Uitgave van Radboudumc Centrum voor Oncologie “Kankeronderzoek krijgt meer impact” GUILLÉN FERNÁNDEZ Eindelijk MRI-onderzoek voor dense borsten Preventie eierstokkanker wereldwijd onderzocht Een serie aanvallen op de kankercel
colofon Redactieraad: prof. dr. Bart Kiemeney, voorzitter Carla Smits-Caris Anneke Hulshoff MANP dr. Ingrid Desar prof. dr. Robert Takes prof. dr. Camiel Rosman prof. dr. Jan Bussink prof. dr. Haiko Bloemendal dr. Anniek van der Waart drs. Marlies van der Meij drs. Joost van Sluijters Vormgeving en realisatie: Capital Advertising Tel: +31 - 73 613 30 30 Overname gegevens alleen toegestaan met bronvermelding: Radboud Report Oncologie Correspondentieadres: Radboudumc Centrum voor Oncologie Postbus 9101 (huispost 547) 6500 HB Nijmegen Tel: +31 - 24 365 57 51 Email: oncologie@radboudumc.nl www.radboudumc.nl/report ISSN: 2468-3353 Een duurzaam magazine Report bestaat enkel uit volledig herbruik bare grondstoffen (het papier, de inkt en hechtings materiaal), die stuk voor stuk onderzocht zijn door milieu-onderzoeks instituut EPEA. De materialen zijn herbruik baar in nieuwe producten of als voeding voor de natuur.
voorwoord Een compleet nieuw medicijn Het jaarlijkse congres van de American Society of Clinical Oncology is vaak de plek waar voor het eerst opzienbarende resultaten van een nieuwe kankertherapie worden gepresenteerd. Zo ook eerder deze week in Chicago. En nog mooier, de deze week gepresenteerde therapie kost geen tonnen per jaar per patiënt maar helemaal niets. Tenminste als je als patiënt al een paar goede loopschoenen hebt. De Canadees / Australische ‘CHALLENGE’ trial toonde voor het eerst in een grootschalige gerandomiseerde opzet aan, dat darmkankerpatiënten na operatie en aanvullende chemotherapie een betere kankerspecifieke prognose hebben, wanneer ze deelnemen aan een drie jaar durend beweegprogramma. Als u het artikel wil opzoeken: scan dan de QR-code. We wisten natuurlijk al lang dat een betere leefstijl doorgaans leidt tot een betere kwaliteit van leven, minder comorbiditeit en een lagere sterftekans. Maar dat het ook de kans op levermetastasen verlaagt na behandeling van darmkankerpatiënten is nieuw. Afgezien van slijtage van je loopschoenen lijken er ook geen nadelen te zijn. Hoe anders dan bij de gangbare medicatie. Logisch dus dat medisch-oncoloog aan Yale School of Medicine Pamela Kunz zegt: “Exercise as an intervention is a no-brainer and should be implemented broadly”. Radboudumc organiseerde met de Nederlandse Orthopaedische Vereniging het eerste multidisciplinaire botmetastasen symposium. Door toegenomen langere overleving van patiënten met uitgezaaide kanker zal het aantal skeletgerelateerde complicaties de komende jaren toenemen. Waar de behandeling van botmetastasen eerder in de laatste fase van het leven plaatsvond, is door de toegenomen overleving een andere zorgvraag ontstaan Maar nu? Moeten we deze trial gaan herhalen bij elke tumorsoort, en elk stadium en na elk type behandeling? De CHALLENGE trial duurde 16 jaar, nog exclusief voorbereidingen, en kostte miljoenen! Of denken we gewoon logisch na over de waarschijnlijk soort tumor-aspecifieke mechanismen van bewegen en trekken we de CHALLENGE-resultaten meteen door over de gehele oncologie of zelfs geneeskunde in zijn algemeen? Het laatste natuurlijk. Immers, als leefstijl een pil zou zijn, zouden we er iedereen mee behandelen. En als u niet weet hoe het aan te pakken, dan hebben we daar samen met onze partners MUMC+ en Vereniging Arts en Leefstijl een mooi programma voor. Kijk vooral op: www.BeterGezond.nl. Bart Kiemeney
Betere oncologische zorg door innovatieve datatechnologie Kort Report In elke Report berichten we breeduit over grote onderzoeken, grote doorbraken en grote inzichten. Maar er is altijd ook kort, laatste nieuws. Dat vindt u hier. Boeiende berichten, vers van de pers. 04 Radboud Report Oncologie Binnen het Radboudumc draait een pilot met een nieuw ICT-platform: PLUGIN. De intelligente software binnen dit platform herkent zélf vanuit het patiëntendossier welke patiënten hoofd-halskanker hebben. PLUGIN kan deze dossiers vervolgens automatisch anonimiseren en doorsturen naar het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Chief Medical Information Officer dr. Guido van den Broek, hoofd-halschirurg binnen het Radboudumc, legt uit wat daar het evidente voordeel van is. Guido van den Broek: “Laat ik eerst uitleggen waarom we die gegevens landelijk verzamelen. We werken binnen de hoofd-hals-oncologie altijd met multidisciplinaire groepen van artsen. Bij ons zijn dat een KNO-arts en onder meer een patholoog, radioloog, MKA-chirurg, een bestralingsarts en een medisch oncoloog. Samen beheren zij de kwaliteitsregistratie hoofd-halsoncologie. In die registratie zitten 45 indicatoren die iets zeggen over de kwaliteit die je als ziekenhuis levert. Denk aan het aantal complicaties, de tijd tot de start van de behandeling en de overleving. Die gegevens leggen we landelijk vast voor de 15 Nederlandse ziekenhuizen die zich richten op hoofd-halsoncologie. Twee keer per jaar komen deze ziekenhuizen bijeen om de resultaten op de 45 indicatoren te bespreken, en met name ook om van elkaar te leren. Een ziekenhuis dat goed scoort op een indicator helpt daarbij een ziekenhuis dat daarin minder sterk is.” Op dit moment wordt de data rond patiënten met hoofd-halskanker door IKNL nog handmatig uit de digitale patiëntendossiers gehaald. Daardoor worden deze gegevens soms pas na anderhalf jaar zichtbaar in het systeem. “Je kunt je voorstellen dat, wanneer je als ziekenhuis in een verbetertraject
Met de vergrijzing van de bevolking zal in de komende jaren het aantal kankergevallen nog verder stijgen. De belangstelling voor kanker ook. Dat merkten we al bij de publiekslezing die Radboudumc en dagblad de Gelderlander op wereldkankerdag organiseerden. De belangstelling was enorm en het publiek in de collegezaal vrij grijs. Zij kregen antwoord op de vele vragen die er leven rond de erfelijkheid van kanker. Publiekslezing over erfelijke kanker massaal bezocht zit voor een van de indicatoren, die informatie veel te laat komt. Met PLUGIN zit daar geen dag meer tussen,” vertelt Van den Broek. “Daarnaast zorgt PLUGIN natuurlijk voor een enorme efficiencyslag. Het werkt sneller en goedkoper. Op termijn zou PLUGIN zelfs proactief kunnen worden en berichten terug kunnen sturen. Het kan dan bijvoorbeeld waarschuwen als een behandeling buitengewoon lang op zich laat wachten. Maar al met al zijn we nu al enorm tevreden met de pilot zoals we die hier binnen het Radboudumc draaien. Dit is een ICT-project, maar het levert onderaan de streep betere zorg op.” PLUGIN is een samenwerking tussen het Expertisecentrum Zorgalgoritmen, Dutch Hospital Data (DHD) en Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Zij werkten bij deze pilot samen met het Radboudumc. Nagenoeg iedereen krijgt vroeg of laat te maken met kanker. Dat kan zijn omdat je het zelf krijgt, één op de drie mensen treft het, of omdat iemand in je omgeving ermee te maken krijgt. In Nederland worden jaarlijks 128.000 nieuwe gevallen vastgesteld, een aantal dat door de vergrijzing naar verwachting zal oplopen tot 200.000 in 2040, aldus epidemioloog Bart Kiemeney tijdens de publiekslezing die Radboudumc en dagblad de Gelderlander op wereldkankerdag organiseerden. Toch heeft hij ook positief nieuws: in tegenstelling tot wat veel mensen denken, neemt het individuele risico op kanker niet toe. Dat daalt zelfs iets. Bovendien wordt kanker steeds minder vaak een dodelijke ziekte. Tijdens de keynote-lezing van klinisch geneticus Marleen Kets kwam het volledige spectrum van erfelijke kanker aan bod. De aanwezigen leerden dat je niet letterlijk kanker erft, maar een erfelijk verhoogd risico om de ziekte te ontwikkelen. Ongeveer 5 tot 10% van de kankers is toe te schrijven aan genetische factoren, 10% aan virussen en 30% aan een ongezonde leefstijl. De meeste gevallen ontstaan door pure ‘pech’. Kelly Janssen, die leeft met het Lynch-syndroom en onder behandeling is bij het Radboudumc, was tijdens de publiekslezing aanwezig als speciale gast. In een openhartig vraaggesprek deelde ze haar persoonlijke ervaringen. Haiko Bloemendal, voorzitter van het regionaal oncologienetwerk Onco Oost, belichtte de doordachte oncologische samenwerking van de ziekenhuizen in de regio. De interactie met het publiek werd gezocht in een panelgesprek waarbij veel vragen aan de deskundigen werden gesteld. En Bart Kiemeney draaide de rollen ook om en bevroeg het publiek met een quiz rond kanker. Er valt nog veel te leren, bleek al snel, want de verdeeldheid onder de aanwezigen was groot. Deze middag droeg daaraan bij. Radboud Report Oncologie 05
Wetenschappelijk directeur Radboudumc Guillén Fernández over nieuwe aanpak onderzoek Kankeronderzoek Radboudumc krijgt meer impact De universiteit is aan het veranderen. Niet alleen van binnenuit, maar vooral onder druk van buitenaf. Waar wetenschap ooit werd gezien als een vrijplaats voor nieuwsgierigheid en kritische reflectie, wordt zij nu steeds vaker beoordeeld op haar directe economische en maatschappelijke nut. In beleidsdocumenten, financieringscriteria en de publieke opinie klinkt steeds luider de eis: wat levert het op? Universiteiten worden afgerekend op de mate waarin hun onderzoek maatschappelijke of economische impact heeft; denk aan patenten, spin-offs en samenwerking met bedrijven. Wetenschappelijk directeur van het Radboudumc, prof. dr. Guillén Fernández, herkent die ontwikkeling niet alleen, hij onderschrijft haar ook. Want alleen op die manier kan onderzoek ook gefinancierd blijven worden. PROF. DR. GUILLÉN FERNÁNDEZ Guillén Fernández is wetenschappelijk directeur van het Radboudumc en hoogleraar cognitieve neurowetenschappen verbonden aan het Donders Instituut. 06 Radboud Report Oncologie
Weinig Fernández: “Wij produceren hier als wetenschappers binnen het Radboudumc bijna 4000 papers per jaar. Dat is enorm. Maar als we kijken naar de verandering die dat teweegbrengt, in termen van een nieuw medicijn, een nieuwe richtlijn, een nieuw product, of betere kwaliteit van leven, dan is dat ineens weinig. We willen en moeten veel meer impact hebben. Daar vragen de maatschappij en de politiek om. En die vraag is reëel. Op dit moment komen er jaarlijks ongeveer tien patenten voort uit die 4000 papers. Innovatie wordt nog te vaak gestuurd door bedrijven en niet door academisch onderzoek. Ik snap dat de belastingbetaler daar moeite mee heeft.” Radboudumc besteedt jaarlijks ongeveer 200 miljoen euro aan onderzoek. Dat is publiek geld. In een maatschappij die onder meer ook wordt geconfronteerd met vergrijzing, klimaatproblemen, oorlogsdreiging en migratie, is het voor Fernández logisch dat mensen daar vragen bij stellen. “Dat is begrijpelijk. En het enige antwoord daarop is: meer maatschappelijke en economische impact creëren. Dat doen we nu met onze onderzoeksprogramma’s.” Langdurig programma Een belangrijk knelpunt was: onderzoekers werkten vooral van subsidie naar subsidie, wat een focus op korte termijn stimuleerde en lange termijnvisie in de weg stond. Daarom introduceerde Radboudumc een nieuwe functie: de Research Group Leader. Deze onderzoekers worden structureel gefinancierd en werken aan lange termijndoelen. “Zij hebben nu een stabiele basis om aan complexe onderwerpen te werken die impact gaan hebben,” aldus Fernández. “Niemand kan binnen één promotietraject een compleet probleem oplossen. Daarom moet je het opnemen in een langdurig programma. Dat hebben we nu gedaan na een intensief en lang proces. Deze onderzoeksprogramma’s zijn opgesteld op basis van inzichten van de Britse econome Lynda Gratton, die onderzocht waarom sommige teams succesvoller zijn dan andere. Zij noemt drie sleutelfactoren. Allereerst: een gemeenschappelijk doel. Waar wil je over acht jaar staan? Daarnaast moet het gaan over samenwerking in plaats van competitie. Onderzoekers werken nu over afdelingsgrenzen heen mee aan elkaars resultaten. En tot slot moet je discipline-overstijgend denken: oplossingen niet alleen zoeken binnen het eigen vakgebied, maar ook in andere academische domeinen en daarbuiten. Zoals de industrie en eerstelijnszorg.” Radboud Report Oncologie 07
De top Radboudumc nodigde alle 180 onderzoeksgroepen uit om programma’s te ontwikkelen. Dat leidde tot 47 programma’s, waarvan 14 zich helemaal “Tijdens de Cancer Research Retreat, 10 april jongstleden, deelden alle onderzoekers die zich met kanker bezighouden binnen het Radboudumc onderzoeken met elkaar om elkaar daarmee te inspireren en de onderlingen samenwerking verder te stimuleren.” of vrijwel helemaal op kanker richten. “Samen bepalen we nu ook wie zich richt op welke beurzen, zodat daar geen interne competitie meer is. En we kijken veel eerder in het proces hoe we onderzoeksresultaten naar de markt kunnen brengen. Niet pas achteraf bepalen voor wie het waardevol is, maar die partijen al vanaf het begin betrekken. Ook dat is nieuw én kan zeer effectief gaan zijn.” De kwaliteit en toepasbaarheid van het onderzoek zijn aantoonbaar gegroeid, ziet Fernández. En de basis was al stevig. “Als we kijken naar het aantal keren dat ons onderzoek wordt geciteerd, wat een graadmeter is voor relevantie, dan staan we in de Europese top 25. Ook de Europese Commissie ziet dat. Het Radboudumc ontvangt de meeste EU-onderzoeksfinanciering van alle Nederlandse umc’s. Dat komt vooral doordat we goed zijn in samenwerking en netwerkvorming.” De grote vraag blijft: zal het Radboudumc ook meer patenten genereren, zoals de maatschappij verlangt? Fernández: “Daar focussen we sterk op, en ik verwacht het ook zeker. Maar het vraagt een andere houding van wetenschappers. Tot nu toe was de focus vooral op publiceren. Maar wat je publiceert, kun je niet meer patenteren. Dat moet omgekeerd. We trainen onze mensen daar nu op. Bij technische universiteiten is dat dagelijkse praktijk. Hier wordt dat de norm. TU’s scoren goed in de publieke opinie: ze lossen zichtbare problemen op. Umc’s doen dat ook. Dat moeten we duidelijker communiceren.” Onder de röntgen opname van een dense borst. Waar bij de bovenste borst de kleine tumor goed te zien is, verdwijnt bij de tweede borst het beeld van een veel grotere tumor in het wit van de melkklieren. 08 Radboud Report Oncologie
Radioloog dr. Ritse Mann ziet jarenlang pleidooi gehonoreerd Eindelijk MRI-onderzoek voor vrouwen met dense borsten Eind mei meldden de kranten dat het kabinet overstag was. Het ging geld reserveren voor aanvullende MRI-scans bij het screenen van borstkanker. Het gaat om scans bij vrouwen met dicht borstklierweefsel, zogenaamde dense borsten, bij wie een tumor te vaak wordt gemist tijdens het reguliere bevolkingsonderzoek. Grote opluchting was er daarom bij dr. Ritse Mann, radioloog binnen het Radboudumc, die zich al jaren op alle manieren hard maakt voor dit aanvullend MRIonderzoek. Mann: “We zagen eerder dat de Gezondheidsraad negatief adviseerde over een dergelijke scan. We hebben daar onmiddellijk tegen geageerd en wisten uiteindelijk de hele Tweede Kamer mee te krijgen. Maar de minister legde de motie naast zich neer. Nu lijkt de politiek dus een andere keuze te maken, hoewel door de val van het kabinet nog niet getekend is”. Ritse Mann legt graag nog eens uit waarom dat echt alsnog moet gebeuren. Moeilijker Mann: “Bij het bevolkingsonderzoek naar borstkanker blijkt dat ongeveer acht procent van de vrouwen zeer dicht borstweefsel heeft. Dat wil zeggen, relatief veel klierweefsel en weinig vet. Dit type borstweefsel maakt het moeilijker om afwijkingen op een mammogram te herkennen. Bij deze groep wordt dan ook veertig procent van de tumoren niet opgemerkt. Tegelijkertijd blijkt dat vrouwen met zulke dichte borsten een twee tot drie keer hogere kans hebben om borstkanker te ontwikkelen. De combinatie van een grotere kans op de ziekte en een kleinere kans dat deze tijdig ontdekt wordt, leidt ertoe dat zij 20% tot 40% meer risico lopen om aan borstkanker te overlijden. Uit grootschalig onderzoek van enkele jaren geleden kwam naar voren dat jaarlijkse scans honderden gevallen van borstkanker eerder aan het licht kunnen brengen. Desondanks is een dergelijke screening nog steeds niet breed ingevoerd, vooral vanwege zorgen over de kosten van MRI-onderzoeken en het beperkte aantal beschikbare plekken in ziekenhuizen.” Cruciaal Voor de tachtigduizend vrouwen met dicht borstweefsel is een regelmatig MRI-onderzoek cruciaal, zo stelt Mann, omdat een tumor op de gebruikelijke mammografie niet altijd zichtbaar is. Op zo’n röntgenfoto kleurt hun borstweefsel immers even wit als de tumor. Ritse Mann: “We hebben er allereerst voor gepleit dat vrouwen moeten weten dat ze dense borsten hebben. Dat krijgen ze nu bij het bevolkingsonderzoek nog niet te horen. Vervolgens wil je graag dat deze vrouwen een extra controle krijgen met de MRI. We begrijpen dat dit extra geld kost en dat de capaciteit beperkt is, maar je redt daar veel levens mee.” Daarom hebben Mann en collega’s meegedacht over hoe tegemoet kan worden gekomen aan de genoemde problemen. Zij ontdekten dat een veel kortere en dus goedkopere, scan van slechts 5 in plaats van 20 minuten even effectief is. 5 minuten Ritse Mann: “Bij vrouwen bij wie een knobbel in de borst wordt gevoeld, is het belangrijk een volledige scan uit te voeren. Maar wij hebben in een onderzoek laten zien dat voor het bevolkingsonderzoek bij een scan van 20 minuten niet meer tumoren worden gevonden dan bij een scan van slechts vijf minuten. Dat betekent minder belasting voor de vrouw en beduidend lagere kosten. De tijd die nodig is om vrouwen op de onderzoekstafel te krijgen en er weer af, blijft tien minuten, maar als de MRI-scan voortaan nog maar vijf minuten hoeft te duren, kunnen we twee keer zoveel vrouwen scannen. Ik adviseerde eerder aan vrouwen die wisten dat ze dense borsten hebben, dat ze zich dan maar om de paar jaar bij een commercieel MRI-centrum moesten laten checken. Ik ben blij dat het er nu toch op lijkt dat we deze vrouwen ook binnen de reguliere gezondheidszorg een onderzoek aan kunnen bieden.” Radboud Report Oncologie 09
Dr. Lisa van Hoogstraten ziet aanzienlijke verschillen in blaaskankerzorg in Nederland Variatie in blaaskankerzorg heeft gevolgen voor patiënt De afgelopen jaren onderzocht dr. Lisa van Hoogstraten samen met collega’s de blaaskankerzorg in Nederland. Voor haar promotie bracht ze de blaaskankerzorg in kaart, met speciale aandacht voor de variatie tussen ziekenhuizen, de naleving van richtlijnen en de verschillen in behandelmethoden. Die verschillen bleken aanzienlijk te zijn en hebben in veel gevallen gevolgen voor de patiënt. Van Hoogstraten: “De verschillen tussen ziekenhuizen zijn opvallend, omdat de blaaskankerzorg in Nederland is gebaseerd op internationale richtlijnen. In de data kunnen we niet goed zien in hoeverre de wensen van de patiënt invloed hebben gehad op de gemaakte keuzes. Dat kan (deels) een verklaring zijn voor de gevonden variatie. Maar er lijkt meer aan de hand te zijn, want je ziet de verschillen ook op ziekenhuisniveau.” Gevolgen afwijken richtlijn Van Hoogstraten staat zeker niet met de vinger te wijzen: “Er kunnen gegronde redenen zijn om van een richtlijn af te wijken en ook de richtlijnen zelf zijn niet op elk punt perfect. Voor een van onze studies luidt de conclusie bijvoorbeeld dat sommige richtlijnen herzien moeten worden. Maar het kan ook zijn, dat we ons juist beter aan de protocollen moeten houden, omdat sommige patiënten nu niet de optimale behandeling krijgen. Dat kan gevolgen hebben. Bijvoorbeeld voor hun overleving.” Van Hoogstraten geeft een voorbeeld: “Eén op de vijf patiënten met blaaskanker die in de spierwand van de blaas is gegroeid maar nog zonder uitzaaiingen op afstand, krijgt nu geen tumorgerichte behandeling. Leeftijd speelt hierbij een grote rol. Bij patiënten jonger dan 75 jaar gaat het om 10%, bij ouderen om maar liefst 34%. Maar in beide groepen is de overleving beduidend slechter dan bij wél behandelde patiënten in diezelfde leeftijdsgroepen met vergelijkbare karakteristieken. 10 Radboud Report Oncologie De keuze om wel of niet te behandelen verschilt per ziekenhuis, en het lijkt er dus op dat een deel van de patiënten mogelijk onterecht niet wordt behandeld.” Niet optimaal “Bij patiënten met laag-risico niet-spierinvasieve blaaskanker zien we iets vergelijkbaars,” stelt Van Hoogstraten. “De internationale richtlijn schrijft voor dat deze patiënten na de standaard kijkoperatie, waarbij de tumor via de plasbuis wordt verwijderd, binnen 24 uur een eenmalige blaasspoeling met chemotherapie krijgen. Behalve als er sprake is van contra-indicaties. Ons onderzoek laat echter zien dat er grote variatie is tussen ziekenhuizen in de toepassing van deze spoeling. Wellicht komt dit door angst voor complicaties, maar die lijkt niet terecht. Wij onderzochten het risico op ernstige complicaties en sterfte na een eenmalige spoeling namelijk en dat bleek zeer laag. Daarom denken we dat ook hier mogelijk een deel van de patiënten onterecht niet optimaal behandeld wordt.” Ruimte voor verbetering Bij spierinvasieve blaaskanker wordt vaak de blaas volledig verwijderd. Volgens de richtlijnen moet vóór de blaasverwijdering chemotherapie worden gegeven. Ook hierbij blijkt een enorme variatie tussen ziekenhuizen in Nederland te bestaan. Van Hoogstraten: “Dit lijkt invloed te hebben op de overleving van de patiënt. De variatie moet worden gereduceerd door betere naleving van de richtlijnen voor patiënten met stadium T3-4a blaaskanker. De literatuur laat immers duidelijk zien dat er de mogelijke overlevingswinst is voor deze groep als vooraf chemotherapie wordt toegediend. Voor stadium T2-blaastumoren is de situatie anders. Daar lijkt het juist verstandig om de richtlijnen kritisch te herzien, omdat het
wetenschappelijk bewijs voor het toepassen van chemotherapie voor de operatie bij deze patiënten niet sluitend lijkt. Nieuw wetenschappelijk onderzoek moet hier voor een optimale richtlijn zorgen.” BlaZIB De onderzoeken uit het proefschrift van Lisa van Hoogstraten zijn uitgevoerd binnen het landelijke, populatiegebaseerde BlaZIB-cohort. Dit cohort omvat alle patiënten met hoog-risico niet-spierinvasieve blaaskanker (T1, Cis) en nietgemetastaseerde spierinvasieve blaaskanker, gediagnosticeerd tussen november 2017 en november 2019. Gegevens over patiënt- en tumorkenmerken, behandelingen en followup (tot tenminste 2 jaar na diagnose) werden verzameld door datamanagers van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en geanalyseerd door de onderzoekers. Patiëntvriendelijker Van Hoogstraten vergeleek niet alleen de behandelingen tussen ziekenhuizen, maar ook de behandelingen zelf. “Chemoradiatie, een combinatie van chemotherapie en bestraling wordt steeds populairder als blaassparende therapie bij spierinvasieve blaaskanker,” zegt ze. “Vaak bestaat de chemotherapie uit 5-fluorouracil, wat intraveneus wordt gegeven, of capecitabine, via tabletten. Die tabletten zijn natuurlijk patiëntvriendelijker, maar ook betaalbaarder en minder belastend voor de zorgverleners. De gelijkwaardigheid van beide vormen van het toedienen van chemotherapie voor deze indicatie was echter nog niet bewezen. Tot nu. Uit ons onderzoek blijkt dat chemoradiatie met capecitabine of fluorouracil een vergelijkbaar toxiciteitsprofiel heeft en geen verschil in overleving laat zien. Er is dus alle reden om vanaf nu voor de tabletten te kiezen.” Op basis van de studies beschreven in het proefschrift en andere studies binnen BlaZIB is een rapport met aanbevelingen opgesteld om de blaaskankerzorg te verbeteren. Dit rapport is aangeboden aan de wetenschappelijke verenigingen betrokken bij de blaaskankerzorg in Nederland. Lisa van Hoogstraten verwacht dat de uitkomsten van haar onderzoek door collega’s worden opgepakt, waardoor de blaaskankerzorg uniformer, beter en patiëntvriendelijker zal worden. Radboud Report Oncologie 11
Dr. Joanne de Hullu gelooft in nieuwe aanpak voor vrouwen met BRCA-genmutatie Radboudumc initieert wereldwijd onderzoek naar preventie van eierstokkanker Vrouwen met een BRCA1/2-genmutatie lopen tot wel 40% risico dat zich eierstokkanker bij hen ontwikkelt. Zij krijgen het advies om, als de kinderwens vervuld is, rond hun veertigste hun eierstokken en eileiders te laten verwijderen. Meer dan 90% van de vrouwen volgt dat advies. Het voordeel ervan is evident, omdat de kans op kanker in de buik daarna niet groter is dan bij andere vrouwen (ongeveer 1%). Het nadeel is echter ook helder: deze vrouwen raken vervroegd in de overgang, met alle lichamelijke en psychoseksuele gevolgen die daarbij horen. Gynaecologisch oncoloog dr. Joanne de Hullu: “Natuurlijk wil je bijwerkingen graag voorkómen en we zagen daar ook mogelijkheden voor. Sinds 2001 werd het vermoeden namelijk steeds sterker dat eierstokkanker niet in de eierstok ontstaat, maar in de eileider. Voor ons was dat ruim 10 jaar geleden de aanleiding om een studie op te zetten. Het liefst wilden we onderzoeken of het even veilig is om alleen de eileiders te verwijderen, waardoor vrouwen geen kanker ontwikkelen en niet in de overgang komen. Maar daar was de tijd toen nog niet rijp voor.” 12 Radboud Report Oncologie
DR. JOANNE DE HULLU Joanne de Hullu is gynaecoloog/ oncoloog in het Radboudumc en hoofdonderzoeker van de TUBA en TUBA-WISP II studie. De TUBA-WISP II studie zoekt uit of het weghalen van de eileiders met later weghalen van de eierstokken (alternatieve methode) even veilig als het tegelijk weghalen van de eileiders en eierstokken (standaard methode) bij vrouwen met een erfelijk verhoogde kans op eierstokkanker. Radboud Report Oncologie 13
Grote aantallen Joanne de Hullu legt uit dat voor het aantonen van de veiligheid grote aantallen nodig zijn. Dat was in 2015 niet haalbaar. “Maar we hebben destijds vanuit het Radboudumc de TUBA-studie opgezet waarmee we eerst maar eens wilden aantonen dat je met het eerst verwijderen van alleen de eileiders en het pas vijf jaar later verwijderen van de eierstokken een winst in de kwaliteit van leven kon boeken. In dat TUBA-onderzoek, dat door KWF mogelijk werd gemaakt, hebben we binnen Nederland 577 patiënten kunnen betrekken. Zij kregen de keuze om alles ineens te laten verwijderen óf voor de aanpak te kiezen waarbij de eileiders verwijderd werden en pas later de eierstokken. De keuze werd niet door loting bepaald zoals in een gerandomiseerde studie, want eerder hadden patiënten in groepsgesprekken aangegeven dat ze zelf een keuze wilden maken. Dus de patiënt kiest de behandeling die het beste bij haar past.” De onderzoekers zagen dat de kwaliteit van leven duidelijk toenemen bij de 70% vrouwen die kozen voor het vijf jaar uitstellen van de eierstokverwijdering. De onderzoekers volgen deze vrouwen nog steeds en elke twee jaar wordt een vragenlijst verstuurd. Daarbij ontdekken ze dat de verschillen in de loop der jaren wél kleiner worden. Volgende stap Joanne de Hullu was verheugd dat de aanpak inderdaad een verbeterde kwaliteit van leven oplevert, maar begreep als geen ander dat nu ook een volgende stap gemaakt moest worden: aantonen dat de tweestaps-aanpak oncologisch net zo veilig is. “In 2016 was in Houston in de VS de WISP-studie begonnen die vergelijkbaar was met de Nederlandse TUBA-studie. Ook daar mochten de vrouwen zelf kiezen welke behandeling ze wensten. We wilden de krachten graag bundelen en hebben daarom contact gezocht en samen geconcludeerd dat we gezamenlijk internationaal de veiligheid van de aanpak moesten gaan onderzoeken. Dat is de TUBA-WISP II studie geworden. Wij konden onze 577 patiënten daarin meenemen. In Houston kon dat niet, omdat men daar andere criteria had gehanteerd voor inclusie. In totaal hebben we 3000 patiënten nodig om uitspraken te kunnen doen over de veiligheid van de nieuwe aanpak.” De hele wereld Door de publiciteit die De Hullu en collega’s kregen voor het onderzoek, melden steeds meer gynaecologisch oncologische centra zich om deel te nemen aan de TUBA-WISP II studie. De behoefte blijkt wereldwijd enorm. KWF steunt ook dit onderzoek voor de komende 15 jaar en steeds meer landen sluiten aan. Het gaat inmiddels om 54 centra uit de hele wereld: uit Nederland, maar ook uit Australië, Brazilië, Uruguay, Spanje, Italië, Noorwegen… “We zien dat iedereen supergemotiveerd is voor de studie. De KWF-subsidie gebruiken wij om de infrastructuur neer te zetten, maar deze centra doen het allemaal op eigen kracht en vaak met eigen middelen. Het is heel intensief al met al,” vertelt De Hullu. “Niet alleen de medisch ethische kwesties in alle landen, maar ook de juridische contracten met alle ziekenhuizen. Gelukkig hebben we hierin momenteel veel steun en hulp van de afdeling Valorisatie. Maar het is belangrijk om iedereen aan boord te krijgen, want zo halen we de 3000 patiënten die we nodig hebben voor betrouwbare uitspraken.” Multidisciplinair Het onderzoek is zeer multidisciplinair. Niet alleen gynaecologen maar ook klinisch genetici, statistici en pathologen zijn betrokken. “De pathologen zijn essentieel, want de eileiders die we eruit halen worden uiteraard door hen onderzocht op kanker of voorstadia daarvan. Indien een voorstadium wordt gevonden, dan adviseren we om alsnog ook de eierstokken te verwijderen,” vertelt De Hullu. “Daarnaast is er al jaren een zeer waardevolle input van de patient advisory board (PAB) women’s cancer van het Radboudumc en de Stichting Erfelijke Kanker Nederland.” Wereldwijd zijn inmiddels 2200 van de 3000 patiënten geïncludeerd, wat resulteert in een enorme en snelgroeiende database. Joanne de Hullu verwacht binnen twee jaar alle patiënten te hebben geïncludeerd. Dat betekent overigens niet dat we ook al snel uitkomsten kunnen verwachten. “Elke patiënt heeft tien jaar followup nodig, dus de definitieve resultaten laten nog twaalf jaar op zich wachten helaas. Ik zie wel dat we tot nu toe niemand hebben die na het verwijderen van de eileiders, eierstokkanker heeft gekregen. Dat geeft geen garanties want we hebben een lange follow-up nodig, maar daardoor hebben we wél vertrouwen. We zijn hard aan het nadenken hoe we verder gaan, als alle 3000 vrouwen zijn geïncludeerd en we op de resultaten wachten. We streven naar een TUBA-WISP III studie met nieuwe vraagstellingen.” Aanvullend onderzoek Ondertussen gebruiken de onderzoekers TUBA-WISP II en het netwerk dat ontstaan is ook voor ander aanvullend onderzoek. Bijvoorbeeld naar de angstbeleving van patiënten, maar ook naar de invloed die het ‘gehad hebben van borstkanker’ heeft op de keuze die daarna gemaakt wordt. “Daarnaast onderzoeken we of we bij de zoektocht naar voorstadia van kanker in de eileiders, een heel bewerkelijk proces, gebruik kunnen maken van deep learning. Doordat we nu een internationaal netwerk hebben van specialisten op dit gebied, komen ook veel verschillen in beeld. In de VS wordt bijvoorbeeld bij de helft van de vrouwen ook de baarmoeder verwijderd, terwijl dit in Nederland uitzonderlijk is. Ook die onderwerpen bespreken en onderzoeken we nu binnen het netwerk.” De periode tussen het verwijderen van de eileiders en eierstokken kan, als de onderzoeken zijn afgerond, mogelijk verder verlengd worden. “Nu zijn we daar nog angstig voor, maar als het onderzoek aantoont dat dit veilig is, wordt een volgende stap wellicht zelfs, dat we de eierstokken laten zitten,” stelt De Hullu. Dit is echter nog toekomstmuziek… Check ook de zeer informatieve website www.tuba-wisp.nl 14 Radboud Report Oncologie
Francis Toonen neemt deel aan het TUBA-WISP II onderzoek De regie over mijn eigen leven “Uiteindelijk heb ik in 2007 mijn borsten laten amputeren en reconstrueren en in 2015 mijn eileiders laten verwijderen” “Zowel mijn tante als mijn moeder zijn overleden aan eierstokkanker. Voor mij was dat een duidelijke reden om me genetisch te laten onderzoeken. Daarbij bleek dat ik inderdaad een BRCA1mutatie heb. Ik besloot daarom zelf de regie te nemen. Dat begon met preventieve screening, maar dat heb ik als erg stressvol ervaren; zeker toen men dacht een tumor te zien.” “Uiteindelijk heb ik in 2007 mijn borsten laten amputeren en reconstrueren en in 2015 mijn eileiders laten verwijderen. De eierstokken waren een ander verhaal. Die wilde ik zo lang mogelijk behouden om de overgang zo lang mogelijk uit te stellen. Daarnaast had ik last van endometriose, met zulke hevige pijnen dat er soms een ambulance aan te pas moest komen. Daarom werd mijn hormoonhuishouding toen tijdelijk stilgelegd, wat leidde tot hevige overgangsklachten.” “De gefaseerde aanpak uit het TUBA-onderzoek sloot goed aan bij mijn situatie. In 2020 zouden mijn eierstokken verwijderd worden, maar dat werd uitgesteld door corona. Uiteindelijk was ik de eerste patiënt die na de lockdown in coronatijd geopereerd werd. De operaties zelf vielen Radboud Report Oncologie 15 reuze mee. En doordat ik voorlopig hormonen blijf slikken, heb ik tot nu toe geen last van de gevreesde overgangsklachten die ik maar al te goed kan herinneren: heftige emoties, gewrichtspijn, hoofdpijn, zweten, vergeetachtigheid...” “Tijdens het hele traject heb ik veel oprechte belangstelling en betrokkenheid ervaren van Joanne de Hullu. Steeds stelde ze de vraag: ‘Wat heb jíj nodig?’ Ik ben blij dat er nu ook informatie uit het onderzoek beschikbaar komt. Met mijn levensstijl en de ingrepen die nu gedaan zijn, hoop ik op een comfortabele en gezonde manier oud te worden.”
Prof. dr. Peter Friedl wil kankercel doden met een aantal niet dodelijke aanvallen Prof. dr. Peter Friedl brengt levende cellen in beeld. Hij concentreert zich daarbij op de strijd die T-cellen aangaan met kankercellen en de strategie van deze cellen om zich hiertegen te wapenen. De inzichten die hem dat brengt, lijken de weg te wijzen naar een heel andere aanpak van de strijd tegen tumoren. We moeten niet alleen kijken of een therapie werkt of niet werkt, maar ook op een veel genuanceerdere manier op celniveau kijken of een aanval op de cel voor een beschadiging van die kankercel zorgt. “Als dat zo is, kun je met een combinatie van therapieën en de eigen T-cellen, repeterend beschadigingen aan de kankercel aanbrengen, waardoor die bij bijvoorbeeld een volgende beschadiging in korte tijd, vernietigd wordt.” 16 Radboud Report Oncologie
Friedl wil de kankercel met meerdere aanvallen ‘slopen’ Tik De eigen T-cellen van mensen zijn vaak prima in staat om kankercellen te herkennen in het lichaam en deze ook aan te vallen. Die aanval is meestal afdoende, waardoor geen tumoren ontstaan. “Bij iemand van zestig is waarschijnlijk al honderden keren een begin van kanker ontstaan en door T-cellen en andere immuuncellen uit de weg geruimd,” stelt Friedl. “Als de T-cellen er niet in slagen, waardoor tumoren wél ontstaan, dan is de T-cel nog steeds actief, maar blijkt die vaak net niet in staat te zijn om de dodelijke tik aan de kankercel uit te delen. Dat is het moment waarop de medische wereld ingrijpt met bijvoorbeeld bestraling en chemotherapie. Maar dat gebeurt dan in zulke hoge doseringen, dat het eigen immuunsysteem, de T-cellen, daarmee ook gevoelige klappen oploopt.” PROF. DR. PETER FRIEDL In 2007 werd Peter Friedl benoemd tot hoogleraar en afdelingshoofd van het Laboratorium voor Celdynamiek. Zijn onderzoek richt zich op de visualisatie van interacties van cellen met de extracellulaire matrix (ECM), de invasie van tumorcellen en de bewegingsdynamiek van immuuncellen. Hij gebruikt daarbij celkweek-modellen en geavanceerde beeldvorming. Aanvullend onderzoekt hij deze processen in diermodellen, waarbij tumor- en immuuncelmigratie met de microscoop in beeld wordt gebracht. Dit verschafte onlangs inzicht in de dynamiek waarmee T-cellen in interactie gaan met doelwitcellen en de verschillende manieren waarop tumorcellen kunnen migreren. Aanval Peter Friedl ziet onder zijn microscoop hoe doordacht de T-cellen hun aanval op de kankercellen uitvoeren. “Wij willen dat deze cellen ondanks de therapie hun werk kunnen blijven doen. Dat betekent dat je naar lage of zelfs ultralage doseringen zal moeten gaan bij therapieën. Doel is dan niet om met die specifieke therapie de kankercel te doden, maar om de kankercel te verzwakken, zodat de T-cellen deze wél op kunnen ruimen. Wat we dus in ons huidige onderzoek doen, is zoeken naar een dosering en timing van deze medicijnen die ervoor zorgt dat ze nog steeds wel degelijk de kankercellen verzwakken, maar het immuunsysteem in stand houden. Zo stapelen we effecten en krijgt de T-cel de kans om de kankercellen te doden.” Beelden Peter Friedl laat in beeld zien hoe de T-cellen een aanval op een kankercel uitvoeren. Scan de QR-code bij dit artikel en bekijk die indrukwekkende beelden vooral ook zelf. “We zien dat de T-cellen de DNA-structuur van de cel aanvallen. Als de beschadiging groot genoeg is, leidt dat tot de dood van de kankercel. Als dat niet zo is, herstelt de kankercel zich en kan hij zelfs sterker en resistent worden. We moeten dus een heel exacte combinatie én timing van de aanvallen op de cel plannen. Wij doorzien het fundamentele proces nu. We weten hoe T-cellen omgaan met tumorcellen, maar ook waar ze daarin tekortschieten. In de komende twee jaar hopen we tot de ultieme combinatie en de perfecte timing te komen.” Kleine stap Nu nog werkt Friedl met name met de cellen van muizen en met melanomen. Maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat de principes die hij nu toepast niet bij mensen en bij andere soorten van kanker werken. Sterker: de eerste onderzoeken met andere tumortypes zijn al opgestart. Zo neemt Friedl nu ook borstkanker mee in zijn onderzoek. “Deze aanpak is niet exclusief voor één soort kanker, maar zou in principe op elke kanker toegepast moeten kunnen worden, waarbij er minimale verschillen in de aanpak zullen zijn. De stap naar de kliniek zal daarna ook klein zijn,” verwacht Friedl, “want we werken hier niet met een nieuw medicijn, maar met bestaande medicatie en combinaties daarvan. En dan in een veel lagere dosering. Kiezen voor ‘bestaand’ betekent hier ook kiezen voor ‘betaalbaar’ en ‘veilig’. Maar het maakt ook, dat de farmaceutische industrie hier minder in geïnteresseerd is, dan wanneer we een nieuw medicijn zouden ontwikkelen.” Effectief De aanpak zou effectief moeten zijn voor alle patiënten. Alleen voor patiënten in de laatste fase zal deze aanpak alleen levensverlengend werken en niet genezend, verwacht Friedl. Maar het gaat zeker ook om een andere manier van kijken naar de effectiviteit van therapie en T-cel. “Op de beelden die wij hebben van de kankercellen, zie je dat je klap na klap na klap uit moet delen aan een kankercel. Verzwakken, geen tijd geven om te herstellen, verder verzwakken en doden. Het gaat echt om de gestapelde effecten en los daarvan kunnen we de T-cellen nog versterken en de verdediging van de cellen verder verzwakken. Dat maakt dat ik hoopvol ben. We schreeuwen nog niet van de daken, maar deze aanpak kan een doorbraak worden.” Radboud Report Oncologie 17
Prof.dr. Camiel Rosman zet om gezondheidsredenen een punt achter zijn loopbaan. Die begon in het Academisch Ziekenhuis Groningen, liep via het CWZ en eindigde als hoogleraar minimaal invasieve chirurgie in het Radboudumc met als specialisatie slokdarmchirurgie. We stellen hem bij zijn vertrek nog vijf prangende vragen. De patiënt is niet langer het lijdend, maar het meewerkend voorwerp 18 Radboud Report Oncologie
(2) (1) Wat heeft je naar het Radboudumc gebracht? Ik ben uit Groningen vertrokken omdat ik simpelweg te weinig aan opereren toekwam. En als jonge chirurg wil je meters maken. Het CWZ was een ander verhaal. Ik heb daar een fantastische tijd gehad in een organisatie met ultrakorte lijnen, waar ik als nieuwsgierige mens heel veel mogelijkheden heb gekregen en kunnen benutten. Maar uiteindelijk voelde ik ook daar de beperkingen. Toen kwam de mogelijkheid om naar het Radboudumc te gaan als hoogleraar minimaal invasieve chirurgie; minimaal snijden dus, zodat de patiënt zo snel mogelijk herstelt van de ingreep. Ik heb de destijds meest geavanceerde manier van slokdarmchirurgie mee van het CWZ naar het Radboudumc gebracht. Wat bracht het Radboudumc jou? Ik heb hier een onderzoekslijn mogen opzetten. Dat was nieuw voor mij en spannend, maar het is buitengewoon goed gelukt, en daar ben ik trots op. Het meest trots ben ik op de transformatie van de conventionele slokdarmoperatie naar de meest innovatieve ingreep die wereldwijd wordt toegepast. We zien dat desondanks 60% van de patiënten na een slokdarmoperatie complicaties krijgt en 30% een longontsteking. Dat laatste komt mogelijk doordat we bij de operatie via de borstkas en het longvlies gaan. Samen met Bastiaan Klarenbeek hebben wij in het Radboudumc een techniek geïntroduceerd die in Japan is ontwikkeld, waarbij de tumor via de hals wordt benaderd in plaats van via de borstholte. Deze techniek laat het longvlies ongemoeid. Inmiddels hebben we meer dan 100 patiënten zo geopereerd, waarvan minder dan 10% een longontsteking kreeg. ‘De ontwikkelingen in dit innovatieve proces ga ik wel missen, maar zal ik op de voet blijven volgen’. Is er veel veranderd in jouw vak de afgelopen jaren? Absoluut. Toen ik begon was je algemeen chirurg. Ik deed zowel het maagdarmkanaal als de traumatologie. Inmiddels zijn alle chirurgen sterk gespecialiseerd. Waar je vroeger alles alleen deed en volledig in het centrum stond, is een operatie nu nadrukkelijk teamwork geworden. Daarnaast en dat is een zeer goede ontwikkeling, is de patiënt niet langer het lijdend voorwerp, maar het meewerkend voorwerp. De patiënt speelt een steeds grotere rol in zijn eigen behandelplan. Dat mag als een holle frase klinken, maar binnen het Radboudumc is het echt praktijk geworden. Ook binnen het wetenschappelijk onderzoek zien we deze transitie steeds meer, het Radboudumc loopt hierin voorop. Dat heeft mijn vak een geweldige nieuwe dimensie gegeven. Valt er dan echt iets te kiezen voor de patiënt? Zeker. Als we het aan medisch specialisten overlaten, kiezen zij, in het geval van kankerbehandelingen, doorgaans voor de therapie die naar verwachting de langste overleving biedt. Maar die keuze kan ook meer risico’s met zich meebrengen en ten koste gaan van de kwaliteit van leven. Dan word je een aantal maanden ouder, maar is je kwaliteit van leven verminderd. Als de patiënt de opties in gewone mensentaal krijgt uitgelegd, kan hij of zij zelf een keuze maken. Bijvoorbeeld ook om niet te opereren of vitale organen te kunnen sparen. Door verschillende behandelingen te combineren, is hierin steeds meer mogelijk, denk aan combinaties van chemotherapie, radiotherapie, immuuntherapie en steeds minder invasieve operaties. Er wordt veel onderzoek gedaan naar welk type tumor het beste reageert op de verschillende behandelingen, zo kun je ook steeds persoonlijker behandelplan opstellen samen met de patiënt. Is dat de toekomst van jouw vak? Dat hoop ik. Optimaal behandelen betekent niet: er medisch uithalen wat erin zit. Het betekent: luisteren naar de patiënt en de behandeling daarop afstemmen. In deze tijd laat de patiënt steeds duidelijker van zich horen, en wij nemen die patiënt ook steeds serieuzer. Dat is geen bedreiging voor ons vak, maar iets wat ons vak nog leuker maakt.. En als we het over de toekomst hebben: ik ben ervan overtuigd dat we alleen maar beter worden. Nederland heeft een geweldige onderzoekscultuur, waarbij, in mijn geval, slokdarmchirurgen elkaar vertrouwen en kennis uitwisselen. Deze samenwerking tussen chirurgen uit verschillende ziekenhuizen is uniek in de wereld en heeft ons land al veel ‘gamechangers’ in de zorg voor patiënten met slokdarmkanker opgeleverd. Ik ga mijn vak dan ook zeker missen: de sfeer op de OK met een team van gefocuste mensen en de dynamiek van de onderzoeksgroep waarin elke vraag serieus wordt genomen. (5) (3) Radboud Report Oncologie 17 19 (4)
Oncoloog in opleiding dr. Sophie Horrevorts en reumatoloog drs. Iris van Ingen: We zoeken naar een balans tussen kanker bestrijden en reumatische klachten beheersen Immunotherapie geeft doorgaans een krachtige impuls aan het immuunsysteem van patiënten. Daarmee is het een belangrijke troef in de strijd tegen kanker. Door het immuunsysteem te activeren om kanker aan te vallen, kan echter ook onbedoeld een ander deel van het immuunsysteem worden geactiveerd; namelijk het deel dat spier- en gewrichtsontstekingen veroorzaakt. Hierdoor kan auto-immuunziekte bij patiënten verergeren en bij anderen zelfs ontstaan. Alle reden dus om breder te kijken en auto-immuunziekte en kanker in samenhang te onderzoeken. Dat doen arts-assistent/onderzoeker dr. Sophie Horrevorts en reumatoloog drs. Iris van Ingen. Zij runnen sinds een jaar samen de ‘immunotoxpoli’, een in Nederland unieke plek waar patiënten, reumatologie en oncologie samenkomen. 20 Radboud Report Oncologie
Onder de loep Sophie Horrevorts: “Het immuunsysteem valt in principe alles aan wat niet in het lichaam thuishoort. Kanker hoort daar in sommige gevallen ook bij, maar heeft mechanismen om onder de radar te blijven. We begrijpen steeds beter wanneer immuuncellen kanker wél herkennen. Vaak hebben ze daar echter een extra prikkel voor nodig. Dat is waar immunotherapie in beeld komt. Daarmee activeren we T-cellen om kanker aan te vallen. Maar die activatie kan ook leiden tot aanvallen op gezond weefsel, wat ontstekingen kan veroorzaken in bijvoorbeeld de darmen, de lever en ook reumatische ontstekingen.” Balanceren Iris van Ingen: “We zien patiënten met reumatische klachten zoals gewrichtsontstekingen, pijnlijke gewrichten en spierontstekingen bij immuuntherapie. Dat zijn ernstige klachten die de kwaliteit van leven flink aantasten. Op onze poli zoeken we daarom continu naar de juiste balans: we willen enerzijds de reumatische klachten zoveel mogelijk beperken, en anderzijds de immunotherapie niet te veel onderbreken. Vaak zetten we daarvoor een aanvullende behandeling in. Maar daarmee werken we elkaar soms ook tegen: vanuit reumatologisch oogpunt wil je het immuunsysteem immers juist remmen, terwijl je het vanuit oncologisch perspectief juist wilt stimuleren. Sommige reumamedicatie werkt gelukkig specifieker op de gewrichten en kan een uitkomst zijn bij patiënten met reumatische klachten als gevolg van immuuntherapie.” Zoektocht Wat beide artsen dus onderzoeken, is of er een middenweg mogelijk is. Bijvoorbeeld door te kijken of de gebruikelijke doseringen van Prednison bij reumatische klachten verlaagd kunnen worden of sneller gestart moet worden met gerichte reumamedicatie. Sophie Horrevorts: “We proberen de immuuncellen die gezond weefsel aanvallen af te remmen, zonder de werking van de immunotherapie volledig te onderdrukken.” Iris van Ingen: “Je kunt gewrichtsontstekingen eenvoudig behandelen met Prednison, maar dan loop je het risico, dat de immunotherapie aanzienlijk minder effectief wordt. We willen daarom gerichtere reumamedicatie gebruiken die het immuunsysteem minder breed onderdrukt dan Prednison.” Lokale injecties blijken ook goed toepasbaar: “Als iemand alleen last heeft van de knieën, kan ik daar lokaal behandelen,” aldus Van Ingen. Samen beslissen Op de immunotox-poli zoeken patiënt, reumatoloog en oncoloog dus samen naar die perfecte balans. Sophie Horrevorts: “Soms heerst bij patiënten de gedachte dat als je een levensbedreigende ziekte wilt bestrijden, je de reumaklachten maar voor lief moet nemen. Maar als je iemand ziet die door een gewrichtsen spierklachten nauwelijks nog kan lopen, ben je misschien wel een leven aan het verlengen dat nauwelijks nog kwaliteit heeft. Daarom overleggen we steeds met alle betrokkenen en leveren we maatwerk, waarbij de wens van de patiënt leidend is. Wij geven daarbij zo goed mogelijk advies.” Leren van de praktijk Het CWZ verwijst inmiddels patiënten door naar deze specifieke poli. Iris van Ingen: “We streven nog niet naar landelijke bekendheid, want we doen vooral ervaring op. Met andere ziekenhuizen delen we vooral op afstand onze kennis.” Sophie Horrevorts verzamelt ondertussen als onderzoeker patiëntdata, in de hoop nieuwe inzichten te krijgen die tot effectievere behandelingen leiden. “Dat is belangrijk, want immunotherapie wordt steeds vaker toegepast, ook bij mensen met een al aanwezige auto-immuunziekte. Zij werden vroeger vaak uitgesloten van studies. Samen met hen kijken we nu naar het risico op opvlamming, waar dat zich kan voordoen en wat de gevolgen zijn. Op basis daarvan nemen we samen een weloverwogen beslissing. Daarbij betrekken we ook het verwachte succes van de immunotherapie.” De immunotox-poli is uniek in Nederland en bestaat nu een jaar. Er worden hier wekelijks patiënten gezien. Radboud Report Oncologie 21
De Urologie binnen Onco Oost Een schoolvoorbeeld van samenwerking Al voordat Onco Oost werd opgericht om de oncologische zorg binnen een netwerk verder te optimaliseren, kwamen de urologen uit de regio bijeen met hetzelfde doel. Uroloog dr. Toine van der Heijden van het Radboudumc vertelt: "Al in 2023 zagen we dat overleg met collega’s in de regio essentieel was om de zorg voor de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. We werden getriggerd door volumenormen en de wens om de beste oncologische zorg te bieden, zoveel mogelijk dicht bij huis. Zo blijft expertzorg van gelijke kwaliteit voor alle patiënten bereikbaar.” 22 Radboud Report Oncologie
Samenwerking Van der Heijden legt uit: “We zagen bijvoorbeeld bij blaaskanker een toename van het aantal patiënten, terwijl de diagnostiek, behandeling en nazorg steeds complexer worden. Daar moesten we een antwoord op vinden. Tegelijkertijd stimuleerde zorgverzekeraar CZ ons om zorgpaden beter op elkaar af te stemmen, praktijkvariatie te beperken, patiënten eenvoudiger naar elkaar te verwijzen, onderzoeken te delen en transparanter te worden in onze werkwijze. Dat alles vroeg om een veel intensievere samenwerking. Die is er nu." Voorsprong De voorsprong die de urologen in 2023 namen, hebben ze niet meer losgelaten. Zo is op de website van Onco Oost een volledig overzicht te vinden van alle urologische studies in de regio, evenals een vademecum. Marloes Basten, procescoördinator bij het Centrum voor Oncologie en betrokken bij het hele traject, licht toe: "Wat je uiteindelijk wilt bereiken, is kwaliteitsverbetering. En je wilt dat alle centra binnen Onco Oost dezelfde kwaliteit leveren. Daarbij helpen onze tumortype-netwerken én de regionale zorgpaden die we gezamenlijk uitwerken. Die hebben we gebaseerd op de oorspronkelijke individuele zorgpaden van de deelnemende ziekenhuizen. Hierdoor kunnen we binnen het netwerk nu overal dezelfde kwalitatief goede zorg bieden. Ook de zorgpaden worden binnenkort gepubliceerd op de website van Onco Oost." Elkaar vinden "In de regionale zorgpaden gaat het om diagnostiek, behandeling én nazorg," vult Van der Heijden aan. "Juist in die nazorg zien we nu nog veel verschillen, omdat er weinig wetenschappelijk bewijs is over wat de beste aanpak is. Toch streven we ook daar naar één norm. Wie opmerkt dat dit proces in elke regio speelt, heeft gelijk. Maar het moet regionaal worden georganiseerd, omdat het proces zélf essentieel is. We weten elkaar in de regio hierdoor steeds beter te vinden en ook daar profiteert de patiënt van." Onderzoek Ook op onderzoeksgebied heeft de regionale samenwerking serieuze vormen aangenomen. Basten: "We hebben alle lopende onderzoeken in de regio verzameld en via de website van Onco Oost toegankelijk gemaakt. Dit geeft een volledig overzicht van alle studies, inclusief inhoudelijke informatie en contactpersonen. Het is daarnaast vooral ook een plek waar artsen onderling onderzoeksinformatie delen. Zo kunnen we patiënten daadwerkelijk gericht naar elkaar verwijzen. Dat werkt in de praktijk uitstekend." Van der Heijden voegt toe: "Ik verwacht dat we door deze intensieve samenwerking uiteindelijk 25% meer inclusies voor onderzoek uit de regio zullen realiseren." Urologie binnen Onco Oost laat zien dat regionale samenwerking serieus wordt genomen en resultaat oplevert. Dat betekent niet dat alles vanzelf gaat. De gelijktijdig opgelegde volumenormen leiden tot verschuivingen binnen het netwerk. Daar komen mensen en middelen bij kijken, wat het gevoelig en complex maakt. Maar juist dankzij de sterke samenwerking binnen het netwerk lijkt ook die uitdaging haalbaar. Radboud Report Oncologie 23
Niki is patiënt én fondsenwerver voor onderzoek naar een zeldzame kanker Natuurlijk is het logisch dat oncologisch onderzoek zich vooral richt op veelvoorkomende kankersoorten. Maar het is ook oneerlijk. Wie de pech heeft getroffen te worden door een zeldzame vorm van kanker, heeft dubbel pech. Prof. dr. Hans de Wilt: “Voor patiënten met myxofibrosarcomen, zeldzame tumoren in de weke delen, is dat niet anders. Maar we willen ook voor hen een therapie vinden die goed aanslaat, zelfs als de ziekte al is uitgezaaid. We willen deze zeldzame kankersoort beter begrijpen en zo nieuwe aanknopingspunten vinden voor doelgerichte therapieën.” Dr. Ingrid Desar: “Immunotherapie en doelgerichte therapie worden bij veel kankersoorten met behoorlijk succes toegepast. Maar bij zeldzame kankers wordt hier nauwelijks onderzoek naar gedaan. Dat heeft twee oorzaken: het is moeilijk om voldoende patiënten te vinden én het is lastig om financiering rond te krijgen.” Hans de Wilt: “Vaak moeten we patiënten met myxofibrosarcomen twee keer opereren, omdat het moeilijk is om de grenzen van dit type sarcoom te herkennen door de sprieterige groei. We missen dan aangetast weefsel, waardoor tumorcellen in het lichaam achterblijven. We willen nu onderzoeken of we met de juiste voorbehandeling betere resultaten kunnen bereiken.” Dr. Ingrid Desar: “We zien gelukkig dat er in het schaarse onderzoek dat tot nu toe gedaan is, specifieke kenmerken op de kankercellen zijn gevonden waarop medicijnen kunnen aangrijpen. Daarmee kunnen we aan de slag. We gaan myxofibrosarcoomweefsels op deze kenmerken onderzoeken en bestaande data van het IKNL analyseren. Met meer inzicht in het natuurlijke gedrag van deze sarcomen én in de aanknopingspunten voor doelgerichte of immunotherapie willen we de prognose en de kwaliteit van leven van deze patiënten verbeteren.” Het Radboudumc is een expertisecentrum op het gebied van sarcomen en doet specifiek onderzoek naar myxofibrosarcomen. Met uw donatie steunt u laboratoriumonderzoek naar myxofibrosarcoomweefsel, om zo te zoeken naar de meest geschikte therapie. F*CKING CIC Dubbel pech. Niki Lejeune (35) weet wat dat betekent. Ze ging met knieklachten naar de huisarts en bleek uiteindelijk een van de zeldzaamste vormen van kanker ter wereld te hebben. Zo zeldzaam dat het slechts een werktitel heeft: CIC DUX4. Niki: “Doordat de ziekte zo zeldzaam is, wereldwijd zijn er maar zo’n honderd patiënten, was er eigenlijk geen passende behandeling. De chemo die ik kreeg sloeg niet aan en een beenamputatie was onvermijdelijk.” Nog steeds is de kans op terugkeer groot en zijn de overlevingskansen klein. Daarom pleit Niki voor meer onderzoek. En ze laat het niet bij woorden. Met tal van acties (kijk op fuckingcic.nl) haalt ze geld op voor het Radboud Oncologiefonds om onderzoek naar deze zeldzame vorm van kanker mogelijk te maken. Niki heeft al ruim 27.000 euro opgehaald. Maar wie haar verhaal leest, weet: dat moet meer worden.
1 Online Touch