbaar Onverklaarde Klacht? Leeftijd 35 37 40 47 47 48 49 50 Klacht / aandoening 3e graads AV-block (totaal) Frequente VESsen Jicht Uterusextirpatie Hypercholesterolemie Toename aritmie (VES) BPPD Livide verkleuring neus wisselt in intensiteit Zie foto BMI: 29 Holter: sporadisch “treintjes” van ventrikeltachycardie (NVST) Toelichting Trefwoord Verwijzing cardioloog; pacemaker DDD implantatie Echo cor geen afwijkingen. Normale linkerventrikel ejectiefractie. Verwijzing reumatoloog 51 54 55 Trigger finger waarvoor injectie Nog steeds pacemaker; frequente VES en korte periode van bigeminie Naar cardioloog; nieuwe bevinding Linkerventrikel ejectiefractie gedaald tot 40% definitieve diagnose en aangepaste behandeling 17 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Promotie Jerôme van Dongen Op vrijdag 15 december 2017 om 10.00 uur promoveert Jerôme van Dongen op: “Interprofessional collaboration in primary care teams. Development and evaluation of a multifaceted programme to enhance patient-centredness and efficiency”. Jerôme startte in 2012 met zijn promotietraject bij Zuyd Hogeschool (lectoraat Autonomie en Participatie van chronisch zieken) en de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de UM. Het doel van dit onderzoek was om zorgprofessionals toe te rusten met methodieken, interventies en technologieën om in de eerste lijn de interprofessionele samenwerking te verbeteren. Met ingang van 1 september jl. is hij voor een halve dag in de week aangesteld bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde om het team van Loes van Bokhoven en Trudy van der Weijden als onderzoeker te versterken. Hij zal een aantal vragen vanuit zijn promotietraject verder gaan onderzoeken en de link naar het onderwijs proberen te maken. De afgestudeerden in beeld Made in Maastricht Afstudeersessie 19 september 2017 | V.l.n.r.: Maxime Rozestraten, Jorge Gomez Cortes, Eline Haans, Olga Sampers, Marieke van Dongen, Mieke Deckers, Marieke Verhulsdonk, Veronique Demarteau, Nienke de Haan Afstudeersessie 6 december 2016 18
HAG Fietst Van koeienvlaai tot slagroomtaart DOOR KIRSTEN PEETOOM, FIETSENDE PROMOVENDUS HAG In het keukentje, de wandelgangen en in voorstelmails gaat het regelmatig over fietstochten, op de racefiets, mountainbike, in binnen-en buitenland. Het werd dus hoog tijd voor een HAG-fietstocht! Op zondag 29 oktober verzamelden 6 HAG’ers zich voor de ingang van UMsport voor een fietstocht over ongeveer 60 km. Het ‘HAG peloton’ bestond uit: Mark Spigt, Piet Portegijs, Floor van den Brand, Marjolein van Rooijen, Ruud Verhees en wegkapitein Kirsten Peetoom. Niet onbelangrijk: Piet reed mee op zijn 25 jaar oude hybride fiets en dito gewicht – terwijl de anderen op racefietsen waren – dus petje af! We vertrokken met de wind vol in de rug over de Molenweg richting Moerslag voor de eerste klim van de dag. Het praattempo zakte iets op de klim, maar iedereen kwam vrolijk en in ‘het peloton’ boven. Daarna vervolgden we onze weg via een kuitenbijtertje richting Mheer. Mark plaatste een demarrage om bovenop zijn windjack uit te kunnen doen. Het ging vervolgens op en af richting Noorbeek voor de langste klim van de dag. Hier ‘brak het peloton’ en koos Piet zijn eigen tempo omhoog in gezelschap van Kirsten . Na de beklimming reden we een stuk over het plateau en net toen Piet bezig was met een natuurkundige verhandeling over hoe mijn fietsband ooit had kunnen ontploffen in de auto, hoorden we ineens ‘’pzzzzz’’ gevolgd door ‘’lek!’’. De voorband van Ruud was lek en na een grondige inspectie van de buitenband, kreeg Ruud een nieuw binnenbandje van Mark, bandenlichters van Kirsten en assistentie van Piet bij het verwisselen van de band.1 De tocht ging verder met een schitterend uitzicht op het bos bij Teuven. Voor Marjolein (alleen fietservaring rond Amsterdam) was het haar eerste kennismaking met fietsen in Limburg/Voerstreek en ze had het idee, dat ze de hele tijd op vakantie was. Daarna gingen we unaniem voor de lange variant van de fietsroute en doken we de afdaling in richting Aubel. Onderaan moesten we even kort stoppen voor een nieuw technisch probleempje, de voorrem van Piet haperde en hij moest verder met alleen een achterrem. Met de wind vol tegen, reden we via Route du Val Dieu, Moelingen en Withuis naar Mesch voor een stuk slagroomtaart, koffie of limonade bij Mark thuis. Toen de energiereserves weer op peil waren, vertrokken we voor het laatste stuk richting Maastricht. Het was een ontzettend leuke tocht samen, de sfeer zat er goed in en het is zeker voor herhaling vatbaar. Tot in het HAG peloton! 1 De band zat vol met koeienstront, aldus Ruud (redactie) 19 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Een vroege diagnose bij dementie Wie zou het willen weten? DOOR RUDOLF PONDS EN CLAIRE WOLFS, ONDERZOEKERS VAKGROEP NEUROPSYCHOLOGIE MUMC+1 In januari 2018 starten onderzoekers van het MUMC+ in samenwerking met Radboud UMC Nijmegen met een studie om gezamenlijke besluitvorming rondom diagnostiek van dementie in de huisartspraktijk te verbeteren. Veel oudere mensen met klachten over het geheugen vragen zich af of dit het begin van dementie kan zijn. Een deel van de mensen wacht af wat de tijd zal brengen. Anderen gaan actief op zoek naar een antwoord. Dit begint met een bezoek aan de huisarts. Samen met de huisarts zal dan worden gekeken of een nader onderzoek bij een van de vele geheugenpoli’s wenselijk is. Op een geheugenpoli kan worden vastgesteld of er mogelijk sprake is van de ziekte van Alzheimer. Dit kan al in een zeer vroeg stadium, waarbij de patiënt weliswaar geheugenklachten heeft, maar daar nog maar in zeer beperkte mate door wordt gehinderd. De vraag is of een dergelijke vroege diagnose voor iedereen wel even belangrijk is of mogelijk zelfs schadelijk is. Waarom dit onderzoek? Een veel gedeelde mening is dat een vroege diagnose van Alzheimer in een voorstadium of zeer mild stadium voordelen heeft. Zo kunnen mensen zekerheid krijgen over de oorzaak van de geheugenklachten en kunnen zij zich beter voorbereiden op toekomstige beslissingen die ze moeten nemen. Een vroege diagnose heeft ook nadelen, zoals angst of stigmatisering. Mensen hebben verschillende overwegingen bij het wel of niet starten van een diagnostiektraject. Het is van belang deze vroeg te bespreken, bij voorkeur in de huisartsenpraktijk. Dit moet leiden tot een ‘tijdige’ diagnose, waarbij het diagnostiektraject begint op het moment dat de oudere met geheugenklachten daar ook zelf aan toe is. Gedeelde besluitvorming kan hierbij helpen. Dit houdt in dat huisarts, patiënt en familie gezamenlijk beslissen, waarbij zij naast medisch-inhoudelijke argumenten ook nadrukkelijk de voorkeuren van de patiënt en naasten meenemen. Doel van dit onderzoek is om een keuzehulp te ontwikkelen en te evalueren, die deze gezamenlijke besluitvorming ondersteunt. De onderzoekers verwachten dat mensen die zich met geheugenklachten melden bij de huisarts, met deze keuzehulp tot een weloverwogen besluit komen om wel of niet te starten met een diagnostiektraject. 20 Wat willen we onderzoeken? Mensen met geheugenklachten en hun familie worden geconfronteerd met beslissingen die ze moeten nemen met ingrijpende consequenties. Dit zijn beslissingen die vooral bij de huisarts genomen worden: wil ik wel of geen verdere diagnostiek, wat betekent het voor mij om de diagnose dementie nu te weten. In dit project willen we onderzoeken hoe we deze personen en hun familieleden en de huisartsen optimaal kunnen begeleiden. Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: • Een inventarisatie van de afwegingen die mensen met geheugenklachten, hun familie en huisartsen maken, welke wensen ze hebben en wat ze als voor- en nadelen zien bij een genomen besluit. • Onderzoeken hoe mensen onderling verschillen in het maken van deze afwegingen en waar dit mee samenhangt. Denk daarbij aan verschillen in persoonlijkheid of leeftijd. • Op basis van de kennis over de afwegingen die mensen met geheugenklachten en huisartsen maken ontwikkelen we een keuzehulp die getoetst zal worden op effectiviteit. Wat is de rol van de huisarts in dit onderzoek? Voor dit onderzoek willen we medewerking vragen aan een groot aantal huisartsen in de regio zuidoost Nederland. We willen de huisartsen vragen om ouderen die zich voor de eerste keer met geheugenklachten in hun praktijk melden, aan te melden voor deelname aan onze studie. Daarbij inventariseren we bij de persoon met geheugenklachten, familie, huisarts en praktijkondersteuner welke afwegingen er zijn geweest om wel of niet een diagnostiektraject bij een geheugenpoli te starten. Daarnaast vragen we huisartsen en/of huisartsondersteuners deel te nemen aan focusgroepinterviews waarbij gediscussieerd wordt over het belang van vroegdiagnostiek en gezamenlijke besluitvorming. Wat is de belasting voor de deelnemers? Deelname voor de mensen met geheugenklachten en hun familie houdt in dat we ze bij aanmelding voor het onderzoek en na 6 maanden vragen een aantal vragenlijsten in te vullen over o.a. over het besluitvormingsproces, kwaliteit van leven en welbevinden). Dit invullen kan online of m.b.v. een
3e uitgave 2017 papieren versie. De keuze ligt bij de deelnemer. Dit zal per keer 60-75 minuten in beslag nemen. Deelname voor de huisartsen houdt in dat we ze kort (5-10 minuten) een aantal vragen (telefonisch of via de mail) willen stellen over hun diagnostische overwegingen nadat ze iemand met geheugenklachten hebben aangemeld. Deelname aan een focus-groep interview (indien gewenst) duurt maximaal 2 uur (eenmalig). Meer informatie? Wilt u nu al meer weten over de studie of u aanmelden voor deelname aan de focusgroepen, neem dan contact op met Rudolf Ponds (r.ponds@maastrichtuniversity.nl) of Claire Wolfs (claire.wolfs@maastrichtuniversity.nl). Claire Wolfs Rudolf Ponds ECG’s beoordelen én begrijpen De ECG10+methode DOOR KAREN KONINGS, HUISARTS EN DOCENT KADEROPLEIDING HART- EN VAATZIEKTEN In dit boek draait alles om één van de leukste klinische onderzoeken: het ECG. In rijk geïllustreerde hoofdstukken komt alles helder aan bod: • Indicaties: in welke situaties maak je een ECG, wanneer juist niet? • Techniek: de basale elektrofysiologie en het maken van het 12-afleidingen ECG. • Begrijpen: stapsgewijze uitleg hoe het ECG te vertalen is naar een kloppend hart. Al snel zie je in de elektrische activiteit op papier een 3D-‘filmpje’ van het hart ontstaan en begrijp je waaróm afwijkingen er uitzien zoals ze er uitzien. • Beoordelen: met de in dit boek geïntroduceerde ECG 10+-methode leer je de onderdelen van een ECG systematisch te beschrijven in tien stappen. In het ‘+’-onderdeel van ECG10+ komen patiënt en ECGbeeld samen in een conclusie en beleid. • Kliniek en leerstof voor geïnteresseerden: in aparte kaders meer over de klinische betekenis van ECGafwijkingen én verdere verdieping. • Oefenen: in het werkboek kun je uitgebreid oefenen aan de hand van alledaagse casuïstiek. Dankzij de ECG10+-checklist en de samenvatting (De Kern) in het leerboek grijp je daarbij snel terug op de theorie. • Handige hulpmiddelen: Naast de ECG10+-checklist, en kernpunten, helpen overzichtsplaten, schema’s en een ECG10+-App om overzicht te houden en routine te krijgen. Dit boek is bedoeld voor alle beginnende en gevorderde ‘niet-cardiologen’ die ECG-vaardig willen worden en blijven. Wie nog meer wil leren: u kunt zich nog aanmelden voor de NHG Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten. Start maart 2018. Info: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wat-bieden-wij/ nascholing/hart-en-vaatziekten 21 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Hoofdzaken Opleiden in tijden van cholera? DOOR BAS MAIBURG, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Op de stafdag in oktober kon ik de behaalde doelstelling van een financieel gezonde organisatie – één van de speerpunten voor 2017 - presenteren aan de staf. Amper een week later doen zich echter nieuwe ziektekiemen voor in de vorm van de toewijzing van beduidend minder aios dan gebruikelijk aan de huisartsopleiding Maastricht. Netto een groep aios minder voor de start van de opleiding in maart 2018. Schrikken? Niet als je kijkt naar het totaalaantal aanmeldingen en de voorkeuren die kandidaten voor de opleiding opgaven bij hun aanmelding. Maar de harde cijfers voor Maastricht zijn wel zorgelijk. Niet op zijn minst voor de opvolging van huisartsen in de regio Limburg/ Zuidoost Brabant. Elders in deze uitgave van Op één Lijn geeft Joost Dormans een overzicht van de analyse van het instroomprobleem van aios en de acties die vanuit de Huisartsopleiding Maastricht en Huisartsopleiding Nederland zijn ondernomen. Eén ding is evident: er is zowel lokaal als landelijk werk aan de winkel op het gebied van werven van aios voor de opleiding. Op onze stafdag in oktober spatte overigens de vitaliteit ervan af. Bij de opening door onze zangmeester Felix Punt presteerde de staf het om, in een soort meta-provinciale canon, tegelijkertijd het lied van Hertog Jan en het Bronsgroen Eikenhout ten gehore te brengen. We leiden immers op twee locaties op. Toen dat eruit was, lag de weg open voor een aantal stevige trainingen rond observeren van aios, lean werken, omgaan met de balans werk/privé en reflectie op de eigen waarden rond werk, ontwikkeling en privé. En bij de afsluiting in een Eindhovens tapasrestaurant bleek er, naast gezonde kritiek op sommige elementen van het diner, over het geheel genomen ook sprake van een gezonde eetlust van de staf. Naast enkele bij het seizoen passende snotneuzen, waren er op de HAO-Tweedaagse in Heeze weinig ziektekiemen te bespeuren. Wel waren er de kiemen aanwezig van een ontluikende nieuwe kijk op toetsen en beoordelen van aios. Volgens de key-note speaker van dit onderdeel over thema’s en KBA’s is er niet echt veel nieuws onder zon: (goede) oude wijn in nieuwe zakken. Inderdaad, het holistische expertoordeel van de opleider over de aios staat in de toetswereld fier overeind. Voor de verantwoording van dit oordeel, het expliciteren ervan, zijn de thema’s en KBA’s wel degelijk handige nieuwe elementen. Ze leveren de taal en inhoud voor 22 de narratieve feedback waar de aios echt mee verder kan. Saillant detail van deze presentatie: de beschrijving van de positieve, warme sfeer waarin de spreker zich terecht gekomen voelde in Heeze! Als u dit stukje leest hebben we de visitatie van de RGS net achter de rug. Deze vijfjaarlijkse exercitie, bedoeld voor de hernieuwing van de erkenning als opleidingsinstituut, is voorafgegaan door een stevige najaarsschoonmaak van allerlei documenten en plannen van de opleiding. De nodige zaken zitten weer in een nieuw verfje, maar toch is het meer dan ”window dressing”. Het samenvallen van de nodige nieuwe regelgeving begin 2017 (nieuw landelijk opleidingsplan, toetsplan en format voor het instituutsreglement) en de visitatie nu in november heeft geleid tot een flink aantal compleet nieuwe stukken. En een van de “windows” van de opleiding, de elektronische leeromgeving EleUM, heeft ook een gedaanteverandering ondergaan. De vitaliteit van de opleiding moge ook blijken uit de start van een aantal nieuwe huisartsbegeleiders en gedragswetenschappers bij de opleiding. Na het afscheid van Jos Sleijpen, zijn zijn begeleiderstaken bij de opleiding overgenomen door Cristel Achterberg, een ervaren psychotherapeute uit Maastricht die voor ons in Eindhoven gaat werken. Ook is in Eindhoven Els Kuijper begonnen. Door haar brede ervaring met onderwijs aan de Universiteit Utrecht en als opleider voor de huisartsopleiding Utrecht is zij nu ook voor ons breed inzetbaar. Verder komt Nicole Schuttelaar als zeer ervaren GZ-psycholoog onze gedragswetenschappelijke geledingen in Eindhoven versterken. En sprekende over vitaliteit, of beter nog veerkracht, kan ik niet om Yvonne van Leeuwen heen. Emeritus hoofd van de opleiding en onderwijskundig denker. Ze stond begin november na een, eufemistisch gesteld, ingrijpende behandeling weer bij de opleiding. Ambitieus genoeg om het door haar ontwikkelde, fraaie oogheelkunde spel aan de man en vrouw te brengen bij de verschillende huisartsopleidingen. De huisartsopleiding bloeit, maar groeien is een ander punt. De ruim 200 aios die onze opleidingsgangen bevolken vormen qua aantal een voorlopig hoogtepunt. Consolideren door gerichte werving is de uitdaging. Een mooi voornemen voor 2018!
3e uitgave 2017 Meer aios huisartsgeneeskunde nodig Denk mee: wat kunnen we nog meer doen? DOOR JOOST DORMANS, COÖRDINATOR BEDRIJFSVOERING, WERVING AIOS EN PLAATSVERVANGEND HOOFD Vanaf 2010 is de huisartsopleiding Maastricht flink gegroeid. Die groei was hard nodig om de eerstelijnszorg in Limburg en Zuidoost-Brabant te borgen. Vanaf 2011 hebben we ingezet op terugkomdagonderwijs op twee locaties, Eindhoven én Maastricht, en praktijkonderwijs dicht op de regio met als achterliggende gedachte dat we opleiden voor de regio waar je in opleiding bent. Het landelijke Capaciteitsorgaan berekende, dat 72 opleidingsplaatsen nodig zijn voor Limburg en ZuidoostBrabant. In 2017 lukt het voor het eerst niet om alle opleidingsplaatsen gevuld te krijgen. Hoe kan dat? De kwaliteit van de opleiding is goed, onze reputatie is goed, onze docenten vervullen een rolmodel en we beschikken over voldoende stageplaatsen voor aios met ervaren opleiders uit praktijken die onderwijsminded zijn. De basis is goed en toch lukt het niet om alle opleidingsplaatsen te vullen. Wat is er aan de hand? Waar schort het aan? Huisartsgeneeskunde als specialisme is als gewenste vervolgopleiding populair onder studenten en basisartsen. De redenen om te kiezen voor huisartsgeneeskunde zijn bekend. Waarom zien we dat dan niet terug in de aanmeldcijfers? De pool basisartsen (ca 5000) in Nederland is immers gigantisch. Steeds minder studenten kiezen direct na het afstuderen voor een vervolgopleiding. Basisartsen blijven langer anios, want er is voldoende werk in de klinieken. Helaas is de jonge arts daardoor langer uit het vizier van huisartsgeneeskunde. Er zijn immers geen anios Huisartsgeneeskunde. Als je het positief bekijkt, zou je kunnen zeggen dat jonge artsen zich langer oriënteren en dus bewuster kiezen voor een vervolgopleiding. De pensioenleeftijd schuift gestaag op, er is tijd genoeg om te kiezen. De zekerheid dat er in de toekomst voldoende werk is, is er, helemaal, als de wens om verlaging van de normpraktijk doorzet. Sussen we onszelf in slaap door ons te troosten met de gedachte, dat het aantal aanmeldingen op termijn wel goed komt? De huisarts die nu op zoek is naar een opvolger, de huisarts die graag een deel van z’n diensten wil verkopen of (meer) parttime wil werken en een vaste hidha zoekt, die koopt daar weinig voor. Wat kunnen we zelf doen? Allereerst zorgen, dat de regio op de kaart blijft door onverminderd door te gaan met innovatieve projecten, inspirerende samenwerkingsverbanden op te zetten en vooral door daar jonge artsen bij te betrekken. Niet alleen de ‘gevestigde orde’ dus, maar een mooie mix die garant staat voor reuring en dynamiek. Nodig studenten en anios uit en laat zien hoe de huisartspraktijk anno nu werkt en wijs ze op de mogelijkheden om je als huisarts te ontwikkelen. Een tegeltjeswijsheid als ‘goed voorbeeld, doet goed volgen’ is in de fase dat basisartsen en studenten kiezen heel belangrijk, zo blijkt steeds weer. De opleiding blijft zich inzetten voor het leveren van goede kwaliteit en zal zich inspannen, via de vakgroep en commissies, om huisartsgeneeskunde goed in het geneeskundecurriculum terug te laten komen. Natuurlijk blijven we ook meeloopdagen organiseren, werken we mee aan activiteiten van de medische studentenvereniging MSV Pulse, congressen, komt er een nieuwe website in een cross-mediale opzet, staan we op de OOR-ZON website en denken we na over “wilde plannen” als een aniosplaats in huisartspraktijken waar huisartsopleiders even geen aios hebben. Voor hen die denken: ik ben geen huisarts, wat kan ik doen… gewoon blijven ademen! We moeten samen zorgen dat Limburg ‘sexy’ blijft om in te wonen, te leven, te werken. Op de toekomst en een gelukkig 2018! European General Practice Research Network (EGPRN) EGPRN Lille-Frankrijk, 10-13 mei 2018 Thema: “Changing Doctors for a Changing World” Abstracts online insturen vóór 15 januari 2018 via: meeting.egprn.org Info op meeting.egprn.org of mail naar hanny.prick@maastrichtuniversity.nl 23 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Oud-aios: hoe vergaat het ze? Van Zuid-Limburg naar Zweden Mijn naam is Marije Galavazi, ik ben getrouwd met Michiel en moeder van Hylke, Aafke en Mette. Ik werk als huisarts in Örebro, Zweden. ”Hoe vergaat het je?” werd mij gevraagd. Vertel ik dan over meren, bossen, elanden en winters met heel veel sneeuw? Of over het werk in een praktijk met 14.000 patiënten? Of dan toch meer mijn eigen persoonlijke verhaal? Ik kies voor het laatste. Al ruim voor het afronden van mijn opleiding tot huisarts in 2008 in Maastricht, hadden mijn man en ik plannen om naar Zweden te vertrekken. We woonden toen met twee kinderen in Valkenburg aan de Geul. Voor de rust hoefden we niet weg te gaan, het was het avontuur dat lokte. We hoorden via een collega van Michiel dat ze in Örebro een gastro-enteroloog en huisartsen zochten. In de donkerste dagen van het jaar zijn we gaan kijken. Hoewel het die dagen alleen maar geregend heeft, waren we er al snel uit. Want wanneer krijg je nou de kans om in een ander land te wonen, een nieuwe taal te leren en dat alles met het veilige vooruitzicht van een baan voordat we überhaupt vertrokken waren? Doen dus. Oktober 2008 vertrekken we naar Zweden. De eerste tijd is alles top, spannend, leuk en eigenlijk redelijk makkelijk. Je bent al snel “knap” als je de taal een beetje leert beheersen. Mede dankzij de flexibele kinderopvang is het dagelijkse geregel meestal goed te doen, ook nadat de derde werd geboren. Ik ging weer 2 jaar in opleiding om mij ook hier huisarts te mogen noemen. Inmiddels zijn de regels veranderd en kun je je in Zweden direct als huisarts inschrijven. Het huisartsenvak is in de kern hetzelfde als in Nederland hoewel er ook zeker verschillen zijn. De ziektebeelden van mensen zijn niet anders. Hoewel die ene patiënt met “de hazenpest”1 wel bijzonder was. Wat anders is, is dat ik de zorg als minder persoonlijk ervaar. Door de grotere praktijken verlies je deels de kracht van de huisarts en assistent die al hun patiënten kennen. Om de mensen die snel beoordeeld moeten worden te kunnen zien, hebben we een soort dienst overdag. Dat brengt met zich mee dat je veel patiënten van collega’s ziet en vice versa. Degenen die vaker zorg nodig hebben leer je wel redelijk snel kennen natuurlijk. Ook palliatieve zorg zoals ik dat in Nederland heb meegekregen, wordt hier niet geboden door de huisarts. Je bent betrokken bij de start van het proces, 1 http://www.rivm.nl/Onderwerpen/T/Tularemie 24 Marije in het midden maar dat wordt overgenomen door een palliatief team. Visites worden in principe niet gereden, behalve het eerste gesprek rond starten van palliatieve zorg. De zorg over zowel verzorgals verpleegtehuizen ligt dan weer wel bij de eerstelijn. Ook het ‘ziek schrijven’ voor mensen die langer dan 7 dagen thuis zijn hoort bij de taak van de behandelend arts. Daar zit je niet zelden met lastige dilemma’s en gesprekken. In het algemeen is het een wat logger, onpersoonlijker apparaat met als gevolg, dat het door patiënten ook moeilijker wordt ervaren om contact te krijgen met de huisarts. Het voordeel van de grote praktijken is het dagelijks werken in een groter team en het kunnen delen van de werkdruk met meerdere collega’s. Kort samengevat: jullie doen het in Nederland gewoon heel erg goed! Mocht je nog meer willen weten over het werk als huisarts in Örebro, dan vertel ik er graag meer over.2 Op een gegeven moment is het nieuwe er wel vanaf. Ongeacht waar ter wereld we zouden wonen, de dagen draaien toch vooral om kinderen, werken, wat eten we vandaag, bezoek, het huis en alle activiteiten die de voorafgaande zaken met zich mee brengen. Alles gaat z’n gangetje. Weer wat later gaat het soms moeizamer. Door te emigreren zijn we meer op onszelf en elkaar aangewezen. En hoe lang blijft het leuk om te horen dat je zo goed Zweeds spreekt? Met de jaren wordt het een bevestiging, dat je dus nog steeds hoort, dat ik niet Zweeds ben. Ik ga me bij vlagen storen aan de soms gesloten en moeilijk te bereiken collega’s. En die winters zijn wel heel lang en donker. Gek genoeg voel ik me ook steeds Nederlandser, wat dat dan ook precies mag zijn. Noch positief of negatief eigenlijk maar wel de realisatie, of tenminste het gevoel, dat je er toch net niet helemaal bij hoort. Maar ja, in Nederland hoor ik er ook niet meer bij. Oftewel, een emigratie-dip. Na een aantal serieuze gesprekken hier thuis met als hamvraag “Gaan we terug?”, besluiten we te blijven. Juist vanwege die omstandigheden die maken dat we het hier in het dagelijkse leven naar onze zin hebben: kinderen die het fijn hebben, leefruimte, nooit file en de mogelijkheid om naast het werk ook op reis te blijven gaan. Wel ben ik daarna op zoek gegaan naar veranderingen in mijn werk situatie. Ik ben ruim twee jaar geleden minder in de praktijk gaan werken om bij een obesitas kliniek aan de slag te gaan en 2 Correspondentie kan via de redactie op1lijn@maastrichtuniversity.nl
ik start daar nu met wetenschappelijk onderzoek als eerste stap richting promoveren. Onlangs heb ik ook de grote praktijk verruild voor een van de kleinste met “slechts” 7000 patiënten. Inmiddels wonen we hier al ruim 9 jaar. Tevreden in Örebro, Zweden. En oh ja, ik ben vorige week tijdens het hardlopen nog achterna gezeten door een eland. Iets wat me in Valkenburg nooit is gebeurd. Typisch 'Zweeds': de lange winter onvluchten Oud-aios: hoe vergaat het ze? Uit de spagaat DOOR MERIJN GODEFROOIJ, HUISARTS IN HELMOND In september 2008 begon ik met de huisartsopleiding in Maastricht. In het tweede jaar van mijn opleiding kwam er een interessante vacature voorbij voor een AIOTHO-plek, een combinatietraject van de huisartsopleiding en een promotieonderzoek. Ik heb daar toen op gesolliciteerd, en werd, tegen mijn verwachting in, aangenomen. In de daaropvolgende jaren heb ik met veel plezier mijn opleiding tot huisarts gecombineerd met het doen van onderzoek. Ik deed dat binnen een warm en gedreven team op de vakgroep huisartsgeneeskunde, o.a. Mark Spigt, Geert-Jan Dinant en André Knottnerus. Toen ik in 2013 afstudeerde van de huisartsopleiding, had ik nog anderhalf jaar “onderzoekstijd” voor de boeg. Ik heb dat in 2013 en 2014 gecombineerd met parttime werken als waarnemer. Dat beviel prima, al merkte ik wel dat ik veel ballen tegelijkertijd moest hooghouden: een gezin met drie jonge kinderen, onderzoeken, publiceren en voldoende beschikbaar zijn voor mijn waarneem-opdrachtgevers. Het was enorm leuk om eigen baas te zijn en – binnen de ruimte die er was – zélf te kunnen kiezen hoe mijn weken eruit zagen. Via Geert-Jan Dinant, destijds mijn promotor, kwam ik in contact met Huisartsenpraktijk Leonardus in Helmond. GeertJan werkte daar één dag per week. Hij vertelde, dat er een vacature voor een praktijkovername kwam en vroeg of ik mee wilde solliciteren. Na lang twijfelen heb ik besloten om dat toch te doen. Bij kennismaking met de maten klikte het direct. Naarmate ik verder kwam in de sollicitatieprocedure merkte ik, dat ik het steeds liever wilde. Nadat ik binnen de praktijk was begonnen, heb ik de moeilijke knoop doorgehakt om te stoppen met mijn onderzoek. Een keuze die niet voor de hand lag: enerzijds omdat het onderzoek al in een gevorderd stadium verkeerde en anderzijds, omdat ik deze nieuwe baan juist aan mijn promotor te danken had. Tegelijkertijd merkte ik, dat ik er enorm tegenop zag om nog één tot twee jaar in een spagaat te leven, waarbij ik aan de ene kant een veeleisend onderzoek probeerde af te ronden en aan de andere kant een fulltime praktijk met ruim 2600 patiënten op naam probeerde op te bouwen. Het nemen van deze moeilijk beslissing luchtte achteraf gezien enorm op. Inmiddels ben ik ruim drie jaar verder. Ik zit lekker in de praktijk. We hebben een geweldige maatschap met Wim Heres, Marieke Huibers en Inge Mehagnoul. We zijn grote veranderingen binnen de praktijk aan het doorvoeren zoals een nieuwe managementstructuur, LEAN werken, opstarten van praktijkaccreditering en veranderingen in de roosterplanning. Ik merk, dat het leiden van een team een hele nieuwe dynamiek vergt, waar ik vooraf wellicht idealistische ideeën over had. Het hebben van een droom/ visie als maatschap, betekent niet automatisch dat deze ook door het hele team gedragen wordt. Veranderingen zijn voor iedereen moeilijk, maar ook uitdagend. We zien bij ons personeel talenten ontpoppen waarvan we ons eerder niet bewust waren. Naast het werken als huisarts en het managen van mijn eigen praktijk, ben ik ook actief als bestuurslid van de Regionale Huisartsen Vereniging Helmond en omstreken. Helmond is een unieke regio met korte lijnen tussen de verschillende zorgaanbieders en één ziekenhuis (Elkerliek Ziekenhuis) met een duidelijk omschreven adherentiegebied. Dat biedt unieke kansen tot samenwerking en het is leuk om vanuit de RHV te proberen de zorg in onze regio voor iedereen leuker en beter te maken. Terugkijkend zie ik, dat ik altijd op zoek ben geweest naar manieren om mijn werk als huisarts, naast de consulten en visites, meer inhoud en verdieping te geven. Eerst was dat wetenschap, nu meer beleidsmatig werken. In de toekomst lijkt onderwijs me een leuke vorm van verdieping. Helaas zitten er maar 24 uur in een dag… 25 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Weten is eten Opgeblazen Gevoel DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS-DOCENT EN REDACTIELID Onlangs zag ik in de supermarkt een heel schap met glutenvrije producten, in de aanbieding. Waarbij gesuggereerd werd, dat die producten goed pasten bij een gezond voedingspatroon en natuurlijk voor mensen met glutenallergie. Ik krijg daar vreselijke jeuk van. Want, ongetwijfeld ook op commerciële gronden, wordt gluten in het verdomhoekje gezet, terwijl het niet gaat om een allergie, maar om een intolerantie die maar bij ongeveer 1 % van de mensen voorkomt. Het mooie interview met hoogleraar dermato-allergologie André Knulst in de NRC van 31 oktober1 jongstleden was dan ook spekkie naar mijn bekkie. De schrijver scheidt hierin op heel toegankelijke wijze de feiten van de fabels over voedingsallergieën. Het is waar, dat het aantal mensen met een allergische ziekte, eczeem/astma/hooikoorts enz., in de westerse wereld 3 tot 4 keer zo hoog is als 40 jaar geleden. De oorzaak is onduidelijk, mogelijk doordat we te schoon zijn en minder infectieziekten doormaken. Echte voedselallergie zien we bij 2 tot 4 procent van de volwassenen en 4 tot 6 procent van de kinderen. Maar inmiddels denkt 25% van de volwassenen en 17% van de kinderen allergisch te zijn voor koemelk, kippeneiwit, schaal- en schelpdieren, brood (gluten!) of wat dan ook! Knulst denkt, dat dat komt, doordat mensen graag oorzakelijke verbanden leggen en een verklaring zoeken voor hun buikpijn, misselijkheid of hoofdpijn. En dan kunnen ze iets dóen. Hij weet, dat het erg lastig is om mensen deze ideeën uit het hoofd te praten, maar vindt wel, dat ze recht hebben op de uitleg, dat voedselallergie altijd een acute reactie is op aanraking met het allergeen. En dat hun chronische klachten daar dus niet bij passen. 1 www.nrc.nl/nieuws/2017/10/31/je-denkt-dat-u-allergisch-bent-voorkoemelk-of-kippenei-waarschijnlijk-is-het-onzin-13775220-a1579389 Het lijkt mij een kolfje naar de hand van de optimaal APCgeschoolde huisarts! Voor de echte voedselallergie bestaat helaas nog geen therapie, behalve een allergeenvrij dieet. Knulst heeft nu wel in vijf landen een groot onderzoek lopen naar een nieuwe vorm van immunotherapie. De resultaten, zeker bij kinderen, zijn hoopgevend: 50% verbetering na een jaar, 80% na drie jaar. En zonder ernstige bijwerkingen. Vanwege al dat opgeblazen fake-news rond voedingsallergieën, geef ik u daarom graag het recept mee van een prachtige soufflé met rivierkreeftjes. Mooi voorgerechtje bij een feestelijk diner, stampvol koemelk- en kippeneiwitten, en schaaldierallergenen. Maar daar heeft 96 tot 98 procent van u helemaal geen last van! SOUFFLÉ MET RIVIERKREEFTJES Verwarm de oven voor tot 190 graden. Smelt 40 gram boter in een pannetje en gaar 40 gram bloem een minuutje mee. Voeg geleidelijk 3 dl melk toe en laat dit al roerend even doorkoken tot de saus dik is. Neem de pan van het vuur en klop er 1 voor 1 3 eidooiers door, en 1,5 dl zure room. Daarna 300 gr rivierkreeftjesstaarten, 1 eetlepel citroensap en 1 eetlepel gehakte dille of peterselie er door heen scheppen. Laat dit afkoelen. Er waren nog 3 eiwitten over: klop die stijf in een absoluut vetvrije schaal. Vouw het eiwit dan voorzichtig met een spatel door het vismengsel. Doe het mengsel in 4 beboterde souffléschaaltjes en bak de soufflés gedurende 45 tot 50 minuten tot ze mooi gerezen en goudbruin zijn. Annemiek Nijholt (zittend uiterst links) Snel versieren en meteen opdienen! 26
3e uitgave 2017 Over het differentiëren in jaar 3 Maastricht maakt verschil DOOR FELIX PUNT, DIFFERENTIATIECOÖRDINATOR Per 1 maart jongstleden heb ik de begeleiding van derdejaars aios die opteren voor een differentiatie, op mij genomen. Voorheen werd die taak uitgevoerd door Henk Goettsch, die nu van zijn pensioen geniet. “Differentiëren”, what’s in a name? De Dikke van Dale omschrijft het als: “zich verschillend ontwikkelen”. Met dit in het achterhoofd, is er overkoepelend gekozen voor een actief stimuleringsbeleid ten aanzien van verscheidenheid. Alle aios, dus niet alleen de excellenten, krijgen tijdens de tweede stageperiode in de huisartsenpraktijk de kans om de eigen aanleg dan wel interesse verder te ontplooien. Het uitgangspunt is “ja, tenzij …”, en precies dát spreekt mij ook zo aan: eenieder (!) te helpen bij het realiseren van de eigen, bijzondere kleur! Hoe krijgt het differentiëren concreet vorm? Ik verwijs u meteen naar de nieuwe nota (te vinden op ons interne onderwijsplatform Eleum) over het Differentiëren in jaar 3. Te zien valt, dat het differentiëren een lichte en een zwaardere variant kent. De lichte variant – het zogeheten “keuzetraject” - kan in principe door iedere aios worden opgepakt. Het keuzetraject heeft een maximale omvang van 7 hele of 14 halve terugkomdagen en vormt geen belasting voor aanwezigheid op het stageadres. Voorbeelden? In het verleden heeft een aios een website rondom waarneembemiddeling ontwikkeld. Een ander vergeleek de huisartsenzorg in België met die van Nederland. Een derde deed onderzoek naar vaginaal bloedverlies. Een vierde leert momenteel een onderwijsprogramma te ontwikkelen om deze expertise vervolgens in te kunnen zetten ten behoeve van de huisartsenzorg in Suriname. Kortom: het zijn interessante uitstapjes die gemaakt mogen worden mits de aios een goed plan schrijft met duidelijke doelen en een heldere uitwerking van de route daarnaartoe. En natuurlijk: mits het normale opleidingstraject niet in gevaar komt. De zwaardere variant van differentiëren heet “landelijke differentiatie” en daarvan bestaan er tien, gekoppeld aan de Kaderopleidingen. Op ieder instituut zijn ook nog twee andere differentiaties mogelijk: Wetenschappelijk Onderzoek respectievelijk Onderwijs. Op de site van Huisartsopleiding Nederland valt te lezen dat de differentiatie “… een maximale opleidingsduur (kent) van drie maanden”, uitgesmeerd over 6, 9 of 12 maanden. Zij bestaat uit landelijke terugkomdagen, zelfstudie en praktijkopdrachten. De ervaring leert, dat de benodigde investering nooit drie hele maanden is, maar wel beduidend meer dan het keuzetraject. De aios moet dat wel kunnen opbrengen, wat we proberen te borgen door in ieder geval te verlangen, dat het eerstejaars portfolio over de hele lijn voldoende is. De ervaringen tot nu toe Ten eerste: de aios zijn unaniem enthousiast over de mogelijkheid om te differentiëren. Zij die het landelijk zoeken, beamen de woorden van Huisartsopleiding Nederland: “de differentiatie maakt het dagelijkse werk boeiender, je kunt je onderscheiden ten opzichte van je collega’s, het kan je voorbereiden op een eventuele kaderopleiding”, en “het is een pluspunt op mijn CV”. Ten tweede: ja, het differentiëren kost tijd, zeker bij een landelijke differentiatie en als een aios er het maximale uit wil halen. Toch horen we geen enkele opleider klagen over het feit, dat zijn of haar aios minder inzetbaar is. Het is zelfs zo, dat een aios die vanuit het differentiëren kritisch naar de praktijk kijkt en verbeteringen uitzoekt en uitvoert, veel kan bijdragen aan de praktijk zodat een win-win situatie ontstaat. Denk bijvoorbeeld aan een verbeterplan voor de begeleiding van diabetespatiënten. Denk aan onderwijs aan praktijkassistenten. Denk aan een plan voor het begeleiden van ouderen met een verhoogd valrisico. Ten derde: het is zaak dat alle betrokkenen vooraf goede afspraken maken over het differentiëren en de verwachtingen op elkaar af stemmen. Dat maakt inzichtelijk hoeveel praktijktijd de differentiatie gaat kosten. Of wat de aios vanuit de differentiatie concreet in de praktijk denkt te kunnen gaan “neerzetten”. Wat is mijn rol als coördinator? Ik houd spreekuur op een vast moment in de week. Alle aios die denken over differentiëren worden door mij gezien. Ik toets de degelijkheid van de voornemens en het daadwerkelijke plan en begeleid de uitvoering daarvan. Ik ben beschikbaar voor vragen en advies, ook van en voor de opleiders. Ik poog meer aios enthousiast te krijgen om te gaan differentiëren. Gewoon omdat ik er in geloof. Want ik hou wel van een beetje kleur. 27 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Onderwijsdifferentiatie BijzOnderwijs DOOR MAURICE MONFRANCE, AIOS Het is 7 uur ’s ochtends. Er staan veel mensen om mij heen, maar toch heerst er stilte. Iedereen leeft in zijn eigen bubbel. Ik hoor alleen het getjilp van de vogels en laat de eerste zonnestralen op mijn gezicht vallen. Waar ik ben? Op het station. Waar ik heen ga? Naar Utrecht voor mijn differentiatieonderwijs over onderwijs. Ik zal even kort uitleggen wat een differentiatie eigenlijk inhoudt. Een differentiatie biedt aios de mogelijkheid om extra competenties te verwerven op een specifiek vakgebied in de huisartsgeneeskunde. Hierdoor kan de aios zich profileren binnen een team en wordt de aios voorbereid op een eventuele functie als kaderarts. Er bestaan momenteel tien differentiatiemodules die aan één van de acht opleidingsinstituten worden aangeboden. Aan de Universiteit Maastricht is dit de differentiatie Hart- & Vaatziekten. Daarnaast is er een tweetal modules die aan elk instituut worden aangeboden: Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek. Een differentiatiemodule beslaat drie maanden in het derde jaar van de huisartsenopleiding. De differentiatie onderwijs is opgebouwd uit acht onderwijsdagen te Utrecht en een praktijkdeel. Dit praktijkdeel mag in goed overleg vrijwel volledig naar eigen wensen worden ingericht door de aios. De inrichting van het praktijkdeel is afhankelijk van de competenties die de aios als docent zou willen ontwikkelen. Deze ontwikkelingen worden geregistreerd in een portfolio. Dit portfolio kan vervolgens een start zijn voor het behalen van een BKO-certificering (Basis Kwalificatie Onderwijs). De tijd die in een dergelijke differentiatie gaat zitten, is absoluut de moeite waard, voor wie zichzelf graag wil ontwikkelen. Belangrijker is, dat de differentiatie onderwijs vooral ontzettend leuk, leerzaam en zeer bruikbaar is in de praktijk (toetsgroep onderwijs, onderwijs aan doktersassistentes, begeleiding van coassistenten /aios). Tijdens de differentiatie leer je samen met enthousiaste collega aios, dat onderwijs zoveel meer is dan 'een praatje over een onderwerp'. Je maakt op de onderwijsdagen kennis met belangrijke aspecten als: leren en motiveren, onderwijsprogramma opstellen, werkvormen kiezen, begeleiden van individuele studenten, groepsdynamica, 28 toetsen en beoordelen, onderwijs ontwikkelen & de toepassingen van nieuwe media. Deze aspecten worden uiteraard direct toegepast in de onderwijsbijeenkomsten te Utrecht. Het mooie hiervan is, dat je samen met je groepsgenoten steeds meer elementen begint te herkennen en leert inzien hoe belangrijk sommige aspecten binnen het onderwijs kunnen zijn. Je gaat op een hele andere manier naar onderwijs kijken. Wat is goed onderwijs? Voor mij is goed onderwijs in essentie doelgericht. Om deze doelen te bereiken, wordt gebruik gemaakt van de juiste toegepaste en afwisselende werkvormen. Denk hierbij ook aan verschillen in opzet: passief - activerend, individueel - groep, prikkeling van meerdere zintuigen. Daarnaast dient de spreker voldoende vaardig te zijn om de stof over te brengen en om de aandacht van de studenten vast te houden. Het gaat hierbij om simpele trucs als: loop eens rond wanneer je onderwijs geeft, of probeer niet te voorspelbaar te zijn. Het zijn écht de kleine dingen die grote verschillen kunnen maken. Onderwijs is een manier om mensen te inspireren en motiveren, iedere huisarts kan het verschil maken. Het is een effectieve vorm om te reflecteren en meer inzicht te krijgen in je eigen kennishiaten. Maar het leukst is misschien nog wel de creatieve vrijheid die je krijgt om met je vak aan de slag te gaan. Je krijgt de mogelijkheid om je vak eens heel anders te benaderen en bekijken. Met de opkomst van de nieuwe media zullen de creatieve mogelijkheden voor een docent alleen maar groeien. We zullen als docenten mee moeten gaan in deze ontwikkelingen en onze technische rol, net zoals we onze controlerende, sociale en pedagogische rol moeten gaan accepteren. Leuke en interessante uitdagingen staan ons te wachten! “Geachte reizigers, over enkele minuten komen wij geheel volgens dienstregeling aan op station Utrecht”. Aan de slag met onderwijs! Zou onderwijs ook iets voor jou kunnen zijn?!
3e uitgave 2017 De Tweedaagse 2017 in Heeze Nieuw: alle opleiders samen DOOR MARIEKE KOOLS, OPLEIDERSCOÖRDINATOR HUISARTSOPLEIDING De tweedaagse ‘…voor huisartsopleiders’, wilde ik schrijven, maar dat klopt niet helemaal. Dit jaar hebben we naast de huisartsen ook de stage-opleiders uitgenodigd die aios in hun tweede jaar begeleiden. Psychiaters, SEH-artsen, kinderartsen en Specialisten Ouderengeneeskunde waren ook vertegenwoordigd op de woensdag en zij trokken samen op met de huisartsopleiders. Onder de titel “Opleiden is een vak”, werkten ze in workshops met Kenmerkende Beroepsactiviteiten (KBA’s): praktische uitwerkingen van wat het beroep van huisarts allemaal behelst. Een jaar-2 begeleider uitte zijn verwondering dat dat nogal veel was. Een ander vroeg zich hardop af, of dit gezien de grote opkomst een landelijke bijeenkomst was: ‘zijn er zoveel huisartsen betrokken bij de opleiding?!’ En dan te weten dat we landelijk één van de kleinste opleidingen zijn! Het samenwerken pakte erg leuk uit: over en weer was er veel uitwisseling, ook bij de informele momenten, men was geïnspireerd en kreeg inzicht in wat we van aios verwachten, bij alle betrokkenen. Aan de hand van vier thema’s hebben we geoefend met concrete voorbeelden naar aanleiding van een beschreven casus, een videofragment uit de praktijk, of een live gespeeld consult. De borrel na afloop was welverdiend. Na een heerlijk driegangendiner werden de overnachters weer terug naar de bar gedirigeerd door het bestuur van de opleidersvereniging; ze hadden een pub-quiz georganiseerd. De muziekvragen leverden goede zingmomenten en veel competitiviteit op en er kwamen kwaliteiten naar boven bij mensen die je in de opleiding nooit zou hebben vermoed: de K3-kennis bij Resi, de blote bast van Ad of het bierpullenschuiftalent van Manfred. Je had erbij moeten zijn! De tweede dag begon voor een enkeling met yoga in het prachtige bos rondom de Kapellerput, en voor de meesten met mindfulness: Hugo Alberts nam ons mee in de achtergronden (‘je traint eigenlijk een aandachtsspier’), wetenschappelijke bevindingen (zoals positieve effecten op wondgenezing) en de praktijk (‘ogen dicht en richt je aandacht op je ademhaling’). Het bleek een onderwerp dat leeft, zowel bij de uitoefening van het huisartsenvak, als bij het opleiderschap: ‘hoe begeleid ik een aios die perfectionistisch is?’ Ook mooi om te zien hoe een spreker met een persoonlijk verhaal zijn publiek een hele ochtend weet te boeien. Op de evaluaties werd dit onderdeel door velen genoemd als een ‘top!’. Met ons allen in ‘mindful mood’, gingen we onder leiding van Paul Ram oefenen met ‘observeren en feedback geven’. Leuk om te zien hoe je met de welbekende Maas-Globaal de opleiders toch nog kunt verrassen. Opschrijven welk gedrag je ziet en in je feedback de verbanden zichtbaar maken tussen de interventies van de arts. Na het docentenoverleg met de eigen groep ging men veelal moe maar voldaan weer huiswaarts. Voor mij gold hetzelfde. 29 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Equilibre Doosje in een doosje DOOR MARIEKE KOOLS EN PAUL SCHRIJVER, OPLEIDERSCOÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDING Werkend bij en met de huisartsopleiding, kom je het begrip ‘doosje in een doosje’ nogal eens tegen. Het verwijst naar parallellen op verschillende niveaus: de onderwijzer laat vaardigheden zien die de leerling te leren heeft. In de huisartsopleiding zien wij als variant van het doosje-in-een-doosje, de rolmodelfunctie van de huisartsopleider naar de aios toe: de opleider leeft gedrag voor en laat een beroepsattitude zien die als goed voorbeeld dient van wat we de aios willen zien (leren) doen. Deze voorbeeldfunctie ligt voor de hand voor de uitoefening van het huisartsenvak zelf. Echter, minstens zo belangrijk vinden we jullie voorbeeldfunctie als voortdurend lerende professional. Het opleiderschap, een vak apart zoals we op de recente tweedaagse centraal stelden, wordt jullie ‘on-the-job’ aangeleerd. Zoals jullie de afgelopen jaren al steeds meer gemerkt hebben, creëren we als hao-team zoveel mogelijk ‘doosjesin-doosjes’ tussen hoe we met jullie werken en hoe we willen dat jullie met je aios werken. Een greep uit de doos met ‘doosjes’. Het meest voor de hand liggend is jullie docentenoverleg; een vorm van ‘uitwisselen van ervaringen’ zoals de aios dat iedere terugkomdag op hun programma hebben staan. Net zoals bij aios blijft deze uitwisseling van ideeën en ervaringen bij hao’s het hoogst gewaardeerde programmaonderdeel van de terugkomdag. Dat ervaringsleren naar aanleiding van eigen, echte (leer) vragen trekken we door in de geleide intervisie met hao’s, waarin we qua aanpak proberen voor te leven hoe je als hao kan werken met je aios en diens leervragen in de dagelijkse leergesprekken. ALOBA als hulpmiddel om vraaggericht concrete en constructieve feedback te geven. Toegepast en voorgeleefd door de groepsbegeleider; ook weer zo’n voorbeeld van doosjes. Verder hebben we met het hao-team de afgelopen jaren ingezet op directe- en indirecte (video-) observatie van opleiders. In de voortgangsgesprekken observeren we ‘live’ een leergesprek tussen hao en aios, zoals we willen dat hao’s ‘live’ consulten van hun aios meekijken. Aios nemen consulten op, hao’s nemen leergesprekken op voor geleide 30 intervisie. We kijken wat er daadwerkelijk gebeurt, zodat feedback ook gaat waarover het moet gaan. Het is trouwens leuk om te zien hoe opleiders, net als aios, zichzelf verrassen in wat ze wel of niet daadwerkelijk deden vergeleken met wat ze dachten te hebben gedaan; je bewust zijn van je eigen gedrag en dit goed interpreteren is voor menigeen een uitdaging. Minder voor de hand liggende doosjes-in-doosjes waarvoor we gekozen hebben, is het vragen van feedback: zoals aios geacht worden hun opleider om feedback te vragen en dit zichtbaar te maken met behulp van bijvoorbeeld een KPBformulier, willen we dat hao’s feedback vragen aan hun aios met de Leo-H. Daarnaast krijgen startende opleiders in hun eerste jaar als opleider na ongeveer 8 maanden op basis van alle vergaarde informatie (indrukken begeleider vanuit hao-team, beoordeling eigen consulten, feedback groepsbegeleiders, leo-H, beoordeling geobserveerd leergesprek, evt. uitslag LHK) een beoordeling (go/ go-mits/ no-go), net zoals de aios. Momenteel wordt landelijk hard gewerkt aan een nieuw doosje-in-een-doosje: net zoals de aios al een aantal jaar werkt met het elektronisch (e-)portfolio, gaat begin volgend jaar het e-portfolio voor opleiders in de lucht. Een welkome vervanging van onze papieren dossiers; iets wat je je in de huisartsenpraktijk van tegenwoordig ook niet meer kan voorstellen. Doel van dit e-portfolio is dat de opleider alles wat met het opleiderschap te maken heeft, kan verzamelen, overzien maar ook aansturen: de leo-H bijvoorbeeld kan middels een elektronische uitnodiging naar de aios gestuurd worden en gefinaliseerd in de juiste map gezet worden. Iets als het leerwerkplan kan de opleider zelf gericht aanpassen als er iets verandert en zaken zoals LHK-uitslagen, verslagen van voortgangsgesprekken en dergelijke kunnen door ons in een instituutsmap gezet worden. Dit alles biedt legio voordelen en kansen, maar belangrijker: als opleider word je zelf eigenaar van je portfolio en daardoor meer zichtbaar verantwoordelijk voor je ontwikkeling als opleider. Het ligt voorde hand om als opleider voornemens en leerdoelen in het kader van het opleiderschap in een individueel opleidingsplan (IOP) te
3e uitgave 2017 formuleren, net zoals dit aan aios gevraagd wordt. We verwachten van aios dat ze hun leerdoelen expliciteren en verzamelen in een IOP, als hulpmiddel om het eigen leren ter hand te nemen en zichzelf bij de les te houden. Het zou gek zijn als diens rolmodel, de hao dus, dit niet kan of wil. Dit is iets waarmee we met jullie aan de slag willen: in navolging van de workshop ‘IOP-van-je-aios’ van 2 jaar terug op de tweedaagse, bereiden we momenteel een workshop ‘IOP-van-de-hao’ voor. Ongetwijfeld komen we met de opleiders in dezelfde discussies over de zin-en-onzin van leerdoelen maken terecht als dat we nu jaarlijks (of vaker) voeren met onze aios; in dit geval een omgekeerd, ‘doosje-uit-doosje’effect. Al verwachten we dat de mate van discussie met de aios omgekeerd evenredig is aan de overtuiging van onze opleiders over de zin ervan. Et voilà: de reden dat een praktijkgerichte opleiding als de onze bol staat van doosjes-in-doosjes. Referatendag Huisartsopleiding What the *peep*?! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID EN DAGVOORZITTER1 Na een paar seizoenen afwezigheid bleek, dat de aios1 referatendag, als kroon op het EBM-onderwijs in jaar 3, door iedereen gemist werd. De reprise op 7 november jongstleden was dan ook meteen een groot succes. Bij elkaar presenteerden een aantal teams van derdejaars aios in totaal 7 referaten. Deze werden beoordeeld door het publiek en door een vakjury. De vakjury bestond uit de volgende medewerkers van de vakgroep Huisartsgeneeskunde Maastricht: Trudy van der Weijden (hoogleraar Implementatie van Richtlijnen), Karin Konings (Kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten en docent), Mark Spigt en Jelle Stoffers (beide Universitair Hoofd Docent). De literatuurstudies werden geïnspireerd door casuïstiek uit de praktijk van alle dag. Een overzicht: • Helpt de tolk de diabeet? • Zwijgen is zilver, spreken is goud: consultafhandeling nieuwe stijl • Het effect van kinkhoestvaccinatie tijdens de zwangerschap • Frequentie van klachten bij Raynaud met nifedipine versus losartan • Leiden ademhalingsoefeningen in de spreekkamer tot een significant lagere RR? • What the *peep* • Het gebruik van quetiapine bij slaapklachten van gezonde personen 1 Voorheen was Henk Goettsch, eveneens oud redactielid, jarenlang dagvoorzitter van dit evenement Het referaat met de meest intrigerende titel won zowel de publiekprijs als die van de vakjury: ‘What the *peep*’ door Dagmar Hendrix, Liza Walet en Mariska Vork. Zij onderzochten de waarde van een aantal studies naar de effectiviteit van een tamelijk duur apparaat (€3.000) tegen tinnitusklachten. Uit hun zorgvuldige onderzoek bleek de betrouwbaarheid van die onderzoeken erg dubieus. Namens de publieksjury ontvingen zij uit de handen van collega-aios Lobke Kerstens het boek ‘Dodelijke medicijnen en georganiseerde misdaad: achter de schermen van de farmaceutische industrie’ van de Deense psychiater Peter C. Gotzsche. Van de vakjury kregen zij, naast eeuwige roem, een geldprijs van €300 en een ticket voor de landelijke referatenwedstrijd om de Jan van Es prijs. Een fijne dag, en Niels Beurskens, huisarts-docent en verantwoordelijk voor ons EBM-onderwijs, maakt zich al op voor de volgende: 15 mei 2018. 31 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 In de leer Elk jaar is het weer vaste prik DOOR KOEN VAN HELMOND, DERDEJAARS AIOS Wanneer de eerste bladeren zijn gevallen, komt dezelfde vraag naar voren bij vooral de oudere patiënten in de praktijk. “Zijn ze er al, dokter?” De eerste keer dat ik met deze vraag werd geconfronteerd, was ik coassistent in Ulvenhout. Jawel, vanuit Maastricht werd ik voor dit coschap gedetacheerd naar een voorstadje van Breda. Enkele malen per week reisde ik af naar de praktijk aan het dorpsplein, waar je op woensdagmiddag niet mocht parkeren vanwege de markt. Nou ja markt….., een groentekraam, een viskraam en een busje met gegrilde kippen en gebakken aardappeltjes waar ik menig terugreis in de file goed op heb doorstaan. Maar goed, “zijn ze er al, dokter?”, zo luidde de vraag van deze dame. Zonder te weten wat deze mevrouw precies bedoelde, gingen er onbewust diverse antwoorden door mijn hoofd. Bedoelde ze misschien de gegrilde kippen? Het was toch pas woensdagochtend? Of wellicht de pepernoten die toen ook al in september in de winkel lagen? Bij navraag bleek, dat ze de griepspuit bedoelde. Die kwam ze namelijk elk jaar trouw halen, want je wist immers maar nooit wat er in de winter kon gebeuren. Ze verklapte glimlachend overigens ook, dat er nog nooit een winter voorbij was gegaan, dat ze niet de griep had gekregen, maar dat terzijde. Wat is nou precies de reden dat ik terug moet denken aan mijn coschap huisartsgeneeskunde? Welnu, de overeenkomsten tussen een Brabantse dorpspraktijk en een Sittardse stadspraktijk zijn behoorlijk treffend. Ik zal ze hieronder de revue laten passeren aan de hand van enkele korte anekdotes. Ik geef onmiddellijk toe dat er met n=2 niet bepaald een wetenschappelijk verantwoorde grondslag is voor mijn analyse, maar wellicht dat er bij u, en dan misschien vooral de meer ervaren collegae onder u, ook een blijk van herkenning is wanneer u dit leest. Patiënten zitten op de dag zelf soms al meer dan een uur voor aanvang te wachten in de hal en of wachtkamer. Waarom is mij een raadsel, want ze weten meestal toch wel dat er niet eerder begonnen gaat worden met vaccineren. Is het misschien een prestigekwestie om de eerste spuit te krijgen? Of is het gewoon een sociaal samenzijn waarbij er toevallig ook een prik gezet wordt? Ik ben zelf van plan om er volgend jaar gewoon bij te gaan zitten in de wachtkamer om erachter te komen waarom iedereen er zo op tijd bij is. 32 Patiënten zijn in de veronderstelling dat ze, nu ze er toch zijn, gelijk nog even een plekje op de huid kunnen laten zien of even de laatste lab-uitslagen kunnen navragen. Het is natuurlijk heel verleidelijk om dan snel even te zeggen dat het plekje er goedaardig uit ziet, maar toch denk ik dat het niet verstandig is. Zoals ik in mijn vorige column schreef, draait het om “kwali-tijd” voor de patiënt en die is er onvoldoende voor overige vragen tijdens de griepvaccinatie. Een middag vaccineren maakt hongerig. Het is dan ook een ideale gelegenheid om de hele praktijk mee te nemen voor een gezellig etentje. Een blijk van waardering voor al het personeel en uitermate gezellig. Ontspannen na zo’n drukke werkdag gaat probleemloos samen met een hapje en een drankje. Tot zover deze korte bloemlezing over de jaarlijkse, al dan niet herkenbare, griepspuit-periode die een hoop geregel, lichte stress en gezelligheid met zich meebrengt. Het geeft verbinding in de periode van stamppotten, autoruiten krabben, de donkere dagen voor kerst en natuurlijk aanhoudend hoesten, snotteren, verhoging, malaise en niezen. Gezondheid!
3e uitgave 2017 In de leer De Knuffeldokter DOOR ELEANA ZHANG, TWEEDEJAARS AIOS In mijn eerste jaar van de huisartsopleiding was ik meer bezig met het beroep in de strikte zin van het woord: mezelf de kunde eigen maken om patiënten te zien, relevante vragen te stellen, tot een conclusie te komen en een behandelplan op te stellen. Ik kon helemaal opleven bij het zien van een eerste glue ear, of de hele dag stralen omdat het me was gelukt het eerste spiraaltje te plaatsen. Niet dat het dit jaar heel anders is: ik vertel ‘s avonds bij het eten trots hoe ik een CTS-injectie heb gezet, of dat ik na het meekijken een volgende keer zelf een Implanon hoop te kunnen verwijderen. De kleine succesjes worden nog dagelijks gevierd. Toch is dit jaar, jaar drie, niet helemaal hetzelfde. Ik werd in mijn eerste week geconfronteerd met de vraag: Wat voor dokter wil ik worden? Niet eens zo’n gekke vraag nu ik het zo neerpen, maar voor mij voelde het als een soort frontale botsing met een vijftig kilometer per uur rijdende tegenligger: een A1-waardige toestand. Tot voor kort wist ik niet dat er echt grote verschillen bestonden tussen huisartsen. Ja, natuurlijk heb je een diversiteit aan persoonlijkheden, maar wat je concreet doet als huisarts verschilt niet heel veel van arts tot arts. Althans, dat dacht ik. In mijn eerste jaar kon ik me gelukkig prijzen met een opleider die medisch gezien veel wist en kon. Hij gaf me de vrijheid om dingen te doen en ik voelde me als een vis in het water. Hij was ook een goede econoom en wij hadden gesprekken over hoe een praktijk eigenlijk ook een bedrijf is, met alles wat daarbij komt kijken. De professionele afstand die hij tot zijn patiënten bewaarde, vatte ik op als een voorwaarde voor een goede werk-privé balans. Nu, bij het aanbreken van het derde jaar, kom ik er achter dat ik een knuffeldokter als opleider heb. Dagelijks gaat hij langs bij palliatieve patiënten, ook op de zaterdagen en de zondagen. Hij stelt zich ’s avonds en ‘s nachts beschikbaar voor de ernstig zieken om ze de rompslomp van de huisartsenpost te besparen. Ongevraagd loopt hij bij kwetsbare ouderen binnen om te kijken hoe het met ze gaat. En inderdaad, sommige patiënten geven hem bij het afscheid standaard een knuffel. Zelfs wanneer hij op vakantie is, belt hij nabestaanden op vanuit het buitenland als hij hoort dat één van zijn patiënten overleden is. En dat allemaal terwijl hij ook met zijn vrouw een zeskoppig huishouden bestiert, om maar niet te beginnen over de voor mij nog onduidelijke hoeveelheid huisdieren. Ik heb in mijn eerste week met mijn ziel onder mijn arm rondgelopen in die praktijk. Het voelde alsof iemand mijn wereldbeeld in de wastrommel had gegooid en toen op de extra-centrifugeren-knop heeft gedrukt. Is het normaal dat een huisarts dat doet? Ik wist niet dat je zo’n dokter kán zijn én een druk sociaal leven ernaast kunt hebben. Of ik ook een knuffeldokter wil worden? Wie weet kan ik het je over een jaar zeggen. 33 op één lijn 59
op één lijn 59 3e uitgave 2017 Gezondheidsrechtelijke kwesties Dossier, informatie en toestemming DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Haken en ogen in het omgaan met informatie en dossier van nu tot 2020 De nieuwe ‘Wet Cliënten rechten bij elektronische verwerking van gegevens’ ( Wcbevvg) wordt gefaseerd ingevoerd. De wet is ingegaan op 1 juli 2017 en kent een uitloop naar 1 juli 2020. Het is tijd om alles met betrekking tot dossiervoering en informatieverstrekking op een rij te zetten. We beginnen met een overzicht van komende en gaande wetten. Waarom deze nieuwe wet is ingevoerd, wat er verandert en wat de consequenties voor de dagelijkse praktijk zijn, zal ik achtereenvolgens beschrijven. Overzicht van wetten (voor de ‘diehards’) Het begon allemaal met een ambitieus plan van de Minister om alles betreffende patiënten rechten te regelen in één wet, de zogeheten ‘Wet cliëntenrechten zorg’. Na jaren proberen bleek dit een onmogelijk opgave. Per 14-02-2013 is deze wet gesplitst in vijf delen die stapsgewijs ingevoerd zouden worden: • Klachten en geschillen, vast gelegd in de WKKgz1 • Kwaliteit (WKKgz) • Goed bestuur en medezeggenschap • Aanpassing WGBO2 • Aanpassing WTZi3 Veel zaken waren al in de jurisprudentie geregeld en werden/worden verder gecodificeerd. De aanpassingen in de nieuwe ‘Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens’ (verder “de wet”) is bedoeld ter versterking van de patiëntrechten in het kader van kwaliteit en medezeggenschap. Deze wet regelt dat iedereen zelf mag bepalen met welke zorgverlener het dossier elektronisch gedeeld mag worden en welke informatie wel of niet mag worden gedeeld. Daarnaast bepaalt deze wet dat de patiënten recht hebben op elektronische inzage en afschrift en het moet zichtbaar zijn voor de patiënt wie het dossier bekeken heeft. De nieuwe wet is onderdeel van de ‘Wet gebruik Burgerservicenummer in de zorg’. Aangezien het inmiddels niet meer alleen gaat om het gebruik van 1 Wet kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg, zie Op één lijn maart 2016 2 Zie Op één lijn Juni 2017 3 Wet toelating zorginstellingen 34 het Burgerservicenummer, is deze wet per 1 juli 2017 omgedoopt in de ‘Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg’. Om het makkelijk te maken wordt de ‘Wet bescherming persoonsgegevens’ (Wbp) per 25 mei 2018 vervangen door de ‘Algemene Verordening Gegevensbescherming’ (AVG)4. De nieuwe wet wordt inwerking gesteld door het ‘Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders’5, welke met enige vertraging is ingevoerd. Belangrijk is dat ‘de wet’ gefaseerd wordt ingevoerd: het eerste deel per 1 juli 2017 en de rest per 1 juli 2020. De reden hiervoor is, dat het nogal wat vraagt van de ICT ontwikkelaars zoals we verderop zullen zien. In dit overzicht mag de ‘Wet inlichtingen en veiligheidsdiensten’ (Wiv) niet ontbreken. Deze wet is beter bekend onder de naam ‘aftapwet’ of ‘sleepwet’6. In principe zou deze wet ook betrekking kunnen hebben op de vertrouwelijke communicatie tussen arts en patiënt, maar ik laat dat nu verder buiten beschouwing. Reden van invoering Wat is nu de diepere gedachte achter de invoering van deze wet? Het gaat uiteindelijk om de versterking van de patiënten rechten en de nieuwe eisen voor de beveiliging van patiënten gegevens. Op basis van het beroepsgeheim zijn BIG-geregistreerden verplicht om zorgvuldig om te gaan met medische gegevens. Door de toename van ICT mogelijkheden, digitaal berichtenverkeer en patiëntportalen, worden er (ook Europees) strengere eisen gesteld7 aan de beveiliging. Verder moet het voor patiënten duidelijk zijn wie wat mag zien en het moet achteraf controleerbaar zijn. 4 Dit is dan in lijn met de Europese privacywet General Data Protection Regulation, ( GDPR) 5 Wie behoefte heeft aan een historisch overzicht vanaf 2012 verwijs ik naar de kamerstukken wetsvoorstel 33509, echt iets voor een regenachtige dag. 6 Zo genoemd omdat de inlichtingendiensten gegevens ongericht mogen verzamelen (sleepnetmethode) en ook versleutelde informatie mogen ontsleutelen. 7 Zie noot 4, GDRP
3e uitgave 2017 Wat wordt er nu anders? Patiënten krijgen nauwelijks meer rechten, maar kunnen hun rechten wel beter waarborgen en controleren. We zetten de patiëntrechten met betrekking tot het dossier en informatie op een rij en kijken daarna wat en wanneer er iets verandert. Patiëntrechten met betrekking tot hun dossier en informatie: • Inzage • Afschrift ( tegen geringe vergoeding als het veel is) • Recht op aanvulling/ correctie ( van de feiten) • Recht op verwijdering/ vernietiging8 • Recht op afscherming (bepalen wie iets wel of niet mag zien) • Moet toestemming geven voor uitwisseling van gegevens • Inzien registratie (‘logging’) gegevens (Wbp art. 35) Wat moeten zorg verleners nu al met betrekking tot het dossier op basis van de WGBO? • Aangeven welke persoonsgegevens worden verwerkt (Wbp, wordt AVG) • Toestemming vragen voor uitwisselen medische info (WGBO) • Goed medische dossier bij houden (WGBO) • Vast leggen van acties in het medisch dossier (logging Wbp art. 35) • Voldoen aan eisen van veiligheid bij elektronische gegevensuitwisseling (Wbp) Wat gaat er dan veranderen? Er komen nieuwe rechten voor de patiënt met betrekking tot het dossier: • Inzage, per juli 2020:gratis elektronische inzage • Afschrift, per juli 2020: gratis elektronische afschrift • Recht op aanvulling/correctie (feiten): geen verandering • Recht op verwijdering/vernietiging: geen verandering • Recht op afscherming: per juli 2017 moet het gelogd worden • Moet toestemming geven voor uitwisseling van gegevens: per juli 2020: differentiatie in welke gegevens en welke zorgverleners • Inzien logging gegevens: per juli 2020 gespecificeerde logging gegevens Er komen nieuwe verplichtingen voor de zorg verlener met betrekking tot het dossier: • Welke persoonsgegevens worden verwerkt: per juli 2017 moet de zorgverlener de patiënt informeren over rechten en de werking van informatie uitwisselsystemen • Toestemming vragen voor uitwisselen medische info: per juli 2017 uitdrukkelijke opt-in en vanaf 2020: gespecificeerde en gedifferentieerde toestemming 8 Behoudens argumenten om niet te verwijderen: Wettelijk voorschrift. Een ander dan de patiënt heeft een aanmerkelijk belang ( erfelijke ziekte, verwekking met donorzaad, gerechtelijke procedure). Goed hulpverlenerschap staat vernietiging in de weg (mishandeling, in belang van de behandelrelatie, toetsbaarheid) • Goed medische dossier bij houden: per juli 2017 patiënt informeren als er nieuwe zorgverleners gebruik maken van systeem, vanaf 2020 een registratie bijhouden van verleende toestemmingen • Vastleggen van acties in het medisch dossier (logging), per 2020: elektronische logging (wie, wat, wanneer) • Voldoen aan eisen van veiligheid bij elektronische gegevensuitwisseling: vanaf 2020: NEN 7510, NEN 7512, NEN 7513 (veiligheidsnormen ICT)9 Consequenties voor de dagelijkse praktijk van juli 2017 tot juli 2020 Voor de meeste rechten van de patiënt en plichten voor de zorgverlener gaat er niet veel veranderen behalve dat het allemaal formeler wordt. Er moet meer worden vastgelegd en gedocumenteerd, hetgeen deels zal gaan met ICT ondersteuning maar het moet wel eerst geregistreerd worden. Omdat het allemaal formeler wordt moet de volgende aanpassingen per praktijk worden gedaan vanaf 202010: • Iedere instelling moet een Functionaris gegevensbescherming (FG) benoemen • Eisen van NEN 7510-7512 en 7513 moeten in het HIS zijn geïmplementeerd (HIS leverancier) Consequenties van deze eisen zijn: • Alleen UZI passen op naam! • Geen teamviewer-achtige oplossing voor thuiswerken • Medewerkers opschonen en juiste rollen toekennen • FG benoemen (praktijk, maatschap, cluster) Conclusie Er gaat dus niet zo veel veranderen met betrekking tot de rechten van de patiënt of de verplichtingen van de zorgverlener. Echter, het wordt allemaal wel een stuk formeler en voor de patiënt inzichtelijker en controleerbaarder. De achterliggende gedachte is kwaliteitsverbetering. Ook moeten we er als zorgverlener rekening mee houden dat het allemaal sneller gaat. Als een patiënt nu een kopie van zijn dossier wil, moet hij daar om vragen. Nu hebben we nog tijd om te kijken wat er staat. Bij online verbindingen is die ruimte er niet meer. De patiënt heeft straks direct toegang tot zijn of haar dossier, dat vraagt ook een aanpassing van de werkwijze en verslaglegging. We hebben van de wetgever drie jaar de tijd gehad om hier rekening mee te houden. Een groot deel van de aanpassing zal plaatsvinden binnen de ICT van het HIS en is dus voor de HIS-leverancier, maar ook wij als zorgverleners zullen aanpassingen moeten doen. Dus aan de slag, want uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid voor het naleven van de privacy wetgeving bij de zorgaanbieder! 9 NEN 7510, norm voor beveiliging van gegevens, NEN 7512, norm voor uitwisseling van gegevens, NEN 7513, norm voor logging van de toegang tot gegevens 10 Eisen uit besluit elektronische gegevensverwerking ( pas 2020) 35 op één lijn 59
Op één Lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@maastrichtuniversity.nl www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl www.familymedicinemaastricht.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.
1 Online Touch