COAB 1970-2019 2019
COAB 2019
Het Leven is een Puzzel Avontuur Deel 2 Het verhaal van het paradijs De gebruiksaanwijzing voor het paradijs De afgebroken brug van verhalen
Het verhaal van het paradijs In het paradijs liep een vrouw in het wit tussen de witte paradijsbloemen. Zij was de waarheid. Er was ook een klein kind bij. Zou jij wel een kind van de waarheid willen zijn ? En waarom ? Het paradijs wordt ook wel de tuin van de waarheid genoemd. Er was ook een stationnetje bij de tuin. Dat stationnetje wordt ook wel de leergierigheid genoemd. Er zijn daar ook een heleboel huisjes, de huisjes van leergierigheid. De leergierigen zijn altijd op reis, op reis naar de waarheid. Zij zijn allemaal kinderen van de waarheid. De vrouw in het wit is een droomkoningin. Zij heeft een heleboel medailles, de meeste van allemaal. Zij is de waarheid. Zij zend altijd weer vreemdelingen om de mensen tot de waarheid te trekken. Maar alleen door de medailles kan de mens tot de waarheid komen. De mens moet namelijk het goede doen, het goede leren en de monsters van het slechte, van de leugens, verslaan. Zo mag de mens door die medailles de trein van de waarheid in om tot het paradijs te gaan, de tuin van de waarheid. En ieder mens moet het kaartje van de leergierigheid hebben, want de conducteur komt telkens langs. Hoe kom je bij de trein van de waarheid ? Door de medailles van het goede doen, het goede leren en de monsters van het slechte, van de leugens, verslaan, krijg je steeds meer stukjes van de landkaart, zodat je weet waar het is. Onthoud dat goed, jongens en meisjes. Het goede doen betekent ook dat je dat wat je verkeerd hebt gedaan weer goed maakt, en dat wat je
kapot hebt gemaakt weer hersteld. Maar nu is er een monster die dit helemaal niet leuk vindt. Dit is het monster van luiheid, en die verzint altijd truukjes om hieraan onderuit te komen. Hij vertelt de mensen : 'Ach, dat hoeft allemaal niet. Je kunt gewoon sorry zeggen of vergeef me, en dan ga je weer door met je slechte leven en dingen kapot maken, en dan zeg je gewoon weer sorry of vergeef me. Dan is het ook goed.' Dit monster is dus een leugen-monster, want zo wordt alles nog wel veel erger. Kennen jullie daar voorbeelden van, jongens en meisjes ? Dit monster moet dus verslagen worden. Maar waar woont dit monster ? Een vreemdeling zei dat dit monster in het hart van de mensen woont. Hoe krijg je het er uit ? En hoe kwam het er in ? Dat is een heel lang verhaal. En als je het wil horen, luister dan maar. Op een dag liep de vrouw in het wit in het paradijs. Zij was de waarheid, en zij hield niet van de leugen. Zodra zij een leugen-monster zag, dan greep zij haar speer of haar pijl en boog, en ging achter het monster aan om het uit haar tuin te jagen. Zij leerde dit ook aan haar kinderen, de kinderen van de waarheid. Maar de leugen-monsters vonden dat natuurlijk helemaal niet leuk. Zij hielden van de leugen, van al wat slecht was, en zij haatten de waarheid. Op een dag bedachten de leugen-monsters een heel gemeen plan. Ze zouden henzelf veranderen in vruchtenbomen en niet meer als leugen-monsters komen. Als dan een kind van de waarheid even niet goed oplette en hun vruchten zou plukken om ervan te eten, dan zouden ze het hart van zo'n kind kunnen binnenkomen. Ze zouden dan ook het kind meer en meer kunnen misleiden om het kind te trekken tot hun leugen-tuinen waar ze vandaan kwamen. Ze begonnen kinderen te lokken met hun truken. De vrouw in het wit kende deze gevaren, en waarschuwde haar kinderen vaak, maar sommigen waren nog te klein en moesten nog veel leren. Daarom zond de vrouw in het wit vaak haar vreemdelingen om de kinderen weer terug te halen. De vreemdelingen bewaakten ook haar tuin. En degene die dit gemene plannetje had gemaakt ? Dat was het monster van de luiheid, een heel dik, bruin monster met maar één oog en één tand, die nog gulzig was ook. Alleen door het onderwijs van de vreemdelingen en de vrouw in het wit kon het monster van luiheid verslagen worden. Maar de kinderen die door de monsters waren meegenomen werd geleerd vreemdelingen te haten. Ook de vrouw in het wit kwam soms als een vreemdeling. Remio was een jongetje die was geholpen en onderwezen door een vreemdeling. Remio was heel ver van het paradijs afgedwaald, meegenomen door de leugen-monsters, maar de vreemdeling had hem gevonden, en hem naar een stationnetje gebracht, waar Remio een huisje kreeg, en waar hij kon wachten op de trein van de waarheid. Maar de trein kwam maar niet. De vreemdeling had hem verteld dat hij eerst meer van de waarheid moest leren, en zo luisterde Remio goed naar de vreemdeling.
Achter het spoor was het bos. Op een dag maakte Remio een boswandeling. Daar zag hij de vrouw in het wit. Hij durfde niks te zeggen, en durfde zich ook niet te bewegen. Ze kwam dichterbij en hij begon te trillen. 'Je hoeft niet bang te zijn,' zei ze. 'Ik ben de waarheid. Kom, laat me je meenemen in het bos.' Remio liep met de vrouw in het wit dieper het bos in. Zij had zijn hand vast. Zij was veel groter dan hem. Ze gingen naar een huisje waar zij woonde met haar dochter. 'Ik dacht dat u in het paradijs woonde,' zei Remio. 'Daar woon ik ook,' zei de vrouw in het wit, 'maar als vreemdeling kom ik hier ook vaak.' 'Op vakantie ofzo ?' vroeg Remio. 'Voor het werk van de waarheid,' zei de vrouw in het wit glimlachend. 'Mag ik ook een werker van de waarheid zijn om u mee te helpen ?' vroeg Remio. 'Ik wachtte al zo lang op de trein van de waarheid, maar die kwam maar niet.' 'Natuurlijk,' zei de vrouw in het wit glimlachend. 'Wat moeten we doen ?' vroeg Remio. 'Allereerst luisteren,' zei de vrouw in het wit. 'Naar wie ?' vroeg Remio. 'Naar de waarheid,' zei de vrouw in het wit. 'De waarheid zal je vertellen over het werk. Zo zul je het monster van luiheid verslaan.' 'Is het een bedrijf ?' vroeg Remio. 'Het bedrijf van de waarheid. Er wordt alleen betaald met medailles, met het goede, en zo kun je stukjes landkaart verdienen om het werk te kunnen uitbreiden,' zei de vrouw in het wit, terwijl ze glimlachte naar haar dochter die de hele tijd niets had gezegd. Haar dochter was ook in het wit.
'Het is ook een oorlog,' zei de dochter van de vrouw ineens. 'Wij moeten de monsters van de leugen verslaan, en zij dragen soms ook stukjes landkaart in hen.' 'Hoe gaan we het doen ?' vroeg Remio. 'Je wilt te snel,' zei het meisje. 'Je moet eerst afremmen. Het monster van te snel leeft in jou, en die moet je eerst verslaan.' 'Hoe ?' vroeg Remio. 'Je gaat nog steeds te snel,' zei het meisje. 'Leer te luisteren. En voor luisteren moet je stil zijn.' Remio zei niets meer, en keek naar de vrouw en het meisje heel afwachtend. 'Je gaat nog steeds te snel,' zei het meisje. 'Ik zie het aan je ogen. Sluit nu je ogen, en wees minder gehaast.' Remio sloot rustig zijn ogen. 'Wat zie je nu ?' vroeg het meisje. Remio hoorde even een tinkelend belletje, één tikje. 'Ik zie een man met lang grijs haar en een punthoed op, een piraat,' zei Remio. 'Dat is het monster van te snel,' zei het meisje. 'Het is een dief. Hij grijpt de tijd, maar je moet tijd verdienen. Je kan stukjes klok verdienen door medailles, en door monsters te verslaan. Zo win je tijd, en kun je het werk van de waarheid uitbreiden.' 'Dus monsters verbergen soms ook stukjes klok ?' vroeg Remio. 'Ja,' zei het meisje. 'Ik ben je onderwijzeres, samen met mijn moeder.' 'Goed,' zei Remio, 'ik zal goed luisteren.' 'Goed,' zei het meisje, 'wat zie je nu ?' 'Veel meer monsters, als druipende drilpudding,' zei Remio. 'Dat zijn de monsters die je moet verslaan,' zei het meisje. 'Zoals ik al zei is het oorlog. Ze willen je maar wat graag meenemen naar hun domein.' 'Ik begrijp het,' zei Remio. 'Dat zal niet gebeuren.' 'Dan moet je goed luisteren,' zei het meisje, 'en je niet laten afleiden. Houd vaak je ogen gesloten.' Remio kreeg ook een kamertje in het huisje. Op een nacht stond het meisje in zijn kamer in haar witte nachtjapon. 'Kom, Remio,' zei het meisje. 'Ik wil je wat laten zien.' Op hun blote voeten gingen ze toen naar buiten, en het meisje bracht hem ergens naar een grot dichtbij. Er druppelde daar wat, en er droop daar wat, als dril pudding. 'Dat zijn de monstertjes van de leugen,' zei het meisje. 'Wat doen we er tegen ?' vroeg Remio.
'Shhh,' zei het meisje. 'Blijf eerst goed kijken. Heel diep onder de grond is de zee van druip. Daar komen ze vandaan. Het zijn de druipers. Zij hebben daar hun eigen wereld, een druip wereld, waar ze met druip geld betalen, een soort dril puddinkjes. Het zijn de valse leugenmedailles van het slechte, het bedriegelijke loon wat je krijgt als je tegen de waarheid strijdt.' 'Maar dat is verschrikkelijk,' zei Remio. 'Ja,' zei het meisje. 'Ze hebben hun hele wereld met dat valse geld gebouwd. Het is druip geld.' 'Bah,' zei Remio. 'Ik moet er niet aan denken. Het stinkt er ook zeker.' 'Ja,' zei het meisje, 'het is heel smerig en vies spul. Dat kun je van de leugen-monsters verwachten. Ze brouwen het voor allerlei smerige doeleinden.' 'Ze eten het zeker ook,' zei Remio. 'Ja,' zei het meisje. 'Ze eten het, drinken het, en wassen zich ermee.' 'Bah,' zei Remio. 'Ik kan me niets viezers voorstellen.' 'Het is troep,' zei het meisje, 'maar daar houden leugen monsters van. Hoe meer hoe beter.' 'Wat doen we er tegen ?' vroeg Remio. 'Blijf kijken,' zei het meisje. 'Het begint te branden,' zei Remio. 'Dat lijkt maar zo,' zei het meisje. 'Nee, echt, ik zie het branden,' zei Remio. 'Het is als kaarsvet.' 'Ja, maar die kaars is hier niet,' zei het meisje. 'Die staat ergens in de zee van druip op een eilandje op een rots, en die heeft de hele zee van druip met alle druipers voortgebracht.' 'Maar zo lang het brandt druipt het,' zei Remio. 'De vlam moet gedoofd worden.' 'Nee,' zei het meisje, 'het is een monster kaars, en die druipt om een hele andere reden. Het is een ijskaars, als een druipende ijspegel.' 'Nu begrijp ik het,' zei Remio. 'Wat doen we eraan ?' 'Kom er maar niet te dichtbij,' zei het meisje. 'Het kan je zo bevriezen. Maar je hebt het nu in ieder geval gezien. Kom, we moeten terug.' En zo gingen ze beiden weer terug naar het huisje om verder te slapen totdat het ochtend was. Ze waren alweer vroeg op, en zo ook de vrouw in het wit. 'Ik voel me een beetje stijf, alsof ik bevroren ben,' zei Remio.
'Dat komt door vannacht,' zei het meisje. 'Je hebt veel gezien en veel gehoord.' De gebruiksaanwijzing voor het paradijs De nacht erop riep het meisje hem weer, en weer gingen ze naar de grot toe. Dit keer liet ze hem een geheime put zien die als een tunnel schuin naar beneden liep. 'Kom,' zei ze, toen ze naar binnen liep. Ergens diep beneden waren trappen die nog dieper gingen. Toen kwamen ze helemaal aan bij de druip wereld. 'Is het hier niet gevaarlijk ?' vroeg Remio. Het meisje zei niets. Ze moesten door een grote poort, maar daar stonden twee wachters. 'Wat moeten jullie ?' vroeg de ene. 'Zonder druip geld komen jullie er niet in.' De ander richtte al zijn vreemde speer op hen waar allerlei scherpe haken aanzaten en uitsteeksels als messen. 'Ik ben de dochter van de koningin,' zei het meisje. 'Dat zeggen ze allemaal,' zei de andere wachter. 'De koningin van de waarheid,' zei het meisje. 'De waarheid komt er hier niet in,' zei de ene wachter weer. 'Alleen de leugen. Laat me je leugenmedailles zien of maak weer dat je wegkomt, tenzij je in stukjes gehakt wil worden om in blik terecht te komen.' Remio keek het meisje stomverbaasd aan, dat ze dat zomaar durfde. Het waren piratenwachters, en ze stonken naar drank. 'Laten we weer teruggaan,' zei Remio. 'Nee,' zei het meisje, 'we gaan niet terug.' Er kwamen nog meer piraten bijstaan, en ze gingen om Remio en het meisje heenstaan. 'Daar komt mijn moeder,' zei het meisje, 'want als je bent ingesloten door de leugen, dan zal de waarheid komen.' Het meisje hield haar hand op en een klein druppeltje viel erop. De piraten begonnen te lachen. 'Het is maar een klein druppeltje,' lachten ze. 'Niet het grote is goed, maar het goede is groot,' zei het meisje. 'Maar zo'n klein druppeltje,' lachten de piraten. 'Dit kleine druppeltje is als een zaadje wat jullie hele druip wereld zal verwoesten,' zei het meisje. Nog harder begonnen de piraten te lachen, en er kwamen er steeds meerderen bij, die allemaal om Remio en het meisje heen gingen staan. Sommigen dreigden met hun messen, en anderen hadden hun speren al uitgestoken.
Ineens viel er nog een druppeltje. 'Meer leugen zal alleen maar meer waarheid roepen,' zei het meisje. En het begon heel zacht te regenen. 'Het is de regen van de waarheid,' zei het meisje. 'Dat zal de monsterkaars niet leuk vinden,' zeiden de piraten. Opeens kwam vanuit de regen de vrouw in het wit, de moeder van het meisje. 'Weg, jongens,' zei ze tegen de piraten. 'Ik heb jullie niet geroepen.' Snel gingen de piraten weer weg. 'Hij moest zien wat er zou gebeuren wanneer hij zou zijn ingesloten door de leugen,' zei het meisje tegen haar moeder. De vrouw in het wit glimlachte. 'Je hebt hem goed onderwezen,' zei ze. Toen gingen ze weer terug door het trappenportaal en de tunnels, totdat ze weer de grot uit waren. Toen gingen ze terug naar het huisje om de rest van de nacht nog wat te slapen tot de ochtend. Toen Remio die ochtend wakker werd lag hij gewoon ergens in het gras in het bos. Er was geen huisje te bekennen, en ook geen vrouw in het wit en haar dochter. 'Zou ik het allemaal gedroomd hebben ?' vroeg Remio zichzelf af. Hij stond op, en liep weer de hele weg terug naar huis. De vreemdeling vertelde hem dat het misschien echt was geweest, maar dat de waarheid niet goedkoop was, dus hij moest eerst verder leren. De vreemdeling gaf hem een heleboel boeken over de waarheid, over de witte vrouw en haar dochter, en over hoe de leugen-monsters te verslaan, en over hoe te werken voor de waarheid. De boeken gingen ook over het druiprijk van de leugenmonsters en over de ijskaars waar het allemaal vanaf droop. Erover te lezen en te leren was natuurlijk veel veiliger dan er zomaar naartoe te gaan. Daarom wordt er weleens gezegd dat een boek de mens voor veel problemen kan besparen. Heb je daar zelf voorbeelden van ? Denk bijvoorbeeld eens aan de gebruiksaanwijzing van een moeilijk apparaat. Misschien werd je oudere broer weleens tuureluurs als hij een bepaald apparaat niet begreep omdat hij geen gebruiksaanwijzing had, of de gebruiksaanwijzing was te onduidelijk. Dan had hij dus nog wat meer boeken erover nodig. De ijskaars had dus geen vlammetje van vuur, maar een vlammetje van ijs. De vreemdeling liet Remio ook wat anders zien, wat hij uit een tas haalde. Het was een boekkaars. Het vlammetje ervan was geen echte vlam, maar een letter, en die veranderde telkens in andere letters, waardoor het boek sprak. Het waren sprekende boeken, en die boeken waren eeuwig. Remio stond er met grote verbazing naar te kijken. 'Het zijn allemaal zaadjes,' zei de vreemdeling. 'Uiteindelijk zal er zoveel gezaaid zijn dat de druipwereld niet meer zal bestaan. De ijskaars van de druipwereld houdt de mensen tegen veel te lezen en te leren. Het monster van luiheid leeft in hen. Maar de boekkaarsen zullen overwinnen. Zij zijn de soldaten die ons zullen helpen.' Remio zette de boekkaars op een tafeltje, en bleef er maar naar kijken. Ineens werd er gebeld. De conducteur van de trein van de waarheid was gekomen. Remio mocht mee, maar moest eerst wat spullen pakken. Natuurlijk vergat hij ook zijn boeken niet, en de boekkaars. Met een grote koffer zat hij even later in de trein van de waarheid. Hij zou nu naar de paradijselijke tuin van de waarheid gaan. Het was een hele lange rit. Ze moesten langs vele haltes. Toen hij eindelijk bij de tuin van de waarheid was aangekomen en van het stationnetje stapte kreeg hij daar een huisje. Daar kon hij eerst alles uitpakken om in zijn kamertje te zetten. Hij was heel moe, dus hij zou eerst slapen. De volgende dag ging hij zijn huisje uit, en liep door zijn eigen tuin. De tuin van de waarheid was nu heel dichtbij. In de verte zag hij het al, maar hoe dichterbij hij kwam hoe prachtiger het was, en hij durfde eigenlijk niet meer verder. Hij is toen uiteindelijk maar
naar huis gegaan om verder te studeren in de boeken, en om naar de boekkaars te luisteren. Er was ook een bibliotheekje dichtbij waar een heleboel boekkaarsen stonden. Ook daar ging hij vaak naartoe. Hij moest veel weten van hoe de waarheid werkt, maar ook hoe de leugen werkt. Op een dag werd er aangebeld. Remio deed open. Het was de vrouw in het wit met haar dochter. Remio was erg verbaasd en verrast. 'We willen je een rondleiding geven in de tuin van de waarheid,' zei de vrouw in het wit. 'Het is te prachtig,' zei Remio. 'Ik ben bang dat ik het niet aan zal kunnen.' 'Er is een bepaald pad voor beginners,' zei de vrouw in het wit glimlachend. 'En wij zijn bij je,' zei de dochter van de vrouw glimlachend. 'Goed dan,' zei Remio. Toen liep hij met hen mee. Het was lang lopen, maar ze maakten een omweg. Ze zouden door een andere ingang gaan, een beginners ingang. Bij het hek stond een hele lange boekkaars, als een soldaat. 'Halt,' zei de soldaat, die ook een speer vasthield. 'Uw kaartjes.' De witte vrouw glimlachtte. 'Ik ben de waarheid, en dit is mijn dochter,' zei ze, 'en hij is onze gast, een beginner.' 'Kan wel wezen,' zei de boekkaars, 'maar ik wil toch jullie kaartjes zien, anders komen jullie er niet in.' 'Heel goed, mijn waakzame wachter,' zei de vrouw in het wit. Ze liet hem toen drie kaartjes zien, die hij begon te knippen als een conducteur. 'Zonder kaart geen taart,' zei hij. 'Zo is het,' zei de vrouw in het wit glimlachend. 'Ik ben trots op je. Mede door jou blijft alles veilig.' 'Er wil teveel gespuis naar binnen tegenwoordig,' zei de boekkaars streng, 'en ze zijn heel goed in vermomming en bedrog.' 'Zo is het,' zei de vrouw in het wit. 'Je hebt je werk weer goed gedaan.' Toen gaf ze hem een medaille. 'Weer eentje er bij voor jou,' zei ze glimlachend. 'Koop er maar wat moois voor. Je verdient het.' 'Zal ik doen, mevrouw,' zei de boekkaars stralend. Toen liepen ze de tuin in, de vrouw in het wit, haar dochter en Remio. Het was prachtig weer. 'Dit is dus het beginners pad,' zei de vrouw in het wit tegen Remio. 'Het wordt streng bewaakt zoals je ziet. Alleen de leergierigen mogen hier komen. We kunnen hier niet blijven. We moeten nu dieper de tuin in, want de tuin accepteert geen rondhangers. Het is voor reizigers, niet voor rondhangers. Als je stopt of niet snel genoeg gaat, dan zal de grond je opslokken. De tuin van de waarheid houdt niet van treuzelaars.' Ze moesten dus stevig doorlopen, anders zouden ze in de problemen komen in deze tuin. 'Daarbij wil ik ook zeggen dat je zeker niet te snel kunt gaan. Ga niet zomaar rondrennen, want ook dan slokt de grond je op.' De schrik sloeg Remio om het hart. 'Wat moeten we dan doen ?' vroeg Remio bijna in paniek. 'Hoe weten we of we te snel of te langzaam gaan. Dat is toch bijna onmogelijk ?' 'Niets is onmogelijk bij de waarheid,' zei de vrouw in het wit glimlachend. 'En daarom zijn wij ook
bij je. Sommige mensen proberen de tuin in te gaan zonder de waarheid, en dan hebben ze een groot probleem. De grond is hongerig. 'Ik zal dichtbij jullie blijven,' zei Remio, die al een beetje trilde. 'Ga geen gekke dingen doen,' zei de vrouw in het wit. 'Blijf bij ons, luister goed, en er zal je niks overkomen.' Remio's hart begon sneller te kloppen. Dat had hij niet verwacht in het paradijs. Maar het moest wel. Er waren teveel gevaren. 'Wat gebeurt er met hen die door de grond zakken ?' vroeg Remio. De vrouw in het wit zei niks, en ook haar dochter niet. Paniekerig keek hij hen aan. 'Dit had ik echt niet verwacht. Kunnen we nog terug ?' zei hij trillerig en bijna stotterend. 'Het is alsof we zijn omringd door krokodillen.' Maar de vrouw en haar dochter zeiden niets meer, en hij besloot maar stil te zijn. Hij moest ook zeker niet in slaap dutten nu. Soms liepen ze rustig, en soms wat sneller, en soms stonden ze stil. Ze liepen richting een hutje. In het hutje lagen wat wapens. 'Tegen de leugen monsters,' zei de dochter van de vrouw, 'de monsters van te snel en te langzaam.' 'Ik wil het graag leren,' zei Remio. 'Is het veilig in dit hutje ?' 'Je bent nooit veilig,' zei het meisje. Zij was ook in het wit, net als haar moeder. 'Je moet altijd op je hoede blijven.' Na een tijdje liepen ze verder. Dieper in de tuin leek het meer en meer op een oerwoud. Toen liepen ze over een zanderig pad door het oerwoud wat leidde naar een kamp op een zandvlakte, waar veel meer hutten stonden. 'Hier woont de stam,' zei de vrouw in wit. 'Welke stam ?' vroeg Remio. 'De stam van de waarheid,' zei de vrouw, 'oerwoudbewoners.' 'Wat doen ze ?' vroeg Remio. 'Jagen op de leugen monsters, maar niet op de dieren,' zei de vrouw in het wit. 'Er is een groot verschil. Zij moeten de dieren tegen de leugen monsters beschermen. Als dat niet zou gebeuren, dan zou het oerwoud verdwijnen.' Remio kreeg een hut waar hij kon slapen. Maar hij kon die nacht geen oog dichtdoen. Hij was veel te bang om te snel of te langzaam te gaan. En hij vroeg zich nog steeds af wat er zou gebeuren als je door de grond opgeslokt zou worden. Zou je dan naar de druip wereld gaan ? Hij moest er niet aan denken. De druipers waren wel het verschrikkelijkst wat hij ooit gezien had. Toch viel hij op een gegeven moment in slaap, maar toen hij weer wakker werd lag hij in het gras net buiten het paradijs. 'Wat is er gebeurd ?' dacht hij bij zichzelf. 'Ben ik te snel of te langzaam gegaan ? Nee, want ik ben niet onder de grond.' Trillerig stond hij op, en durfde niet meer terug te gaan. Het paradijs was moeilijker dan hij had gedacht. Je moest er eerst veel voor leren. Hij besloot weer terug te gaan naar zijn huisje bij het stationnetje. Hij trilde nog steeds, en hij kon alleen maar strompelen. Misschien had hij beter eerst naar de boekkaars kunnen luisteren die aan de ingang stond als wachter, in plaats van daar zomaar binnen te gaan. Maar hij begreep het wel. Als je te snel of te langzaam bent kan dat gevaarlijk zijn. Hebben jullie daar ook voorbeelden van, jongens en meisjes ?
Op een dag kwamen de vrouw in het wit en haar dochter weer bij hem aan de deur. Dit keer hadden ze iets voor hem meegenomen : een snelheids waarschuwer. Dat was een enkelbandje wat je kon aandoen en wat je zou waarschuwen als je te snel of te langzaam dreigde te gaan. Remio was er erg blij mee. Het was als zijn eigen verkeers agent voor het paradijs. Hij voelde zich direct al een stuk beter. Hij trilde minder, en hij wilde direct alweer mee met hen terug naar het paradijs, maar dat kon nog niet. Hij zou eerst moeten leren hoe de enkelband werkte. Daarvoor hadden ze een nieuwe boekkaars voor hem meegenomen die hem erover zou vertellen. Dankbaar nam Remio het aan. Dat gaf toch weer wat hoop. Het was een soort gebruiksaanwijzing voor het paradijs. De afgebroken brug van verhalen In een ander paradijs was een vrouw in het rood. Zij was de wijsheid. Haar dochter was ook in het rood. Het lag veel dieper in de wildernis. Er was geen stationnetje dichtbij. De mens die hier zou komen zou alles achter zich moeten laten. Soms denken we misschien dat we niet veel hebben, of hebben we iets heel waardevols verloren, maar dan mag je weten dat het je dichter bij de natuur brengt. Alles moeten we achterlaten om tot het paradijs van de wijsheid te komen. Alles moeten we loslaten, want het zijn maar hele kleine poortjes waar we doorheen moeten, en als we nog iets vasthouden of met ons meenemen, dan blijven we steken. Ook de vrouw in het rood is een dromenkoningin, en zij zend altijd weer vreemdelingen om de mens tot de wijsheid te trekken. Maar hoe behandelen wij de vreemdelingen ? Zij zingt een lied en vertelt verhalen, om haar grote wijsheid te delen. Maar luistert de mens wel ? De wijsheid is een brug tussen de mens en het paradijs, een brug van vreemde talen en vreemde culturen. Maar wat heeft de mens met het vreemde gedaan ? De brug gaat over de zee van eiland tot eiland, als een mooi sieraad. En het is een brug van verhalen, van een mooi lied. En blind is de mens die dat niet ziet. Op een dag ging ik de brug over, en ik verbaasde me erover hoe wonderlijk het was. En ik zag dat het haar sieraad was, van de vrouw in het rood. Het was een sprekend sieraad van het paradijs. Maar verder op de brug waren zware stormen, en ik werd door de storm van de brug geblazen, en ik viel in de diepe zee. En de golven waren hoog, en ik zwom en ik zwom, totdat het weer rustig werd. Maar ik zag de brug niet meer. Ik zwom toen door, totdat ik in de verte een schip zag, en toen ben ik naar het schip toegezwommen en zij namen mij aan boord. En het schip ging tot bloemenwateren. Daar ergens was het ondiep, en gingen we het schip uit om te zwemmen. Ik had nog steeds wonderlijke fragmenten van de verhalen van de brug in mijn hoofd, en als ik ze uitsprak
dan kwamen er sieraden uit mijn mond, en daar versierde ik de anderen mee. Na een tijdje gingen we weer in het schip, en toen na vele dagen varen kwamen we op zee de brug tegen waarover ik had gesproken, maar de brug was gebroken. Ergens stopte de brug. En we gingen diepzee duiken om de afgebroken stukken te zoeken. We wilden naar het paradijs, maar we hadden alleen maar afgebroken stukken, en zo begon het grote puzzel werk. We hadden zoveel verloren, er waren zoveel stukjes die ontbraken. Maar uiteindelijk konden we de brug weer verder bouwen helemaal tot het paradijs, en we bouwden er ook een treintje op. En het treintje ging door de harten van de mensen om de leergierigen en de verhaalgierigen op te pikken. Ik weet nog wel, ik weet nog wel, wat ik zag toen ik in het paradijs kwam. Er waren daar boekflessen, waar niet zomaar water inzat, maar letters, en die stroomden eruit en vertelden verhalen. En je kon het ook drinken. Niet alleen van water leeft de mens, maar ook van verhalen. En wat was het paradijs ? Het was een verhaal, waar je zelf ook in kon meespelen. Telkens als je dieper wilde moest je eerst helemaal door het verhaal gaan totdat je er zelf ook in meespeelde. Je kon de verhalen dus lezen en beleven, en soms was het verschil er bijna niet. Er waren soms rode wanden tussen de lezer en de speler, maar soms waren die wanden er niet. Zo kon je dieper en dieper in het paradijs. Soms waren de verhalen heel spannend, maar ze liepen altijd goed af. Er moesten een heleboel puzzels opgelost worden, en een heleboel monsters worden verslagen, en zo verdienden de kinderen stukjes landkaart en stukjes klok, om zo steeds verder te komen, steeds dieper in het paradijs. Het was een groot puzzel avontuur. Dieper in het paradijs woonden er stammen van puzzelstukjes die met elkaar in oorlog leefden, en de kinderen moesten de puzzels oplossen. De stammen van puzzelstukjes zouden oorlog voeren zolang de puzzel nog niet opgelost was, maar als de puzzel opgelost werd, dan kreeg degene die het had opgelost toegang tot een portaal die tot de kinderplaneet zou leiden. Bij het portaal stond een boekzandloper, dat was een boek die je op de kop kon zetten, en dan stroomden er letters uit, wat tegelijkertijd een klok was. Alleen door de boekzandloper kon je door het portaal heengaan. De boekzandloper was de wachter, en die vertelde een verhaal. Ik puzzelde heel lang om die puzzel af te krijgen, zodat ik ook door het portaal tot de kinderplaneet kon komen. De boekzandloper bracht mij daar. Toen de boekzandloper het verhaal had verteld was ik op de kinderplaneet en moest alleen verder. Er was hier allemaal woestijn. Er waren hier geen verhalen of puzzels. Ik bleef maar lopen en lopen en het werd steeds donkerder, maar na een tijdje lopen zag ik het eerste kinderstadje in de woestijn. Daar waren weer volop verhalen en puzzels, maar de poortwachter van het kinderstadje was weer een boekzandloper. Toen het boek uit was moest ik weer verder. Het was zo'n mooi stadje, met allemaal watervalletjes, en ik had er graag willen blijven, maar ik moest verder. Ik ging door de woestijn die toen nog wel erger was, en het werd even later nog wel donkerder. Ik hoorde beesten in de verte, monsters. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik ben toen maar gewoon doorgelopen. Na een tijdje kwam ik aan bij het volgende kinderstadje in de woestijn. Weer waren er hier allemaal verhalen en puzzels. Ook dieper op de kinderplaneet waren er stammen van puzzel stukjes met elkaar in oorlog. Er was niet overal vrede op de kinder planeet. Er moesten vele puzzels opgelost worden. In dit kinderstadje was er een stationnetje van de puzzel trein. Er liepen hier spoorwegen tot andere kinderstadjes en tot dieper op de kinderplaneet. Eerst moest ik veel lezen, luisteren en leren. Alleen puzzelaars zouden verder
kunnen op deze planeet. Om die oorlogen op te lossen moest je vaak ontbrekende puzzel stukjes opspeuren. Als twee puzzelstukjes niet in elkaar passen, dan moet er namelijk vaak een derde bijkomen, en dan kan het soms wel passen. Voor mij was het dus belangrijk om op ontdekkingsreis te gaan naar de vergeten en verloren puzzel stammen, naar de missende puzzel stukjes. Ik moest dus een ontdekkingsreiziger worden. Er zou een gids met me meegaan die veel wist van de kinderplaneet. Die gids was een paars puzzelstukje en heette Hector. Dichtbij het kinderstadje was ook een haven, en daar gingen we naartoe met de puzzel trein. Zo kwamen we op ons schip. Hector zei dat we naar een puzzel stukje op zoek moesten gaan dat 'de brug' heette. Dit puzzel stukje zou tussen alle puzzel stukjes passen die niet in elkaar pasten. Zo konden ze door dit ontbrekende puzzel stukje dus wel in elkaar passen, en zou de oorlog opgelost zijn. Er zou ook ergens een stam leven met zulke puzzel stukjes, ergens op een eiland, maar niemand wist waar het was. Velen dachten dat deze puzzel stukjes niet meer bestonden, maar Hector had goede hoop en goede moed, en zei dat ze nog ergens moesten bestaan. Ook als we er maar één van zouden vinden, dan mochten we al blij zijn. We gingen de zee op en keken met onze verrekijkers. Hector zei toen dat het eiland waarop deze puzzel stukjes leefden zo moeilijk te vinden was, omdat het eiland altijd verschoof, als een schip. Sommigen zeiden dat ze het eiland weleens hadden gezien, maar het dreef dan altijd weer weg. 'Het eiland wordt bewaakt door monsters,' zei Hector. 'Als we de monsters niet verslaan, dan komen we er nooit.' Ik vroeg toen wie de monsters waren, maar dat moesten we nog ontdekken, zei Hector. Hector begon me steeds meer te vertellen. Hij zei dat de puzzelstukjes gemaakt waren van modder. Het waren dus modder puzzel stukjes. Het kon ook wezen dat ze diep onder de grond leefden, maar dan moesten ze eerst naar het eiland gaan. Hector had zijn kompas meegenomen, en na een tijdje zei hij : 'Oh oh, gevaar. Er zijn piraten in de buurt.' Hij zag dit door zijn verrekijker. De piraten waren blauwe puzzel stukjes. Ze begonnen te roepen vanaf hun schepen, en al snel werden we onsingeld. 'Alleen blauw mag hier komen. Jij bent paars !' riep een piraat. 'Wij zijn op zoek naar de modder puzzel stukjes !' riep Hector. 'Dat zijn bruggetjes. Dan passen we misschien wel bij elkaar !' Maar toen werden er schoten gelost. Het hele schip verging snel door al die kanonskogels, en al snel lagen we in het water. Nu moesten we zwemmen voor ons leven. 'Onderwater,' zei Hector. Ik merkte dat ik gewoon onderwater kon ademen. We zwommen toen heel diep naar beneden. 'Een geluk bij een ongeluk,' zei Hector. 'Ik zie een tunnel opening op de bodem.' Daar zwommen we toen naartoe. We konden de tunnel inzwemmen die nog dieper naar beneden ging. Het ging over in een buis en de buis was doorzichtig. We zwommen heel diep en kwamen toen in een ondergrondse wereld terecht onder de zee waar we de modder puzzel stukjes zagen. 'Een geluk bij een ongeluk !' riep Hector weer. Maar we konden niet uit de buis. De bruine puzzel stukjes begonnen tegen de buis aan te tikken, en sommigen hadden hun mes gegrepen of hun speer. 'dat gaat niet goed,' zei Hector. 'Ze zijn bang of boos, of allebei.' 'Wat moeten we doen ?' vroeg ik. 'Doorzwemmen,' zei Hector. De buis ging nog dieper en ging verder onder de grond. Hier was het
een stuk donkerder. Ik vroeg me af hoe lang dit door zou gaan. Toen maakte de buis een bocht en konden we niet verder. Even dacht ik dat we weer terug moesten, maar Hector liet zien dat er een luik was verborgen achter wat grond. Daar gingen we toen doorheen, en toen was er weer een stuk buis, met weer een luik, waar we ook weer doorheen gingen. Er bleef steeds minder water over. 'Daar zijn ze,' zei een stem. Het was nog steeds erg donker. Ineens ging het licht aan, en we keken regelrecht in het gezicht van een bruin puzzel stukje. Het was een prinses met een kroontje op. 'Dag lieverds,' zei de prinses. 'Komen jullie me redden ?' 'Van wat ?' vroeg Hector. 'Ik weet het niet,' zei de prinses. 'Ik wordt hier opgesloten gehouden. Ik denk dat ik ergens vast ben geraakt met puzzelen.' 'Waar woon je ?' vroeg Hector. 'Ik ben de prinses van de bruine puzzel stukjes,' zei de prinses. 'Misschien waren ze daarom zo kwaad,' zei Hector. 'Heb je ze gezien ?' vroeg de prinses. 'Even,' zei Hector, 'toen we door de buis heenzwommen. Maar daar kunnen we niet door, en zij konden er ook niet doorheen.' 'Wat moeten we nu doen ?' vroeg ik. De prinses liet een vreemde puzzel zien. Het was een deur die op slot zat. Het leek wel op een vreemd gokspel, maar ze kreeg de deur niet meer open. 'Laat mij maar even,' zei Hector. 'Ik ken dit soort sloten.' Hij ging achter het slot staan en begon knoppen in te drukken. Er liepen stroompjes water doorheen en die begonnen verbindingen te maken. 'Hebbes,' zei Hector. Toen ging de deur open. De prinses was erg verbaasd en erg blij. 'Ik heb hier ik weet niet hoe lang opgesloten gezeten,' zei ze. Na een tijdje lopen door een andere buis kwamen we aan in een soort ondergronds oerwoud. Al snel werden we omsingeld door andere bruine puzzelstukjes, maar die deden direct heel aardig, omdat ze hun prinses terughadden. 'Zij hebben ons gered,' zei de prinses terwijl ze op Hector en mij wees. 'Zij mogen dus een wens doen.' Hector begon direct uit te leggen over de oorlogen tusen de stammen van puzzel stukjes, en dat zij zouden kunnen helpen om het op te lossen omdat zij brug puzzel stukjes waren, die tussen alle puzzel stukjes konden die niet pasten, zodat ze zouden passen. Maar dat wilden ze niet. Dat ging hen te ver. 'We hebben maar één bruin puzzel stukje nodig,' zei Hector. Maar er was niemand van hen die dat wilde. 'Laten ze maar hier komen als ze hun oorlogen opgelost willen hebben. Dan hakken we ze in de pan, en dan bakken we ze bruin,' zei een bruin puzzel stukje. 'Weten jullie niet iets anders om de oorlogen tussen de puzzel stukjes te stoppen ?' vroeg ik. 'Nee,' zei een ander bruin puzzelstukje, 'wij willen niets met ze te maken hebben. Het is dat jullie onze prinses hebben gered, maar anders hadden wij jullie ook in de pan gehakt.' 'Jullie zijn dus helemaal geen bruggen, maar ravijnen,' zei Hector. 'Wij hebben een grote vergissing gemaakt.'
'De lucht is het puzzel stukje wat jullie zoeken,' zei de prinses. 'Want door de lucht zijn alle puzzel stukjes aan elkaar verbonden. De lucht is de brug. Als je hen die boodschap vertelt, misschien stopt dan de oorlog. Of vertel hen gewoon over het ontbrekende puzzel stukje die zorgt dat ze aan elkaar passen. Vertel hen gewoon over ons, hoe oorlogszuchtig wij zijn, en hoe zij allemaal onze vijanden zijn, en misschien worden ze dan wel elkaar's vrienden.' 'Nee, dat zal niet gaan,' zei Hector. 'Er zijn nog meer missende puzzel stukjes, want zelfs deze brug werkt niet. We zullen verder op ontdekkingsreis moeten.' 'Kom hier in ieder geval niet meer,' zei de prinses nu wat strenger. 'Wij willen alleen blijven. Wij horen niet bij de andere puzzel stukjes.' 'Goed,' zei Hector. 'We mochten nog een wens doen. Ons schip was door de piraten tot zinken gebracht. Wij zouden graag een nieuw schip willen, anders moeten we helemaal terugzwemmen.' 'Hoe durven jullie zo iets groots te vragen,' zei de prinses, die steeds onaardiger begon te doen sinds ze was bevrijd. 'Jullie vragen het onmogelijke van ons.' Toen zei ze tegen de andere bruine puzzel stukjes : 'Werp hen in de put van gevangen puzzel stukjes. Dan mogen ze elkaar opvreten.' We werden meegenomen naar een put verderop, en daar werden we ingesmeten. We vielen heel diep. We werden direct omsingeld door een heleboel verschillende puzzel stukjes, ook puzzel stukjes die we nog nooit hadden gezien. Ze hadden allerlei kleuren, en waren van allerlei stammen. 'Welkom,' zei een wit puzzel stukje. Hij glom een beetje, alsof hij van zilver was. 'Ik ben de brug.' 'Een geluk bij een ongeluk,' zei Hector. 'Dus jij bent de brug waar we zo lang naar zoeken, en die de oorlogen tussen de puzzel stukjes zou kunnen stoppen ?' 'Ja,' zei het witte puzzel stukje, 'dat ben ik. Maar ik zit hier opgesloten. In ieder geval heb ik alle puzzel stukjes hier al met elkaar kunnen verzoenen. Door mij passen ze allemaal aan elkaar, maar we zijn hier in de diepe put van de bruine puzzelstukjes. Wij zijn hun gevangenen.' Ik keek naar de gezichten van die puzzel stukjes. Ze zagen er inderdaad niet vijandig uit. 'Hoe komen we hieruit ?' vroeg ik. Het witte puzzel stukje keek naar Hector, het paarse puzzelstukje. 'Jouw vriendje hier is wat wij nodig hebben,' zei het witte puzzel stukje. 'Dat is Hector,' zei ik. 'Een geluk bij een ongeluk !' riep Hector weer. 'We zijn nu eindelijk compleet,' zei het witte puzzel stukje. 'Hier hebben we lang op gewacht.' 'Hoe is het compleet ?' vroeg ik. 'Nou,' zei het witte puzzel stukje, 'nu kunnen we het schip bouwen. Alleen paars ontbrak nog.' 'Maar met een schip komen we hier toch nooit weg ?' vroeg ik. 'Moet je opletten,' zei het witte puzzel stukje.
Ineens viel ik in een diepe slaap, en toen ik weer wakker was was ik op een prachtig schip, gemaakt van alle puzzel stukjes bij elkaar die ik in de put van de gevangenen was tegengekomen. En er was een voltallige bemanning van alle kleuren puzzel stukjes, ook van de witten, de brug puzzel stukjes, die glommen alsof ze van zilver waren. Hector stond bij me. 'We hebben een boodschap te brengen,' zei Hector. 'Voorwaarts, mars. Schip, ahoy !' Als er een trede van de ladder mist, dan kom je moeilijk boven, en dan heb je op een bepaalde manier oorlog, met de ladder. Daarom moeten alle tussenstappen er zijn. Vandaar dat puzzelaars ook verzamelaars zijn. Alleen als de ladder alle tredes heeft kun je ermee naar het paradijs klimmen. Als twee volkeren dus niet met elkaar overweg kunnen, dan heb je een derde nodig. Daarom moet je ook niet altijd strijden tegen monsters. Soms moet je eerst wat puzzelen, en op zoek gaan naar de ontbrekende puzzel stukjes. Zo kun je een heleboel nutteloze oorlogen voorkomen. Puzzelstukjes hebben allemaal hun eigen magie, en zo kunnen er dus dingen gebeuren die nooit in je gedachten of dromen waren opgekomen, boven verwachting. Dat noemen we de magische afleiding of paradijselijke afleiding, dat wanneer je soms iets niet rechtstreeks kunt bereiken, dan moet je eerst een cirkeltje maken, zodat je het vanuit een andere kant bereikt. Soms worden puzzels ook niet opgelost omdat de puzzel stukjes zelf kleine puzzeltjes bevatten die eerst opgelost moeten worden. Daarom zijn er dus puzzels in puzzels. Ik had een goede boodschap, een eeuwig evangelie. Het was moeilijk om in één keer uit te leggen, en daarom was het een uitnodiging tot een groot puzzel avontuur. Er zijn puzzels in puzzels in puzzels totdat je er duizelig van wordt. Dat is het leven, en het heeft zijn eigen taal en zijn eigen wereld. Alles past al in elkaar, alles is al opgelost, als je maar diep genoeg puzzelt. Toen ik de puzzel had opgelost moest ik een hele hoge berg beklimmen. Helemaal bovenop de berg was de bol van de grote puzzelaar, dat wat altijd puzzelt. Er kwamen allemaal vraagtekens voort vanuit de bol, en raadseltjes. En de bol begon heel snel te draaien. Het was ineens alsof ik in het drukke verkeer was, en ik wist niet welke kant ik opmoest. Toen zag ik ineens de puzzel bol weer. 'Volg mij,' zei de bol. Ineens veranderde de bol in een vrouw, en zei : 'Puzzel maar, puzzel maar. Het paradijs is een puzzel. Je bent er al. Je moet het alleen nog uitpuzzelen.' En zo ging ik met mijn rugzak terug waar ik vandaan was gekomen, niet alleen om een goede boodschap te brengen, maar nog wel meer om verder te puzzelen, want velen zouden niet naar mij luisteren. Zij moesten eerst nog uitgepuzzeld worden. Het leven is een onontdekt paradijs. Het leven is een puzzel avontuur. Einde
1 Online Touch