0

CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 37 ONDERWIJS blauwachtig gas binnen zwemhulp informatietechnologie pers. vnw. chemische stof jonge onderzoekers Security Advice Office vader en andere staalbedrijf maak vast interest bevestiging en andere broedTT v. gaan vw. plaats voor vogels Technology Student Association modelbouwschaal uiting v. verrassing plaats in Italië pers. Lening Internet Explorer Europese Gem. narcose specialist het samenwerken laboratorium stad in Ndl. stad in Zweden muzieknoot allergie Ndl. dok en Saoudi Arabië halt bw. inin de jaren stemming binnen uitroep dood persoon ras ui muzieknoot zijn Ndl. spoorwegen belasting stad in Noorwegen plaats (Du) muz. muzikant genre vis compositie hartstop riempje good game bouwwerk water award Extr. kernantigenen een beetje (Fr.) renium loop tijd registratie tijdperk het stelen gaan werken Europese Gemeenschap jij zijn op een plaats verzameling deel v.e. boom discussievorm A arts in opleiding tot huisarts onderzoeker deuntje bazige vrouw Asturisch online bank diversen muzieknoot lid v. de familie landcode voor Israël Sturmabteilung onder andere universiteit marmelade goederenvervoer I O T H O as soon as possible strontium autorace Daily Life Therapy beginsel americium stad in Canada smeekbede ongemanierd stem uitstraling nog van …! vanaf (Lat.) product v.e. kip uitstraling Voluntary Service Overseas rustig aan grondtoon water (Lat.) tip de onbloedgroepsysteem bekende stijlfout nummer gebergte scheepvaart maatschap. pers. vnw. drank papegaai nu haast achter School for Public Health and Primary Care C A deel v. h.lichaam P nota H R I zoon v. Poseidon Security Association menselijk M A A S T R I C H T opname van het lichaam Marok. stad welness boven eerste hulp bevel triest voorbij medicijndoos pakhuis speeltuig L van LUMC omdraaien Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)

Inhoudsopgave Colofon Oplage 2000 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen azM & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Adres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht Fotografie Eigen bestand foto pag 29 gemaakt door Anika Corpeleijn, bestuurssecretaris van het NHG foto pag 39 foto van Jean Muris gemaakt door Joey Roberts Deadline volgend nummer 25 oktober 2010 Kaft ontwerp: (zie ook pag 32) Océ Business Services © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Van de voorzitter: Plannen – Job Metsemakers “Maastrichts Mooiste” – Priska Israel & Huibert Tange Zuidelijke Eerstelijnsdag - Babette Doorn Vanuit het onderwijs - Laury de Jonge Scholingsmiddag basiscurriculum - Johan Evers & Janneke van Drunen “HAG hotline, U spreekt met Wil Keulers” - Wil Keulers Ervaring met het duo-coschap vanuit de (duo-)co - Gwen Masclee Onderbroek-met-hond - Katrien Boots Effectiviteit van een beweegprogramma COPD - Annemieke Fastenau PIL-studie: Polyfarmacie Interventie Limburg - Donna Lenders & Rico van Scheijen Astma, een gedeelde zorg in 1e en 2e lijn! - Inge Duimel-Peeters & Rianne Römers Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers Fantastisch grote opkomst CAPHRI dag - Karin Burhenne Bijna een miljoen subsidie voor diverse projecten - CAPHRI AIOTHO’s Spreek uit: Aiej-joo-th:oow AIOTHO is geen Japans voor kwakzalver - Anique van Dorp AIOTHO, waarom? - Philippe Hoogsteder WESP-en Incidentie van acute hartstilstand na invoering van het rookverbod op de werkplek in Zuid-Limburg - Devina Grommen & Michelle de Munter Praktijkonderwijs Ouderenzorg in de huisartsopleiding: wat rendeert? - Kirstin Ponse Verwachtingen van rokers ten aanzien van een nieuw middel voor stoppen met roken: een vaccin tegen nicotineverslaving (NicVAX®) - Marjanneke Otters Een vreemde WESP in het nest – Niels Klein Hoe gaat het met onze kersverse huisartsen? - Nathalie Eymael Het oog van de meester: afscheid Jo Baggen - Hendrik Jan Vunderink Stelt zich voor – gedragswetenschapper Marieke Kools Stelt zich voor – HAB Rianne Smals-Oomen Stelt zich voor – HAB Koen Vanwersch Bijzondere bekwaamheid: Huisarts in de bak - Hendrik Jan Vunderink Nieuw hoofd Huisartsopleiding: Jean Muris 4 5-6 7 8 9 10 11 13 14 15 17 18 21 23 24 24 25 26 28 28 29 30 32 33 34 35 35 36 37 39 Nieuwe onderwijs website www.hag.unimaas.nl/onderwijs 2

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Van de redactie Two co or co-co? prijs. “Some guys have all the luck”, of was het simpelweg hard werken en hoge kwaliteit leveren? De eerste hittegolf van 2010 is een feit. De vreemde titel geeft aan dat de zomervakantie dringend nodig is. Collega’s die halsreikend uitkeken naar warm zomers weer, klagen nu over de hoge temperaturen. Het Nationaal Hitteplan is in werking gezet. Buiten zien we het verdorde gras en binnen praten we over min/max temperaturen en al dan niet werkende airco’s. Het is ook nóóit goed. Op één Lijn is dat gelukkig wel. Dachten we een zomers tussendoortje te gaan maken, blijkt het toch weer een mooi uitgebalanceerd nummer. Veel nieuws vanuit de onderwijssectie. Dat is niet zo verwonderlijk nu we al bijna weer aan een nieuw academisch jaar beginnen. Verse huisartsdocenten van het basiscurriculum staan te trappelen in de startblokken. Wie weet zitten er nieuwe talenten bij voor het HAG-hardloopteam. Dat veel HAG-gers sportief zijn, bewijst het verslag van Maastrichts Mooiste. Al ontbraken enkele vaste lopers, het bedrijventeam 15 kilometer veroverde toch de 3e plaats. Het last-minute samengestelde 5 kilometer team liep op ontspannen wijze ook een zeer verdienstelijke race. Patiënten met COPD zullen momenteel helemaal niet moeten denken aan bewegen, maar onderzoeker Annemieke Fastenau legt uit wat gespecialiseerde fysiotherapeuten voor ze kunnen betekenen. Onderzoekers die de lat nog hoger leggen, zijn de PIL onderzoekers. Polyfarmacie hebben we het dan over. Wie is nu niet met polyfarmacie bezig? PIL wil patiënten gaan beoordelen en evalueren. Samenwerking tussen zorgverleners waarbij een centrale rol voor de patiënt is weggelegd. Astmazorg: gedeelde zorg, sluit zich daarbij aan. Verkapte onderzoeksprojecten zijn te vinden in de stukjes van onze oer-Hollandse AIOTHO’s, al doet hun functienaam of onderzoeksproject soms anders vermoeden. We blijven nog even bij onderzoek en afkortingen: de WESP-en, zesdejaars geneeskunde studenten die hun wetenschapsstage bij ons deden, melden hun resultaten. De pakkende samenvatting van onze wetenschappelijke output wordt wederom verzorgd door dr. Jelle Stoffers. CAPHRI, onze UMC koepel voor onderzoek & masteronderwijs, heeft u veel goed nieuws te melden. Zowel Jochen Cals als André Knottnerus hadden dubbel Wie eerstelijns oogheelkunde zegt, denkt Baggen. Jo Baggen, oud huisarts en docent, nam in maart van dit jaar op 80-jarige (!) leeftijd afscheid als docent. Een icoon. Ook bijzonder, maar op een andere manier, is de bijzondere bekwaamheid van Jeroen Smeets uit Maastricht: justitiële huisartsgeneeskunde. Heeft u ook een bijzondere bekwaamheid en wilt u daarover graag verhalen, laat het ons weten. Tot slot een aantal nieuwe medewerkers bij de huisartsopleiding. Zij zijn klaar voor de toekomst: laat de aios maar komen! Het huidige hoofd dr. Paul Ram kan de sectie met een gerust hart overdragen aan zijn opvolger. Wie dat wordt? Bedankt alvast voor uw reacties op de vraag of Huisartsgeneeskunde in uw familie vaker voorkomt dan gemiddeld. Later dit jaar brengen wij het thema “Huisarts: een familiaire belasting?” uit. Uiteraard zullen ook de vaste rubrieken vertegenwoordigd zijn. Voor de zoveelste keer, maar daarom niet minder gemeend: een prachtige zomer en een fijne vakantie. Als we terug zijn, is het gras weer groen, zijn de airco’s stoffig en klagen we dat het koud is. Gelukkig maar, dan kan het eindejaarsnummer warmte brengen! Babette Doorn 3

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Van de voorzitter Plannen DOOR JOB METSEMAKERS, VAKGROEPVOORZITTER HUISARTSGENEESKUNDE EN HUISARTS IN GEULLE Ook aanwezig is het bewijs dat als meer artsen zich met dezelfde patiënt met bijvoorbeeld multi-morbiditeit gaan bemoeien, er meer fouten gemaakt worden en de kosten enorm oplopen. Zij pleit voor wat zij noemt: “comprehensiveness in primary care”, wat ik vertaal als bij elkaar houden van de zorgprocessen, ofwel regie houden. Het is ook een waarschuwing om op te passen voor alle separate zorgprocessen voor diabetes, COPD, depressie, cardiovasculaire aandoeningen, die we los van elkaar inrichten, terwijl de patiënt meerdere ziektes tegelijk heeft. Bij die patiënten moet één en liefst dezelfde huisarts de samenhangende zorg blijven geven. Dat is een van mijn reflecties bij de huidige veranderingen in de zorg, voordat er weer nieuwe plannen komen. We maken voortdurend plannen voor alles wat we doen. Geen toekomst zonder beleidsplannen. Het huidige moet altijd weer veranderd worden wegens voortschrijdend inzicht, financiële motieven, persoonlijke voorkeuren, ontwikkelingen in de samenleving, en ga zo maar door. Dat veranderen wordt vaak benoemd als kenmerk van een “Lerende Organisatie”. Essentieel is daarbij, net zoals bij leermomenten in het onderwijs, dat er een duidelijk moment van reflectie is. Even stilstaan bij het heden, analyseren en reflecteren waarom iets wel of niet verlopen is, en dan pas een nieuwe koers uitzetten. Vaak wordt reflecteren overgeslagen en denken we dat iedereen toch duidelijk ziet waarom het anders moet. De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn achter de rug, en we wachten op een regeringscoalitie. Ook daar zullen weer plannen gemaakt worden. Het is te hopen dat Den Haag nu echt begrijpt welk belang gehecht moet worden aan een sterke Eerste Lijn met een centrale rol voor de huisarts. Barbara Starfield (VS) is een wereldbekende onderzoekster van de effecten van een zorgsysteem op zorguitkomsten. Haar onderzoek (en dat van heel veel anderen) maakt glashelder dat landen met een sterke Primary Care/Huisartsgeneeskunde betere gezondheidszorguitkomsten hebben tegen lagere kosten met een eerlijker verdeling over de gehele populatie. Het bewijs daarvan is in de literatuur volop aanwezig. 4 Overigens doen we als Vakgroep Huisartsgeneeskunde ook aan beleidsplannen maken. Waar staan we wat betreft het onderwijs, de opleiding en de verdere deskundigheidsbevordering, en waar willen we naar toe? Hoe staan we ervoor wat betreft het wetenschappelijk onderzoek? Maar het meest essentiële deel van ons beleidsplan in wording gaat over de relatie met U. Hoe moeten we die verdiepen, of vorm geven zodat het niet alleen gaat om vragen maar ook om geven? Kunnen we iets voor U betekenen? Wat U voor ons kunt betekenen dat weten we beiden heel goed: langdurige toezegging van stageplekken voor studenten uit de studie geneeskunde, opleidingsplekken voor toekomstige huisartsen en deelname aan wetenschappelijke projecten, die vaak opgezet zijn door uw, in het veld werkzame, collegae. (zie voor voorbeelden verder in deze uitgave). Hoe vormen we die relatie zodat die anders wordt dan elk jaar een (bedel) brief en talloze telefoontjes van ons aan U? En dan zijn er ook nog vakantieplannen. Dat vraagt ook beleid in het samenvoegen van wensen van de verschillende gezinsleden. Een vakantie voor de rust, ontspannend maar toch actief, de zon en de zee of toch de cultuur? Ik vind wat U kiest allemaal prima. Als U maar uitgerust weer op tijd in de praktijk bent als de studenten komen. Die hebben ook plannen: dokter worden. En daarvoor hebben we weer stageplekken…. Geniet van de vakantie!

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Maastrichts Mooiste 15 kilometer Het voegt wat toe trots te zijn op elkaar DOOR PRISKA ISRAEL, RAZENDE REPORTER Er ontstond enige aarzeling met betrekking tot de snelle lopers van de vakgroep, zij van 'boven', en wij van de huisartsopleiding, wij tragen van 'beneden'. Gelukkig hebben we als huisartsopleiding tijdens ons afdelingsuitje in mei in Veenhuizen kunnen trainen, al dan niet met een kater, en dat heeft in ieder geval tot uitbreiding van ons team gezorgd. vlnr boven: Jochen, Gerrit Jan, Paul vlnr. onder: Job, Priska, Robert Het allerfijnste van hardlopen vind ik dat je alleen maar je schoenen nodig hebt. Overal vrij om te lopen. Lekker buiten, wat stress kwijt raken, wat endorfines cadeau krijgen, conditietraining, kortom ideaal eigenlijk. Om mezelf ook in het najaar te motiveren om wel te gaan, minstens 1 keer per week, een uur, liefst vaker, maar dat lukt meestal niet, heb ik me de afgelopen twaalf jaar opgegeven voor de Zevenheuvelen loop in Nijmegen. Cool in november, 15 kilometer, zeven heuvels, en lekker veel medestanders. Ik loop daar meestal samen met mijn zusje en mijn vader en vrienden, en we lopen allemaal 'chronisch' ongeveer 11 km/ uur. Dus gezellig. Een soort van onderhoudsbeurt, zeg maar. Maastrichts Mooiste viel meestal samen met vakantieplanningen of andere leuke dingen. Had ik nog nooit gelopen. Vorig jaar heb ik wel de Enci-bergloop gedaan. Mooie plek, 8,5 km, beetje koud, en erg snelle medestanders. Mijn onderweg aangenomen loopmaatje, ook in oranje, vroeg mij steeds of wij de laatsten waren... Het plan om dit jaar met Maastrichts Mooiste mee te doen, als 'bedrijventeam', oftewel, met het hag team, kwam wat laat en onverwacht. Na mijn toezegging werd ik wat nerveus. In mijn herinnering deden alleen hele snelle mannen en vrouwen mee: marathonlopers, triatleten, ambitieuze mathematisch ingestelde lopers die willen winnen! Na checken van de route op internet werd ik nog wat nerveuzer: 15 km met twee keer pittig stijgen, en als je te langzaam bent kun je uit de route verwijderd worden......! prijsuitreiking Maastrichts Mooiste 5 Uiteindelijk hebben we allemaal vooral erg plezierig gelopen, mooi weer, prachtige route, sfeervolle ambiance en genoeg tijd en ruimte om elkaar toe te juichen bij de finish. Blije mensen, allemaal. Ook langs de lijn zijn verschillende hag-genoten gesignaleerd, waaronder Henk Goettsch op drie verschillende plekken (!). Hij juichte ook zijn dochter toe, maar dat kon mijn pret niet drukken. Teamleider Jochen Cals heeft het geheel perfect geregeld, en dankzij hem, Robert, Gerrit-Jan (de trainer van Geert Jan die zelf helaas verstek moest laten gaan met een pijnlijke knie) en Job, en met Paul en mij als hekkensluiters, werden we derde! We dachten dat het een grote grap was, vandaar dat Job en geblesseerde Geert Jan alleen bij de prijsuitreiking waren. Job geloofde er wel in, gelukkig. Ik wil volgend jaar weer! Het voegt wel wat toe om trots te zijn op elkaar, als team, en niet alleen blij en tevreden te zijn over je eigen prestatie. Ik heb huisartsopleiders op persoonlijke titel moe maar voldaan zien finishen. Toch ook wel jammer, zo zonder hag-shirt. Graag een groot hag-team volgend jaar! En dan het liefst wat eerder opgeven zodat we ook wat kunnen trainen, samen, en wat meer dames (graag)! Onze kleur is cerise, naast het donkerblauw van de heren.

op één lijn 37 2e uitgave 2010 HAG-team 2 Het op-de-valreep-5 km-team DOOR HUIBERT TANGE, ONGETRAINDE RAZENDE REPORTER Op de valreep slaagde HAG erin een team voor de 5 km-bedrijvenloop op de been te brengen voor Maastrichts Mooiste. Na een laatste oproep meldden zich nog enkele late beslissers aan, onder wie ikzelf. Op hoop van zegen weliswaar, want het was meer dan 25 jaar geleden dat ik een dergelijke afstand rennend had afgelegd. Thuis vond ik nog een paar oude loopschoenen. De zolen lieten wat los bij de neuzen, maar het ging nog wel. Voor trainen was geen tijd meer. te komen. Op de brede Wilhelminabrug was dit geen probleem, maar in Wyck werden de straatjes smaller en maakte het asfalt plaats voor kinderkopjes. Dat werd dus opletten op voorgangers en voeten. Maar er viel ook te genieten, want je kwam langs Maastrichts Mooiste plekjes. Maar aan alles komt een eind, ook aan Maastrichts Mooiste. Achter de finish stonden Jochen en Job ons al op te wachten. En later zag ik ook andere HAG-medewerkers tussen het publiek staan. Mooi, al die belangstelling. Na nog wat nababbelen werd het tijd om de afgekoelde spieren te bedekken. Terug naar de Maastricht Music Hall. Onderweg stonden kraampjes met drinken, fruit en vlaai. Ook kregen alle deelnemers een heuse medaille uitgereikt plus een plastic tasje met inhoud. De inhoud? Foldermateriaal van andere hardloopwedstrijden. Ik had het kunnen weten. Een dag later werden de uitslagen gepubliceerd op internet. Ons 5km-team was als 19de van de bedrijventeams geëindigd, een positie in de middenmoot. Ik denk dat we daar tevreden mee mogen zijn. In het individuele klassement eindigde ik als 233ste van de 1584 deelnemers. Niet slecht voor een ongetrainde 50-plusser. Dat smaakt naar meer. Volgend jaar doe ik weer mee, en dan getraind! Het 5km-team bestond verder uit Isa Houwink (met kindin-buggy), Stijn de Vries, WESP-student Arwen Jacobs, Yvonne Winants, Joost Dormans en Job Metsemakers. We zouden verzamelen bij Café Centre Ville, op de hoek van het Mosae Forum. Job had echter besloten om toch de 15 km te lopen (chapeau!) en Yvonne was verlaat vanwege verplichtingen in of om de processie van Scharn. Gelukkig kwam ze net op tijd voor de groepsfoto. Jochen, die zijn 15km-race al had gelopen, wees ons de weg naar de registratie. De start was op de Markt. Vanwege de buggy van Isa vertrok ons team als laatste in de lange stoet. Het duurde dus even voordat we in beweging kwamen. Maar twee minuten na het startschot passeerden ook wij de start. Als laatste starter heb je het psychologische voordeel dat je niet door anderen wordt ingehaald. Je hebt echter het praktische nadeel, dat je moet zoeken naar gaatjes in de mensenmassa om vooruit 6 Promotieaankondiging Paul Houben promoveert op vrijdag 17 september 2010 om 14.00 uur in Maastricht. Promotores zijn prof.dr. Trudy van der Weijden en prof. mr. dr. Richard Grol De titel van zijn proefschrift luidt: “Interpretation of diagnostic test results: Pretest expectations, test interpretation and management decisions in routine general practice.” Paul is voormalig AIOTHO en werkt tegenwoordig bij het VUMC in Amsterdam als huisartsdocent.

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Zuidelijke Eerstelijnsdag 27-10-2010 Vakgroep Huisartsgeneeskunde goed vertegenwoordigd DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Algemeen Op woensdag 27 oktober 2010 wordt in Eindhoven de Zuidelijke Eerstelijnsdag gehouden. Deze vakdag is gericht op het opdoen van kennis, (multidisciplinair) samenwerken en contacten leggen binnen en met de zuidelijke eerste lijn, zodat er uiteindelijk nog betere zorg verleend kan worden. De Zuidelijke Eerstelijnsdag is er voor Huisartsen, Doktersassistenten, Fysiotherapeuten, POH'ers, Nurse Practitioners, Eerstelijnspsychologen, Apothekers, Diëtisten, Oefentherapeuten, Verloskundigen, Huisartsen in opleiding, Huid- en Podotherapeuten, Ergotherapeuten, Medewerkers in de eerstelijns GGZ en Managers, werkzaam in de eerste lijn en onderzoekers? De vakdag is gratis toegankelijk. Voor het volgen van 4 workshops kunnen huisartsen 7 accreditatiepunten verkrijgen. Inbreng Huisartsgeneeskunde De dag is onderverdeeld in thema’s (workshops en lezingen) en een beursgedeelte (inclusief demonstraties). De vakgroep zal met een informatiestand op de beurs staan. Daarnaast geven medewerkers van de vakgroep lezingen en of workshops. Voor het thema “Toekomst van de Zorg - De Patiënt Centraal”, zal onze kersverse hoogleraar Trudy van der Weijden een lezing verzorgen over individuele en collectieve patiëntparticipatie. In deze lezing worden actuele ontwikkelingen in patiëntenparticipatie geschetst, waarbij kritisch wordt gereflecteerd op de sterke en zwakke kanten en op de effecten op patiëntgerichte zorg. Het leerdoel is het kunnen benoemen van verschillende modellen en methoden voor patiëntgerichte zorg, met onderscheid in collectieve en individuele patiëntparticipatie. Marije Koelewijn, recent gepromoveerd bij Trudy, zal u met enkele collega onderzoekers bijpraten over de Impala1 studie. Over hoe de patiënt centraal staat bij cardiovasculaire risicopreventie in de eerstelijn. Een methode die praktijkondersteuners in de huisartspraktijk leert om mensen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten op te sporen, het risico met hen te bespreken en samen met hen te werken aan een plan op maat om gezonder te gaan leven. Implementatie van onderzoek! 1 IMPALA = Improving patient adherence to lifestyle advice Tot slot in dit cluster: de zin en onzin van preventieve ouderenzorg. Onderzoekers Mandy Stijnen en Inge Duimel vertellen over hun ervaringen vanuit het project (G)OUD, Gezond Oud. Over de vroegopsporing van ouderen (zelfstandig wonenden75+) in een (mogelijk) kwetsbare positie binnen de huisartsenpraktijk. De onderzoekers willen graag met u in discussie over de zin en onzin hiervan en zullen hun eerste ervaringen met u delen. In het cluster “Samenwerking” vindt u ook 2 bijdrages van Maastrichtse bodem. Uniek voor Maastricht is haar ligging: de Euregio. Veelal stopt ons onderzoek en onderwijs bij de grens, maar waarom is dat eigenlijk? Zijn de verschillen wel zo groot als we denken? Zijn we niet sterk bevooroordeeld over elkaars denken en doen? Missen we hierdoor ook kansen? We vroegen het onze hoogleraar Maastricht/ Leuven en huisarts te Maasmechelen, prof. Frank Buntinx. In zijn workshop “Huisarts aan beide zijden van de grens” zal hij samen met hoofdverpleegkundige Inge ‘t Kindt stapsgewijs door het thema lopen. Dat er nog veel braakgelegen terrein is, zal aan het einde van de sessie weer eens blijken. Optimale samenwerking tussen zorg en wetenschap: het kan. Onderzoeker Mark Spigt zal uitleggen welke samenwerking tussen de universiteit en de Stichting Gezondheidscentra Eindhoven tot stand kwam. De ene partner kan niet zonder de ander, we weten het wel, maar hoe kan je het mes aan 2 kanten laten snijden? Betere zorg is zorg die goed onderzocht is en waar resultaten hebben aangetoond dat het werkt. Evidende based en practice based gaan hand in hand. Wetenschap dicht bij de zorg brengen en de zorg laten profiteren van de wetenschap. Inspirerend voor andere zorggroepen? Op het moment van schrijven werken we ook aan een bijdrage vanuit een academische praktijk in Terwinselen/ Kerkrade over het gemeenschappelijk consult door huisarts en POH samen voor groepen patiënten met dezelfde aandoeningen. Hoe of wat, dat laten we nog even open. In elk geval kunt u alle informatie vinden op www.eerstelijnsdag.nl (zuidelijk kiezen). 7

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Vanuit het onderwijs Een bewogen jaar DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS EN ACADEMISCH HUISARTS IN ELSLOO Met de zomervakantie in het vooruitzicht loopt het academisch jaar 2009-2010 ten einde. Zoals u in het vorige nummer van Op één lijn heeft kunnen lezen is na lang beraad besloten te stoppen met de praktijkcontacten in jaar 3 in de huidige vorm. Na vele jaren van programma aanpassing bleken de geplande leerdoelen nog altijd niet gehaald te worden, wat ook resulteerde in matige studentevaluaties. Zowel vanuit onze eigen vakgroep als vanuit de studentgelederen en onderwijsinstituut wordt veel waarde gehecht aan een contact in de huisartspraktijk in de eerste fase (Bachelor) van de geneeskunde opleiding. We willen het volgend academisch jaar gebruiken om te bezinnen aan welke inhoudelijke eisen dit contact moet voldoen en vervolgens de logistiek vormgeven. De introductie van een dergelijk nieuw programma zal dan waarschijnlijk samenvallen met de start van het gereviseerde geneeskundecurriculum, in september 2011. In het begin van het jaar luidden we de noodklok wat betreft het aantal opleidingsplaatsen voor coassistenten in de huisartspraktijk. Met geweldige extra inspanningen is het dramatische tekort van vele tientallen studentplaatsen gereduceerd tot ongeveer 15 studenten die later dan gepland hun coschap nog moeten lopen. De winst aan stageplaatsen is vooral verkregen door extra inspanningen door u, de huisartsopleider. Door uw actieve medewerking aan het plaatsen van een extra coassistent of zelfs twee co’s tegelijk konden vele studenten geplaatst worden. In deze Op één lijn beschrijft coassistente Gwen Masclee haar ervaringen als duo-co. 8 Het aantal nieuwe opleiders nam tegelijkertijd toe, met name ook door de inspanningen van wervingscoördinator Lilian Aarts en ambassadeur Wil Keulers. Op de volgende bladzijden kunt u meer lezen over Wil zijn inspanningen en ervaringen in het land. Een andere plezierige ontwikkeling is het toenemend aantal docenten binnen onze vakgroep. Dit betreft zowel ervaren huisartsen die om verschillende redenen toe zijn aan een carrière verandering als ook huisartsen die recent hun opleiding afgerond hebben. Katrien Boots was eerder al als huisartsbegeleider betrokken, na een uitdagende periode in Dubai is zij terug in Maastricht. Zij schrijft over haar ervaringen en ook over de combinatie praktiserend huisarts en huisartsdocent aan het basiscurriculum. Mede ook om het opleiden van coassistenten voor u aantrekkelijk te maken en te houden zijn de terugkom/ nascholingsdagen opnieuw gestart. Tenminste twee maal per jaar mag u van ons een uitnodiging verwachten, waarbij u in nauwe samenwerking met docenten van de huisartsopleiding een interessant en interactief programma voorgeschoteld krijgt. Huisarts en docent Janneke van Drunen beschrijft haar ervaringen in deze Op één lijn. Wellicht beschermt u nu uw gezicht met deze Op één lijn tegen al te felle zon of produceert uw glas goede Italiaanse wijn een keurige ronde vlek op dit stukje. Hoe dan ook wil ik u een plezierige vakantie toewensen.

2e uitgave 2010 Scholingsmiddag basiscurriculum Docentprofessionalisering voor opleiders en begeleiders DOOR JOHAN EVERS, ORGANISATIE EN JANNEKE VAN DRUNEN, HUISARTSBEGELEIDER Op donderdag 15 april was het na enige tijd van afwezigheid weer zover. Op de agenda stond een nascholingsbijeenkomst voor huisartsopleiders en huisartsbegeleiders die actief zijn binnen het basiscurriculum geneeskunde. Ongeveer vijfendertig enthousiaste huisartsen reisden af naar Urmond om een gevarieerd programma te volgen op onderwijsgebied met als doel hun kennis en vaardigheden te vergroten. Het programma werd geopend door de coördinator van het coschap huisartsgeneeskunde Jean Muris. Hij heeft de aanwezige huisartsen geïnformeerd over de opzet en de inhoud van het coschap huisartsgeneeskunde. Aansluitend kwam een onderwerp aan bod waar elke opleider dagelijks mee te maken krijgt in de praktijk: het geven van feedback aan de student. Henk Goettsch, gedragswetenschapper bij de huisartsopleiding, heeft ons op een interactieve en enthousiasmerende manier aan de slag laten gaan met dit onderwerp. Trudy van der Weijden, bijzonder hoogleraar Implementatie van Richtlijnen in de Geneeskunde, besprak in een lezing de achtergronden en de praktische aanpak van de opdracht 'Kwaliteit van Zorg'. Deze opdracht wordt door elke coassistent uitgevoerd in de stageverlenende huisartspraktijk. Na een diner zijn huisartsopleiders en huisartsbegeleiders in kleine groepen gezamenlijk aan de slag gegaan met het bespreken van een SOEPELverslag met één van de aanwezige coassistenten en het beoordelen van een geobserveerd patiëntcontact. Het was kortom een gevarieerd programma zowel wat onderwerpen als wat werkvormen betreft. Om u een indruk te geven van de ervaringen van één van de deelnemers geef ik graag de pen over aan huisartsbegeleider Janneke van Drunen. Onderwijs geven en krijgen doe je samen Tja, wat moet je met een co…. en je hebt ze ook in zoveel soorten en maten. Het op een juiste manier begeleiden valt soms niet mee. Daarom was het erg prettig om weer eens met elkaar te kunnen brainstormen. Wat willen we ze meegeven: ik denk hoe veelzijdig en interessant ons vak eigenlijk is. Via de opdrachten proberen we de 4 competenties te belichten en te toetsen: medisch expert, wetenschapper, werker in de gezondheidszorg en professioneel gedrag. Het was goed om nog eens te horen wat de achtergrond van de opdrachten is, onder andere door de presentatie van Trudy van der Weijden. Wat ik van de middag in Urmond heb meegenomen zijn handvatten hoe je om kan gaan met lastige situaties bijvoorbeeld door middel van het geven van feedback. Wat ik erg leuk vond was het begeleiden van een simulatienabespreking van een SOEPEL-verslag. Als HAB zat ik in een groepje met 2 opleiders en een coassistent om te kijken hoe de opleiders invulling gaven aan het nabespreken van een SOEPEL-verslag. Het was leuk en leerzaam om te zien hoe verschillend beiden te werk gingen. Waar de een met name direct uitleg gaf over een casus (zowel medische inhoudelijk, als het benadrukken van het belang van het vragen naar psychosociale omstandigheden en werk), bevroeg de ander de coassistent meer. Deze probeerde op een interactieve manier de coassistent aan het denken te zetten en samen tot differentiaal diagnoses te komen. Het was leuk om te horen hoe ze bij elkaar zagen dat het ook anders kan. Ook de directe feedback van de coassistent op de manier van nabespreken werd als nuttig en leerzaam ervaren. Iets waar ze eigenlijk ook in de praktijk best wel behoefte aan zouden hebben. Zo bleek maar weer: onderwijs geven en krijgen doe je samen. Ik vond het een leuke, inspirerende dag en hoop eigenlijk dat er de volgende keer nog meer mensen zijn. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd en ook des te meer input en mogelijkheden om van elkaar en elkaars situaties te leren. Organisatie: bedankt! Dat er nog veel inspirerende bijeenkomsten mogen volgen! www.hag.unimaas.nl/onderwijs 9 op één lijn 37

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Coschap Huisartsgeneeskunde onder druk “HAG hotline, U spreekt met Wil Keulers” DOOR WIL KEULERS, HUISARTS NP EN HAB BIJ DE COSCHAPPEN “Het ergste vind ik wanneer een huisarts me niet eens terugbelt” Wil Keulers Inleiding redactie In Randwijck kennen we Wil en collega Mieke Winten als het HAG-dreamteam. Samen ‘streden’ ze om de prijs voor beste Huisartsbegeleider van het jaar 2008-2009 met fantastische punten. Dat ze hoog gewaardeerd worden door de co’s, is overduidelijk. Elke 10 weken trekken ze op maandagmorgen ten strijde richting de onderwijsruimtes aan ‘de overkant’. Elke 10 weken start een nieuwe groep co’s met het coschap Huisartsgeneeskunde. Wie Wil of Mieke als HAB heeft, krijgt in no time te horen wat het vak inhoudt, en ook alle vooroordelen over het vak worden meteen de provincie uitgeholpen. Zo doe je dat. Aan de kant van de studenten zit het dus wel goed, maar hoe staat het aan de kant van de praktijken, de huisartsen? We realiseren ons dat we steeds meer vragen van de toch al actieve kern van opleiders, maar hoe zit het met de huisartsen die nog geen co’s ontvangen? Waar knelt het en vooral: hoe lossen we de knelpunten op? Om de onderste steen boven te krijgen kreeg Wil ook een wervingstaak erbij. Hoe dat gaat en of het leuk is vroegen we aan hem zelf. Al jaren moeten hemel en aarde bewogen worden om voldoende opleidingsplaatsen voor coassistenten Huisartsgeneeskunde te vinden. Dit coschap van 10 weken neemt in de artsenopleiding in Maastricht een belangrijke en gewaardeerde plaats in, en terecht. Immers, Huisartsgeneeskunde is een specialisatie en alleen al om die reden verdient het een plek in de reeks verplichte coschappen die deel van de opleiding uitmaken. Iedere student moet kennismaken met de eerstelijn en met de huisartsenpraktijk in het bijzonder. Niet iedere arts in opleiding hoeft te kiezen voor het huisartsenvak, maar ze dienen wel te weten wat het vak inhoudt, hoe de eerstelijn georganiseerd is, hoe er gewerkt wordt, wat de (on)mogelijkheden zijn, wat het specifieke karakter is van het vak en hoe het staat met de wetenschappelijke onderbouwing. We nemen een duidelijke en niet weg te denken positie in binnen de Nederlandse gezondheidszorg en we zijn betaalbaar en onmisbaar, ook niet onbelangrijk ten tijde van bezuinigingen en kostenbeheersing. Helaas neemt het aantal opleidingsplaatsen voor co’s in absolute zin af. Niet alle studenten kunnen rekenen op doorstroming, simpelweg omdat er gewacht moet worden op een plek bij een gemotiveerde huisarts (!). Kunt u zich het voorstellen dat u destijds in uw eigen opleiding vertraging zou hebben opgelopen om deze reden? Nee toch? Dat er geen plek is, heeft in veel gevallen een heldere logistieke reden hebben: andere collega’s zijn erbij gekomen (denk aan de komst POH) en daarbij hebben ook zij stagiaires. En wat als de numerus fixus verdwijnt? Niet voor niets experimenten we nu al met duoschappen waarbij 1 plek wordt gedeeld door 2 co’s. Indien fysiek nodig, dan kunnen we ook nog de co’s opdelen over de week. We zijn flexibel maar de rek lijkt eruit. Bovenstaande maakt een ultieme wervingspoging nodig. Het secretariaat probeert momenteel alle ‘witte vlekken’ goed in beeld te krijgen. Het mag een medische aandoening lijken, maar dat is het niet. We bedoelen met witte vlekken die praktijken waarvan nog geen enkele huisarts deelneemt of heeft deelgenomen in het verleden. Aan mij de taak om 10

op één lijn 37 2e uitgave 2010 deze groep telefonisch te benaderen, althans ik doe een poging want het is lastig om een huisarts aan de lijn te krijgen. De slaagkans dat het me in 1 keer lukt is slechts 10%. Een groep van 40% kan gebeld worden op een nader af te spreken tijdstip. De andere groep, de helft dus, belooft me terug te bellen op mijn mobiele nummer. Ik hanteer hierbij geen beperking in het tijdstip. Dat u het weet! Een aantal huisartsen neemt na een vriendelijke reminder alsnog de moeite om me terug te bellen, maar dit levert meestal geen positief resultaat op. Niet teruggebeld worden betekent voor mij geen belangstelling. Ik betreur dat ten zeerste. Laten we hopen dat ik het deels mis heb, en dat er een communicatiestoornis kan optreden binnen uw praktijk. In dat geval geef ik u alsnog mijn nummer: 06-50479733 Het lijkt wel alsof het nog niet doorgedrongen is hoe belangrijk het is dat u meehelpt met het opleiden van nieuwe artsen. De toekomst van ons vak wordt hierdoor waarlijk bedreigd. Nieuwe artsen zijn de toekomstige behandelaars, dus ook van onszelf als mens. Intussen blikken we ook over de grens en evalueren we onze contacten in België en Duitsland om te zien of we die grenzen ook nog wat kunnen oprekken. Maar de oplossing voor het tekort dienen we toch echt in onze regio te zoeken. Persoonlijke noot Ik ben 33 jaar met veel plezier huisarts geweest in Munstergeleen. Opleiden vond ik heerlijk, het hield me bij de tijd en het gaf me de mogelijkheid over te brengen wat ik aan kennis verworven had gedurende mijn loopbaan. Sinds 2008 ben ik huisartsbegeleider bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ook dat is een fijne bezigheid. Gelet op de kwaliteiten kunnen wij de toekomst met een gerust hart tegemoet zien, maar waar het wringt, dat heb ik u net proberen uit te leggen. Zoek met ons mee naar plaatsen of laat weten hoe wij kunnen helpen of adviseren om co’s op te nemen. Help mee. Ervaring met het duo-coschap vanuit de (duo-)co DOOR GWEN MASCLEE, COASSISTENT Gwen Masclee “Sinds het begin van dit academisch jaar kampt het coschap huisartsgeneeskunde met een fors tekort aan stageplaatsen in de huisartspraktijk. Naast de intensivering van alle wervingsactiviteiten zijn er ook verschillende plaatsingsvarianten ontwikkeld. In de groepspraktijk in Elsloo waar ik werk, hadden we zo het genoegen om kennis te maken met het duo-coschap, waarbij twee coassistenten afwisselend in de praktijk aanwezig waren. Uit praktische overwegingen, vooral op basis van onze eigen deeltijd-aanwezigheid, hebben collega huisarts Loes van Bokhoven en ik gekozen om ieder de helft van zo’n duo te begeleiden”. Aldus de opleider. Voordat ik mijn ervaring als co in een duo-constructie zal geven, zal ik me eerst voorstellen en mijn interesse in het medisch vak geven. Daarna zal ik reflecteren over een aantal punten van het duo-coschap vanuit mijn ervaring. Mijn naam is Gwen Masclee en eind mei jl. heb ik het coschap huisartsgeneeskunde afgerond. Ik heb dit coschap dus als één van de co’s van een duo gelopen. Ik moet toegeven dat voordat ik het coschap begon, standaard vooroordelen over een huisarts had zoals ‘het wordt pas interessant als je een patiënt doorstuurt’, ‘huisartsen hebben kennis over veel ziektebeelden, maar geen diepgaande kennis’. Als internist in spé met voorkeur voor de gastroenterologie en met ambitie om wetenschappelijk onderzoek te doen, ging ik met een zeer kritische blik, zowel over medische zaken als de rol van de huisarts in de 1e lijn, het coschap in. Het was mijn insteek om de huisartsgeneeskunde en de zorg in de 1e lijn in brede zin mee te maken. Bovendien vond ik het belangrijk om een zo goed mogelijk beeld over 11

op één lijn 37 2e uitgave 2010 (de rol van) de huisarts te krijgen, aangezien ik niet zelf het huisartsvak in wil. Ik was geplaatst in een academische praktijk, waar 4 parttime huisartsen en een HIDHA werkzaam zijn. Naast het feit dat we als duo geplaatst waren, was er ook sprake van een duo-opleiderschap; dat wil zeggen dat er 2 huisartsopleiders (HAO’s) waren. Ik had een vaste HAO, die voor mij het aanspreekpunt en beoordelaar was, en voor mijn mede-co was dat een van de andere huisartsen. Samen met mijn mede-co hadden we beschikking over 1 spreekkamer; de beschikbaarheid hierover hebben we verdeeld (ieder 2 dagen). Op deze dagen was de kamer ‘heilig’ en konden we zelfstandig patiënten zien. Echter op de overige (‘niet-spreekkamer’) dagen wel in de praktijk aanwezig. De eerste vraag die je kunt stellen is of je als duo-co wel genoeg patiëntencontacten krijgt. Gemiddeld heb ik 8 patiënten zelfstandig op een dag gezien. Het is wel belangrijk om patiënten (en het soort klachten) te selecteren die door de co gezien kan worden om zo met zoveel mogelijk verschillende aandoeningen in aanraking te komen. Als ik nu terugkijk, heb ik veel gevarieerde klachten gezien en daarmee ook een goede weerspiegeling van veel voorkomende kwalen in de 1e lijn. Ik denk dat juist doordat we goede afspraken hadden over de beschikbaarheid van ‘onze spreekkamer’, we de meerwaarde van patiëntcontacten in kwaliteit hebben omgezet. Het zou voor mij geen meerwaarde hebben gehad om kwantitatief zelfstandig meer patiënten te zien. Dit komt omdat ik van ‘productie draaien’ geen extra kennis vergaar, maar juist minder alert wordt als patiënten zich met soortgelijke klachten presenteren. Op de ‘niet-spreekkamer’ dagen was er ruimte om de andere aspecten van de zorg in de 1e lijn te ervaren. Hieronder vallen het meelopen van een aantal spreekuren van de praktijkondersteuners, de diëtiste, fysiotherapeut en de verloskundige. Zo heb ik patiënten die ik verwezen had naar de fysiotherapeut opgevolgd door mee te gaan naar de fysiotherapie. Deze ‘extra’ zaken kunnen de spreekkamer niet vervangen, maar zijn wel bijdragend geweest voor mijn beeld over de eerste lijn en praktisch medische kennis. Verder hebben we op de extra dagen de geobserveerde patiëntcontacten gepland. Het begeleiden van een duo-co is belangrijk, en al helemaal in een drukke praktijk. Door het aanwijzen van 1 HAO voor iedere coassistent afzonderlijk, was het voor mij en mijn mede-co duidelijk wie ons aanspreekpunt was en wie de “SOEPELs” en beoordelingen deed. Tijdens alle dagen in de praktijk werd tijd ingeroosterd voor ons in de agenda van de HAO’s. Zo werd specifiek tijd gecreëerd voor nabesprekingen van ‘mijn’ patiënten. Ik heb de nabesprekingen en het vrijelijk laten gaan van mijn 12 gedachten als het leukste en interessantste moment van de dagen ervaren. Hierbij kwamen onder andere deze gedachtes aan de orde: ‘wat nou als juist deze patiënt die ene is waar ik dat zeldzame geval mis’, ‘is het de hulpvraag van de patiënt of meer mijn eigen hulpvraag?’, ‘wat zou ik doen als de patiënt net iets mondiger was geweest?’ ‘als er straks wél iets uit het bloedonderzoek komt, wat dan? of als er juist niets uitkomt?’. In het begin roosterden we hier structureel tijd voor in, later kwamen we vanzelf in de discussies terecht. In ieder coschap en in iedere leersituatie is het eigen initiatief van de coassistent belangrijk. Ik denk en ervaar dat de inbreng van een enthousiaste coassistent hierbij mede doorslaggevend is. Ik ben immers als coassistent in de praktijk om te leren, en net als in ieder ander coschap is het belangrijk om je eigen kennis aan te scherpen en om leermomenten te creëren. Mijn leermomenten gedurende dit coschap gingen enerzijds over medisch inhoudelijke zaken, anderzijds over de relevantie van bijvoorbeeld ‘het benoemen van een diagnose/syndroom’ en het belang hiervan voor de patiënt, diagnostisch onderzoek en de consequenties ervan, het correct coderen als ICPC-code (wil je alles coderen, en zo ja, op welk moment?). Doordat ik regelmatig vroeg aan de huisartsen of assistentes hoe het met patiënten verder was gegaan, en bijvoorbeeld of onze diagnose vóór het insturen naar de eerste hulp klopte, kreeg ik later in mijn coschap steeds vaker spontaan van de huisarts terugkoppeling over patiënten. En hoe zit het dan met de continuïteit van zorg over patiënten als er 2 coassistenten in de praktijk rondlopen? Ik heb ervaren dat ook dit goed mogelijk is om te volgen. Door zelf assertief te zijn en patiënten terug te laten komen bij hun ‘vaste’ huisarts, op ’mijn spreekkamerdagen’, kon ik zelf de klachten van patiënten evalueren na verloop van tijd. Zo heb ik ook de herevaluatie van klachten na een tijdsbestek, één van de belangrijkste aspecten van de huisartsgeneeskunde, kunnen ervaren. Een duidelijke vorm van continuïteit van zorg voor patiënten is een palliatief traject. Doordat ik in een drukke praktijk zat waar de huisartsen parttime in de zorg werken, kon ik in een palliatief traject een aanspreekpunt zijn voor de patiënt. Deze patiënt liep als rode draad door mijn coschap waarbij we vaste visitedagen hadden, wat voor mij stiekem toch een lichtpuntje was iedere week (‘hoe zou het nu met hem gaan?’). De keren dat zijn vaste huisarts (mijn HAO) er niet was, kon ik juist inspringen en fungeren als ‘insider’ (ik kende de medische zaken en situatie rondom de patiënt). Voor de patiënt en diens partner was het fijn dat tijdens deze visites een bekend gezicht naast het bed stond en niet enkel één van de andere huisartsen uit de praktijk. Voor zover ik kan vergelijken met medestudenten uit mijn groep op de terugkomdag, merk ik aan hun ervaringen als ‘solo-co’ in een praktijk, dat ik zeker geen minderwaardig coschap heb gehad. Juist doordat we als duoco zijn geplaatst, waren we, als co’s en HAO’s, ons bewust van het

op één lijn 37 2e uitgave 2010 belang meerwaarde te halen uit patiëntcontacten. Door doelbewust met de beschikbare tijd en contacten om te gaan heb ik, denk ik, juist heel veel uit het coschap gehaald. De overlapping van onze aanwezigheid in de praktijk heb ik noch negatief, noch als ‘kruisbestuivend’ ervaren. Door goede afspraken liepen we elkaar niet in de weg. Net als in andere coschappen is natuurlijk fijn om ervaringen of losse rafels over patiënten met een maatje te bespreken. De opdracht kwaliteit van zorg hebben we wel met hetzelfde hoofdthema gedaan, maar expliciet met een eigen deelonderwerp. Kortom, mijn doel voor het coschap om de zorg in de 1e lijn in brede zin mee te maken heb ik met ontzettend veel plezier vervuld. Daarnaast heb ik enkel positieve ervaringen met het coschap huisartsgeneeskunde. Ik heb absoluut geen minderwaardig coschap gehad doordat ik als duo-co geplaatst ben. Schijn bedriegt Onderbroek-met-hond DOOR KATRIEN BOOTS, HUISARTSDOCENT slaapkamer ging de man op de rand van het bed zitten en begon, zo groot als hij was, te huilen bij de eerste vraag die ik hem stelde. Zo dreigend als de man even had geleken, daar in het midden van de nacht in zijn onderbroek, zo breekbaar en hulpeloos was hij nu, pratend over zijn angsten, zijn slapeloosheid en de dingen waar hij over piekerde. Katrien Boots Ik had de bel nog niet losgelaten of de voordeur die toegang gaf tot het flatgebouw zwaaide open en ook de deur van de woning zelf stond, zo zagen we toen we de trappen naar de derde verdieping beklommen hadden, wagenwijd open. Er werd met smart op ons gewacht... en dat midden in de nacht. Ik liep met mijn dokterstas in de hand met de chauffeur van de gele HAP-auto in mijn kielzog naar de lege deuropening. Vlak voordat ik die bereikte verscheen er ineens een man: groot, dik en alleen gekleed in een onderbroek... Naast hem een hond die niet bepaald klein te noemen was. Ik hield mijn pas heel even in, geïntimideerd door het beeld in die deuropening en me ineens heel bewust van het feit dat mijn mannelijke metgezel zich achter en niet voor mij bevond. Na een korte aarzeling stak ik echter mijn hand uit, stelde me voor ‘dokter Boots, huisarts’ en stapte over de drempel. De man ging ons voor naar zijn slaapkamer –twee stappen naar rechts- en de hond liep de andere kant op. In zijn Schijn bedriegt en een buitenkant is ook maar een buitenkant. En dat de buitenkant een heel ander beeld van iets kan geven dan de binnenkant die eronder schuil gaat, is mij in de anderhalf jaar die ik in Dubai woonde en werkte nog meer duidelijk geworden. Het goud schitterde er, het marmer blonk en het ene hotel was nog luxer en groter dan het andere, maar de gezondheidszorg was het drijfzand in de woestijn. Klinieken te over, vol dokters met namen, titels en vooral curriculum vitae die gouden bergen beloofden... voor een dito prijs. In Dubai is geld belangrijk en helaas lijkt de goudkoorts ook een deel van de medische sector aangetast te hebben. Natuurlijk, er zullen vast oprecht goede en eerlijke dokters hebben gewerkt, maar helaas zijn er toch ook teveel verhalen over dermatologen die ineens bij een controle zeventien moedervlekken weghaalden die allemaal kwaadaardig zouden zijn of tandartsen die te vullen gaatjes zagen in tanden waar werkelijk niets mee aan de hand was. De eerstelijns zorg staat er in de kinderschoenen en omdat de huisarts er geen poortwachtersrol vervult, ziet hij in praktijk vooral de snotneuzen en verkoudheden, want voor grotere medische problemen wordt direct een specialist geconsulteerd, liefst overigens in het ‘thuisland’, wanneer het expats betreft. 13

op één lijn 37 2e uitgave 2010 De effen kleur van de kamelen verruilde ik daarom, heimwee hebbend naar verzorgingshuizen, palliatieve zorg en meer echt-Hollandse huisartszaken, recent weer voor de vlekken op de koeien . Burka’s werden weer onderbroeken, maar de ‘sa2’ blijft natuurlijk de ‘sa2’ .. zoals een patiënt in een burka een gevoel bij je oproept dat je consultvoering kan beïnvloeden, zo is ook een “Sloggi” of een “Marlies Dekkers” bepalend voor de manier waarop je een patiënt tegemoet treedt. Omdat ik graag wil overbrengen hoe kleurrijk onze koeien zijn, hoe en hoe breed en ‘hip and happening’ het huisartsenvak is, combineer ik mijn praktijkwerk met onderwijstaken binnen het basiscurriculum, waarbij ik een grote uitdaging zie in mijn toekomstige rol als coördinator van het co-schap huisartsgeneeskunde in jaar vier. Geitenwollen sokken zijn uit de tijd: onderbroeken-methond zijn in! Hoeveel beweging is nodig voor een patiënt met COPD? Effectiviteit van een beweegprogramma COPD DOOR ANNEMIEKE FASTENAU, PROMOVENDUS VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM, CAPHRI Waarschijnlijk is het een bekend beeld in uw huisartsenpraktijk. Een patiënt met COPD, die veel hoest, kortademig is bij inspanning, en niet in beweging te krijgen is. Wat kunt u deze patiënten bieden naast de juiste medicatie en een stoproken behandeling? U zou deze patiënt kunnen doorverwijzen naar een eerstelijns fysiotherapiepraktijk voor een beweegprogramma COPD om de vicieuze cirkel van kortademigheid, vermijden van fysieke inspanning, verslechtering van conditie, nog meer kortademigheid, vermindering van de kwaliteit van leven en ga zo maar door, te doorbreken. Annemieke Fastenau rechts In Oostelijk Zuid-Limburg zijn we gestart met het onderzoek naar de effectiviteit van een beweegprogramma voor mensen met licht tot matig COPD. In deze regio kwamen diverse belangrijke voorwaarden bij elkaar; we sluiten aan bij de huidige zorg volgens de (nieuwe) DBC COPD, voldoende expertise onder een netwerk van fysiotherapeuten en geïnteresseerde huisartsen en praktijkondersteuners. Beweegklas 14 Het onderzoek vindt vrijwel volledig plaats in de fysiotherapiepraktijk. Maar, we beseffen dat samenwerking met de verwijzers een belangrijke schakel is in het succes. Het enige dat we van u vragen is om bij patiënten met COPD GOLD stadium (I en) II en kortademigheidsklachten er alert op te zijn dat deze patiënten doorverwezen kunnen worden voor een beweegprogramma. De fysiotherapeut doet verder de gehele aanmeldprocedure voor het onderzoek, alle metingen, de uitvoering van het beweegprogramma en de dataregistratie.

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Kortom, qua belasting een ideaal onderzoek voor huisartsen en praktijkondersteuners om aan mee te werken! Op korte termijn willen we ook in Maastricht starten met de inclusie van patiënten. En verder loopt dit onderzoek parallel met een onderzoek naar de invloed van fysiotherapie op exacerbaties, van Emmylou Beekman van de Vakgroep Epidemiologie. Als u als huisarts of praktijkondersteuner vragen heeft over beide onderzoeken of als u wilt weten welke fysiotherapeuten met COPD-expertise bij u in de buurt meedoen, dan kunt u contact met mij opnemen. annemieke.fastenau@hag.unimaas.nl of 043-3882836 PIL-studie Polyfarmacie Interventie Limburg DOOR DONNA BOSCH-LENDERS, HUISARTSONDERZOEKER EN RICO VAN SCHEIJEN, APOTHEKER-ONDERZOEKER In september 2010 gaat de PIL-studie van start. In bijna 30 huisartsenpraktijken in de regio’s Heerlen-Parkstad en Maastricht-Heuvelland zullen ongeveer 1200 polyfarmaciepatiënten worden beoordeeld en geëvalueerd. Polyfarmacie is een onderwerp waar elke huisarts mee te maken heeft. Er zijn gemiddeld 160 polyfarmaciepatiënten per FTE huisartsenpraktijk. Eigenlijk zouden die allemaal jaarlijks beoordeeld moeten worden. Begin er maar eens aan... Dat gaan we dus doen met de PIL studie. De methode Twee jaar geleden is in MCWK, een academische huisartsenpraktijk te Kerkrade, een methode ontwikkeld waarbij polyfarmacie patiënten gezamenlijk worden beoordeeld door huisarts, apotheker, praktijkondersteuner (PO), specialist en patiënt zelf. Patiënten bleken veel vertrouwen te hebben in deze combinatie van zorgverleners. Daarnaast werd de patiënt thuis bezocht door de PO om met meer tijd en aandacht het medicatiegebruik te kunnen bespreken zodat de patiënt beter werd gehoord en begrepen, vooral over eventuele therapieontrouw. De specialist bleek ook een belangrijke speler te zijn. Patiënten waren meer bereid tot aanpassingen in medicatievoorschriften als de specialist op de hoogte was. Daarnaast hielden de wijzigingen ook beter stand als de specialist was betrokken in de evaluatie en werd niet alles weer ‘op het oude gezet’ na een eerste bezoek van de patiënt op de poli. De samenwerking in de beoordeling tussen huisarts en apotheker ligt voor de hand, omdat zij samen de meeste expertise en kennis hebben over de patiënt en zijn geneesmiddelengebruik. PIL-studie In september starten we met de PIL-studie. De daadwerkelijke interventie zal op 3 verschillende tijden van start gaan in telkens 10 nieuwe praktijken. Zo starten in oktober de eerste 10 praktijken, in januari de volgende 10 en in april 2011 de laatste groep. Door gebruik te maken van deze zogeheten ‘stepped wedge design’, is de studie in opzet een randomized controlled trial (RCT). Scholing zorgverleners Voordat de praktijk start met de interventie krijgen huisartsen, apothekers en praktijkondersteuners scholing op maat. Bij de praktijkondersteuners wordt veel aandacht besteed aan wijze van interviewen en technieken om therapieontrouw boven water te krijgen. Huisarts en apotheker krijgen scholing in hoe zij een integraal medicatieadvies op basis van alle verzamelde gegevens kunnen opstellen. Voor de specialisten in het azM en Atrium MC worden bijeenkomsten belegd waar uitleg wordt gegeven over de studie en wat zij als medezorgverlener kunnen doen in de beoordeling van de medicatie van polyfarmaciepatiënten. Thuisbezoek PO De patiënt wordt thuis bezocht door de PO. Deze brengt het daadwerkelijke medicatiegebruik in kaart. Hierbij is veel aandacht voor zelfzorgmedicatie en eventuele kruiden, maar ook voor therapie(on)trouw. Er wordt aan patiënten gevraagd hoe ze denken over voorgeschreven medicamenten en de reden waarom ze sommige tabletten niet op de voorgeschreven manier innemen. Ook inhalatietechnieken worden samen bekeken, net als de bewaarmethodes voor de verschillende medicamenten. Integraal medicatieadvies Daarna stellen huisarts en apotheker samen een integraal medicatieadvies op op basis van een vast stappenplan. Hierbij worden de gegevens van de PO, de medicatielijst zoals bekend in het HIS en AIS (apothekers informatie systeem) 15

op één lijn 37 2e uitgave 2010 vergeleken met elkaar en met de bekende indicaties, interacties, bijwerkingen, labwaarden (onder andere leveren nierfunctie) en de BMI. Door al deze onderdelen in de beoordeling te betrekken, wordt het integraal medicatieadvies zo volledig mogelijk. Omdat sommige geneesmiddelen initieel zijn voorgeschreven door een specialist, wordt het medicatieadvies aan de behandelende specialisten toegezonden, met een adviesvoorstel bij sommige medicamenten. De specialist kan dan onderbouwen, waarom sommige combinaties van tabletten wel of niet moeten worden voortgezet. Als de reactie van de specialist binnen is, wordt de patiënt uitgenodigd op het spreekuur van de huisarts. Zij bespreken dan samen de voorgestelde wijzigingen in de medicatie. Dit gesprek is van belang, zodat voor de wijzigingen ook echt draagvlak wordt gecreëerd bij de patiënt. Als hij er niet in gelooft, is de kans groot dat tabletten nog niet op de juiste wijze ingenomen worden. Natuurlijk geldt dat tijdens de periode dat er wijzigingen plaatsvinden in de medicatie, er vaker controles zijn bij de huisarts. Als een stabiele fase wordt bereikt, dan gaat de patiënt binnen de PIL-studie de follow-up periode van 1 jaar in. Follow-up Tijdens deze follow-up periode is er een belangrijke signaleringsrol weggelegd voor de apotheker. Allereerst zal er maandelijks een pill-count worden gedaan; de patiënt haalt maandelijks zijn tabletten in de apotheek, en levert dan 16 de doosjes van de afgelopen maand in. Als er nog tabletten over zijn, is eventuele therapieontrouw sneller in kaart gebracht. Daarnaast is het zo dat als patiënten bij een specialist zijn geweest en daar een recept hebben gekregen, ze vaak al dezelfde dag worden gezien door de apotheker, terwijl eventuele wijzigingen in de medicatie bij de huisarts pas bekend zijn als de brieven binnen komen. Als blijkt dat er wijzigingen in de medicatie zijn, dan geeft de apotheker dit meteen door aan de huisarts. De patiënt komt tijdens de follow-up periode na een half jaar en na 1 jaar ook nog eens bij de huisarts op het spreekuur om te evalueren hoe het allemaal gaat. De verwachting is dat de patiënt een betere kwaliteit van leven zal hebben en een verminderde zorgconsumptie, door een betere afstemming van de medicatie. Inspanning en opbrengst De PIL-studie is een omvangrijke studie, niet alleen qua patiëntenaantallen, maar vooral ook door alle stappen die moeten worden doorlopen. Het evalueren en beoordelen van polyfarmacie patiënten moet echter multidisciplinair gebeuren, omdat er vaak zoveel verschillende zorgverleners betrokken zijn bij deze patiënt. Als daarin geen goede samenwerking en afstemming met elkaar kan worden gevonden, neemt het aantal risicovolle voorschriften alleen maar toe. Iedereen weet dat patiënten meer therapieontrouw zijn, naarmate ze meer medicijnen moeten nemen.

op één lijn 37 2e uitgave 2010 De verwachting is dat ook dit zal afnemen, als er beter wordt geluisterd naar de patiënt, eventuele interacties en bijwerkingen zoveel mogelijk worden weggenomen en door betere informatievoorziening richting de patiënt. De huisarts lijkt samen met de apotheker de beste combinatie te zijn, om deze omvangrijke klus te klaren en te bewaken. De huisarts heeft de meeste informatie over de patiënt, zoals indicaties, zogenoemde ‘clinical rules’ (labwaarden etc.) en gegevens van alle betrokken specialisten. De apotheker is daarnaast natuurlijk de persoon die het beste de eventuele interacties, bijwerkingen en adequate doseringen voor bepaalde waarden kan inschatten en toepassen. De PO lijkt een belangrijke brugfunctie te vervullen tussen patiënt en de betrokken zorgverleners. De specialist heeft als voorschrijver van meer specialistische medicatie vaak een goed onderbouwde reden waarom bij een bepaalde patiënt is afgeweken van de meer voor de hand liggende geneesmiddelen en combinaties. We hebben dan ook hoge verwachtingen van deze studie en zien de samenwerking met de huisartsen en praktijkondersteuners uit 30 praktijken, nagenoeg hetzelfde aantal apothekers, en de specialisten uit het Atrium MC Heerlen en het Academisch Ziekenhuis Maastricht dan ook met veel enthousiasme tegemoet. Meer info? Wilt u meer informatie over de PIL studie? Kijk dan eens op www.pil-studie.nl (of: www.hag.unimaas.nl/pil) Wanneer u interesse heeft om deel te nemen, dan kunt u mailen naar Donna.Lenders@HAG.unimaas.nl Een pilotstudie Astma: een gedeelde zorg in 1e en 2e lijn! DOOR INGE DUIMEL-PEETERS, ONDERZOEKER, HAN HENDRIKS, KINDERLONGARTS AZM & RIANNE RÖMERS, NURSE PRACTITIONER De zorg voor patiënten met astma kan, mede in navolging van de huidige en steeds vaker geprotocolleerde COPDzorg, wellicht ook beter. Of is dat niet nodig? Aanleiding Naast de aandacht voor COPD wordt in Nederland sinds eind jaren ‘90 door het NIVEL ook de ervaren kwaliteit van astmazorg bij patiënten gemeten. Aan de hand van deze uitkomsten kan de kwaliteit van astmazorg verbeterd worden. Op de Wereld Astmadag in 2007 rapporteerden het NIVEL en het Astmafonds dat astmapatiënten een gebrekkige afstemming tussen verschillende zorgverleners ervaren. Het Astmafonds pleit voor een keurmerk voor ‘integrale astmazorg’ gebaseerd op ervaringen van patiënten. Onderzoeksgegevens over gemeten tevredenheid van ouders en kinderen met astma over de ontvangen zorg zijn nauwelijks bekend. Dit was aanleiding voor onderzoek. De centrale onderzoeksvragen waren: 1. Hoe ervaren ouders en hun kind met astma van 6-16 jaar de kwaliteit van zorg verleend door hun huisarts uit de regio Maastricht en de kinder(long)arts van het azM in de periode 2005-2007? 2. Bestaat er een verschil in het oordeel van ouders en kinderen met astma over de kwaliteit van zorg geleverd door de huisarts en door de kinder(long)arts? Zo ja, in welke mate? Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie werd gevonden in een database die vanaf 2005 door de kinder(long)artsen wordt gebruikt op de kinderpolikliniek van het azM. In totaal werden 206 kinderen (in 7 gevallen uit hetzelfde gezin) geschikt bevonden voor deelname. Per gezin werd één enquêteformulier verstuurd, in totaal 199 enquêtes met toelichting. Kinderen vanaf 12 jaar ontvingen de informatie aangepast aan hun leeftijd. Ouders en kinderen werden verzocht de enquête ‘gezamenlijk’ in te vullen en anoniem te retourneren. De respons was 39%. Meetinstrument Om kwaliteit van zorg te meten werd de Quote COPD als basisdocument gebruik. Quote staat voor QUality Of care Through the patient’s Eyes (kwaliteit van zorg vanuit patiëntenperspectief). Met deze vragenlijsten kunnen meningen, ideeën, wensen en ervaringen van patiënten betrokken worden in beleidsvorming van organisaties. 17

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Resultaten Tot op heden is er nog weinig onderzoek verricht naar de mening en verwachtingen van chronische astmapatiënten. Ook het aantal beschikbare meetinstrumenten is beperkt. Ondanks het relatief laag aantal respondenten binnen deze studie vormen deze resultaten wel voldoende legitimatie voor verder onderzoek. De resultaten tonen aan dat zowel voor de huisarts als voor de kinder(long)arts de kwaliteit van de verschillende onderdelen van astmazorg voor verbetering vatbaar zijn. Voor de huisarts geldt dit in grotere mate in vergelijking met de kinder(long)arts. Echter, het kan ook andersom. Zo scoorde de longarts in de studie van de Quote COPD slechter in vergelijking met de huisarts op het gebied van ‘bejegening’. Binnen deze studie, gericht op kinderen, scoren alle artsen overall goed, maar zoals gezegd, de kinder(long)arts beter dan de huisarts. Maar de scores op bijvoorbeeld het item ‘voorlichting niet-medicamenteus’ zijn in deze studie voor alle artsen ondermaats. De gebruikte database van het azM bevat kinderen die bij een kinder(long)arts zijn geweest. Mogelijkerwijs heeft het merendeel van deze populatie minder vaak de huisarts bezocht. Dit kan de respons-rate en de resultaten beïnvloeden. Indien een kind met astma niet vaak genoeg bij de huisarts komt, dan kan de huisarts ook niet de noodzakelijke astmazorg verlenen en kan de patiënt daarover geen vragen beantwoorden. De mening van de zorgverleners over de kwaliteit van de geleverde zorg is niet onderzocht binnen deze studie. In een studie naar de mening van medisch specialisten blijkt een groot deel van de respondenten regelmatig aan te geven niet die zorg te kunnen leveren die ze zouden willen of moeten leveren. Niet alleen patiënten zijn dus minder tevreden over de kwaliteit van zorg, maar ook medisch specialisten! Er zijn opvallende resultaten naar voren gekomen. Het is aan te bevelen meer aandacht te besteden aan zowel medicamenteuze als niet-medicamenteuze voorlichting in astmazorg. Dit zijn taken op verpleegkundig gebied, geschikt voor de inzet van een verpleegkundig specialist kinderlongziekten. Ondersteuning richting huisarts kan via nascholing of via ondersteuning van een verpleegkundig specialist kinderlongziekten in de huisartspraktijk, of in een gezamenlijk consult met de kinderlongarts plaatsvinden. Geïntegreerde zorg waarbij de patiënt centraal staat, met een nieuwe structuur en met nieuwe afspraken, zal voor de huisarts, de kinder(long)arts en uiteraard voor ouder en kind betere perspectieven kunnen bieden. Daarnaast kan die verpleegkundig specialist een belangrijke rol vervullen in de afstemming tussen eerste -en tweedelijns astmazorg. Astma is een gedeelde zorg in de 1e en 2e lijn. Deze verkennende studie laat zien dat er op het gebied van astmazorg voor kinderen van 6-16 jaar ruimte is voor verbetering. Hierbij zal het perspectief van ouder en kind meegenomen moeten worden. "De praktijk…wat heeft plaatsgevonden in 2009 In 2009 heeft in de Hagro Valkenburg een pilot plaatsgevonden waarbij 58 kinderen in de leeftijd van 6-16 jaar met astma-achtige klachten in hun voorgeschiedenis werden gescreend. Doelstelling van deze studie is het aantonen van de meerwaarde van de inzet van een Nurse Practitioner (NP) bij de diagnostiek van kinderen met astma van 6-16 jaar. Zowel overbehandeling als onderbehandeling in de eerste lijn zou verminderd kunnen worden. Bij gebleken effectiviteit van longfunctiemetingen bij kinderen in de huisartsenpraktijk en bij gebleken meerwaarde van de NP kan verder gewerkt worden aan een bredere inbedding. De financiering dient op termijn te komen uit een nieuwe keten-DBC astma." Deze pilotstudie werd gezamenlijk ontwikkeld, opgezet en uitgevoerd door de afdeling Transmurale Zorg en Kinderlongziekten (azM), de afdeling Verpleging en Verzorging en Huisartsgeneeskunde (UM) en de Hogeschool Zuyd. Literatuurreferenties zijn op te vragen bij de onderzoeker Inge.Duimel@hag.unimaas.nl Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Het aantal artikelen dat ik in de vorige uitgave van ‘Op één lijn’ te bespreken had, was zo groot, dat ik u in deze 18 aflevering blij mag maken met een nagerecht, dat - niet geheel toevallig - vooral over hart- en vaatziekten gaat.

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Echocardiografie voor huisartsen Twee artikelen waar ik zelf wel trots op ben - omdat het regionale producten zijn waarbij studenten een belangrijke rol hebben gespeeld - zijn voortgekomen uit de ‘open access echocardiography database’ in de Parkstad-regio. In 2002 kregen de huisartsen in oostelijk Zuid-Limburg (OZL) als eersten in Nederland de mogelijkheid om in eigen beheer echocardiografieën aan te vragen voor welomschreven indicaties: dyspnoe, cardiale souffles en oedeem. De aanvraaggegevens en de echoresultaten werden met toestemming van de patiënten opgenomen in een geanonimiseerde database (Atrium-Orbis-Zuyd METC nummer 08-N-15). Afgelopen 3 jaar hebben verschillende geneeskundestudenten de analyse van deze unieke eerstelijnsdatabase ter hand genomen in het kader van de stage ‘wetenschapsparticipatie’ in jaar 6, beter bekend als ‘WESP’: Marleen Tent, Marjolein Streppel, Leanne van Heur en Marloes Ploumen. Zij hebben de database (in februari 2008 1001 patiënten groot) grotendeels gevuld en gecontroleerd en ze hebben de huisartsen om aanvullende gegevens gevraagd. Ze werden daarbij begeleid door Leo Baur, enthousiaste cardioloog in het Atrium Medisch Centrum, en ondergetekende. Een paar resultaten wil ik u niet onthouden. De echocardiografieservice werd afgelopen jaren door 81% van de regionale huisartsen gebruikt, gemiddeld 1x per jaar per huisarts. Naast de afgesproken indicaties – dyspnoe 32%, souffles 59% en oedeem 17% - stuurden huisartsen ook patiënten in om andere redenen. Hiervan was verdenking op linkerventrikelhypertrofie (LVH) de belangrijkste: 1/3 van de 22% ‘andere indicaties’. Slechts een kwart van alle echocardiografieën liet geen relevante pathologie zien. LVH bleek aanwezig bij 50% van alle aanvragen. In de loop der jaren liep het percentage echo’s zonder relevante pathologie wat op naar ruim 30%. Conclusie: huisartsen in OZL vragen op erg gerichte wijze echocardiografieën aan. Wellicht té gericht, en moet de drempel om aan te vragen verlaagd worden door een stapsgewijze aanpak waarbij een afwijkende uitslag van ECG of NT-proBNP-test automatisch tot het maken van een echo leidt.[1] In een tweede onderzoek konden we aantonen dat een hogere leeftijd een onafhankelijke risicofactor is voor het ontwikkelen van linkeratriumdisfunctie, een belangrijke schakel in de ontwikkeling van diastolisch hartfalen en cardiale tromboembolieën.[2] Zelfmanagement van patiënten met hartfalen Esther Smeulders, vakgroep Zorg- en verplegingswetenschappen, promoveerde vorig jaar op een onderzoek naar de effectiviteit van een groepsprogamma om het zelfmanagement van patiënten met hartfalen te bevorderen. Deelnemers waren 317 patiënten met hartfalen NYHA klassen II en III, die geworven werden via de cardiologische poli’s van diverse Limburgse ziekenhuizen. Dat onderzoek liet zien dat de kwaliteit van leven op korte termijn (3 maanden) verbetert. Interessant was de subgroepanalyse die aantoonde dat patiënten met een laag opleidingsniveau respectievelijk een goede cognitieve status het meest vooruitgaan in levenskwaliteit.[3][4] Erfelijkheid en cardiovasculair risicomanagement Arian Plat, promoveerde vorig jaar op een onderzoek naar genetische achtergronden van een verhoogd cardiovasculair risico (het HIPPOCRATES project). In het kader daarvan verrichtten we ook een systematisch literatuuronderzoek naar wat er bekend is over het afnemen van een uitvoerige familieanamnese voor chronische aandoeningen als hart- en vaatziekten, kanker en andere multifactoriële chronische aandoeningen. Belangrijkste resultaat was dat huisartsen enerzijds vinden dat een familieanamnese afnemen en vastleggen hun taak is, maar dat we dit vaak zeer wisselend doen en als we het al doen, de familiegegevens niet goed bijhouden. Ter verontschuldiging kan aangevoerd worden - en dat bleek ook uit de review - dat er nauwelijks toepasbare instrumenten zijn om een uitvoerige familieanamnese betrouwbaar en valide af te nemen.[5][6] In het recent verschenen boek ‘Cardiovasculair risicomanagement in de eerstelijn’, waarvan Mark Brueren, huisarts te Helmond en werkzaam bij onze Huisartsopleiding een van de redacteuren was, staat overigens een aardig overzicht – al zeg ik het zelf - over het belang van erfelijkheid bij hart- en vaatziekten.[7] In datzelfde boek schrijft Onno van Schayck wetenswaardigs over – u raadt het al – stoppen met roken. Het hoofdstuk bevat onder andere een stappenplan en aanbevolen literatuur en websites. Ook interessant voor uw praktijkondersteuner![8] Multimorbiditeit Elders in deze uitgave van ‘Op één lijn’ wordt het PIL-project beschreven, over de aanpak van polyfarmacie. Marjan van den Akker is de leider van dat project. Zij schreef ook mee aan een internationaal artikel over een innovatieve aanpak van multimorbiditeit in de eerstelijn. In het artikel wordt een lans gebroken voor het creëren van groepen - ‘communities’ heten die tegenwoordig in internettaal - van huisartsen die regelmatig bijeenkomen om ervaringen rond complexe patiëntencasus met elkaar op systematische wijze te delen en op deze wijze te leren. Het gebrek aan evidence en richtlijnen over de aanpak van multimorbiditeit wordt op deze wijze gecompenseerd: een groep collega’s legt haar groeiende ervaringskennis op systematische wijze vast. Eigenlijk een soort ‘zelfmanagement‘ voor huisartsen, dus. Ik vind dit een voorbeeld van een artikel dat in een netwerk van academische praktijken nou eens bediscussieerd zou moeten worden.[9] Verder: - werd de kosteneffectiviteitstudie van het AMUSE-1 project gepubliceerd: met de huisartsenbeslisregel en een simpel d-dimeertestje kunt u een trombosebeen niet alleen veilig maar ook kosteneffectief uitsluiten;[10] - waren patiënten op Cyprus meer tevreden over de 19

2e uitgave 2010 huisartsgeneeskundige zorg bij diabetes en hypertensie na introductie van richtlijnen en een elektronisch dossier; [11] - is er meer onderzoek nodig om de besluitvorming te ondersteunen bij beslissingen rond het levenseinde van patiënten met verstandelijke beperkingen; [12] - waren de kosten van cognitief gedragsmatige behandeling van depressie via internet lager dan die van ‘usual care’(= de NHG standaard depressie);[13] - publiceerden Eric Stolper c.s. hun focusgroeponderzoek over het niet-pluisgevoel nu ook in het Nederlands; [14] - en schreef Geert-Jan Dinant een heel educatief stukje in H&W over de effecten van screenen met meer of minder betrouwbare en valide (zelf)testen en hoe je daar vanuit de eerste respectievelijk de tweede lijn anders tegen aan kunt kijken.[15] Referenties 1. Van Heur LMSG, Baur LHB, Tent M, Lodewijks van der Bolt CLB, Streppel M, Winkens RAG, Stoffers HEJH. Evaluation of an open acces echocardiography service in the Netherlands: a mixed methods study of indications, outcomes, patient management and trends. BMC Health Serv Res 2010;10:37 2. Ploumen MAM, Baur LHB, Streppel MJ, Lodewijks-van der Bolt CLB, Winkens B, Winkens RAG, Stoffers HEJH. Age is an independent risk factor for left atrial dysfunction: results from an observational study. Neth Heart J 2010;18:243-7. 3. Smeulders ESTF, van Haastregt JCM, Janssen-Boyne JJJ, Stoffers HEJH, van Eijk JThM, Kempen GIJM. Feasibility of a group-based selfmanagement program among congestive heart failure patients. Heart Lung 2009;38:499-512. 4. Smeulders ESTF, van Haastregt JCM, Ambergen T, Stoffers HEJH, JanssenBoyne JJJ, Uszko-Lencer NHKM, Gorgels APM, Lodewijks-van der Bolt CLB, van Eijk JThM, Kempen GIJM. Heart failure patients with a lower educational level and better cognitive status benefit most from a selfmanagement group programme. Pat Educ Couns 2010; in press 5. Plat AW, Stoffers HEJH, de Leeuw PW, van Schayck CP, Soomers FL, Kester ADM, Aretz K, Kroon AA. The association between arterial stiffness and the angiotensin II type 1 receptor (A1166C) polymorphism is influenced by the use of cardiovascular medication. J Hypertens 2009;27:69-75 6. Plat AW, Kroon AA, van Schayck CP, de Leeuw PW, Stoffers HEJH. Obtaining the family history for common, multifactorial diseases by family physicians. A descriptive systematic review. Eur J Gen Pract 2009;15:231-42. 7. Pinto-Sietsma SJ, Trip MD, Stoffers HEJH. Het belang van erfelijkheid bij hart- en vaatziekten (Hoofdstuk 9). In: Brueren MM, Sandelowsky HG, Stroes ESG (red.). Cardiovasculair risicomanagement in de eerste lijn. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden, 2010. ISBN 978-90-8523-205-6 8. Segaar D, van Schayck CP. Stoppen met roken (hoofdstuk 10). Boek: Cardiovasculair risicomanagement in de eerste lijn (Hoofdstuk 10). In: Brueren MM, Sandelowsky HG, Stroes ESG (red.). Cardiovasculair risicomanagement in de eerste lijn. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden, 2010. ISBN 978-90-8523-205-6 9. Soubhi H, Bayliss EA, Fortin M, Hudon C, van den Akker M, Thivierge R, Posel N, Fleiszer D. Learning and caring in communities of practice: Using relationships and collective learning to improve primary care for patients with multimorbidity. Ann Fam Med 2010;8:170-7. 10. Ten Cate-Hoek AJ, Toll DB, Büller HR, Hoes AW, Moons KGM, Oudega R, Stoffers HEJH, van der Velde EF, van Weert HCPM, Prins MH, Joore MA. Cost effectiveness of ruling out deep venous thrombosis in primary care versus care as usual. J Thromb Haemost 2009;7:2042-9. 11. Samoutis GA, Soteriades ES, Stoffers HE, Philalithis A, Delicha EM, Lionis Ch. A pilot quality improvement intervention in patients with diabetes and hypertension in primary care settings of Cyprus. Fam Pract 2010;27:263-70 12. Wagemans A, van Schrojenstein Lantman de Valk H, Tuffrey-Wijne I, Widdershoven G, Curfs L. End-of-life decisions: an important theme in the care for people with intellectual disabilities. J Intellect Disabil Res 2010;54:516-524 13. Gerhards SAH, de Graaf LE, Jacobs LE, Severens JL, Huibers MJH, Arntz A, Riper H, Widdershoven G, Metsemakers JFM, Evers SMAA. Economic evaluation of online computerized cognitive-behavioural therapy without support for depression in primary care: randomized trial. Br J Psychiatry 2010;196:310-8 14. Stolper CF, van Bokhoven MA, Houben PHH, van Royen P, van de Wiel MWJ, van der Weijden T, Dinant GJ. Het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel van de huisarts. Focusgroepenstudie van concept en determinanten. Ned Tijdschr Geneeskd 2010;154:438-46. 15. Dinant GJ. Voorspellende waarde van screenen. Huisarts Wet 2010;53:193-4. European General Practice Research Network (EGPRN ) De EGPRN is een halfjaarlijks Europees evenement voor huisartsonderzoekers en onderzoekers werkzaam in de huisartsgeneeskunde. Ook als geïnteresseerde huisarts kunt u (als u lid wordt) deelnemen als toehoorder. Er zijn diverse kortere en langere lezingen en posterpresentaties. Meer informatie staat op www.egprn.org. De eerstvolgende bijeenkomst is van 14-17 oktober in Zürich, Zwitserland. Het thema zal dan zijn "Motivation in Medical Education and Patient Communication". U kunt ook mailen naar Hanny.Prick@hag.unimaas.nl 20 op één lijn 37

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Jaarlijkse Research Meeting CAPHRI “Fantastisch” grote opkomst DOOR KARIN BURHENNE NAMENS CAPHRI De Jaarlijkse Research Meeting van Caphri op 23 maart 2010 was met meer dan tweehonderd deelnemers zeer druk bezocht. Wetenschappelijk directeur Onno van Schayck noemde de opkomst “fantastisch”. Hij was blij dat zoveel medewerkers zich betrokken toonden bij belangrijke thema’s van de dag, zoals de visitatie dit najaar en de samenwerking van CAPHRI met de afdeling Transmurale Zorg in een ZKO+ (Zorgketen Organisatie). Aanstaande visitatie Paul van der Maas, voorzitter van de Health Research Council, plaatste de aanstaande visitatie in het huidige onderzoekslandschap in Nederland. Hij was in 2007 nauw betrokken bij de tussentijdse beoordeling en concludeerde dat Caphri sindsdien “vast weer vooruit” zou zijn gegaan. Volgens Van der Maas moet Caphri, los van de visitatie, kiezen voor kwaliteit. “Wees onbescheiden en zet in op innovatief en toepasbaar onderzoek, daar kun je mee scoren. Zorg voor focus en combineer sterke groepen.” Samenwerking CAPHRI en Transmurale Zorg Hans Fiolet, directeur Transmurale Zorg, benadrukte dat de samenwerking met CAPHRI een “logische stap” is binnen de vorming van het Maastricht UMC+. Volgens hem kan de Zorgketen zich ontwikkelen tot een (inter)nationaal centrum 21

op één lijn 37 2e uitgave 2010 voor onderzoek en ontwikkeling van (innovatieve) zorgprocessen. “Al hebben we natuurlijk nog een hele weg te gaan.” Fiolet benadrukte verder dat het speelveld van de onderzoekers vele malen groter is dan het Maastricht UMC+, waarbij hij onder meer wees op de eerstelijns en openbare gezondheidszorg. “Belangrijk is ook dat het onderzoek tegemoet komt aan de kwaliteitseisen van de patiënt.” Voorbeeldprojecten Aansluitend werden twee voorbeeldprojecten van samenwerking gepresenteerd door Lodewijk van Rhijn en Rob de Bie en Silvia Evers en Ron Winkens. “In totaal zijn er zes voorbeeldprojecten waarvan de eerste resultaten binnen een jaar bekend zullen zijn”, sloot Onno van Schayck de beide presentaties af. Promovendi In de middaguren was er een aparte bijeenkomst voor de promovendi, waar onder meer het nieuwe promovendivolgsysteem ‘TRACK’ werd toegelicht. Prijzen Tijdens de CAPHRI Research Meeting werd ook een aantal medewerkers onderscheiden. Crebolder Award – Dr. Ir. Maria Jansen Onderzoek met de grootste maatschappelijke impact. Dr. Ir. Maria Jansen kreeg de Crebolder award voor haar onderzoek met de titel ‘Collaboration between practice, policy and research in local public health in the Netherlands’. Philipsen Award – Drs. Jano Havas Beste gepubliceerde artikel door een CAPHRI medewerker in 2009. Drs. Jano Havas was de hoofdauteur van het artikel ‘Mental health problems of Dutch adolescents: the association with adolescents’ and their parents’ educational level’. Het artikel werd gepubliceerd in European Journal of Public Health. Supervisor Award – Dr. Edward Dompeling Beste promotor in 2009. De jury koos de winnaar uit een groep promotors die waren genomineerd door de promovendi. Deze prijs werd voor het eerst uitgereikt. Poster Award – Drs. Jim Odekerken Beste poster en begeleidende presentatie door studenten over hun promotie onderzoek. Zijn posterpresentatie was getiteld: ‘Antibacterial coatings for titanium substrates’. Meer over dit evenement op: http://www.caphri.nl/en/caphri_meeting_2010.aspx Vooraankondiging symposium en oratie donderdag 14 oktober 2010. Prof. dr. Henny van Schrojenstein Lantman – de Valk Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen. De verbintenis tussen onderzoek, onderwijs en praktijk. Op donderdag 14 oktober 2010 zal Henny van Schrojenstein Lantman – de Valk om 15.45 uur precies haar oratie uitspreken in de Aula van het UMC St Radboud te Nijmegen. Dit in het kader van haar aanstelling als hoogleraar Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen aan het UMC St Radboud. Voorafgaand aan de oratie (van 11.45 – 15.10 uur) wordt een symposium georganiseerd om dit heuglijke feit kracht bij te zetten. Het thema van het symposium is de verbintenis tussen onderzoek, onderwijs en praktijk. Het symposium is geaccrediteerd voor 2 uur. Uitnodigingen voor de oratie en het symposium worden, op verzoek, medio augustus 2010 verzonden, maar u kunt datum/tijd reeds in uw agenda te noteren. Voor vragen en verzoeken voor uitnodiging kunt u contact opnemen met Freek Kinkelaar, senior secretariaat Geneeskunde voor mensen met verstandelijke beperkingen. e-mail f.kinkelaar@elg.umcn.nl 22

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Bijna een miljoen subsidie voor diverse projecten PERSBERICHT CAPHRI Christian Hoebe, Maria Jansen en Frans Feron ontvangen samen ruim 900.000 euro subsidie van ZonMW voor diverse onderzoeken die een duidelijk maatschappelijk doel dienen. In het bijgaande drieluik meer informatie over de onderzoeksvoorstellen. Lessen trekken uit epidemie Q koorts Christian Hoebe Arts-epidemioloog en hoofd afdeling Infectieziektebestrijding GGD Zuid Limburg Wie lopen het grootste risico om bij een uitbraak van Q koorts besmet te raken? En hoe kun je de verspreiding van Q koorts bij een uitbraak tegengaan, zodat minder mensen ziek worden? In 2009 werd één geitenboerderij in Voerendaal getroffen door een uitbraak van Q koorts. “We willen lessen trekken uit die Q koorts epidemie”, vertelt Christian Hoebe. “Nu kunnen we verder onderzoek doen naar de gegevens die we vorig jaar verzameld hebben, zodat we een volgende keer maatregelen kunnen treffen om verspreiding tegen te gaan.” Het grote voordeel van de epidemie in Zuid Limburg is dat hier slechts één boerderij werd getroffen door Q koorts. In tegenstelling tot Noord Brabant, waar op meerdere boerderijen Q koorts uitbrak. “Daarmee is onze epidemie uniek en kunnen we het verloop ervan heel goed in kaart brengen.” Bij de uitbraak van Q koorts in Voerendaal werden 50 mensen ziek die op de geitenboerderij waren geweest. Daarnaast werden nog eens 200 mensen in de regio ziek. Bedoeling is om nu op basis van de verzamelde gegevens vast te stellen hoe de bacterie zich onder de bevolking verspreidt. “Dan gaat het om de verspreiding van de bacterie via de geiten, de lucht en de mens.” Ook moet duidelijk worden in welke mate iemand het risico loopt om besmet te raken, waarbij de ligging van een geitenboerderij in de regio een belangrijke rol speelt. Tot slot willen de onderzoekers inzichtelijk maken welke zaken een rol spelen als iemand daadwerkelijk ziek wordt van de bacterie. Volker Hackert gaat promoveren op het onderzoek. Een snel wetenschappelijk antwoord op vraag gemeente Maria Jansen Programmaleider Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Limburg Een wetenschappelijk goed onderbouwd antwoord op een acute vraag van een gemeente, drie tot zes maanden nadat die vraag gesteld is. Dat is het uitgangspunt van de kortlopende projecten die de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid nu introduceert. “Een promotietraject duurt gemiddeld vier jaar en dat duurt gemeenten soms te lang. Zij hebben regelmatig acute vragen waar ze graag snel een goed, wetenschappelijk onderbouwd antwoord op willen krijgen. Dat gaan we nu doen”, vertelt ze. Gemeenten worden uitdrukkelijk uitgenodigd om acute vragen ook daadwerkelijk op tafel te leggen. “Daarbij richten we ons in eerste instantie op ambtenaren en wethouders volksgezondheid. Het is goed mogelijk, dat we betrokken worden bij zaken waarin volksgezondheidaspecten een rol spelen, zoals de inrichting van een speelplaats of een autoluwe schoolomgeving.” Maria Jansen ontving van ZonMw ook een subsidie van ruim 225.000 euro voor haar onderzoeksvoorstel gericht op de infrastructuur van de Academische Werkplaats. Daarin is een belangrijke rol weggelegd voor de zogeheten BOP’ers: medewerkers die de taal en de cultuur van beleid, onderzoek en praktijk beheersen en die een brug tussen die drie werelden kunnen slaan. “We zitten allemaal nog te veel op ons eigen eiland en ik denk dat deze bruggenbouwers daar verandering in kunnen brengen. Ook kunnen ze bijdragen aan het gevoel van wederkerigheid. We moeten meer toe naar het idee dat wetenschappelijk onderzoek ook beleid- en praktijkproblemen kan dienen.” In de praktijk worden de BOP’ers onder meer ingezet om de onderlinge communicatie te bevorderen. Verder gaan ze meewerken aan het schrijven van stage- en onderzoeksvoorstellen. Ook kunnen ze collega’s gericht adviseren over specifieke onderwijsmodules van de universiteit, of hen doorverwijzen naar inhoudelijke experts van gemeenten, de universiteit en praktijkinstellingen. 23

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Waarom spijbelen jeugdigen en verlaten zij vroegtijdig de school? Frans Feron Bijzonder hoogleraar Jeugdgezondheidszorg en jeugdarts GGD Zuid Limburg Waarom verlaten jeugdigen vroegtijdig de school, zonder diploma? En waarom verzuimen zij op school? Schoolverzuim en het vroegtijdig verlaten van school (drop-out), zijn complexe problemen die samenhangen met tal van factoren, al dan niet in combinatie met elkaar, zoals: aanleg, gedrag- en persoonskenmerken van de jeugdige zelf, de school, de ouders en familie en de buurt waar de jeugdige woont. Bedoeling is nu om nader onderzoek te doen naar de relatie van het schoolverzuim met leerprestaties, de fysieke en psychische gezondheid van jeugdigen en hun sociaal economische status. Omdat vroegtijdig en zonder diploma van school gaan en spijbelgedrag vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven, is vroegtijdige onderkenning van mogelijke risico’s van groot maatschappelijk belang. Een ander belangrijk onderwerp van studie is het grote verschil tussen jongens en meisjes: jongens verzuimen veel vaker dan meisjes. Het lijkt er op dat dit verschil sinds de invoering van het studiehuis op middelbare scholen zelfs nog verder is toegenomen. Het uiteindelijke doel van het onderzoek naar drop-out en schoolverzuim is om nader in kaart te brengen welke signalen duiden op naderend spijbelgedrag, zodat dit mogelijk voorkomen kan worden. Het is ook de bedoeling om de kennis die wordt opgedaan in het onderzoek over te dragen aan het onderwijs. Scholen kunnen dan beter inspelen op signalen die duiden op naderend spijbelgedrag en vroegtijdig schoolverlaten, maar daarnaast is een andere beleidsmatige aanpak denkbaar. Daarmee dient het onderzoek ook duidelijk de belangen van beleid en praktijk. AIOTHO? Spreek uit: Aiej-joo-th:oow INLEIDING DOOR DE AIOTHO'S Een korte Google-zoektocht levert 1430 resultaten op, voornamelijk vanuit Nederlandse sites: stukjes in verschillende bladen geschreven door AIOTHO’s, over AIOTHO’s, vacatures en natuurlijk een AIOTHO-site (www. aiotho.nl). Er wordt zelfs gesproken over AIOTHO’s in blogs. Andere hits via Google lijken toch meestal berust te zijn op spelfouten. De kreet “AIOTHO” wordt vaak ten onrechte geassocieerd met een Koreaans automerk, Japanse rijstzoutjes, een exotisch gerecht of een Oosterse vechtsport. AIOTHO staat voor Arts In Opleiding Tot Huisarts Onderzoeker. AIOTHO’s volgen een gecombineerde opleiding tot huisarts en onderzoeker gedurende zes jaar. Een behoorlijke uitdaging dus. Maar ook een bijzondere kans om de huisartsopleiding te combineren met goed begeleid wetenschappelijk onderzoek. Naar schatting zijn er ongeveer 40 AIOTHO’s actief in Nederland. Een aantal stellingen uit proefschriften van oud-AIOTHO’s is zeer illustratief in hun uitleg over wat het betekent om AIOTHO te zijn: vlnr: Philippe, Anique, Martine, Joris en Merijn 24

op één lijn 37 2e uitgave 2010 1. De kracht van de triatleet en de aiotho ligt niet in de afzonderlijke onderdelen, maar juist in de combinatie en afwisseling daarvan. 2. Differentiatie leidt tot huisartsen die met recht trots mogen zijn op zowel brede als specifieke kennis en kunde. 3. De kracht van AIOTHO’s is tegelijkertijd hun zwakte: ze vinden alles interessant. Geen rijstzoutjes, automerken of exclusieve gerechten dus, maar mensen. Ze bijten niet. Hieronder stellen drie AIOTHO’s zich aan u voor. Joris Linmans Mijn onderzoeksgebied is diabetes mellitus type 2. Ik ben op dit moment fulltime bezig met het onderzoek. In september 2010 begin ik met het tweede jaar van de huisartsopleiding. We zijn bezig om het effect van de huidige eerstelijns zorg bij mensen met type 2 diabetes op bewegen en gewicht te beoordelen. Verder kijken we naar de knelpunten in de zorg rondom deze patiënten. Om hier meer inzicht in te krijgen zijn we in gesprek gegaan met zowel patiënten als zorgverleners. Met al deze gegevens gaan we een innovatie opzetten vanuit de eerstelijn voor type 2 diabeten op het gebied van leefstijl. 1. Jochen Cals, 2009 2. Niels Chavannes, 2005 3. Loes van Bokhoven, 2008 Merijn Godefrooij Ik doe onderzoek naar de preventie van hart- en vaatziekten in de huisartsenpraktijk. Ik ben nu ongeveer halverwege de huisartsopleiding, en daarnaast ruim een jaar werkzaam als onderzoeker. Het afgelopen jaar heb ik een pilotstudie uitgevoerd waarbij een cardiometabool preventieconsult werd aangeboden aan ruim 1700 patiënten. We hebben gekeken in hoeverre mensen enthousiast zijn hieraan deel te nemen, wat er nou zoal wordt opgespoord met zo’n preventieconsult, maar ook naar wat het in praktische zin voor een huisartsenpraktijk betekent om een preventieconsult op te zetten en uit te voeren. De nu volgende uitdaging is om een vervolg aan deze pilotstudie te gaan geven die niet alleen wetenschappelijk relevant is, maar ook aansluit bij de behoeften die er vanuit de dagelijkse praktijk zijn. Martine Ickenroth Ik ben twee jaar geleden gestart als AIOTHO pfeiffer. Inmiddels heb ik het eerste jaar van de huisartsopleiding erop zitten, en ben ik bezig met de stages in het tweede jaar. In de afgelopen twee jaar heb ik ook gewerkt aan mijn onderzoek: het gebruik van zelftests. Deze tests worden door mensen uitgevoerd zonder dat er een arts bij komt kijken, en hebben als doel een ziekte of risicofactor (zoals diabetes, cholesterol, pfeiffer of een allergie) op te sporen. Nu we meer weten over wie deze tests doen, waarom en wat mensen met de uitslag doen, zijn we bezig met het ontwikkelen van een website. Op deze website kunnen mensen meer informatie vinden over zelftests: voor wie zijn ze geschikt, hoe werkt het en wat moet je met de uitslag. Ook kunnen mensen door middel van een “decision aid” de voor- en nadelen van een zelftest tegenover elkaar afwegen, om zo een betere keuze te kunnen maken voor het wel of niet doen van een zelftest. Ik ben AIOTHO Nee dat is geen Japans voor kwakzalver DOOR ANIQUE VAN DORP, AIOTHO Vlak na mijn afstuderen als arts werd ik gevraagd of ik interesse had in onderzoek naar de effecten van een experimenteel vaccin tegen roken op het centrale zenuwstelsel en gedrag. Interesse? Zeker! In een ver verleden heb ik nog psychologie gestudeerd. De combinatie van gedrag en gezondheid heeft me altijd geboeid. Misschien omdat ik sterk geloof in het aloude adagium “voorkomen is beter dan genezen”. Helaas, het project werd steeds maar uitgesteld vanwege praktische problemen (de subsidie duurde wat langer dan verwacht). Het eerste jaar van de Huisartsopleiding zat er 25

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Sinds een half jaar doe ik fulltime onderzoek bij CAPHRI in samenwerking met de psychologie faculteit. Mijn promotors zijn Prof. dr. Onno van Schayck en Prof. dr. Wim Riedel en verder is mijn co-promotor dr. Eric Vuurman. De laatste twee genoemden zijn van de psychofarmacologiesectie van de vakgroep Neuropsychology and Psychopharmacology (NP&PP) van de Universiteit Maastricht. Anique van Dorp bijna op toen ik wederom de vraag kreeg. En de interesse was er nog steeds! Het opstarten van het onderzoek viel bij mij dus samen met het tweede jaar. Ik was al ingedeeld voor de stages en ik kreeg geen toestemming er één of twee te verplaatsen. Dat mocht de pret niet drukken en met wat gepuzzel heb ik er toch een traject van kunnen maken dat haalbaar lijkt. Toch zou mijn advies zijn om interesse in onderzoek vroeg kenbaar te maken aan de opleiding zodat er meer speelruimte blijft om de opleiding aan het onderzoek aan te passen en omgekeerd. Soms is het net patiëntenzorg; hollen of stilstaan. Doordat er verschillende belangen zijn in de opleiding en het onderzoek, komt het wel eens voor dat deadlines samen vallen. Goed agenda beheer is dus wel een handige eigenschap, en anders leer je het wel. Verder leer je op een andere manier werken, zelf projecten plannen, grote lijnen in de gaten houden, de kleinste details opmerken en een opinie vormen. De afwisseling tussen patiëntenzorg en onderzoek vind ik heerlijk. Het geeft me ook de tijd te reflecteren over mijn eigen handelen en het handelen van de mensen om me heen, of het nu collega’s, patiënten of politici zijn. Het grootste nadeel is dat ik het bijna allemaal even leuk vind. Dacht ik te weten wat ik wilde met mijn leven, namelijk ‘gewoon’ huisarts worden, twijfel ik nu weer. Waarmee wil ik huisarts zijn gaan combineren later? Onderwijs? Wetenschap? Beleid? Hoe ga ik dat dan organiseren met mogelijk een gezin? Ach, het leven loopt niet volgens rechte lijnen of horizontaal. Er zijn altijd pieken en dalen. Eerst een heuveltje op en dan aan de andere kant met de wind in de haren naar beneden! Grote uitdaging in de eerstelijn AIOTHO, waarom? DOOR PHILIPPE HOOGSTEDER, AIOTHO NICVAX® Philippe Hoogsteder 26 Tijdens mijn studie geneeskunde startte ik in mijn 4de studiejaar met onderzoek bij gynaecologie en obstetrie. Mede door mijn zeer inspirerende en motiverende begeleider bij de vakgroep G&O was ik ervan overtuigd dat ik verder moest gaan in de wetenschap. Aan het eind van mijn 6de jaar stond ik echter wel voor een belangrijke keuze: zou ik kiezen voor een “snijdend” specialisme of toch beschouwend, verzekerings- of bedrijfsarts? Voor mijzelf lag de grote uitdaging in de eerste lijn bij de huisartsgeneeskunde. Ik besloot daarom vanuit de schoolbank te solliciteren voor de opleiding huisartsgeneeskunde. Voorafgaand aan het schrijven van mijn sollicitatiebrief voor de huisartsenopleiding ging ik op zoek naar een mogelijk vervolg van mijn wetenschappelijke carrière in de vorm van een promotieonderzoek. Via verschillende kanalen kwam ik uiteindelijk in contact met Onno van Schayck. Alsof het zo was voorbestemd was hij op zoek naar een promovendus voor een grote gerandomiseerde trial naar de effectiviteit en veiligheid

op één lijn 37 2e uitgave 2010 van het onderzoeksvaccin NicVAX® tbv stoppen met roken. Mede gezien de looptijd van het onderzoek zou dit project perfect gecombineerd kunnen worden met de opleiding HAG in de vorm van het AIOTHO-traject. Nadat ik was aangenomen voor de opleiding, kon ik mijn officiële plan voor het AIOTHO-traject indienen ter goedkeuring. 1 maart jl. ben ik dan eindelijk gestart met de combinatie opleiding/onderzoek. Op dit moment bestaat mijn weekindeling uit 4 dagen opleiding en 1 dag onderzoek. In de toekomst zullen er volgens mijn eigen planning ook periodes zijn waarin ik een heel jaar fulltime zal besteden aan het onderzoek vooral aan het schrijven van wetenschappelijke artikelen. De voordelen die het AIOTHO-traject kan bieden, liggen voor mij voornamelijk in de efficiënte tijdsindeling. Op dit moment is de trial lopende en zal ik naar alle waarschijnlijkheid nog zeker 2 jaar moeten wachten alvorens ik kan gaan werken met de data die beschikbaar komt bij deze geblindeerde studie. Hierdoor zal de nettopromotietijd hopelijk korter zijn dan wanneer ik hier fulltime aan zou werken. De totale tijd gereserveerd voor de combinatie opleiding en promotie bedraagt maximaal 6,5 jaar (waarvan 3 jaar opleiding). Daar komt bij dat het instituut voor huisartsopleiding een ideaal klimaat creëert voor het doorlopen van dit traject, waar mogelijk is de opleiding zeer flexibel. De ervaring die ik op dit moment op kan doen in de praktijk, kan ik daarbij goed implementeren binnen het wetenschappelijke gedeelte en omgekeerd. Natuurlijk zorgt de combinatie van opleiding en onderzoek soms ook voor een bepaalde (tijds)druk. De trial gaat op dit moment in vliegende vaart vooruit, wat inhoudt dat er ook voor mij dagelijks werk klaarligt om afgehandeld te worden. De combinatie van opleiding en onderzoek houdt daardoor ook in dat er regelmatig avonden of weekenden gevuld worden met onderzoeksbezigheden, waardoor het risico bestaat dat dit ten koste gaat van de tijd die je zou moeten besteden aan zelfstudie voor de opleiding. Concluderend zou ik in ieder geval alle AIOS die op dit moment een wetenschappelijke carrière overwegen, willen motiveren voor het starten van een passend AIOTHO traject. Opnieuw 2 belangrijke prijzen voor Jochen Cals ZonMw Parel en prijs beste proefschrift CaRe PERSBERICHT CAPHRI De ZonMw Parel wordt meerdere malen per jaar uitgereikt aan projecten die als voorbeeld voor andere onderzoekers kunnen dienen. Eerder dit jaar had het IMPALA project van CAPHRI al een Parel ontvangen. “Het is een grote eer", zegt Jochen Cals. "Het is bovendien bijzonder prettig dat de prijs is toegekend op basis van een Agiko-beurs (assistent geneeskundige in opleiding tot klinisch onderzoeker), de combinatie van praktijk en onderzoek is de beste, maar ook de meest uitdagende.” Cals ontvangt de prijs voor zijn onderzoek over het ontmoedigen van onnodig antibioticumgebruik in huisartspraktijken. In deze studie, waarvoor hij zijn doctorsgraad in 2009 cum laude heeft verkregen, heeft hij zich geconcentreerd op patiënten met acute hoestklachten als indicatie van een lage luchtweginfectie. Antibiotica worden bij deze patiënten vaak voorgeschreven, maar dit is in veel gevallen niet nodig. Cals toonde aan dat de combinatie van een CRP-vingerprik om ernstige infecties uit te sluiten en communicatietraining voor huisartsen leidt tot een vermindering in het gebruik van antibiotica onder deze patiënten. Het onderzoek, dat hem veel internationale erkenning opleverde, werd gefinancierd door middel van het ZonMw programma DoelmatigheidsOnderzoek en een Agiko-beurs. Een week na ontvangst van de ZonMw Parel werd Cals ook de CaRe dissertatieprijs toegekend. CaRe is het Nederlandse instituut voor eerstelijns gezondheidszorgonderzoek. Zijn proefschrift werd als beste dissertatie van de bij CaRe behorende onderzoeksinstituten EMGO (Amsterdam), UMC St Radboud (Nijmegen), NIVEL (Utrecht) en CAPHRI (Maastricht) van 2009 beoordeeld. “Ik zie deze prijs vooral als een mooie erkenning vanuit de instituten. Het is aangenaam dat ook Liesbeth van Osch van CAPHRI werd genomineerd. CAPHRI doet het op dit gebied al langer goed; over 2008 heeft AIOTHO Loes van Bokhoven - ook CAPHRI - de dissertatieprijs gewonnen.” 27

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Incidentie acute hartstilstand na invoering rookverbod op de werkplek in Zuid-Limburg WESP-EN DEVINA GROMMEN EN MICHELLE DE MUNTER. BEGELEIDERS DIANNE DE KORTE EN DANIEL KOTZ. onverwacht, niet traumatisch verlies van vitale tekenen, zoals bewustzijn, arteriële pols, bloeddruk en ademhaling, zonder klachten langer dan 24 uur vooraf”. Als mogelijke confounders hebben we de (buitenlucht) temperatuur, griepactiviteit en fijnstofconcentratie meegenomen in de analyses. Michelle heeft gekeken naar de jaren 2003 en 2004 (het effect op korte termijn) en vond geen significante daling in acute hartstilstanden na invoering van het rookverbod op de werkplek. De gemiddelde incidentie in de jaren 2003 en 2004 is 3,2 hartstilstanden per week. De mogelijke confounders hadden geen invloed op de incidentie. Devina en Michelle Op 1 januari 2004 is het rookverbod op de werkplek ingevoerd in heel Nederland. Uit diverse onderzoeken wereldwijd is een significante daling van myocardinfarcten na invoering van rookverboden beschreven. Wij vroegen ons af of na invoering van dit rookverbod in Nederland een daling van de incidentie van acute hartstilstand meetbaar zou zijn. Het onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoek naar het effect van de combinatie van de rookverboden op de werkplek en in de horeca op de incidentie van acute hartstilstand. De resultaten van dat onderzoek worden in het najaar verwacht. In het archief van de GGD hebben wij de rittenbonnen van de ambulance handmatig doorzocht op casussen van acute hartstilstand, bij personen van 35 tot en met 64 jaar. Na 160.000 rittenbonnen te hebben doorgebladerd, vonden wij 654 casus verspreid over 2002 tot en met 2005. Acute hartstilstand hebben we als volgt gedefinieerd:”een Devina is momenteel nog bezig met de analyses van de jaren 2002 tot en met 2005 (het effect op lange termijn) maar de voorlopige resultaten laten ook geen daling van de incidentie na invoering van het rookverbod op de werkplek zien. De gemiddelde incidentie over deze jaren is 3,13 hartstilstanden per week. Concluderend lijkt er geen effect te zijn van het rookverbod op de werkplek op de incidentie van acute hartstilstand in Zuid-Limburg. Een mogelijke reden voor het niet vinden van een effect kan zijn, dat de termijn te kort is voor het daadwerkelijk optreden daarvan. Natuurlijk zijn er genoeg andere positieve effecten van het rookverbod, zoals een betere luchtkwaliteit en, zoals onderzoek uit het buitenland laat zien, minder myocardinfarcten. Het rookverbod op de werkvloer zal dus waarschijnlijk nog even volgehouden moeten worden om resultaat te zien. Bovendien kan de combinatie van rookverboden wel een effect hebben op de incidentie van acute hartstilstand. Alvast nóg meer goede redenen om te stoppen met roken! 28

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Praktijkonderwijs Ouderenzorg in de huisartsopleiding: wat rendeert? WESP KIRSTIN PONSE. BEGELEIDERS YVONNE VAN LEEUWEN EN LEONORE LAMMERTS. In ons onderzoek wordt een nieuwe praktijkonderwijsinterventie binnen de huisartsenopleiding op het gebied van ouderenzorg onderzocht. De afgelopen jaren zijn diverse publicaties verschenen over de problematiek op het gebied van ouderenzorg. De populatie van 65 jaar en ouder, zal de komende 25 jaar bijna verdubbelen, het hulpverlenertekort in de ouderenzorg zal toenemen en door gefractioneerd aangeboden zorg, zullen steeds meer fouten worden gemaakt. Om hierin een verandering teweeg te brengen, is het idee ontstaan dat praktijkonderwijs aan huisartsen in opleiding voor een omslag kan zorgen in de ouderenzorg. Door de huisartsen op een andere manier op te leiden, wordt gedacht dat deze huisarts de gehele breedte van de ouderenzorg zal zien en benutten. In februari 2010 is gestart met een pilot-onderzoek om bovenstaande hypothese te toetsen. Er is een praktijkonderwijsinterventie ontwikkeld, waarvan het belangrijkste onderdeel de zogenaamde ‘adoptiepatiënt’ is. De aan het onderzoek deelnemende derdejaars AIOS, zullen 8 tot 10 patiënten van hun opleider ‘adopteren’, vervolgens zullen ze deze patiënten systematisch in kaart brengen volgens het SFMPC-model van de NHG (somatisch, functioneel, maatschappelijk, psychisch en functioneel). Voor de (reeds bekende) problemen zal in samenspraak met de patiënt een zorgplan opgesteld worden. De AIOS zal gedurende het gehele jaar de regiefunctie voor de behandeling van deze patiënten op zich nemen. Regelmatig overleg met andere hulpverleners en de opleider is een belangrijk onderdeel van het onderzoek. De effectiviteit van dit onderzoek toetsen we door het afnemen van semigestructureerde interviews. De interviews zullen met een tijdspanne van 2 maanden worden afgenomen en aan het einde van het onderzoek zal een analyse van de uitspraken, over doorgemaakte groei en waardoor deze groei veroorzaakt is, plaatsvinden. Via deze wijze willen we evalueren of de interventie effect heeft gehad. Op het moment van het afronden van mijn WESP is het onderzoek nog lang niet afgelopen, maar we zullen de komende maanden doorgaan met het verzamelen van informatie en hopelijk in het voorjaar van 2011 jullie kunnen berichten over onze positieve resultaten! Ere wie ere toekomt André Knottnerus werd vorige week benoemd tot Lid van Verdienste van het NHG. Bij zijn afscheid als voorzitter van de Gezondheidsraad werd hij benoemd tot erelid van de Gezondheidsraad, en heeft het Hare Majesteit behaagd hem tot Officier in de Orde van Oranje Nassau te benoemen. links André Knottnerus “Het is een duidelijke blijk van waardering voor de wijze waarop André zijn verschillende taken vervult: zorgvuldig, met inzet en betrokkenheid, stimulerend en altijd met respect voor de inbreng van anderen.” Aldus de woorden van de voorzitter van de vakgroep Huisartsgeneeskunde prof. Job Metsemakers. 29

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Verwachtingen van rokers over nieuw vaccin tegen nicotineverslaving (NicVAX®) WESP MARJANNEKE OTTERS. BEGELEIDERS DANIEL KOTZ EN PHILIPPE HOOGSTEDER. weergegeven door het volgende citaat van een deelnemer: “Reden, je kan duizend andere redenen verzinnen om te stoppen natuurlijk.” Bij eerdere stoppogingen kwam geen duidelijk stappenplan naar voren, de meesten stopten gewoon: “Nooit echt serieuze pogingen gedaan, af en toe cold turkey zoals dat heet.” Wilskracht, steun en vooral geen stress zijn voorwaarden voor een succesvolle stoppoging. Marjanneke Otters NicVAX® is de naam van een vaccin tegen nicotineverslaving dat verhindert dat nicotine naar de hersenen wordt getransporteerd. In een experiment worden in Maastricht de effectiviteit en de veiligheid van dit vaccin in combinatie met varenicline (Champix®), dat de nicotinereceptoren verzadigt, onderzocht. Omdat NicVAX® een nieuw middel is, zijn de verwachtingen hiervan nog onbekend. Op 8 maart ben ik vol enthousiasme met mijn WESP binnen het NicVAX® project begonnen waarbij ik deze verwachtingen van rokers met betrekking tot deze en andere interventies als hulp om te stoppen met roken wilde achterhalen. Kwalitatief onderzoek leende zich uitstekend voor deze explorerende vraagstelling. Zo heb ik tijdens mijn stage drie focusgroepen georganiseerd en voorgezeten en vervolgens met mijn begeleiders geanalyseerd. De belangrijkste resultaten van mijn deelonderzoek zal ik hier beschrijven. De deelnemers hadden duidelijke redenen om te stoppen met roken. Met name werden onderwerpen als gezondheid, financiën en familiedruk besproken. De overige genoemde redenen worden het beste Verwachtingen ten aanzien van het vaccin waren voornamelijk de hoop dat het de behoefte en drang naar een sigaret weg zou nemen:“Dat je geen zin meer hebt om een sigaret aan te steken. Die behoefte wordt neutraal, of je ‘m nou wel of niet aansteekt.” De Champix® tabletten werden als een tijdelijke oplossing gezien en over het verschil tussen het vaccin en de tabletten bestond geen eenduidigheid. De motiverende counseling die bij het project komt kijken wordt vaak als een stok achter de deur gezien. Als ideale behandelmethode om te stoppen met roken noemde men het teruggaan naar de periode vóór de eerste sigaret en de mogelijkheid de behoefte of drang naar sigaretten weg te nemen: “Ik denk een hersentransplantatie (…), de gedachte en de behoefte aan een sigaret weghalen.” Concluderend hebben de deelnemers van mijn studie hoge verwachtingen van het NicVAX® project, vooral ook omdat de studie verschillende elementen bevat zoals het vaccin zelf, de varenicline en de counseling: “Het is gewoon een “VIP" pakket". Vooralsnog lijkt in ieder geval de motivatie van de rokers door dit pakket erg gestimuleerd te worden en motivatie is natuurlijk het allerbelangrijkst bij stoppen met roken. Voor het NicVAX® onderzoek worden nog deelnemers gezocht. Voor meer informatie ga naar www.hag.unimaas.nl/nicotinevaccinstudie 30

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Een vreemde WESP in het nest? Bioloog, boeddhist en basisarts DOOR NIELS KLEIN, WESP STUDENT een follow-up studie uitvoeren met patiënten uit de open access database die tussen 2002 en 2008 vorm heeft gekregen. Ook mag ik een aantal metingen gaan verrichten op de echo's van de patiënten die ik selecteer voor mijn populatie. “Zeg Niels, ik wil je niet digitaal beledigen, maar ben je niet wat oud voor een WESP? Ik heb je kamergenoot al voorzichtig gepolst en die ….” Die kamergenoot heeft gelijk, ik heb biologie gestudeerd in Utrecht, van 1994-1999. Ik ben afgestudeerd bij de vakgroep botanische ecologie en evolutie biologie, op de vakgebieden phytopathologie en plantfysiologie, met een scriptie over sustainable agriculture methoden door inheemse volkeren van Zuid Amerikaanse landen. Niels Klein Inleiding Redactie Een eerdere lichting WESP-en zwaaide half januari af na 18 weken stage. Ze hielden een presentatie op de vakgroep en leverden een artikel aan voor Op één Lijn. Na een korte pauze kwam de nieuwe lichting. WESP-en worden in groepjes via de email inclusief groepsfoto intern voorgesteld. Soms heb je al WESP-en gezien of gesproken voordat ze officieel zijn voorgesteld, meestal bij de koffieautomaat. Je pikt ze er zo uit, omdat ze jonger of even oud zijn als de jongste medewerkers, meestal promovendi. Het verschil zit hem erin, dat je EEN WESP zelden alleen treft. Ik had ‘hem’ dus niet herkend als zodanig, totdat het voorstelmailtje kwam. Niels H. K. Klein, WESP. Mijn onderzoek is nogal ambitieus; na een toch wel ingewikkeld stuk dataselectie ga ik Toen ik klaar was, wilde ik geen promotieplek, omdat ik mezelf niet tot mijn pensioen onderzoek zag doen. Het was me te stoffig, te veel alleen bezig zijn en teveel labwerk. Ik ben toen gaan solliciteren in de ICT, en uiteindelijk bij de ABN AMRO terecht gekomen als systeembeheerder, tja, over stoffig gesproken... In die baan kwam ik erachter dat ik heel graag met mensen werk, en dat ik te veel energie heb om de hele dag stil achter een monitor te zitten; dat is bij de WESP nu ook weer even afzien, maar 4 maanden is wel te doen. Ik ben uiteindelijk 5 jaar bij de ABN AMRO blijven werken, en heb in de tussentijd een jaar psychologie in deeltijd aan de universiteit in Leiden gedaan, wat ik heel erg interessant vond, maar daar wilde ik niet mee verder. Ik heb toen heel even meegedaan aan de opleiding alternatieve geneeskunde in Hilversum, maar dat was mij veel te onwetenschappelijk, veel van wat ik daar hoorde kan ik niet met goed fatsoen aan zieke mensen verkopen. Vervolgens heb ik twee keer aan het voortraject van de SUMMA opleiding meegedaan; dat was toen nieuw in Utrecht; kon je in 4 jaar tijd basisarts worden. De tweede keer had ik een derde reserveplaats maar werd ik ook ingeloot in Maastricht voor de voltijds geneeskunde opleiding. En die is nu bijna af, zoals je ziet! Nog 1 VGT (=voortgangstoets) en deze WESP afronden en dan ben ik er. 31

op één lijn 37 2e uitgave 2010 “Wáár ben je dan Niels? Ik kan je niet vragen wat je wilt worden als je groot bent, maar wel welke specialisatie je denkt te gaan doen (of niet). Huisarts? Cardioloog? Huisman?” En wat ik daarna ga doen: ik ben er nog niet helemaal uit. Mijn vriendin (binnenkort vrouw, we trouwen 3 juli 2010) is dierenarts en die wil op termijn heel graag een eigen praktijk. Misschien dat ik inderdaad als dat zover is het huishouden ga doen, dat is een hele nobele taak! Maar of ik dat lang volhoud en me niet binnen een paar weken kapot verveel dat weet ik nog niet zo zeker. Ik voel me aangetrokken tot de ouderenzorg, en dan met name de zorg in het verpleeghuis. Ik zit te denken aan verpleeghuisarts (alhoewel dat niet meer zo heet heb ik me pas laten vertellen) of geriater. De psychiatrie vind ik ook heel interessant trouwens, maar ik denk dat ik eerst nog eens goed rond moet gaan kijken. Waar ik sinds mijn coschap in Nepal (community medicine) heel veel mee bezig ben, is het boeddhisme. Ik denk dat wat ik ook ga doen, deze filosofie mijn praktijk zeker zal beïnvloeden. In het boeddhisme wordt waar de boeddha voor staat als medicijn voor ziekte gezien. Waarbij ziekte vooral het ontbreken van geluk, eenzaamheid, egoïsme en andere ongelukkige zaken van mensen voorstaat. Ik ben geen fan van generaliseren, maar ik denk dat heel veel lichamelijke ziekten beginnen bij dergelijke "pathologie". Veel ongezond gedrag heeft zijn basis in ontevredenheid, onwetendheid en egocentrisme. En veel lichamelijke pathologie is gebaseerd op ongezond gedrag. Dus ik denk dat de link met geneeskunde veel directer is dan je zo op het eerste gezicht zou zeggen. De (nabije) toekomst zal het leren. Ik zie geen enkele reden waarom Niels de optie ‘huisarts worden’ moet uitsluiten. Het specialisme ‘generalist’ lijkt hem op het lijf geschreven! Voor het ultieme vakantiegevoel hebben we voor op de kaft een puzzel bedacht. Onder de juiste inzendingen verloten we drie leuke prijzen: uw leukste vakantiefoto op posterformaat. De poster wordt verzorgd door onze hofleverancier Océ Business Services. 1e prijs poster op het formaat 84 x 60 cm op 170 grs. photogloss 2e prijs poster op het formaat 60 x 42 cm op 140 grs. coated paper 3e prijs poster op het formaat 60 x 42 cm op 140 grs. coated paper U kunt uw oplossing insturen tot 1 september 2010. Insturen kan per post naar Ria Lumeij, vakgroep HAG, Universiteit Maastricht, Postbus 616, 6200 MD Maastricht. Scannen en mailen kan naar: op1lijn@hag.unimaas.nl of evt faxen naar 043-3619344. Vergeet niet uw gegevens bij inzending te vermelden. Over de uitslag kan niet gecorrespondeerd worden. Redactieleden zijn uitgesloten van deelname. Vanaf 1 september kan de goede oplossing bij de redactie worden opgevraagd. Deze zomeractie wordt gesponsord door Océ Business Services. Aankondiging Inauguratie prof.dr. Trudy van der Weijden Datum: 26 november 2010 om 16.30 uur in Maastricht. 32

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Hoe gaat het met onze kersverse huisartsen? Werken in het buitenland… DOOR NATHALIE EYMAEL, WAARNEMEND HUISARTS IN MAASTRICHT Nathalie Eymael In september 2009 heb ik mijn opleiding tot huisarts afgerond aan de Universiteit Maastricht. Na de opleiding ben ik gaan werken als huisarts in België, vlak over de grens, in een samenwerkingsverband met een mannelijke huisarts. Ik ben 34 jaar oud, gehuwd en moeder van 2 kinderen. Na drie kwart jaar werken in België kwam ik er achter dat het werken in België, als vrouw en moeder, niet was wat ik er van verwacht had. Ik werk momenteel weer als waarnemend huisarts in een praktijk in Maastricht en doe diensten vanuit de huisartsenpost in Maastricht en Sittard. Daarmee haal ik reeds een groot verschil aan met de organisatie van de diensten in mijn vorige huisartsenkring in België waar men niet met een huisartsenpost werkt, maar in een systeem vergelijkbaar met de oude dienstenstructuur in Nederland. Je staat als huisarts ’s nachts in de week steeds ter beschikking van je patiënten. In de huisartsenkring waar ik actief was, ben je in het weekend volgens een beurtrol van vrijdagavond tot zondagochtend de enige beschikbare huisarts. Toen ik in België van start ging wist ik vanzelfsprekend hoe de huisartsenzorg georganiseerd was. De organisatie en structuur van de Nederlandse huisartsgeneeskundige zorg inbedden in de praktijkvoering bleek een onhaalbare doelstelling. Het werken met een praktijkassistente, praktijkondersteuning, zoals ik dat gewoon was uit mijn opleiding in Nederland, was niet ingebed in de praktijk in België. De noodzakelijke en hoge beschikbaarheid om goede patiëntenzorg te bieden en de enorme administratieve workload hebben ertoe geleid dat ik dit nochtans zeer mooie beroep moeilijk kon combineren met een degelijk sociaal - en gezinsleven. Ik werk momenteel als waarnemend huisarts te Maastricht wat me goed bevalt. De triage door de doktersassistenten leidt ertoe dat ik als huisarts meer bezig ben met de voor een huisarts bestemde problematiek. In de nabije toekomst ambieer ik een vaste plek binnen een praktijk te vergaren. Op termijn wens ik toe te treden tot een maatschap. Mijn werkervaring in België zie ik als zinvol, niet alleen medisch inhoudelijk maar ook de organisatorische verantwoordelijkheid die ik droeg binnen de associatie. Momenteel kan ik het mooie van het huisartsenvak goed combineren met mijn gezinsleven. Ik doe mijn werk graag! 33

op één lijn 37 2e uitgave 2010 “Het oog van de meester” Afscheid van een pionier DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Vanaf 1990 is hij begonnen met scholingscursussen voor huisartsen, aanvankelijk in de danszaal van het dorpscafé. Dat heeft zich ontwikkeld tot de professionele bijscholing waarmee de STOOHN (Stichting Oogheelkundige Opleidingen voor Huisartsen in Nederland) tegenwoordig met de zgn. Optomobiel het land intrekt. Als ongekend inspirator heeft Jo nu voldoende opvolgers en medewerkers om die kar verder te trekken. Eén van zijn “leerlingen” vatte op het symposium de opbrengst van de legendarische Baggen-cursus mooi samen: “ik kon al kijken, maar Jo heeft mij leren zien” Jo Baggen Zoon van het “Hoofd der School” in het Schinveld van lang geleden: het kan niet anders dan dat bij Jo Baggen een genetische belasting heeft doorgezet. Want een gedreven leermeester was hij, en streng ook. Dat weten inmiddels honderden huisartsen (al dan niet in opleiding) in Nederland, maar ook in Schotland, die zich door hem hebben laten scholen in de eerstelijns-oogheelkunde. Heel veel van hen waren aanwezig op het afscheidssymposium, dat te zijner ere op 31 maart jongstleden werd gehouden in de Oranjerie te Roermond. De weg naar dit afscheid was lang, een kort historisch overzicht: Van 1961 tot 1991 was Jo huisarts in Brunssum, toen al druk met vaardigheden die nu in veel praktijken nog maar net of nog niet beschikbaar zijn, zoals audiometrie, longfunctiemeting, inspannings-ecg, en vooral oogheelkundige diagnostiek. Door dat laatste werd hij het meest gegrepen. Om verder te komen is hij 1 x/week stage gaan lopen bij professor Lamers in Maastricht, bij wie hij in 1990 promoveerde op het proefschrift "Oogheelkunde in de Huisartspraktijk". Om dit vak toegankelijk te maken voor de eerste lijn, heeft Jo zelf veel van de bestaande apparatuur aangepast en ontwikkeld. 34 Waarmee Jo nu op zijn 80ste welverdiend kan gaan genieten van zijn rust. Of hij dat overigens zal doen blijft, voor wie hem kent, de vraag. Zijn dagen zitten alweer meer dan vol met de merkwaardige combinatie van filosofie en zijn kippen. Goed mogelijk, dat we dus nog van hem horen.

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Stellen zich voor: Een nieuwe vogel, Marieke Kools, gedragswetenschapper “Tame birds have only longings, wild birds fly”. Zo nam ik drie jaar geleden afscheid in het informatieblad van de psychologiefaculteit aan de UM. Daar had ik gestudeerd, daar was ik gepromoveerd en daar had ik als docent gewerkt. Tijd om uit te vliegen. Als cognitief psycholoog heb ik me altijd bezig gehouden met hoe mensen informatie verwerken. Of het nu gaat om effectieve leeromgevingen of gebruiksvriendelijke informatiesystemen; in toegepast experimenteel onderzoek heb ik inzichten uit psychologische theorieën onderzocht op hun meerwaarde voor de schriftelijke gezondheidsvoorlichting. Aan welke voorwaarden moeten teksten en beeldmateriaal voldoen om begrip bij de doelgroep te verhogen? En hoe zorg je met de vormgeving van een brochure dat lezers makkelijk vinden wat ze zoeken? Ontzettend leuk onderzoek om te doen, vooral vanwege de directe toepasbaarheid in de praktijk. Passend bij mijn praktische karakter. Tegelijkertijd ben ik altijd het liefst met mensen bezig geweest. Het kunnen bijdragen aan persoonlijke ontwikkeling, in de vorm van onderwijs, training en coaching: dat geeft me energie. Als gedragswetenschapper bij de Huisartsenopleiding in Maastricht vind ik zowel de voldoening van een stuk inhoudelijke- als procesmatige diepgang. Deze ‘bird’ heeft, zoals veel gedragswetenschappers, nog een tweede nest: als consultant bij AC&T Consulting in Sittard, adviseer ik organisaties omtrent selectie- en ontwikkelvraagstukken. Past een kandidaat qua capaciteiten en persoonlijkheid op de functie die men voor hem voor ogen heeft? Is iemand coachbaar op zijn empathisch vermogen? Hoe leer je een groep managers om hun medewerkers te coachen en om te gaan met de onzekerheden die inherent zijn aan hun type organisatie? In assessment-onderzoeken ben ik scheidsrechter, in coachingstrajecten zowel coach als bemiddelaar. Kortom: een interessante combinatie die in de toekomst nog leuke kruisbestuivingen kan opleveren. Na vier maanden voelt de Huisartsenopleiding in Maastricht in ieder geval al als een gezellig nest, waar ik mijn ei goed kwijt kan. Nieuwe HAB jaar 3 huisartsopleiding, Rianne Smals-Oomen Sinds 1 februari ben ik in dienst en sinds 1 maart ben ik HAB van een derdejaars groep huisartsen in opleiding. Ik werk als huisarts in Roermond in een groepspraktijk met 3 collegae. Helaas hebben we zelf nog geen huisartsen opgeleid, eenvoudigweg omdat we er geen ruimte voor hebben. Als het goed is komt daar binnen afzienbare tijd verandering in. In 1989 ben ik afgestudeerd als huisarts in Nijmegen. We waren toen de eerste groep die de 2-jarige opleiding voltooide. Zelf heb ik goede herinneringen aan deze opleiding. Na zoveel jaren werkzaam te zijn als praktiserend huisarts had ik de behoefte meer met het vak te doen, een stuk kennis en ervaring overdragen. Uiteindelijk ben ik zo bij de huisartsenopleiding in Maastricht terecht gekomen. 35

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Ik zit hier nu 4 maanden en wat me op valt, is de gezellige sfeer en korte lijnen in overleg, daarnaast is de huisartsenopleiding een heel stuk professioneler geworden. Veel didactische zaken zijn nog nieuw voor me, maar ik beschouw het als een uitdaging. Mijn enthousiasme is tot nu toe alleen maar gegroeid! Naast deze werkzaamheden ben ik echtgenote en moeder van 3 dochters tussen de 13 en 18 jaar. Gezelligheid en plezier hebben in de dingen die je doet zijn voor mij een belangrijk motto. Koen Vanwersch, HAB bij de huisartsopleiding Eerste werkplek als huisarts Na het afronden van mijn huisartsenopleiding in oktober 2000 ben ik gaan werken in het gezondheidscentrum Withuis, als collega van Tonnie. In die academische omgeving heb ik me kunnen bekwamen in voor de huisartsgeneeskunde relevante diagnostiek, zoals het lezen van ECG’s, het beoordelen van spirogrammen en het hanteren van de spleetlamp. Huidige werkplek Vanwege verschil in inzicht over de organisatiestructuur ben ik in juli 2005 overgestapt naar de huisartsenmaatschap Venlo Zuid, waar ik tot nu toe 4 dagen in de week met veel plezier heb gewerkt. Mijn collega’s zijn Theo Cleef (HAO in Maastricht), Jan Maarten Tolk (sinds kort kaderarts DM), Annet Haenen en Birgit Anten. In de praktijk zijn we bezig met accreditatie. Mijn wens komt in vervulling Aan het einde van de vorige eeuw, toen ik nog Haio was bij Tonnie van Kessel in het GC Withuis in Venlo, heb ik al aangekondigd, dat het mijn wens was over tien jaar HAB te worden in Maastricht. In ieder geval zou ik wachten totdat de tunnels open waren. Ook heb ik dat toen gemeld aan Yvonne van Leeuwen, in 1999 hoofd van de huisartsopleiding. Het leek me prachtig om zo’n groep enthousiaste Haio’s te mogen begeleiden. Misschien was het niet toevallig, dat ik vorig jaar Paul Ram tijdens een feestje in Heugem aansprak over de mogelijkheden om HAB te worden. Nu ik 10 jaar huisarts ben en voel, dat ik het vak goed in de vingers heb, heb ik zin heb om ons boeiende huisartsenvak over te dragen. Ik ben op 6 mei in Urmond bij de terugkomdag voor opleiders begonnen. Meteen hup, het diepe in. Onderwijservaring In 2007 ben ik geslaagd voor de Baggencursus. In 2008 heb ik samen met Monique Baggen gezorgd, dat er spleetlampen op de huisartsposten Venlo en Venray beschikbaar kwamen. Voor 56 huisartsen hebben we een introductiecursus spleetlampgebruik verzorgd. In 2009 ben ik samen met Jo Baggen docent geweest in de eerste Baggencursus in Venlo. In oktober 2010 ben ik opnieuw docent in de Baggencurus in Venlo. Gedurende 8 jaren begeleid ik coassistenten, vanaf 2005 samen met Annet Haenen, mijn huidige collega. Zelfs als HAIO ben ik één dag in de week betrokken geweest bij het begeleiden van een coassistent. Malawi Marleen van de Bogaart vertelde me deze maand, dat ze zich nog herinnerde, dat ik mager en gebruind met het vliegtuig vanuit de tropen even kwam solliciteren voor de huisartsopleiding (1997). In Malawi heb ik in een plattelandsziekenhuis gedurende 3 jaren gewerkt. 36

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Om eerlijk te zijn heb ik er meer geleerd dan dat ik ontwikkeling gebracht heb. Waar ik kon was ik wel bezig met het onderwijzen en overdragen van kennis en vaardigheden. Privé Samen met mijn kersverse echtgenote Dieuwertje Crasborn ben ik van 1994 tot 1997 gaan werken in Malawi. Dieuwertje heeft het basisgezondheidszorgproject overgedragen op een locaal team. Samen met onze kinderen Inez (13, heeft nog één jaar in Malawi gewoond), Camiel (11) en Rosa (7) hebben we in 2007 Malawi bezocht. Het was toen goed om te zien, dat haar project nog draaide en haar team nog grotendeels intact was. Afgelopen winter zijn we met zijn vijven op bezoek geweest bij een deel van de familie Crasborn in Nieuw Zeeland. We bezochten een neef van Dieuwertje, die ik als HAIO in 2000 op een familiereünie heb moeten reanimeren. Hobby’s Het moge duidelijk zijn dat reizen een van mijn hobby’s is. Heel leuk vind ik het om gerechten uit andere culturen te leren klaarmaken. Op 17 april jl heb ik voor mijn voetbalteam (veteranen Venlosche boys) eerst een Tagine klaargemaakt als voorgerecht en een paëlla als hoofdgerecht. Geïnspireerd door de muziek om me heen in mijn gezin heb ik 2 jaar geleden de pianoles weer opgepakt. Als kind had ik ook 3 jaar gespeeld. Ik vind het leuk eenvoudige liedjes te schrijven over de dingen die me bezig houden in het dagelijkse leven en in het huisartsenvak. Bijzondere Bekwaamheid Huisarts in de bak DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Op 1 maart 2010 is het CHBB-register Justitiële Huisartsenzorg geopend. Hiermee wordt de kwaliteit van zorg aan patiënten met een vrijheidsbeperking gehandhaafd en waar nodig verbeterd. Justitiële huisartsenzorg is zorg voor een bijzondere groep patiënten. Gedetineerden hebben specifieke gezondheidsproblematiek. De prevalentie en complexiteit van de gezondheidsproblematiek van gedetineerden en de juridische context waarbinnen de huisartsenzorg in de inrichting plaatsvindt, verschillen wezenlijk van de situatie en patiëntenpopulatie in de ‘gewone’ huisartspraktijk. Dit heeft invloed op het medisch professionele handelen van de huisarts en vraagt om specifieke kennis en competenties van de huisarts. Tot de eerste groep huisartsen die na 2 jaar opleiding onlangs geregistreerd is voor deze bijzondere bekwaamheid, behoort Jeroen Smeets, sinds 2006 werkzaam in academisch Gezondheidscentrum Heer te Maastricht. Zijn voorganger Frans Vissers verzorgde al de eerstelijnszorg voor de jongeren in de justitiële jeugdzorginstelling Het Keerpunt in Cadier en Keer, en ook Jeroen houdt daar nu eenmaal per week een middag spreekuur. Bij het instellen van het register hebben de uitkomsten van het onderzoek naar de Schipholbrand een belangrijke rol gespeeld. De medische zorg aan gedetineerden bleek “gevarieerd”, zowel wat betreft aanbod als uitvoering. Professionalisering was gewenst en werd aanbevolen door 37

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Jeroen staat 9e van links in de groep afgestudeerden de Inspectie voor de Gezondheidszorg in haar rapport: zorg achter tralies. Het betreft huisartsgeneeskundig aanbod waarvoor een huisarts additionele scholing nodig heeft. De patiëntenpopulatie in justitiële inrichtingen is qua complexiteit en specificiteit van de gezondheidsproblematiek afwijkend van de reguliere huisartsenpraktijk. Het aandeel psychiatrische problematiek ( cluster Bpersoonlijkheidsstoornis, verslaving, depressie, somatisatie) is aanzienlijk hoger in justitiële inrichtingen. Ook ernstige chronische meervoudige verslavingsproblematiek komt veel voor. Daarnaast is medische zorg bij gedetineerden vaak langdurig uitgesteld (“achterstallig onderhoud”). Daarnaast is de juridische context (gedwongen verblijf en wet- en regelgeving) van invloed op de organisatie van de zorg en het professionele handelen van de huisarts. Nauwe samenwerking met o.a. psychiater en psycholoog en de directeur van de penitentiaire inrichting is noodzakelijk. Belangrijkste samenwerking bestaat echter met de justitieel verpleegkundige. Deze verricht intake en triage, geleidt door naar de huisarts, maar handelt volgens protocol sommige klachten ook zelf af. In Cadier en Keer haalt Jeroen Smeets veel voldoening uit zijn huisartsenwerk daar. Naast de verpleegkundige werkt hij nauw samen met twee (forensisch) kinderpsychiaters. De patiëntenpopulatie bestaat uit 80 jongens en 40 meiden tussen de 12 en de 21 jaar, voor het grootste deel in jeugddetentie. Met agressie heeft hij nog nooit te maken gehad, integendeel: enkele voormalig gedetineerde jongeren hebben zich na hun vrijlating bij hem in de praktijk ingeschreven, en Jeroen vindt het prachtig om ook als gewoon huisarts mee te maken hoe zij hun leven weer opbouwen. Veel voldoening te halen dus, uit deze huisartsgeneeskundige “hobby”. Mooi meegenomen is, dat de huisartsenzorg aan gedetineerden nog volop in ontwikkeling is. Veel van het kennisdomein moet nog beschreven en ontwikkeld worden, en Jeroen blijft daarbij nauw betrokken. Hebt u interesse gekregen door dit verhaal, en voelt u zich soms een gevangene van uw praktijk? Meer en uitgebreidere informatie over de uitbraakmogelijkheden via deze bijzondere bekwaamheid op www.chbb.artsennet.nl. 38

op één lijn 37 2e uitgave 2010 Nieuw hoofd van de Huisartsopleiding Maastricht Jean Muris volgt Paul Ram op Huisartsgeneeskunde. Hij heeft vanaf het begin zijn werk als huisarts gecombineerd met onderwijstaken en wetenschappelijk onderzoek. Zijn deelname aan de experimentele onderzoekersopleiding (1985-1986) was zijn entree in het wetenschappelijk onderzoek. Hij promoveerde in 1993 op het onderwerp ‘Niet acute buikklachten’. Op dat onderzoeksgebied is hij wetenschappelijk actief gebleven, evenals op dat van astma/COPD. Samen met dr. Geertjan Wesseling van de afdeling Longgeneeskunde van het azM, is hij op dit terrein werkzaam als een van de programmaleiders binnen de School of Public Health and Primary Care (CAPHRI). In het onderwijs voor studenten geneeskunde heeft hij een veelheid aan rollen en functies vervuld. Momenteel is hij coördinator van de coschappen (Katrien Boots zal hem daarin opvolgen) en lid van de Examencommissie. In 1996 werd hij benoemd tot Universitair Hoofd Docent (UHD). Hij heeft nationaal en internationaal een uitgebreid netwerk opgebouwd. Jean Muris Dr. Jean Muris volgt per 1 november 2010 dr. Paul Ram op als Hoofd van de Huisartsopleiding van de Universiteit Maastricht. Jean Muris (1959) studeerde geneeskunde in Maastricht (1977-1983) en volgde direct daarna ook de Huisartsopleiding te Maastricht (1983-1984). Vanaf 1985 was hij tot 1993 als huisarts actief in Gezondheidscentrum Withuis te Venlo en daarna in het Gezondheidscentrum Geulle. Beide centra behoren tot de academische praktijken die nauw verbonden zijn met de Vakgroep De huisartsopleiding is voor hem geen onbekend terrein aangezien hij al meerdere jaren als huisartsopleider functioneert, en als docent aan onderwijsprogramma’s bijdraagt (astma/COPD cursus). Jean Muris is gehuwd en heeft 2 kinderen. Paul Ram (1948) gaat de Huisartsopleiding gelukkig niet verlaten. Paul gaat weer meer aan de slag met zijn expertise en belangstellingsgebied: toetsing. Dat doet hij bij de Huisartsopleiding te Maastricht en bij Huisartsopleiding Nederland te Utrecht. In het volgende nummer zullen we hieraan uitgebreider aandacht besteden. 39

Op één lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@hag.unimaas.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
Home


You need flash player to view this online publication