0

ÉÉN GOD: DE VADER ÉÉN HEER: JEZUS CHRISTUS De leer van de ‘drie-eenheid’ tegen het licht van de heilige Schrift Alfred. E. Dekker Stichting Da-ath

Colofon Titel: Één God: de Vader Één Heer: Jezus Christus De leer van de ‘drie-eenheid’ tegen het licht van de heilige Schrift Copyright © 2024, Alfred E. Dekker Uitgave: Stichting Da-ath, da-ath.nl In samenwerking met: Stichting Evangelie Om Niet, evangelieomniet.nl Foto cover © Sarah2 via Canva ISSN 2772-8811 NUR 707 4

INHOUDSOPGAVE DEEL 1: HISTORIE 1. De leer van de drie-eenheid 2. Tertullianus 3. Athanasius 4. Comma Johannaeum 5. Confessio Augustana 6. Heidelbergse Catechismus 7. De Nederlandse Geloofsbelijdenis 8. Philippus à Limborch DEEL 2: DE SCHRIFT 9. De Schrift lezen! 10. De Schrift leert: Eén (=1) God! ➢ Elohim en Jahweh ➢ 1 God! 11. De woorden Elohim en Jahweh ➢ Elohim ➢ Jahweh 12. God, de Vader, en Christus Jezus ➢ Christus: eikôn ➢ Christus: morphê, omiôma, schêma ➢ Christus: de verheerlijkte Heer 13. Samenvatting paragrafen 10-12 14. De functie “heilige geest” ➢ Het Hebreeuwse woord roe’ach ➢ Het Griekse woord pneuma 15. Nawoord 6 6 7 8 10 11 12 12 14 15 15 15 15 16 16 16 17 17 17 18 18 19 19 19 20 21

ÉÉN GOD: DE VADER ÉÉN HEER: JEZUS CHRISTUS1 De leer van de ‘drie-eenheid’ tegen het licht van de heilige Schrift Hoor, Israël, Jahweh, jullie Elohim, Jahweh één! (Deuteronomium 5:4) Want één is God en één is Middelaar van God en mensen: de Mens, Christus Jezus (1 Timotheüs 2:5) In de heilige Schrift is niets terug te vinden over God die een ‘drieeenheid’ zou vormen. Niettemin is deze leer al vroeg in het christendom opgedoken en wordt zij tot heden toe aan gelovigen onderwezen. In deze uitgave leest u in deel 1 over de lange geschiedenis van deze leer, afgesloten in deel 2 met wat door God Zelf in Zijn Woord ons over Zichzelf, Zijn Zoon en de heilige geest onthuld heeft. DEEL 1: HISTORIE 1. De leer van de drie-eenheid De leer van de Heilige Drie-eenheid, Drievuldigheid of Triniteit wordt in een meerderheid van de christelijke kerken en groeperingen beschouwd als een der essentiële fundamenten van het geloof. Men belijdt dat er één God bestaat in drie goddelijke personen: de Vader, de Zoon (Jezus Christus) en de Heilige Geest. Theologen geven toe dat de term ‘Drie-eenheid’ nergens in de Bijbel voorkomt, maar zij menen dat de Schrift er qua inhoud wél van getuigt. Feitelijk berust deze opvatting op inleg zoals wij hierna zullen aantonen. Iedere vorm van inleg blijkt ramzalig te zijn voor het juiste verstaan van wat God in Zijn Woord over Zichzelf en over onze Heer Jezus Christus onthult. Wij beginnen hierna met een historisch overzicht van het ontstaan van de leer van de drie-eenheid. 1 © Alfred E. Dekker, Rotterdam november 1999, herziening mei 2024. Titel ontleend aan 1 Corinthiërs 8:6. 6

2. Tertullianus (ca. 160-ca. 230) Het was deze Romein die in ongeveer 200 na Chr. het begrip “drieeenheid” introduceerde, samengevat in de zin “una substantia, tres personae” zoals dat ook nu nog door bijna de hele Christenheid wordt beleden. Door zijn heldere en welsprekende schrijfstijl – hij was de eerste kerkvader die in het Latijn schreef – introduceerde hij de nog steeds geldende Latijnse theologische termen. Omdat het Latijn in die dagen in een belangrijk deel van het Romeinse Rijk de voertaal was, kreeg hij heel veel invloed binnen de jonge kerk. Met het overzetten van Griekse woorden in Latijnse importeerde hij tegelijkertijd, misschien onbedoeld, de invulling die het Romeinse recht eraan gaf. Een voorbeeld daarvan is de vertaling van charis in gratia. De LatijnsRomeinse term gratia heeft een andere bagage dan het Griekse charis. Gratia werd in de eerste eeuwen van het Christendom bij de Romeinen verleend op basis van koele berekening, in het bijzonder door de keizer, en heeft een voorwaardelijk karakter. Dat is dus geheel anders bij het Schriftuurlijke charis die God dôrean, “om niet” en onvoorwaardelijk, uit louter liefde, aan een mens schenkt 2 De introductie van de term gratia effende de weg voor leringen zoals over de noodzaak goede werken te verrichten om bij God in een goed blaadje te komen. Het was in de Romeinse religie een oud principe: do ut des, “ik geef opdat gij geeft”, iets aan de goden offeren in ruil voor een gunst. Dat is zelfs in christelijke kringen nog steeds herkenbaar. Daarom is het van het allergrootste belang gezonde woorden te gebruiken in de betekenis die Gods Woord eraan gegeven heeft!3 Tertullianus noemde de Vader, de Zoon en de heilige geest drie personen (tres personae) die samen één goddelijk wezen (una substantia) vormden. Voor deze leer bedacht hij het woord drieeenheid (trinitas). God is volgens Tertullianus dus met drie personages één in wezen. Om zijn zienswijze te begrijpen moet het Latijnse woord persona toegelicht worden. Dat betekent “masker”, zoals dat destijds gedragen 2 Romeinen 3:24. 3 1 Timotheüs 6:3 en 2 Timotheüs 1:13. 7

werd door toneelspelers om een personage te verbeelden. Zo’n masker was van linnen of hout en had een grote opening voor de mond. Zo kon er doorheen toch helder de stem van de acteur klinken – en dat is precies de betekenis van per-sona: “doorheen-klinker”. Volgens Tertullianus zou God dus als het ware met drie “maskers” optreden: dat van de Vader, van de Zoon en van de heilige geest. Alle drie personages zijn eeuwig, almachtig, alwetend en staan tot elkaar niet in een hiërarchische verhouding, omdat er anders geen sprake zou kunnen zijn van één wezen. Het leerstuk van de drie-eenheid, een centraal leerstuk in het christelijk belijden, gaat goeddeels terug op het werk van Tertullianus. 3. Athanasius (295-373) De opvatting van Tertullianus is goeddeels terug te vinden en verder uitgewerkt in een belangrijk document: het Symbolum nicaenum. Het werd vastgesteld op 19 juni 325 te Nicea (thans het Turkse İznik) tijdens het eerste oecumenisch concilie. Dat concilie was bijeengeroepen door keizer Constantijn, bijgenaamd “de Grote”, met de bijbedoeling af te rekenen met de leer van Arius, een presbyter te Alexandrië. Want Arius en diens aanhangers waren Constantijn politiek onwelgevallig. Al vanaf het jaar 318 stelde Arius dat de Zoon, geschapen door de Vader, aan Hem ondergeschikt is, fundamenteel van Hem verschilt en als zodanig niet als God mag worden beschouwd. Volgens de synode sloeg hij daarmee de bodem onder de verlossing weg. Op last van keizer Constantijn werd daarom aan de geloofsbelijdenis de zinsnede toegevoegd: “geboren, niet geschapen, één in wezen (omoousion)4 met de Vader”. Overigens is het opvallend dat op dat eerste concilie nog niet duidelijk uitgesproken werd dat de heilige geest ook een goddelijke persoon was. De leer van de drie-eenheid van God is pas uitgekristalliseerd op het tweede oecumenisch concilie van Constantinopel (thans het Turkse Istanbul), gehouden in 381 op initiatief van keizer Theodosius. Daar werd de Niceense geloofsbelijdenis definitief bekrachtigd met 4 Deze term komt als zodanig niet in de Schrift voor! 8

toevoeging van de heilige geest als derde goddelijke persoon. Gehandhaafd werd de leer over de volle mensheid van Christus in lichaam en ziel.5 Over de heilige geest werd geleerd dat deze geen schepsel is, maar eenzelfde zelfstandigheid als de Vader en de Zoon. Citaten uit de geloofsbelijdenis van Athanasius, geschreven in het jaar 333:6 1. Quicumque vult salvus esse, ante omnia opus est, ut teneat catholicam fidem: 2. Quam nisi quisque integram inviolatamque servaverit, absque dubio in aeternum peribit. 3. Fides autem catholica haec est: ut unum Deum in Trinitate, et Trinitatem in unitate veneremur. 4. Neque confundentes personas, neque substantiam separantes. 5. Alia est enim persona Patris, alia Filii, alia Spiritus Sancti: 6. Sed Patris, et Filii, et Spiritus Sancti una est Divinitas, aequalis gloria, coaeterna maiestas. 7. Qualis Pater, talis Filius, talis Spiritus Sanctus. 8. Increatus Pater, increatus 1. Al wie behouden wil worden, heeft vóór alles nodig, dat hij het algemeen geloof vasthoudt. 2. Wie dit niet onverkort en ongeschonden bewaart, zal zonder twijfel voor eeuwig verloren gaan. 3. Het algemeen geloof nu is, dat wij één God in de Drie-eenheid en de Drie-eenheid aanbidden in de eenheid. 4. Zonder de Personen te vermengen of het Wezen te scheiden. 5. Want een andere is de Persoon van de Vader, die van de Zoon, die van de Heilige Geest. 6. Maar één is de Godheid van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, gelijk in heerlijkheid en even eeuwig in hun majesteit. 7. Zoals de Vader is, zo de Zoon, zo de Heilige Geest. 8. Ongeschapen is de Vader, 5 Dat de mens “ziel” is en niet heeft (Genesis 2:7, nêphêsh, en 1 Corinthiërs 15:45, psuchê) werd toen al niet geloofd, doordat men de Schrift las door de bril van de destijds populaire opvattingen van het neoplatonisme. 6 Volgens Dr. H. Berkhof en Dr. Otto J. de Jong in Geschiedenis der Kerk, (Nijkerk, 1973), p. 64, stamt deze geloofsbelijdenis uit het Westen, uit de zesde eeuw, omdat de oorspronkelijke tekst in het Latijn is opgesteld en niet in het Grieks. 9

Filius, increatus Spiritus Sanctus. […] 40. Haec est fides catholica, quam nisi quisque fideliter firmiterque crediderit, salvus esse non poterit. ongeschapen de Zoon, ongeschapen de Heilige Geest. […] 40. Dit is het algemeen geloof en als iemand dat niet oprecht en standvastig gelooft, zal hij niet behouden kunnen zijn. De westerse kerk is tot de dag van vandaag athanasiaans blijven denken en beschouwt men de drie zijnswijzen tezamen als de éne God. Later is in de geloofsbelijdenis het zogenoemde Filoque ingevoegd, luidende: “En in de Heilige Geest, die Heer is en levendmakend: die uit de Vader en de Zoon voortkomt.” (Et in Spiritum Sanctum, Dominum, et vivificantem: qui ex Patre Filioque procedit). Die zin dateert van 1014 en zou directe aanleiding vormen tot het “Grote Schisma” waarmee de oosterse kerk zich in 1054 zou afscheiden, omdat zij vond dat dit de geest onder de Zoon plaatste. Zo is er verdeeldheid ontstaan op grond van een volstrekt niet-Schriftuurlijke leer. Helaas zou dit fenomeen zich tot op de huidige dag blijven voordoen. Het zal de oplettende lezer niet zijn ontgaan dat alleen in citaten “Heilige Geest” met hoofdletters geschreven is en elders met kleine letters. De enige reden is dat wij de geest die van God uitgaat niet als een afzonderlijke zijnswijze van God zien. 4. Comma Johannaeum (tussen 300 en 400) Een berucht, maar inmiddels als volstrekt onbetrouwbaar door de mand gevallen argument voor het bestaan van de drie-eenheid van God, vormde eeuwenlang het comma Johannaeum. Daarmee wordt het zinsdeel in 1 Johannes 5:7-8 aangeduid, dat thans - behalve door de Room-Katholieke Kerk - als een niet authentieke invoeging uit de vierde eeuw wordt beschouwd. Feitelijk is het een kras staaltje van Schriftvervalsing, vermoedelijk daterend uit de dagen van de Ariaanse strijd en bedoeld om de bestreden “wezenseenheid” van de Logos (Johannes 1:14) te onderstrepen. 7 7 Komt als zodanig dan ook niet meer voor in de Griekse tekst van het 10

De invoeging in 1 Johannes 5:7-8 luidt in de NBG-vertaling van 1951, tussen teksthaken geplaatst: “Want drie zijn er die getuigen [in de hemel: de Vader, het Woord en de heilige geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er die getuigen op de aarde]: de geest en het water en het bloed, en de drie zijn tot één.” 5. Confessio Augustana (1530) De Augsburgse Confessie is de kerkgeschiedenis ingegaan als het eerste protestantse belijdenisgeschrift en verdient daarom bijzondere aandacht. Zij is door Luthers kameraad Philippus Melanchthon (14971560) opgesteld voor de Rijksdag te Augsburg in 1530. Zij werd daar door Christian Beyer aan keizer Karel V voorgelezen. Art. I De Deo Ecclesiae magno consensu apud nos docent, decretum Nicaenae synodi de unitate essentiae divinae et de tribus personis verum et sine ulla dubitatione credendum esse, videlicet, quod sit una essentia divina, quae et appellatur et est Deus, aeternus, incorporeus, impartibilis, immensa potentia, sapientia, bonitate, creator et conservator omnium rerum, visibilium et invisibilium; et tamen tres sint personae eiusdem essentiae et potentiae, et coaeternae, pater, filius et spiritus sanctus. Et nomine personae utuntur ea significatione, qua usi sunt in hac causa scriptores ecclesiastici, ut significet non partem aut qualitatem in alio, sed quod proprie subsistit. Artikel I: Over God8 In grote eenstemmigheid met de kerk wordt bij ons geleerd, dat het besluit van het concilie van Nicea over de eenheid van het goddelijk wezen en de drie personen waar is en zonder enige twijfel geloofd moet worden. Dat houdt in, dat er één goddelijk wezen is dat genoemd wordt en ook is: God, eeuwig, onlichamelijk, ondeelbaar, onmetelijk van macht, wijsheid en goedheid, Schepper en Onderhouder van alle dingen, zienlijk en onzienlijk; en toch drie personen, van hetzelfde wezen en even machtig en eeuwig: Vader, Zoon en Heilige Geest. Het woord ‘personen’ wordt hier gebruikt in dezelfde betekenis als bij de kerkvaders, namelijk niet als aanduiding van een deel of van iemand anders kwaliteit, maar van een eigen bestaan. Novum Testamentum Graece, van Nestlé-Aland, 27ste editie (Stuttgart, 1993), doch uitsluitend nog in het kritisch apparaat. In de NBV21 is de invoeging eveneens weggelaten. 8 Tekst PKN 2009. 11

Dit geschrift valt met de deur in huis door al in het eerste artikel te stellen dat men zich naadloos aansluit bij wat in 325 op het eerste concilie te Nicea is bepaald. Men belijdt dat God één is in wezen en drie in Personen. In dat opzicht was de Reformatie dus niet bijster vernieuwend te noemen. 6. Heidelbergse Catechismus (1563) Een catechismus is een samenvatting van de geloofsleer en behoort als zodanig tot de Drie Formulieren van Enigheid die leidend zijn in de Nederlandse kerken van hervormde en gereformeerde origine. Het is een leerboek in de vorm van vraag en antwoord voor alle 52 zondagen van het jaar. De Heidelbergse Catechismus is in 1563 door Zacharias Ursinus opgesteld en door Petrus Datheen vertaald. Hierna zijn de vragen en antwoorden voor zondag nummer 8 geciteerd, waarin het leerstuk van de drie-eenheid bevestigd wordt.9 Zondag 8 vraag 24: Hoe worden deze Artikelen gedeeld? Antwoord: In drie delen. Het eerste, is van God den Vader en onze schepping. Het andere, van God den Zoon en onze verlossing. Het derde, van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking. vraag 25: Aangezien er maar één enig Goddelijk Wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon en den Heilige Geest? Antwoord: Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn. 7. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561, 1618) Deze geloofsbelijdenis is in 1561 hoogstwaarschijnlijk door Guido de Brès opgesteld en op de Dordtse Synode van 1618-1619, na enige bewerking, in 37 artikelen definitief vastgesteld. De Dordtse synode, op last van de Staten-Generaal bijeengekomen, was in eerste aanleg bedoeld om paal en perk te stellen aan de tweestrijd tussen remonstranten (Arminianen) en contraremonstranten die de eenheid van de kersverse republiek in gevaar bracht. Dus ook hier weer een 9 Tekst overgenomen van de Gereformeerde Bijbelstichting. 12

kerkvergadering met politieke bijbedoelingen. De opvatting omtrent de drie-eenheid van God onder meer te vinden in artikel 8 van deze “Belijdenis des Geloofs der Gereformeerde Kerken in Nederland” (Dordrecht, 1618 en 1619), luidende:10 DAT GOD ENIG IN WEZEN IS EN NOCHTANS IN DRIE PERSONEN ONDERSCHEIDEN Volgens deze waarheid en dit Woord Gods, zo geloven wij in een enigen God; Die een enig Wezen is, in Hetwelk zijn drie Personen, in der daad en waarheid en van eeuwigheid onderscheiden naar Hun onmededeelbare eigenschappen: namelijk de Vader, en de Zoon, en de Heilige geest. De Vader is de Oorzaak, Oorsprong en het Begin aller dingen, zowel zienlijke als onzienlijke; de Zoon is het Woord, de Wijsheid en het Beeld des Vaders; de Heilige geest de eeuwige Kracht en Mogendheid, uitgaande van den Vader en den Zoon. Alzo nochtans, dat dit onderscheid niet maakt dat God in drieën gedeeld is; aangezien de Heilige Schrift ons leert dat de Vader, en de Zoon, en de Heilige geest, elk Zijn zelfstandigheid heeft, onderscheiden door Hun eigenschappen; doch alzo, dat deze drie Personen maar een enig God zijn. Zo is het dan openbaar dat de Vader niet is de Zoon, en dat de Zoon niet is de Vader, dat ook insgelijks de Heilige geest niet is de Vader, noch de Zoon. Intussen, deze Personen, zó onderscheiden, zijn niet gedeeld, noch ook ondereen vermengd. Want de Vader heeft het vlees niet aangenomen, noch ook de Heilige geest, maar alleen de Zoon. De Vader is nooit zonder Zijn Zoon, noch zonder Zijn Heiligen geest geweest; want Zij zijn alle Drie van gelijke eeuwigheid in één zelfde Wezen. Daar is noch eerste, noch laatste; want Zij zijn alle Drie één in waarheid, in mogendheid, in goedheid en barmhartigheid. In artikel 9 worden als bewijzen aangevoerd (door de schrijver dezes samengevat): a. Het gebruik van 'Ons' in Genesis 1:26-27 en 3:22; b. Mattheüs 28:19 (in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Gestes); c. Lucas 1:35 (Heilige geest, Allerhoogste, Gods Zoon); d. Paulus' slotgebed in 2 Corinthiërs 13:13; e. Het comma Johanneum, 1 Johannes 5:7. In artikel IX wordt voorts opgemerkt: Deze leer van de Heilige Drievuldigheid is altijd beweerd en onderhouden 10 Tekst overgenomen van de Gereformeerde Bijbelstichting. 13

geweest bij de ware Kerk, van de tijden der apostelen af tot nu toe, tegen de Joden, mohammedanen, en enige valse Christenen en ketters, als Marcion, Mani, Praxeas, Sabellius, Samosatenus, Arius, en andere diergelijken, die met goed recht door de heilige vaderen zijn veroordeeld geweest. Overzulks nemen wij in dit stuk gaarne aan de drie geloofssommen, namelijk der Apostelen, van Nicéa, en van Athanasius; insgelijks hetgeen daarvan door de ouden in gelijkvormigheid met deze besloten is. Wie de lofzang van de apostel Paulus in onder meer Colossenzen 1:1520 en zijn uitspraak in 1 Corinthiërs 8:6 ter harte neemt, kan niet anders dan ontsteld zijn over de oneer die onze God, de Vader, en onze Heer, Jezus Christus, ook in deze geloofsbelijdenis wordt aangedaan. 8. Philippus à Limborch – een ander geluid Dat het om een louter menselijke en niet om een door God geïnspireerde leer gaat, blijkt uit de onschriftuurlijke termen – de ongezonde woorden - waarmee de leer van de drie-eenheid geformuleerd is. Er zijn theologen die al vroeg na de Reformatie dat laatste aspect volmondig hebben toegeven. Eén van hen is Philippus à Limborch (1633-1712), sedert 1668 hoogleraar aan het Remonstrants Seminarie. Van zijn pen komt het volgende citaat dat niets aan duidelijkheid te wensen overlaat: XIII. Primo ergo necessaria non sunt, 1. Quae in Scriptura nusquam sunt expressa, sed decretis et traditionibus nituntur mere humanis; [...] nemoque aliis verbis, quam quibus Spiritus Sanctus, qui optime mentem suam ex-primere novit, usus est, alligari debet. Tales sunt voces Trinitatis, Personae, Homoousios; [...]. 2. Quae in Scriptura clare non 14 XIII. Ten eerste zijn noodzakelijke geloofspunten niet: 1. Hetgeen nergens in de Schrift is uitgedrukt, maar op louter menselijke bepalingen en overleveringen berust; [...] Niemand mag gebonden worden aan andere woorden dan waarvan de heilige geest - die zijn gedachte het best weet uit te drukken - gebruik maakt. Zulke termen zijn: Trinitas (drie-eenheid), Persona (persoon), Homoousios (van hetzelfde wezen zijnde); [...]. 2. Hetgeen in de Schrift niet

exstant, sed per obscuras ac subtiles consequen-tias, et quan-doque longas ambagas inde petuntur, [...]. DEEL 2: DE SCHRIFT 9. De Schrift lezen! ➢ De Schrift lezen zoals God die geademd heeft (2 Timotheüs 3:16) Wij hebben tegenwoordig het voordeel van een uitgebreid arsenaal aan middelen voor Schriftstudie, maar helaas heeft ook daar Schriftvervuiling toegeslagen. Onze studie wordt allereerst bemoeilijkt door vertalingen die allesbehalve onpartijdig zijn en haar woordkeuze baseren op een bepaalde kerkelijke leer. Daardoor bestaan er rooms-katholieke en protestantse Bijbelvertalingen. Onderlinge verschillen kunnen ook te herleiden zijn tot de keuze van een bepaalde grondtekstversie. In deze publicatie houden wij ons aan de Hebreeuwse tekst zoals van de Biblia Hebraïca Stuttgartensia, editie 1997, en aan de Griekse tekst zoals in Concordant Greek Text, editie 1975, uitgegeven door het Concordant Publishing Concern. Laten wij nu de Schrift exact zo lezen als God die geademd heeft (theopneustos)! Wie eerlijk en zonder vooringenomenheid Gods Woord leest, zal ontdekken hoe consequent de Hebreeuwse én de Griekse Schrift de gedachten en het handelen van slechts één God representeren. 10. De Schrift leert: Eén (=1) God! ➢ Elohim en Jahweh (Strongnrs. 0430 en 03068) In de Hebreeuwse Schrift komen wij steeds de titel Elohim tegen en daarnaast de naam Jahweh. Gaat het hier om tweeërlei benadering van die Ene God? Zou er dus sprake zijn van een twee-eenheid in plaats van een drie-eenheid? Neen, want het betreft dan nog altijd die Ene God Die Zich aan de mens doet kennen met Zijn titel Elohim en Zijn in alles onderscheidende eigennaam Jahweh! Dat is immers wat er in Deuteronomium 5:4, het bekende Sj’ma, staat: “Hoor, Israël, Jahweh, jullie Elohim, Jahweh: één!” 15 helder naar voren komt, maar door duistere en spitsvondige gevolgtrekkingen en soms ook langs lange omwegen daaraan ontleend wordt.

Het is vooral aan de apostel Paulus te danken dat helder is geworden hoe wij deze titel respectievelijk Naam moeten verstaan. Laten wij niet vergeten dat Paulus heel goed wist wat er in de Hebreeuwse Schrift stond. Hij was immers oorspronkelijk een door de wetgeleerde Gamaliël hoogopgeleide Farizeeër (Handelingen 22:3, Filippenzen 3:5) en is bovendien door onze Heer Zelf aangesteld als Zijn apostel en door Hem als zodanig onderwezen en begeleid. Zo kende Paulus terdege het voornoemde Sj’ma. Sedert Mozes wordt het bij de Joden voortdurend ingehamerd: één God!. Let wel: het woordje “één” is zowel in het Hebreeuws als bij Paulus in het Grieks het telwoord 1. ➢ 1 God! In feite verbiedt het Sj’ma om drie “personen” of “wezenseenheden” God te noemen. Klaarblijkelijk heeft men in de theologie het Hebreeuwse telwoord êchad en het Griekse eis niet als 1, maar foutief als “eenheid” opgevat. Wie echter nauwkeurig leest wat er geschreven staat in Deuteronomium 6:4, Marcus 12:29, 1 Corinthiërs 8:4 en 6 en ook Efeziërs 4:5-6, kan niet anders dan tot de conclusie komen dan dat er slechts 1 God is en dat God 1 is. 11. De woorden Elohim en Jahweh nader bezien ➢ Elohim (Septuaginta: theos; Nederlandse vertalingen: God) De titel Elohim is een meervoudsvorm. In het Hebreeuws duidt zo’n meervoudsvorm een tweetal aan, tenzij uit de context blijkt dat het om meer dan twee in getal gaat (zie bijv. Exodus 18:11, Psalm 138:1, Jesaja 36:19). Letterlijk vertaald betekent deze titel “twee plaatsers”, Daarmee wordt de activiteit van Elohim bedoeld om alles op de plaats te zetten overeenkomstig het voornemen van de eonen (Efeziërs 3:11), uitmondend in “God alles in allen” (1 Corinthiërs 15:28). Onze Heer Jezus Christus Zelf, ook via Zijn apostel Paulus, heeft de dualis (het tweevoud) van de titel Elohim nader verklaard. De heilige geest die van de onzichtbare God uitgaat en Gods Zoon werken samen onder de titel Elohim. Pas na Zijn vleeswording zou Jezus als de Christus aan de wereld laten zien hoe wij Elohim met de eigennaam Jahweh moeten verstaan (zie volgende alinea). De Vader, de onzichtbare God, communiceert met de mens uitsluitend door Zijn beeld (eikôn), de Zoon, in die ene Elohim (Colossenzen 1:15). 16

Vandaar dat de Heer zegt “Ik en de Vader zijn 1” (Johannes 10:30). ➢ Jahweh (Septuaginta: kurios; Nederlandse vertalingen: Heer of HEER) Jahweh is de eigennaam die nauw verband houdt met het aspect tijd, in het bijzonder de tijd van de vijf eonen, waarin het Kruis het centrum en keerpunt vormt. Het is Jahweh die onder anderen tot Noach, Abraham, Mozes en de profeten sprak en voor Wiens aangezicht de tempeldiensten werden verricht. Volgens de Hebreeuwse Schrift biedt alleen Jahweh uitkomst. Voor Zijn volk bestaat geen andere naam die voor hulp kan én mag worden aangeroepen. Hierin kwam géén verandering, toen het Woord vlees werd om Zich als Jahweh-Redder te openbaren. Jezus' naam betekent immers “Jahweh-Redder”. Daarom kon Petrus tot de Joden zeggen dat er onder de hemel geen andere Naam aan de mensen gegeven is om gered te worden (Handelingen 4:12). De naam Jahweh en redding zijn niet van elkaar los te zien en zijn als het ware verenigd in Jezus’ naam! 12. God, de Vader, en Christus Jezus Door Paulus weten wij dat God, de Vader, bron en doel van alle dingen is en Zich heeft uitgedrukt als Kurios Jezus Christus, als kanaal van alle dingen. Dat blijkt uit de brieven van de apostel Paulus: Romeinen 11:36, 1 Corinthiërs 8:6, Colossenzen 1: 15-17. Van ons wordt nooit gezegd dat wij uit Christus zijn, wél dat wij uit God zijn: “uit Hem nu zijn jullie in Christus Jezus (1 Corinthiërs 1:30). Ook Christus kon van Zichzelf getuigen dat Hij uit God was (Johannes 8:42). Alles is immers uit die éne God (Romeinen 11:36). In 1 Corinthiërs 11:3 staat nadrukkelijk dat God het hoofd van Christus is. Christus heeft Zichzelf nimmer met Zijn hemelse Vader gelijkgesteld! Wat Paulus in zijn brieven schrijft, valt dus niet te rijmen met de leer van de drie-eenheid die Christus voor een zijnswijze van God aanziet. ➢ Christus is eikôn, beeld, van God (Strongnr. 1504). De apostel Paulus maakt duidelijk dat er tussen de Vader en Jezus Christus, een wezenlijk verschil bestaat. Bovendien maakt hij die onderscheidende relatie tussen Elohim en Jahweh nóg duidelijker in 2 Corinthiërs 4:4. Daar lezen wij immers dat Christus eikôn, beeld, is 17

van God. Om de betekenis van eikôn - en daarmee het essentiële verschil tussen God en Christus - aan te scherpen, voegt Paulus in Colossenzen 1:15 eraan toe dat God Zelf voor de mens onzichtbaar is. Christus is als eikôn de levende, zichtbaar geworden openbaring van God. Paulus stelt in 1 Timotheüs 2:5 nadrukkelijk: “Want één is God en één is Middelaar van God en mensen, de Mens, Christus Jezus”. ➢ Christus: morphê van God, morphê van slaaf, omiôma en schêma van mens (Strongnrs. 3444, 3667 en 4976) In Colossenzen 1:15 onthult Paulus nog meer over onze Heer Jezus Christus: Hij is niet alleen eikôn, beeld, van de onzichtbare God, maar ook “eerstgeborene van heel de schepping. want in Hem is het al geschapen”. Dat betekent dat onze Heer reeds ten tijde van Genesis 1:1 bestond en deel uitmaakte van de Elohim, die titel die een meervoudsvorm is die op een tweetal duidt. Hij was toen in de “vorm van God”. Wij kennen de Heer, omdat Hij de “vorm van slaaf” heeft aangenomen, in gelijkenis (omiôma) van mens geworden en in gedaante (schêma) als mens bevonden, geopenbaard zijnde in vlees (Filippenzen 2:6-7, 1 Timotheüs 3:16). ➢ De gekruisigde, opgestane en verheerlijkte Heer In die hoedanigheid ging Hij in absolute gehoorzaamheid aan de Vader de weg naar Zijn dood aan het kruis. Daar werd voor ons de wereld gekruisigd en wij voor de wereld (Galaten 6:14). Door Hem zou er één nieuwe mensheid geschapen worden (Efeziërs 2:16). Door Hem is het al met God wederzijds verzoend, vrede makend door het bloed van Zijn kruis (Colossenzen 1:20). Woorden schieten tekort om de betekenis te beschrijven van het alles overtreffende werk van God, de Vader en de Zoon van Zijn liefde, niet alleen voor ons, maar voor de gehele wereld. Wij hebben hier moeten volstaan met slechts een bloemlezing van alles wat in Gods Woord te vinden is. Onze Heer en Redder kennen wij nu als Christus Jezus, de uit de doden opgestane en verheerlijkte Heer Die alleen onsterfelijkheid heeft en woont in ontoegankelijk licht (1 Timotheüs 6:16) en na Zijn terugkeer tot de Vader (Johannes 20:17, Handelingen 1:9) gezeten is op de hoogst mogelijke ereplaats, uitgedrukt als de rechter[hand] van de Vader (Colossenzen 3:1 en Filippenzen 2:9-11). 18

13. Samenvatting paragrafen 10-12 • De titel Elohim betekent “twee Plaatsers”: de onzichtbare God Die met Israël communiceert met de Naam Jahweh en Eén is. • Jahweh is onze Heer Jezus Christus, de eerstgeborene van de ganse schepping, eerst nog in de vorm van Elohim, later geopenbaard in het vlees. De naam Jezus betekent Jahweh-Redder. Jahweh heeft alles te maken met de vijf eonen, waarvan in de derde eon het kruis middel- en keerpunt is. • Christus Jezus (Jahweh-Redder) is het kanaal waarlangs God werkt. Hij is het beeld van de onzichtbare God, heeft de vorm van God verruild voor de vorm van slaaf, in gelijkenis van mens en herkenbaar in gedaante als mens. Als zodanig is Hij gekruisigd. Wij, die in Christus zijn, kennen Hem nu als de opgestane en in heerlijkheid wonende Heer die aan Gods rechter[hand] gezeten is. Zoals iedere samenvatting doet ook deze tekort aan de schier onbevattelijke grootheid van God en onze Heer en Redder, Christus Jezus. Zij is echter alleen bedoeld om de uiteenzettingen in de genoemde paragrafen enigszins bevattelijk te maken, vooral voor hen die er misschien voor het eerst van horen. 14 De functie “heilige geest” ➢ In de Hebreeuwse Schrift wordt “geest” aangeduid als roe’ach (Strongnr. 07307; Septuaginta: pneuma). In beide gevallen duidt het de onwaarneembare kracht aan die alles in beweging zet, ook in het menselijk lichaam, en waarvan wij alleen het effect kunnen waarnemen. De stam van roe’ach duidt op “waaien”. Afhankelijk van de context kan roe’ach wind, adem of geest betreffen. Een belangrijk effect kennen wij door het feit dat, als onze geest (roe’ach, pneuma) tot God terugkeert die hem gegeven heeft, alles in ons lichaam stilvalt. Het hart houdt op met pompen, de longen zuigen geen lucht meer aan en er treedt een absolute onbeweeglijkheid in. Dan verliest ons lichaam zijn samenhang en valt het uiteen in het stof van de aardbodem waaruit het in de moederschoot ooit zo kunstig geweven was (Psalm 139:15 en Prediker 12:7). Het orgaan dat de werking van de geest in het lichaam symboliseert, 19

is het hart (lev; Strongnr. 3820; Septuaginta: kardia). Dat blijkt onder meer uit Psalm 51:12. Geest en hart zijn te vergelijken met een batterijtje in een horloge: het batterijtje (het hart) is zichtbaar, maar van de elektriciteit (de geest) is alleen het effect merkbaar in de tijdsaanwijzing. Zoals iedere vergelijking gaat ook deze mank, want een batterijtje moet opgeladen worden. maar Gods geest absoluut niet! Bij het Hebreeuwse woord voor geest, roe’ach, ligt het accent op de onstuitbare kracht ervan, terwijl in het Griekse equivalent pneuma het accent ligt op het onvermijdelijke effect ervan (uitgedrukt in de uitgang -ma). ➢ Het Griekse woord pneuma (Strongnr. 4151) - zoals dat ook in de Septuaginta voorkomt als vertaling van roe’ach, - is eveneens afgeleid van een stam die op “blazen, waaien” betrekking heeft. Aangezien de uitgang -ma op een effect of resultaat van iets wijst, wijst pneuma op het effect of resultaat van blazen en waaien. Wij zien de wind niet, maar wel het effect ervan in bijvoorbeeld bewegende takken en bladeren. Onze Heer wees Nicodemus erop in Johannes 3:8. Zoals wij eerder geconstateerd hebben, is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, “de onzichtbare God” (tou theou tou aoratou). Wanneer nu in Johannes 4:24 letterlijk staat pneuma o theos ofwel “geest [is] de God” moet het ons nu duidelijk zijn dat het God, de Vader, is uit Wie het al (ta panta) is (1 Corinthiërs 8:6) en Die met Zijn geest alles in het universum in beweging zet en houdt. Mensen die God weigeren te herkennen, zien echter wel de effecten en de werking van Zijn geest in het universum en op de aarde, maar miskennen Hem als bron en spreken dan van “intelligent design”. Maar zei Paulus in Romeinen 1:20-23 al niet dat mensen in hun dwaasheid Gods heerlijkheid veranderd hebben in termen van materie? De onzichtbare God heeft Zich allereerst uitgedrukt in Zijn Zoon, Die wij als onze Heer hebben leren kennen (Colossenzen 1:15-17). Raadpleeg de Schrift op de woorden roe’ach en pneuma zonder vooraf de bril van een of andere leer op te zetten. Dan zal blijken dat die van God uitgaande en door Hem geleide geest onmogelijk een goddelijke zelfstandigheid, “van hetzelfde wezen” (het niet Schriftuurlijke omoousios) kan zijn ofwel een derde goddelijke persoon. Om die 20

reden schrijven wij “heilige geest” niet met hoofdletters, doch wel met diep ontzag voor Hem van Wie de geest uitgaat en door Wie hij werkt! 15. Nawoord Op de eerste dag van de cursussen en lezingen die de schrijver dezes gaf, citeerde hij graag een gedichtje van P.A. de Génestet: Geloof niet op gezag, meneer! Onthou dit wel ter degen. Geloof alleen wat ik u leer En spreek mij nimmer tegen.11 De eerste en derde versregel zijn representatief voor de houding van vele leraars. De boodschap van dit grappige gedichtje is helder: men kan beter niet dicht varen op wat mensen in hun vermeende wijsheid en geleerdheid beweren. In geloofszaken kan een mens slechts veilig door het leven varen op wat God in Zijn Woord onthuld heeft. Alleen zó komt men in denken en doen, in het proces dat leven heet, allengs nader tot Hem! Laten wij derhalve minder “goedgelovig” zijn! Daarvoor is het voldoende om God op Zijn Woord te geloven en niets anders! Alleen wat God ons leert, is licht en waarheid en daarom niet vatbaar voor tegenspraak (ook al lokt de Tegenwerker altijd wel een “ja maar” uit). En de vrede van God, die al het denken te boven gaat, zal jullie harten en jullie gedachten verzekerd bewaren in Christus Jezus (Filippenzen 4:7) 11 Uit: Dichtwerken (1869), onder XXVII, Theorie en praktijk. 21

22

Andere uitgaven van Stichting Da-ath: Gratis bestellen: gorterd@protonmail.com

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
Home


You need flash player to view this online publication