CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 41 wat ons bindt Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)
Colofon Inhoudsopgave Oplage 2100 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 8127 Fotografie Copyright foto kaft, pagina 4, Sam Rentmeester, FMAX, www.fmax.nl pagina 33, Ben van Duyn pagina 39, Luc Lodder Deadline volgend nummer 30 maart 2012 Onderwijs Dynamisch – Lilian Aarts Vanuit het onderwijs – Laury de Jonge Nieuwe GEZP coördinator – Mieke Winten-Huisman Beste HAB-schap coschappen jaar 2011-2012 – Babette Doorn Nascholing Erfelijke kanker in de spreekkamer – Isa Houwink 'Hoe meer ik weet, hoe meer ik wil weten' – Yvonne van Leeuwen NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek – Luc Gidding Onderzoek Doing research and having fun – Mala George It’s LiFe! Technologie ter ondersteuning van meer bewegen – Sanne van der Weegen & Renée Verwey Vooraankondiging Adhesies en de streng-ileus – Raymond Leclercq Framingham aan de Maas – Roelf Norg Terugblik 6th International Shared Decision Making conference – Marije Koelewijn Wat wilt ú als u terug naar huis gaat – Inge Duimel Huisartsopleiding Uit de huisartsopleiding – Jean Muris Warme vragen – Felix Punt Wisseling van de wacht – Gerard Benthem en Stijn de Vries Ex aios: hoe vergaat het ze? – Jelleke Konsten Huisarts in spé(culum) – Sophie van der Voort WONCA Europa 2011 – Jean Muris Huisarts op een andere stoel: actrice! – Iris van der Does © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Bijzonder Bekwaam: Apollonius van Memphis: wie kent hem niet? – Hendrik Jan Vunderink Gezondheidsrechterlijke kwesties: hoe heilig is het beroepsgeheim nog in de toekomst? – Arie de Jong 25 jaar in dienst 10 12 12 14 14 15 15 17 EGPRN: voor iedereen die onderzoek doet in de eerste lijn! – Tiny van Merode 18 Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers 19 20 21 22 23 34 25 27 28 30 31 32 33 35 37 39 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Oproep 'De krachtige huisarts' Van de voorzitter: na de manifestatie – Job Metsemakers Dagje uit 2011 – Sil Aarts, Janaica Grispen, Martine Ickenroth en Petra Erkens Relatiemanagement in het huisartsenveld – Babette Doorn Studium Generale – Yvonne van Leeuwen Laat mensen in hun waarde – Sonja van Giersbergen Medewerkers stellen zich voor Annerika Slok, promovendus Peter van Mulken, promovendus Sofie van Hoof, onderzoeker 3 3 4 5 6 7 8 9 9 10 2
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Van de redactie Wat ons bindt Het redactioneel schrijf ik wanneer alle stukken binnen zijn. Tijdens het verzamelen en redigeren krijg ik in mijn hoofd een beeld van het blad. Gaandeweg zie ik de op één lijn. Deze keer wilden we een themadeel maken over Rouw & Verlies, maar het idee overleefde de redactie vergadering niet. Maar niet getreurd, het is een warm nummer. Ik zie demonstrerende huisartsen en hoogleraren op een podium en ik zie een ex-huisarts die nu actrice is op het podium staan. Ik zie collega’s trommelen en dansen en ik zie als een Maastrichtse delegatie als ware het een linedance op de WONCA staan. Ik zie assistentes ervaren wat het is om een beperking te hebben in aanwezigheid van ervaringsdeskundigen. Wat nieuwe medewerkers gemeenschappelijk hebben laat zich moeilijk raden, maar ze zitten meteen in de community die Family Medicine heet. Eén van onze nieuwe onderzoekers is notabene aangesteld binnen een ZonMw programma dat Op één Lijn (!) heet. De onderwijsfamilie laat ook van zich horen, inclusief de tak die nascholing heet. Onderzoekers die nascholing geven: een prachtig voorbeeld van kruisbestuiving. Onderzoekers die samen scholen: klasse! Onderzoek en having fun: niet alleen vindt Keniaanse onderzoeker Mala dat, ik denk met hem vele onderzoekers, of ze nog moeten promoveren of post-doc actief zijn. Waarom zouden ze elkaar anders in journal clubs buiten werktijd willen treffen? De science factory draait non-stop, kijk maar weer naar de artikelen. Het bruggetje naar Service Science is nu rap gemaakt: een nieuwe tak van sport ontstaan vanuit de economische Faculteit van de UM, een andere academische werkplaats dan de onze waarmee we een verbinding zijn aangegaan. U leest erover in het artikel over Relatiemanagement in de Huisartsgeneeskunde. De Huisartsopleiding zit zoals gewoonlijk ook niet stil. Er heeft een wisseling van de wacht plaatsgevonden in het coördinatorschap van de Huisartsopleiders. Gerard Benthem heeft het stokje aan Stijn de Vries gegeven. Het hoofd van onze opleiding Jean Muris beschrijft de resultaten van een landelijk onderzoek onder de opleidingen en de uitkomsten van en voor Maastricht. Ander leuk nieuwtje: naast columnist en gedragswetenschapper Felix Punt, hebben we een nieuwe ster aan het firmament: Sophie van der Voort. Ze is eerstejaars aios en kwam met het enthousiaste voorstel bij mij om over haar belevenissen 'in de leer' verslag te doen op geheel eigen-wijze. Een frisse blik. Een niet minder frisse, maar wel zeer ervaren blik is die van Hendrik Jan Vunderink. Hij is bijzonder bekwaam in het schrijven van de gelijknamige rubriek. Deze keer is kaderhuisarts Diabetes Jan Palmen uit Heerlen aan de beurt. Working Apart Together Alles draait om verbinden en samenwerken, vaak in netwerken. We slaan bruggen tussen wetenschap en praktijk, tussen studenten en docenten, tussen vakgroepen en Faculteiten, tussen hulpverleners & collega’s, tussen sectoren onderling, soms tussen landen, tussen jong en oud, tussen onderzoekslijnen, tussen ouderwets en nieuw en tussen wetenschap en politiek. Althans dat willen we. We kijken vaak naar verschillen en redenen om iets niet te doen of te willen, het bekende 'ja, maar' en te weinig naar de 'ja, en'. Wat ons bindt? Wat ons bindt! Babette Doorn Oproep 'De veerkrachtige huisarts' Onze redactie is op zoek naar mooie verhalen die het idee voor een rubriek 'De veerkrachtige huisarts' ondersteunen. We denken aan gebeurtenissen (zoals een ziekte, een scheiding, een ruzie of dissociatie, financiële problemen) die u hebt meegemaakt in uw werk of privéleven, hoe dit u als huisarts heeft gevormd en of hoe u daarmee omging in uw werk. Reacties inclusief tips kunt u sturen naar op1lijn@hag.unimaas.nl maar u mag uw verhaal (max 1000 woorden) ook direct mailen. 3
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Van de voorzitter Na de manifestatie DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM & HUISARTS IN GEULLE U hebt ongetwijfeld de foto’s of tv beelden van de huisartsenmanifestatie op donderdag 6 oktober 2011 gezien. Een enorme mensenmassa die binnen een tijdsbestek van een klein uur een immens grote hal van de RAI in Amsterdam vulde. En of het nu 7.500 of 8.000 deelnemers waren, is niet relevant. Huisartsen, praktijk assistentes en praktijkondersteuners zaten schouder aan schouder, terwijl acute patiënten de noodzakelijke zorg ontvingen van collegae op de huisartsenposten of in de praktijken. En wie erbij was in Amsterdam voelt weer de spanning in de zaal bij de toespraken, en hoort weer de bijval die sprekers kregen. Het was een grootse manifestatie van eensgezindheid en saamhorigheid, iets om trots op te zijn. Maar we maakten ook (weer eens) kennis met de werkwijze we kunnen niet zoals de buschauffeurs de reizigers laten staan. Bij onze acties zullen we altijd onze relatie met onze patiënten laten meewegen, en de zorg toegankelijk moeten houden. We maken een pas op de plaats en proberen wel de druk op de ketel te houden en de politici ervan te doordringen dat ze gewoon naar de cijfers moeten kijken. De huisarts handelt 96% van de gezondheidsvragen zelf af, dus zonder verwijzing naar de eerste of tweede lijn en dit tegen minder dan 3% van het totale gezondheidsbudget. Van de totale zorguitgaven, 65 miljard euro, komt 2 miljard op conto van de huisartsenzorg. Alleen de toename van de kosten van de ziekenhuiszorg is gelijk aan de helft van het totale budget voor de huisartsenzorg. Dit is dweilen met de (geld) kraan open en staat haaks op het streven zorg en ondersteuning in de buurt te versterken. En daarbij komt ook nog dat de vergrijzing van de bevolking de zorgvraag zal laten toenemen. Het gaat niet goed daar in Den Haag. Alle hoogleraren Huisartsgeneeskunde uit Nederland tijdens de manifestatie op 6 oktober 2011. Vierde van rechts: Job Metsemakers. van de politiek. De minister die niet in debat wilde met huisartsen en haar strategie wijzigde. Ging het eerst over de vermeende overschrijdingen in de zorg, plots meende de minster voor de ogen van het publiek maar eens iets te moeten roepen over onze inkomens. Ze riep een paar bedragen, waar vele huisartsen van zouden willen dromen, gaf aan dat ze het eigenlijk niet echt wist en dat er onderzoek moest komen. En toen bijna een week later het CBS met heel andere cijfers kwam over de inkomenspositie van de huisarts, heb ik geen openbare mededeling van de minster gehoord dat ze fout zat. Nee, we hebben de politiek weer leren kennen. Hoe gaat het nu verder? We kunnen niet zoals de vuilnismannen gewoon het afval op straat laten liggen, 4 Is er uit onze eigen universitaire kosmos nog iets nieuws te melden? Naast de bezuinigingen die ook het universitair onderwijs treffen is van belang te melden dat de instroom van studenten geneeskunde in de komende jaren zal stijgen evenals het aantal aios dat opgeleid wordt tot huisarts. Absoluut noodzakelijk om in de toekomst voldoende artsen in de zorg te hebben. Maar dat opleiden dient voor een (groot) deel in uw huisartsenvoorziening te gebeuren. Op dit moment onderzoeken wij als vakgroep samen met een andere afdeling van onze instelling hoe het komt dat toch zo’n 50% van U niet deelneemt aan onderwijs of opleiding. Er komt krapte op de markt en er zijn aanwijzingen dat huisartsen die deelnemen aan onderwijs of opleiding sneller een opvolger vinden. Dat effect lijkt zelfs op regioniveau te bestaan. En huisartsen die deelnemen aan onderwijs of opleiding melden steevast dat het leuk, leerzaam en stimulerend is. Wat moeten we doen om de niet deelnemers te overtuigen? Ik hoop dat we antwoorden krijgen die ons helpen ook op dit gebied tot eensgezindheid en saamhorigheid te komen. En misschien is het lezen van dit stukje de eerste stap geweest. Wilt u reageren, hebt u een suggestie of wilt u zich direct aanmelden: job.metsemakers@maastrichtuniversity.nl
3e uitgave 2011 Dagje uit vakgroep Huisartsgeneeskunde Voetjes van de vloer en handen op de trommels! DOOR SIL AARTS, JANAICA GRISPEN, MARTINE ICKENROTH EN PETRA ERKENS, ORGANISATIE Voetjes van de vloer Rond kwart over 12 arriveerden de eerste mensen bij de Bonbonnière. Omdat dit dagje uit een enerverende dag zou worden, diende er eerst te worden geluncht. Na het nuttigen van verscheidene broodjes en salades, begon groep 1 met de salsa workshop. Onder leiding van twee swingende instructeurs gingen we aan de slag met de beginselen van de salsa, de merengue en de bachata. We begonnen met het losmaken van de heupen waarbij ook de mannen, die zich aanvankelijk wat verdekt hadden opgesteld aan weerszijde van de kamer, de dansvloer betraden. Verscheidene personen kregen het steeds warmer en de eerste kledingstukken werden uitgetrokken. Na de basispassen op een rijtje solo te hebben geoefend, was het tijd om samen verder te gaan: er dienden koppels te worden gevormd. Het tekort aan mannen werd hierbij al snel opgelost door verscheiden aanwezige dominante vrouwen. Al snel kwamen de koppels aardig uit de voeten (!) met de danspasjes en bijbehorende draaien. De salsa workshop werd afgesloten met een indrukwekkende en gepassioneerde dans door de instructeurs. In afrikaanse hogere sferen Terwijl groep 1 bezig was met de voetjes van de vloer te krijgen, was groep 2 bezig met het krijgen van de handen op de trommels; djembe betrof namelijk de tweede workshop. Al trommelende (of moeten we zeggen ‘al djembe-ende’) kwamen we met z’n allen in Afrikaanse hogere sferen. Robin Zalm (bekend van oa. de band Volumia!) gaf niet alleen uitleg over de djembe maar leerde ons ook verschillende ritmes te spelen. Dat viel nog niet mee! Toen de groep in drieën gesplitst werd en iedere groep in verschillende ritmes diende te trommelen, raakten sommigen (lees: de meerderheid) af en toe de tel èn het ritme kwijt. Toch leverde het luide Afrikaanse klanken op die niet alleen door de Bonbonnière maar misschien zelfs door heel Maastricht hebben gegalmd. Hierna was er tijd om even bij te komen en een stukje vlaai te eten. Na dit welverdiende rustmoment ging groep 1 trommelen en groep 2 dansen. Nadat beiden groepen beide workshops hadden gevolgd, werden de groepen weer herenigd voor een borrel. Rond 18 uur vertrok het hele gezelschap naar Minckelers waar niet alleen de vaste HAG werknemers maar ook de buitenlandse gasten gesmuld hebben van het zuurvlees, de saté, de zalm of de vegetarische schotel. Het organisatiecomité wil alle deelnemers hartelijk bedanken voor hun enthousiasme en ritmegevoel! 5 op één lijn 41
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Relatiemanagement in het huisartsenveld De waan van alle dag DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Iedereen kent het wel: je begint een dag vol goede voornemens wat je wilt doen en nadat je een uur aan het werk bent, ben je de gedachtes van de vroege ochtend vergeten. De waan van alledag. Een academische omgeving vraagt (eist?) om reflectie. Waarom doen we dingen zoals we ze doen? Evalueren. Nadenken. Tegen welke muur lopen we als vakgroep het vaakst tegenaan? Antwoord: een tekort aan huisartsen die met ons meedoen aan onderwijs en onderzoek. Gevolg: we gaan lopen klagen en roepen en intussen vragen we steeds meer van de huisartsen die wel actief en enthousiast zijn. Een grove schatting op basis van onze gegevens laat zien dat ongeveer 50% van de huisartsen(praktijken) in Brabant en Limburg de afgelopen 3 jaren niet actief heeft deelgenomen. In de wandelgangen noemen we dat 'witte vlekken'. We hopen maar dat de rode vlekken besmettelijk zijn… Van een aantal weten we waarom, want die huisartsen geven feedback. De enquête van dit voorjaar heeft ons geholpen om meer inzicht te krijgen, al bleef de respons achter bij onze verwachting waardoor we de uitkomsten niet zondermeer kunnen laten gelden voor alle huisartsen. Dankzij onze whizzkid medewerker Maarten van Wesel, konden we onze verschillende soorten vlekken (niet actief, actief, zeer actief) gevisualiseerd krijgen in Google Earth. En wat doe je dan met die informatie? 6
3e uitgave 2011 SSF project Voor de zomer hebben we contact gelegd met de Service Science Factory1 (SSF) van de Universiteit Maastricht. Met de SSF schreven we een projectplan getiteld 'Relatiemanagement in het huisartsenveld'. De uitwerking van dat project was in handen van de SSF. Het project liep van 14 september tot en met 16 november. Namens de vakgroep, de ‘klant’, nam ik deel aan het hele traject inclusief het bijwonen van alle reguliere projectbijeenkomsten op de woensdagmiddag. Voor mij een soort uitje om op de fiets naar de binnenstad van Maastricht te gaan op bezoek bij een andere Faculteit. Het traject kende grofweg 3 fasen: inspectiefase, analyse fase en de constructiefase (het opleveren van een concreet product of pakket). In de projectgroep zaten vooral jonge afgestudeerden (multidisciplinaire groep) die aan het begin staan van hun carrière en werkzaam zijn als promovendus of docent, of werkzoekend zijn. Frisse geesten die op innovatieve wijze aan de slag gingen met onze grootste uitdaging: hoe krijgen we met het merendeel van de huisartsen in de regio Limburg en Brabant een relatie, het liefst zodanig dat ze actief worden en dat die relaties ook toekomstbestendig zijn? En zodanig dat het relatiemanagement wordt afgestemd op de individuele (lees: soort of categorie) huisarts. De eerste weken beantwoordde ik vooral heel veel vragen en gaf ik de SSF de informatie die ze nodig hadden. Niet teveel (valkuil) want dat zou een innovatieve en creatieve denkwijze 1 www.servicesciencefactory.nl en oplossing in de weg kunnen staan. Gelukkig waren ze zo eerlijk om dat ook gewoon tegen me te zeggen. Werken op projectbasis onder tijdsdruk is een ideale manier om een afgebakend probleem aan te pakken. Het vergt naast enthousiasme ook discipline en flexibiliteit. Je moet openstaan voor nieuwe ideeën en niet proberen anderen te overtuigen van je eigen gelijk. Je komt in aanraking met nieuwe technieken en methoden en leert zelf ook veel. Kennis en contacten die je later weer van pas kunnen komen. Op het moment van schrijven is het project nog niet afgerond maar ik weet al wel dat er concrete aan beve lingen uit gaan komen die we kunnen implemen teren in het nieuwe kalenderjaar. De uitkomsten van dit project, alsmede de keuze van de vakgroep wat we gaan doen (of niet), leest u in het nieuwe jaar! Ik maak van de gelegenheid gebruik om iedereen die heeft meegewerkt, bijgedragen en of interesse in het project heeft getoond, te bedanken. Ook de huisartsen die werden gebeld om een Engelstalig interview te doen op zeer korte termijn. Of collega’s op de gang die we vaak last minute of ad hoc en meestal ook nog eens met rare verzoeken om hulp gingen vragen: jullie deden spontaan mee. Laat dit de toon zijn voor de toekomst. Studium generale Mag ik de lezer uitnodigen om verder te kijken dan ons vak lang is? Het is heerlijk om een expert te horen over Europa of over de mafia, over ons brein, of over de zwarte gaten in het universum. Het is prachtig om groepen uit heel de wereld te zien dansen of een goede film met inleiding te genieten. Om daarmee nog een beetje meer te begrijpen van de wereld, om de eigen standpunten aan te scherpen, om het debat aan te gaan. Geen ‘linkse hobby’ maar een noodzakelijk goed als we onze studenten en kinderen duidelijk willen maken dat deze complexe wereld niet alleen experts maar vooral ook intellectuelen nodig heeft. Dat we mee moeten praten over meer dan alleen geneeskunde. Kijk snel in het mooie najaarsprogramma van Studium Generale. www.sg.unimaas.nl U kunt zich ook aanmelden voor de hardcopy of digitale nieuwsbrief. En nu ik u toch spreek: Ik heb de faculteit Geneeskunde vier jaar mogen vertegenwoordigen in de adviesgroep Studium Generale. Mijn mooiste functie! Wie me wil opvolgen licht ik graag verder in. Yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl 7 op één lijn 41
3e uitgave 2011 GIPS training op lokatie in GC Hoensbroek Laat mensen in hun waarde DOOR SONJA VAN GIERSBERGEN, ASSISTENTE GEZONDHEIDSCENTRUM WITHUIS VENLO Op 6 juli 2011 volgden 22 assistentes uit academische praktijken een training van GIPS getiteld: Communiceren zonder gêne. GIPS staat voor Stichting Gehandicapten Informatie Project Scholen. Doel van deze training was: ervaren wat het is om met een beperking te leven. Er zijn drie mensen met een beperking die ons hierbij hielpen als docent: • Huygen met klassiek autisme • Jo met een dwarslaesie, rolstoelafhankelijk • Elly (met hond) die blind is en Gilles de la Tourette heeft. De avond begint met een voorstelronde. Iedereen is vooral erg benieuwd naar wat de avond gaat brengen. We worden verdeeld in drie groepen en dan gaan we aan de slag. Allereerst laten Elly, Huygen en Jo ons heel praktisch ervaren wat het leven met een handicap betekent. We dammen zonder handen, geven en krijgen boodschappen terwijl we niet kunnen horen of spreken, gaan met de rolstoel over een heuveltje of lopen met een stok 'als blinde' door een hal. We komen er achter dat zaken die voor ons zo vanzelfsprekend zijn en achteloos worden gedaan, ineens heel veel moeite kosten. Daarna volgt er een, wel heel vreemd, sollicitatiegesprek. Alle assistentes denken dat ze solliciteren naar een baan als manager, maar worden uiteindelijk op de wachtlijst gezet voor huishoudelijk medewerker. Het is een rare gewaar wording als je zo gekleineerd en genegeerd wordt. Van de 'acteurs' begrijpen we dat dit voor hen aan de orde van de dag is. Van hen krijgen we tips wat we wel kunnen doen om dit voor hen wat aangenamer te maken: Laat iemand zelf denken, vul niet alles in voor de ander. Geef de ander tijd en ruimte om haar/zijn zaken zelf te regelen. Laat mensen in hun waarde en laat ze zelf de regie houden. Als laatste volgt een vraaggesprek met Elly, Huygen en Jo, waarin we alles mogen vragen. Ik kan natuurlijk niet voor de andere groepen spreken, maar de gesprekken die wij voerden waren erg intiem. Gingen over problemen in het dagelijks leven, regelgeving/instanties, relaties en werk. 8 Sonja van Giersbergen Alle drie waren zeer openhartig en vaak aandoenlijk. Je realiseert je dan toch echt weer hoe rijk je bent als je kunt leven zonder noemenswaardige beperkingen. Tegelijkertijd is het ook prachtig om te zien hoe het leven met een beperking omgebogen kan worden naar leven met een talent. Ik dank Elly, Huygen, Jo en alle andere medewerkers van GIPS voor een waardevolle les. Voor meer informatie of wie een training op maat wil laten organiseren: www.gips-sl.nl Judith Steuns op één lijn 41
3e uitgave 2011 Stelt zich voor Annerika Slok PROMOVENDUS HUISARTSGENEESKUNDE ‘Ziektelastmeter’ voor COPD De Long Alliantie Nederland heeft een werkgroep ingesteld die bezig is met de ontwikkeling van een ‘ziektelastmeter’ voor COPD. Sinds december 2010 ben ik onderdeel van deze werkgroep en werk ik vanuit CAPHRI mee aan dit onderzoek. Gedurende een half jaar heb ik een literatuurstudie verricht naar vragenlijsten die kwaliteit van leven dan wel gezondheids status meten van mensen met COPD. Het doel hiervan was om vast te stellen of er al een instrument bestaat dat de ziektelast meet van mensen met COPD. Als werkgroep hebben we een aantal randvoorwaarden vastgesteld waaraan een ‘ziektelastmeter’ moet voldoen. Voorbeelden hiervan zijn korte invultijd, door de patiënt zelf in te vullen, moet veranderingen in tijd kunnen meten en moet verschillen kunnen meten tussen patiënten. Stelt zich voor Peter van Mulken PROMOVENDUS HAG Het echte werk Op 1 augustus was het dan zo ver: mijn eerste werkdag! Wat doe je dan in je eerste werkweek als je onderzoek doet naar een internetinstrument om patiënten met psychosociale klachten te diagnosticeren die worden verwezen via de huisarts? Simpel: relevante wetenschappelijke artikelen op Pubmed uitpluizen! We zijn nu een paar maanden verder en ik krijg een steeds duidelijker beeld van het internetinstrument ontwikkeld door het bedrijf TelePsy. Dit internetinstrument is ontwikkeld om eerstelijns patiënten met psychische problemen te diagnosticeren. Via dit internetinstrument wordt er tijd bespaard bij de huisarts aangezien deze zelf geen diagnose hoeft te stellen. Ook voor de patiënt levert het voordelen op. De patiënt kan thuis in zijn luie stoel de vragenlijsten invullen en wordt op een zelf gekozen tijdstip gebeld voor een kort telefonisch consult. De rest regelt TelePsy. In theorie levert het hele traject via TelePsy ook financiële voordelen op. Door de diagnose vóór de tweede lijn te plaatsen, hoeven er minder consulten plaats te vinden bij de uiteindelijke behandelaar. Dit is de theorie, maar hoe zit het in de praktijk? Wat nu de precieze voor- en nadelen zijn, gaan we uitpluizen met behulp van een aantal onderzoeken. Om de effectiviteit van het instrument te testen, starten we met een procesevaluatie en een validiteitonderzoek. De ervaringen van de patiënten en huisartsen met het werken met het instrument zijn hierbij van groot belang. Het validiteitonderzoek bepaalt of de diagnose van TelePsy overeenkomt met de diagnose van de huidige gouden standaard, de klinische psycholoog. Bovendien gaat een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek uitwijzen hoe effectief, efficiënt, winstgevend en kostenbesparend het instrument daadwerkelijk is op grote schaal. Gelukkig zijn er geweldige collegae bij HAG die mij met hun wijsheid en ervaring altijd de goede kant uitsturen. Het zal dan ook geen probleem zijn om hier de komende jaren veel te leren over het verrichten van onderzoek. 9 Aan de hand van al deze randvoorwaarden heb ik bestaande vragenlijsten bekeken en zijn we tot de conclusie gekomen dat er geen vragenlijst is die voldoet aan alle randvoorwaarden. Vanaf 1 juni 2011 ben ik officieel promovendus bij CAPHRI en werk ik aan de ontwikkeling van een nieuwe ‘ziektelastmeter’. Deze ontwikkeling gaat in samenwerking met patiënten en zorgverleners. Na de ontwikkelingsfase willen we het instrument gaan testen in een gerandomiseerd klinisch onderzoek. Deze nieuwe ‘ziektelastmeter’ zal mogelijk de huidige indeling van ernst van COPD (GOLD) op termijn vervangen. De komende 4 jaar zal ik dus nog werkzaam zijn bij CAPHRI en ben ik te vinden bij Huisartsgeneeskunde, op de derde verdieping van Peter Debyeplein 1. op één lijn 41
3e uitgave 2011 Stelt zich voor Sofie van Hoof ONDERZOEKER HUISARTSGENEESKUNDE Mijn naam is Sofie van Hoof (23) en per 1 september werk ik bij Huisartsgeneeskunde. Samen met Piet woon ik sinds mei 2011 met veel plezier in Eindhoven. Voorafgaand aan deze baan heb ik sociologie gestudeerd aan de Radboud Universiteit in Nijmegen waarna ik een beleidsmaster heb gedaan aan de Universiteit Utrecht. Het afstudeeronderzoek van deze master stond in het teken van de netwerken van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE) en daarnaast heb ik gekeken hoe nieuw beleid in de gezondheidszorg van invloed is geweest op deze netwerken. Met de netwerken worden alle interne en externe contacten bedoeld die aanwezig zijn binnen SGE. Er is gekeken naar de netwerken van de tien gezondheidscentra van SGE en het gehele netwerk van de stichting. Binnen het project van ZonMw ‘Op één Lijn’ hebben wij een subsidie verworven en inventariseer ik de patiëntenparticipatie bij SGE. Ik onderzoek hoe we de kwaliteit van de samenwerking tussen de patiënten van SGE en de stichting kunnen verbeteren. Op dit moment bestaat er samenwerking in een cliëntenraad, in klankbordgroepen (behorende bij de tien gezondheidscentra van SGE) en in zorginnovatieteams. In de dagelijkse praktijk blijkt de rol van de patiënt wel eens onduidelijk. De patiënten krijgen een duidelijke rol in dit onderzoek. Een doel van dit onderzoek is om tot concrete beleidsaanbevelingen en vervolgafspraken te komen hoe de samenwerking binnen de Stichting het beste ingericht kan worden. Een tweede doel is om een in de dagelijkse praktijk werkbare en overdraagbare blauwdruk te ontwikkelen voor andere eerstelijnszorginstellingen en -stichtingen. Voor dit onderzoek ga ik interviews houden met alle samenwerkingspartners binnen SGE (patiënten, zorgverleners, beleidsmakers en managers) en met een vertegenwoordiger van de Nederlandse Consumenten en Patiënten Federatie. Daarnaast ga ik mono- en multidisciplinaire focusgroepen houden waarin alle partners deelnemen. Mijn motivatie om dit onderzoek tot een succes te laten worden, is erg hoog. Ook binnen de stichting merk ik een grote betrokkenheid bij dit onderzoek. Tot maart 2013 zal ik daarom met veel plezier werken bij Huisartsgeneeskunde en Stichting Gezondheidscentra Eindhoven. Open deuren Dynamisch! DOOR LILIAN AARTS, ONDERWIJSCOöRDINATOR VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Personeelsmanagement was een uitdaging voor mij toen ik drie jaar geleden begon aan mijn nieuwe taak als onderwijscoördinator bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. We hebben te maken met bezuinigingen, een langdurige vacaturestop en curriculumherzieningen. Toch is het weer gelukt om alle onderwijs te organiseren. 10 op één lijn 41
3e uitgave 2011 Dit studiejaar zijn zoals altijd 40-45 huisartsen actief betrokken bij het onderwijs Geneeskunde in Maastricht. We hebben het dan over rollen als tutor in jaar 1 en 2, coach in jaar 3, deelname planningsgroepen en de 10 weekse HAB (Huisartsbegeleider) rol tijdens het coschap in jaar 5. Het Onderwijsinstituut stuurt ons in het voorjaar de zogeheten onderwijsaanslag. Het gaat hierbij om een structurele totaalvraag aan onderwijsrollen ter hoogte van 11 fte’s die ook door het Onderwijsinstituut gefinancierd wordt. Het betreft rollen in het curriculum Geneeskunde, AKO (4-jarige master tot arts-klinisch onderzoeker), ITM (International Track Medicine) en Gezondheidswetenschappen. Inmiddels maakt het contact met onze docenten essentieel deel uit van mijn weekinvulling. Ik werk 4 hele dagen waarop docenten vaak even binnen lopen. Die momenten vind ik heel waardevol, je leert docenten kennen en waarderen, vooral ook als persoon. Samen met kamergenoot Laury de Jonge, sectorhoofd basiscurriculum, probeer ik alle persoonlijke affiniteiten en ambities van onze huisartsdocenten te integreren in hun onderwijstaken. Er is ruimte voor inhoudelijke herzieningen van programma’s zodat de huisarts in een zo vroeg mogelijk stadium van de opleiding geneeskunde in beeld is en blijft. Onderwijs moet vooral leuk zijn! Docentprofessionalisering kan ondersteunend en stimulerend zijn voor een docent om een bepaalde lijn binnen haar of zijn professionele carrière in onderwijs uit te zetten. De professionaliseringsactiviteiten zijn erop gericht de onderwijsinhoudelijke en didactische competenties van docenten te ontwikkelen. De laatste 2-3 jaren merken we dat huisartsen die stoppen met patiëntenzorg in hun eigen praktijk, zeer gemotiveerde onderwijsgevers zijn. Zij putten uit een enorme jarenlange ervaring en dat spreekt de studenten enorm aan. Daarnaast proberen we de jongere, moderne huisarts enthousiast te krijgen om docent te worden zodat de club docenten gevarieerd blijft in brede zin. Naast de organisatie van het onderwijs in Maastricht door huisartsen, is het praktijkonderwijs (stages Huisartsgeneeskunde) mijn tweede uitdaging, aangezien er heel veel soorten zijn. Al deze studenten lopen vroeg of laat binnen hun opleiding stage binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ik zal geen cijfers noemen, maar duidelijk is wel dat het totale aantal studenten binnen de diverse stagegroepen blijft groeien. De komende jaren staat ons een toename van 15% van het aantal studenten Geneeskunde te wachten. We praten dan over 400 studenten die allemaal opgeleid moeten worden tot basisarts. En met goede rolmodellen wil een hopelijk groeiend aantal van deze studenten zich later specialiseren tot huisarts (met alle consequenties voor het benodigd aantal opleiders). Zonder opleiders geen onderwijs! Waar het aantal deelnemende huisartsen aan het coschap de laatste jaren afnam door o.a. allerlei veranderingen binnen de praktijkorganisatie, zien we dit jaar een voorzichtig stijgende lijn. Gelukkig maar. Dat betekent immers dat we onze ‘vaste’ opleiders niet bij herhaling vragen er vooral ‘nog een extra’ te nemen. Aan welke toverformule deze stijging te danken is weet ik niet. Ik geloof niet in magie, dat is immers gezichtsbedrog. We stelden jullie huisartsen heel wat vragen over al dan niet deelname aan onderwijs en/of onderzoeksactiviteiten binnen de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Ik vind het vooral interessant te weten waarmee we u als huisarts zouden kunnen prikkelen. Waarmee kunnen we jullie blij maken? Intern zien we optimale inzet van beschikbare opleidercapaciteit als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Samen met mijn collega’s van de Huisartsopleiding bespreken we zaken als de doorstroom: welke opleider heeft voldoende ervaring en ambieert een aios in de praktijk? Hoe pakken we dit samen aan om verlies aan co-plaatsen tot een minimum te beperken? Opleiders die even geen aios in de praktijk hebben (zwangerschapsverlof aios) gaan we steeds vaker enthousiast proberen te krijgen om (weer eens) een co te begeleiden. In het verlengde hiervan ligt het zogeheten aios-co model, waarbij de aios de begeleiding van de co overneemt van de opleider. Door efficiency en innovatieve modellen, proberen we de bezetting van de huisartspraktijk als voorziening zo optimaal mogelijk te benutten. Terugkijkend over de afgelopen 3 jaren vind ik dat de rol van onderwijscoördinator goed bij mij past. Ik houd van kritisch kijken naar bestaande zaken en ga problemen of veranderingen niet uit de weg. Ik pak ze aan en liefst zo snel mogelijk. Met dat tempo heb ik wel geleerd een beetje op te passen, niet zozeer omdat organisatorische veranderingen meestal van diverse factoren afhankelijk zijn, maar deels ook uit zelfbehoud. Voor je ’t weet wil je teveel tegelijk, doseren is ook een kunst. Persoonlijke contacten zijn voor mij heel waardevol. Communicatie is ontzettend belangrijk. Per mail kan een mens snel en veel zaken doen. Goed persoonlijk contact onderhoud je door regelmatig samen aan een tafel te zitten, door een goed gesprek te voeren met een kop koffie erbij. Mijn deur staat in elk geval open, koffie is er altijd, iedereen is welkom. 11 op één lijn 41
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Vanuit het onderwijs Wij zijn de basis DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM & HUISARTS IN ELSLOO Het nieuwe curriculumjaar 2011-2012 kende een onstuimige start. In maart kondigde het college van bestuur een algemene vacaturestop af. Naast deze vacaturestop zullen nog meer bezuinigingsmaatregelen gaan volgen. De sector onderwijs kenmerkt zich door een verwacht aantal personeelswisselingen bij de docenten. Hoewel het totaal aantal docenten telkens een kleine toename laat zien, vertrekken jaarlijks 4-5 docenten, vaak vanwege een toename van praktijkwerkzaamheden of verhuizing. Tegelijkertijd is er ook altijd nieuwe aanwas. Dit zijn dan zowel jonge klaren voor kortere of langere tijd ervaring op willen doen in onderwijs, met name het begeleiden van een groep coassistenten. Daarnaast is er ook een vaste groep ervaren huisartsen die aan het eind van hun huisartscarrière behoefte voelen om door het geven van onderwijs kennis over te dragen. Behoorlijk dynamisch dus, zo schrijft ook onderwijscoördinator Lilian Aarts in dit nummer van op één lijn. In die dynamiek wringt ook de schoen bij een vacaturestop. Gelukkig is de financiering van onderwijsrollen vrij simpel: in principe worden we voor alle rollen waarvoor we gevraagd zijn betaald. Daardoor kon met extra motivering ook dit jaar weer de formatie sluitend gemaakt worden. Helaas gaat dit minder op voor ontwikkeling van nieuwe rollen of projecten. Zo las u in juni over een pilot patiëntcontact in het derde jaar. Deze is inmiddels van start gegaan, en hoewel de eerste evaluatie positief zijn was het onzeker of de financiering wel tijdig rond zou zijn. Nieuwe ontwikkelingen, evalueren en aanpassen van beproefde onderwijsactiveiten blijven noodzakelijk. Mieke Winten schrijft in dit nummer haar ervaringen met het herzien van de GEZP-stage, de succesvolle 18 weekse stage in het 6e jaar van de geneeskunde opleiding. Docenten zijn het fundament, ook voor het geneeskundeonderwijs. Immers, vrij naar cabaretier/ arts Ernst van der Pasch en het lied dat hij voor de huisartsenmanifestatie schreef: ‘Wij zijn de basis, het fundament. Wij zijn de docent die iedereen kent.’ Nieuwe GEZP1 coördinator Veel voldoening om kennis en ervaring uit de praktijk over te dragen DOOR MIEKE WINTEN-HUISMAN, COöRDINATOR GEZP Terug naar HAG Toen ik in 2008 om gezondheidsredenen genoodzaakt was om na 30 jaar mijn loopbaan in de huisartsenpraktijk in het Gezondheidscentrum Neerbeek te beëindigen, keerde ik terug naar de vakgroep huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht. Naast mijn praktijk had ik daar 12 20 jaar onderwijservaring als inhoudsdeskundige bij de terugkomdagen van de huisartsopleiding. Gynaecologie en oogheelkunde waren mijn differentiaties in de praktijk en ik ontwikkelde hiervoor onderwijsprogramma’s voor de aios. 1 GEZP – Gezondheidszorgparticipatie
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Toen mij werd voorgesteld om Huisartsbegeleider (HAB) bij de coschappen huisartsgeneeskunde te worden, heb ik dat met beide handen aangegrepen. Het geeft erg veel voldoening om mijn kennis en ervaring uit de praktijk over te dragen aan de studenten. Ik ben heel enthousiast over het huisartsenvak en denk dit als rolmodel uit te stralen op de jongere generatie. De terugkomdagen probeer ik te verlevendigen met talloze voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Zorgstage jaar 6 in de huisartspraktijk: GEZP1 Het kon haast niet uitblijven dat er meerdere taken werden aangeboden. Zo werd ik vorig jaar gevraagd om het coördinatorschap van de GEZP over te nemen van Laury de Jonge. Het was voor mij een volstrekt onbekend terrein, waar ik me langzaam maar zeker vertrouwd mee heb gemaakt. Wat houdt het in: 6e jaars studenten lopen 18 weken een semi-artsstage in een specialisme naar keuze, waaronder huisartsgeneeskunde. Daarnaast doen ze een 18-weekse wetenschapsstage, WESP2 genaamd. Huisartsgeneeskunde biedt ook WESP-stages aan waarop studenten kunnen solliciteren. Voor de AKO3-studenten is er een combistage, waarbij de zorgstage gecombineerd (en gecomprimeerd) wordt met de wetenschapsstage. De GEZP huisartsgeneeskunde is bedoeld voor studenten die twijfelen over hun specialisatiekeuze. Soms hebben zij het coschap in een solopraktijk gedaan en willen ze ervaren hoe het vak wordt uitgeoefend in een andere setting zoals een groepspraktijk of gezondheidscentrum. Ook komt het voor, dat studenten zich afvragen of ze kunnen omgaan met de onzekerheden, die zo karakteristiek zijn voor dit vak. Het management van een praktijk komt wat meer in beeld tijdens deze stage, zodat studenten kunnen toetsen of zij dit een aantrekkelijke kant van het beroep vinden. Om aangenomen te worden voor de GEZP moeten de studenten solliciteren bij mij. Er zijn 2x3 plaatsen per jaar en nog eens 3 AKO-plaatsen. Deze stages vinden plaats in academische huisartspraktijken. Het verschil met een coschap HAG is, dat de student 5 dagen per week aanwezig is, eigen spreekuren draait, meer verantwoordelijkheid krijgt en de consulten zelfstandiger uitvoert, uiteraard nog steeds onder supervisie. We verwachten, dat de student een chronische of terminale patiënt gedurende de hele stage begeleidt. Er wordt aandacht besteed aan categorale spreekuren, multidisciplinaire besprekingen en meerdere ANW diensten samen met de opleider. Verder krijgt hij opdrachten met betrekking tot in de onderwijsdoelstellingen geformuleerde thema’s, waarbij de praktijk van de zorg wordt gespiegeld aan wetenschappelijke literatuur. Naast een schriftelijke verslaglegging wordt over het betreffende onderwerp een presentatie gehouden. 2 WESP – Wetenschapsparticipatie 3 AKO – Arts Klinisch Onderzoeker, studenten met een biomedische vooropleiding die hun 4 jarige master volgen bij Geneeskunde Wat is nu mijn taak? Ik selecteer de sollicitatiebrieven en voer de sollicitatiegesprekken tweemaal per jaar. Ik beoordeel de protocollen waarin de student zijn motivatie en leerdoelen formuleert en ik organiseer de terugkomdagen gemiddeld eenmaal per 4-6 weken. Hier vindt uitwisseling van ervaringen in de praktijk plaats en worden casus rond een bepaald thema besproken. Tot slot ben ik het aanspreekpunt voor zowel student als opleider wanneer er problemen zijn. Recent ben ik bezig geweest met de inhoudelijke revisie van de GEZP. Dit heeft geresulteerd in extra nadruk op het volgen van de chronische of terminale patiënt, waarbij meer aandacht moet uitgaan naar de rol en samenwerking van de diverse hulpverleners rondom de patiënt zoals huisarts, verpleegkundige, maatschappelijk werker, fysiotherapeut, apotheker, maar ook de mantelzorgers en last but not least de partner en kinderen. Ook de impact van de ziekte op werk, sociale context en invloed op de toekomst neemt een belangrijke plaats in. Verder kunnen de studenten als leerdoel kiezen spoedeisende zorg, GGZ in de praktijk of preventie, afhankelijk van de mogelijkheden die de praktijk biedt. Al met al houden de GEZP-studenten me doorlopend bezig en begeleid ik hen met veel plezier. Na deze stage is het voor de meesten in elk geval zeer duidelijk of zij binnen de huisartsgeneeskunde hun toekomstige beroep zien. 13
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Onderwijsprijs Beste HAB-schap coschappen jaar 2011-2012 DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Ze worden weer uitgereikt in december: de onderwijsprijzen namens de belangenvereniging van masterstudenten geneeskunde Pulse Master vroeger Ko-beraad geheten. Het gaat om de prijs voor beste clinici van het jaar (2010-2011) en ook de beste stageplaats. Aan de laatste categorie kan Huisartsgeneeskunde lastig meedoen gezien de lage N voor de verkiezing van één plek, wij hebben heel veel (leuke) stageplekken! We doen wel mee met de verkiezing van de beste Huisartsbegeleider bij de coschappen, de HAB prijs voor de huisarts die in een periode van 10 weken alle deelnemende huisartsen bezoekt en begeleidt inclusief stagelopende co’s. En die co’s, die geven hun rapportcijfer aan iedere HAB. We hebben geen stop meer gedurende de zomervakantie en dat betekent dat er non stop is opgeleid. De laatste groep van het oude jaar waarop de verkiezing betrekking heeft, is op 8 oktober jl afgerond. En toen alle studenten hun cijfers ingeleverd hadden, konden wij de lijst met genomineerden voor deze prijs inleveren bij de organisatie. De namen zijn, in willekeurige volgorde: Mieke Winten Janneke van Drunen Wil Keulers Marleen Koning Het kan zijn dat u sommige namen al eerder hebt gelezen in dit verband en dat klopt. En dat terwijl we een groot aantal HABs hebben. Het betekent dat een aantal van de genomineerden steevast een kwalitatief goede prestatie levert en dat blijft bijzonder, zo vinden ook de studenten die hun inzet zo hoog waardeert. De genomineerden scoorden allen hoger dan een 8,8 en de winnaar scoorde zelfs een 9,2 gemiddeld. In het eerste nummer van 2012 zullen wij de winnaar bekend maken. Wordt vervolgd. Nascholing vanuit onderzoek Erfelijke kanker in de spreekkamer DOOR ISA HOUWINK, HUISARTS EN ONDERZOEKER De focusgroepen met huisartsen en experts op het gebied van onderwijs over genetica vonden twee jaar geleden plaats. Toen werd duidelijk wat de behoeften zijn op het gebied van genetica in de huisartsenpraktijk. Nu komt de nascholing naar de huisarts toe. We hebben in samenwerking met het NHG een mooie nascholing georganiseerd. Wij zijn op zoek naar huisartsen die aan deze nascholing willen meedoen. U krijgt onderwijs op maat over genetica dat direct toepasbaar is in de dagelijkse huisartsenpraktijk. Cursusdata De cursus wordt in Limburg georganiseerd in samenwerking met de RHZ Heuvelland. De cursusdata in Limburg zijn: 10 januari 2012, 12 januari 2012, 10 april 2012, 19 april 2012 Accreditatie is aangevraagd voor 7 uur (incl. spreekuurbezoeken en de online toetsen). Indien u de internet-PIN Erfelijke kanker ter voorbereiding ook afrondt, ontvangt u 2 punten extra. http://nhg.artsennet.nl/scholing.htm Als u nog vragen hebt: Isa.Houwink@hag.unimaas.nl of e.houwink@vumc.nl 14
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Nascholing 'Hoe meer ik weet, hoe meer ik wil weten' DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, NASCHOLINGSCOöRDINATOR HUISARTSGENEESKUNDE We zien een trend: er wordt de laatste jaren minder nageschoold dan zo’n 10 jaar geleden en áls, dan wordt er gemultitaskt: liefst in de eigen regio een paar uur scholen en afspraken maken met collega’s, netwerken en even gezellig samen zijn. Daar is niets op tegen, maar soms is er wellicht behoefte aan een degelijke cursus over één onderwerp. De UM zou daarbij de regio graag de hand reiken. Cursussen die verdieping en training beogen worden op verzoek door ons ontwikkeld en voor zorggroepen e.a. gegeven. Zo is nu een theorie cursus oogheelkunde voor gevorderden ontwikkeld in samenwerking met de Stichting Onderwijs Oogheelkunde aan Huisartsen in Nederland (www.stoohn.nl). Nog altijd draaien de inmiddels gerenommeerde cursussen: summercourse palliatieve zorg, Lucht voor Limburg, en chronische pijn. De Masterclass diabetes kan op verzoek per regio worden gedraaid en aan de wensen aangepast. Zie daarvoor ook de site van TopEvent www.topevent.nl De NHG-UM kaderopleiding hart- en vaatziekten Start haar derde ronde (K3) in september 2012 Wie zich wil laten inspireren door heel enthousiaste en ambitieuze collega’s moet een kaderopleiding volgen. NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek DOOR LUC GIDDING, PROMOVENDUS HAG EN DEELNEMER De Opleiding tot Huisarts Onderzoeker bestaat sinds 1993 en is een gezamenlijk initiatief van de vakgroepen Huisartsgeneeskunde van de universiteiten van Maastricht, Amsterdam, Leuven, Antwerpen, Brussel en Gent. Meer recent zijn ook de universiteiten van Düsseldorf, Rostock en Marburg toegetreden. De opleiding is inmiddels een tweejarige NHG Kaderopleiding geworden, bedoeld voor alle professionals werkzaam in de eerste lijn, en dus niet alleen voor huisartsen. Het doel van het eerste jaar is om de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om op kleine schaal onderzoek te doen en daarover te rapporteren. Na succesvolle afronding van jaar 1 kunnen gevorderden doorgaan richting wetenschappelijke publicatie of promotieonderzoek. In het academische jaar 2011-2012 wordt het eerste jaar ingevuld door een startercursus (3,5 dag) en jaar 2 met drie workshops van ieder tweeënhalve dag. Van 12 tot 15 Kaderopleiding Hart – en Vaatziekten Start Nieuwe Groep 5 September 2012 Meer info op www.hag.unimaas.nl/hvz (Lorem Ipsum Dolor) En met liefde voor het hart is de keuze voor de kaderopleiding hart- en vaatziekten snel gemaakt. Er zijn inmiddels 17 kaderhuisartsen HVZ klaar (K1) en 20 bijna klaar (K2, april 2012). Ik ken niemand die spijt heeft gehad van deze ‘investering’. De kaderhuisartsen zijn erg gewild: voor allerlei onderwijs en overleg worden ze gevraagd. Ze vormen – verenigd binnen de NHG-expertgroep HartVaatHAG – inmiddels een hecht team. Het wachten is nu op K3 die start in september 2012, De inschrijving daarvoor is geopend. Zie www.hag.unimaas.nl/hvz In het najaar gaat ook een Asclepionleergang cvrm van start. Zie de NHG-site (www.nhg.artsennet.nl/scholing). Deze is bedoeld voor degenen die alleen voor de eigen praktijk of zorggroep en alleen op het gebied van risicomanagement kennis willen verwerven. De leergang is ontwikkeld in samenwerking met de kaderopleiding. Ook de docenten zijn grotendeels dezelfde. Doorlopen van de leergang (3 dagen) geeft geen bekorting van de kaderopleiding. Wel vergt het eerste deel van de kaderopleiding dan minder tijd. School ze!
3e uitgave 2011 17 september jl. vond in Maastricht de startercursus plaats met aansluitend de gevorderdencursus, zodat deelnemers direct beide konden combineren. De inhoud en opzet van de cursus maakte het goed mogelijk om op een begrijpelijke manier geïntroduceerd te worden in vele elementen van ‘onderzoek doen’. Er leek een directe relatie te bestaan tussen de kwaliteit van de voordrachten en het werken in subgroepen enerzijds en de interactie met en tussen de deelnemers en de prettige sfeer anderzijds. Hoewel we niet zeker weten in hoeverre deze relatie beïnvloed werd door het mooie weer, het lekkere eten en de prachtige omgeving: het Vrijthof te Maastricht. Er werd onder de bezielende leiding van cursusleiders Paul van Royen en Geert-Jan Dinant en de strakke organisatie van Karin Aretz, aandacht besteed aan onder meer het opstellen van onderzoeksvragen, zoeken van literatuur, statische basisbegrippen en -methodes, soorten onderzoek, het geven van presentaties en het schrijven van wetenschappelijke artikelen. Om het multidisciplinaire karakter van deze Kaderopleiding ook hier te laten terugkomen, hebben we hieronder verschillende impressies van de cursus voor u verzameld: 'Een goede introductie in alle facetten van wetenschappelijk onderzoek. Een absolute meerwaarde vond ik de verschillende (arbeidstechnische) achtergronden en nationaliteiten van de deelnemers.' Joris Linmans, arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker, HAG Maastricht 'As a beginner in primary healthcare research, my thoughts have been that I am ‘far behind the pack’ in medical biostatistics. The feeling that I will never catch up and there is no need even to begin learning some basics in biostatistics. The course proved me wrong and made me realize that there is time to catch up with the pack and I felt like I could have begun learning some basics of biostatics like yesterday.' Mala George, promovendus HAG Maastricht, afkomstig uit Kenia 'Read and Talk of Talk and Read?.... De rode draad die voor mij terug kwam in de onlangs gevolgde cursus binnen de Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek. Een opleiding, internationaal, met een gevarieerd programma-aanbod om je kennis en vaardigheden te vergroten op onderzoeksgebied. ‘Read en Talk’ geeft goed weer dat je een dynamisch proces volgt als je op kleine, of grote schaal, betrokken bent in of met onderzoek. Lezen (Read) tot je een ons weegt (heeft dit al iemand onderzocht?) nooit stoppen met praten (Talk) om je onderwerp te promoten en je netwerk uit te breiden. Tijdens een lunch ga ik dit gegeven maar eens onderzoeken en begin met mijn ‘Talk’ en yes!, ik krijg een gouden tip om een boek te lezen (Read) over kwalitatief onderzoek. Een van de ‘topics’ waarin ik geïnteresseerd bent. Het werkt! Als groep heerste er een goede sfeer. De deelnemers waren enthousiast en leergierig om veel van elkaar te weten te komen. Op onderzoeksgebied maar ook het persoonlijke tintje werd niet vergeten. De focusgroepen op het eind van de dag zorgden voor goede sparringpartners en leverde nieuwe ideeën en mogelijke wegen om te bewandelen. Al met al kijk ik terug op een mooie week waarin ik nieuwe vaardigheden heb ontwikkeld door een goede diversiteit aan onderwerpen en leraren, leuke contacten heb kunnen leggen en vooral energie om.... to Read and Talk. Thanks everybody!' Helga Liégeois, onderzoeksmedewerker Huisartsopleiding Maastricht Al met al is deze Kaderopleiding een goede gelegenheid om een wetenschappelijke draai te geven aan de nieuwsgierigheid en creativiteit die toch al gemeengoed zijn bij eerstelijns gezondheidszorgprofessionals. Wilt u meer weten over deze Kaderopleiding, kijk dan op de website van het NHG of mail naar Karin Aretz, cursusmanager: Karin.Aretz@maastrichtuniversity.nl 16 op één lijn 41
3e uitgave 2011 Life in Maastricht Doing research and having fun BY MALA GEORGE, KENYAN PHD-STUDENT I am a first year PhD student working in Ethiopia. My PhD research is about improving tuberculosis care in a resource constrained setting. I am also affiliated to CAPHRI School for Public Health and Primary Care, the department of general practice (HAG), Maastricht University. The beginning of my PhD research work was intimidating. I thought that undertaking a PhD research is a really serious issue! A thought of doing research and having fun was just incompatible. But my mentality was changed when I came to HAG in Maastricht. I found out that research can be done just for fun and not necessarily to touch the real world, spanning across the decades. For instance, in my Maastricht office, there was a poster with an abstract: 'The effect of beer ingestion on research ideas and sex appeal of one well-known primary care researcher; study protocol of a non-randomized, open label, totally uncontrolled study.' Reading through this abstract leaves one not only smiling, but also more aware of the importance of creating fun opportunities to make casual conversation out of one’s otherwise ‘serious research’. Thank you guys, now I can have fun with my PhD research. My first stage in preparation for research was just ideal at HAG. I learnt the importance of exploring the research idea, which gave me time for reflection and ‘reading around’ the subject. This presented the best chance of bringing my creativity on the project. Usually you do not get the chance to do this in settings in Africa. The issue is that, it is amazing how the Maastricht research supervision team stayed in close contact with me from the beginning, making sure that I am not overwhelmed with new experimental techniques to learn, instruments to master, theoretical frameworks and novel methodology to become familiar with. Putting in place their network of researchers from HAG to improve my skills and help me realize that at HAG there is no such thing as a researcher who ‘knows it all.’ It has always been a pleasure and moments of experience every time I come to HAG. I had a good opportunity to meet other PhD students with whom I have gained valuable insight on my issues. I learnt from their experience that as a researcher I have to take charge of my research work and professional skills development. Thank you all for willing to share some of your early experiences with me and I hope that you also gained valuable training even to supervise a junior colleague later in your career. Now I am going back to Africa with the confidence that ‘the usual’ citing of references is over as I begin ‘the best’ citing using Endnote and Mendeley. Besides, learning from you how I can do the best literature search as much as possible. Finally, the two months I spend here on my research is worth four months spent in Africa. Why? The working and learning culture at Department of general practice; is ideal for thinking’ time as well as ‘doing’ time. 17 op één lijn 41
op één lijn 41 3e uitgave 2011 European General Practitioners Research Netwerk Voor iedereen die onderzoek doet in de eerste lijn! DOOR TINY VAN MERODE, HUISARTS EN ONDERZOEKER Sinds 2010 ben ik Nationaal Vertegenwoordiger voor Nederland (in casu het NHG) in het European General Practitioners Research Netwerk (EGPRN). Ik neem deze gelegenheid te baat om iedereen op het bestaan van EGPRN te wijzen, en vooral de mogelijkheden die het heeft voor onderzoekers in de huisartsenpraktijk. De EGPRN bestaat al 20 jaar, en organiseert elk jaar 2 bijeenkomsten ergens in Europa. Deze bijeenkomsten duren 2 volle dagen, waarbij zowel voordrachten als posters rond een bepaald thema aan bod komen, alsook Freestanding papers. Dat wil zeggen dat je ook abstracts kunt indienen wanneer je onderzoek niet onder het thema van die bijeenkomst valt. De sfeer in de EGPRN is heel prettig: er wordt vriendelijk en opbouwend kritiek geleverd, en je kunt ook feedback vragen op je presentatie. Omdat heel Europa vertegenwoordigd is, bestaat ook de mogelijkheid om Internationale samenwerkingen aan te gaan. Veel van de deelnemers komen jaar op jaar terug, omdat het zo prettig was. Nadat ik in 2007 voor het eerst (in Boedapest...het is ook nog eens een heel leuke reisclub!) deelnam ben ik telkens weer gegaan, met als resultaat dat ik nu Nederland vertegenwoordig. De kosten van een meeting zijn zeker niet hoog, en die van het lidmaatschap ook niet. Twee dagen Europese Huisartsgeneeskundige research voor 150 euro! Dan moet je wel lid van de EGPRN zijn (dit kost 180 euro voor 3 jaar en dat is 6 bijeenkomsten voor de halve prijs, en er is ook de mogelijkheid om 1 jaar lid te worden), anders betaal je vanzelfsprekend meer. Een ander voordeel is dat de geaccepteerde abstracts van elke bijeenkomst gepubliceerd worden in het European Journal of General Practice, en dat je ook gratis online access tot dit tijdschrift hebt. Ik ben net terug van de bijeenkomst in Krakau, waar het thema Infectieziekten was. Vanuit Maastricht hield Petra Erkens een voordracht, maar er waren meerdere Nederlandse deelnemers. De organisatie was prima, en we hebben veel opgestoken. De volgende meeting is in Ljubljana (Slovenië), van 10-12 mei 2012. Het thema is Quality improvement in the care for chronic diseases in the family practice with 18 contributions from education and research. De meeting wordt in samenwerking met EURACT georganiseerd. Naast de organisatie in de huisartspraktijk, de rol van een ieder van de medewerkers erin (denk ook aan de praktijkondersteuners) en de al bestaande gestructureerde zorgprogramma’s voor chronisch zieken in al die Europese landen, komen ook de effectiviteit en ontwikkeling daarvan aan bod. Het lijkt me een zeer praktisch onderwerp, waarbij er nog heel wat valt te leren van elkaar. Naast het tweedaagse congres zijn er ook preconference workshops: over ontwikkeling van gevalideerde vragenlijsten, en over hoe kwaliteitsverbetering in de beroepsopleiding vorm kan krijgen. De voertaal van zowel congres als deze workshops is Engels. De deadline voor het indienen van een abstract is 15 januari 2012. Voor verdere informatie kun je de website raadplegen: www.egprn.org. Daarnaast kun je voor vragen ook met mij contact opnemen: tiny.vanmerode@hag.unimaas.nl Het zou voor de EGPRN goed zijn als er uit een land waarin de eerstelijn zo goed ontwikkeld is als in Nederland, veel deelnemers komen naar de bijeenkomsten, en ook als er veel Nederlandse leden zijn. Daarnaast zou ik het zelf erg leuk vinden velen van jullie te zien op volgende bijeenkomsten, het liefst natuurlijk met een leuke presentatie! Eros Bendato heet de bronzen sculptuur en het is gemaakt door Igor Mitoraj in 1999 en staat op het Rynak marktplein in Krakau
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT De oogst bestaat deze keer uit: SMILE, MUST en … Hartslag! Hartslag? Ja, ‘Hartslag Limburg’, de cardiovasculaire preventietrial die in de regio Heuvelland plaatsvond ruim voordat de CVRM-DBC haar intrede deed. Het is Patrick van Limpt, huisarts in gezondheidscentrum Withuis te Venlo, dan toch gelukt zijn onderzoek naar de meerwaarde van een ‘gezondheidsadviseur’ te publiceren. Proficiat! De ‘gezondheidsadviseur’ was een praktijkondersteuner avant la lettre, die als taak had het cardiovasculair risicoprofiel te completeren, de patiënt ‘op maat’ te adviseren en te begeleiden, en de huisarts in te lichten over de vorderingen van de patiënt. Voor de eerste sessie met de patiënt, die tevoren een vragenlijst had ingevuld, was 45 minuten uitgetrokken, de – maximaal 5 – vervolgconsulten duurden maximaal een half uur. De patiënt kon ook telefoneren met de adviseur. Leefstijladviezen werden gegeven afhankelijk van de prioriteiten van de patiënt. Effecten op cardiovasculaire risicofactoren werden gemeten na 6, 18 en 36 maanden. 1275 patiënten van 34 huisartsen uit 24 huisartspraktijken in Maastricht en omgeving deden mee in deze ‘cluster randomized trial’. Enne, kwam er wat uit? Tja, zowel in de praktijken met als zonder de gezondheidsadviseur waren er (kleine) gewenste effecten op bloeddruk, gewicht, lipiden, etcetera. Echter, de 2-3 sessies (totaal gemiddeld 83 minuten) die de patiënten in de interventiegroep met de gezondheidsadviseur hadden, konden het verschil niet maken. Na 6 maanden was de BMI (gemiddeld 28) 0.2 extra gedaald (gemiddeld 6 ons extra eraf …) en na 18 maanden was het HDL (gemiddeld 1.3) 0.05 mmol/l extra gestegen. De huidige POH heeft natuurlijk langduriger contact met de CVRM/patiënt en haar werkzaamheden zijn ook beter geïntegreerd in de dagelijkse huisartsenzorg. Toch doen studies als Hartslag en Impala (in deze rubriek eerder besproken) uitzien naar gedegen evaluatiestudies – effect en proces – van onze huidige CVRM-inspanningen! [van Limpt] Ramon Ottenheijm, huisarts te Geulle, publiceerde het onderzoeksprotocol van ‘MUST’: de ‘Maastricht Ultrasound Shoulder pain Trial’. Meer dan 200 patiënten zullen op reguliere wijze behandeld worden (corticosteroid-injecties, fysiotherapie, verwijzing ortopeed), maar bij de helft van de patiënten zal gebruik gemaakt worden van de uitslag van een echo van de schouder, bij de andere patiënten niet. [Ottenheijm] 19
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Marjan van den Akker was betrokken bij weer een analyse van het Eindhovense SMILE-cohort (zie eerdere bijdragen in deze rubriek). De onderzoekers keken naar de samenhang van opleidingsniveau en materiële respectievelijk psychosociale verklaringen voor het niveau van fysiek en mentaal functioneren bij middelbare (55-65jr) en oudere (65+) personen. In beide leeftijdsgroepen waren gegevens van rond de 2500 patiënten voor analyse beschikbaar en men had van veel patiënten ook follow-up gegevens (0-5 jaar, gemiddeld 2.5 jaar). Zoals je kon verwachten, functioneerden mensen met een lager opleidingsniveau zowel mentaal als fysiek minder goed dan mensen met een hoog opleidingsniveau. De verschillen namen echter niet toe in de loop van de tijd. Interessanter waren de materiële en immateriële ‘compensatiemechanismen’. Mensen die het materieel beter voor elkaar hebben, functioneren beter. Van de psychosociale kenmerken dienen vooral genoemd te worden ‘self-efficacy’ en ‘mastery’. Met ‘self-efficacy’ wordt bedoeld de mate waarin iemand gelooft dat hij/zij zelf een bepaald (gewenst) gedrag kan vertonen (‘in je eigen kunnen geloven’); met ‘mastery’ wordt bedoeld de mate waarin iemand gelooft dat zijn/haar gedrag invloed heeft op gebeurtenissen in zijn/haar omgeving (‘geloven dat je gedrag invloed heeft’). Deze twee aspecten van regie voeren over je leven, bleken de initiële verschillen in mentaal respectievelijk fysiek functioneren op basis van opleidingsniveau fors te kunnen verminderen. De auteurs houden een pleidooi om deze kwaliteiten vroeg in het leven aan te leren. [Groffen] • Van Limpt PM, Harting J, van Assema P, Ruland E, Kester A, Gorgels T, Knottnerus JA, van Ree JW, Stoffers HE. Effects of a brief cardiovascular prevention program by a health advisor in primary care; the ‘Hartslag Limburg’ project, a cluster randomized trial. Preventive Medicine 2011 (article in press, doi:10.1016/j.ypmed.2011.08.031). • Ottenheijm RPG, Joore MA, Walenkamp GHIM, Weijers RE, Winkens B, Cals JWL, de Bie RA, Dinant GJ. The Maastricht Ultrasound Shoulder pain Trial (MUST): Ultrasound imaging as a diagnostic triage tool to improve management of patients with non-chronic shoulder pain in primary care. BMC Musculoskeletal Disorders 2011; 12: 154. • Groffen DAI, Bosma H, Tan FES, van den Akker M, Kempen GIJM, van Eijk ThM. Material vs. Psychosocial explanations of old-age educational differences in physical and mental functioning. The European Journal of Public Health 2011; June 6: 1-7. It’s LiFe! Technologie ter ondersteuning van meer bewegen DOOR SANNE VAN DER WEEGEN & RENéE VERWEY, ONDERZOEKERS BIJ CAPHRI It’s LiFe! staat voor Interactive Tool for Self management through Lifestyle Feedback. In het door Zon MW gefinancierde project wordt een instrument ontwikkeld om patiënten met diabetes of COPD te helpen meer te bewegen. It’s LiFe! zal dit instrument ontwikkelen, testen en evalueren. Ook wordt een zorgmodel ontworpen dat gaat aangeven hoe huisarts en praktijkondersteuner zelfmanagement van meer bewegen het beste kunnen ondersteunen en hoe gebruik van het instrument hierbij past. Het gefaseerde project duurt vier jaar in totaal. Fase 1 is bijna afgerond en fase 2 is inmiddels gestart. Tijdslijn en stand van zaken Fase 1 Fase 1 betrof onderzoek naar gebruikersbehoeften. Via een literatuurstudie en kwalitatief onderzoek is onderzocht welke eisen patiënten en zorgverleners stellen aan het instrument. We interviewden patiënten met diabetes en COPD en verschillende zorgverleners zoals huisartsen, POH’s, diabetes- en longverpleegkundigen en fysiotherapeuten. Patiënten zijn positief over de ontwikkeling van het instrument en hebben aangegeven welke aspecten ze belangrijk vinden. Zorgverleners 20 hebben nog twijfels over hun rol bij het gebruik van de technologie. Ze vinden het moeilijk om patiënten te motiveren meer te bewegen, zeker bij ouderen met meerdere klachten. De interviews geven inzicht in de huidige zorg en welke belemmerende en bevorderende factoren voor het gebruik van de technologie er zijn in de praktijk. Een concept zorgmodel wordt momenteel voorgelegd aan een groep experts. Fase 2 Het instrument zal worden getest op validiteit en bruikbaarheid. Tevens zal het zorgmodel in combinatie met het instrument worden getest in de praktijk, waarna eventuele aanpassingen gedaan kunnen worden. De pilot (in drie huisartspraktijken) zal plaatsvinden in maart 2012. Fase 3, gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (RCT) In de RCT zullen de effecten van het instrument gemeten worden. We kijken naar het effect op fysieke activiteit, mate van behaalde doelen, kwaliteit van leven en de motivatie van de gebruikers. Indien het instrument effectief is, kan deze in uitgebreide vorm bij een bredere groep chronisch zieken worden toegepast.
3e uitgave 2011 It's Life bewegingsmeter It's Life smartphone Ontwikkeling van het instrument Het instrument zelf wordt ontwikkeld in samenwerking met Maastricht Instruments en Sananet. Het is een bewegingsmeter die draadloos verbonden is met een smartphone. De bewegingsmeter heeft de grootte van een luciferdoosje en wordt gedragen op de heup (bv in de broekzak of op de riem). Via een applicatie op de smartphone kan de patiënt de dagelijkse beweging in minuten zien ten opzichte van een persoonlijk beweegdoel, in de vorm van een balk die steeds verder volloopt naarmate het beweegdoel dichterbij is. Dit doel wordt mede bepaald op basis van een voormeting en in samenspraak met de POH. Via de smartphone worden de gegevens doorgestuurd naar Sananet, zodat patiënt en zorgverlener ook via een website kunnen zien hoe het gaat. De server stuurt ook berichten naar de smartphone, bijvoorbeeld als doelen behaald zijn (feedback). Momenteel werken we hard aan de inhoud van de feedback, met de bedoeling om eind 2011 een werkend prototype te hebben. Projectmedewerkers Het projectteam bestaat uit prof. dr. Luc de Witte, dr. Huibert Tange, dr. Marieke Spreeuwenberg. Adviseur: prof. dr. Trudy van der Weijden. Er zijn twee promovenda betrokken bij het project: Sanne van der Weegen en Renée Verwey. Sanne heeft de bachelor Gezondheidswetenschap pen (Bewegingsweten schappen en Bioregulatie) aan Maastricht University gevolgd. Daarna heeft ze de master Sports and Physical Activity Interventions afgerond met een kwalitatieve onderzoeksthesis naar de ervaringen van ouderen met exercise gaming en de vereisten voor implementatie in een verzorging- of verpleegtehuis. Renée is werkzaam als senior verpleegkunde docent bij de Hogeschool Zuyd (master Advanced Nursing Practice). Ze was verpleegkundige in de psychiatrie, daarna heeft ze een eerstegraads docentenbevoegdheid gehaald, een master Online Education and Training gevolgd en twee jaar geleden de master Public Health richting Health Services Innovation bij Maastricht University afgerond. In het project wordt nauw samengewerkt met eindgebruikers. In het kernteam zijn twee patiëntvertegenwoordigers actief: Jos Donkers en Ina van Opstal, verbonden aan het Astmafonds en de Diabetesvereniging Nederland. Meer informatie Heeft u vragen of wilt u zich abonneren op onze nieuwsbrief die ieder kwartaal uitkomt: Sanne van der Weegen s.vanderweegen@maastrichtuniversity.nl Renée Verwey r.verwey@maastrichtuniversity.nl Vooraankondiging Adhesies en de streng-ileus In Nederland worden jaarlijks meer dan 150.000 buikoperaties uitgevoerd. Meestal gaat het goed tot zeer goed. Maar 5% van de patiënten reageert met adhesievorming. De meeste patiënten merken daar niet veel van. Een minderheid heeft obstructieklachten. In het ergste geval treedt er een adhesie-ileus op, ook wel streng-ileus genoemd. Het is waarschijnlijk dat de huisarts met een normpraktijk één patiënt per 4 jaar ziet, die een (dreigende) streng-ileus ontwikkelt. Van chirurgische en gynaecologische zijde wordt er veel gedaan aan adhesiepreventie. Een opvallend initiatief is afkomstig van de stichting Dutch Adhesion Group (DAG) bestaande uit belangstellende specialisten voor dit onderwerp. Zij denken dat er meer winst te halen is, zowel wat de aandacht voor preventie betreft, als ook voor de toepassing van materialen die adhesievorming tegengaan. De ervaring van huisartsen is goeddeels onbekend. Een inventarisatie onder huisartsen kan de gegevens completeren. Dat willen we doen via een internetenquête onder Nederlandse (huis)artsen. Er is een reële kans dat u benaderd wordt om mee te doen. De invultijd van de enquête ligt tussen de 5 en 10 minuten. We hopen op deze wijze het optreden van de streng-ileus en de problemen gerelateerd aan adhesies betrouwbaar in te schatten. Heeft u vragen of opmerkingen, neem dan contact op met: Raymond Leclercq, huisarts np RMFM.Leclercq@hag.unimaas.nl, 043-3882316 of mobiel 06-53191666 21 op één lijn 41
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Framingham aan de Maas Integraal cardiovasculair risicomanagement geschoeid DOOR ROELF NORG, SENIOR ONDERZOEKER EN HUISARTS IN HAELEN Iedere huisarts en praktijkondersteuner gebruikt hem: de cardiovasculaire-risicotabel. Gebaseerd op een vijftal parameters wordt een inschatting gemaakt van het risico om binnen tien jaar te overlijden aan een hart- of vaatziekte. Met de bekende stoplichtkleuren rood, oranje en groen kan aan de patiënt worden uitgelegd of behandeling van zijn risicofactoren gewenst is. De getallen tonen de patiënt wat het hem/haar oplevert. Met andere woorden: Waar doe ik het voor? De concept-nieuwe richtlijn cardiovasculair risicomanagement (CVRM)1 geeft een aantal nieuwe impulsen aan het gebruik van de risicotabel. De meest in het oog lopende wijzigingen zijn: a. niet alleen het risico op sterfte, maar het risico op ziekte èn sterfte staat in de tabel. b. de tabel wordt ook gebruikt bij mensen met diabetes mellitus type 2. c. de tabel wordt ook gebruikt bij mensen met reumatoïde artritis. d. hij geldt ook voor 70-jarigen. Net als in de huidige richtlijn, dient te worden begonnen met het opstellen van een compleet risicoprofiel (STAP 1). Dat bestaat uit drie onderdelen: vaststellen, vragen en meten. Het complete risicoprofiel bestaat uit 12 items (zie tabel 1): vaststellen leeftijd geslacht familie vragen voeding alcohogebruik lichaamsbeweging roken meten bloeddruk gewicht (BMI) glucose cholesterol nierfunctie Tabel 1, elementen van het risicoprofiel. Vervolgens wordt het cardiovasculair risico berekend (STAP 2). Voor deze berekening wordt de risicotabel (of een vergelijkbare risicocalculator) gebruikt. Het vervelende voor mij als huisarts is dat we geacht worden alle 12 items van het risicoprofiel te inventariseren, terwijl we bij de berekening slechts vijf gebruiken. Bovendien zijn twee van die vijf parameters niet veranderbaar: leeftijd en geslacht. Uiteindelijk houd ik dus 22 maar drie parameters over waarop ik direct kan sturen. Een pluspunt van de nieuwe richtlijn is dat deze het gebruik bij diabeten en mensen met reumatoïde artritis mogelijk maakt. We weten dat deze ziekten het risico sterk verhogen. De richtlijn zegt dat we voor hen 15 jaar bij de leeftijd moeten optellen en de dan gevonden leeftijd kunnen invullen in de risicotabel. Met andere woorden: Gebruik voor de berekening van het cardiovasculaire risico van een 50-jarige diabeet het vakje van een vergelijkbare 65-jarige niet-diabeet. Als huisarts zeg ik dan tegen mijn (jongere) patiënt: 'als je 50 wordt, gaat je vaatbed met pensioen' (uitgaande van de huidige pensioenleeftijd). Dat is een duidelijke verbetering. Maar toch doet het me nog gemankeerd aan. Want wat zeg ik tegen mijn 40-jarige niet-rokende vrouwelijke diabete met een cholesterol/ HDL-ratio van 8, een bloeddruk van 165/90, microalbuminurie en een BMI van 34, die me er fijntjes op wijst dat ik de komende vijf jaar niet moet zeuren omdat ze volgens mijn huidige risicotabel nog in het groene gebied zit? Dat moet, en dat kan beter. De stappen die we in de loop van de tijd gezet hebben, zijn al sterke verbeteringen. We kijken al lang niet meer naar alléén hypercholesterolaemie en alléén hypertensie, maar brengen de verschillende risico factoren samen in het cardiovasculair risicomanagement. Maar het kan beter: het kan i-ntegraler en i-ntelligenter. Geen CVRM, maar iCVRM, met meeneming van andere, relevante risicofactoren. Niet alleen in de aanpak, ook in de uitleg. Dat wordt gemakkelijker als we dat kunnen laten zien in een iCVRMrisicotabel. MUMC en RHZ werken aan de totstandkoming van het grootste diabetesonderzoek in zijn soort ter wereld. Het cohort moet gaan bestaan uit 10.000 mensen uit Maastricht en Heuvelland. Dat is het dubbele van de cohorten in Framingham, waarop de risicotabellen zoals die welke we nu gebruiken, zijn gebaseerd. Een duidelijke ambitie, een duidelijk doel. De Maastricht Studie zal zich nestelen in de Heuvellandse samenleving. Een unieke manier voor RHZ en MUMC om de diabetes ketenzorg internationaal op de kaart te zetten. Op naar Framingham aan de Maas! 1 zie www.cbo.nl
3e uitgave 2011 Terugblik: 6th International Shared Decision Making conference DOOR MARIJE KOELEWIJN, SENIOR ONDERZOEKER EN TRUDY VAN DER WEIJDEN, HOOGLERAAR IMPLEMENTATIE VAN RICHTLIJNEN Gezamenlijke besluitvorming: barrières en tips Wij organiseerden het tweejaarlijkse internationale Shared Decision Making congres van 19 t/m 22 juni in Maastricht. Het thema was 'Bridging the gap between research and practice: patient pull or clinician push?' We hebben nagedacht over de beste manier om gezamenlijke besluitvorming te implementeren in de praktijk. In deze terugblik gaan we in op 2 presentaties over thema’s die voor de huisarts interessant zijn: barrières bij de arts om gezamenlijke besluitvorming toe te passen, en een hulpmiddel voor gezamenlijke besluitvorming in de huisartspraktijk. Barrières bij artsen Professor Hanneke de Haes (VU Amsterdam) ging in op de barrières bij artsen om gezamenlijke besluitvorming toe te passen. Als eerste noemde zij stress. Uit onderzoek blijkt dat informatie geven stressvol kan zijn. Dat geldt te meer als informatie complex is, als het gaat over dingen waar we niet alles van weten, en nog meer als het gaat over dingen die emotioneel beladen zijn. Bij gezamenlijke besluitvorming gaat het vaak om complexe en emotioneel beladen beslissingen. Het gaat om situaties waar het niet duidelijk is wat de beste beslissing is; er zijn meerdere behandelopties en ze hebben allemaal hun specifieke voor- en nadelen. Je neemt ls arts de beslissing want stress is iets dat je liever vermijdt. Tijdsdruk is ook een bron van stress. Als er dan iets nieuws bij, zoals gezamenlijk beslissen, dan verhoogt dat de stress. Een gebrek aan vaardigheden is ook een barrière om gezamenlijke besluitvorming toe te passen. Vooral de vaardigheid om met de patiënt te exploreren wat voor de patiënt belangrijk is. Artsen zijn vaak actieve en energieke mensen die naar een beslissing toe willen. Het kan dan lastig zijn om achterover te gaan zitten en te vragen: vertel nu eens, wat is voor u belangrijk? Het blijkt dat deze vraag in de praktijk nog te weinig wordt gesteld. Dit is een heel andere vaardigheid dan informeren waar je een veel actievere rol hebt. Een derde barrière is dat artsen vaak al een voorkeur in hun hoofd hebben. We weten dat de voorkeur van de arts vaak verschilt van die van de patiënt. Bovendien maken artsen vaak andere keuzes als het om hun eigen zorg gaat, dan de keuzes die ze maken voor hun patiënten. Artsen kunnen nog niet zo goed voorspellen wat hun patiënten kiezen. Je zou dus willen dat ze een zekere neutraliteit hebben, maar dat is lastig. Dat hebben we allemaal: als je ergens van overtuigd bent, is het lastig om dat niet te laten merken. Maar het is een kunst om wel een neutrale houding aan te nemen. Dat is belangrijk omdat blijkt, ook uit onderzoek, dat patiënten toch, zelfs tegen hun eigen voorkeur in, doen wat de arts zegt. In de huisartspraktijk Lyndall Trevena is huisarts en Universitair Hoofd Docent aan de Sydney Medical School in Australië. Zij ziet gezamenlijke besluitvorming als onderdeel van Evidence Based Medicine. Als huisarts heeft ze relatief weinig tijd voor een patiënt. Om gezamenlijke besluitvorming toe te passen, gebruikt ze een ‘clinical framework’ bestaande uit 3 stappen. De eerste stap is Verzamelen. Dit omvat de medische geschiedenis van de patiënt en het doen van lichamelijk onderzoek. Soms is het nodig om in literatuur of richtlijnen te zoeken naar informatie. Daarnaast hoort ook het verzamelen van informatie over de waarden en voorkeuren van de patiënt. Stap twee is Organiseren. Je hebt alle informatie maar die moet georganiseerd worden zodat dat er een beslissing genomen kan worden. De laatste stap is Beslissen. Dit raamwerk sluit goed aan bij de manier waarop huisartsen doen en denken. Anders is de stap Organiseren. Informatie wordt zo georganiseerd, dat het de betrokkenheid van de patiënt bevordert. Zij gebruikt daarvoor drie vragen voor de patiënt: 1. Wat zijn mijn opties? 2. Wat zijn de voor- en nadelen van deze opties en wat is de kans dat ze plaatsvinden? 3. Wat is belangrijk voor mij? Deze vragen helpen om de patiënten meer te betrekken bij de beslissing. In Australië is onderzoek gedaan naar het effect van deze vragen en patiënten bleken meer betrokken te raken bij de besluitvorming. Het aantal opties dat besproken werd, nam toe en ook het aantal besproken voorkeuren van patiënten nam toe. En, niet onbelangrijk: de consultduur bleef gelijk. De presentaties van de keynote speakers vindt u op www.isdm2011.org. Op www.medischcontact.nl vindt u een videoverslag. 23 op één lijn 41
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Een nieuwe balans met ZEN Wat wilt ú als u terug naar huis gaat? DOOR INGE DUIMEL, SENIOR ONDERZOEKER Ondanks alle goede bedoelingen in de zorg wordt die vraag nog te weinig gesteld aan ouderen die na een ziekenhuisopname weer terugkeren naar hun thuissituatie. Het project ZEN (voluit: Zelfmanagement Empowerment Netwerk-programma) helpt ouderen bij het vergroten van hun zelfmanagementvaardigheden zodat zij op basis van hun eigen wensen en behoeften hun kwaliteit van leven kunnen verbeteren c.q. behouden. Ouderen die na een opname en geriatrische revalidatie weer terugkeren naar huis, hebben het niet makkelijk. Tijdens en na de herstelperiode merken ouderen vaak Zelfredzaamheid Het ZEN-programma is bedoeld voor 75-plussers die vanuit het azM worden verwezen naar de herstelkliniek. Om hun zelfredzaamheid te stimuleren, gaat ZEN nadrukkelijk uit van de doelen die de patiënt zichzelf stelt. Vertrekpunt voor het individueel behandelplan zijn de persoonlijke wensen en behoeften van de oudere zelf. Wil iemand die herstelt van een gebroken heup bijvoorbeeld weer de kleinkinderen van school kunnen halen? Dan wordt op basis van die wens het behandelplan samen opgesteld. De nadruk ligt op wat iemand juist wél nog kan, de restmogelijkheden. Ook krijgt de oudere ondersteuning in dat zij niet meer op het niveau van vroeger kunnen functioneren doordat de lichamelijke gesteldheid achteruit is gegaan. Dat is moeilijk te accepteren. Ze kunnen ervan uit balans raken, en in het uiterste geval gaat dit ten koste van hun autonomie. Het is deze groep ouderen waarop het project ZEN zich richt. Uitgangspunt van ZEN is hen te helpen een nieuw evenwicht te vinden op basis van wat zij wél nog kunnen. Ook worden zij ondersteund in het verbreden van een persoonlijk sociaal netwerk zodat zij leren kwaliteit van leven te ervaren ondanks de aan de leeftijd gerelateerde verliezen. het verkrijgen van inzicht in de beperkingen en resterende mogelijkheden. Het gaat echt om het verbeteren van het vermogen om te gaan met die beperkingen. Daarbij is preventie een belangrijk onderdeel, zodat de oudere en/ of diens mantelzorger weet hoe hij of zij bijvoorbeeld valincidenten in de toekomst kan vermijden. Zelf bijstellen Hoewel zorgaanbieders het beste met hun patiënten voor hebben en ze vaak denken te handelen vanuit de patiëntbehoeften, zie je toch dat vaak nog onbewust vanuit het zorgaanbod gedacht wordt. Het perspectief 24
op één lijn 41 3e uitgave 2011 van de zorgverlener staat nog te centraal. Maar het bevorderen van zelfmanagement betekent bijvoorbeeld ook dat de patiënt zo nu en dan zelf moet ervaren: dit is te hoog gegrepen voor mij. Om hun autonomie te kunnen behouden, moeten mensen soms tegen een grens aanlopen en beseffen: 'dit heb ik niet goed ingeschat. Ik moet het anders aanpakken'. Als zij dat kunnen, zullen zij waarschijnlijk langer in staat zijn thuis te blijven. Dat vergt een omschakeling in de manier van denken, zowel bij patiënt als zorgverlener. Ook voor zorgverleners is het lastig om die omslag te maken want als zij op voorhand aanvoelen: 'dit gaat fout, deze patiënt zal zichzelf tegenkomen', dan willen ze dat voorkomen. Die reactie is goed bedoeld en soms ook deels terecht als risico’s te groot worden, maar het beperkt de zelfredzaamheid, en het leervermogen inzake zelfmanagement van de patiënt. Training De pilot ZEN vond plaats binnen azM Herstelzorg ( julisept. 2011). In januari 2012 gaat het project officieel van start. De ZEN-werkgroep, geruggensteund door de cursisten die al de scholingen volgden, onderstreept het belang van de trainingen: want iedereen praat tegenwoordig wel over zelfmanagement, maar was is het concreet? Hoe bepaal je de mate van zelfmanagement van een oudere en hoe kan men daar op anticiperen? Dat leert men tijdens deze trainingen. Hoe kun je als zorgverlener je gesprekstechnieken aanpassen om de behoeften van de patiënt naar boven te krijgen? Het gaat erom de patiënt een spiegel voor te houden, zodat deze zelf met een oplossing komt voor wat kan en niet kan. Daarnaast leren de zorgverleners ook hoe zij te zijner tijd het ZEN-programma zo efficiënt mogelijk, na ontslag uit de azM Herstelkliniek, kunnen overdragen naar de eerstelijnszorg. Het uiteindelijke doel van ZEN is immers dat de patiënt ook op lange termijn, met de juiste hulp, zo lang mogelijk zijn autonomie kan behouden. Thuis, in de vertrouwde omgeving, omringd door het sociale netwerk en met de bekende huisartsenpraktijk. Met regie over het eigen leven! Vanaf volgende week starten we met nieuwe scholingen Motivational Interviewing en Zelfmanagement (met resp. cursusleiders van Lianne Daemen Trainingen en Vilans). Een daaropvolgende ronde scholingen vindt plaats omstreeks april 2012. Graag zouden we nog meer praktijkondersteuners en huisartsen hierbij betrekken. Scholingen worden u gratis aangeboden, u krijgt een certificaat, en we zijn druk bezig te kijken of we accreditatiepunten kunnen toekennen. Interesse: meld u aan! Wit u meer weten over het project ZEN en/of de scholingen en/of de nieuwsbrief? Neem dan contact op met dr. Inge Duimel-Peeters: inge.duimel@maastrichtuniversity.nl Uit de Huisartsopleiding De opleiding tot huisarts opnieuw beoordeeld DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Dit voorjaar heeft een elektronische enquête plaatsgevonden onder huisartsen in opleiding in Nederland onder de titel: De opleiding tot huisarts opnieuw beoordeeld1. Een aantal uitkomsten wil ik jullie niet onthouden. Dit jaar werden 176 Maastrichtse aios aangeschreven van wie 81% respondeerden. De informatievoorziening scoort hoog t.o.v. de andere instituten in het land. In jaar 1 scoren we 'gemiddeld' op aspecten van het onderwijs door de huisartsopleider (hao). 1 Van der Velden LFJ, Batenburg RS. De opleiding tot huisarts opnieuw beoordeeld. Een onderzoek onder huisartsen in opleiding en alumni. NIVEL 2011. Een PDF bestand is te downloaden op: www.sboh.nl Wij vinden het belangrijk dat aios één op één worden geobserveerd hetzij direct door een opleider, hetzij via video. In Maastricht lijkt vooral de videotoetsing populair. De percentages lijken voor verbetering vatbaar. Ons advies is dan ook dat het faciliteren van observaties door opleiders of het inzetten van video landelijk sterk moet worden bevorderd. In het 2e jaar zijn de aios in de verpleegkliniek, eerste hulp en instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Hier wordt laag gescoord op de frequentie van leergesprekken en patiëntencontacten in bijzijn van de stagebegeleider. Hier ligt nog een duidelijk taak voor overleg met de stageopleiders. 25
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Wetenschap en onderwijs, maatschappelijk handelen en organisatie scoren onder het landelijk gemiddelde (niet in tabel). Dit betekent dat we de verwetenschappelijking van het curriculum en van de vaardigheden van de opleiders moeten versterken. De mate van aandacht tijdens de terugkomdagen is gescoord voor specifieke onderwerpen. Het aanleren van praktische vaardigheden scoort laag maar niet zo laag als het farmacotherapeutisch onderwijs, dat landelijk nog slechter scoort. Hierbij moeten we ons afvragen of dit aan het programma ligt of dat het onderwijs niet op de praktijk aansluit. Omgaan met klachten en/of fouten en omgaan met disfunctioneren van collega’s scoren hoger dan in 2005 maar zijn nog te laag. De organisatorische aspecten van de zorg zoals omgaan met zorgverzekeraars, boekhouding, zelfstandig ondernemerschap scoort slecht, zowel in Maastricht als de andere instituten. Het is de vraag in hoeverre dat tijdens de opleiding gegeven moet worden. Leiden we op tot een goede hidha of waarnemer of moeten afgestudeerden kennis hebben alsof ze meteen praktijkhouder van een huisartsenpraktijk worden na afstuderen? Mijn conclusie is dat deze enquête waardevolle informatie geeft. Een aantal punten had al onze aandacht. Voor de huisartsopleiders betreft dit evidence based medicine, coachen en observeren; en voor de stagebegeleiders didactische training in het leergesprek. Een aantal zaken zullen we daarnaast ook landelijk moeten bevorderen door een beroep op gelden vanuit Huisartsopleiding Nederland. Enquête-item Score Maastricht Aantal aangeschreven aios Aantal respondenten Informatievoorziening 176 143 (81%) % aios (Zeer) goede informatievoorziening over opzet van de drie opleidingsjaren samen (Zeer) voldoende geïnformeerd over wijze waarop voortgang van aios wordt beoordeeld 84% 85% Jaar 1 De hao integreert standaarden, richtlijnen en gegevens uit wetenschappelijk onderzoek in het onderwijs De hao besteedt in het onderwijs aandacht aan afstemming van zorg en kosten (% aios ‘(zeer) eens’ ingevuld) Observeren aios Opleider aanwezig in spreekkamer Jaar 1 Jaar 3 Video-opname en nabespreking Jaar 1 Jaar 3 Frequentie leergesprekken/patiëntencontacten in bijzijn stagebegeleider in zowel acuut, chronisch en psychisch blok jaar 2 (% aios ≥1 per maand) Aandacht besteed tijdens terugkomdagen Aanleren van praktische vaardigheden Farmacotherapeutisch onderwijs Omgaan met klachten en/of fouten Omgaan met disfunctioneren van collega’s Organisatorische aspecten van de zorg % aios ‘(zeer) eens’ 65% 53% % aios ≥1 per maand 39% 48% 72% 72% 49% % aios ‘te weinig’ 47% 54% 28% 47% 65% Score landelijk 1.627 1.301 (80%) % aios 68% 73% % aios ‘(zeer) eens’ 67% 53% % aios ≥1 per maand 55% 59% 66% 58% 51% % aios ‘te weinig’ 47% 60% 27% 56% 73% 26
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Puntig Warme vragen DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING Zaterdagmiddag: fijn mijn nieuwe Mac installeren! Maar jeetje, wat werd het een ramp. Nog nooit kostte het migreren van de gegevens van mijn oude Mac naar de nieuwe, mij zóveel kruim. Als ik aan het einde van de middag voor de vierde keer naar de helpdesk bel, vraagt de medewerker hoe ik eraan toe ben. Ik sta perplex. Na urenlang ploeteren sondeert Apple mijn gevoel! De dinsdag erna, op een terugkomdag, vertelt een aios hoe zij in het verpleeghuis voor het eerst heeft moeten besluiten om een van de bewoners niet meer verder te behandelen. 'Het was heftig, juist ook het besef dat je toch ergens over leven en dood beslist.' Na een paar seconden stilte buitelt de groep over haar heen. 'Maar ze had toch een bezinking van meer dan zeventig?' 'Heb je een foto van haar longen laten nemen?' 'Ze wilde het toch ook zelf?' Ik rem dan de trein en focus op datgene wat ze eigenlijk te berde bracht: het omgaan met de grote verantwoordelijkheid die je draagt als arts. Later op de dag toont een ander nog een video van een lastig consult. Al vanaf de eerste handdruk zien we een jonge man die lijdt onder de recente breuk met zijn vrouw. De aios doet zijn best om te achterhalen wat de diagnose moet zijn, maar als toeschouwer zit je op het puntje van je stoel, uitziende naar wat primair medemenselijk gevoel, een simpele stilte of een aardig gebaar. Het is enigszins karikaturaal wat hier ik beschrijf en bovendien zijn de laatste twee situaties gefingeerd. Maar ik voer ze op met de bedoeling om koude van warme vragen te kunnen onderscheiden. Koude vragen zijn overwegend inhoudelijk van aard en vaak op kennis c.q. onderscheid gericht. Het zijn goede vragen, behalve waar ze de stilte willen vullen en de naaktheid van het bestaan. In dat geval voel je je als patiënt toch echt niet gehoord en zoek je je heil maar verderop in het medische circuit. Warme vragen daarentegen richten zich doelbewust op de mens in de ander en het leven wat hij leidt. Deze vragen zijn persoonlijker, durven een onverwacht antwoord aan en reizen met de ander mee. Zij zijn minder op informatie dan op nabijheid gericht en hoeven niet altijd in de open vorm te worden gesteld. Ik wil niet verhullen dat ik van die warme vragen hou, mits de context daartoe aanleiding geeft. Dat laatste is niet altijd gemakkelijk in te schatten, zeker niet als de eigen onzekerheid ons parten speelt. Maar het is mijn overtuiging dat een aangeboden cure of care dieper reikt en effectiever is als zij, waar geëigend, warm durft te zijn. De mens is betekenisvoller dan alleen zijn medische kwaal en hij of zij reikt ons altijd twee adressen aan. Op ons rust de taak om op het goede moment bij de juiste deur aan te bellen. 27
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Wisseling van de wacht Er zijn veel moeilijke en bevredigende taken naast het huisartsenvak DOOR GERARD BENTHEM, SCHEIDEND COöRDINATOR VAN DE HUISARTSOPLEIDERS UM Het zijn voor mij achteraf gezien heel opmerkelijke ervaringen geweest om boven de leeftijd van vijftig jaar een aantal besluiten te nemen, die mijn beroepsleven een behoorlijke draai hebben gegeven. En achteraf gezien ben ik er buitengewoon tevreden over. Ik heb de opleiding gedaan tot NHG-supervisor en ben fulltime gaan werken voor de UM en heb mijn praktijk overgedragen aan mijn collegae in Roermond. In Roermond heb ik mijn werk als huisarts altijd gecombineerd met taken voor de Universiteit Maastricht. De samenwerking met collega’s in het veld en medewerkers van de Universiteit is mij goed bevallen en ik heb dit altijd stimulerend en complementair gevonden. Fulltime werken bij de Universiteit opende nieuwe wegen naar uitdagingen. Ik werd me meer en meer van bewust dat er veel moeilijke en bevredigende taken zijn naast het huisartsenvak. Ik verdween uit de frontlinie, zoals ik het voor mezelf formuleerde, maar bleef wel actief als huisarts. Ook liep ik tegen mijn beperkingen aan en dat is ook goed. Ik ben niet geschikt voor wetenschappelijk schrijfwerk en onderzoek hoewel de eerstelijns psychiatrie nog steeds een belangrijke plaats in mijn denken inneemt. Later ben ik meer en meer voor opleiders gaan doen, eerst in de samenwerking met Math Muris en Paul Ram en in 2005 heb ik de functie van opleidercoördinator van Paul overgenomen. Het was in een tijd die langzamerhand rijp werd voor veranderingen en die nog wel zullen doorgaan. De opleidingspraktijk kreeg meer en meer de erkenning die ze verdiende als belangrijkste plaats voor het opleiden van aios. Het is de werkplaats waar je als aios het vak moet leren van alle praktijkervaringen en waar een goede opleider de ontwikkeling van de aios maximaal kan ondersteunen. Ik ga vanaf 1 januari 2012 minder werken en wil vooral meer aandacht besteden aan mijn kleinkinderen, maar ik blijf nog wel actief voor Maastricht en in Utrecht bij huisartsopleiding Nederland, waar ik ook een dag in de week voor werk. Ik wil verder vooral bezig zijn met de inhoudelijke zaken. In Utrecht ontwikkel ik samen met anderen een vervolg op de Beekbergen cursussen. Het gaat om cursus voor ervaren opleiders uit het hele land. Daarnaast blijf ik actief met het geven van supervisies, intervisies en begeleidingen aan huisartsen. Stijn de Vries neemt nu het stokje van me over en ik ben vol vertrouwen dat het opleidercoördinaat bij hem in goede handen is. Hij heeft al jaren meegewerkt in het opleidersteam, hij is ingewerkt en zelf een betrokken huisarts, opleider en staflid geweest. Ik wil alle mensen en vooral opleiders bedanken voor de plezierige samenwerking, die soms ook spannend was. Daarnaast wil ik de staf bedanken voor de samenwerking en hun inzet voor opleiders. 28
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Wisseling van de wacht Een opleider is primair een goede huisarts DOOR STIJN DE VRIES, NIEUWE COöRDINATOR VAN DE HUISARTSOPLEIDERS UM Mijn laatste dag als huisarts in de praktijk was 31 oktober 2011. Mijn laatste patiënte was een mevrouw van 54 jaar met buikklachten sinds een week. E-regel: nog onbegrepen. P-regel: exp, revisie bij aanhouden klachten. Een echte huisartspatiënt. Na bijna 33 jaar praktijk ben ik gestopt als huisarts. Ik heb al die jaren gewerkt in Groepspraktijk het Roosendael in Roermond. Na een periode als huisartsopleider (het is leuk om te zien dat meerdere ex-AIOS van mij nu zelf opleider zijn) ben ik in 2001 mijn tijd gaan verdelen over de praktijk en de huisartsenopleiding. Ik heb veel groepen begeleid als HAB en ben de laatste 5 jaar ook lid van het HAO-team. Per 1 november ben ik HAO (HuisartsOpleiders)-coördinator geworden, de opvolger van Gerard Benthem. Ik neem met enige weemoed afscheid van de praktijk. Het voelt wat vreemd om een punt te zetten achter het werk dat ik zolang gedaan heb en waarvan ik vind dat ik het goed kan. Wie zich onderhand afvraagt wie er achter het toetsenbord zit: ik ben Stijn de Vries, trotse vader van 3 volwassen dochters en wonend in Roermond. Mijn vrije tijd besteed ik aan roeien en muziek maken (saxofoon). Het laatste half jaar ook aan mijn verhuizing, naar een oud verbouwd klooster in Roermond dat nu bewoond gaat worden door niet-religieuzen. Gerard Benthem heeft hiervoor beschreven hoe zijn visie en aanpak geweest is van onze doelgroep, de Maastrichtse opleiders (die overigens tegenwoordig voor een groot deel uit Brabant komen). Ik neem van hem een goedlopend HAO-team over en een doordachte visie op het praktijkonderwijs die rekening houdt met de veranderingen in huisartsenpraktijken. Ik deel Gerards visie op het praktijkonderwijs: een opleider is primair een goede huisarts. Daarbij beheerst hij of zij gaande de rit steeds meer opleiderscompetenties. In de opleidingspraktijk hebben veel hulpverleners met de AIOS van doen: de PO, de doktersassistente en de collegahuisartsen. De opleider houdt het overzicht en betrekt anderen bij onderwijs en beoordeling. Voor de toekomst heb ik op dit moment geen plannen voor belangrijke beleidswijzigingen. Het mijn plan om kennis te maken met de nieuwere opleiders. Ik verwacht dat we actiever worden in Eindhoven, zowel voor AIOS als voor opleiders. Een mogelijk andere ontwikkeling is dat de scholing van opleiders uitgebreid gaat worden. Ik kijk uit naar de komende jaren, en terugkomend op mijn begin, de positieve keerzijde van het stoppen als huisarts is dat ik nu nog maar één baan heb. Er is me verteld dat dat rust zal geven... 29
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Ex aios: hoe vergaat het ze? ‘Het bevalt u hier wel, hè dokter?!’ DOOR JELLEKE CONSTEN, HUISARTS IN HEERLEN ‘Bent u mijn nieuwe huisarts?’ ‘Graag!’ antwoord ik. Vanaf 1 juli heb ik mijn eigen spreekkamer. Nog vlak voor het eerste spreekuur heb ik het naambordje van Ben van der Werf van de spreekkamerdeur gehaald. Slechts de collectie miniatuur Ferrari’s verraadt de identiteit van de vorige eigenaar. ‘Ik moet wel een beetje aan u wennen, dokter van der Werf kende me al 30 jaar…’ ‘Ik moet ook een beetje aan u wennen, dat kost tijd.’ Nu is het moment om veel tijd en energie te investeren in het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de patiënt. Het voelt geweldig dat niet alleen ik, maar ook de patiënt investeert in die relatie. Bij het praktijkhouderschap komt meer kijken dan patiëntenzorg alleen. Ik voel me ook ondernemer en werkgever. Wat te denken van contracten met verzekeraars, functioneringsgesprekken met assistentes en een nieuwe website. In onze maatschap, Jeanine Pluijmaekers, Jan en Esther Palmen en ik, kunnen we deze taken verdelen. Als ‘startende huisarts’ zie ik ook nieuwe mogelijkheden in de praktijk. Het waarnemerschap bood me de unieke gelegenheid een kijkje te nemen in de keuken van andere huisartspraktijken in Zuid-Limburg. Vaste overlegmomenten, triage en het uitbreiden van de activiteiten van assistentes zou ik graag willen implementeren in onze praktijk. Vakinhoudelijk bezig zijn kan ook buiten de spreekkamer op veel verschillende manieren. Als lid van de Ardennencommissie, is het mijn taak de Ardennencursus, een jaarlijkse meerdaagse nascholing voor en door huisartsen, bekendheid te geven onder de ‘startende huisarts’. De bijeenkomsten van dit uitzonderlijke gezelschap omvatten meer dan het uitwisselen van kennis en ervaring alleen. Betrokken zijn bij de organisatie van het NHG congres 2012 met als thema ‘de nieuwe huisarts’, biedt me de gelegenheid in bredere zin met de toekomst van het huisartsenvak bezig te zijn. ‘Het bevalt u hier wel, hè dokter?!’ ‘Ja, ik denk dat ik blijf!’ Ardennencursus De Ardennencursus biedt je de mogelijkheid in een groep van ongeveer vijftien personen na te scholen en in drie dagen 21 nascholingspunten te verzamelen. Daarnaast kun je tijdens een boswandeling of onder het genot van een glas wijn collega’s ontmoeten en je netwerk uitbreiden. Aan de hand van uit het dagelijks spreekuur gegrepen casus discussiëren huisartsen over vijf verschillende 30 onderwerpen. De inhoudsdeskundigen kunnen bijsturen en verhelderen. De cursus die in april en mei 2012 vier keer plaatsvindt zal de volgende onderwerpen bevatten: het afwijkende kind, personeelsmanagement, seksualiteit, hemato-oncologie en hand- en polsklachten. Meld je aan op www.ardennencursus.nl
3e uitgave 2011 In de leer Huisarts in spé(culum) DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, EERSTEJAARS AIOS Als pas begonnen huisarts in opleiding denk ik te begrijpen wat artsen bedoelen met de uitspraak: ‘je hoeft niets te leren, alleen áf te leren’. In onderstaand geval; de sterke drang naar diagnostische zekerheid. In het eerste leergesprek met mijn opleider kreeg ik de waarschuwing vooral geen voorbeeld aan zijn ‘tijdsefficiënte’ consulten te nemen. Ik moest de ruime tijd die je als AIOS krijgt benutten om patiënten uitgebreid te onderzoeken. Pech voor het 15-jarige meisje dat na dit advies op mijn spreekuur verscheen met fluorklachten. Ze dacht er waarschijnlijk met mondelinge diagnostiek vanaf te komen, maar was niet gewaarschuwd voor de huisarts in opleiding. Ik durfde bij de nabespreking met de opleider niet aan te komen zonder haar goed te hebben onderzocht. Waarbij kwam dat ik tegen een enorme onzekerheid aanliep. De klacht van het meisje paste anamnestisch volledig bij een candida-infectie. Tóch wilde ik precies weten wat het probleem was, waar het exact vandaan kwam en ik wilde alle 38 differentiaaldiagnoses die door mijn hoofd vlogen, volledig uit kunnen sluiten. En dat alles liefst binnen een week: cito diagnose aub. Zo maakte dit meisje prematuur kennis met de eendebek. En tot overmaat van ramp volgden ook de swab en cervixbrush, want deze dokter in spé vond het aspect van de portio verdacht. Waarop ik mezelf moet becommentariëren dat ik niet weet hoe ik het in mijn hoofd haalde om met mijn minieme cervicale voorervaring te denken dat ik deze portio kon beoordelen? Wat vond ik het vervelend toen mijn opleider me naderhand suggereerde dat ik 'best een wat stapsgewijzere aanpak had mogen hanteren'. Mijn benadering was niet verkeerd (lang leve de Maastrichtse gouden regel: eerst positieve feedback voor je iemand de grond in boort), maar het speculum had ook op een later tijdstip uit de kast getrokken kunnen worden. Bijvoorbeeld wanneer de klachten zouden persisteren na behandeling. De les: 'behandel naar de persoon die je voor je hebt'. Vol schuldgevoel betrapte ik mezelf er achteraf op te hopen dat er uit de kweek een afwijking zou voortvloeien. Dan had ik haar dit alles niet voor niets aangedaan. Helaas. Oh nee, ik bedoel: gelukkig. Ze mankeerde niets verontrustends. Maar die zal wel nooit meer terugkomen bij de AIOS dacht ik. Stomverbaasd was ik dan ook toen ze een week later opnieuw bij me op consult verscheen. Notabene voor een buikklacht! Misschien heb ik haar in mijn overdreven behoefte aan zekerheid dan toch minder afgeschrikt dan ik dacht. Of zou ze niet weten dat een correct lichamelijk onderzoek bij buikpijnklachten ook een rectaal toucher omvat? Boek verschenen De redactie kreeg een exemplaar onder ogen van het boek 'De dokter is ook maar een mens; 30 jaar huisarts op het platteland.' De auteur is Joep Jansma, voormalig huisarts te Velden. Zijn praktijk maakte jarenlang deel uit van het netwerk van academische praktijken van de UM. In het kader van zijn afscheid als huisarts schreef hij zijn belevenissen op. Het zijn persoonlijke, soms anekdotische verhalen, die voor veel huisartsen zeer herkenbaar zullen zijn. Het boek heeft ISBN nummer 978-94-90826-00-0. 31 op één lijn 41
op één lijn 41 3e uitgave 2011 WONCA Europa 2011 Huisartsgeneeskunde – praktijk, wetenschap en kunst DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT WONCA is het academische en wetenschappelijke genootschap voor Europese huisartsen. Van 7-10 september 2011 werd het jaarlijkse WONCA congres gehouden in Warschau, Polen. Het is een belangrijke netwerkgelegenheid voor huisartsen vooral uit Europa. Op uitnodiging van de SBOH en Huisartsopleiding Nederland reisde op donderdag 7 september een groep van ruim 50 opleiders, medewerkers van de instituten en Huisartsopleiding Nederland af naar Warschau voor de WONCA Europa 2011. Preconferentie De groep was nog maar net gearriveerd of ze mocht al aan de slag tijdens de preconferentie voor opleiders, georganiseerd door Huisartsopleiding Nederland. Na korte presentaties van Frank Baarveld (Hoofd Huisartsopleiding Groningen), Alef Rutgers (Voorzitter LHOV) en Angela Evenhuis (medewerker ondersteuning opleiders) was het tijd voor een pittige discussie over de toekomst van het opleiden en het huisartsenvak. Want wat is een goede huisarts? Kunnen we de kwaliteit en continuïteit van zorg garanderen als een huisarts minder dan drie dagen per week werkt? Of moet de toekomstige huisarts de eerste tien jaar verplicht minimaal drie volle dagen per week werken? Wat is eigenlijk de invloed van de opleider op de aios, de huisarts van de toekomst? En, hoe kunnen we de kwaliteit van de opleiders garanderen, wat is daar voor nodig? De discussie maakte duidelijk wat op landelijk niveau de open einden zijn. Voor welke vragen de opleiding staat en hoe complex deze zijn. Daarnaast was de Preconferentie natuurlijk een uitgelezen kans voor opleiders om het eigen netwerk uit te breiden en te horen hoe het opleiden in andere regio’s verloopt. De Maastrichtse delegatie op de WONCA. WONCA congres De nadruk van het congres lag vooral op politieke/ maatschappelijke bewustwording: het nemen van onze verantwoordelijkheid als huisarts om de kernwaarden van de huisartsgeneeskunde waar te maken en ‘equity in health’ na te streven. Kernwaarden Huisartsgeneeskunde De SBOH organiseerde een Nederlandse workshop over de kernwaarden huisartsgeneeskunde in een discussie aan de hand van stellingen. Deze waren: • De huisartsopleiding leidt op tot waarnemers en/of hidha. De discussie was complex. Dit komt enerzijds door de opstelling van de markt en sollicitatiecommissies bij vrijgevallen plaatsen bij huisartspraktijken. De vrije plaatsen zijn vaak geen praktijkovername of intrede in de maatschap, maar alleen een hidha. Van de andere kant vonden aios dat het onderwerp praktijkmanagement te weinig aan bod komt in de huisartsopleiding. Men was tevreden over het aanbod tijdens de terugkomdagen maar miste het oppakken hiervan door de eigen opleider. Is het antwoord meer training voor opleiders of leer je praktijkmanagement het best nadat je bent afgestudeerd als huisarts? Paul Ram hield een gloedvol betoog over de intrinsieke motivatie van de aios om expertise op dit vlak te ontwikkelen. • Een huisarts is 3 dagen per week aanwezig. Hiervan werd gesteld dat dit vooral geldt voor die huisartsen met een eigen, aan hen zelf gebonden populatie (die dus praktijkhouder zijn). Bereikbaarheid via moderne communicatiemiddelen buiten de praktijkaanwezigheid (e-mail, sms) werd aanbevolen. • De duur van de opleiding moet langer. Argumenten vóór waren aansluiten bij de lengte van de opleiding van specialisten en Europese harmonisatie. 32
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Gelukkig wist Jettie de Bont (bestuurslid bij de LHV) vanuit haar lidmaatschap van de UEMO (Europese LHV, zoals zij het samenvatte) in te brengen dat Nederland sterk vast blijft houden aan de driejarige opleiding. Dit had voor haar te maken met de hoge kwaliteit van de Nederlandse Huisartsopleiding. Deze vindt, zoals bekend, plaats in twee van de drie jaar in een praktijk van een huisartsopleider. Zij verwees naar de zogenoemde Educational agenda van Euract ter onderbouwing van de Nederlandse kwaliteit. Zie voor dit rapport bij: www.euract.eu onder publication. Europese Definitie Huisartsgeneeskunde In een uiterst levendige workshop zijn twee belangrijke thema’s aan de Europese definitie Huisartsgeneeskunde toegevoegd: 'patient empowerment' en 'quality improvement'. De definitie moet algemeen gelden voor heel Europa maar tijdens de workshop deed vooral de tekst over patient empowerment veel stof opwaaien. Deelnemers uit Israël vreesden een totale 'anarchy' als de patiënt veel voor het zeggen zou krijgen. Er ontstond een soort Lagerhuis-werkvorm, die verfrissend werkte. Met een paar aanpassingen werd de voorliggende tekst goedgekeurd en is de Europese huisartsgeneeskunde weer een 'characteristic' rijker. Quality improvement vond sneller de instemming van de deelnemers. Het is geen typisch kenmerk van huisartsgeneeskunde, vandaar dat we het hebben ondergebracht bij de competenties van huisartsen. De aanpassingen zullen worden gepubliceerd op de website van Euract (www.euract.eu). Canada Vanuit Canada werd gerapporteerd over de herziening van hun 2-jarige huisartsopleiding. Zij brengen het concept terug naar drie C’s: competentie, centraal in de huisartspraktijk, en continuïteit in leren en praktijk, zie verder: www.cfpc.ca\Triple-C/ De volgende WONCA conferenties zullen plaatsvinden: 2012 5-7 juli in Wenen 2013 2014 2015 2-28 juni Wereld Wonca in Praag 2-5 juli Lissabon Istanbul Huisarts op een andere stoel Van huisarts naar actrice DOOR IRIS VAN DER DOES, ACTRICE 'Neeeee! Dat is bizar!' roept hij uit: 'ik ben 37, loop nu coschappen en wil huisarts worden!' Wij kijken elkaar lachend en onderzoekend aan. Een toevallige ontmoeting in een stemmenbureau in Amsterdam: Een ex-huisarts die op 40-jarige leeftijd actrice is geworden en een ex-cabaretier die bezig is met zijn opleiding tot basisarts: precies het omgekeerde verhaal! Een uitwisseling volgt met alle voor’s en tegen’s met als gemene deler de liefde voor de mens en de zin om vol energie al het nieuwe onder de knie te krijgen. Mijn week als actrice zag er dit keer als volgt uit: Op donderdagochtend als eerste de bewuste stemmentest, vervolgens moest ik meteen door naar een casting voor een commercial, allemaal in Amsterdam. Thuis met de jongste zoon (13) zooltjes ophalen. De volgende dag op 'werkbezoek' naar het toneelstuk 'De Vrek' van Toneelgroep Amsterdam. Op zondag repeteren wij voor de eenacter 'Kwelling' van Herman Heyermans op mijn oude acteursschool en de maandag struinde ik op de Noordermarkt om kleding hiervoor te bekijken en heb ik de flyer besproken met een collega. Dinsdag was de acteursmiddag op Akerendam, het assesmentburo waar ik als trainingsacteur werk en vervolgens ging ik meteen door voor een kledingdoorpas naar Studio Nieuw West want, hiephoi, ik ben het geworden bij die commercial! Op woensdag de hele dag opnames, met stylisten, een in elkaar getimmerd callcentrum, eindeloos bijpoederen en wel 30 keer dezelfde 2 zinnen herhalen tot ze helemaal zijn wat de klant zoekt! De dag erop was rustig, lekker thuis de jongens opvangen, verhalen horen en tijd om te schrijven. Sinds 2005 ben ik niet meer werkzaam als huisarts. Na mijn studie in Leiden, mijn opleiding tot huisarts in Maastricht, enkele jaren waarnemen in het heuvelland, heb ik 5 jaar gewerkt in dienst van Joke Lanphen, een huisarts te Blaricum. Alles was geregeld, mijn 2 jongens hadden een goede oppas, Koo werkte in een prettige maatschap als radioloog en ik parttime, in een schitterend geoutilleerde, moderne praktijk. Ik vond alles vanaf de coschappen spannend, uitdagend, zwaar en ontroerend. Maar … tot die tijd had ik nooit langer dan een jaar ergens gewerkt! Nu kon ik zo tot mijn 65ste doorgaan als ik dat zou willen! Tja … en dan dringt tot je door dat dat misschien helemaal niet is wat je echt wilt: De overvolle spreekuren, te weinig tijd om iedereen goed te 33
3e uitgave 2011 onderzoeken, altijd dat knagende gevoel om vooral niets te missen (wat je natuurlijk toch overkomt!), de discrepantie tussen theorie en praktijk, mede door mondige patiënten, de continue druk van de overheid om te bezuinigen, veel negatieve energie, uiteindelijk woog dit niet op tegen de mooie momenten, de bijzondere ontmoetingen en de dankbaarheid voor goede zorg. Het huisartsenvak paste minder goed bij mij dan ik had gedacht en het werd tijd te gaan onderzoeken hoe ik dat kon veranderen: Moest ik meer bestuurlijk werk doen of onderwijs gaan geven? Kon ik het calvinistische gevoel en kwetsbaar durven en moeten reageren. Teksten analyseren, scènes spelen, improviseren. Ik kom uit een familie vol artsen en ook mijn schoonvader was huisarts, maar de reacties van hen en die van vrienden en collegae waren over het algemeen positief: 'Wat dapper, wat een stap, jammer van het mooie vak, maar spannend voor je! Ohhh, je wilt in GTST spelen, haha, op je veertigste nog ontdekt worden'! Ook kreeg ik veel verhalen van mensen te horen die zelf aan het twijfelen waren over hun invulling van hun toekomst! Een foto van het toneelstuk 'Ontrouw'. Iris staat rechts op de foto. van het zorgen voor een ander loslaten om mij een periode meer op mijzelf te richten? Waar werd ik nou wel blij van, waar haalde ik mijn energie vandaan?! Ik was inmiddels begonnen in een bandje als keyboardspeler en volgde enkele workshops acteren: Zo kwam ik weer terug bij mijn jeugd, waar ik al op de lagere school toneel speelde en op het gymnasium deed ik altijd mee met de jaarlijkse toneelproducties die notabene geregisseerd werden door een hardwerkende internist, professor Erkelens! Dat was een geweldige tijd! Daar lag mijn passie: Ik wilde weer spelen! Met de luxepositie dat Koo het gezin financieel alleen goed zou kunnen onderhouden heb ik de stap durven zetten: Ik stopte met mijn werk als huisarts en ben gestart met een driejarige opleiding aan 'De Lucas Borkel Acteursschool' te Amsterdam: Wat een feest: Met de trein naar A’dam, wandelen over de Zeedijk naar de Nieuwmarkt en met allemaal jonge, gemotiveerde mensen aan de slag: emoties opdiepen, loskomen, niet alleen luisteren en ontvangen maar ook heel direct Nu 5 jaar verder, ben ik werkzaam als actrice: Ik werk bij verschillende bureaus als trainingsactrice en heb in verschillende semi-professionele toneelstukken gespeeld, enkele bedrijfsfilmpjes en studentenfilms opgenomen en jawel een gastrolletje gespeeld bij GTST. Eergisteren is mijn eerste commercial opgenomen en als grote klapper heb ik vorig jaar gespeeld in een professionele toneelproductie 'Ontrouw' met Linda van Dyck, Tom Jansen en Marc Klein Essink, 89 voorstellingen door het hele land! De nieuwsgierigheid naar de mens, de drijfveren van hun gedrag, de kwetsbaarheid, is iets wat zowel bij het huisartsenvak als acteren voorop staat en wat beiden bindt! Ik heb nooit spijt gehad van mijn artsenbestaan. Ik neem er veel van mee in mijn nieuwe leven, maar nu is het tijd om te spelen! 34 op één lijn 41
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Bijzonder Bekwaam: DM Apollonius van Memphis: wie kent hem niet? DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIE Tijdens de Hellenistische periode leefde collega Apollonius in wat wij nu Egypte noemen. Zo rond 250 voor Chr. gebruikte hij als kundig arts reeds al zijn zintuigen voor het stellen van zijn diagnoses. Met behulp van zijn smaakpapillen herkende hij, als eerste, patiënten die leden aan 'honingzoete doorstroming', ofwel, in zijn moedertaal, 'diabetes mellitus'. Er moesten hierna ruim twee millennia verstrijken, voordat bij dit ziektebeeld verdere stappen gezet werden. En zo komen we bij het jaar 1989, toen de internisten Rob Heine en Evert van Ballegooie in de Jaarbeurs te Utrecht een congres organiseerden, getiteld 'Diabetes mellitus type 2 in de jaren 90'. Doelgroep: vooral huisartsen. Het was zo druk bezocht en zo’n succes, dat in 1990 een reprise volgde. Ik denk, dat tijdens en door die congressen de aanzet is gegeven voor de migratie van deze ziekte van 2e naar 1e lijn. Handig was ook, dat ongeveer tezelfdertijd praktische glucosemetertjes uitgevonden werden. De huisarts kon aan de slag! Tien jaar later hadden de huisartsen de chronische zorg, en vooral die voor type 2 diabeten, definitief van de tweede naar de eerste lijn gehaald, en inmiddels wordt 80% van alle type 2 diabeten vanuit de huisartspraktijk behandeld. Die zorg bleek echter minstens zo complex als de aandoening zelf. Diabeteszorg hoort weliswaar tot de kerntaken van de huisarts, maar in toenemende mate is duidelijk geworden dat de gebruikelijke huisartsgeneeskundige aanpak voor patiënten met diabetes niet meer volstaat, en dat ketenzorg nodig is. Dat is niet meer door een individuele huisarts uit te voeren. Grootschalige aanpak en samenwerking met andere partijen zijn nodig om ervoor te zorgen dat de unieke waarde van diabeteszorg in de eigen huisartspraktijk voor de patiënten behouden blijft. Om hieraan op een gestructureerde wijze inhoud te geven, werden zorggroepen opgericht met DBC en praktijkondersteuners. Om organisatorisch en inhoudelijk steun te leveren aan deze nieuwe vorm van zorg was er behoefte aan eerstelijns expertartsen. Het Nederlands Huisartsen Genootschap heeft daarom in 2004 in samenwerking met DIHAG de kaderopleiding Diabetes voor Huisartsen opgezet. Kaderhuisartsen zijn de aangewezen personen om de deskundigheid van huisartsen/huisartspraktijken te bevorderen en daarmee de kwaliteit en inbedding van de diabeteszorg in de huisartspraktijk te vergroten. De eerste kaderopleiding DM was een co-productie van de VU Amsterdam (prof. Giel Nijpels), Utrecht (prof. Guy Rutten) en Nijmegen (dr. Wim de Grauw). Deelnemer van het eerste uur was Jan Palmen, huisarts in Heerlen. Jan Palmen Diabeteszorg had altijd al zijn speciale interesse, en in de regio Oostelijk Zuid Limburg bestond behoefte aan een eerstelijnsexpert als adviseur voor de diabeteszorggroep IDITOP. In 2008 werd Palmen in het CHBB geregistreerd als kaderhuisarts Diabetes. Zowel landelijk als regionaal is hij sindsdien buitengewoon actief. Landelijk binnen het NHG, de kerngroep DiHag, de stichting Langerhans en Huisartsopleiding Nederland. Regionaal deel uitmakend van de expertgroep. Concreet: beantwoorden van diabetes/insuline gerelateerde vragen van huisartsen en/of POH-ers via de mail, vraagbaak voor beleidsmedewerkers van de diabeteszorggroep, schrijven en beoordelen van regionale protocollen, ontwikkeling 35
op één lijn 41 3e uitgave 2011 van een masterclass DM als nascholing voor huisartsen, en last but not least: gastdocent bij de Huisartsopleiding Maastricht sinds 2006. Het door hem ontwikkelde diabetescurriculum voor de derde jaars AIOS wordt uitstekend beoordeeld en dan ook door DiHag gezien als landelijke best-practice. Omdat, als gevolg van het huidige ministeriële beleid, de zorgsubstitutie van tweede naar eerste lijn ter discussie is komen te staan, vroeg ik Jan Palmen, als deskundige bij uitstek, naar zijn visie op de toekomst van hèt succesnummer op dat gebied, de diabeteszorg. Zijn antwoord is duidelijk: 'Ondanks het korte termijn denken van deze minister is het van belang dat de huisarts goed blijft investeren in de structuur en kennis van de DBC gerelateerde zorg. Want als we de patiënt en deze zorg eenmaal kwijt zijn, dan krijgen we die niet meer terug. Er bestaat geen ongecompliceerde diabetespatient. Elke diabetespatient wordt gecompliceerd als je maar lang genoeg de noodzakelijke zorg en interventies achterwege laat. Dat is de boodschap voor de minister: 'pennywise- poundfoolish'. Een voorbeeld: de NHG standaard hanteert een conservatief en terughoudend beleid ten aanzien van de medicatieprescriptie, wat volledig terecht is, zoals het verleden leert. Nieuwe middelen moeten aantoonbaar (EBM) beter zijn dan de oude middelen. Als kaderarts draag ik deze boodschap uit en kom daarbij regelmatig in een conflictsituatie met de tweedelijn (en indirect ook met de farmaceutische industrie). Als ik deze regiefunctie als kaderhuisarts verlies door het beleid van deze minister dan zullen de kosteneffectieve afwegingen vervallen en zullen de kosten stijgen'. Duidelijk is, dat de kaderhuisarts Diabetes Mellitus een gedreven duizendpoot moet zijn. Vervelen zal hij zich nooit, veel voldoening is een vast gegeven. In heel Nederland zijn intussen 26 huisartsen als zodanig geregistreerd, waarvan 10 in Limburg en Noord-Brabant. Bestaat er, gezien die relatief grote vertegenwoordiging beneden de grote rivieren een verband met het wat bourgondischer leven, dat daar geleid wordt? Laten we, in tegenstelling tot de minister, op wat langere termijn denken. Naar verwachting zal het aantal gediagnosticeerde diabeten in 2025 verdubbeld zijn tot 1,3 miljoen. De helft is vermijdbaar door preventie ten aanzien van risicofactoren, de andere helft zal optimale zorg moeten krijgen om complicaties te voorkomen. Op beide fronten zal de kaderhuisarts voorop moeten lopen. Wilt u zo’n haantje-de-voorste zijn, haal dan alle informatie op www.chbb.artsennet.nl En een groot voordeel van de altijd maar voortschrijdende wetenschap: u hoeft uw smaakpapillen niet meer in te zetten voor de diagnostiek! Call for abstracts NHG-Wetenschapsdag 2012 DOOR TRUDY VAN DER WEIJDEN & GEERT-JAN DINANT, HOOGLERAREN VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Met veel plezier mogen we aankondigen dat de Wetenschapsdag 2012 van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) op vrijdag 8 juni in Maastricht zal plaatsvinden. Het inhoudelijke thema is multimorbiditeit. Daarnaast wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het carrièreperspectief van jonge onderzoekers, met name aiotho’s. De NHG-Wetenschapsdag is bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in de wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de huisartsgeneeskunde: huisartsen, artsen in opleiding tot specialist huisartsgeneeskunde, specialisten ouderengeneeskunde, onderzoekers op het gebied van de publieke gezondheidszorg en de huisartsgeneeskunde, richtlijnontwikkelaars, implementatiedeskundigenen, beleidsmakers, et cetera. Het NHG organiseert de Wetenschapsdag 2012 in samenwerking met de Vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht. 36 Het onderzoek richt zich zowel op het begripskader (hoe moeten we multimorbiditeit zien en begrijpen) en de etiologie (waarom krijgt de ene persoon meer ziekten dan de andere) als op de praktische implicaties (zijn onze richtlijnen wel van toepassing op deze groep patiënten). In de eerste plenaire lezing licht dr. Marjan van den Akker toe binnen welke kaders het onderzoek naar multimorbiditeit wordt verricht. De tweede lezing gaat over innovatieve manieren om nog onbekende combinaties van ziekte beelden aan de hand van gegevens uit (huisartsgeneeskundige) registraties in beeld te krijgen. Bestaat er een verband dat we nu nog niet zien? www.nhgwetenschapsdag.nl evenementen@nhg.org
op één lijn 41 3e uitgave 2011 Gezondheidsrechterlijke kwesties Hoe heilig is het beroepsgeheim nog in de toekomst? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE In juli van dit jaar was er veel ophef over het medisch dossier van Tristan van der V. 'de schutter van Alphen aan de Rijn' die 7 doden op zijn geweten heeft. In korte tijd waren er diverse berichten in krant of op internet te vinden, hieronder een samenvatting: Minister Edith Schippers van VWS gaat bekijken of het medisch beroepsgeheim heilig moet blijven of niet. De KNMG vindt niet dat er soepeler met het medisch beroepsgeheim moet worden omgegaan. GGZ Rijnstreek verstrekte het dossier van Tristan van der V. niet aan justitie. 12-07-2011 GGZ Nederland werkt aan een branchecode omtrent uitzonderingen beroepsgeheim Dit is ook het geval bij de zaak rondom Tristan van der V., die in behandeling is geweest bij Rivierduinen. In een reactie zegt Rivierduinen hier het volgende over: ‘Voor de ggz weegt het medisch beroepsgeheim zwaar. Daarom zijn er vanuit de KNMG hier strikte landelijke richtlijnen over opgesteld. Deze richtlijnen voorzien in een afweging tussen maatschappelijk en individueel belang. Het opvragen van het dossier door het OM behoeft altijd een uitspraak van de rechter. Door de Officier van Justitie is gevraagd om het medisch dossier ter beschikking te stellen: Wij hebben daarbij gewezen op de wettelijke procedure. Dit heeft geen vervolg gehad.’ Bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie 14/07/11, Volkskrant: ‘Beroepsgeheim psychiater dient ook het maatschappelijk belang’ Anders dan wordt gesuggereerd staat het beroepsgeheim de medisch specialist niet in de weg om te melden wanneer er acuut gevaar is voor patiënt of omgeving. Er bestaan heldere richtlijnen, onder meer van de KNMG, voor het doorbreken van het beroepsgeheim. De beroepscode voor psychiaters van de NVvP onderschrijft deze richtlijnen. Wel vraagt iedere specifieke patiënt en situatie om een eigen afweging. Het is dus niet mogelijk dit te protocolleren. Het beroepsgeheim is een groot goed en dient zowel een individueel als een maatschappelijk belang, iedereen moet er op kunnen vertrouwen dat wat er bij een arts besproken wordt, geheim blijft en dat dat geen gevolgen kan hebben richting derden, ook niet naar politie en justitie. Wellicht is het verhelderend om het beroepsgeheim hieronder nog eens toe te lichten en te laten zien dat er nu al voldoende mogelijkheden zijn om er op een zorgvuldige wijze mee om te gaan. Het beroepsgeheim bestaat uit de zwijgplicht en het verschoningsrecht. De zwijgplicht houdt in dat er ten opzichte van een ieder gezwegen wordt over alle informatie van de patiënt en het verschoningsrecht houdt in dat er ook ten overstaan van de rechter gezwegen mag worden over alle informatie van de patiënt. Hierdoor heeft de arts ook geen aangifteplicht van een gepleegd ernstig misdrijf, zoals iedere burger dat wel heeft, als hij 37
op één lijn 41 3e uitgave 2011 dat via de uitoefening van zijn beroep te weten komt. Ook kan er geen inbeslagname van het dossier van de patiënt bij de arts plaatsvinden zonder toestemming behoudens zeer uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld als de arts zelf dader is, of zaken van zeer uitzonderlijk maatschappelijk belang). Doorbreking beroepsgeheim Hoofdregel bij gegevensverstrekking aan derden: gerichte toestemming van de patiënt of diens vertegenwoordiger is vereist, tenzij: Wanneer mag je als arts nu wel het beroepsgeheim doorbreken1 Situatie Voorbeelden Wettelijke plicht tot verstrekking Verstrekking aan ‘functionele eenheid’ rechtstreeks bij uitvoering van behandelingsovereenkomst betrokken Vervanger van behandelend arts Verstrekking aan wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde, tenzij strijdig met ‘zorg van goed hulpverlener’ Ten behoeve van verweer in klacht-, tucht-, civiele en strafprocedure Situaties waarbij arts in opdracht van een derde onderzoek doet en advies of rapportage afgeeft Gebruikmaking van gegevens voor wetenschappelijk onderzoek, maar alleen in uitzonderlijke situaties Conflict van plichten Als de arts zelf in de problemen komt omdat hij of zij in tweestrijd staat tussen enerzijds het beroepsgeheim nakomen maar anderzijds schade aan een ander voorkomen Melding bepaalde infectieziekten aan GGD Afgeven verklaring van overlijden door behandelend arts aan ambtenaar van burgerlijke stand Melding aangetoonde beroepsziekten door bedrijfsarts aan Nederlands Centrum voor beroepsziekten Verstrekken van aantal declaratiegegevens aan ziekenfonds of zorgverzekeraar (eventueel via ziekenhuis) Collega dienstdoende huisarts, behandelend huisarts, hulpverlener(s) naar wie wordt verwezen, verpleegkundige, doktersassistent, triagist, secretaresse Vertrouwelijke informatie over voorschrijven anticonceptie of abortusverzoek door minderjarige patiënt (leeftijdscategorie tussen 12-16 jaar2). Of verslaglegging in dossier van door een kind gemelde mishandeling door ouder(s) In geval van een claim tegen de arts, kan patiënt gegevensverstrekking aan beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar weigeren, waarbij consequenties van die weigering, zoals het niet of moeilijk kunnen beoordelen van de klacht of claim, uiteraard voor de patiënt zelf zijn Keuringsrapport; keurling heeft recht op eerste kennisneming rapport en beslissing of anderen dit mogen ontvangen met eventuele consequenties daarvan voor keurling (zie art. 464 WGBO) (zie art. 458 WGBO) Een relatie waarbij de ene partner een geslachtziekte heeft maar het niet aan de andere wil vertellen, maar die ander wel mogelijk besmet heeft of de situatie dat iemand op het spreekuur aangeeft dat hij van plan is een moord te plegen of aangeeft een schietincident zoals bij Tristan V. te ondernemen Conflict van plichten situatie Voor deze situaties heeft de eerste hoogleraar gezondheidsrecht Leenen een aantal criteria opgesteld waaraan voldaan moet worden wil je het beroepsgeheim kunnen doorbreken, bijvoorbeeld naar de politie. Te gebruiken (cumulatieve) criteria bij de beoordeling of sprake is van een ‘conflict van plichten’- situatie (Prof. dr. H.J.J. Leenen): 1. alles is in het werk gesteld om eerst toestemming van betrokkene(n) te krijgen (of deze ervan te overtuigen zelf het probleem op te lossen of hulp daarbij te zoeken) en 1 Overzicht beroepsgeheim van de hulpverlener( uit de KNMG richtlijn online contacten) 2 Zie Op een lijn 39, 1e uitgave 2011 2. de hulpverlener verkeert in gewetensnood door het handhaven van de zwijgplicht en 3. er is geen andere weg dan doorbreking van het geheim om het probleem op te lossen en 4. het niet-doorbreken van het geheim levert voor een ander ernstige schade op en 5. het moet vrijwel zeker zijn, dat door de geheimdoorbreking die schade aan de ander kan worden voorkomen of beperkt en 6. het geheim wordt zo min mogelijk geschonden. De arts doet er verstandig aan de overwegingen die hij maakt ten aanzien van het doorbreken van zijn beroepsgeheim te noteren in het dossier. De betrokkene(n) wordt (worden) zo mogelijk geïnformeerd over de 38
op één lijn 41 3e uitgave 2011 geheimdoorbreking. Uit de jurisprudentie is nog een 7e criterium af te leiden; Overleg met een collega. Het kan zijn dat je als arts zo in het conflict van plichten zit dat je de verkeerde beslissing neemt. Al met al voldoende mogelijkheden om een juiste afweging te maken omtrent het beroepsgeheim en het al dan niet doorbreken ervan. Minister Schippers kan haar aandacht beter op andere, voor huisarts belangrijkere zaken, richten. Gegevensverstrekking na overlijden patiënt Hoofdregel: ook na de dood geen verstrekking of inzage tenzij: 1. een wettelijke bepaling daartoe verplicht. Voorbeeld: inzage aan de inspecteur voor de Gezondheidszorg ingevolge artikel 63lid 4 wet BOPZ, of de wet op de lijkbezorging (A en B formulier) 2. veronderstelde toestemming. Daarvoor is nodig een reconstructie van de wil van de overledene: zou deze in het concrete geval toestemming hebben gegeven? Voorbeeld van veronderstelde toestemming: inzage dossier door nabestaande(n) vanwege een erfelijke ziekte of een klacht waarbij geen problemen bij de arts bekend waren tussen nabestaande(n) en overledene bij leven. Bij twijfel over de wil van de overledene dient het dossier gesloten te blijven (tenzij eventueel:) 3. ‘conflict van plichten’ situatie (af te wegen aan de hand van bovenstaande criteria). Het moet dan gaan om zéér zwaarwegende belangen van derden. Voorbeeld: inzage in dossiergegevens door nabestaanden welke informatie geven die voor hen van zeer groot belang zijn en op geen enkele andere wijze verkregen kunnen worden. Inzage vanwege zuiver emotionele belangen zoals rouwverwerking is volgende de rechter onvoldoende grond. Het zal daarbij bijvoorbeeld ook moeten gaan om het indienen van een klacht of een claim. 25 jaar in dienst van overheid en of (Huisartsgeneeskunde) UM Onno van Schayck (hoogleraar) is 25 jaar in dienst is van de Rijksoverheid waarvan de laatste jaren bij de UM. Karin Aretz (onderzoekmedewerker), Geert-Jan Dinant (hoogleraar), Jelle Stoffers en Huibert Tange (beiden Universitair Hoofd Docent) zijn allen 25 jaar in dienst van de UM. Proficiat! Huibert Tange Onno van Schayck Geert-Jan Dinant Karin Aretz Jelle Stoffers 39
Op één lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@hag.unimaas.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.
1 Online Touch