WAT IS HET EVANGELIE? Gerard Oudijn GEZONDE WOORDEN
Colofon Titel: Wat is het evangelie? © 2024 Gerard Oudijn, gezondewoorden.nl Alle rechten voorbehouden Eerste druk: januari 2024 Uitgever: Gezonde Woorden, Hendrik-Ido-Ambacht Vormgeving: EON Foto cover © Pxel66 via Canva ISSN 2949-7337 NUR 707
INHOUD Blz. INLEIDING Overeenkomsten tussen Paulus en de Twaalf Paulus’ roeping Eensgezindheid over twee evangeliën Het evangelie van het Koninkrijk Het woord van de waarheid recht snijden Paulus heeft het woord van God tot volheid gebracht Eén God: de onbekende God Eén God: alles is uit Hem, door Hem en tot Hem Eén God: Schepper van alles Eén God: wie heeft satan gemaakt? Aeon of eeuwigheid? Redder van alle mensen! … vooral van gelovigen (1) … vooral van gelovigen (2) Allen gerechtvaardigd (1) Allen gerechtvaardigd (2) Allen levend gemaakt De verzoening van de wereld 3 5-8 9-12 11-15 15-17 18-21 22-25 25-26 27-30 31-33 33-38 38-43 43-48 48-52 53-54 55-58 58-61 62-64 64-67 67-69
Elke knie zal buigen Elke knie en elke tong De verzoening van het heelal (slot) 69-72 72-74 74-77 De Bijbelteksten zijn een meer letterlijke (werk)vertaling, tenzij anders aangegeven. Bronnen: scripture4all.org en geschriften.nl. En de Statenvertaling © 1977 Nederlands Bijbelgenootschap 4
INLEIDING Wat zou uw antwoord zijn op bovenstaande vraag? Wanneer je dit aan ‘de gemiddelde christen’ zou vragen, zal er waarschijnlijk een antwoord op komen zoals: “dat Jezus Christus gestorven is voor mijn (of: onze) zonden”. En dat is natuurlijk zo (1 Kor.15:3). Maar het antwoord is nogal beperkt en zou ook weer andere vragen moeten oproepen, zoals: • Waarom is het een goed bericht (>evangelie) dat Iemand gestorven is? De Schrift leert immers zelf dat er “meer” is, Hij is namelijk ook opgewekt (Rom.8:34). • En, als Hij stierf voor mijn of onze zonden, wie is “mijn” of wie zijn “onze”? Allemaal relevante vragen, lijkt me. Daarnaast is het zo dat het begrip ‘evangelie’ vaak wordt gereserveerd voor “de nieuwtestamentische boodschap”, maar ver voordat onze Heer naar deze aarde kwam, wordt er in de bijbel al gesproken over evangelie: Galaten 3 8 En de Schrift, die tevoren ziet, dat God de natiën uit geloof rechtvaardigt, evangeliseert van tevoren aan Abraham: In jou zullen al de natiën gezegend worden. Goed bericht Ons Nederlandse woord evangelie is een woord dat is overgenomen uit het Grieks (euaggelion). Het is opgebouwd uit twee woorddelen: eu = wel, goed en aggelion = boodschap, bericht. Het evangelie is een goede boodschap of een goed bericht. In de letterlijke weergave van Galaten 3:8, zien we dat Abraham alreeds van God een goed bericht ontving, namelijk dat in hem alle 5
natiën gezegend zouden worden. Maar we zouden nog verder terug kunnen gaan naar de eerste bladzijden van de bijbel, waar God, nadat Eva is verleid, tot de slang zegt dat uit haar (>Eva) Iemand zou voortkomen, van wie wordt gezegd dat Hij de kop van de slang zou vermorzelen. Dit is een vooruitwijzing naar de komst van de Messias, die de tegenstander (>satan) zou verslaan. Dit werd al geëvangeliseerd aan het begin van de bijbelse geschiedenis. Het begrip evangelie is dan ook niet alleen gereserveerd voor het nieuwe testament. Aan wie? Het lastige aan het behandelen van een onderwerp als dit, is dat het antwoord op de vraag: “wat is het evangelie?” afhankelijk is van aan wie het wordt gevraagd. Ook het tijdstip waarop de vraag gesteld wordt, is belangrijk. Ter illustratie geef ik een belangrijk voorbeeld uit de beginperiode in Handelingen. Daar is het Petrus die zich richt tot het volk Israël. Hij spreekt hen aan met: “Joodse mannen” (2:14), “Israëlitische mannen” (2:22; 3:12) en zegt tot hen: Handelingen 3 19 Bezin je dan en keer om, opdat jullie zonden uitgewist worden, zodat er perioden van verfrissing zullen komen van het aangezicht van de Heer, 20 en dat Hij de Christus, die voor jullie voorbestemd is, Jezus, zal zenden, 21 die de hemel moet ontvangen, tot op de tijden van het herstel van alle dingen, waarvan God spreekt door de mond van Zijn heilige profeten, die vanaf de aeon1 zijn. __________________________________ 1 Aeon, Grieks: aiōn. Net zoals een uur of een dag een bepaalde periode van tijd is, zo is in de bijbel ook een ‘aeon’ een periode van tijd. Bij ‘aeonen’ gaat het dan om de langste tijdsperiodes die bekend zijn. 6
Aan Israël Aan Israël werd verkondigd, dat Jezus Christus, hun Messias, die zij hebben gekruisigd en gedood, door God is opgewekt. Zij hadden Hem verworpen, maar wanneer zij zich als volk zouden bezinnen en bekeren, dan zou God de Messias terugsturen om Zijn Koninkrijk te vestigen en zo alles te herstellen waarvan de profeten gesproken hebben. “De vervallen hut van David” (Amos 9:11) zou hersteld worden en de Messias zou zitten op de troon van Zijn vader David en Koning zijn over Israël tot in de aeonen (Luk.1:32). Beperkt in adressering en tijd Dit evangelie, dat genoemd wordt het evangelie van het Koninkrijk (Matth.24:14) en het evangelie van de besnijdenis (Gal.2:7), is een boodschap met een specifieke doelgroep, namelijk Israël, maar ook voor een specifieke tijdsperiode. De boodschap was relevant in het begin van de Handelingen periode en zal dit wéér zijn in de toekomst. Maar nú wordt niet aan Israël gepredikt, dat, wanneer zij zich als volk bekeren, de Messias zal terugkeren. Concreet Laten we dit eens concreet maken. Stelt u zichzelf voor dat u ergens in de afgelopen 2000 jaar aan Joden het evangelie wilde vertellen. Dan zou u hen opgezocht hebben. Nú is het welllicht het meest voor de hand liggend om in het vliegtuig te stappen om het land Israël te bezoeken, maar dat was tot relatief kort geleden niet zinvol, omdat in het land dat we nu weer Israël noemen, niet of nauwelijks Joden woonden. Zij waren verstrooid onder de natiën. Daar bevindt zich overigens een groot deel nu nog steeds. Maar waar u ook ging en zich zou wenden tot dit volk, zou u hen dan de boodschap verkondigen waarmee Petrus zich in Handelingen 3 tot 7
hen wendt? Dat zou misplaatst zijn, die boodschap is namelijk niet voor deze tijd bestemd. Redding naar de natiën In deze tijd, die ligt tussen de misstap en het ongeloof van Israël en hun uiteindelijke bekering en herstel, is redding naar de natiën gegaan (Hand.28:28; Rom.11:11-12). God verzamelt Zich nu uit alle natiën, zonder onderscheid, een volk voor Zijn Naam (Hand.15:14). In de letterlijke zin is dit geen volk (>natie), maar een groep die verzameld wordt uit alle natiën (Rom.10:19). Dit gezelschap deelt dan ook niet in de positie van het volk Israël, maar krijgt deel aan de Christus. In het Hebreeuws: de Messias. Zij delen dus in de positie van de Messias van Israël. Dit gezelschap wordt de ecclesia, het lichaam van Christus genoemd (Ef.1:23), omdat zij één (lichaam) zijn met Christus. Zij delen in alles wat Hem toekomt en worden dan ook mede-erfgenamen (>samenlotbezitters) (Rom.8:17; Ef.3:6) en mede-deelhebbers van de belofte in Christus Jezus (Ef.3:6). Paulus, apostel van de natiën Deze boodschap van het lichaam van Christus, was onbekend gebleven (>verborgen) en werd geopenbaard aan Paulus (Ef.3:5; Kol.1:26). Het is Paulus die het woord van God tot volheid bracht en completeerde (Kol.1:25). Hij is dan ook de apostel, door wie God Zijn volledige plan met heel Zijn schepping ten volle onthult. Als aan ons, gelovigen uit de natiën, de vraag gesteld wordt wat het evangelie is, dan zouden wij bij Paulus te rade gaan. Hij is de apostel van de natiën (Rom.11:13; 1 Tim.2:7; 2 Tim.1:11). Ik wil dan ook in de komende hoofdstukken het evangelie naar voren brengen, dat Paulus noemt: “mijn evangelie” (Rom.2:6, 16:25; 2 Tim.2:8). Maar eerst zullen we bezien wat de overeenkomsten én de verschillen waren in de bediening van Paulus en ‘de Twaalf ’. 8
Overeenkomsten tussen Paulus en de Twaalf Paulus spreekt op verschillende plaatsen over zijn roeping en benadrukt dat die los stond van de roeping van de Twaalf 2. Voordat we deze verschillen gaan bezien, maar ook de onderlinge overeenstemming die er onder de apostelen was over deze verschillen in roeping, wil ik eerst laten zien wat de overeenkomsten in hun boodschap zijn. Want die zijn er natuurlijk ook. 1 Korinthe 15 1 Ik maak jullie bekend, broeders, het evangelie dat ik aan jullie evangeliseer, dat jullie ook ontvingen, waarin jullie ook staan, 2 waardoor jullie ook gered worden ... 3 Want ik lever in de eerste plaats aan jullie over, wat ik ook ontving, dat Christus stierf voor onze zonden, naar de Schriften, 4 en dat Hij werd begraven, en dat Hij is opgewekt, op de derde dag, naar de Schriften … Historische feiten Hier schetst Paulus in een paar zinnen de historische feiten waar het allemaal om draait in het evangelie. Dat Christus stierf, werd begraven en werd opgewekt, is de basis van het evangelie. En het was allemaal voorzegd in de Hebreeuwse Geschriften en dus ook “naar de Schriften”. 5 … en dat Hij werd gezien door Kefas, vervolgens door de Twaalf. 6 Vervolgens werd Hij, bij één enkele gelegenheid, gezien door meer dan vijfhonderd broeders, van wie het merendeel tot op dit moment nog in leven is, maar sommigen ook, zijn ontslapen. __________________________________ 2 De twaalf leerlingen van de Heer, later de twaalf apostelen, ook wel genoemd ‘de twaalven’ (1Kor.15:4). 9
7 Vervolgens werd Hij gezien door Jakobus, daarna door al de apostelen. 8 En het laatst van allen werd Hij ook door mij gezien, als het ware door een ontijdig geborene. 9 want ik ben de minste van de apostelen, niet toereikend om een apostel genoemd te worden, omdat ik namelijk de ecclesia van God vervolgde. 10 Maar in de genade van God ben ik, wat ik ben, en Zijn genade, die in mij is, is niet voor niets geweest, want ik zwoeg bovenmatiger dan zij allen (echter niet ik, maar de genade van God die met mij is). ABC? Wat Paulus hier naar voren brengt, wordt wel eens het ABC van het evangelie genoemd. Het fundament van het evangelie is dat Christus stierf (A), en dat Hij werd begraven (B) en dat Hij werd opgewekt (C). Maar let op, vers 5 vervolgt met “en dat” en daarom hoort dit ook nog bij het fundament van het evangelie. Het is dus eerder ‘het ABCD van het evangelie’. Wat Paulus in vers 5-10 naar voren brengt, is dat er talloze getuigen zijn van het feit dat Christus is opgewekt. Hij stelt het, als een jurist, onder bewijs. Onder de Korinthiërs waren er namelijk die zeiden dat er geen opstanding is (:12). En Paulus zegt als het ware: “velen die Hem als de opgestane hebben gezien, zijn nog in leven, je kunt het zo bij ze navragen”. 11 Hetzij ik, dan, hetzij dan zij, zó proclameren wij, en zó geloven jullie. Overeenkomst Zie daar de overeenkomsten tussen de boodschap van de Twaalf en de boodschap van Paulus. Er zijn verschillen, jazeker, maar zowel 10
het evangelie van de besnijdenis, als het evangelie van de voorhuid 3 (Gal.2:7), zijn gebaseerd op wat Paulus in de eerste verzen van 1 Korinthe 15 naar voren brengt, de feiten rond de dood en opstanding van Christus. 1 Korinthe 15 spreekt van opstanding en levendmaking. Het is een belangrijk hoofdstuk als we het hebben over het evangelie dat Paulus bekend mocht maken. We zullen daar dan ook t.z.t. nog op terugkomen, maar in het volgende hoofdstuk wil ik eerst naar de Galaten-brief, om het onderscheid te laten zien tussen de boodschap van Paulus en die van de Twaalf. Paulus’ roeping Paulus spreekt in zijn brieven op een aantal plaatsen uitgebreid over zijn bediening als apostel van de natiën. Hij benadrukt hierbij dat hij zijn evangelie niet van mensen had ontvangen, en ook vooral niet van de Twaalf, die discipelen van Jezus waren geweest in Zijn omwandeling op aarde. Naast de overeenkomsten die er zijn tussen de boodschap van Paulus en die van de Twaalf, zijn er ook verschillen. Paulus bespreekt deze met name in de eerste hoofdstukken van de Galaten-brief. Galaten 1 11 Want ik maak aan jullie het evangelie bekend, broeders, dat door mij geëvangeliseerd wordt, dat het niet naar de mens is. 12 Want ik ontving het ook niet van een mens, noch werd ik erin onderwezen, maar door onthulling van Jezus Christus. __________________________________ 3 Statenvertaling: “Maar daarentegen, toen zij zagen, dat aan mij het Evangelie der voorhuid toebetrouwd was, gelijk aan Petrus dat der besnijdenis …” (Gal.2:7). 11
Direct van Christus ontvangen Paulus had zijn evangelie en bediening rechtstreeks van Christus ontvangen. Hij had het niet van anderen ontvangen, zoals de Twaalf. Hoe logisch zou het geweest zijn, als dit wel zo was geweest, menselijkerwijze geredeneerd? De Twaalf waren door Jezus van Nazareth uitgekozen om Zijn discipelen te zijn en hadden enige jaren nauw met de Heer opgetrokken. Maar Paulus werd niet door hen onderwezen, de Heer had voor hem een ander apostelschap. Hij werd geroepen door de opgewekte Christus, vanuit de hemel. De Heer was op aarde gezonden tot Israël. Zijn roeping bestond eruit dat Hij zou gaan tot Israël en dat een gelovig Israël zou worden tot een priesterlijk koninkrijk dat alle volkeren zou onderschikken en onderwijzen (Ex.19:6). Mattheüs 15 24 En Hij antwoordde, en Hij zei: Ik ben slechts afgevaardigd tot de verloren schapen van het huis van Israël. Toen Jezus Zijn discipelen afvaardigde, kregen zij exact dezelfde opdracht als de missie die Hij zelf had: Mattheüs 10 5 Jezus vaardigt deze twaalf af, en Hij geeft hen opdracht, zeggende: Ga niet op een weg van de natiën, en ga niet tot een stad van Samaritanen; 6 maar ga veel meer naar de verloren schapen van het huis Israël. Paulus geroepen De Twaalf werden op aarde gezonden tot Israël. Maar toen Israël niet geloofde en ook de aan hen verkondigde opgewekte Christus verwierp, riep God een andere apostel: Paulus. Paulus werd niet geroepen door Jezus op aarde, maar door de opgewekte Christus vanuit de hemel. Paulus ging weliswaar tot de Joden, lezen we in 12
het boek Handelingen, maar aan hen predikte hij niet, zoals Petrus, dat, wanneer zij zich zouden bekeren, de Messias zou terugkeren om Zijn Koninkrijk te vestigen (Hand.3:19-21). Paulus wist dat Israël zich niet zou bekeren en verkondigde hen dat redding naar de natiën ging en dat hij zich, als apostel van de natiën, tot de natiën zou wenden (Hand.13:46-47, 28:28). Paulus had een roeping die los stond van die van de Twaalf. Galaten 1 15 Maar toen God, die mij vanaf de buik van mijn moeder afgezonderd heeft en mij door zijn genade riep, er een welbehagen in had 16 zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik het evangelie van Hem onder de natiën zou brengen, ging ik niet onmiddellijk te rade bij vlees en bloed … Buiten het land Paulus werd geroepen op de weg naar Damascus. Ook weer zo’n tegenstelling met de Twaalf: niet in het land, maar buiten het land. De Heer riep hem vanuit de hemel (Hand.9) en zijn roeping was om het evangelie van Hem onder de natiën te brengen. Niet aan één specifiek volk, Israël, zoals de Twaalf, maar aan alle natiën, zonder onderscheid. Dat was anders dan bij de Twaalf en daarom ging hij niet bij hen (>vlees en bloed) te rade. 17 … ook ging ik niet op naar Jeruzalem naar hen, die vóór mij apostelen waren, maar ik vertrok naar Arabië, en vandaar keerde ik weer terug naar Damascus. De stad van de grote Koning Paulus onderstreept hier dat zijn bediening los stond van die van de Twaalf. Hij ging ook niet naar Jeruzalem, het hart van Israëls godsdienst en het hoofdkwartier van de Twaalf. Jeruzalem zou immers de stad van de grote Koning zijn (Matth.5:35), waar de 13
troon van de Messias zou staan en is daarmee model voor de vestiging en openbaring van het Koninkrijk. Paulus ging naar Arabië, waarvan hij later in de Galaten-brief zegt, dat daar de berg Sinaï ligt (4:25). Blijkbaar is Paulus naar Sinaï gegaan, waar hij net als Mozes, woorden van God heeft ontvangen. 18 Vervolgens, na drie jaar, ging ik op naar Jeruzalem, om mijn geschiedenis aan Kefas te vertellen, en ik verblijf vijftien dagen bij hem. 19 En ik nam geen ander van de apostelen waar dan alleen Jakobus, de broer van de Heer. Paulus en Petrus Pas na drie jaren ging Paulus naar Jeruzalem en bezocht Petrus (>Kefas, Joh.1:43). Wat hij bij Petrus ging doen, wordt door de meeste vertalingen gemist. Paulus kwam om aan Petrus zijn verhaal te vertellen. Hij deed verslag van zijn roeping en kwam dus niet bij Petrus om zich door hem te laten informeren. Paulus werd niet door Petrus, hier als vertegenwoordiger van de Twaalf, onderwezen, maar vertelde hem van de bediening die hijzelf van de opgewekte Christus had ontvangen. Petrus heeft hier in de aanvang grote moeite mee gehad (Gal.2:11-15), wat natuurlijk goed voor te stellen is. Zijn verwachting van een spoedige wederkomst van de Heer, moest hij bijstellen. En met zijn strikt Joodse opvoeding heeft hij veel moeten bijleren (Hand.10). In zijn laatste brief spreekt hij zijn instemming en waardering uit voor Paulus en zijn boodschap (2 Petr.3:15-16). Galaten 1 21 Vervolgens ging ik naar de streken van Syrië en van Cilicië. 22 En ik was aan de ecclesia's van Judea, die in Christus zijn, van aanzien onbekend. 23 Alleen hoorden zij: hij, die ons eens vervolgde, brengt nu het 14
evangelie van het geloof, dat hij eens te gronde richtte. 24 En zij verheerlijkten God in mij. Consensus Paulus verbleef, in overeenstemming met zijn bediening, voornamelijk in het buitenland. Men wist in Judea alleen van horen zeggen wie Paulus was en van zijn ommekeer. Veel later is Paulus wel naar Jeruzalem gegaan en heeft daar een ontmoeting gehad met Jakobus, Petrus en Johannes. Een bijeenkomst waarin met betrekking tot hun bediening, plechtige afspraken werden gemaakt, die met een handdruk werden bezegeld. Eensgezindheid over twee evangeliën De eerste twee hoofdstukken van de Galaten-brief geven ons veel informatie over de roeping van Paulus en de verschillen tussen zijn bediening en die van de Twaalf. Paulus legt die nadruk in deze brief, omdat de Galaten gelovigen uit de natiën waren en er leraren waren binnengekomen die de Galaten wilden verjoodsen (>judaïseren, Gal.2:14). De Galaten die Paulus’ evangelie van de genade van God hadden ontvangen en omarmd, werden nu door deze valse leraren belast met de boodschap dat zij, om rechtvaardig te leven, nu wel de Joodse wetten (Gal.5:4) en rituelen moesten onderhouden (4:10). Die Joodse boodschap, welke door Paulus het evangelie van de besnijdenis wordt genoemd (2:8), is niet voor hen, gelovigen uit de natiën, en is dus volkomen misplaatst. Galaten 2 1 Vervolgens ben ik na verloop van veertien jaar weer opgegaan naar Jeruzalem, met Barnabas, en ik neem ook Titus mee; 2 en ik ging op, op grond van een openbaring. En ik legde aan hen het evangelie voor, dat ik onder de natiën proclameer, afzonderlijk 15
echter aan hen, die in aanzien waren, opdat ik niet voor niets aan het rennen ben, of liep. Paulus naar Jeruzalem Paulus blijft ook hier benadrukken dat zijn bediening los stond van Jeruzalem. Pas na verloop van veertien jaar ging hij weer naar deze stad, die model staat voor de openbaring van het Koninkrijk. Hij ging ook niet op verzoek van de Twaalf, maar op grond van een openbaring. De Heer Zelf had hem gezonden. Het verslag van de vergadering die daar plaatsvond, vinden we in Handelingen 15. Ook daar was, net als in de Galaten-brief, het onderwerp, of gelovigen uit de natiën moeten worden belast met Joodse wetten en inzettingen. Het korte antwoord is: nee (Hand.15:19). Eensgezindheid Het misverstand dat uit het voorgaande in Galaten 1 zou kunnen ontstaan, is dat Paulus geen achting had voor de Twaalf en hun bediening. Maar het tegendeel is waar en dat blijkt ook wel. Paulus verkondigde zijn evangelie aan wie het maar wilde horen, maar deed dat afzonderlijk aan hen, die in aanzien waren: de apostelen in Jeruzalem. Hij stuurde niet aan op een geschil of onenigheid, maar zocht naar hun instemming in de verschillen van bediening. Het zou een ramp zijn geweest als er tweedracht zou zijn geweest onder de apostelen van Christus. Galaten 2 ... 6 Maar wat hen betreft, die in zeker aanzien waren (wat zij eens waren is voor mij van geen enkel belang, God ziet de persoon niet aan) aan mij hebben zij, die in aanzien zijn, niets voorgelegd. 7 Maar integendeel: wanneer zij weten, dat aan mij het evangelie van de voorhuid toevertrouwd is, zoals aan Petrus dat van de besnijdenis, 16
8 (want Hij, die in Petrus inwerkt tot apostelschap van de besnijdenis, werkt ook in, in mij, tot dat voor de natiën) 9 en wanneer zij de genade weten, die aan mij gegeven wordt, geven Jakobus, Kefas en Johannes, die steunpilaren schijnen te zijn, aan mij en Barnabas de rechterhand van gemeenschap: opdat wij tot de natiën, en zij tot de besnijdenis [zouden gaan]. Rechtstreeks van Christus Dat de Twaalf in aanzien waren, omdat zij met de Heer op aarde hadden gewandeld, was menselijkerwijze gezien logisch. Ook zaken als dat Jakobus “de broeder des Heeren” was (1:19), droegen hier aan bij. Maar voor Paulus waren die dingen niet van belang. Het stelde hun apostelschap niet boven dat van hem. Ook hadden zij niets aan hem voorgelegd. Zijn bediening kwam rechtstreeks van Christus Jezus. Harmonie En daar is overeenstemming over met de Twaalf. Jakobus, Kefas (>Petrus) en Johannes bevestigen deze bediening van Paulus door hem de broederhand te schudden: de rechterhand van gemeenschap. De Twaalf zouden zich tot het Joodse volk wenden met het evangelie van de besnijdenis. Let op dat het hier niet gaat om een beperking door landsgrenzen (Israël), maar door godsdienst (>besnijdenis). Ook toen woonden er al vele Joden in het buitenland. Maar de bediening van Paulus is onbeperkt. Niet gehinderd door welke begrenzing dan ook. Paulus zou tot de natiën gaan, alle natiën, zonder onderscheid. De bediening van Paulus is all inclusive, net als zijn evangelie! 17
Het evangelie van het Koninkrijk Voordat ik naar het evangelie wil gaan dat Paulus was toevertrouwd, wil ik laten zien wat het evangelie van het Koninkrijk is dat aan Israël werd gepredikt en dat in de toekomst weer aan hen verkondigd zal worden. In Gal.2:7 heet dit het evangelie van de besnijdenis, zoals we al zagen. Eerder heb ik al gewezen op Hand.3:19-21 waar Petrus tot het Joodse volk zegt dat, als zij zich bezinnen en bekeren, de Christus zal terugkeren vanuit de hemel om Zijn Koninkrijk te vestigen. Natuurlijk baseert Petrus zijn woorden op de Hebreeuwse bijbel, ons oude testament. Daarin zijn deze dingen voorzegd. Maar ook de Heer Jezus Christus in Zijn wandel op aarde, en Zijn voorloper Johannes de Doper, verkondigden het nabij gekomen Koninkrijk. Mattheüs 3 1 En in die dagen kwam Johannes de Doper, en hij proclameert in de woestijn van Judea, 2 en hij zegt: Bezint u, want het koninkrijk van de hemelen is nabij gekomen. Mattheüs 4 17 Vanaf dán begint Jezus te proclameren, en te zeggen: Bezint u, want het koninkrijk van de hemelen is nabij gekomen. Deze boodschap wordt genoemd: het evangelie van het Koninkrijk (Matth.4:23, 9:35 en 24:14). Zowel Johannes de Doper, als Jezus, maar later ook de twaalf apostelen in het boek Handelingen, baseren zich op de oudtestamentische profeten, die profeteerden dat er een Israëlitisch Koninkrijk zou komen, met de Messias aan het hoofd, dat alle aardse koninkrijken teniet zou doen. 18
Daniël 2 In Daniël 2 wordt een droom beschreven van de toenmalige wereldheerser en koning van Babel, Nebukadnezar. Hij droomt over een beeld met een hoofd van goud, met een borst en armen van zilver, een buik en dijen van koper, met benen van ijzer en voeten deels van ijzer, deels van klei (Dan.2:32-33). Dit beeld wordt verpulverd en vermalen door een steen, die zonder mensenhanden afgehouwen wordt en deze steen vult de gehele aarde (Dan.2:34-35). Uit de uitleg die Daniël vervolgens geeft in Dan.2:36-43, blijkt dat de verschillende lichaamsdelen van het beeld en hun metalen, staan voor vier aardse koninkrijken, die, zo blijkt ook uit andere Schriftplaatsen, Babel als hoofdstad hebben. Aan deze koninkrijken komt een einde en deze aardse koninkrijken zullen opgevolgd worden door een Koninkrijk met een andere oorsprong, vanuit de hemel. Daniël 2 44 En in hun dagen van deze koningen, zal de God van de hemelen een Koninkrijk oprichten, dat tot in de aeonen niet geschaad zal worden, en het Koninkrijk zal niet aan een ander volk worden overgelaten. Het zal al deze koninkrijken verpulveren en beëindigen, en het zal standhouden tot in de aeonen. 45 Daarom heb jij gezien dat een steen van een berg zonder handen werd afgehouwen en dat die het ijzer, het koper, het klei, het zilver en het goud verpulverde. De grote God heeft aan de koning bekendgemaakt, wat er na dit gebeuren zal. En de droom is zeker en zijn uitleg betrouwbaar. De steen De steen die vanaf een hoge plaats (>berg) zonder toedoen van mensenhanden wordt afgehouwen en de aardse koninkrijken 19
verpulvert, is een uitbeelding van het Koninkrijk dat de God van de hemelen zal oprichten, namelijk: het Koninkrijk van de hemelen (Matth.3:2, 4:17,5:3, enz.). En de verkondiging van dit Koninkrijk heet: het evangelie van het Koninkrijk. Dit Koninkrijk zal een Israëlitisch wereldrijk zijn met de Messias als Koning. Israël zal dan een priesterlijk koninkrijk zijn, dat alle volkeren zal onderschikken en onderwijzen (Ex.19:6; Jes.2:2-4; Micha 4:1-3). Een paar hoofdstukken verder, in Daniël 7, ontvangt Daniël zelf een droom van God over vier dieren die opkomen uit de zee. Ook deze vier dieren zijn een voorstelling van de vier koninkrijken (7:17,23). Hier wordt er eveneens over gesproken dat de macht van deze aardse koninkrijken beëindigd zal worden (7:9, 12). Deze aardse koninkrijken worden opgevolgd door een Messiaans Koninkrijk dat stand zal houden tot in de aeonen (>wereldtijdperken). Daniël 7 14 En aan Hem (=de Zoon des mensen, :13) werd macht verleend en achting en een Koninkrijk, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn macht is een macht van de aeon, die niet zal verlopen, en Zijn Koninkrijk zal niet beperkt worden. … 18 Maar de heiligen van de allerhoogsten zullen het Koninkrijk ontvangen, en zij zullen het Koninkrijk zeker bezitten tot de aeon, zelfs tot de aeon van de aeonen. … 27 En het Koninkrijk en de macht en de grootsheid van de koninkrijken onder de gehele hemelen zullen verleend worden aan het volk van de heiligen van de allerhoogsten. Zijn Koninkrijk is een Koninkrijk van de aeon, en alle machten zullen het dienen en naar het luisteren. 20
Israëlitisch wereldrijk Dit Messiaanse rijk zal een wereldrijk zijn dat geregeerd wordt door de Messias vanuit Jeruzalem. Het zal een rijk zijn met Israël, het volk van de heiligen van de allerhoogsten, als hoofd van de volkeren. Dit evangelie van het Koninkrijk was de boodschap die Johannes de Doper, de Heer Jezus en de twaalf apostelen verkondigden aan Israël. Het Koninkrijk was nabij. Als Israël zich als volk zou bekeren, zou dit Koninkrijk aanvangen. Maar dat gebeurde niet. Vanwege Israëls ongeloof en misstap, ging redding naar de natiën. Een geheim dat aeonen lang verborgen was gebleven (Ef.3:9; Kol.1:26). De troon in Jeruzalem Aan het einde van deze aeon zal dit evangelie van het Koninkrijk weer geproclameerd worden (Matth.24:14) en dan zal Israël zich bekeren en de naam van JAHWEH aanroepen. Dan zal de Messias aan hen verschijnen en vanaf de troon in Jeruzalem Zijn Koninkrijk vestigen over de gehele aarde (Joël 2:32; Zach.13:9, 14:4). Onderbreking Maar in deze onderbreking in Gods handelen met Israël, heeft God een andere apostel geroepen, met het evangelie van de voorhuid. In deze tussentijd verzamelt God Zich uit alle natiën een gezelschap dat één is met Zijn Zoon, één lichaam met Christus. Deze ecclesia deelt in alles wat aan de Christus beloofd is en Hem gegeven wordt. En dat is adembenemend veel! God gaat in Christus deze hele schepping brengen waar Hij haar hebben wil. En dat evangelie mocht Paulus onthullen! Daar gaan we in de volgende hoofdstukken mee verder. 21
Het woord van de waarheid recht snijden In de vorige hoofdstukken heb ik uiteengezet dat er fundamentele overeenkomsten zijn in het evangelie van Paulus en de Twaalf. Maar er zijn ook verschillen in de boodschap en doelgroep. Jezus in Zijn aardse wandel en de Twaalf, hadden een andere boodschap en een andere doelgroep dan het evangelie dat door de opgewekte Christus vanuit de hemel aan Paulus was toevertrouwd. Dit is een uitermate belangrijke waarheid, die maar zelden wordt gezien en daarom ook zelden wordt toegepast. Over het algemeen maakt men geen onderscheid tussen de boodschappers en dus ook niet tussen de geadresseerden, men leest het hele nieuwe testament als “aan ons” gericht. Correcte verdeling Paulus heeft twee brieven geschreven aan zijn opvolger Timotheüs, die hij diverse keren aanspreekt met “mijn kind” (1 Tim.1:2,18; 2 Tim.1:2, 2:1). Deze brieven zijn zeer persoonlijk en Paulus rust Timotheüs toe voor de taak die hem wacht, door hem belangrijke adviezen en waarschuwingen door te geven. Toen Paulus hem, in zijn tweede brief aan Timotheüs, belangrijke aanwijzingen gaf, drukte hij hem ook op het hart om het woord van de waarheid correct te snijden. 2 Timotheüs 2 15 Beijver je jezelf welbeproefd voor God te presenteren, als een werker, die zich niet hoeft te schamen, maar die het woord van de waarheid recht snijdt. Belangrijk Timotheüs zou het woord van de waarheid correct verdelen en zich daartoe inspannen. Door dat te doen zou hij betonen dat hij welbeproefd was voor God en zich niet hoeven schamen voor zijn 22
werk. De woorden die Paulus gebruikt, tonen aan hoe belangrijk hij dit onderwerp vond. Ook wij zouden hier belang aan hechten. Misplaatst In de verzen 17 en 18 geeft Paulus een voorbeeld van Hymeneüs en Filetus die van de waarheid waren afgeweken. Zij misplaatsten een bijbelse waarheid door te zeggen dat de opstanding al heeft plaatsgevonden. Zij sneden het woord van de waarheid niet recht en daarmee was het geen woord van waarheid meer. Eerder gaf ik het voorbeeld van de Galaten, die gelovigen waren uit de natiën en die zich lieten verleiden door leraren die hen wilden ‘judaïseren’ door hen allerlei Joodse wetten en rituelen te laten onderhouden. Deze boodschap is bedoeld voor de besnijdenis en is in die zin naar de Schrift. Maar wanneer dit verkondigd wordt aan gelovigen uit de natiën, is het woord van de waarheid niet recht gesneden en daarmee misplaatst. Onderscheid Bewust of onbewust brengt iedereen die de bijbel leest, onderscheid aan in wat wel of niet voor hem bestemd zou zijn. Ik ben namelijk nog nooit iemand tegengekomen die vindt dat een broeder die de wet van Mozes heeft overtreden, gestenigd moet worden (o.a. Lev.24:16) Ook ken ik niemand die, hoe wettisch ook, alle wetten houdt die beschreven staan, zoals alle spijswetten. Of dat iemand zijn oog uitrukt, omdat zijn oog hem verstrikt (Matth.18:9), enz. Het onderscheid maken in de Schrift is geen moeilijke zaak en wij hoeven ook niet zelf te bepalen wat, wat wel en wat niet rechtstreeks aan ons gericht is. De Schrift geeft daar zelf heldere aanwijzingen voor. 23
Hebreeën 4 12 Want het woord van God is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot verdeling van ziel en geest, van verbindingen en merg, en het is een oordeelkundige van de gevoelens en de gedachten van het hart. Scherp Het is het woord van God Zelf, dat onderscheid maakt, messcherp. Of beter: zo scherp als een tweesnijdend scherp zwaard. Zaken zoals ziel en geest, die in de wereld en ook in religie als één en hetzelfde worden gezien, worden in het woord onderscheiden. Tot dat woord van de waarheid zouden we ons dan ook wenden om ons te laten onderwijzen welke dingen wel aan ons gericht zijn en welke niet. Dat betekent niet dat we geen kennis zouden nemen van brieven of Geschriften die niet rechtstreeks aan ons gericht zijn. Heel de Schrift is voor ons, maar we zouden onderscheiden dat niet de hele Schrift gericht is aan ons. 2 Timotheüs 3 16 Elk Schriftwoord is door God geïnspireerd, en is heilzaam voor onderwijzing, blootlegging, correctie en opvoeding in rechtvaardigheid, 17 opdat de mens van God toegerust zal zijn, volkomen toebereid voor elk goed werk. Aanscherpen Als wij het evangelie van de besnijdenis of het evangelie van het koninkrijk goed verstaan, zal dit ons meer inzicht geven in Gods plan met Israël. De boodschap is weliswaar niet direct aan ons gericht, maar door het te verstaan, zullen we ook het evangelie van de voorhuid dat via de apostel Paulus aan ons wordt doorgegeven, 24
beter kunnen plaatsen en in de hele context van de bijbelse boodschap kunnen bezien. Een mens leert nu eenmaal door contrasten en door de verschillende scheidslijnen te zien, wordt ons zicht aangescherpt. Paulus heeft het woord van God tot volheid gebracht Paulus was een bijzondere apostel met een bijzondere roeping. Hij behoorde niet tot de twaalf die met Jezus hadden opgetrokken, maar hij werd geroepen door de opgewekte Christus vanuit de hemel. Als laatste verscheen Christus aan Hem en Paulus sluit hiermee dan ook de gelederen van de apostelen, dat wil zeggen: hij is de laatste apostel (1 Kor.9:1, 15:8). Maar Paulus is ook degene die het woord van God completeerde. Hij voegde aan het woord van God toe, dat wat er nog aan ontbrak. Kolossenzen 1 25 Daarvan (=van de ecclesia uit vers 24) ben ik een dienaar geworden, in overeenstemming met het beheer van God, dat mij voor jullie gegeven wordt, om het woord van God te vervullen … Completeren Het woord dat hier vertaald is met vervullen, is het Griekse plerõo. Dit woord komt 86 keer voor in het nieuwe testament en in bijna de helft van de gevallen gaat het om voorzeggingen uit de Schrift die vervuld worden: profetieën, de wet, het Schriftwoord, het woord van de profeet, enz. In deze gevallen gaat het om een deel van het woord van God dat al bekend is, maar door een gebeurtenis of uitspraak vervuld wordt: volledig gemaakt, gecompleteerd. Het woord is afgeleid van een ander Grieks woord dat betekent: vol, gevuld of volledig. 25
Waarmee vervulde of completeerde Paulus dan het woord van God? Dat staat een vers verder. Kolossenzen 1 26 … [namelijk] het geheimenis, verborgen geweest vanaf de aeonen en vanaf de generaties, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen. Verborgen Paulus voegde aan het woord van God een deel toe dat tot dan toe geheim en verborgen was gebleven. Daarmee werd het woord gecompleteerd en was het vol, in de zin van: het was af, er was niets meer aan toe te voegen. Over dit geheimenis valt veel te zeggen, maar kort gezegd gaat het erover dat de gelovigen uit de natiën delen in de zegeningen die aan de Christus (>Israëls Messias) zijn beloofd. Gelovigen uit de natiën zijn één (lichaam) met Christus (Kol.1:27). Het geheim van de Christus Maar let op! Maak niet de vergissing door te denken dat wat Paulus bekend maakte, niet in de overige Schriften te vinden is! Iets dat verborgen is, is geheim, of onzichtbaar gemaakt. Maar het is er wel degelijk. Met de zaken die Paulus onthult, neemt hij de bedekking weg en wordt zichtbaar gemaakt wat in de overige Schriften verborgen was. Daardoor krijgen geschiedenissen, woorden en rituelen die niet aan ons gericht zijn een diepere betekenis. De bedekking die daarover lag, omdat het verborgen was, wordt door Christus via de apostel Paulus, weggenomen en het wordt aan ons geopenbaard. Overal waar in de Schrift gesproken wordt over Christus, weten we nu dat het spreekt over Christus en Zijn lichaam. Het lag al in de Schrift besloten en verborgen, maar kreeg pas ten volle betekenis toen Paulus het mocht onthullen. Dat is het geheim van de Christus (Ef.3:4)! 26
Eén God: de onbekende God Als er één waarheid is die Paulus zijn hele leven gekend heeft, is het dat er één God is. Dat vinden we dan ook als een rode draad door al zijn brieven. Maar ook toen Paulus nog Saulus was, behoorde dit al tot het fundament van zijn kennis. Hij was een geboren Israëliet met een Joodse opvoeding en naar de wet een Farizeeër (Hand.22:3; Fil.3:5). Ook nu is voor de Joden nog steeds het bekendste en belangrijkste vers uit de Tenach, de tekst die het sjema genoemd wordt. Het is de Joodse belijdenis van de eenheid van God. Deuteronomium 6 4 Hoor, Israël: JAHWEH onze God, JAHWEH is één! De ene God Het sjema is de uitdrukking van het absolute geloof in de ene God en doortrekt het hele leven van een godsdienstige Jood. Het is het eerste wat een Joods jongetje leert, maar ook het laatste wat een Jood bij het sterven op zijn lippen zal nemen. Op vrijwel elke deurpost van Joodse huizen en gebouwen vind je kokertjes (de mezouza) met een rolletje perkament, waarop dit vers staat. Ook vind je het in de holtes van de gebedsriemen (>de tefilin) die de Jood draagt als hij bidt. Hiermee brengt men in praktijk wat het vervolg van Deuteronomium zegt. 5 En jij zal JAHWEH, jouw God, liefhebben met heel jouw hart en met heel jouw ziel en met heel jouw kracht. 6 En deze woorden, die ik jou vandaag als instructie geef, zullen in jouw hart zijn. 7 En jij zal ze herhalen voor jouw zonen, en jij zal erover spreken tijdens jouw zitten in jouw huis en tijdens jouw gaan op de weg en bij jouw neerliggen en bij jouw opstaan. 8 En jij zal ze vastbinden tot teken op jouw hand en zij worden tot 27
voorhoofdsbanden tussen jouw ogen. 9 En jij zal ze schrijven op de deurposten van jouw huis en op jouw poorten. Paulus in Athene Als de apostel Paulus op één van zijn reizen in Athene is, ziet hij dat de stad vol afgodsbeelden staat (Hand.17:16). Als hij op de markt met verschillende filosofen argumenteert (17:17-18), wordt hij uitgenodigd om zijn verhaal op de Areopagus te doen. De Atheners waren letterlijk nieuws-gierig en altijd op zoek naar nieuwtjes en nieuwe leringen (17:21). Paulus krijgt daar, staande op de Areopagus, het woord. Handelingen 17 22 En Paulus staat in het midden van de Areopagus, en hij zei met nadruk: Mannen, Atheners, ik aanschouw aan alle kanten, hoe buitengewoon religieus jullie zijn. 23 Want toen ik door de stad ging, en de voorwerpen van jullie verering overpeinsde, vond ik ook een voetstuk, met het opschrift: Aan een onbekende god. Wie jullie, dan, zonder hem te kennen, vereren, deze verkondig ik jullie. Truc? Soms wordt gezegd dat het een slimme truc of list van Paulus was om op hun godsdienstigheid in te spelen en de gelegenheid van het lege voetstuk met het opschrift ‘aan een onbekende god’ aan te grijpen om zijn verhaal te doen. De Atheners waren ontzettend religieus en hadden blijkbaar overal wel een god voor. Maar wie zoveel goden bedenkt, kan er wel eens één vergeten zijn en daarom hadden ze een voetstuk geplaatst om ook hierin te voorzien. 28
Dé God Natuurlijk was het slim van Paulus, maar het was meer dan dat. Zij die meerdere goden (er)kennen, kennen geen God in de absolute zin van het woord. Het Griekse woord voor God is Theos en dat betekent Plaatser. God is de Plaatser en Beschikker van alle dingen en Hij is soeverein. Daarom is Hij dan ook werkelijk GOD. Hij is oppermachtig en almachtig, alles wat Hij wil, dat kan en zal Hij doen. Hij is de Bedenker en Schepper van alles. Hij deelt Zijn positie niet met andere goden. Omdat de Grieken meerdere goden vereerden, kenden zij daardoor de GOD niet. 24 De God, die de wereld gemaakt heeft, en alle dingen die daarin zijn, déze, die Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt, 25 die ook niet door mensenhanden wordt behandeld, alsof Hij iets behoeft, omdat Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft. De Bron van al het leven Hij is Heer (>Eigenaar en Heerser) van hemel en aarde. De goden die de Grieken kenden, waren door hun eigen handen gemaakt en via hun eigen denkwereld door henzelf “tot leven gebracht”. Maar dé God, die Paulus hen verkondigt, is Degene die al het leven geeft. Hij wordt niet van mensenhanden bediend en woont niet in door mensenhanden gemaakte tempels, maar woont in Zijn schepping, die Hij Zelf gemaakt heeft. En Hij is de Bron van al het leven, Hij is Degene die aan allen het leven, adem en alles geeft. Wat een enorm contrast met de goden van de Grieken en de goden van religie in het algemeen. Altijd worden die “goden” geschilderd als afhankelijk van de mens. Ook in de christelijke religie. Als de mens namelijk geen keuze maakt of de juiste dingen doet, dan gaat hij voor altijd verloren. Het is altijd van de mens afhankelijk. Dus ook daar kent men dé God niet werkelijk. 29
Gods geslacht Bijzonder is dan ook wat Paulus in het vervolg nog zegt. Let op, hij heeft het hier tegen volstrekt onwetende en ongelovige Grieken. Na zijn toespraak spotten zij zelfs met Paulus’ boodschap (17:32). Maar Paulus verkondigt hen dat zij allen uit God zijn voortgekomen en haalt hierbij één van hun eigen dichters aan. Handelingen 17 28 want in Hem leven wij, en bewegen wij, en zijn wij, zoals ook sommige dichters van jullie hebben uitgesproken: Want wij zijn ook van dat geslacht. 29 Wij, dan, die van Gods geslacht zijn, behoren dus niet te veronderstellen, dat het goddelijke lijkt op goud, of op zilver, of op steen, op een beeldhouwwerk van handwerk, en op menselijke gevoelens. Elk mens behoort tot Gods geslacht, zegt Paulus hier en hij sluit zijn toehoorders daarbij in. Als een mens dat hoort, zou hij dat erkennen en zich daarop bezinnen. Dat is dan ook wat Paulus naar voren brengt. 30 God geeft, dan, met voorbijzien van de tijden van onwetendheid, nu opdracht aan alle mensen, overal, zich te bezinnen, 31 omdat Hij een dag gesteld heeft, waarop Hij de bewoonde wereld in rechtvaardigheid zal oordelen, door een man, die Hij bepaalt, geloof verschaffend aan allen, die Hem uit de doden doet opstaan. Deze hele schepping zal geoordeeld (>gericht) worden door een Man, de Zoon van God (Joh.5:22). God heeft Zijn Zoon opgewekt uit de doden en alles in Zijn hand gegeven. Daarvan zal iedereen overtuigd worden: geloof verschaffend aan allen. Wie zich daarop bezint, kan maar tot één reactie komen: God als God erkennen, verheerlijken en danken (Rom.1:21)! 30
Eén God: alles is uit Hem, door Hem en tot Hem Het allergrootste en meest fundamentele thema van de Schrift is dat er één God is. Eerder wees ik op de Joodse geloofsbelijdenis van de ene God uit Deut.6:4. Ook de Heer Jezus onderschreef deze waarheid van de ene God (Marc.12:28-32). God is de Schepper van alles, alle dingen bestaan door Hem en alles heeft zijn bestemming in Hem. Romeinen 11 36 Want vanuit Hem en door Hem en tot in Hem zijn alle dingen: aan Hem is de heerlijkheid tot in de aeonen! Amen! Lofzang We zouden goed moeten beseffen, dat de woorden, die Paulus hier schrijft, onderdeel zijn van een lofzang op God (11:33-36). Deze lofprijzing is de afsluiting van de eerste 11 hoofdstukken van de Romeinen-brief, wat men ook wel het leerstellige deel van de brief noemt. Maar het is met name een reactie op het direct voorafgaande waarin Paulus spreekt over het ongeloof van Israël. Door hun misstap ging redding naar de natiën (11:11). Juist deze verwerping van Israël, gebruikt God tot de verzoening van de wereld (11:15)! En ook Israël zal niet ongelovig blijven, maar herleven en via hen zullen de volkeren gezegend worden (11:15). Het is God die deze ongehoorzaamheid bewerkt, om Zijn geweldige plan met heel Zijn schepping uit te werken. 32 Want God sluit allen samen op in ongezeglijkheid, om Zich over allen te ontfermen. Van dood naar leven! Eerst waren de natiën ongehoorzaam of ongezeglijk, nu is Israël dat. Maar het is Gods doel om zich over allen te ontfermen. En dat is zo onvoorstelbaar mooi, dat Paulus uitbarst in een lofzang. God 31
gaat een weg met Israël, die een doodlopende weg lijkt te zijn. Israël is terzijde gesteld en hun positie nu wordt bijvoorbeeld geïllustreerd als een dal met doodsbeenderen (Ez.37:1) en zij zijn in het graf (Ez.37:12). Maar Israël zal herleven (Ez.37:14). En juist in deze tussentijd dat Israël in het graf is, maakt God via de apostel Paulus bekend dat de dood teniet gedaan zal worden en onvergankelijk leven het deel zal worden van elk schepsel (1Kor.15:22,26; 2 Tim.1:10). Gods plan is zo geweldig groots, dat kan geen mens bedenken! Romeinen 11 33 O, diepte van rijkdom en van wijsheid en van kennis van God! Hoe onnavorsbaar zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! 34 Want: wie kende het denken van de Heer? Of: wie werd Zijn adviseur? 35 Of: wie geeft eerst aan Hem, en het zal aan hem terugbetaald worden? 36 Want vanuit Hem en door Hem en tot in Hem zijn alle dingen: aan Hem is de heerlijkheid tot in de aeonen! Amen! Soeverein De wegen die God met mensen gaat, zoals Farao (Rom.9:17) of met volken, zoals Israël (Rom.11:1), zijn onnavolgbaar en ondoorgrondelijk. Niemand kent Zijn denken en Hij heeft daarin niemand nodig, zodat Hij iemand iets verschuldigd zou zijn. Hij is God, almachtig en autonoom in al Zijn handelen. En juist dat is de garantie voor de goede afloop. Aan Hem de heerlijkheid! Alles is vanuit Hem: Hij is de Schepper en Oorsprong van alles. Alles is door Hem: alle dingen bestaan door Hem. En alles is tot in Hem: alles heeft zijn doel en bestemming in Hem. 32
De wegen die Hij daar in gaat, zijn Zijn wegen en die kunnen wij vaak niet bevatten. Maar alles zal tot Zijn eer blijken te zijn: aan Hem is de heerlijkheid tot in de aeonen! Eén God: Schepper van alles Dat God de Schepper is van alles, zal geen christen kunnen ontkennen. “In den beginne” was daar ooit immers alleen God en alle dingen zijn uit Zijn spreken voortgekomen (Genesis 1; Joh.1:13; Ps.33:9). Maar de consequenties van het feit dat God de Schepper is van alles, kan men over het algemeen niet aanvaarden. Alles is uit God, want Hij is de Schepper, maar alles heeft ook zijn bestemming in Hem. Dat betekent dat alles wat er is en alles wat er gebeurt, een plek heeft in Zijn plan en meewerkt aan Zijn bedoeling (Rom.8:28; Ef.1:11): alles! Spreuken 16 4 JAHWEH heeft alles gemaakt voor Zijn doel, ja zelfs de slechte voor de dag van het kwaad. Zijn doel Het Hebreeuwse woord dat hier vertaald is met voor Zijn doel, betekent letterlijk tot antwoord van Hem. Zoals wij ook zeggen: het beantwoordt aan het doel. De slechte wordt in de NBG-vertaling weergegeven met de goddeloze. Het staat bijvoorbeeld tegenover de rechtvaardige (Gen.18:23,25). Ook hen heeft God gemaakt voor Zijn doel. Schepper van kwaad We kennen uit de Schrift nogal wat koningen uit de volkeren, die kwaad hebben aangericht. Maar we lezen ook dat zij bestuurd werden door God (Spr.21:1). Denk aan Farao en Nebukadnezar. En ook Kores was zo’n koning. God liet hem Jeruzalem en de 33
tempel herbouwen (Jes.44:28) en stelde deze heidense koning, die God niet kende, in dienst van Zijn volk Israël (Jes.45:4). God zegt tegen hem: Jesaja 45 5 Ik ben JAHWEH en er is verder geen; uitgezonderd Mij is geen God. Ik gordde jou, hoewel jij Mij niet kende. 6 Opdat zij weten, vanaf de opgang van de zon en waar zij ondergaat, dat er, afgezien van Mij, niemand is. Ik ben JAHWEH en er is verder geen. 7 Formeerder van licht en Schepper van duisternis, Maker van welzijn en Schepper van kwaad, Ik, JAHWEH, doe al deze dingen. Geen doelmisser God verklaart nadrukkelijk en plechtig dat Hij de Schepper is van werkelijk alles! Ook dingen waarvan wij wellicht moeite hebben om die aan God toe te kennen: duisternis en kwaad. Maar ook dat gebruikt Hij tot Zijn bedoeling. God is geen zondaar, die dingen maakt die Zijn doel missen. Want dat is wat zonde letterlijk is: doel missen. Nee, alles werkt mee aan Zijn doel. God is dan ook geen zondaar, omdat Hij het kwaad gemaakt heeft. Hij is God, die in alles werkt naar de bedoeling van Zijn wil (Ef.1:11). Job In het boek Job vinden we hoe satan tot God nadert en tegen God zegt dat Job Hem alleen maar trouw is, omdat hij zoveel heeft en God hem beschermt. God geeft satan dan de ruimte om Job alles af te pakken en in tweede instantie om ook Job zelf aan te tasten, maar zijn leven mocht satan niet nemen. In dit relaas, dat je vindt in Job 1 en 2, komt wel heel duidelijk naar voren dat satan weliswaar macht heeft, maar alleen binnen de speelruimte die God hem geeft. 34
Na de eerste serie rampen, die Job overkomt, is hij al zijn bezittingen kwijt. Alles wat hij heeft, zijn kinderen, zijn huis en zijn vee. Job rouwt, en zegt: Job 1 21 Naakt ben ik uit de buik van mijn moeder uitgegaan, en naakt zal ik daarheen terugkeren. JAHWEH heeft gegeven, JAHWEH heeft genomen, gezegend is de Naam van JAHWEH. 22 In dit alles zondigde Job niet en schreef aan God niets onbetamelijks toe. Job spreekt waarheid Let op het commentaar van de Schrift op Jobs woorden in vers 22. We hadden het Job waarschijnlijk niet kwalijk genomen als hij wat dan ook gezegd zou hebben, maar er staat dat Job aan God niets ongerijmds toeschreef. Wat Job zei over God, was de waarheid. Daarna krijgt satan ook de ruimte om Job zelf aan te tasten. Hij mag hem raken, maar zijn leven (letterlijk: ziel). moet bewaard blijven (2:4-6). Nadat Job nog meer leed is overkomen, zegt zijn vrouw tegen hem dat hij God vaarwel zou moeten zeggen. Jobs antwoord is veelzeggend: Job 2 9 En zijn vrouw zegt tot hem: Houd jij nog steeds vast aan jouw vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf! 10 En hij zei tot haar: Je spreekt zoals één van de dwaze vrouwen spreekt. Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet. Het is helder dat Job ervan uitging dat niet alleen het goede uit God is, maar dat we ook het kwaad van God ontvangen. Om dit te onderstrepen staat er ook hier achter dat Job de waarheid sprak 35
en hij niet zondigde toen hij deze woorden sprak. Ook de profeten getuigen van het feit dat zowel het goede, als het kwade van God komt. Amos 3 6 Wordt de bazuin in een stad geblazen, zonder dat het volk beeft? Is er kwaad in een stad, zonder dat JAHWEH het doet? Klaagliederen 3 38 Komt niet uit de mond van de Allerhoogste voort het kwade en het goede? Goed én kwaad Terug naar het eerdergenoemde Jes.45:7. Daar worden ons twee contrasten voorgehouden: licht en duisternis en welzijn en kwaad. Zoals in de hof van Eden een boom van de kennis van goed én kwaad stond (Gen.2:9). Toen Adam en Eva aten van deze boom, leerden zij niet alleen wat kwaad is, maar ook wat goed is. Daarvoor hadden zij het wel goed, maar konden het goede niet beoordelen of waarderen als goed, omdat zij geen context hadden. Zoals wij niet werkelijk kunnen inschatten wat gezondheid zou zijn als we geen ziekte zouden kennen. En hoe zouden we werkelijke blijdschap kunnen ervaren, als we niet zouden weten wat verdriet en ellende is? Er is een hoofdstuk in Prediker dat ons een hele rij van dit soort contrasten voorhoudt. Prediker 3 1 Voor alles is een vastgestelde tijd en er is een seizoen voor elke gebeurtenis onder de hemelen. 2 Er is een tijd om te baren en er is een tijd om te sterven, er is een tijd om te planten en er is een tijd om het geplante neer te hakken, 3 er is een tijd om te doden en er is een tijd om te genezen, er is een tijd om een bres te slaan en er is een tijd om te bouwen. 36
4 Er is een tijd om te huilen en er is een tijd om plezier te maken. Er is een tijd om te rouwklagen en er is een tijd om te dansen. 5 Er is een tijd om stenen te gooien en er is een tijd om stenen te vergaren. Er is een tijd om te omhelzen en er is een tijd om ver te zijn van omhelzen. 6 Er is een tijd om te zoeken en er is een tijd om te vernietigen. Er is een tijd om te bewaren en er is een tijd om weg te gooien. 7 Er is een tijd om te scheuren en er is een tijd om te naaien. Er is een tijd om te zwijgen en er is een tijd om te spreken. 8 Er is een tijd om lief te hebben en er is een tijd om te haten. Er is een tijd van oorlog en er is een tijd van vrede. 9 Welk voordeel heeft de werker van dat waarvoor hij zwoegt? 10 Ik zie de ervaring die God geeft aan de zonen van de mens, om hen nederig te maken. Contrasten Voor al deze zaken is er dus een vastgestelde tijd, door God vastgesteld. Hij heeft deze contrasten bedacht met een doel: de mens nederig te maken. Een mens zou namelijk leren dat wie hij ook is en wat voor positie hij ook heeft, hij ook met tegenslag te maken krijgt. Dat lijkt sommige mensen veel meer te overkomen dan anderen, maar uiteindelijk zijn we allemaal stervelingen en ondergaan we hetzelfde lot: we gaan dood. De dood En ook de dood is door God bedacht en heeft een plek in Zijn plan. Het is een vijand van de mens (1 Kor.15:26), maar is ook niet juist het kennen van de dood, datgene wat onze hoop versterkt? God gaat de dood teniet doen (1 Kor.15:26; 2 Tim.1:10) en wij zullen in de opstanding een nieuw en verheerlijkt lichaam ontvangen. Voor zover we daar enig besef van hebben, komt dat, omdat we dagelijks geconfronteerd worden met de dood en met onze 37
sterfelijkheid. We weten voornamelijk wat onvergankelijk leven is, omdat we weten wat het niet is: sterfelijk. We sterven niet meer. Aan Hem de heerlijkheid! Door tegenstellingen en contrasten leert een mens. God gebruikt de tegenstander en het kwaad, maar Hij is de oorsprong van alles en heeft ook met het kwaad een bedoeling. Wanneer wij dat beseffen, zien we dat de levenslessen die we leren en waardoor we opgroeien, van Hem zijn. We geven Hem dan de eer die Hem toekomt en verheerlijken en danken Hem als God (Rom.1:21), de Plaatser van alle dingen. Alles is tot Zijn heerlijkheid! Romeinen 11 36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: aan Hem is de heerlijkheid tot in de aeonen! Amen! Eén God: wie heeft satan gemaakt? Als God de Schepper is van alles, alles beschikt en alles uit Hem, door Hem en tot Hem is, wie heeft dan satan geschapen? Daarop is slechts één antwoord mogelijk: God. In het christendom probeert men dit antwoord te ontwijken. Men stelt daar dat satan een engel was, die eerst goed was en dat het toen naar zijn hoofd is gestegen en hij net als God wilde zijn. God heeft hem toen uit die positie ontslagen en zo werd deze gevallen engel satan. Theologie Dit is een vondst van theologen en vind je in de Schrift niet terug. Men legt het in gedeeltes als Ezechiël 28 en Jesaja 14, die respectievelijk over de koning van Tyrus en over de koning van Babel gaan en niet over satan. Maar stelt u zich voor dat we meegaan in de bewering dat satan een gevallen engel is. Dan is het 38
nog steeds zo dat God hem geschapen heeft. Sterker nog, God heeft dan een engel geschapen, die goed was, maar toch de mogelijkheid had om zich tegen God te keren. En had God dit dan wél voorzien, of niet? Als Hij werkelijk God is, wist Hij het van tevoren en heeft Hij het ook zo bedoeld. God werkt immers in alles naar de bedoeling van Zijn wil (Ef.1:11). Ook bij dit, door mensen verzonnen, narratief is het zo dat, als je blijft doorvragen over de oorsprong van satan, je hoe dan ook altijd bij God zal uitkomen. Tegenstander God heeft satan geschapen en Hij heeft hem geschapen als tegenstander, want dat is wat satan betekent. Net als de contrasten, zoals licht en duisternis, goed en kwaad, waarvan we eerder zagen dat God die gemaakt heeft. Een andere naam voor satan is duivel, dat komt van het Griekse woord diabolos, letterlijk: de-doorheen-werper. Hij gooit de dingen door elkaar, met als doel te verwarren. Zo is hij niet geworden, hij is met dat doel gemaakt en is zo vanaf het begin. Johannes 8 44 Jullie zijn uit de duivel als vader, en jullie willen de begeerten van jullie vader doen. Hij was een mensenmoordenaar vanaf het begin. En hij staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit de eigen dingen, want hij is een leugenaar, en de vader ervan. Vanaf het begin Hij voert zijn taak uit vanaf het begin, staat hier en hij staat niet in de waarheid en heeft daar ook nooit in gestaan. Satan was niet eerst ‘een goede engel’, die vervolgens, door zonde en opstand, een tegenstander werd. 39
1 Johannes 3 8 … maar degene, die de zonde doet, die is uit de duivel, want de duivel zondigt vanaf het begin ... De duivel zondigt vanaf het begin, want hij is zo gemaakt: als tegenstander en doorheen-werper. Hij is geen gevallen engel, God kent niet zoiets als ‘onvoorziene omstandigheden’. God wist wat Hij deed toen Hij satan maakte. Jesaja 54 16 … Ik ben het ook, die de verderver geschapen heb om te vernielen. Job 26 13 Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd; Zijn hand heeft de langwemelende slang geschapen. [SV] Noodzakelijk kwaad Letterlijk staat er dat God barensweeën had bij het voortbrengen van de slang. God wist wat deze tegenstander zou aanrichten en toch heeft Hij bepaald dat het zo moest zijn. Natuurlijk wist God van tevoren hoe het zou gaan. Hij is God, Degene die vanaf het begin de afloop verkondigt (Jes.46:10). De creatie van satan was geen ongeval, maar een noodzakelijk kwaad. Zoals God bij de zogenoemde ‘zondeval’, ook wist dat de mens van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad zou eten. En daar lezen we dat de slang, die Eva verleidde, door God is gemaakt. Genesis 3 1 En de slang was de sluwste van elk dier van het veld dat JAHWEH God gemaakt had. 40
God een zondaar? God is de Schepper van alles. Natuurlijk is Hij ook de Schepper van satan. Dat kan eigenlijk niemand ontkennen. Ook al geloof je de mythe dat satan eerst een goede engel was, die zondigde en daardoor een gevallen engel werd, dan geloof je óók dat God hem geschapen heeft. En God zou hem dan ook nog eens zo gemaakt hebben dat satan kon zondigen. De god van deze aeon Wist God toen Hij satan schiep wat Hij deed? Zo ja, dan heeft Hij het bewust gedaan en past het in Zijn plan. Zo niet, dan heeft God een misser gemaakt. Als je dat laatste gelooft, heb je God naar beneden getrokken tot het niveau van een mens, een zondaar (=doelmisser). Satan is een machthebber en wordt zelfs de god van deze aeon genoemd (2 Kor.4:4), een ‘god’ met 'een kleine ‘g’ dus. Hij krijgt de macht die God hem geeft, want er is één GOD, die alles bepaalt. Als Paulus de Korinthiërs schrijft over het eten van afgodenoffers, zegt hij tamelijk laconiek: 1 Korinthe 8 4 … wij weten, dat een afgod niets is in de wereld, en dat er geen andere God is, dan Eén. Absoluut en relatief Ook hier wijst Paulus op de Ene God. Relatief zijn er in de wereld allerlei ‘goden’ en ‘heren’, in de zin van mensen of geestelijke wezens die macht hebben over elkaar of over anderen. Maar dat is relatief, want in de absolute zin is er één God, die alles beschikt en bepaalt. Niets gaat er dan ook buiten Hem om. Satan mag dan in onze ogen wellicht een grote macht zijn, zijn macht is zeer 41
betrekkelijk en gaat niet verder dan de ruimte die God hem geeft. Ook zijn einde als satan is al bekend (Opb.20:2,7,10). Tegenstanders God creëert tegenstanders die een rol spelen in Zijn plan. Zo deed Hij ooit Farao opstaan (>tegenstaan) tegen Zichzelf en Zijn volk. Paulus haalt Ex.9:16 aan, waar God zegt tot Farao: hiertoe heb Ik jou doen opstaan, zodat Ik in jou Mijn macht zal betonen, en zodat Mijn Naam op de gehele aarde verkondigd zal worden (Rom.9:17). God wilde Zijn macht betonen en nam, om die macht te betonen, de machtigste man op aarde en versloeg hem. 1 Korinthe 8 6 … maar voor ons is er één God, de Vader, uit Wie alle dingen zijn en tot Wie wij zijn, en één Heer, Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn, en wij door Hem. Er is één God, Schepper van alles. Alles is dus in goede handen, ook het kwaad! Opmerking: ik heb altijd moeite om over satan te schrijven. De Schrift gaat immers over God en Zijn Zoon Christus Jezus en in Hem verheugen wij ons. De tegenstander is door God geschapen als decor, om tegen de duistere achtergrond van zonde, leugen en dood, het licht van het evangelie te laten stralen. De Schrift is niet erg uitgebreid in het beschrijven van wie satan is en wat zijn werken zijn. Toch zegt Paulus dat satans gedachten ons niet onbekend zijn (2 Kor.2:11). Hij is de tegenstander, de doorheen-werper en de vader van de leugen. Om dat te herkennen, hoef je je maar op één ding te richten: de waarheid, en Gods woord is de waarheid (Joh.17:17). 42
In een andere brochure4 ben ik op het onderwerp De duivel/satan wel eens dieper ingegaan. Aeon of eeuwigheid? Bij het behandelen van het onderwerp wat het evangelie is, kan één onderwerp niet onbesproken blijven en dat is het begrip aeon in de Schrift. Sommige lezers zullen het woord aeon niet kennen, maar dat komt omdat de betekenis daarvan in de loop van de tijd is vergeten of weggestopt. In de betere woordenboeken en encyclopedieën kom je het nog tegen5. De sleutel voor het begrijpen van Gods plan In de Griekse grondtekst van het nieuwe testament van de bijbel, wordt 193 keer het woord aion (G165), of het bijvoeglijk naamwoord hiervan aionion (G166), gebruikt. Een aion is een tijdperk, en zo wordt het dan ook soms vertaald in de gangbare vertalingen, zoals de Statenvertaling en de NBG-vertaling. Zie bijvoorbeeld in Matth.12:32, Luk.20:35 en Hebr.6:5, waar het begrip wordt vertaald met eeuw. Een eeuw, niet in de zin van een tijdvak van honderd jaar, maar in de bredere betekenis van het woord: een (lange) begrensde tijdruimte. Eeuw, eeuwigheid of wereld? Maar vaak wordt het woord in de gangbare bijbelvertalingen vertaald met eeuwigheid en dat is een volstrekt tegenovergesteld begrip! Een eeuw is een tijdsperiode met een begin en einde, het begrip eeuwigheid wordt geduid als zonder begin en zonder einde. __________________________________ 4 Zie: https://evangelieomniet.nl/met-publicaties-van/gezondewoorden 5 Zie: https://www.encyclo.nl/begrip/aeon 43
Ook worden er nog andere vertaalwoorden voor het woord aion gekozen, zoals wereld (Matth.24:3; 28:20) en loop (zie Ef.2:2 NBGvertaling). Het gevolg is dat degene die nietsvermoedend een bijbelvertaling leest, opgezadeld wordt met de willekeur en interpretatie van de vertalers, want welk begrip er achter deze vertaalwoorden als: eeuwigheid, wereld, loop, enz. schuilgaat, ziet niemand meer. Woorden hebben een bedoeling Degene die ervan uitgaat dat het woord van God levend en krachtig is (Hebr.4:12) zoals Hij het ons doorgeeft, en die verder wil zoeken dan wat het mensenwerk van de vertalers ons wil doen geloven, zoekt onder de oppervlakte. Dan weet je dat God met elk woord en met elke uitdrukking in de Schrift een bedoeling heeft. Gods woord is volmaakt, gezuiverd en daarom is het belangrijk om zo dicht mogelijk bij dát woord te komen. Psalm 12 6 De woorden van JAHWEH zijn zuivere woorden, zilver gelouterd in een aarden smeltoven, zevenvoudig gelouterd. Gods woord is zuiver en gelouterd. Vertalingen zijn dat niet. Men heeft hetzelfde Griekse woord aion telkens weergegeven met andere vertaalwoorden, die zelfs tegenovergestelde betekenissen hebben. De weergave van het begrip aion in bijbelvertalingen is onzuiver. De bijbel leert dat God een voornemen (dat is: een plan) heeft met deze aionen en dat Hij Degene is, die de aionen gemaakt heeft: Efeze 3 11 … in overeenstemming met het voornemen van de aeonen, dat Hij uitvoert in Christus Jezus, onze Heer. 44
Hebreeën 1 2 … door Wie ook Hij de aeonen maakt. Vertalingen tegen het licht gehouden Hieronder een aantal voorbeelden van het gebruik van het woord aion in onze bijbelvertalingen, met in cursieve letters erachter hoe het in de grondtekst staat. De teksten zijn overgenomen uit de Statenvertaling: Mattheüs 12 32 … maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende (noch in deze aeon, noch in de toekomende). Mattheüs 13 22 … en de zorgvuldigheid dezer wereld (van deze aeon) … (…) 39 … en de oogst is de voleinding der wereld (voleinding van de aeon) … 40 … alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld (voleinding van deze aeon) … Maar in hetzelfde hoofdstuk: 49 Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen … (voleinding van de aeon) Het woord dat in Mattheüs 13 in de verzen 22, 39 en 40 vertaald is met wereld, is een paar verzen verder opeens vertaald met eeuwen. Een heel ander woord en ook nog eens in het meervoud, terwijl er geen meervoud staat, maar een enkelvoud. Lukas 1 70 Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn (begin van de aeon). 45
1 Korinthe 10 11 … op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn (einden van de aeonen). Aeonen hebben dus een begin en een einde, volgens deze Schriftplaatsen. Hier kon men dan natuurlijk ook niet vertalen met werelden of eeuwigheden. Van beiden bestaat geen meervoud en een eeuwigheid kent géén begin en einde. Openbaring 1 6 … Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (tot in de aeonen van de aeonen) Let op hoe hier van twee keer het woord aeonen, één keer het woord eeuwigheid wordt gemaakt, van twee keer meervoud wordt één keer enkelvoud gemaakt en het woord alle staat niet in de grondtekst en is toegevoegd. Deze uitdrukking tot in de aeonen van de aeonen is een belangrijk begrip in het boek Openbaring en komt maar liefst 14 keer voor. De aeonen van de aeonen zijn de meest belangrijke, de meest heerlijke aeonen (tijdperken) die nog moeten komen. Maak van deze tijdperken in alle eeuwigheid en er ontstaat een hopeloze situatie voor het merendeel van Gods schepping. Openbaring 20 10 … en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid (tot in de aeonen van de aeonen). Een aeon heeft te maken met tijd en niet met tijdloosheid. Titus 1 2 … in de hoop van aeonisch leven, dat God, die niet liegt, belooft, vóór aeonische tijden. 46
Het begrip aeonische tijden bewijst dat het begrip spreekt over tijd en niet staat tegenover tijd. We vinden hetzelfde begrip aeonische tijden tevens in Rom.16:25 en 2 Tim.1:9. Dat laatste is in verband met Tit.1:2 interessant, omdat in beide verzen wordt gesproken over vóór aeonische tijden. Dat betekent dat er een tijd was vóórdat de aeonen aanvingen. Zoals we ook zagen dat de aeonen een einde en voleinding hebben. Overigens blijkt dit eveneens uit het meervoud in aeonische tijd-en. Tijden hebben een einde en volgen elkaar op. De aeonen zijn tijdperken die ooit begonnen zijn en eens weer zullen ophouden. Het bijvoeglijk naamwoord zon – zonnig water – waterig hoek – hoekig geel – gelig eeuw – eeuw-ig Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Zonnig zegt iets over zon, waterig over water, enz. Als we het woord aeon vertalen met eeuw, in de zin van een tijdperk, zouden we moeten weten wat het bijvoeglijke naamwoord eeuw-ig betekent. Het zegt iets over de eeuw, het tijdperk. Betrekking hebbend op de eeuw. Maar omdat het zo’n ‘vervuild’ begrip is, gebruik ik liever het woord aeon of aeonisch. Dat begrip moet vaak uitgelegd worden, maar heeft in ieder geval niet de bijklank van eindeloosheid, die het begrip eeuwig in de loop van de tijd gekregen heeft. Door elkaar gegooid Wie gooit de dingen zo door elkaar? We zagen eerder al dat duivel de vertaling is van het Griekse diabolos. Dat betekent 47
letterlijk doorheen-werper. Hij gooit alles door elkaar en dat is hem met het begrip aion ook erg goed gelukt. Zijn Hebreeuwse aanduiding is satan. Satan is de god van deze aeon volgens 2 Korinthe 4:4. Ook daar wordt het woord aeon gebruikt. Nu opeens vertaald met eeuw, want men kan hem natuurlijk niet duiden als god van de eeuwigheid. Als men eerlijk en consequent had vertaald, had men het echter wel zo weergegeven. Er staat dus nogal wat op het spel met de vertaling van dit begrip. Ik durf te zeggen dat het juist verstaan van dit begrip de sleutel is tot het begrijpen van de hele Schrift en van Gods plan met Zijn schepping. Redder van alle mensen! Paulus verklaart op een aantal plaatsen in zijn brieven wat zijn missie was als apostel. Juist ook in die Schriftplaatsen worden we gewezen op het geweldige evangelie dat Paulus onder de natiën bekendmaakte en waartoe Christus hem had afgevaardigd. Het was namelijk zijn missie om juist dit evangelie te verkondigen wat aan hem was toevertrouwd. Hij noemt het dan ook mijn evangelie (Rom.2:6, 16:25; 2 Tim.2:8). Alle mensen In het evangelie dat aan Paulus was toevertrouwd (Gal.2:7; 1 Tim.1:11) wordt geopenbaard dat God alle mensen op het oog heeft en met alle mensen tot Zijn doel komt. Daarom kunnen we het goede voor ogen hebben van alle mensen (Rom.12:17), voor zover het van ons afhangt, vrede hebben met alle mensen (Rom.12:18) en zachtmoedigheid betonen aan alle mensen (Tit.3:2). In 1 Timotheüs 2 moedigt Paulus aan om te bidden en 48
danken voor alle mensen, met name die in een hoge positie, zoals koningen en overheden (1 Tim.1:1-2). 1 Timotheüs 2 3 Want dit is ideaal en welkom voor het oog van God, onze Redder, 4 die wil, dat alle mensen gered worden en tot besef van de waarheid komen. God doet wat Hij verlangt Wij kunnen bidden en danken voor alle mensen, omdat God de Plaatser en Beschikker is van alles. Ook van overheden (Rom.13:1). En God wil dat alle mensen gered worden, wat hun positie ook is, en dat zij tot besef van die waarheid komen: dat God een Redder is en dat Hij alle mensen op het oog heeft. Nu zullen er ‘christenen’ zijn die zeggen: “Ja, dat wil God wel, maar dat gaat niet gebeuren, want …”. Wat er precies na ‘want’ gezegd wordt, doet er dan niet toe. Maar deze ‘christenen’ geven er blijk van, dat ook voor hen de ene God een onbekende God is, net als destijds de Atheners in Hand.17:5-34. Er is één God en die ene God kan en zál doen wat Hij wil. Jesaja 46 10 Ik, die vanaf het begin de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; zeggende: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al Mijn verlangen doen. Eén God Alles wat God verlangt, zal Hij doen! Als God wil dat alle mensen worden gered, dan worden alle mensen gered. Want er is één God! 1 Timotheüs 2 5 Want er is één God en één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, 49
6 die Zichzelf geeft tot een losprijs voor allen; het getuigenis in eigen bestemde tijden. 7 Ik werd daartoe geplaatst als een heraut en een apostel (ik zeg de waarheid, ik lieg niet) een leraar van de natiën in geloof en waarheid. Losprijs voor allen De ene God gaat doen wat Hij verlangt en Hij heeft, om Zijn doel te bereiken, alles in handen van Zijn Zoon gegeven (Joh.3:35). Christus Jezus gaf Zichzelf als losprijs voor allen. Allen zijn door Hem gekocht en betaald. Dat is nog niet bij allen bekend en daarom staat er ook achter: het getuigenis in eigen bestemde tijden. Smaad Paulus werd apostel (>afgevaardigde) om deze boodschap te herauten en de natiën van dit geweldige evangelie op de hoogte te brengen. En hoe geweldig dit bericht ook is, het stuit altijd op weerstand. Het is een boodschap die niets vraagt van de mens en dat ligt niet lekker, vooral niet in de religieuze wereld. Paulus kon daar over meepraten. 1 Timotheüs 4 9 Betrouwbaar is het woord en alle verwelkoming waardig, 10 want hiervoor zwoegen wij en worden wij gesmaad … Een betrouwbaar woord Het evangelie dat Paulus onderwees, was alle verwelkoming waardig. Maar toch was het zwoegen (>hard werken) voor hem om het onder de mensen te verkondigen. Hij werd erom gesmaad. Sommige handschriften geven in plaats van gesmaad weer dat het een strijd was voor hem en dat lezen we ook elders in zijn brieven. En toch weerhield dat Paulus er niet van om deze boodschap bekend te maken. Want het woord dat hij doorgaf, was betrouwbaar. 50
Paulus gaf een bericht door dat hij rechtstreeks van Christus Jezus ontvangen had. En of men het er nu mee eens is of niet, of men het gelooft of niet, God zal Zijn woord waarmaken. 10 … dat wij onze hoop gevestigd hebben op de levende God, die de Redder is van alle mensen, vooral van gelovigen. De levende God Het betrouwbare woord dat alle verwelkoming waard is, is betrouwbaar omdat het woord van God Zélf is en daar had Paulus zijn verwachting (>hoop) op gevestigd. Dat woord is, dat God de Redder is van alle mensen. God gaat (uiteindelijk) alle mensen redden, daarvan is niemand uitgezonderd. Er staat ook dat Paulus zegt dat hij zijn hoop had gevestigd op de levende God en dat verklaart meteen waar God alle mensen van redt. Is immers het grootste probleem van de mens niet zijn vergankelijkheid? Wij sterven en gaan dood en daar redt God ons van. Dat doet Hij met alle mensen. God gaat alle mensen levend maken en onvergankelijk leven geven (1 Kor.15:22). Daarover later meer. Vertalingen Veel vertalingen verdraaien de tekst in 1 Timotheüs 4:10. De NBGvertaling maakt hier bijvoorbeeld van: die een Heiland is voor alle mensen, alsof het om een aanbod zou gaan. Maar er staat een 2e naamval en dat drukt een bezitsrelatie uit: de levende God is Redder van alle mensen. Ook de Telosvertaling moffelt de betekenis weg door te vertalen met: Onderhouder van alle mensen. In een voetnoot zegt de vertaler nog wel: elders vertaald met ‘Heiland’. De Nieuwe Wereldvertaling is misleidend: die een Redder is van alle soorten van mensen. 51
De Statenvertaling geeft het juist weer: die een Behouder is aller mensen en ook de Herziene Statenvertaling geeft een correcte weergave: die een Behouder is van alle mensen. Redder van de wereld In Johannes 4 heeft Jezus een ontmoeting met een Samaritaanse vrouw bij een waterput. Zij herkent Hem als de Messias en gaat aan haar stadsgenoten vertellen dat zij een ontmoeting heeft gehad met de Christus (:29). De mensen gaan uit naar de waterput om Jezus te ontmoeten en luisteren naar wat Hij te zeggen heeft en ook zij geloven. Johannes 4 42 … en zij zeiden tegen de vrouw: Wij geloven niet meer om wat jij spreekt, want wij hebben Hem Zelf gehoord, en wij weten, dat Hij waarlijk de Redder van de wereld is, de Christus. Dit is een schitterend plaatje van onze tijd. De Heer is buiten het land Israël, en bevindt Zich onder de natiën (Kol.1:27). Daar wordt Hij (h)erkend als de Redder van de wereld! Fundamenteel De boodschap dat God de Redder is van alle mensen, is fundamenteel. God is de Redder van alle mensen en Hij is de Redder van de wereld. Het is geen aanbod, waarin de mens door zijn keuze de laatste hand heeft. Alles is Gods werk en de inbreng van de mens in zijn redding is nul. En dat is geen vrijblijvende boodschap, in de zin van: daar kun je anders over denken, de één vindt dit, de ander dat en dat is allemaal prima. Nee, Paulus zegt: 1 Timotheüs 4 11 Geef opdracht en onderwijs dit! 52
… vooral van gelovigen (1) Als Paulus in 1 Tim.4:11 zegt: “Beveel en leer dit!”, verwijst hij naar het voorgaande waarin hij zegt dat de levende God de Redder is van alle mensen. Maar dat is niet het enige, want hij voegt er aan toe: vooral van gelovigen. Ook dat aspect van Gods redding zou onderwezen worden. Malista God is de Redder van alle mensen. Niet iedereen gelooft dat nog, maar er zijn er die dit wel geloven. Zij hebben een bijzondere positie en mogen Hem nu al kennen. Vandaar dat Paulus toevoegt: vooral van gelovigen6. Het Griekse woord malista (G3122), dat vertaald is met vooral, wordt in de verschillende vertalingen weergegeven met: het meest, allermeest, inzonderheid, in het bijzonder, speciaal, enz. Allemaal woorden met een overeenkomende betekenis. De weergave met vooral is een mooie, omdat, als we deze heel letterlijk nemen, het precies zegt wat het betekent: voor-al. God is de Redder van alle mensen, maar vóórallen is er een bijzondere groep, die Hem nu al mag kennen. 1 Timotheüs 4 10 … dat wij onze hoop gevestigd hebben op de levende God, die de Redder is van alle mensen, vooral van gelovigen. Niet buitensluitend, maar insluitend Als ik dit vers citeer heb ik regelmatig als ‘tegenargument’ gekregen dat er weliswaar staat dat God de Redder is van alle mensen, maar dat erachter staat: vooral van gelovigen. Men leest dit dan alsof het vooral van gelovigen een beperking inhoudt en er zou staan dat God alleen gelovigen redt. Eigenlijk leest men: exclusief ongelovigen, alsof het gebruik van het woord vooral (>malista) een groep buitensluit. Maar het is juist een begrip dat 53
insluitend is. Er wordt gesproken over een grote groep: alle mensen. Maar binnen die groep is er een deel dat een speciale positie heeft. Een paar voorbeelden uit de Schrift waar het woord malista ook wordt gebruikt: Galaten 6 10 Laten wij dus, als wij de gelegenheid hebben, goed doen aan allen, maar vooral voor de huisgenoten van het geloof. Filippenzen 4 22 Alle heiligen groeten jullie, maar vooral degenen, die van het woonhuis van de keizer zijn. 1 Timotheüs 5 8 Maar indien iemand voor zijn eigen mensen, en vooral voor zijn huisgenoten, niet zorgt, dan heeft hij het geloof geloochend en is hij erger dan een ongelovige. 2 Timotheüs 4 13 Als jij komt, breng dan de omslag mee, die ik in Troas bij Karpus achterliet, en ook de boekrollen, vooral de perkamenten. Deel van het geheel In al deze verzen is er sprake van een geheel: allen, alle heiligen, zijn eigen mensen en boekrollen. Maar binnen het geheel wordt een speciale groep aangewezen, die een bijzondere positie heeft. Malista benadrukt een bijzondere positie van een deel van het geheel, maar doet niets af aan wat aan de hele groep wordt toegekend. Integendeel, het onderstreept die juist. God is de Redder van alle mensen en er is een groep gelovigen die nu al hun vertrouwen daarop gesteld heeft. Deze mensen zijn nu al gered en hebben een bevoorrechte positie. 54
… vooral van gelovigen (2) God is de Redder van alle mensen, zegt Paulus in 1 Tim.4:10. Hij heeft alle mensen op het oog en zal met alle mensen tot Zijn doel komen. Verzoening, rechtvaardiging en levendmaking voor allen! Maar er is een bijzondere groep, die nu al deel heeft aan die redding en daarom zegt Paulus erachteraan: vooral van gelovigen. Geheim Maar wat betekent dit? Wat is die speciale positie van gelovigen in onze tijd? Daar zou een heel uitgebreid antwoord op gegeven kunnen worden, want hier spreken alle brieven van Paulus over. Paulus noemt dit het geheim(enis), of: de verborgenheid. De gelovigen uit de natiën in deze tijd, hebben de hoogste positie die God geeft. Zij delen namelijk in alles wat God aan Zijn Zoon, Christus Jezus, geeft. Nu nog ‘in geest’ (Ef.3:5-6) en dus verborgen, maar in de toekomst met Hem geopenbaard in heerlijkheid (Kol.3:4). Redding Redding heeft in de Schrift een bredere betekenis dan waarin wij het meestal toepassen. Zo kan een mens gered worden van ziekte (Matth.9:21-22; Marc.10:52), van zonde(n) (Matth.1:21; 1 Tim.1:15), van grote verdrukking (Matth.24:22), voor Zijn hemels Koninkrijk (2 Tim.4:18), voor de komende aeonen (Ef.2:78), enz. Maar altijd heeft het direct of indirect te maken met redden van vergankelijkheid en dood (Marc.5:23; Hebr.5:7; Matth.8:25; Hand.27:20). Nu God is de Redder van alle mensen. Hij gaat alle mensen onvergankelijk leven geven en redden van vergankelijkheid en dood (1 Kor.15:22; 2 Tim.1:10), maar gelovigen hebben die 55
redding nu al ontvangen. Zij zijn samen met Christus opgewekt (Ef.2:7) en hebben dat nieuwe leven nu reeds ontvangen en mogen daarin wandelen (Rom.6:4). Zij die niet geloven, zullen worden levend gemaakt in onvergankelijkheid aan het einde van de aeonen (>tijdperken). Zij zullen geen deel hebben aan het Koninkrijk, niet op aarde (Matth.19:24-25, 24:13) en niet in de hemel (2 Tim.4:18; Kol.1:13). Zij zullen de komende aeonen ‘doorbrengen’ in de dood. Ook daarin zijn gelovigen dus bevoorrecht. Vóórdat allen worden levend gemaakt, delen zij al in het leven van de toekomende aeonen, dat is aeonisch leven. Dat wat meestal met ‘eeuwig leven’ wordt vertaald is het leven van die toekomende aeonen (>eeuwen), zie Luk.18:30. Daarom zegt Paulus in 1 Tim.4:10; vóóral van gelovigen. Voor-hoop Ook op andere plaatsen spreekt Paulus hierover. Zo heeft hij het in Ef.1:12 letterlijk over wij, die een voor-hoop hebben in Christus. In dit gedeelte staat ook wat ons deel en onze taak is in de toekomende tijdperken. Efeze 1 8 In alle wijsheid en verstandigheid 9 maakt Hij aan ons het geheim van Zijn wil bekend, naar Zijn welbehagen, dat Hij Zich voornam in Hem, 10 tot beheer van de volheid van de tijdperken, het al onder één Hoofd samen te brengen in de Christus, zowel wat in de hemelen als wat op de aarde is. 11 In Hem, in wie ook ons lotsdeel werd toebedeeld, naar het voornemen van Hem, die alles inwerkt naar de raad van Zijn wil. 12 opdat wij zouden zijn tot lof van Zijn heerlijkheid, wij, die een vóór-hoop hebben in de Christus. 56
Het geheim van Gods wil Paulus maakt hier het geheim van Gods wil bekend. Totdat Paulus dit openbaarde, was het verborgen gebleven. God gaat ter completering van de tijdperken het (heel)al samenbrengen onder de Christus. Alles in de hemelen en op aarde zal aan Hem onderschikt worden. Dat op zich was geen geheim, want dat vinden we al in de Hebreeuwse bijbel. Maar wat Paulus onthult en wat tot dan toe verborgen was gebleven, is dat de Christus niet alleen Christus Jezus betreft, maar allen die Hem nu toebehoren. Zij zijn de ecclesia, het lichaam van Christus (Ef.1:22-23) en delen in alles wat aan Hem beloofd is (Ef.3:6). Ook dat is dus een voorrecht van degenen die nu al geloven, of zoals Paulus het zegt in Ef.1:12: wij, die een vóór-hoop hebben in de Christus. Als Christus de dood teniet gaat doen (1 Kor.15:26; 2 Tim.1:10) en allen gaat redden, zullen zij die behoren tot het lichaam van Christus in dat werk betrokken zijn. Hem tegemoet Voordat Gods oordelen over deze aarde komen, zullen wij van de aarde weggerukt worden en Hem tegemoet gaan in de lucht. Met het nieuwe lichaam dat wij ontvangen, zullen we vanaf dat moment altijd samen met Hem zijn (1 Thess.4:17). Ook hierbij geldt: … vooral van gelovigen, want de wegrukking is een redding uit de toekomende toorn (1 Thess.1:10, 5:9; Opb.12:5, 12). Wij verwachten onze Redder. Filippenzen 3 20 Want ons burgerschap is in de hemelen, van waaruit wij ook de Redder verwachten, de Heer Jezus Christus, 21 die het lichaam van onze vernedering zal veranderen, gelijkvormig aan het lichaam van Zijn heerlijkheid ... 57
Wegrukking Onze Redder, Christus Jezus, komt om ons vernederd lichaam te veranderen en het gelijkvormig te maken aan Zijn verheerlijkt (opstandings)lichaam! Dat is het moment van de wegrukking waarnaar wij uitzien. Wij zullen als eerstelingen worden levend gemaakt, zoals de eerstelingen van de oogst ook altijd een aparte positie hebben: … vooral van gelovigen. Daarna zal de volledige oogst volgen en zal er niemand ontbreken, want God is de Redder van alle mensen! 2 Thessalonicenzen 2 13 Maar wij zijn verschuldigd God altijd voor jullie te danken, door de Heer geliefde broeders, dat God jullie als eerstelingen heeft verkozen tot redding, in heiliging van geest en in geloof van waarheid. Allen gerechtvaardigd (1) De Romeinen-brief is de eerste brief in ons ‘nieuwe testament’. Het is een fundamentele uiteenzetting van het evangelie van God (1:1). Letterlijk fundamenteel, omdat het de basis vormt voor al het verdere onderwijs van de apostel Paulus. Meteen in het begin zet Paulus in een paar zinnen neer wat dat goede bericht is dat hij bekendmaakt. Door de tussenzinnen weg te laten, zien we wat de essentie is van het evangelie. Romeinen 1 1 Paulus, een slaaf van Christus Jezus, een geroepen afgevaardigde, afgezonderd tot het evangelie van God, ... 3 aangaande Zijn Zoon ... Aangaande Zijn Zoon Het evangelie van God betreft Zijn Zoon! Dat is goed om te beseffen voordat je de Romeinen-brief (en alle andere brieven) leest. Het evangelie gaat niet over ons, ook niet in de 58
tussenzinnen, die ik hierboven heb weggelaten. Het evangelie van God gaat over Zijn Zoon. Natuurlijk worden wij daar in betrokken, maar wij zijn daarin zogezegd ‘lijdend voorwerp’ en passief. Er is niets van onszelf wat bijdraagt aan onze redding, rechtvaardiging, enz. De mensheid Eerst schetst Paulus in de Romeinen-brief de positie van de mensheid als geheel in 1:18-3:20. De mensheid is onder de toorn van God (1:18) en onder Gods oordeel (2:1). Dit geldt niet alleen de natiën, maar ook de Joden (2:12-2:24). Romeinen 3 4 ... God is waarheidsgetrouw en ieder mens een leugenaar, zoals er geschreven staat: Zodat u gerechtvaardigd zal worden in uw woorden; en: u zal overwinnen wanneer u geoordeeld wordt. ... 9 Wat dan? Zijn wij bevoorrecht? Volstrekt niet! Want wij beschuldigen tevoren zowel Joden als Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn, 10 zoals er geschreven staat: Niemand is rechtvaardig, zelfs niet één. 11 Er is niemand die verstandig is. Er is niemand die God zoekt. 12 Allen zijn zij afgeweken, tezamen werden zij onbruikbaar. Er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet één. 13 Hun keel is een geopend graf, met hun tong plegen zij bedrog, addergif is onder hun lippen. 14 Hun mond is boordevol verwensing en bitterheid. 15 Hun voeten zijn scherp om bloed te vergieten. 16 Vernieling en ellende zijn op hun wegen, 17 en de weg van vrede kennen zij niet. 18 Er is geen vrees voor God voor hun ogen. 59
Zwart-wit Zonder enige nuance wordt hier de positie van de mensheid als geheel geschilderd. Gelukkig is een mens in de praktijk nog wel in staat om goede en rechtvaardige dingen te doen. Gods licht is zo sterk dat zelfs in deze boze aeon, waar de god van deze aeon het denken verduistert (2 Kor.4:4), Zijn licht nog schijnt. Maar daar gaat het hier niet over. In de absolute zin is er niemand goed en niemand rechtvaardig. De mens komt tekort. Paulus stelt het zwart-wit om het contrast neer te zetten. Zo tekent hij de gitzwarte achtergrond, waartegen hij het evangelie laat schitteren. De grote ommekeer vindt plaats in Romeinen 3: 21 Nú echter, los van wet, is rechtvaardigheid van God openbaar gemaakt, waarvan de wet en de profeten getuigen, 22 rechtvaardigheid van God echter, door het geloof van Jezus Christus, tot in allen die geloven, want er is geen onderscheid. Maar nú! Nú echter! Tegenover de donkere achtergrond van de positie van de mensheid, ook van degenen onder de wet, openbaart God Zijn rechtvaardigheid. Dat doet Hij los van wet (>werken van de mens), maar toch geeft de wet daar al wel getuigenis van. Gods rechtvaardigheid is dat Hij recht doet aan Zijn beloften en aan Zijn woord. God vervult wat Hij eerder heeft beloofd, onafhankelijk van de (wan)daden van de mens. Het geloof van Jezus Christus Deze rechtvaardigheid van God, is door het geloof van Jezus Christus. Verreweg de meeste vertalingen geven hier weer met “geloof in Jezus Christus”, maar dan zou een deel van onze rechtvaardiging toch in onszelf gevonden worden, of door onszelf bewerkt zijn. Het is het geloof van Jezus Christus. God doet recht aan Zijn beloften en Jezus Christus heeft Zichzelf daaraan 60
toevertrouwd. Hij heeft Zich overgegeven en is gehoorzaam geworden tot de dood (Fil.2:9). God zou Hem opwekken en via Hem aan de wereld het leven geven. Dat geloofde Hij en daarom ging Hij die weg. Tot in allen die geloven Door het geloof van Jezus Christus komt het tot in allen die geloven. Treffend is het voorzetsel dat Paulus hier gebruikt: tot in. Dat betekent dat het binnenkomt bij allen die geloven. Het evangelie (>goed bericht) wordt natuurlijk pas beleefd en geleefd wanneer het ook daadwerkelijk geloofd wordt. En allen zullen geloven (Fil.2:10-11). Romeinen 3 23 want allen zondigden en hebben tekort van de heerlijkheid van God, 24 en worden (om niet) gerechtvaardigd in Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is. Allen worden gerechtvaardigd Romeinen 3 gaat over de mensheid als geheel, zo zagen we in vers 4-18: allen zijn onder de zonde en allen zijn afgeweken. Ook hier, in vers 23, gaat het over het geheel: allen hebben tekort van de heerlijkheid van God. Maar zij worden om niet gerechtvaardigd in Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is. Allen worden gerechtvaardigd! De mensheid is volkomen ongeschikt en niet in staat om zichzelf te redden of rechtvaardigen. Maar het evangelie van God betreft Zijn Zoon. Hij is de Rechtvaardige en Hij is de Redder. Van allen, want het is om niet en in Zijn genade! 61
Allen gerechtvaardigd (2) In het begin van de Romeinen-brief schildert Paulus de hopeloze situatie van een mensheid zonder God. Zowel van de seculiere als de godsdienstige(!) wereld. Het is God, die dit probleem oplost door Zijn Zoon Jezus Christus en allen rechtvaardigt. Rechtvaardiging betekent: vrijspreken, onschuldig verklaren. In Romeinen 5 zet Paulus dit verder uiteen en zet Adam en Christus naast, en tegenover elkaar. Adam is een type (>voorbeeld) van Christus (Rom.5:14), die dan ook de laatste Adam wordt genoemd (1 Kor.15:45). Romeinen 5 18 Dus dan, zoals het door één misstap voor alle mensen tot veroordeling is, zo is het ook door één rechtvaardige daad voor alle mensen tot rechtvaardiging van leven. Adam en Christus Door één misstap van Adam kwam de zonde de wereld binnen (:12). Alle mensen werden zondaren en stervelingen: door één misstap voor alle mensen tot veroordeling. Maar evenzo is het door één rechtvaardige daad van Christus voor alle mensen tot rechtvaardiging van leven. Hij ging de weg van geloof en werd opgewekt uit de dood. Daardoor wordt elk mens gerechtvaardigd en levend gemaakt. Eén voor allen De eerste overeenkomst tussen Adam en Christus is dat het in beide gevallen één mens betreft. En Adam en Christus staan beiden model voor de hele mensheid: alle mensen, dat is de tweede overeenkomst. De tegenstellingen tussen beiden zijn natuurlijk de misstap van Adam tegenover de rechtvaardige daad (>rechtvaardigheid) van Christus en veroordeling tegenover 62
rechtvaardiging. Het is een messcherpe vergelijking die geen ruimte laat voor interpretatie of andere uitleg. Harmonie Mensen die niet kunnen of willen geloven dat God allen rechtvaardigt, verwijzen naar het volgende vers. Daar zou dan staan dat God niet allen rechtvaardigt. Maar als dat zo is, dan is de Schrift niet in harmonie met zichzelf en spreekt ze zichzelf tegen. Sterker nog, Paulus ontkent dan in één pennenstreek wat hij net daarvoor glashelder meedeelt. Maar Paulus spreekt zichzelf niet tegen, men leest slecht. Romeinen 5 19 Want evenals door de ongehoorzaamheid van de éne mens de velen worden gesteld tot zondaren, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Éne de velen tot rechtvaardigen gesteld worden. Nog een vergelijking Ook hier vinden we eenzelfde vergelijking als in vers 18, met twee overeenkomsten tussen Adam en Christus en twee tegenstellingen. Door één mens werden de velen tot zondaren gesteld en zo ook, worden door de Éne de velen tot rechtvaardigen gesteld. Één mens is in beide gevallen de bron, de velen zijn het doel of de bestemming. De tegenstellingen zijn: zondaren tegenover rechtvaardigen en ongehoorzaamheid tegenover gehoorzaamheid. En let op, de velen is niet iets anders dan allen. Allen betreft velen. Bij allen gaat het om iedereen, niemand uitgezonderd. Bij velen ligt de nadruk op het grote aantal. Dat er staat de velen, veronderstelt dat de groep bekend is. Het is namelijk de groep van alle mensen uit vers 18. 63
Jesaja Romeinen 5:19 is een aanhaling uit Jesaja 53, een bekend hoofdstuk dat handelt over het lijden en sterven dat over de Messias zou komen, maar óók over Zijn opstanding en wat dat geweldige feit zou bewerken. Hoewel Hij zou lijden en sterven (:8-10), zou Hij ook zaad zien, dagen verlengen en het verlangen van JAHWEH zou voorspoedig zijn in Zijn hand (:10). Sprekend van het nieuwe leven dat Hij aan het licht zou brengen en zou delen. Jesaja 53 11 Om de arbeid van Zijn ziel zal Hij het zien en Hij zal verzadigd worden. In Zijn kennis zal Mijn rechtvaardige Dienaar de velen rechtvaardigen en met hun verdorvenheden zal Hij belast worden. Allen! De Messias zou verzadigd worden in het uitvoeren van Gods verlangen. Jesaja was een profeet die zich richtte tot Israël, meer specifiek tot Juda (1:1). De velen is een term die kan wijzen op heel Israël. Maar Paulus opent wat in Jesaja nog verborgen lag. De velen die gerechtvaardigd worden zijn alle mensen! Allen levend gemaakt In de Romeinen-brief zagen we al in de vergelijking die Paulus maakt tussen Adam en Christus, dat allen zullen worden gerechtvaardigd. Daar staat nog iets bij: voor alle mensen tot rechtvaardiging van leven (5:18). Dat allen worden gerechtvaardigd betekent dat allen zullen worden vrijgesproken en onschuldig verklaard. En wanneer de dood teniet gedaan is, zullen allen ook leven. In Romeinen 5 ligt de nadruk op de rechtvaardiging van allen. In 1 Korinthe 15 geeft Paulus ook een vergelijking tussen Adam en Christus. Dit hoofdstuk gaat over 64
opstanding, dus de vergelijking hier vermeldt de levendmaking van allen. Geen opstanding? De aanleiding voor het schrijven van dit hoofdstuk was dat sommige Korinthiërs zeiden dat er geen opstanding is (:12). Paulus laat zien hoe dwaas deze redenering is. Dan is namelijk zijn verkondiging en hun geloof leeg (:14) en Paulus’ prediking een leugen (:15). De Korinthiërs zijn dan nog in hun zonden (:17) en degenen die ontslapen zijn in Christus gingen verloren (:18). 1 Korinthe 15 20 Maar nu: Christus is opgewekt uit de doden, als Eersteling van degenen die ontslapen zijn. Eersteling Christus is opgewekt uit de doden, als Eersteling. Een Eersteling is de eerste vrucht van de oogst. Die is, zoals het woord zegt, de eerste, maar houdt de belofte in dat de rest zal volgen. Dat geschiedt in fases en deze volgorde bespreekt Paulus dan ook in vers 23-24. Het is belangrijk dat Paulus hier stelt dat Christus de Eersteling is. Er zijn immers eerder ook al mensen opgewekt uit de dood, maar zij stierven weer. Denk aan Lazarus, het dochtertje van Jaïrus en de jongeling van Naïn. Christus is onvergankelijk opgewekt, de dood heeft geen heerschappij meer over Hem (Rom.6:11). Hij is opgewekt in onvergankelijkheid, heerlijkheid en kracht (1 Kor.15:42-43). 1 Korinthe 15 21 Want daar immers door één mens de dood er is, is er ook door één Mens de opstanding van doden. 65
Door één Mens Eerder zagen we al hoe Paulus in Romeinen 5 uiteenzet dat door één mens, Adam, dood en zonde de mensenwereld binnenkwam. De hele mensheid heeft hier deel aan via Adam. Geen ontkomen aan. De opstanding van doden is er ook door één Mens, Christus. In vers 22 wordt dan weer een soortgelijke vergelijking gemaakt als in Romeinen 5: 22 Want net zoals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Allen levend gemaakt De formulering uit vers 21 wordt nader uitgewerkt en toegelicht: want net zoals. De dood is er door één mens (:21): want net zoals in Adam allen sterven. Ook hier geldt weer: geen ontkomen aan, we zijn allemaal stervelingen. Maar: zó zullen ook in Christus allen worden levend gemaakt. Net zo’n scherpe vergelijking als in Rom.5:18. Adam staat model voor de mensheid en neemt allen mee in dood en sterfelijkheid. Zo ook neemt Christus diezelfde mensheid mee in leven en onvergankelijkheid, want daar gaat het hier over. Het is het leven van Christus, de Eersteling. Hoe dat gebeurt, lezen we een aantal verzen verder. 1 Korinthe 15 26 De laatste vijand, de dood, wordt teniet gedaan. Geen dood meer De dood wordt teniet gedaan, buiten werking gesteld. Er zal dus geen dood meer zijn. Dat kan alleen als er geen enkel mens is die zich nog in de dood bevindt. Elk mens zal worden levend gemaakt in onvergankelijkheid! 66
2 Timotheüs 1 10 … onze Redder, Christus Jezus, die de dood teniet doet en leven en onvergankelijkheid aan het licht brengt door het evangelie. De verzoening van de wereld Alle mensen worden gered, gerechtvaardigd en levend gemaakt. Deze begrippen impliceren natuurlijk dat van alle mensen ook de gezindheid of houding wordt veranderd. Immers, wie is levend gemaakt, ontvangt een onvergankelijk lichaam. De dood is teniet gedaan, dus de dood heeft geen invloed meer op het opstandingslichaam en tevens de zonde is daar niet meer (Matth.1:21; Rom.5:12). Dat veronderstelt dat de mens in harmonie zal leven met zijn Schepper en met elkaar. Verandering Er is een begrip dat Paulus in zijn brieven gebruikt dat die verandering in positie en houding beschrijft. De mensheid staat vijandig tegenover God en is van God vervreemd (Ef.4:18; Kol.1:21). God verandert deze positie. Deze verandering in de verhoudingen heet verzoening. Vijandschap wordt veranderd in vrede, vijanden en vervreemden worden één gemaakt (Ef.2:14-15) en worden liefhebbers van God en elkaar. De reikwijdte van die verzoening betreft ook alle mensen, de gehele wereld. Later zullen we nog zien dat dit zich nog verder uitstrekt dan de zienlijke wereld. Verzoening De enige in het nieuwe testament die spreekt over het begrip verzoening is Paulus. De apostel van de natiën maakt bekend dat Israël als volk vanwege hun misstap, tijdelijk terzijde staat en 67
redding nu naar de natiën is gegaan. In deze tussentijd is het de boodschap van Paulus die verkondigd wordt. Romeinen 11 12 Indien nu hun misstap de rijkdom van de wereld is en hun vermindering de rijkdom van de natiën, hoeveel te meer hun volheid! … 15 Want indien hun verwerping de verzoening van de wereld is, wat is hun aanneming anders dan leven uit de doden? Het herstel van Israël Deze twee verzen lopen parallel. Het ‘want’ in vers 15 laat zien dat dit vers een toelichting is op vers 12. Hun misstap en vermindering komen overeen met hun verwerping. Hun volheid komt overeen met leven uit de doden. Dit laatste verwijst naar het herstel van Israël in de toekomst. Israël is gestruikeld, maar niet (definitief) gevallen (Rom.11:11) en God heeft hen niet verstoten (Rom.11:1). Israëls huidige positie wordt uitgebeeld als in de dood en het volk zal daaruit herleven, zie bijvoorbeeld het visioen van het dal van de dorre doodsbeenderen in Ezechiël 37. Of Hosea 6:1-2, dat ook handelt over het herstel van Israël. God verzoent In deze onderbreking in Gods handelen met Israël, heeft God de apostel Paulus geroepen om het evangelie bekend te maken van de verzoening van de wereld! God stuurde Zijn Zoon naar deze wereld en Hij werd vermoord door die wereld. Hij stierf voor Zijn vijanden. Deze daad van ultieme vijandschap van de wereld, beantwoordt God in liefde door Zijn, door de wereld vermoorde, Zoon op te wekken en diezelfde wereld daardoor het leven te geven. Dit is het bewijs van Gods onvoorwaardelijke liefde voor Zijn Schepping, dat uiteindelijk elk hart zal veranderen. 68
Verzoening is dan ook geen daad van de mens, het is God, die in Christus deze wereld met Zichzelf verzoent. 2 Korinthe 5 18 Echter dit alles is uit God, die ons met Zichzelf verzoent door Christus en aan ons de bediening van de verzoening geeft, 19 dat is, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was en aan hen hun misstappen niet toerekent en het woord van de verzoening in ons plaatst. Elke knie zal buigen Eerder lazen we dat aan Paulus het evangelie van de verzoening van de wereld is toevertrouwd en dat het God is, die in Christus de wereld met Zich verzoent. Verzoening betekent een verandering: de vijandschap wordt beëindigd. Mensen of wezens die eerst vijanden waren en vervreemd waren van God, worden liefhebbers. Paulus is de enige in het nieuwe testament die het begrip verzoening gebruikt. De Griekse woorden die hij optekent en die vertaald worden met verzoening (katallasso, G2644) en apokatallasso, G604), bevatten een woord dat veranderen (allasso, G236) betekent en dat eveneens voorkomt in de Schrift, onder andere in 1 Kor.15:51-52. Gedwongen? Die verandering zien we ook in Filippenzen 2, waar Paulus zegt dat elke knie zich zal buigen en elke tong zal belijden dat Jezus Christus Heer is. Ook elders getuigt hij hiervan (Rom.14:11). Velen vatten dit op als een gedwongen buigen, een geforceerde belijdenis aan God van (onveranderde!) vijanden. Maar wat zegt de tekst van dit gedeelte in Filippenzen precies? 69
Filippenzen 2 10 … opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, 11 en alle tong van harte6 zou belijden dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God, de Vader. Vrijwillig en van harte Wie de tekst leest en daarbij kennisneemt van wat Paulus zegt over de verzoening van de wereld, zal het argument dat het hier gaat om een afgedwongen belijdenis en een verplicht buigen niet kunnen volhouden. Ik noem graag een aantal overwegingen waarom het buigen van de knieën en het belijden van Jezus Christus als Heer in Fil.2:10 een vrijwillig buigen is van mensen die overtuigd zijn en in geloof de knieën buigen. 1. De oproep van Paulus aan de Filippenzen in dit hoofdstuk is gezind te zijn als Christus Jezus (:5). Christus Jezus deed geen aanspraak op Zijn goddelijke afkomst als Zoon van God, maar ontledigde Zichzelf en nam de gestalte van een slaaf aan. Hij ging Zijn weg in gehoorzaamheid tot de dood van het kruis (:6-8). Wij zouden aan deze gezindheid van Zijn onderschikking aan Zijn Vader een voorbeeld nemen (lees ook Fil.2:1-4). Dat is een hele andere gezindheid dan de gezindheid van een dictator die, met de voet in de nek van zijn onderworpen vijanden, een gedwongen belijdenis afneemt en ze daarna alsnog doodt of andere dingen aandoet. Dát was namelijk de gezindheid van iemand als Nebukadnezar (Dan.3:6,19). Hoewel je van Nebukadnezars instelling nog kunt zeggen dat hij zei: het is buigen __________________________________ 6 Nadere uitleg vanuit de Griekse grondtekst over de woorden van harte belijden (ex-omologeo), zie: pag. 72, punt 3, alinea 3. 70
óf barsten. Als je buigt word je niet gedood. Terwijl men Christus aanwrijft dat Hij veel van Zijn onderdanen zal laten buigen en vervolgens tóch zal laten barsten. Daarna doodt Hij deze vijanden namelijk alsnog, of nog erger, zo beweert men … 2. “Opdat in de naam van Jezus” uit Fil.2:10, verwijst terug naar vers 9 waar staat: “Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de Naam boven alle naam geschonken”. Christus Jezus ging Zijn weg in geloof en ontving daardoor de Naam boven alle naam. De Naam boven alle naam is JAHWEH, in onze bijbelvertalingen meestal vertaald met de naam des Heeren (o.a. Ex.3:15, Deut.6:4). Jezus betekent dan ook JAHWEH redt. Elke knie zal buigen in de naam van “JAHWEH redt” en dus buigt elke knie zich in de naam van de Redder! 3. Het Griekse woord dat in de meeste vertalingen is vertaald met belijden, had prima vertaald kunnen worden met van harte belijden. Het woord dat gebruikt wordt, is ex-omologeo. Ex betekent: van binnen naar buiten, zoals bij explosie, expansie, enz. Het woord omologeo betekent belijden, hetzelfde zeggen. Hoe belijdt een mens van binnen naar buiten? Wat is het binnenste van een mens? Het hart! Van harte belijden, is dus een goede vertaling voor dit woord. Waar het hart vol van is, loopt de mond van over (Matth.12:35; Luk.6:45). Het woord ex-omologeo komt nog op 9 andere plaatsen voor in de bijbel (Matt. 3:6, 11:25, Marc. 1:5, Luk. 10:21, 22:6, Hand. 19:18, Rom. 14:11, 15:9 en Jak. 5:16). Het heeft altijd de betekenis van een positief belijden, van binnenuit. Elke tong zal van harte (dat is: uit het hart) belijden! 71
4. Elke tong zal van harte belijden dat Jezus Christus, Heer is. Wie iemand als Heer erkent, geeft hiermee aan dat hij ondergeschikt is aan die Heer. Die Heer is Heerser en Hij is Eigenaar. Christus is Heer van allen (Hand.10:36, Rom.10:12). In Filippenzen 2 wordt beschreven dat elk schepsel tot deze erkenning zal komen! 5. De belijdenis dat Jezus Christus Heer is, kan alleen door heilige geest, leert de Schrift. 1 Korinthe 12:3 zegt: “niemand kan zeggen: Jezus is Heer, dan door de Heilige Geest”. Als elke tong belijdt dat Jezus Christus, Heer is, is dit een belijden vervuld door Zijn geest en in geloof. 6. De bijbel leert dat al wie de naam van de Heer aanroept, gered zal worden (Rom.10:13). Elke tong zal die naam aanroepen en zal worden gered! God is de Redder van alle mensen (1 Tim.4:10). 7. De belijdenis van Jezus Christus als Heer, is tot eer/heerlijkheid van God de Vader. Een “afgedwongen belijdenis” is weinig eervol. Slechts wanneer elk schepsel God de Vader van harte toejuicht dat Jezus Christus Heer is, is Zijn doel bereikt en is dat Zijn heerlijkheid! God is de Ene God en Vader van allen (Ef.4:6, Ef.3:15). Het zal tot Zijn eer zijn als al Zijn schepselen dat van harte belijden! Elke knie en elke tong Eerder schreef ik over de woorden van Paulus in Filippenzen 2, waar hij het uiteindelijke en universele “Halleluja” beschrijft dat gaat plaatsvinden aan het einde van de aeonen, de wereldtijdperken. Dan zal elke knie zich buigen en elke tong zal van harte belijden dat Jezus Christus Heer is! Dat daar niets en niemand van uitgesloten is, wordt nog eens bevestigd doordat 72
Paulus aan deze woorden toevoegt: “van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn” (Fil.2:10). Jesaja 45 De woorden waaraan Paulus deze verzen ontleent, komen oorspronkelijk uit Jesaja 45. Dit is een geweldig hoofdstuk dat spreekt van de Éne God en het beschrijft Zijn soevereiniteit en exclusiviteit. De Ene God is Schepper van alles! Buiten Hem is er geen God (:5), Hij formeert licht en schept duisternis. Hij maakt vrede en schept kwaad (:7), alles is Zijn werk. En dat geeft rust, want dat betekent dat alles in Zijn goede handen is en alles wat er plaatsvindt onder Zijn controle is en past binnen Zijn plan. God is in Jesaja 45 de God van Israël (:11,15), maar in dit hoofdstuk vinden we al meerdere aanwijzingen dat Gods plan Zijn hele schepping omvat (:12,18). Deze God is een rechtvaardig God, dat wil zeggen: een God die recht zal doen en alles zal rechtzetten wat krom is (:21). En Hij is ook een Redder (:21). Jesaja 45 22 Wend je om tot Mij en wordt gered, alle einden van de aarde, want Ik ben God, en niemand meer. 23 Ik zweer bij Mijzelf, er is een woord van rechtvaardigheid uit Mijn mond gegaan, en het zal niet terugkeren: dat tot Mij alle knie zal buigen en alle tong zal zweren. 24 Ja, in JAHWEH, zo zegt men tot Mij, zijn rechtvaardig-heden en sterkte. Tot Hem zal men komen; en zij zullen beschaamd staan allen, die tegen Hem ontstoken zijn. 25 In JAHWEH worden zij gerechtvaardigd, en het gehele zaad van Israël zal lofprijzen. 73
Beschaamd “EN zij zullen beschaamd staan allen, die tegen Hem ontstoken zijn …”, zegt vers 24. Zowel de NBG-vertaling als de Statenvertaling geven hier ten onrechte weer ‘MAAR zij zullen beschaamd worden …’. Ze leggen hiermee een tegenstelling in de tekst die er niet staat. Allen die de knieën zullen buigen (:23) zullen tot Hem komen (:24) en zij zullen beschaamd worden allen, die tegen Hem ontstoken zijn. Allen zullen de knieën buigen en onder hen zullen er zijn die beschaamd zullen worden. Zij zullen zien wie hun Redder is. Alle mensen die zich tegen God hebben afgezet, vijandig stonden ten opzichte van Hem, zij die niet geloven dat Hij werkelijk goed is en een plan heeft met heel Zijn schepping en zij die God wantrouwen; zij zullen beschaamd worden. Zij zullen de knieën buigen en met de tong Hem belijden. En zij zullen gerechtvaardigd worden, zegt vers 25! Hier in Jesaja spreekt het van het gehele zaad van Israël, dat wil zeggen: heel het nageslacht van Israël. Paulus mocht als apostel van de natiën verder zien en hij haalt de profetie van Jesaja 45 aan in Fil.2:10-11 en Rom.14:11 en past deze toe op de natiën. Zodat we zeker mogen weten: elke knie en elke tong! De verzoening van het heelal (slot) We zagen eerder al dat God de Redder is van alle mensen en dat alle mensen zullen worden levend gemaakt en gerechtvaardigd. Dat spreekt specifiek over de mensenwereld. Maar als Paulus in Filippenzen 2 verklaart dat elke knie zal buigen, spreekt hij van hen “die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn”. 74
Dit gaat verder dan de mensenwereld, want ook de geestelijke machten, die nu nog in de hemelen zijn (Ef.6:12; 2:2), zullen hun knieën buigen. Deze geestelijke machten worden boosaardige geestelijke machten genoemd, omdat zij vijandig staan tegenover God (Ef.6:12). Het betekent dat God ook deze machten met Zich gaat verzoenen. Dat wil zeggen: hun vijandschap omkeren. Eerder zagen we al dat God de (mensen)wereld met Zich verzoent (Rom.11:15; 2 Kor.5:19), maar daar blijft het niet bij. God gaat heel Zijn schepping (het heelal) met Zich verzoenen. De Eerste Dit doet God door Zijn Zoon. Hij is aangesteld als Hoofd van deze hele schepping. Dat wil zeggen dat Hij de Eerste is, of de Eerstgeborene. Een term die rangorde aanduidt. Er is geen ander hoofdstuk dat dit zo magistraal onder woorden brengt als Kolossenzen 1. Kolossenzen 1 15 Hij is de afbeelding van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van de gehele schepping. 16 Want in Hem wordt het alles geschapen, in de hemelen en op de aarde, het zichtbare, en het onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij autoriteiten; het alles is door Hem en tot Hem geschapen … Het heelal “Het al” of “het alles” is in Hem geschapen en uit het verband blijkt waar dit over gaat: de gehele schepping. Daarin is natuurlijk niets uitgezonderd. Hoewel uit deze termen blijkt dat het om alles gaat, wordt er aan toegevoegd in de hemelen en op de aarde. En ook dat 75
dit het zichtbare en het onzichtbare betreft en dat het elke macht inhoudt die wij kennen. Kolossenzen 1 17 … en Hij is vóór alles en alles heeft samenhang in Hem. 18 En Hij is het Hoofd van het lichaam, van de ecclesia. Hij is het begin, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alles de Eerste zou zijn. Gesteld boven alles Hij is het begin, de Eerstgeborene en vóór alles. Hij heeft de Naam ontvangen boven alle naam (Fil.2:9) en is gesteld boven elke macht en overheid. Maar Hij is ook het Hoofd van het lichaam, de ecclesia. Dat betekent dat de ecclesia, die Hij Zich nu verzamelt, deelt in die positie. Christus is gesteld over alles en wij delen daarin, als Zijn lichaam! 19 Want de gehele volheid heeft een welbehagen om in Hem te wonen … De volheid van God De gehele volheid waarover hier gesproken wordt, is de volheid van God. In Kolossenzen 2:9 zegt Paulus: “want in Hem woont de gehele volheid van de Godheid op lichamelijke wijze”. God openbaart Zich in Zijn Zoon en die openbaring is compleet. In Kolossenzen 2 waarschuwt Paulus voor filosofie en andere overleveringen van mensen. Er waren predikers die de Kolossenzen wilden wijsmaken dat zaken als filosofie en andere menselijke overleveringen ook een plek hebben naast Christus en iets toe te voegen hebben. Daartegen protesteert Paulus. In Christus woont heel Gods volheid en daar is niets aan toe te voegen. Óók zegt hij dat in Hem de volheid van de Godheid 76
“lichamelijk” of “op lichamelijke wijze” woont: een verwijzing naar Hoofd én lichaam (1:18). Kolossenzen 1 20 … en door Hem te verzoenen het alles, tot in Hem, hetzij wat op de aarde is, hetzij wat in de hemelen is, vrede makende door het bloed van Zijn kruis. Vrede makend God heeft er een welbehagen (>plezier) in om door Zijn Zoon het heelal te verzoenen. Ook hier staat er weer achter: hetzij wat op de aarde is, hetzij wat in de hemelen is. Dit gaat dus niet alleen over de mensenwereld, maar over de hele schepping, waarin tevens een, voor ons onzichtbare, wereld is met geestelijke machten. Elk schepsel zal met God verzoend worden! In dit vers wordt een min of meer synoniem van verzoening genoemd: vrede maken. Wanneer partijen worden verenigd of eengemaakt, heet dat vrede maken, of verzoenen (zie ook Ef.2:1416). De hoop van het evangelie Deze verzoening van het (heel)al noemt Paulus een aantal verzen verder de hoop van het evangelie (1:23). Het is de verwachting voor heel de schepping en elk schepsel dat zij verzoend worden met God. De vijandschap zal veranderd worden in liefde en elke knie zal buigen en elke tong zal belijden dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God, de Vader! 77
78
Gezonde Woorden Woorden van mensen, hoe vroom ze ook klinken, zijn woorden van menselijke wijsheid en krachteloos. 1Kor.2:4 Het woord van God daarentegen is levend en krachtig en daarom roept de Schrift ons ook op om gezonde woorden te gebruiken. Heb.4:12; 2Tim.1:13 Zijn woorden vormen de gezonde leer die ons gezond maakt in het geloof. Tit.2:1-2 gezondewoorden.nl Bron: Oudijn, G. (2023). Wat is het evangelie? GezondeWoorden, http://gezondewoorden.nl/wat-is-het-evangelie/1-wat-is-hetevangelie-inleiding/ t/m http://gezondewoorden.nl/wat-is-hetevangelie/22-wat-is-het-evangelie-de-verzoening-van-het-heelalslot/ 79
1 Online Touch