De Evolutie van de Hemel Uitgave : rnl-pockets nr. 6 Eerste druk : 2018 Tweede druk : 2023 rodenbergs-nederlandse letterkunde
De Evolutie van de Hemel In het verhaal gaat het over de problemen in het stadje Tsjernobyl. Een politie agent raakt door zijn werk in het stadje Tsjernobyl steeds meer in de psychische problemen tot het punt dat hij zijn werk niet meer kan beoefenen. Ook zijn huwelijk lijdt eronder. Dan gaat hij op zoek naar een nieuwe baan.
Hoofdstuk 1. Evert van der Heg loopt 's avonds naar huis waar zijn vrouw, Loes, op hem wacht. Evert is politie agent in de stad. Het was een vreemde dag geweest, abnormaal druk. En Evert was moe, zeer moe. Zijn vrouw, Loes, had voor hem gekookt. Hij moest direct weer weg. Hij had eigenlijk nergens tijd voor. In een tunnel tussen twee stadsgedeeltes was een zombie gesignaleerd. Hij moest er naartoe met geladen pistool. Ook een paar collega's waren daar. Hij keek de tunnel in, en zag wat bewegen. Hij kreeg ineens hallucinaties, en hoorde een gegrom in zijn hoofd. Hij schrok, en wist dat de zombie telepatische krachten zou moeten hebben. Hij schoot in de tunnel. Zijn collega's keken ook met getrokken pistool in de duistere tunnel. Ineens zag hij ze tegen de grond vallen. Hij raakte in paniek en begon weg te rennen. Hij 4
was bang dat hij bezeten zou raken. Thuis aangekomen merkt hij dat zijn vrouw vreemd doet. Hij vertrouwt het niet. Hij heeft het idee dat de zombies de stad al hebben ingenomen. Hij vecht tegen het gegrom in zijn hoofd. Maar waar moet hij naar toe ? Uiteindelijk strijdt hij ook weer tegen die gedachte. Misschien is er een andere reden waarom zijn vrouw vreemd doet. Zijn vrouw vertelt hem dat hij wat rust moet nemen. Zij zou de politie er wel over inlichten. De dag erna wilde hij weer terug naar de tunnel. De politie had laten weten dat ze nu een nieuw wapen hadden. Het was een vlammenzwaard, een handvat wat een soort gasachtig vuur of stoom kon voortbrengen, maar het was ingewikkeld in gebruik. Evert moest naar de politie school waar hij verder erover onderwezen zou worden. Ook zijn collega's die op de grond waren gevallen 5
waren daar. Hij was blij ze te zien. Het bleek dat de zombie zich al had voortgeplant en dat pistolen alleen maar averechts werkten. Het duurde een paar dagen voordat ze het gebruik van het stoomsabel onder de knie hadden. Pas toen konden ze terug naar de tunnel. Evert kreeg weer hallucinaties toen hij dichter bij de tunnel kwam, en ook zijn collega's klaagden erover. Weer hoorde Evert het gegrom in zijn hoofd en ditmaal was het erger. Hij activeerde zijn stoomsabel, terwijl hij dichter bij de tunnelingang kwam. Dit zou ook een bepaalde bescherming om hem heen vormen. Het grommen in zijn hoofd ging over in krijsen. Evert disactiveerde zijn stoomsabel en greep naar zijn hoofd terwijl hij op de grond viel. Hij had zware hallucinaties over een schip wat aankwam aan een strand. Er was een woeste storm, en er was veel gebrul. Het was een schip vol van zombies. Evert 6
probeerde weg te kruipen van de tunnel. Hij voelde zich verlamd. Ook voelde hij zich spastisch. Hij kon zich niet meer bewegen zoals eerder. Alles ging anders, als door krampen. Er kwam schuim op zijn mond, en hij riep : 'nee !' Maar hij wist dat zijn geroep niet eens uit zijn mond kon komen. Even later werd hij wakker in een park. Boven hem was een vrouwengezicht. "Ben ik dood ?" vroeg Evert, terwijl de vrouw hem ophielp. "Wat een prachtige tuin." "Het is de tuin van je geweten," sprak de vrouw. Ze begon hem dieper in de tuin te leiden. "Ben ik dood ?" vroeg Evert weer. "Nee," sprak de vrouw. "Wat is er gebeurd ?" vroeg Evert. Evert voelde de hitte van zijn stoomsabel. Maar het ding stond niet eens aan. Het handvat hing aan zijn gordel. Evert was ontroerd door de 7
pracht van de tuin. "Waar gaan we naartoe ?" vroeg Evert. "Naar mijn huis," sprak de vrouw. Dieper in de tuin had ze een prachtig wit huisje omgeven door bloemrijke heggen. "Prachtig," sprak Evert. Hij was bijna buiten adem. Toen gingen ze naar binnen in het huisje. "Bent u een engel ?" vroeg Evert. "Een fee," sprak de vrouw. Ze gingen aan een tafeltje zitten van wit marmer. "Ik ben een gas van je stoomsabel," sprak de vrouw. "Je hallucineert slechts. Het is voor je eigen bescherming. Ik help je navigeren." Plotseling kwam Evert weer bij zijn bewustzijn, en zag de tunnel voor zich. Hij was nu bijna binnen. Zijn collega's waren om hem heen. Weer kreeg Evert een flits van een hallucinatie waarin hij een schip met zombies zag wat aankwam op een strand. Het was stormachtig weer. Toen hoorde hij weer gegrom en gebrul in zijn 8
hoofd. Het leek wel alsof de flits deels bleef hangen, en toen liepen ze de tunnel in. Het was er erg donker, maar ze hadden zaklampen bij zich. Ergens dieper in de tunnel zagen ze wat bewegen. Evert kreeg flitsen van hallucinaties waarin de tunnelbodem bedekt was met graven aan de zijkant. "Er liggen mensen begraven onder de bodem van de tunnel !" riep Evert. "Shhhh !" zei een collega naast hem. "Ja maar," zei Evert. Verder kon hij niets zeggen. Het was alsof een hand voor zijn mond was gelegd. Verderop in de tunnel leek het alsof de verlichting aan begon te gaan, maar het knipperde. Het ging aan en uit. Weer kreeg Evert hallucinaties van graven, witte graven, door de hele tunnel heen, en toen velden vol witte graven. "Illuminus !" werd er geschreeuwd. "Vecht !" Evert kreeg de rillingen, en wilde omdraaien. Hij wilde niet gek worden, 9
maar zijn collega's liepen strak naar voren. Hij kon niet omdraaien. Van achteren werd hij geduwd door de rij van collega's achter hem. Hij vroeg zich af of zij dezelfde hallucinaties hadden. Weer kreeg hij een hallucinatie van een zee. De zee was woest, en een reusachtig geestenschip met zombies kwam dichterbij in de verte, in de mist. Het was een reusachtig hoog schip. "Pilatus !" werd er geroepen. "Het is de Pilatus !" "Wat is Pilatus ?" vroeg Evert aan een collega die naast hem marcheerde. "Het is de naam van een schip," sprak de collega. "Wat voor schip ?" vroeg Evert. "Een zombie schip," sprak de collega. Hij dacht dat hij gek aan het worden was. Hij rilde over zijn gehele lichaam. Achter hen hoorden ze ineens gegrom, en ze draaiden om. Ze werden aangevallen door dolle honden, en achter de dolle honden waren enkele zombies. 10
Evert greep het handvat van de stoomsabel en activeerde het. Zo kon hij twee honden van zich afhouden. Het sabel ging met gemak door het vlees van de honden heen, maar er kwamen steeds meer honden. Evert sloeg als een dolle man om zich heen met de sabel. Het geblaf stak in zijn hoofd. Weer had hij hallucinaties, en ditmaal waren het grote treinen die aankwamen in de nacht, en er waren allemaal zombies in de treinen. Evert schreeuwde. Na een tijdje was het rustig. De tunnel lag vol met dode, verscheurde honden. Hij stond buiten de tunnel, en ook wat collega's kwamen naar buiten. "Is iedereen in orde ?" werd er geroepen. Hij was aan de andere kant van de tunnel. "Er zijn zombies in de tunnel," sprak Evert. "Ik ga niet meer terug." "Wie van ons zijn er nog over ?" riep een collega. "Ik hoop allemaal," zei Evert. Ze leken 11
hem te negeren. Een groep collega's verzamelde zich een paar meter van hem verwijderd. Hij ging er ook tussen staan. "We missen er vier," zei iemand. "Ik ga niet terug," zei een andere collega. "Er is iets in die tunnel wat niet goed is." Evert probeerde te spreken, maar het leek wel alsof iemand een hand voor zijn mond hield, als een zwarte handschoen. Alsof er iemand achter hem stond, maar er stond niemand. "We missen er veel meer," sprak een andere collega. En toen volgde er een namenlijst. "Misschien zijn ze aan de andere kant van de tunnel ?" zei iemand anders. "Nee," werd er toen gezegd. Er kwam toen een zombie uit de tunnel die leek op één van de politie agenten. "Dat is Willem niet !" riep een agent. De zombie kwam steeds dichterbij. "Ik ben het," zei de zombie, "Willem ... Ze hebben me ... Ze hebben me ..." "Geloof hem niet !" riep een agent, die 12
zijn stoomsabel activeerde. Een enorm gegrom was er toen. Vuur kwam uit de mond van de zombie. Het trok aan hun gedachtes. Evert kon zijn hoofd niet meer bewegen. Het zoog aan hem. De zombie kwam dichterbij. Alle agenten stonden als aan de grond genageld. Weer kwam er vuur uit de mond van de zombie. Evert begon te zweten. "Willem ?" vroeg Evert. De zombie kwam dichterbij. Het moest Willem wel zijn. "Ze hebben me ..." zei de zombie. "Ik draag het virus nu. Ze hebben me ..." "Geinjecteerd ?" vroeg Evert. De zombie viel Evert om de nek. Evert kon zich nog steeds niet bewegen. "Help," fluisterde de zombie in zijn oor. "Wat is er gebeurd ?" vroeg Evert. "Ik kan niet meer," sprak de zombie. De zombie had een aparte geur. Evert hoopte maar dat het Willem was. "Ik kan niet meer," zei de zombie weer. "Wat is er gebeurd ?" vroeg Evert weer. 13
"Ze hebben me ...," sprak de zombie. "Ze hebben me ..." "Wat ?" vroeg Evert. Evert kreeg weer hallucinaties van boten die aankwamen, en van grote treinen in de nacht. "Ik kan niet meer," sprak de zombie. "Wie ben je ?" vroeg Evert. "Willem," sprak de zombie. "Wat hebben ze gedaan ?" vroeg Evert. "Ze hebben ..." sprak de zombie. "Ik kan niet spreken." "Probeer het," zei Evert. "Ze ... ze ... stoppen dingen in je mond, een soort cement, als teken dat je niets anders dan een steen bent voor de woningbouw die ze gebruiken," sprak de zombie bijna stotterend. "Zij hebben deze stad gebouwd, en wij zijn de stenen." "Vandaar dat ik me niet kan bewegen," sprak Evert. "Ze ... ze werken veel door 14
omkoperijen," sprak de zombie. Hoofdstuk 2. Plotseling kwamen er veel meer zombies uit de tunnel. Evert werd omsingeld en gegrepen. Toen werd hij de tunnel ingetrokken. Hij wist niet waar de anderen waren, en hij kon zich nog steeds niet bewegen. Hij werd in een hokje in de tunnelwand gedrukt. Het was een glazen hok en er was verlichting. Een paar zombies gingen bij hem staan. Ze drukten wat rode knopjes in aan de wand. Het was een soort lift. "Waar gaan we naartoe ?" riep Evert in paniek. "Naar de planeet Drenthe," zei een zombie die een hele lage stem had. De lift schoot omhoog, de lucht in. "Maar dat kan toch helemaal niet !" riep Evert. Hij had een verschrikkelijke pijn in zijn buik vanwege de vaart van de lift, en hij was bang dat ze zouden neerstorten. Tot 15
zijn grote schrik werd de lift opgezogen in een enorm ruimteschip wat boven de stad hing en veel groter was dan de stad zelf. Evert moest verzen leren uit een vreemd boek. Het was het belangrijkste boek voor de zombies. Het boek was genaamd de Veluwe. Zij die het boek niet aanbaden zouden gemarteld en gedood worden. Evert moest buigen voor het boek, en de verzen die werden opgelezen moest hij nazeggen. Ook moest er in Evert's kiezen geboord worden om de verzen erin te tatoeëren. 'Is er in het koningshart een hart dat niet kan spreken ? Het koningshart eet en eet een hart voor vele weken,' werd er gezegd, en Evert moest het nazeggen. 'Wie is de koning ?' vroeg Evert. 'Een ziel die één is met de koning heeft niets meer in te brengen. Geassimileerd is hij, eenstemmig, de ondergang tegemoet. Door omkoperij zal het zich 16
vermengen,' werd er toen gesproken, en weer moest Evert het nazeggen. 'Wie is de koning ?' vroeg Evert weer. Evert voelde steken in zijn hoofd. 'Dromen kan een ziel niet meer die ééngeworden is met de koning. Al zijn dromen zijn kapot, en de koning is nu zijn woning,' werd er toen gezegd, en weer moest Evert het nazeggen, maar hij kon het niet. 'Spreek,' werd er gezegd, maar Evert kon niet spreken. 'I ... ik kan het niet,' stotterde Evert. 'Je moet !' werd er gezegd. Evert stortte neer, maar werd toen weer opgetild. 'Zij die de verzen niet nazeggen worden gemarteld en gedood,' werd er gezegd. 'Zij die het schrift van de koning niet lezen zijn het leven niet waardig,' werd er gezegd. Evert had kramp in zijn buik. 'I ... ik kan het niet,' stotterde Evert weer. Een zombie schopte in zijn buik, terwijl Evert weer neerviel. Weer werd hij 17
opgetild. 'En nu ?' zei de zombie met een lage stem. Het was de laagste stem die hij ooit had gehoord. 'Dromen kan een ziel niet meer die ééngeworden is met de koning. Al zijn dromen zijn kapot, en de koning is nu zijn woning. Zeg het,' sprak de zombie. Toen sprak Evert de woorden uit. Daarna moest hij het voor de tweede keer zeggen. Evert voelde zich duizelig. Hij moest toen vele andere verzen opzeggen. Evert werd naar een gevangeniscomplex geleid, en kreeg een hok naast een donkergekleurd meisje. Vanuit het hok kon hij haar niet meer zien, maar wel met haar praten. 'Wie ben je ?' vroeg Evert. Het meisje wilde haar naam niet zeggen. 'Waar kom je vandaan ?' vroeg Evert. Weer sprak het meisje niet. Haar moeder kwam haar soms bezoeken. Evert zag haar soms langskomen terwijl de dagen verstreken. Hij kon de gesprekken horen, maar het meisje zei 18
niet veel. Het meisje heette Krista. Op een dag vroeg Evert aan haar moeder wie de koning was. 'Noxo en Terafanus,' sprak de moeder van het meisje. 'Waar komen jullie vandaan ?' vroeg Evert. 'Moxof,' zei de moeder. 'Dat is een gebied op de planeet Drenthe. Het is ingenomen door de zombies.' 'Wat gaan ze met ons doen ?' vroeg Evert. 'We zijn niets dan vlees voor de assimilatie,' zei de moeder. 'We zullen éénworden met de koning.' 'Hoe kunnen we daaraan ontkomen ?' vroeg Evert. 'De ring van Moxof is onze enige hoop,' sprak de moeder. 'Onze wetenschappers werkten daaraan. Het is een microchip. Ik hoop dat ze veilig zijn om hun werk voort te zetten.' 'Wat is het voor microchip ?' vroeg Evert. 19
'Ik kan daar niet over praten,' zei de moeder. Evert werd overgeplaatst naar een ander gevangenis-complex verbonden aan een school. Hier moest hij weer verzen leren, en ook de taal van de zombies. 'Traak,' sprak een zombie tot hem. 'Ekochol.' Hij moest leren wat de woorden betekenden. Ook werd hij overhoord. Er hing een dreiging van marteling en dood. Evert had geen andere keus. Ook werden er steeds meer tatoeages in zijn kiezen gemaakt. Evert begon steeds meer last van zijn kiezen te krijgen. Evert bleef nadenken over de ring van Moxof. Wat zou het wezen ? De moeder van het meisje bezocht hem ook hier. Daar was hij wel blij mee. Hij wist dat hem een godsdienst was opgelegd waar hij niet aan kon ontkomen. In zijn studie van het boek van de zombies probeerde hij betekenis te vinden. Hij zocht naar zwakke plekken in het systeem, maar 20
ook zocht hij naar bemoediging, naar hoop. Het was een gruwelijk boek. Het ging allemaal over marteling, de dood, omkoperij, bedrog en chantage. Het voelde aan alsof hij zichzelf verloor, alsof hij geassimileerd werd, maar daar ging het boek ook over. De koning moest alles assimileren. Op een dag werd hij meegenomen naar een speciaal hok waar hij gemarteld werd. Ze wilden dat hij voor hen zou moorden, maar dat wilde hij niet. Hij wilde liever dood, maar ze martelden hem zo lang totdat zijn verstand brak, en iets nam hem over. Hij kon de marteling niet meer aan, en riep : "Okay, okay, wat willen jullie dat ik doe ?" 'Je zal teruggaan naar de politie op aarde,' zei de zombie die het dichtste bij hem stond. 'En je zult moorden wanneer wij het je zeggen. Zo niet, dan weten we je te vinden.' Evert kon niet meer tegen pijn. Het was 21
al te ver gegaan. Hij werd wakker op de plaats waar hij stond met de zombie die op Willem leek. Evert was overgevoelig nu. Hij dacht eraan te ontsnappen, maar een stem zei in zijn hoofd : 'Denk aan je belofte,' terwijl een pijnscheut zijn lichaam verkrampte. Hij werd gedwongen door pijn die over de grens van zijn geweten en zijn wil ging. Hij probeerde te denken aan de ring van Moxof, maar door extreme, grensoverschrijende pijn werd die gedachte weggebannen. Ook zijn collega's waren op dezelfde wijze geinfecteerd, maar hij wist dit niet, en durfde er ook niet over te spreken. Sindsdien begon de vrede weer terug te keren in de stad, en werden er geen zombies meer gesignaleerd in de tunnel. Evert hoopte maar dat de stemmen in zijn hoofd niet zouden terugkomen. Op een dag werd Evert door de stemmen naar het bos gelokt. Het was midden in 22
de nacht. Er stonden daar een paar zombies, en een klein ruimteschip stond op een heuvel dichtbij. Er was veel licht. Evert kwam dichterbij. Hij kon niet wegrennen. De zombies gaven hem een sleutel die op elke deur zou passen, waarmee hij in elk huis zou kunnen komen. Hij kreeg als opdracht babies te verwisselen. Hij mocht dit alleen 's nachts doen, en de sleutel zou een gas verspreiden waardoor niemand zou kunnen ontwaken. Evert zou de enige zijn die zou kunnen wakker blijven om zijn werk te doen. Evert was onder een zware hypnose en wist dat hij niets anders kon doen dan te gehoorzamen. En zo begon de baby-wisseling. Alle babies in de stad moesten verwisseld worden. Het stond zo geschreven in het boek van de zombies, de Veluwe. Evert wist dat hij slechts een pion was. Hij durfde niet met zichzelf in debat te gaan, en langzaam dreef ook die 23
opvatting naar de achtergrond. Evert begon een andere persoon te worden die niet meer aan zijn verleden herinnerd mocht worden. De stemmen zeiden hem dat hijzelf ook als baby was verwisseld. Maar hij moest het vergeten. Hij moest zich geheel richten op zijn taken. Elke nacht moest hij verschillende babies verwisselen. Hij wist dat hij één van de zombies was nu. Hij had een zombie hart nu. Op een nacht werd hij weer naar het bos gelokt. Weer stond een klein ruimteschip op een heuvel. Dit keer werd hij naar binnen gelokt. Zombies zaten rondom een tafel. Ze keken hem aan. Eén van hen sprak : "Je bent een robot nu. Je naam staat in ons boek, de Veluwe." Toen begon de zombie een heleboel verzen uit het boek op te lezen. Het ging over afschuwelijke dingen. Heel in de verte dacht Evert aan de ring van Moxof, maar het mocht niet te dichtbij komen. Het zou hem pijn 24
doen, en hij liet direct de verre gedachte weer los. De zombie liep naar hem toe en bekeek hem. "Waarom ben ik hier ?" vroeg Evert. "Voor iets belangrijks," zei de zombie. Er waren nog wat andere kamers in het kleine ruimteschip, en opeens kwam er een zombie binnen met een zombie-baby in zijn armen. "Deze ga jij nu wisselen," sprak de zombie die dichtbij hem stond. "Wij willen dat je ons de mensen-babies brengt." De zombie-babies verschilden niet eens zoveel van mensen-babies. Ze zouden nog een extra injectie krijgen zodat ze precies op mensen-babies zouden lijken. Evert zou vanaf nu eerst naar het ruimteschip moeten gaan voordat hij een baby zou wisselen. Evert wist dat dit zou betekenen dat het een zombie stad zou worden. Hij dacht heel in de verte aan Krista en haar moeder, en aan de ring van Moxof, en kreeg weer een beetje hoop, maar hij 25
durfde er niet direct aan te denken, want hij wist wat dat zou betekenen. Vage gedachtes, dat is wat het allemaal moest blijven. De zombies keken hem aan. En zo versleten de nachten waarin hij dit werk moest doen. Zijn vrouw had niks in de gaten. Zij wist dat hij wel vaker wegmoest. Hij was immers politie agent. Hoofdstuk 3. Op een dag in het weekend maakten hij en zijn vrouw een boswandeling. Ze gingen ook langs de heuvel waar in de nacht het ruimteschip was, maar nu was er niets. Ze gingen dieper en dieper het bos in. Ergens in het zand vond hij een blauwe ring. Hij raapte het op en hield het in zijn hand en staarde ernaar. Hij had een vreemd gevoel alsof hij de ring naar zijn borst moest brengen. Hij legde de ring tegen zijn borst aan en merkte dat de ring gewoon door zijn kleren en 26
huid naar binnenging. Het deed hem geen pijn. Hij stond al die tijd met zijn rug naar zijn vrouw. 'Wat is er Evert ?' vroeg zijn vrouw. 'Oh niets,' zei Evert. 'Ik dacht dat ik wat zag.' 'Wat zag je ?' vroeg zijn vrouw. Evert werd helemaal warm van binnen. Dit moest de ring van Moxof wel zijn. Ze hadden hem gevonden. Hij keek naar zijn vrouw, terwijl tranen over zijn wangen liepen. 'Wat is er ?' vroeg zijn vrouw. 'Niks,' huilde Evert. 'Er is wel wat,' zei zijn vrouw. 'Je huilt niet zomaar. Is er iets op het werk gebeurd ?' 'Ik kan er niet over praten,' huilde Evert. Evert was nog steeds bang, maar ook opgelucht dat er eindelijk hulp was gekomen. Plotseling had hij een hallucinatie waarin hij omringd was door een grote massa zombies. Ze kwamen 27
steeds dichterbij en zongen : "Je-he-hehe-ram, Je-he-he-he-ram," telkens weer. Maar een blauw licht kwam van Evert af, en vormde een scherm om hem heen. Hij begon door de massa zombies heen te rennen, die voor het blauwe licht opzij moesten, en toen flitste de hallucinatie weg. "I ... ik ben duizelig," stotterde Evert. "Voel je je niet goed ?" vroeg zijn vrouw. 'Laten we naar huis gaan,' zei Evert. Maar hij voelde zich nog steeds omringd door zombies. Hij wilde wegrennen. 'De zombies, ze komen !' riep hij toen. Maar zijn vrouw had hem gegrepen. Ook zijn vrouw had ineens een zombie gezicht. 'Ver zul je niet komen,' gromde ze met een lage stem. 'Jij ook al !' riep Evert. Hij duwde haar op zij en rende en rende. Toen kwam ze achter hem aan. 'Ver zul je niet komen !' riep ze. 'Geloof me maar.' Evert rende zonder om te kijken. Hij 28
hoopte dat de ring van Moxof zou ingrijpen. Plotseling was er niets dan blauw licht om hem heen. Het begon te golven. Hij hoorde een schreeuw achter zich, en zag zijn zombie vrouw weggeslagen worden. 'Help me !' huilde Evert. Hij wist dat de microchip nu in hem was. 'Ga terug, Evert,' zeiden ze stemmen in hem. Ze hadden een bliksemerige stem. Maar de stemmen werden steeds vager. Evert moest na een tijdje kruipend verder vanwege duizeligheid. Er was steeds meer blauw licht, en hij kwam tot een zone waar hij een stad zag neerdalen uit de lucht. Het was een straal van de planeet Drenthe, van het Moxof gebied. De wetenschappers van Moxof hadden de straal opgewekt. De stad was als een ruimteschip en daalde neer op de enorme zandvlakte waar Evert nu was. Het plofte vlak voor zijn neus neer. Evert werd door armen gegrepen en naar binnen 29
getrokken. 'I-i-i-i-ach,' werd er gezongen. 'I-i-i-iach,' en zo ging het telkens door. Het was een monnikenkoor van zombies die marcheerden in de stad. Het was meer een soort schuifelen. Wie hadden hem naar binnen getrokken ? Er was één en al mist. De ring van Moxof was een stervende ring. Het kon niet tegen de zombies op. Evert werd wakker in het zand. Zijn vrouw staarde naar hem. Ze had geen zombie gezicht. 'Gaat het weer ?' vroeg ze. 'Niet echt,' zei hij. 'De ring van Moxof ...' 'Waar heb je het over ?' vroeg zijn vrouw. 'Je kunt zo echt niet werken als je je zo voelt.' Toen ze thuis waren liet zijn vrouw de dokter komen. 'De ring van Moxof ...' zei Evert weer. 'Wat is de ring van Moxof ?' vroeg de dokter. 'Moxof ? Nooit van gehoord.' Evert zei niets. 'Hij kan zo inderdaad niet 30
werken,' zei de dokter. 'Ik denk dat uw man rust nodig heeft, veel rust.' En zo werd Evert meegenomen naar een rustoord voor mensen met psychische klachten. Zijn vrouw bezocht hem daar vaak. En Evert kon alleen 'de ring van Moxof' zeggen. Het was als in zijn hoofd geprint als zijn laatste houvast. Vaak vroegen mensen wat het was, maar hij kon het niet zeggen. Ook zijn herinneringen begonnen steeds meer weg te vagen. Op het laatst wist hij helemaal niet meer dat hij ooit politie agent was geweest. Heel in de verte kon hij zich nog Krista en haar moeder herinneren, maar hij wist niet meer in welk verband. De ring van Moxof had zijn geheugen gewist, en de ring was zelf ook stervende. Herinneringen waren te gevaarlijk voor Evert. De zombies werkten door zijn herinneringen. In die zin was de ring geslaagd, maar de ring was stervende. Het had alleen gezaaid. 31
Op een dag kon Evert wat meer woorden zeggen. Hij zei ook : 'de planeet Drenthe'. Mensen vroegen hem wat de planeet was, maar dat kon hij niet zeggen. Hij wist alleen dat Krista en haar moeder van de planeet waren. 'De ring is stervende,' zei hij een paar dagen erna. 'Welke ring ?' werd er gevraagd. 'De ring van Moxof,' zei hij. 'Oh, die ring,' werd er gezegd. 'Maar je hebt ons nog steeds niets over die ring verteld.' 'Het komt van de planeet Drenthe,' sprak hij. 'Het kan niet tegen de zombies op, maar het is zaad.' 'Ja, ja,' werd er gezegd. 'Je hebt nogal veel praatjes.' 'Komt er nog wat van met die ring ?' vroeg hij. 'Wie bedoel je ?' werd er gevraagd. 'Nou jullie, als verpleegkundigen,' zei hij. 'Laat dat kundig trouwens maar weg, want jullie hebben nog steeds die ring 32
niet gebruikt. Jullie klooien maar wat aan.' 'Welke ring ?' werd er gezegd. 'De ring van Moxof,' zei hij weer. 'Oh, die ring,' zeiden ze. 'Maar daar heb je ons nooit wat over uitgelegd.' 'Moet ik dat dan doen ?' zei hij geirriteerd. 'Moet ik dan alles voor jullie oplossen altijd ? Onderzoek maar eens, studeer maar eens, en kijk eens goed uit je doppen.' 'Mijnheer, nu niet aggressief doen, anders zult u overgeplaatst worden,' werd er gezegd. 'Ik zal jullie laten overplaatsen,' zei Evert. 'Hoe ga je dat doen ?' vroegen ze. 'Door de ring van Moxof,' zei Evert. 'Oh, die ring,' zeiden ze weer. 'De ring zal opstaan en zal alles veranderen,' zei Evert. 'Het is een messiaanse ring.' 'Toe maar weer,' zeiden ze. 33
'Eerst moet de ring sterven,' zei Evert. 'Het is zaad.' 'En dan ?' vroegen ze. 'Dat heb ik net gezegd,' zei Evert. 'Maar we begrijpen het niet,' zeiden ze. 'U doet nogal ingewikkeld. U heeft het over zombies, ringen, verre planeten, en messiaanse opstandingen. Dat is onze taal niet. In onze ogen bent u zwaar ziek. U heeft rust nodig.' 'De ring van Moxof,' zei Evert weer. 'Goed, laten we het daar bij houden,' werd er gezegd. 'De ring van Moxof.' Alhoewel het leek alsof Evert steeds meer van zijn geheugen begon terug te krijgen was het wel allemaal verdraaid, of hadden de zombies alles verwisseld en begon hij nu te ontwaken tot de ware combinaties ? Hij beweerde nu dat Krista zijn vrouw was, en haar moeder zijn schoonmoeder. Zijn vrouw was daar erg overstuur over, maar niets kon zijn gedachten erover veranderen. De 34
verplegers vertelden haar dat haar man geestelijk zwaar ziek was, en dat ze zijn woorden maar met een korreltje zout moest nemen. Er was iets verdraaid in zijn hersenen. 'En wie ben ik dan ?' vroeg Loes, zijn vrouw. 'Ik zou het niet weten,' zei hij. 'Ken ik je dan ?' 'Je bent ziek,' zei Loes. 'Ik hoop maar dat je snel weer beter wordt, want dit doet me pijn, meer dan wat dan ook.' 'Het is te hopen,' zei Evert, 'de ring van Moxof ...' 'Houd alsjeblieft op over die ring,' zei Loes. 'Het is onze enige hoop,' zei Evert. 'Voor jou,' zei Loes. 'Niet voor mij.' 'Ook voor jou,' zei Evert. 'Je kent me niet eens,' zei Loes. 'Het boek van de planeet Drenthe zei altijd : 'De maagd staart naar ons. Ze spreekt niet. Maar in de ochtend zal zij 35
ontwaken,' zei Evert. 'Dat gaat over Krista. Ze sprak nooit.' 'Dus ze is nog maagd,' zei Loes. 'Je hebt haar nog nooit aangeraakt. En over welk boek heb je het ?' 'Ik heb haar wel aangeraakt,' zei Evert. 'Wanneer is dat gebeurd ?' vroeg Loes. 'Ach, je bent ziek.' 'Groot nieuws,' zei Evert. 'Ik ben ziek, en jij hebt de grote mond om het door te toeteren. Daar is iets mis mee, vind je niet ?' 'Iedereen weet het,' zei Loes. 'Iedereen in dit pand is ervan op de hoogte.' 'Goedzo,' zei Evert. 'Houden zo. Dan weet je ook hoe anderen erover denken, maar de ring van Moxof ...' 'Ach, houd toch op over die ring,' zei Loes, 'en iedereen denkt erover zoals ik. Denk je nu echt dat ik met je mee zal praten ? Je bent ziek.' 'Geweldig om dat telkens weer te horen,' zei Evert. 'Ik wou dat Krista er was. Zij 36
zou me begrijpen.' 'Oh, je niet-sprekende maagd van de planeet Drenthe ?' zei Loes, 'En wanneer ben je op die planeet geweest ? Je zwetst.' 'Ik ben toch ziek ?' zei Evert. 'Waarom praat je dan nog met me als mijn woorden toch geen waarde voor je hebben.' 'Omdat ik er op wacht totdat je beter wordt,' zei Loes. 'Het boek zei ook nog wat anders,' zei Evert : 'De maagd is het licht van de stad. Haar ogen zijn de vrucht van de wilg, treurende op haar vlucht. Zij schiep de wildernis, met de stad als haar schaduw. Haar kleed zal zij weldra afdoen om af te dalen in het zoete van de bosrivier. De stad is haar kleed, en wat is de mens ?' 'Waar heb je dat gelezen ?' vroeg Loes. 'In het boek van de planeet Drenthe,' sprak Evert. 37
'Wat is het voor een boek ?' vroeg Loes. 'Het was het mooiste boek wat ik ooit heb gelezen,' sprak Evert. 'Een boek over Krista.' 'Ik vraag me af of Krista wel echt bestaat dan,' zei Loes. 'Natuurlijk bestaat ze echt,' sprak Evert. Hoofdstuk 4. Evert's obsessie met Krista begon alleen maar groter te worden. Hij begon ook schilderijen van haar te maken. Loes kon er niet meer tegen en besloot niet meer te komen. Het ging alleen maar erger met Evert volgens haar. Ja, de stad was haar kleed. Ze was als een drug voor hem. Ze hielp hem er doorheen. 'De maagd heeft haarzelf aangekleed,' sprak hij. 'Het is het uur van de stad. Maar in de nacht zal haar kleed uitgaan.' Op een dag beweerde hij Krista gezien te hebben, maar niemand anders had haar 38
gezien. Hij kreeg medicijnen om hem te kalmeren. Niemand kon bewijzen dat Krista niet bestond, maar hij kon ook niet bewijzen dat ze wel bestond. Maar hij kon wel over haar vertellen en over haar schilderen. 'Het licht van de stad is het licht van de planeten, en het kleed van Krista,' sprak Evert. 'Krista zal haar kleed afdoen.' 'De maagd draagt het licht van de morgen in haar schoot, En de liefde van de nacht op haar schouders, De vruchten der wilgen zijn haar ogen, Het lied van de nacht is in haar ogen, En haar stem is zoet.' Natuurlijk ging dit allemaal weer over Krista. Hij had het allemaal uit het boek. Het boek had geen gelovigen nodig. Het boek was een oorlogsvoerder. Hij prevelde de verzen op, telkens weer, en er kwamen telkens weer nieuwen bij. Het boek kwam niet om te genezen, 39
maar om te slachten. Evert werd ook steeds agressiever. 'Maar je gedichten zijn zo vredig,' zeiden ze. 'Dat lijkt maar zo,' zei Evert. 'En dan heb je de rest van het boek niet gelezen. Het is een boek van oorlog. Krista is een amazone oorlogsvoerder.' 'En haar moeder ?' werd er gevraagd. 'Zij is ook een amazone oorlogsvoerder,' sprak Evert. 'Dus de betekenissen van je lieflijke gedichten liggen veel dieper ?' werd er gevraagd. 'Ga het boek zelf lezen,' zei Evert geirriteerd. 'Welk boek ?' werd er gevraagd. 'Heb je dat boek ?' 'Nee,' zei Evert. 'Het is alles wat ik me er nog van herinner.' 'Maar u bent zwaar ziek. En u verdraait dingen in uw geheugen,' werd er gezegd. 'Ik verdraai niets,' zei Evert stoïcijns. 'Jullie verdraaien alles.' 40
Daarna ging het weer slechter met Evert's geheugen en communicatie vermogen, tot het punt dat hij alleen nog maar 'de ring van Moxof' kon zeggen. Hij was weer terug bij af. Hij begon dromen in de nacht te krijgen waarin hij in het bos is, en hij zwerft aan één stuk door. Hij komt uiteindelijk een bosvrouw tegen met een boog die hem vertelt dat de stad wordt geregeerd door zombies en dat ze jagen met verzen. De bosvrouw zei dat ze zelf ook jaagde met verzen, en dat hij dat ook moest doen om te overleven. Hij kreeg een boog van haar. Hij kon niet spreken. Hij kon alleen zeggen : 'de ring van Moxof.' Elke nacht weer zocht de bosvrouw hem op in zijn dromen om hem nog meer uitleg te geven. Hij leefde telkens weer toe naar de nacht. Overdag kon hij alleen maar zeggen : 'de ring van Moxof', maar de bosvrouw leerde hem weer helemaal opnieuw te spreken. Als zij bij hem was 41
in zijn dromen 's nachts lukte het hem steeds beter met praten, maar overdag als zij weg was kon hij alleen maar zeggen : 'de ring van Moxof.' Zij leerde hem nieuwe verzen die hij moest leren rijgen. Ze leerde hem hoog schieten en laag schieten. Ze leerde hem welke zombies verslagen konden worden met welke verzen. Ze zei dat hij wakker zou worden telkens als een zombie vers hem geraakt zou hebben. Maar het zombie vers zou vanzelf weer sterven, opdat hij weer zou dromen. Ze zei dat er een strijd om hem gaande was. Hij moest de verzen ook overdag leren gebruiken. Op een dag kwam zijn vader hem opzoeken. Vreemd genoeg merkte hij dat hij hierdoor veel van zijn spraakvermogen en denkvermogen terugkreeg. Hij was boos op zijn vader. Zijn vader had hem vroeger niet altijd goed behandeld, en dat liet hij zijn vader ook duidelijk weten. Zijn vader was wel 42
berouwvol, en vond dat hij hier eigenlijk niet thuishoorde. Zijn vader liet hem wat plaatjes zien over de stad Sparta over de rivier. Er was een flatgebouw op één van de plaatjes met daarin een klaslokaal en een winkel, en om de hoek van het flatgebouw was het winkelcentrum. Daarvoor waren weilanden, veel weilanden, want Sparta lag tussen de weilanden en aan de rivier, aan water. Evert stemde toe. Hij zag dat zijn vader berouwvol was. Evert pakte zijn tassen en toen nam zijn vader hem mee in zijn electrisch voertuig. Ze reden de stad uit, en gingen toen de grote rivier over, over de brug, en moesten toen een tijd door het weiland rijden. Uiteindelijk kwamen ze aan bij de flat met het klaslokaal en de winkel. Hier parkeerde zijn vader het electrische voertuig ergens. Het winkelcentrum was grotendeels overdekt. Zijn vader liet hem het winkelcentrum zien. 'Ken je dit ?' vroeg 43
zijn vader. 'Ja, vaag,' zei Evert. 'Ik kan me niet veel meer herinneren, maar volgens mij ken ik dit.' Zijn vader gaf hem een apparaatje met een navigatiesysteem. 'Zo raak je nooit de weg kwijt hier,' zei zijn vader. Hier kon hij een nieuw leven beginnen. Er waren wat nieuwe huisjes gemaakt waar Evert zich direct voor kon aanmelden. Evert kreeg ook snel een nieuwe baan, als kinderoppasser. Dit was een stelsel van vele gebouwen die door de stad heenlagen, waarin de kinderen voornamelijk werden opgevoed door computer-spelen met navigatiesystemen. Deze dienden tegelijk als scholen, maar de kinderen werden niet gedwongen deze spelen te spelen. Ze hadden meervoudige keuze. Er was ook nog een simpel klaslokaal zonder deze spelen. Sommige medewerkers kende Evert nog van vroeger. Hij viel hen in de armen. 44
Hij werkt er niet lang. De kinderen zijn erg druk. Hij begint zich steeds meer terug te trekken. Hij begint met het schrijven van verhalen, van boeken. In zijn ogen gaan de verhalen nergens over, maar zo heeft hij wat afleiding en rust. Op een dag is één van zijn boeken zelfs verfilmd. Hij gaat naar de bioscoop om zijn eigen verfilmde boek te zien. Hij vraagt zich af of hij het werkelijk heeft geschreven. Het gaat over een vrouw die op een zwevend paradijs boven een zee woont. De vrouw probeert de ik-persoon te bereiken, maar het lukt niet. Ze leven in twee verschillende werelden. Ze kunnen alleen over elkaar dromen. Het is een tragische film, want de ik-persoon en de vrouw groeien steeds meer uit elkaar, vanwege het cultuur-verschil en vanwege het feit dat ze in verschillende werelden leven. Hij vind de film saai, maar wel mooi gemaakt. Het is een prachtige natuur film. Ze schrijven 45
elkaar brieven die nooit aankomen. Er gebeurt eigenlijk niets. De film gaat eigenlijk telkens heen en weer tussen de ik-persoon en de vrouw. Beiden worden ze wanhopig, maar moeten toch van hun leven iets zien te maken. De ik-persoon heeft telkens het gevoel alsof de vrouw in een paradijs leeft, maar zo ervaart zij dat niet. Het is heel psychologisch allemaal. Hij vraagt zich af of hij het echt zo allemaal geschreven heeft. Als hij thuiskomt gaat hij zijn boek erover weer lezen, maar het boeit hem wel. Het is alsof er een wereld voor hem open gaat. Het is niet zo saai als in de film. Hij merkt dat er een heleboel stukken zijn weggelaten, en hij is er eigenlijk een beetje boos over, want het vertegenwoordigt zijn werk niet zoals het is. Maar eigenlijk wil hij zich er helemaal niet mee bezig houden. Hij gaat gewoon verder met schrijven. Een jaar later wordt er een nieuwe film 46
uitgebracht van één van zijn boeken. Hij had hen nadrukkelijk gezegd dat ze zijn boeken wel waarheidsgetrouw moesten overbrengen. Weer gaat hij naar de bioscoop, en weer vindt hij de film erg saai. Hij mist gewoon wat, en weer vraagt hij zich af of hij het echt wel zo geschreven heeft. Het gaat over een man die in zijn eentje een zeiltocht maakt over de zee en aankomt op een eiland waar alleen vrouwen wonen. Er gebeurt eigenlijk niks. Het zijn allemaal lange gesprekken, en het gaat eigenlijk nergens over. Wel is het een prachtige natuurfilm, nog wel intenser dan de vorige film, en alleen daar al om vindt hij het een waardige film, maar saai, erg saai. De film laat zien hoe de vrouwen op het eiland leven en hoe de man daar op inspeelt, maar eigenlijk zonder resultaat. Ze zijn te verschillend, en zo reist de man uiteindelijk weer door, en zo is de film afgelopen. Hij loopt zich er erg aan 47
te irriteren, want het is zijn werk. Hij kan zichzelf niet voorstellen dat hij het zo heeft opgeschreven. Als hij thuis is gaat hij direct zijn boek erover lezen, en merkt weer dat er belangrijke dingen weggelaten zijn. Dit keer doet hij navraag waarom ze eigenlijk zoveel uit zijn boek hebben weggelaten. Het antwoord erop verbaast hem. Ze zeiden dat het low budget films waren. Hij werd kwaad. Hij vond het een verkrachting van zijn werk, en stopte met het hele project. Hij gaf hen geen verdere toestemming meer. Het waren meer natuur films dan dat het echt verhalen waren. Zijn werk stond in die films slechts op de achtergrond. Hij voelde zich bedonderd. Hij wenste maar dat hij hen nooit zomaar toestemming had gegeven. Ze zeiden dat hij blij moest zijn dat er tenminste wat van zijn werk tussenzat, wat fragmenten. 'Ja, maar dan klopt de verhaal-lijn toch 48
niet meer !' riep hij boos. 'Als je er zomaar in gaat lopen knippen. De belangrijkste dingen hebben jullie weggelaten.' Maar ja, echt tevreden met zijn verhalen was hij nog niet. Het ging nergens over, maar toch boeide het hem. Hij vond zijn boeken beter dan de films. Misschien moest hij het gewoon bij de boeken houden. Maar hij kreeg meer de neiging om saai te schrijven, alsof de films iets bij hem hadden aangewakkerd. Waarom moest het ergens over gaan ? Het was ook een uitdaging om iets te schrijven wat nergens over ging. Hij probeerde daarom zijn verhalen steeds saaier en saaier te maken, steeds droger en droger. Het werd een sport voor hem, en hij had er veel plezier in. Dit ging zo ver dat hij uiteindelijk hen weer toestemming gaf om films van zijn boeken te maken, maar hij zei dat ze alleen maar fragmenten ervan mochten nemen, en 49
niet in zijn geheel. 'Dat deden we toch al niet ?' zeiden ze. Hij wist dat hij zo nog meer gefilterde films van zijn boeken te zien zou krijgen. Misschien kwam daar nog wel wat interessants uit voort. Hij schreef over de droge en saaie werking van de natuur en over het saaie leven van de mens waar eigenlijk niets uit voortkwam. Hij beschreef de eeuwigdurende cirkeltjes die ze altijd maakten, hoe er eigenlijk niets veranderde, en hij diepte het steeds meer uit. Het werd zo saai en eentonig dat het interessant werd. Het werd eindeloos horizontaal, totdat het iets aanboorde wat hij nog nooit eerder had gezien. Hij kon de diepte zien in het oppervlakkige. De oppervlakkigheid was slechts schijnbaar. Hij kon zo hele boeken volschrijven, en soms werd er een boek verfilmd, en dan zat hij weer in de bioscoop. Hij vond het allemaal best. De natuur in de films was 50
adembenemend. Hij begreep zichzelf niet. Hij begon zich steeds meer terug te trekken, en kon eindeloos nadenken over het object 'de brug'. Dat vond hij een heel interessant en abstract onderwerp. Hij schreef er ook over. En niemand kon daar beter, dieper en saaier over schrijven dan hij. Hij kon er uren over filosoferen, en het werd tot een boek. Het werd de nieuwe standaard. Hij vroeg zichzelf af of hij zo saai kon schrijven dat het niet meer saai was, dat het een andere wereld aanboorde. Er werd ook een film van het boek gemaakt. En ze zeiden dat het inderdaad zo saai was dat het niet meer saai was, en dat de brug voor eens en voor altijd was gelegd. Ze zeiden dat hij een wonder had geschreven. Het was de eerste keer dat hij de verfilming van zijn boek echt goed vond, ook al waren het maar fragmenten. Het was het dikste boek wat hij tot nu toe had geschreven, 51
en het was ook tot nu toe de langste verfilming. Er werd een standbeeld van hem gemaakt, als groot schrijver en filosoof. Voor hem hoefde dat niet, maar als het andere mensen hielp, dan had hij er geen problemen mee. Het was in die dagen dat hij levensmoe begon te worden. Waar was het allemaal om te doen ? Hij zag geen doel meer. Hij zocht naar zingeving, maar hij kon het niet vinden. Wel schreef hij hier over, hoe het hem de diepte in trok, de diepte van de nutteloosheid. Nutteloosheid interesseerde hem als onderwerp. Zou hij een boek kunnen schrijven wat zo nutteloos was dat het nuttig werd ? Dat werd zijn nieuwe uitdaging, alhoewel hij streed met levensmoeheid. Hij probeerde het uit te diepen en er rust in te vinden. Dat ging hem niet gemakkelijk af, maar hij schreef gewoon door. 'Het Nut van de Nutteloosheid' noemde hij het, en er 52
werd ook een film van gemaakt. Hij was zo levensmoe dat hij niet eens meer naar de bioscoop ging. Toen het op de televisie was wilde hij het ook niet zien. Hij vond het allemaal maar dramatisch. Hij snapte niet wat de mens in hem zag, want hij bracht niets nieuws tot de tafel. Hij was levensmoe en zag het niet meer. Hij probeerde de puntjes met elkaar te verbinden, maar het werkte niet, en zo had hij dat ook opgeschreven. Aan het einde van het boek stelde hij dat hij geprobeerd had nut te maken van de nutteloosheid, maar dat hij daar uiteindelijk niet in geslaagd was. Dat gaf hij ook eerlijk toe aan het einde van het boek. Hij had dan ook zijn hoop geheel gericht op de lezer die er misschien meer in zou kunnen zien dan hijzelf, wat hij ook had opgeschreven. Hier stopte alles voor hem. Nu was het de taak van de lezer om er van te maken wat er van te maken viel. Misschien zou de lezer een 53
diepte zien die voor hem verborgen werd gehouden. Hij stond er misschien te dichtbij, als een zwarte doek voor zijn ogen, terwijl de lezer wat meer op een afstand stond om misschien helder zicht te krijgen. Hij had het gevoel dat hij nu klaar was. Hij had gezegd wat hij had gezegd. Hij kon niet meer. En zo werd hij weer een hele stille man, die niet veel zei, maar observeerde. En steeds minder begon hij te observeren, gewoon omdat hij het nut er niet van inzag. Hij wilde niets meer. Hij liet alles maar gaan zoals het ging, en liet alles zo vaag mogelijk. Hij wilde het niet maar aanraken, er niet meer mee bezig gaan. Voor hem was het af. Dit was het. Vanwege dit gevoel van nutteloosheid deed alles pijn, en daarom deed hij het niet. Ook denken deed pijn. Hij liet alles maar stromen. Hij ging er niet meer achteraan. Daarna legde hij zich toe op het maken 54
van abstracte gedichten. Hij wilde schilderen met woorden. Hij wilde de ultieme literaire drugs maken. Zijn eerste gedicht ging over een natuurvrouw bij een waterval met een lelie. Hij probeerde haar tot leven te wekken door de woorden van het gedicht. Hij wist zeer zeker dat hij hier geen overdosis van moest nemen. Daarom had hij meerdere gedichten nodig. Hij legde verschillende lagen aan in het gedicht. Het leek alsof hij de natuurvrouw kon laten spreken. Ze sprak een andere taal dan hem. Hij kon het niet verstaan, maar wel voelen. De vrouw vertelde hem een ander gedicht, en zo hadden alle gedichten met elkaar te maken. Hij besloot van elk gedicht een schilderij te maken, en hing het in zijn huis. De gedichten zochten hem 's nachts op in zijn dromen, en ze deden allerlei leuke dingen met hem, zoals zwemmen in de zee. De gedichten werden zijn vrienden, 55
zijn beste vrienden. Meer had hij niet nodig. Ze brachten hem tot een nieuwe wereld. Zijn leven was nog maar een druppel in de oceaan van zijn dromen. Hoofdstuk 5. Ik kijk naar je, en jij kijkt naar mij, Een waterval is tussen jou en mij, Ik raak je aan, en jij raakt mij aan, Maar er is een wereld tussen jou en mij, En wie kan het vertalen ? Twee culturen, maar het gaat makkelijk samen, Wij hoeven elkaar niet te verstaan, Als wij elkaar maar kunnen voelen. Evert was in een exotische wereld aangekomen. Alles liep hier door elkaar heen. Het was multi cultureel. Hij was aan de literaire drugs, wat hem bracht tot hogere sferen. Het ene gedicht was het kleurenpalet voor het andere gedicht. Hij werd zwaar verslaafd, maar 56
het bracht hem tot leven. En dit leven was nog maar een druppel in de oceaan van zijn dromen. Hij wilde niet meer terug. Elke trede omhoog leek onder hem af te brokkelen. Daarom moest hij steeds hoger en hoger, alsof er een spin op hem joeg. Alles brokkelde hier af. Hij brokkelde zelf af, en alles wat hij greep. Alles was fragmenten. Hij kon erdoor heenkijken. Het waren slechts druppels van de watervallen van zijn dromen. Hij zwom met zijn dromen, en zij maakten hem gelukkig. Wat had hij nog nodig ? Hij was boven alles gekomen, uit het water opgekomen. Hij had de nieuwe wereld gezien. Ik kijk naar jou, jij kijkt naar mij, Ik raak je aan, maar alles brokkelt af, Want wij zijn maar druppels van de rivier van dromen, Vallende om tot leven te komen Twee culturen, maar het gaat makkelijk samen, 57
Wij verstaan elkaar niet, Maar wij voelen, De vallende druppels maken plaats voor het geheim Wanneer je golf opgaat weet ik dat je terugkomt, Zoals ook ik, Altijd terugkerende tot de bron, En wat zijn we aan het einde van de dag ? Zoveel druppels verloren, maar de rivier van dromen is doorgebroken Ik neem jou mee, en jij neemt mij mee, Twee werelden verbonden, Wij verstaan elkaar niet, Maar wij vallen en voelen Jij bent maar een druppel van mijn oceaan van dromen, En ik ben maar een druppel van die van jou, Een wereld tussenin ons, Het zijn slechts woorden geregen voor een gedicht, 58
En gedichten geregen voor een drug om de dag mee door te komen, Slechts een druppel van de oceaan van dromen Evert was een literaire drugskoning nu. Hij had er geen behoefte aan om het te smokkelen. Hij hield het voor zichzelf. De mensheid was slechts een druppel die hij nooit zou kunnen vinden. Hij had eindelijk de evolutie van de hemel gezien. Hij wilde zijn eigen industrie bouwen van literaire drugs, want hij was nu miljonair door zijn boeken en films, en hij was nu een rentenier, en wilde iets goeds doen met zijn geld. Door zijn rentenierschap stroomde het geld als rivieren binnen. Hij wilde zijn eigen ziekenhuis bouwen voor mensen met psychische problemen, want hij wist daar alles van door zijn eigen psychische problemen. Hij wilde hen aan de literaire drugs brengen, en geheel gratis. Het geld 59
zou toch wel binnenstormen door zijn rente, dus hij kon het groots aanpakken. Door de hele stad kocht hij panden, en liet er ook panden bijbouwen, om zo zijn netwerk te maken. Ook in de weilanden werden panden bijgebouwd, en hij liet bibliotheken bouwen. Bibliotheken waren voor hem het hart van de samenleving die de samenleving geestelijk gezond hielden. Hij stond ervan te kijken hoeveel mensen er op af kwamen. De helft van de stad bleek psychische problemen te hebben en liet zich bij hem inschrijven. Hij manifesteerde de literaire drugs door de beeldende kunst en schilderijen, en natuurlijk boeken. Ook werden er films vertoond. Hij wilde echter geen computer spelletjes ervan maken. Dat was hem te druk. De mensen moesten tot rust komen. Er werden veel industrieterreinen aangelegd, allemaal van hem. Van buitenaf kon je niet zien wat het 60
was. Evert had grote plannen. Hij voerde ook robotten in. Grote machines begonnen het stadswezen te besturen en te beinvloeden. Omdat hij ook nog eens veel donaties binnenkreeg waren het niet alleen rivieren van geld die binnenstroomden, maar zelfs zeeën van geld, en hij besloot ook ondergronds te bouwen. Hij kon peperdure technologie aanschaffen die tot diep onder de grond kon doorbouwen, en die ook onder andere landen kon doorbouwen. Zo begonnen Evert's machines ondergronds ook die landen te beïnvloeden. Evert wilde dat de literaire drugs de hele wereld zou overnemen. Daar had Evert zijn strategieën voor, en het geld. Evert wist hoeveel mensen psychische problemen hadden in de wereld, en hij wilde er een einde aan maken door de literaire drugs. De machines wisten precies hoe ze dat moesten toedienen. 61
Dit maakte dat van Evert ook in andere landen standbeelden werden gemaakt. Voor Evert hoefde dat niet, maar als het de mensen hielp, dan had hij er geen problemen mee en wilde hij graag helpen. De mensen hadden zo wat houvast. Hij werd de literaire drugskoning genoemd. Dat was niet te druk voor hem, want de mensen waren immers aan de literaire drugs. Ze waren niet hysterisch, ze stalkten hem niet, maar ze waren slaperig, dromerig, als junkies aan de literaire drugs, en er was genoeg voor iedereen. Evert wilde dit graag zo houden. Hij had alle rust om aan zijn project te werken. Er waren geen rellen. Iedereen was in een diepe slaap. Hij had iedereen onder hypnose gebracht. En zo golfde de wereld op de zee van literaire hypnose. De wereld was zo in diepe vrede. Op een dag was er buitenaards bezoek. 62
Grote ruimteschepen bezochten de wereld, en mensen werden opgezogen in de ruimteschepen en buitenaardsen werden tot de wereld gezonden. Het was een grote uitwisseling. Evert wist niet meer waar hij was. Het leek alsof hij tussen werelden inzweefde. Ook andere werelden waren in zijn literaire drug geinteresseerd. Alles kwam in een stroomversnelling. Geld werd omgezet tot energie. Economie werd omgezet in technologie, in trappensystemen. Het bleken de condities te zijn waardoor de technologie kon werken. Geld was slechts een excuus. Het moest afgeschaft worden. En zo kwam er een literaire drug die geheel met geld afrekende, maar die des te meer de voorwaardes liet zien. Het was een doolhof van trappen. Overal waren trappen. De werelden waren door de literaire drugs in elkaar versmolten. Ditmaal was het een literaire drugstrip van zwaar kaliber. Hij was in 63
een grote extase terechtgekomen. Hij liep naar buiten en omhelsde willekeurige mensen om hem heen, en legde hen de hand op. Ook deze mensen raakten in extase en begonnen hetzelfde te doen. Hij leefde in zoveel werelden nu. Een grote muur was afgebrokkeld. Telkens weer in zijn literaire drugstrips moest hij trappen lopen, zowel naar boven als naar beneden, en telkens weer zag hij zoveel meer trappen. Alle werelden waren vol met trappen, en het werden er steeds meer. Het was een doolhof, en hij had vragen. Het was alsof hij in het drukke verkeer was. Wanneer trappen tezamen kwamen, in elkaar oversmolten, zag hij daar vaak een donkere vrouw staan, als een verkeerslicht. Zij sprak een taal die hij niet verstond, maar hij voelde haar. Het waren lichten die knipperden en overschakelden. Hij verstond deze taal niet, maar hij wilde het leren. Het leek 64
op een gokspel, maar het waren verkeerslichten. Het waren de verkeerslichten van de literaire drugs. Het leek op een nieuwe soort van wiskunde. Als hij beter naar de trappen keek, dan leken het op bomen waarvan de blaadjes de treden waren. Hij was in een samensmelting tussen stad en oerwoud. De muren waren tot raadsels gemaakt door graffiti. En helicopters vlogen er boven. Het was een doolhof. Het was machinerie die hij niet begreep. Maar diep van binnen wist hij dat het slechts boeken waren, literaire drugs. Het waren de droom gidsen. Het was een multi-planetaire samenleving geworden. Natuur, stad en het buitenaardse waren samengesmolten, allemaal door de literaire drugs. Maar nu stond hij voor een nog grotere opgave. Hij moest de dood zien te overbruggen, de tijd. Ook hiervoor moest hij een speciale literaire drug voor uitvinden. 65
Hij werkte er lang aan, zelfs soms dag en nacht. Het was feest in de stad toen de muur tussen leven en dood werd afgebroken. Het was de zwaarste literaire drug die Evert ooit had gemaakt, en dat moest ook wel. Nu konden zijn gebouwen pas echt gevuld worden, want zoveel gebouwen stonden nog steeds leeg, vooral de gebouwen ondergronds. De doden kwamen terug en iedereen was in extase. En de mens kon weer tijdreizen door deze literaire drug. De doden brachten zoveel ideeën met zich mee, en er werd zoveel over de wegen tot de hemelen gesproken. Het was de evolutie van de hemel. Maar nu moesten er wel nieuwe muren gebouwd worden, zoals de muur tussen goed en kwaad. Die kwam daar waar de muur tussen leven en dood altijd had gestaan. De rivier tussen leven en dood, Is nu de rivier tussen goed en kwaad, 66
Er zullen altijd schepen varen, Er zullen altijd stormen zijn die zullen openbaren Hoofdstuk 6. Theofomius was een nieuwe literaire drug die Evert had uitgevonden, en tevens een machine. Hiermee had hij de brug tussen leven en dood afgebroken, en de muur tussen goed en kwaad opgebouwd. Theofomius was een hardwerkende machine. Theofomius was spontaan en communicatief, zelfs overdreven, maar leidde altijd weer terug naar de natuur, naar de stilte. Theofomius was een literaire drug die er eerst inging, dan uitging en eruit meenam. Theofomius kon zich goed in de ander verplaatsen, en zich er ook weer goed uitplaatsen, om ook nog eens de ander mee te nemen op een trip. Daar was Theofomius goed in. Theofomius 67
liet niet zomaar mensen achter. Daarom vond Theofomius de muur van de dood maar onzin, en brak het af, en bouwde de muur tussen goed en kwaad ervoor in de plaats. Theofomius kon soms de clown uithangen, om alles te relativeren en luchtiger te maken. Maar het geluk was maar van korte duur. Deze utopische toestand begon langzaam weg te ebben, en kon niet in stand gehouden worden. De literaire drugs scheen op een bepaald punt niet meer zo goed te werken als voorheen. Er waren ingewikkelde problemen waar het niet tegenop kon. De muur tussen goed en kwaad begon weer af te brokkelen en werd weer de muur tussen leven en dood, en die werd onverbiddelijker dan ooit. Alles wat Evert had meegemaakt leek maar een droom te zijn geweest. Er waren nieuwe problemen die de kop opstaken. De stad waar Evert 68
oorspronkelijk vandaan kwam, genaamd Tsjernobyl had een kerncentrale waar een kernreactor was ontploft wat men als oorzaak aanduidde van de algemene verslechtering van de situatie. Deze stad was vernoemd naar de planeet Tsjernobyl, een grote planeet die voor tachtig procent bestond uit oerwouden, en voor de rest uit kerncentrales. Volgens geleerden was er een kernramp uitgebroken op de planeet Tsjernobyl, waardoor er ook een kernramp ontstond in de stad Tsjernobyl, omdat het gelijk met elkaar op zou lopen. Dit zou allerlei problemen veroorzaken waar de literaire drugs niet tegenop kon. Evert had in zijn jeugd eens een boek over de planeet Tsjernobyl gelezen. Het trok hem aan, omdat de naam van zijn stad ook Tsjernobyl was. Het ging allemaal om de groene steen, de steen van het reactieve verstand. Ze vonden het ergens in het oerwoud en 69
brachten het tot hun kern centrales. Evert hield zich ondergronds verscholen. De helft van de stad Tsjernobyl was afgebrand, en de vrijgekomen straling doodde twee derde van de mensheid. De wereld was snel een post-apocalyptische puinhoop. Het was de grootste ramp in de menselijke geschiedenis. Evert hield zich diep verscholen onder de grond, zoals zovele anderen. Dat was ook wat geleerden aanraadden. Geleerden hadden een klein ruimteschip gemaakt, en vroegen aan Evert of hij met hen mee wilde om onderzoek te doen op de planeet Tsjernobyl. Ze zeiden dat het niet zomaar een kernramp was, maar een buitenaardse aanval. Evert stemde toe. Ze zouden met z'n drieën gaan : Sophia, David, de piloot, en Evert. Het duurde vele maanden voordat het schip aankwam op de planeet Tsjernobyl. Het was deels een helicopter-schip waarmee ze in het oerwoud aankwamen. De 70
inheemsen van het oerwoud, de inboorlingen, noemden de planeet niet Tsjernobyl, maar Irad. Ze waren aan de rand van het oerwoud terecht gekomen, en konden zo het gebied van de kerncentrales inkijken. Het was een grote industrie. Veel inboorlingen waren ontvoerd en moesten dwang arbeid verrichten in de kern-centrales. Zij werden in de gaten gehouden door grote monsterachtige wezens, de wachters van de kern-centrales. Geleerden zeiden dat de wachters onder het commando van skeletten stonden. Sophia en David waren wapen-experts, de besten in hun gebied. Alle drie waren ze goed bewapend toen ze richting de kerncentrales gingen. Al snel kwamen ze in een vuurgevecht met de poortwachter. Toen deze was uitgeschakeld was er inmiddels een alarm afgegaan, en er kwamen veel meer wachters aanrennen. Het was een zwaar vuurgevecht. Alle 71
drie raakten ze licht gewond, maar toen de wachters waren uitgeschakeld konden ze de kerncentrale binnendringen. Het alarm ging nog steeds af, maar toen ze het alarm vonden schoten ze het kapot. Toen gingen er nog meer alarms af. Er waren hier allemaal ketels en machines. Nog meer wachters kwamen aangesneld. Alle drie hadden ze een helm op, maar zodra Evert's helm werd geraakt kreeg hij vreemde hallucinaties waarvan hij niet wist of het echt was of niet. Zijn lichaam begon in een vreemd spasme te komen. Hij kon zich niet meer bewegen zoals hij het wilde. Hij zag David en Sophia al op de grond liggen, en plotseling was hij omringd door wachters die steeds dichterbij kwamen. Het leek wel alsof wit spul zijn helm binnendrong, en zijn hoofd begon heel heet te worden, alsof het knapte. Ook Evert viel neer. Ze werden alle drie gesleept tot een vreemde kamer waar een 72
skelet zat op een stoel. 'Twee pinnen door de hersenen en de mens denkt nog steeds dat hij kans maakt,' sprak het skelet. 'Elk mens heeft deze twee pinnen, en toen ze ingebracht werden camoufleerden ze zichzelf goed en werden één met de hersenen.' Het skelet liep naar Evert toe, deed z'n helm af, en trok toen twee lange metalen pinnen uit het hoofd van Evert. 'Zie ?' sprak het skelet toen hij de pinnen aan Evert en de anderen liet zien. 'Zodra het in de hersenen is wordt het tot vlees en bot. Het past zich goed aan.' Toen stopte het skelet de twee pinnen weer terug in het hoofd van Evert. 'Ik zal jullie nog wat laten zien,' sprak het skelet, en leidde hen tot een andere kamer achter de kamer waar ze waren. Daar lag een groene gloeiende steen waar andere skeletten omheen dansten. 'Kijk naar de steen !' riep het skelet. 'Het is het reactieve verstand waardoor de 73
mens doet wat ik zeg.' Evert zag de steen en het begon te golven voor zijn ogen. Plotseling bevond hij zich weer in zijn eigen wereld. Hij wist niet of het echt was of dat hij hallucineerde. Hij was alleen op een weg buiten de stad in de sneeuw, terwijl het nacht was. Hij zag de stad brandende, en ook veel bomen om hem heen. Hij liep door richting de weilanden, maar hij kwam bijna niet vooruit. Hij herinnerde zich Tsjernobyl. Hij vroeg zich af of dit een nachtmerrie was of echt. Hij opende zijn ogen en zag het skelet, maar er was overal vuur. Hij herinnerde zich wat verzen van de literaire drugs. In vuur en ijs, daar spuit een gif, Ik kan het niet doven, Ik kan het niet doorzien, De brug tussen leven en dood is lang, Zo lang dat men sterft, Of is het slechts een hallucinatie ? Of ik levend of dood ben is allang niet 74
meer van belang, Mijn ervaringen leiden mij tot diepte, Ik ben de brug overgegaan. Het skelet sloeg hem in het gezicht. Hij voelde alsof zijn kaak brandde. Er was niets dan vuur. Weer sprak hij : Oh vuur, eindig niet, maar ga dieper, Om te openbaren het verborgene, Oh ijs, stop niet, maar scheur mij los van de leugen en de onwetendheid Het skelet hing met zijn brandende armen om zijn nek, proberende hem te wurgen. 'Buig !' riep het skelet. Evert had het gevoel alsof hij in een vuurzee was, alsof hij afbrokkelde. Plotseling kwamen er meerdere gewapende geleerden binnen, die de monsterlijke wachters en het skelet aanvielen. 'Hoe komen jullie hier ?' riep Evert. 'Geheime opdracht,' zei één van de geleerden die Evert in bescherming nam. 75
Met een speciaal wapen vielen ze het skelet aan, die toen wegrende. Ook de skeletten die om de steen dansten waren weg, en sommigen van hen lagen verkreukeld op de grond. Er stroomde groen bloed uit hen wat zich vermengde met de zanderige grond. Er waren vier geleerden bijgekomen. De groene steen was weg. Ze zouden verder op onderzoek gaan. Maar Evert wilde niet meer verder. Hij bleef maar denken aan de groene steen waar hij naar gekeken had. Hij was zichzelf niet meer. Het was een steen van het oerwoud. Hij voelde zich aan flarden gescheurd. Hij wilde het oerwoud in. Hij liet het de anderen weten en rende de kerncentrale uit. Hij vroeg zich af waar hij de kracht vandaan had gehaald. Hij dacht aan de twee pinnen die in zijn hoofd zaten, en wilde een medicijn. Hij wilde het in het oerwoud zoeken. Hij snakte naar adem. Hij had frisse 76
lucht nodig. Hij maakte contact met de inboorlingen van het oerwoud. Hij vertelde hen over de groene steen. Zij zeiden dat het de steen van de geschiedenis was. Zij zeiden dat de skeletten een stuk van de grotere groene steen van de geschiedenis hadden afgeslagen. De geschiedenis was zo niet compleet en werd telkens verkeerd geinterpreteerd zodat de toekomst niet kon komen. De inboorlingen noemden de planeet Irad. Alleen het gebied van de kerncentrales was Tsjernobyl, en het was ontstaan toen skeletten een stuk van de steen van geschiedenis hadden gestolen. Dit noemden ze het reactieve verstand waarmee ze het verstand van de mens onder controle kregen. Zo ontvoerden zij vele inboorlingen voor dwang arbeid. Toen de steen werd gespleten werd het verstand van de inboorlingen gespleten. 'Is er geen medicijn in het oerwoud ?' 77
vroeg Evert. 'Er is een drug,' zei een inboorling. 'Als je er van neemt, dan is er geen Tsjernobyl meer. Tsjernobyl is slechts een bepaalde staat van bewustzijn.' Evert besefte wat dat zou kunnen betekenen. Zijn hele verleden zou weg zijn, of anders zijn, als Tsjernobyl niet meer zou bestaan. Maar wat had hij te verliezen ? 'Ik zou de drug wel willen nemen,' zei Evert. De inboorlingen keken hem aan. 'Je hebt de drug al genomen,' zei een inboorling. 'Het is je leven.' 'Maar Tsjernobyl is er nog steeds,' zei Evert. 'Neem meer van de drug,' zei de inboorling, 'en geef het de tijd in te werken.' 'Hij moet ingewijd worden,' zei een andere inboorling. Ze geven hem een wit poeder. Toen hij ervan at viel hij in een diepe spastische trance. Hij bleef zijn 78
bewustzijn verliezen. Toen hij weer bij bewustzijn kwam keek hij naar het gebied waar eerst de kerncentrales waren, maar ze waren er niet meer. Er was alleen nog oerwoud. "W... waar zijn Sophia, David en de andere geleerden ?" vroeg Evert. "Waar is Tsjernobyl ?" Maar hij zag zelfs de inboorlingen niet meer. Er was alleen wildernis ... Hoofdstuk 7. Evert vroeg zich af waar hij was. Alles was stil hier. Hoe hij ook zocht, hij vond geen inboorlingen, geen ruimteschip en geen Tsjernobyl. 'Droom ik ?' vroeg hij zichzelf af. 'Ben ik dood ?' Na lang lopen door de wildernis kwam hij bij een meer aan, waar een vrouw met een naakt bovenlichaam haarzelf waste. 'Tsjernobyl ?' vroeg hij. 'Wat is dat ?' vroeg de vrouw. Hij kwam dichterbij. 'Deze planeet,' zei 79
hij, 'of in ieder geval moet er een gebied zijn van kerncentrales.' De vrouw begon te lachen. 'Hier niet,' sprak ze. 'Dit is de planeet Irad.' Evert ging op de grond zitten. Hij was een beetje duizelig. 'Maar ik begrijp je wel,' zei de vrouw. 'Tsjernobyl is een zekere staat van bewustzijn. Het is een nachtmerrie.' 'Dat was het zeker,' zei Evert, 'maar wat is dit ?' 'Nog wel erger,' sprak de vrouw met een glimlach. Evert schrok. 'Waar ben ik dan ? Is dit een nog lagere staat van bewustzijn ?' 'Ja,' zei de vrouw, 'dit is een doodsmerrie.' Evert schrok weer. 'Ben ik dood ?' 'Wie niet ?' sprak de vrouw. 'De mens gaat voortdurend over van leven tot dood, net zoals van dag naar nacht.' Evert was direct op zijn hoede. 'W... wat kan ik hier verwachten ? Waar moet ik 80
voor oppassen ?' vroeg Evert voorzichtig, niet wetende of hij de vrouw wel kon vertrouwen. De vrouw kwam het water uit. Ze had een soort verenrokje aan. Ze was een inheemse. Ze ging voor hem staan. Ze was iets groter dan hem. 'Dit is een doodsmerrie,' zei ze weer. 'Is dat erg ?' vroeg Evert. 'Tamelijk,' sprak ze. 'Waar zit het gevaar in ?' vroeg Evert. 'Niemand komt levend uit dit oerwoud,' sprak ze. 'Maar zijn we dood ?' vroeg Evert. 'Wie niet ?' zei ze weer. 'En als de dood voorbij is, dan is er weer leven, en dan zeggen we dat het maar een doodsmerrie was.' 'Dus aan het einde van de doodsmerrie kom ik weer tot leven ?' vroeg Evert. Ze knikte. 'Maar van sommige doodsmerries wordt je niet meer wakker. Sommige doodsmerries zijn voor altijd,' 81
sprak ze. 'Klinkt eng,' zei Evert. 'Dus het is toch een soort slaap ?' 'Ja,' zei ze, 'maar veel dieper dan slaap.' Evert trilde. Hij voelde dat hij wilde neerliggen, en dat deed hij. De vrouw ging bij hem zitten. 'Vind je het erg dat ik bij je kom zitten ?' vroeg de vrouw. 'Nee,' zei Evert. 'Ik ken je alleen niet, en weet niet of ik je wel kan vertrouwen. Je zegt dat dit een doodsmerrie is, erger dan een nachtmerrie. Ik weet niet wat ik kan verwachten.' 'Je leven was al een doodsmerrie,' zei ze. Hij zuchtte en beefde. 'Ik zal je geen kwaad doen,' sprak ze. 'Je bent immers aan het einde van je doodsmerrie gekomen.' 'Oh, het is al bijna afgelopen ?' vroeg Evert. 'Leer de natuur kennen,' sprak ze. 'Het is iets van de natuur.' Hij voelde zich niet op zijn gemak. Hij 82
keek om. Het begon ook wat donkerder te worden. Toen keek hij haar aan, bijna smekend. 'Waar moet ik naartoe ? Ik heb nergens om naartoe te gaan.' Hij dacht na over zijn leven, en kon duidelijk zien waar de doodsmerries waren. 'Hoe kan ik van de doodsmerrie ontwaken ?' vroeg hij. Ze keek hem aan. Hij keek naar haar riem waaronder de veren hingen aan haar rokje. Er hing ook een dun touw aan haar heup. 'Ik weet een plaats waar de drug groeit om te kunnen ontwaken,' sprak ze. 'Maar je moet we wat beloven.' Hij knikte. 'Praat erover met niemand,' sprak ze. 'Maar er is hier niemand,' zei hij. 'Als je ontwaakt ben je weer in de stad,' sprak ze. 'Overal waar je in je leven bent geweest zijn slechts staten van bewustzijn.' 'Laat maar,' zei hij. 'Ik ben liever in de wildernis.' Hij leerde van zijn 83
doodsmerries te houden. 'Kan ik niet gewoon ontwaken in de wildernis ?' vroeg hij. 'Daar zijn ook wel drugs voor die hier groeien,' sprak ze. 'Waarom zei je dat dan niet ?' vroeg hij. 'Wil je me terugleiden naar de stad ?' 'Het was om je te testen,' sprak ze. 'In sommige staten van bewustzijn zijn we in de stad, voor spionage en om lessen te leren. Sommige doodsmerries zijn in de stad, goed gecamoufleerd. Ze passen zich gewoon aan. Het zijn een soort kameleonen.' Ze wees naar een boom verderop waar kleine witte doorzichtige besjes groeiden. Ze hingen in lange trossen aan de boom. 'Daar ontwaak je van,' sprak ze, 'maar wil je wel ontwaken ?' 'Ik wil tot een hogere staat van bewustzijn,' sprak hij. 'Maar daar kom je alleen door de lagere staten van bewustzijn,' sprak ze. 'Wie 84
niet dieper afdaalt komt ook niet meer op,' zei ze. 'Zij worden tot zombies.' Evert schrok, en in een flits herinnerde hij zich zijn leven als politie agent en hoe hij hierdoor in de psychische problemen was gekomen. 'Dus het ligt eigenlijk erg dichtbij,' sprak hij. 'Het is een zombie-machine,' sprak ze. 'Ze worden gemaakt in Tsjernobyl. Zij die niet diep willen gaan worden automatisch tot zombies.' 'En zij keren zich automatisch tegen ons ?' vroeg Evert. 'Het is één van de doodsmerries,' sprak de vrouw langzaam. 'Zij die maar in één staat van bewustzijn blijven worden uiteindelijk monsters en skeletten.' De rillingen gleden over Evert heen. 'Dus we moeten wel telkens overschakelen ?' vroeg Evert. 'Anders worden we net als hen ?' 'Zij leven niet meer,' sprak de vrouw bijna zingend. En toen begon ze zachtjes 85
te zingen : 'Zij zijn een deel van de machine geworden. Tsjernobyl is een groot mysterie. Wordt niet zoals hen, ga altijd weer dieper, kom tot de beste drugs-soorten van de planeet, die jouw beveiliging garanderen.' Evert keek naar haar met opgetrokken wenkbrauwen. 'En dat moet je zingend doen ?' vroeg hij verbaasd. De vrouw zong door : 'Want Tsjernobyl is nog steeds op jacht. Je hebt het nog niet overwonnen, Tsjernobyl, een doodsmerrie in de koude nacht.' Evert veronderstelde dat ze zong omdat de verschillende toonhoogtes verschillende staten van bewustzijn voorstelden. Ze zong bijna fluisterend door, maar Evert kon het niet meer verstaan. Er kwamen tranen uit haar ogen. 'Volgens mij ben je zwaar aan de drugs,' zei Evert. 'Ik moet wel,' zong de vrouw. 86
'Van wie moet dat ?' vroeg hij. 'Zijn er geen andere manieren ?' 'Ik zou maar leren zingen als ik jou was,' zong de vrouw. 'Van wie moest dat ? Hebben ze je gedwongen ?' vroeg Evert. 'Het is overlevings-strategie,' zong ze. 'Oh soldaat, van Tsjernobyl, kun je ooit ontsnappen van Tsjernobyl ?' 'Ik zal het proberen,' sprak Evert. 'Proberen ?' zong ze. 'Je hebt de drugs nodig.' 'Liever niet,' zei Evert. 'Wat als je werkt voor de drugs industrie, als onderdeel van Tsjernobyl ?' Evert kreeg een klap in zijn gezicht. 'Zeg dat nooit,' zong ze. 'Oh Tsjernobyl, oh Tsjernobyl, je weet mij altijd weer te vinden. Hier heb ik niet om gevraagd. Ik zal altijd tegen je strijden. Ik zal je altijd weer misleiden.' 'Zie je,' zei Evert. 'Je spoort niet echt. Maar ja, wat kan ik verwachten van een 87
doodsmerrie ?' 'Het is veilig nu,' sprak ze. 'Sorry daarvoor. Ik heb een trauma opgelopen van Tsjernobyl, en daarom ben ik zo.' 'Maar je bent aan de drugs,' sprak Evert. 'Het is de natuur,' sprak ze. 'De natuur is ervoor om ons te helpen, en ons ook in andere staten van bewustzijn te brengen.' 'Wat als het gif is ?' vroeg Evert. 'Het was de enige manier voor mij om te ontsnappen uit Tsjernobyl,' sprak ze. 'Ik moest dwangarbeid verrichten.' 'Sorry,' zei Evert. 'Ik begrijp het, maar ben je wel waarlijk vrij ?' 'Het zit in me,' sprak ze. 'Het is nog steeds op jacht. Het zit ook in jou.' Ze pakte zijn hand, en leidde hem tot de boom waaraan de sappige witte doorzichtige besjes hingen in lange trossen. 'Neem eet, en gedenk,' sprak ze. 'Denk diep, oh mijn Adam. Ik ben jouw Eva, om je te doen ontwaken.' Ze plukte wat van de besjes en bracht het tot zijn 88
mond. 'Het is goed,' sprak ze. 'Weet je het zeker ?' vroeg Evert. 'Ja, mijn Adam, er is geen andere keuze,' sprak ze. 'We raakten in discussie, en het zou kunnen uitlopen op een gevecht. Dat is wat Tsjernobyl wil. Splitsen en kernenergie opwekken. Verdelen en heersen. Neem en eet. Gedenk en denk.' 'Ja, mijn Eva,' sprak hij als onder hypnose, en begon van de zachte besjes die ze voor zijn mond hield te eten. 'Goedzo,' sprak ze. 'We hebben hoger bewustzijn nodig. Tsjernobyl is op jacht. Christenen met hun zwaarden. Soldaten voor hun idool.' Evert viel in een diepe slaap. Hij zag haar in het wit, als in een droom. 'Mijn Adam, je bent niet als andere mannen,' sprak ze. Ze zat op een wit paard. 'Leidt me,' zei Evert. 'Ik ken deze wereld niet.' Er was overal vuur. Er was een pad van 89
natuur, een strook van oerwoud, die door het vuur heenging. Het vuur voelde niet onprettig aan. Het bracht een bepaalde extase in Evert. 'Mijn Adam ben je, want je hebt van het verbodene genomen ... verboden door Tsjernobyl,' sprak ze vanaf het paard. 'Ik begrijp je, ik voel je,' sprak Evert. 'Mijn Eva ...' 'Zie je het vuur om ons heen ?' vroeg ze. 'Het is het vuur van oorlog en apocalypse, als een schaduw van de natuur, als het fundament van de pyramide. Je bent ontwaakt nu. Ze wees naar een witte doorzichtige pyramide in het oerwoud. Er kwam rook uit de top. 'Dit is het geheim,' sprak ze. 'Al het neerstortende rivierwater van de waterval stortte kapot op de rotsen, maar je bent de waterval opgekomen. Het is een natuur-geheim, een bruisend natuurgeheim.' 'Alle inheemsen die zijn ontwaakt 90
kennen dit geheim,' sprak ze vanaf haar witte paard. 'In de pyramide kun je God ontmoeten, mijn moeder.' 'Je bent zwaar aan de drugs,' zei Evert. 'Of je ontmoet God, of je gaat terug naar Tsjernobyl,' sprak de vrouw vanaf het witte paard. 'Alles beter dan Tsjernobyl,' zuchtte Evert. Toen leidde ze hem naar de witte doorzichtige pyramide. In de pyramide was een donkere vrouw met een goudachtige metalen muts die leek op een mijter. Evert kwam dichterbij. De vrouw was verder gekleed in wit. 'Dus dit is God ?' vroeg Evert. 'Of ik ben zwaar aan de drugs, of jij, of allebei.' 'We zijn zwaar aan de drugs,' sprak de vrouw op het witte paard, 'mijn Adam. Het is het enige medicijn tegen Tsjernobyl. Ook Tsjernobyl is een drug. Er zijn alleen maar drugs. Dit is mijn moeder.' 91
'Hallo God,' zei Evert. Er kwam een zachte bliksem van de vrouw af. 'Praat ze ook ?' vroeg Evert. 'Moeder, Adam is gekomen,' sprak de vrouw op het witte paard. God keek hen beiden aan. 'Ontwaakten,' sprak de moeder. 'Wat is er met je moeder gebeurd ?' vroeg Evert. 'Zij is ook een slachtoffer van de kernramp,' sprak de vrouw op het witte paard. 'Wie maakte haar tot God ?' vroeg Evert. 'Zij werd God door haar verlichting,' sprak de vrouw. 'Maar hoe ?' vroeg Evert. 'Door een drug,' sprak de vrouw. 'Kunnen wij ook van die drug nemen ?' vroeg Evert. 'Nee,' zei de moeder. 'Het is niet zomaar iets wat we geven.' 'Dat is natuurlijk oneerlijk, dat jij God speelt over alle anderen,' zei Evert. 92
'Ik speel geen God,' zei de moeder. 'Het is slechts een staat van bewustzijn.' 'En dat gun je een ander niet ?' vroeg Evert. 'Daar gaat het niet om,' sprak de moeder. 'Het gaat om de voorschriften, om de voorwaardes. Als de drug verkeerd gebruikt wordt gaan we er allemaal aan, zoals Tsjernobyl eens deed. Hij was de vorige God.' 'Wat zijn de voorschriften voor de drug, en waar groeit het ?' vroeg Evert. 'Dat kan ik niet zeggen,' zei de moeder van de vrouw op het witte paard. 'Wij willen geen nieuwe Tsjernobyl.' 'Begrijpelijk,' zei Evert. 'Maar er moet toch een studie proces zijn om ook anderen in te wijden ?' 'Veel te gevaarlijk,' sprak de moeder van de vrouw. 'Maar wie zegt dat jij de drug goed gebruikt ?' sprak Evert. 'Het is nog steeds een zootje.' 93
'Het is geen zootje,' sprak de moeder van de vrouw. 'Alles is goed hier.' 'En wij zijn een bedreiging, een gevaar ?' vroeg Evert. 'Jullie zijn jong,' sprak de moeder van de vrouw, 'en onhandig. Ik ben moeder.' 'Maar nu heb je me wel nieuwsgierig gemaakt,' zei Evert. Toen richtte hij zich weer tot de vrouw op het witte paard. 'Weet jij iets van die drug af ?' 'Moeder wil het me niet vertellen,' sprak de vrouw. 'Wat als het allemaal onzin is ?' vroeg Evert. 'Moeder heeft me gered van Tsjernobyl,' sprak de vrouw. 'Mijn Adam, het is beter zo.' 'Wanneer krijgen we het geheim te weten ?' vroeg Evert. 'Nooit,' sprak de moeder van de vrouw die God werd genoemd. 'Dat klinkt erg ontmoedigend,' sprak Evert. 'Bijna als een doodsmerrie.' Hij 94
kon bijna geen adem halen. Het kwam door de rook die uit de top van de pyramide kwam. Evert ging de pyramide uit. De vrouw op het witte paard volgde hem. 'Volgens mij is je moeder nog wel erger dan Tsjernobyl,' sprak Evert. 'Ze bedoelt het niet zo,' sprak de vrouw op het witte paard. 'Ze is alleen erg voorzichtig. Ze wil niet dat de drug in verkeerde handen valt, want dat zou een ramp betekenen.' 'Ik kan geen adem halen,' sprak Evert. 'Het is de dood van een superster,' sprak de vrouw. 'Toen hij stierf, stierven we allemaal.' 'Wat bedoel je ?' hijgde Evert. 'Twee kogels in zijn nek,' sprak ze. 'Het leven is onverbiddelijk.' 'Waar heb je het over ?' hijgde Evert. 'Ik stik.' 'Je hebt van de drugs genomen,' sprak ze. 95
Hoofdstuk 8. Zombies waren om Evert heen, en ze trokken hem naar een hoge doorzichtige lichtgevende troon waarop een skelet zat. Evert kon nog steeds niet goed ademhalen. 'Waar ben ik ?' hijgde hij. 'Er is geen ontsnapping uit Tsjernobyl,' sprak het skelet. 'Waar is de vrouw op het witte paard ?' hijgde hij. 'Eva doet goed werk, Adam,' sprak het skelet. 'Ik ben Adam niet !' riep Evert met zijn laatste krachten. 'Adam wordt altijd weer omgekocht met snoepgoed,' krijste de skelet. 'Denkt altijd weer te ontsnappen. Baadt het niet, dan schaadt het niet. Er is geen ontsnapping uit Tsjernobyl.' 'Wie bent u ?' vroeg Evert. 'Ik ben Tsjernobyl, halve zool !' krijste het skelet. Het gekrijs galmde door de 96
hele zaal. 'Ik wordt hier een beetje moedeloos van,' zuchtte Evert, nog steeds naar adem happend. 'Wanneer houdt dit op ?' 'Nooit !' krijste het skelet. 'Dat klinkt niet echt bemoedigend,' sprak Evert, happende naar lucht. 'Word je daar zelf ook niet eens moe van ?' 'Kop houden !' krijste het skelet. 'Tsjernobyl heeft geen tijd voor persoonlijk sentiment.' 'Vermoeiend,' zei Evert. 'Dwangarbeid zal je mores leren !' krijste het skelet. 'Voer hem af !' Toen werd Evert naar een ruimte met machines en ketels gesleept. 'Ik kan dit niet geloven !' riep Evert tegen zichzelf. Hier zag hij ook de geleerden terug, en de vrouw en haar moeder, en andere inboorlingen, die daar allemaal dwangarbeid moesten verrichten. 'Het is maar een staat van bewustzijn,' sprak Evert tegen zichzelf. 'Waarschijnlijk een 97
doodsmerrie.' De anderen keken niet eens op. Ze waren te diep verzonken in hun werk. Ze leken onder zware hypnose te zijn. Hier kwam Evert weer een beetje op adem. Hij zag nu in dat Tsjernobyl overal was, ook in het oerwoud, zelfs in de vruchten. Alles was besmet. Hij stond daar maar en niemand keek naar hem, en niemand hielp hem. Ineens rolde er een klein wit doorzichtig besje uit zijn kleding. Dat moest er ingerold zijn. Hij aarzelde geen moment. Hij raapte het op en stak het in zijn mond. Het proefde zo romig en zacht, zo verfrissend, levendgevend. Hij werd duizelig en zakte neer op de grond. Er was geen Tsjernobyl meer. Hij was in het zand, en de inheemse vrouw die hem de besjes had gegeven stond voor hem. 'Niet wegzakken,' zei ze. Ze gaf hem meer besjes te eten. 'Ik was in Tsjernobyl !' riep hij, terwijl hij naar adem hapte. 'Het was verschrikkelijk !' 98
'Je moet meer eten,' zei de vrouw, terwijl ze hem begon te voeren. 'Zij die niet genoeg eten gaan terug naar Tsjernobyl.' 'Ik ontmoette God, en daarna een skelet,' zei Evert in paniek. 'Ja, het zijn de bijwerkingen van de drugs,' sprak de vrouw. 'Die worden minder naarmate je er meer van eet, en naarmate je er meer gewend aan raakt.' 'Is dat zo ?' vroeg Evert. Ze knikte. 'Ze zei dat ze God was, en dat ik het geheim nooit zou weten. Ik dacht dat ik gek werd. Ik kon geen adem meer halen,' sprak Evert. Ze glimlachte. 'Bijwerkingen, mijn Adam,' sprak ze. 'Je lichaam moet er nog aan wennen. De drug is zwaar beveiligd tegen onbevoegden. Het bevat een soort insecticide. Het doodt de parasieten.' 'Ik begrijp het,' sprak Evert opgelucht. 'Ik dacht echt dat ik gek werd.' 'Jij moet de natuur leren kennen,' sprak de vrouw. 'En alle geheimen van de 99
natuur.' Er kwamen allerlei emoties in hem naar boven die hij wilde uiten, maar hij wilde voorzichtig zijn. Na een tijdje borrelde het zo omhoog dat hij het niet meer kon tegen houden. 'Ik ben er klaar voor, mijn Eva,' sprak hij. Maar hoe wist hij dat ze echt te vertrouwen was ? 'Elke vriendschap is een risico,' sprak hij tot zichzelf. 'En wat voor andere keuze heb ik ? Ik kan geen kant op, dus ik leer maar mijn lessen. Ik kan van alles en iedereen leren, zelfs van mijn vijanden.' Ze nam hem mee naar haar hut. 'Ik zal het veel voor je koken,' sprak ze. Was hij nu echt in een paradijs gekomen met deze vrouw ? Hij wist dat hij bepaalde stoffen nodig had om hier te kunnen blijven, in deze staat van bewustzijn, maar hij wist ook dat andere staten van bewustzijn belangrijk waren. Daar waren de verschillende soorten van natuurdrugs voor nodig. De vrouw was zijn gids 100
hierin, want hij wist niks. 'Ik wil de verschillende staten van bewustzijn in de wildernis leren kennen,' sprak hij. 'Ik wil niet vastgroeien en een zombie worden.' 'Ik zal het je leren,' sprak de vrouw. Haar hut was gemaakt van grassen en bamboe, en was redelijk groot. In de nachten had hij zware nachtmerries over Tsjernobyl, en dan suste zij hem. 'Het zijn allemaal bijwerkingen van de oerwouddrugs, mijn Adam,' verzekerde zij hem. Er ging een nieuwe wereld voor hem open. Tsjernobyl was nog slechts een druppel in de zee van oerwouddrugs. Voor hem was het een verlichting, de grote ontwaking. Op een nacht had hij een droom van een invasie in de Tsjernobyl kerncentrales. Het was een invasie van apen van een andere planeet. Het was de oerwoudsplaneet Bulgarije, die wel tien keer groter was dan de planeet Tsjernobyl. De apen gebruikten 101
geavanceerde wapens of gewoon brute kracht. Daarna had hij een droom van een grote gouden krab die aan land kwam en op het strand een grote rode spin aanviel en uitschakelde. Toen hij de droom de volgende ochtend aan de vrouw vertelde zei ze dat zij die in het begin-stadium zijn van het worden tot een zombie en dan inzien dat ze verkeerd bezig zijn een aap kunnen worden op de planeet Bulgarije om het te neutraliseren. De zombies zien apen als verraders, en als hun grootste vijanden. Het is het apen-medicijn om zij die besmet zijn geraakt door het zombie-virus te genezen. Evert keek van haar verklaring op. Beiden waren ze Tsjernobyl-slachtoffers, overlevenden, en hier in de wildernis moesten ze verder overleven. Het was hun paradijs. 'Het zijn de bomen van het paradijs,' zei de vrouw. 'Ze hebben hun eigen drugs waarvan wij leven. Iedere 102
boom is weer ergens anders goed voor. De drugs zijn als de liften van het paradijs, naar hogere staten van bewustzijn. De bomen hebben hun eigen slangen en spinnen van bijwerkingen en verkeerd gebruik. Daarom moet er een gids zijn. Tsjernobyl was een valse god, een valse gids, en ook een bijwerking.' Toen leidde ze hem dieper de wildernis in tot een boom met gele doorzichtige besjes die daar in trossen hingen. 'Dit is de drug genaamd 'gele regen,' zei ze. 'Je bent er nu klaar voor omdat je over de gouden krab hebt gedroomd. Het wordt ook wel de gouden regen genoemd. Het is een dodentelefoon waarmee je in allerlei andere staten van bewustzijn kunt komen. Het leidt helemaal tot achter het kerncentrale gebied van Tsjernobyl, waar de stedenstrook is, aan de rand van het oerwoud. In het stedengebied van Tsjernobyl ligt het geheim van Tsjernobyl verborgen, 103
bewaakt door de varkensmensen, nog wel ergere vormen dan zombies, monsters en skeletten, in een vergevorderd stadium. Zij zijn de koningen van de oppervlakkigheid, maar hebben hierin hun eigen diepte gevonden. Natuurlijk is die diepte vals, als gezichtsbedrog, een valstrik. 'Moet ik daarvan eten ?' vroeg Evert. 'Als je in leven wil blijven,' sprak de vrouw. 'Je moet het geheim oplossen.' 'Dus ik moet terug naar de steden ?' vroeg Evert. 'Als spion, ja,' sprak de vrouw, 'als je wil leven. Zo niet, dan zal het je insluiten en vernietigen. Er is niet veel tijd.' Evert greep de bessen en begon gulzig te eten. 'Ho, ho, niet teveel,' sprak de vrouw. 'Je wilt er geen overdosis van krijgen.' 'Wat zijn de gevolgen van een overdosis ?' stamelde Evert die al duizelig begon te worden. Maar hij kon 104
haar al niet meer horen en verstaan. Hij was al ver weg. Hij viel bewusteloos en werd even later wakker aan de rand van het stadgebied van Tsjernobyl. Achter hem was het gebied van kerncentrales, wat begon met een industrie-terrein met kantoren. Voor hem was een flatgebouw. Hij herinnerde dit flatgebouw, maar hij wist niet van waar. Maar hoe kon dat ? Hij was hier nog nooit eerder geweest. Misschien dat hij zich vergiste, of dat dingen gewoon op elkaar leken. Hij liep langs het flatgebouw en er gingen vreemde gevoelens door hem heen alsof hij hier eerder was geweest. Achter de flat waren winkelstraten waar hij door begon te slenteren, en uiteindelijk kwam hij aan bij een overdekt winkelcentrum. 'Varkensmensen ?' dacht hij. 'Ik zie geen varkensmensen.' Daar kwam hij ook de vrouw tegen. 'Mijn Adam,' sprak ze. 'Dus jij hebt ook van de drugs 105
genomen ?' vroeg Evert. Ze knikte. 'Waar zijn de varkensmensen ?' vroeg Evert. 'Ze hebben hier hun psychiatrie gebouwd,' sprak de vrouw. 'Het zijn jaloerse mensen, maar het zijn geen echte mensen, maar vergevorderde zombies. Ze zijn als varkens geworden. Wanneer iemand creatief is en zeer intelligent en ze worden jaloers en kunnen die persoon niet begrijpen, dan halen ze hun etiketten erbij, hun implantaten, en noemen die persoon dan zwaar ziek, geestelijk ziek, en dan gaan ze handel drijven erover met die persoon als koopwaar. Het is een markt.' 'Waar is die psychiatrie ?' vroeg Evert. 'Oh, overal hebben ze hun panden, tussen alles door,' sprak de vrouw. 'Het is een heel netwerk. Het loopt zelfs tot in het kerncentrale gebied. Wees maar voorzichtig. Ze zijn gewapend en hebben 106
een vergunning om te doden wie ze willen. Alle misdaden die ze doen zijn legaal en zij besturen de steden.' 'Dus ze implanteren ook ?' vroeg Evert. 'Voor het stadssysteem, ja,' sprak de vrouw. 'Het zijn ingewikkelde identificatie systemen om de mens gevangen te houden. Ze implanteren allerlei rommel in de mens, legaal. Daar hebben ze een vergunning voor. Ze doen dit vooral in de tanden van de mens. Het is zombie-werk. Daarmee laten ze zien dat de mens hun eigendom is.' 'Ziek,' zei Evert. 'Wat doen we eraan ?' 'Die implantaten zijn voor het alarmsysteem,' sprak de vrouw. 'Zodra een mens probeert te ontsnappen zullen die implantaten pijnscheuten geven die zo verschrikkelijk zijn dat de mens niet ver komt in zijn ontsnapping. Het zijn een soort implodes, als stroomdraad. Ze bewaken een dodentelefoon. Zij bewaken de muur tussen leven en dood.' 107
'Ik zie het,' zei Evert. 'Maar wat doen we eraan ?' 'Shhh...,' zei de vrouw. 'Daar kunnen we niet over praten. Alles wordt hier opgenomen en gemonitord. Waarschijnlijk zitten ze ons nu al af te luisteren.' 'Wat moeten we dan ?' fluisterde Evert. 'Fluisteren heeft geen zin,' sprak de vrouw. 'Die afluistersystemen zijn hypergevoelig.' De vrouw liet hem weer wat doorzichtige gele besjes zien. 'De gouden regen,' sprak ze, 'of gele regen. Het is tijd voor een nieuwe dosis. Ik zou je niet aanraden om in deze staat van bewustzijn te blijven, want ze pakken je en sluiten je op.' Evert keek om zich heen. Nog steeds waren er geen varkensmensen in hun buurt te zien, maar wat als er al een scherpschutter zich ergens verborgen hield ? Misschien waren ze hun wapens al aan het instellen om in te grijpen. Evert voelde zich niet 108
veilig. Ze bracht wat besjes naar Evert's mond. 'Een paar maar,' sprak ze. 'Je wilt geen overdosis. Vertrouw me maar daarop.' Evert opende zijn mond, en at van de besjes. Ze voelden zo romig, zacht en fruitig. Het was een hele intense smaak, hoog geconcentreerd, zeer pittig en zurig. Weer werd Evert duizelig, en bevond zich toen in het gras. Zij was er ook. Ze waren op de velden. 'Hier zijn de varkens,' sprak ze. De varkens waren overal om hen heen. Ze hadden vreemde snuiten en ze spitsten hun oren. Ze leken ergens door afgeleid. Er was een vreemd geluid. 'Raak ze niet aan,' sprak de vrouw. Het leek wel alsof de varkens hen niet opmerkten, maar ze waren op de hoogte van het vreemde geluid. 'We moeten eerst in het oerwoud zien te komen,' sprak de vrouw. Evert bleef maar denken aan het winkelcentrum. Het was alsof hij het al kende. Alsof hij er al eens eerder was geweest, maar hij dacht 109
dat het misschien toeval was geweest. Hij liep achter de vrouw aan. Weer zei ze : 'Zorg dat je ze niet aanraakt.' 'Wat is de reden daarvan ?' vroeg Evert. 'Dit zijn niet zomaar varkens,' sprak de vrouw. 'Ze staan onder hoge stroom. Een aanraking zou je kunnen doden.' Evert was op zijn hoede. Hij bleef dicht achter de vrouw, die de weg scheen te kennen. 'Het lijkt alsof je het eerder hebt gedaan,' sprak Evert. 'Ik ben een bekende met de drugs,' sprak ze. Na een lange tijd lopen, het leek wel uren te duren, kwamen ze aan in het oerwoud. Hij bleef maar staren naar het vreemde genootschap van varkens. 'Kijk er niet teveel naar,' sprak de vrouw. 'Je kunt hun stroomcapaciteit niet onderschatten.' De vrouw liep toen verder, dieper het oerwoud in, en hij volgde haar. 'Wat nu ?' vroeg Evert. 'Shhh,' sprak ze. 'De varkens pikken nog 110
steeds alles op. Het zijn roofdieren, vergis je niet.' 'Dus dat zijn die psychiaters van Tsjernobyl ?' vroeg Evert. Ze knikte. 'Zeg maar gerust psychotandartsen,' sprak ze. 'Wat een vreemde snuiters,' sprak Evert. 'Het is hun religie,' sprak ze. 'Luister goed : de varkens vertegenwoordigen allemaal een bepaalde ondergrondse laag, helemaal tot de kern van de planeet Tsjernobyl. Om eraan te ontkomen zullen we dus onder de grond moeten, de onderwereld van Tsjernobyl in, anders zullen de varkens ons zeker insluiten.' 'Hoe komen we daar ?' vroeg Evert. Ze leidde hem toen naar een gat wat onder de grond leidde. Ze moesten langs allerlei roosters heen, en ook over roosters heen. Hier zouden de varkens niet overheen kunnen. Onder de grond kwamen ze weer in een stedengebied aan. De vrouw legde uit dat deze steden 111
werden geterroriseerd en bestuurd door clowns, vergevorderde varkensmensen, die ook onder zware stroom stonden. Zij die tegen de clowns vochten zouden geëlectrocuteerd worden. Ze moesten ook weer snel hier door, anders zouden de clowns hen van het ene drama in het andere drama brengen. Zo waren de clowns geprogrammeerd. Ze moesten naar een bepaald station met de trein die om het gebied zou heenleiden. Dat zou de enige manier zijn om veilig te zijn tegen deze electrische roofclowns. De vrouw wist de weg, en Evert volgde haar. Weer moesten ze over vele roosters heen. Het was heel donker hier. Na een tijdje kwamen ze aan op een ondergronds station. Ook hier was het donker. Er waren geen treinen. Ze moesten een tijd wachten. Na lange tijd zagen ze lichten in de verte. Daar kwam de trein. Niet lang daarna konden ze instappen. Ze moesten nu erg voorzichtig 112
zijn, zei de vrouw. Een man met een zonnebril zat ergens op een bankje in de trein. Zij gingen tegenover hem zitten. Hij zat een krant te lezen. Hij rookte ook. 'Wat moeten jullie ?' vroeg hij. De vrouw stootte Evert aan en fluisterde : 'Niets zeggen.' Evert hield zich stil. 'Nou, zeg op,' zei de man. 'Wat moeten jullie ?' 'Wie is het ?' fluisterde Evert naar de vrouw. 'Ssst,' zei de vrouw. 'Het is een spion. Het is een beveiligings-systeem.' 'Een robot ?' fluisterde Evert. De vrouw knikte. 'Hij controleert ons om te zien of alles in orde is, en of we klaar zijn om door te gaan.' 'Hoe heet hij ?' fluisterde Evert. 'Harro,' zei de vrouw. De man maakte wat vreemde robot-achtige bewegingen, en toen ging de trein verder. Evert keek naar buiten en zag de steden in de verte. Na lange tijd kwamen ze aan bij een veel 113
groter station. Er liepen hier veel mensen, maar de vrouw zei dat het allemaal robotten waren, en dat ze reizigers beveiligden tegen de clowns. Ze moesten toen overstappen op een andere trein. Het gebied waar ze toen doorheen moesten was genaamd de Aue nacht. Het was natuur gebied. De vrouw zat tegenover hem in de trein. 'De diepte van Tsjernobyl, alle ondergrondse lagen, de stroomvarkens,' sprak ze, 'zijn geen onbekenden voor jou.' Evert keek haar diep aan. 'Het zijn de lagen van je eigen verleden,' sprak ze. 'Het heeft geen zin om er naar terug te keren. Het staat allemaal onder stroom. Het kan alleen gebruikt worden als een tekensysteem, als een taal. Zo alleen kan de muur tussen het verleden en het nu doorbroken worden, en zo ook de muur tussen leven en dood, opdat de muur tussen goed en kwaad herbouwd kan worden.' En terwijl zij hem verder onderwees begon de trein 114
door al die barrieres heen te breken, en het enige spoor wat de trein achterliet was een stroommuur tussen goed en kwaad. 115
_________________________________ RNL-POCKETS REEDS EERDER VERSCHENEN : _________________________________ NR. 1 – HET OORLOGS-SPEL NR. 2 – DE TUIN VAN MEVROUW VAN DALEN NR. 3 – PLANTEN VAN VLEES NR. 4 – ZIJN HUIS STOND IN DE WEG NR. 5 – HET SURINAAMSE DAGBOEK
1 Online Touch