0

UW PROFESSIONELE LINK NAAR DE TOEKOMST! N I E UW S B R I E F K VA B B – C R E C C B KON I NK L I J KE VER EN I G I NG VAN DE AC COUNT ANT S EN DE B E L A S T I NGADV I S EUR S VAN B E LG I Ë 27 APR I L 2023 NUMMER : 03 . 2023 LEDEN LIDMAATSCHAP = ALLE WEBINARS GRATIS LIDGELD: 420 € ALLE OPLEIDINGEN 2023 Vanaf pagina. 20 K O N I N K L I J K E V E R E N I G I N G V A N D E A C C O U N T A N T S E N D E B E L A S T I N G A D V I S E U R S V A N B E L G I Ë IN DIT NUMMER Bischoffsheimlaan 33 1000 BRUSSEL Maurice Verdoncklaan 57 9050 GENTBRUGGE Telefoon: +32 900 10 465 E-mail: info@kvabb.org Voorwoord Hervorming fiscaal regime auteursrechten en naburige rechten: soware Hervorming procedureregels BV-vrijstellingen verduidelijkt Over de onzin van onverjaarbare witwasmisdrijven Kan de fiscus binnenkort de aanvangsdatum bepalen? Arekverbod verliezen bij laajdige aangie Ontbinding schenking gevolgd door nieuwe schenking: geen schenkbelasng Cumul aanslag geheime commissielonen en toevoeging verdoken meerwinsten NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 1 Pagina 02 Pagina’s 03 - 04 Pagina’s 05 - 07 Pagina’s 08 - 10 Pagina’s 11 - 12 Pagina’s 13 - 15 Pagina’s 16 - 17 Pagina’s 18 - 19 “Uit de laatste versie van de memorie van toelichting blijkt namelijk dat de wetgever van oordeel is dat de fiscus zelf de aanvangsdatum van de bijzondere aangiftetermijn zou kunnen bepalen.” Pagina 11

C O L O F O N KVABB - CRECCB Bischoffsheimlaan 33 1000 BRUSSEL +32 900 10 465 info@kvabb.org V.U. Ludo Van den Bossche Geachte, De ITAA-verkiezingen zijn achter de rug en de kaarten zijn opnieuw geschud voor de komende 3 jaar. De KVABB kan terugblikken op een geslaagde campagne. Naast de funce als voorzier en ondervoorzier waren er 16 plaatsen beschikbaar in de Raad. Zoals u wellicht al zal vernomen hebben, is Bart Van Coile opnieuw verkozen als voorzier. Aan zijn zijde is Vincent Delvaux verkozen als ondervoorzier. Wij wensen hen in naam van KVABB van harte te feliciteren. Tegelijkerjd willen we allen danken, die KVABB hebben gesteund jdens de verkiezingscampagne. Van de 16 andere zitjes in de Raad, zijn 4 KVABB-leden verkozen. Dit is een mooi resultaat. De verkozen leden zijn: Caroline Meys, Chantal Jadot, Yves Van Weehaeghe en Frédéric Delrue. Nu komt het erop aan om construcef samen te werken. Een goede samenwerking vormt de sleutel tot succes. Ook binnen de Raad zullen de krachten moeten gebundeld worden, zodat de verkiezingsbeloes gerealiseerd kunnen worden. Een goede samenwerking met alle parjen is van groot belang om publieke doelstellingen te halen. KVABB hee het bewijs geleverd dat Franstaligen en Nederlandstaligen goed kunnen samenwerken. Dit hee ons deze mooie verkiezingsuitslag opgeleverd. We moeten er ook niet flauw over doen dat het soms lasg is om samen te werken. Iedereen hee zijn eigen karakter en dat zorgt soms voor spanningen, miscommunicae en/of misverstanden, zeker als er onderhandeld wordt in een taal dat niet de moedertaal is. Als we blijven openstaan voor andere zienswijzen en we streven dezelfde doelen na, zouden we in onze opzet moeten slagen. Het zou mooi zijn dat alle verkozen leden de kans krijgen om elkaar beter te leren kennen. De leden van de Raad moeten goed blijven luisteren naar de collega’s en niet uit het oog verliezen wat er binnen het werkveld speelt. Het succes kan niet alleen geboekt worden door de 16 verkozenen. Ook het leiderschap speelt daarin een zeer belangrijke rol. De voorzier en de ondervoorzier moeten hierbij een deel van de controle uit handen geven en vertrouwen op de kwaliteiten en de movae van de raadsleden. Het spreekt voor zich dat hierbij persoonlijke doelstellingen aan de kant moeten geschoven worden! Wij wensen de Raad een open geest en inspirae toe, om ervoor te zorgen dat het ITAA een instuut wordt voor iedereen! Een instuut met waarden waar elke cijferberoeper zich thuis kan voelen, met respect voor ieders mening. Éen dag na de verkiezingen hebben wij, als beroepsvereniging, onze taak terug opgenomen. We hebben op een bijeenkomst van de Hoge Raad voor de Middenstand en KMO’s, de minister van financiën, Vincent Van Peteghem gesproken over de nieuwe fiscale hervormingen die op tafel liggen. We hebben een aantal relevante vragen kunnen stellen, om de plannen van de minister beter te kunnen kaderen. Ik wens iedereen binnen de raad heel veel succes met de moeilijke doch ambieuze taak. Hopelijk kan de Raad genoeg gewicht in de weegschaal leggen om onze minister van financiën, Vincent Van Peteghem, te overtuigen om nog een aantal aanpassingen door te voeren in de nieuwe fiscale hervorming. KVABB zal strijden voor een ‘haalbare’ fiscale hervorming. Ludo Van den Bossche voorzier KVABB-CRECCB NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 2 KVABB

H et ontwerp van programmawet voorziet een hervorming van het fiscaal stelsel voor auteursrechten en naburige rechten. De bedoeling daarvan is om het toepassingsgebied van het belastingregime beter af te lijnen. Binnen het voorziene wettelijke kader is niet duidelijk of software nog in aanmerking komt. De minister lijkt nu aan te geven dat dit niet het geval zou zijn door een nauwere fiscale definitie van beschermde “werken” te hanteren. Huidige fiscale regime De inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties, bedoeld in boek XI van het Wetboek van Economisch Recht (WER) of in overeenkomstige bepalingen in het buitenlands recht worden op vandaag beschouwd als roerende inkomsten (auteursrechten). De eerste schijf van inkomsten uit auteursrechten, namelijk een basisbedrag van 37.500 euro (geïndexeerd bedrag van 64.070 euro voor het aanslagjaar 2023), wordt belast tegen een tarief van 15 procent, in plaats van tegen de progressieve tarieven van toepassing op beroepsinkomsten. Die belastingheffing gebeurt door inhouding van een verrekenbare roerende voorheffing van 15 procent enerzijds en de verplichte aangifte van deze inkomsten in de personenbelasting anderzijds. Bovendien wordt de belastingdruk nog verder verlaagd door de toepassing van een kostenforfait dat in mindering kan worden gebracht van het brutobedrag van de betrokken inkomsten. Deze forfaitaire kosten bedragen 50 procent van de eerste schijf van 10.000 euro en 25 procent van de tweede schijf van 10.000,01 tot 20.000 euro (in de praktijk worden deze bedragen geïndexeerd: 50 procent op de eerste schijf van 17.090 euro en 25 procent op de tweede schijf van 17.090,01 tot 34.170 euro voor het aanslagjaar 2023). In het zopas gepubliceerde verslag van de commissie voor Financiën en Begroting (Parl.St. Kamer 2022-23, nr. 55-3015/014) merkt de minister (opnieuw) op dat de aanpassingen a priori geen enkele wijziging met zich meebrengen voor de toegang tot het regime naargelang van het uitgeoefende beroep. Volgens de minister moeten evenwel in elk individueel geval de verschillende voorwaarden afgetoetst worden, teneinde te kunnen bepalen of men wel of niet onder het nieuwe regime valt. Het ontwerp van programmawet preciseert dat inkomsten uit de overdracht of de verlening van een licentie van auteursrechten en naburige rechten, als bedoeld in boek XI, Titel 5 WER of in analoge bepalingen van buitenlands recht, als roerende inkomsten (auteursrechten) kwalificeren. Die verwijzing naar Titel 5 van boek XI WER is nieuw. De laatste jaren is dit bijzondere belastingregime in een toenemend aantal gevallen toegepast, onder meer in de IT-sector. Ontwerp van programmawet Met het ontwerp van programmawet wil de wetgever het toepassingsgebied van de belastingregeling zowel materieel als personeel strikter aflijnen dan in de huidige stand van de wetgeving. NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 3

De specifieke auteursrechtelijke bescherming van computerprogramma’s is opgenomen in Titel 6 van boek XI WER. De in aanmerking komende “werken en prestaties” worden opgedeeld in (1) “werken van letterkunde of kunst als bedoeld in artikel XI.165 WER” en (2) “prestaties van uitvoerende kunstenaars als bedoeld in artikel XI.205 WER”. Het zou volgens de minister: “sterk voorbarig zijn zich over dergelijke situaties uit te spreken zonder alle juridische en feitelijke elementen te kennen, maar deze analyse zal uiteraard worden uitgevoerd door de diensten van de FOD Financiën op basis van de wet”. Artikel XI.294 WER bepaalt dat computerprogramma's, het voorbereidend materiaal daaronder begrepen, auteursrechtelijk beschermd en gelijkgesteld worden met werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie. In het verslag van de commissie voor Financiën en Begroting stelt de minister nu: “Gelijkgestelde ‘werken van letterkunde’ worden hier dan ook niet onder begrepen” en “Zo wordt de in artikel XI.294 vervatte gelijkstelling dus niet meegenomen.” Ook de redenering dat computerprogramma’s worden beschermd door Titel 5, voor zover Titel 6 daar niet van afwijkt, verwerpt de minister door te stellen dat die redenering enkel geldig is in het kader van het gemeen recht. “In deze wijkt het fiscaal recht duidelijk af van het gemeen recht, door een beperkende verwijzing op te nemen naar Titel 5 van Boek XI WER alsook naar de specifieke artikelen XI.165 en XI.205.” Daarmee lijkt de minister auteursrechtelijk beschermde computerprogramma’s uit te sluiten van het toepassingsgebied van de belastingregeling. Over specifieke voorbeelden van het al dan niet in aanmerking komen van bepaalde werken gecreëerd door bepaalde beroepscategorieën (verschil tussen grafisch vormgever en game-ontwikkelaar), neemt de minister evenwel geen concreet standpunt in. Het zou volgens de minister: “sterk voorbarig zijn zich over dergelijke situaties uit te spreken zonder alle juridische en feitelijke elementen te kennen, maar deze analyse zal uiteraard worden uitgevoerd door de diensten van de FOD Financiën op basis van de wet”. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de wetgever een overgangsregeling voorziet voor belastingplichtigen die voor aanslagjaar 2023 genoten van het stelsel, maar na de hervorming uitgesloten zullen worden. Zij zullen in beginsel voor aanslagjaar 2024 nog kunnen genieten van het oude stelsel, weliswaar onder de voorwaarde dat de huidige grensbedragen worden gehalveerd. De bepalingen inzake de hervorming van fiscaal regime auteursrechten en naburige rechten zijn aangenomen in eerste lezing in de commissie voor Financiën en Begroting. De commissie zal overgaan tot een tweede lezing van het wetsontwerp. Auteurs Gauthier Vandenbossche Kimberley De Plucker Tiberghien advocaten NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 4

M et de wet van 28 maart 2022 zijn de regels inzake aangifte, sancties en procedure voor de toepassing van BV-vrijstellingen gewijzigd. In een circulaire van 16 december 20221 geeft de administratie nu een eerste commentaar op die gewijzigde procedureregels. In het bijzonder gaat het daarbij om de mogelijkheid om een belastingverhoging op te leggen bij foutieve toepassing van een BV-vrijstelling en de inkorting van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift. 1. Aangifte (vrijstelling doorstorting) bedrijfsvoorheffing In bepaalde gevallen kunnen werkgevers genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, zoals voor onderzoek en ontwikkeling of ploegen- en nachtarbeid. Het huidige systeem voor de aanvraag van een BVvrijstelling is als volgt. De schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing dient een eerste aangifte in waarop hij de belastbare bezoldigingen van alle werknemers en de ingehouden, normaal verschuldigde bedrijfsvoorheffing vermeldt. Daarnaast dient hij een tweede (negatieve) aangifte in, meestal (maar niet noodzakelijk) gelijktijdig met de eerste aangifte. Die laatste heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van de werknemers waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd. De tweede aangifte vermeldt, onder meer, een negatief bedrag aan bedrijfsvoorheffing die niet hoeft te worden doorgestort aan de Schatkist. De werkgever die heeft nagelaten een tweede aangifte in te dienen (binnen de vijftien dagen na de maand of het trimester), kan de vrijstelling toch nog bekomen door de tweede aangifte alsnog in te dienen vóór 31 augustus van het jaar dat volgt op het inkomstenjaar (circ. AOIF 48/2009, 3 november 2009).2 Na die periode is een regularisatie van de bedrijfsvoorheffing enkel mogelijk via een bezwaarschrift (infra). NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 5 2. Belastingverhoging onjuiste aangifte BVvrijstelling Naar aanleiding van een fiscale controle kan blijken dat de gegevens vermeld in de tweede aangifte onjuist zijn. Zo kan de werkgever toepassing hebben gemaakt van een BV-vrijstelling, terwijl de toepassingsvoorwaarden voor het bekomen van die vrijstelling niet (volledig) vervuld waren. Wanneer de administratie met een dergelijke probleem werd geconfronteerd vóór de inwerkingtreding van de wet van 28 maart 2022 houdende verlaging van lasten op arbeid, moest zij terugvallen op het toen voorziene, algemene wettelijke kader voor belastingverhogingen. Dat bepaalt dat belastingverhogingen in beginsel kunnen worden toegepast in drie situaties: bij nietaangifte, bij laattijdige aangifte of in geval van een onvolledige of onjuiste aangifte. Een tweede aangifte die een onjuist bedrag vermeldt, valt onder dat laatste geval. Maar, de wet voorziet hier dat de verhogingen enkel kunnen berekend worden op de verschuldigde belastingen op de niet-aangegeven inkomsten. In het geval van een onjuiste tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing is er echter geen sprake van niet-aangegeven inkomsten. In de praktijk was het daardoor onmogelijk om in een dergelijk geval daadwerkelijk een belastingverhoging toe te passen.

Daarom is een uitdrukkelijke wettelijke basis ingevoerd om een belastingverhoging op te leggen specifiek bij een foutieve toepassing van een BVvrijstelling. Bij een onjuiste aangifte die aanleiding geeft tot een BV-vrijstelling, wordt de belastingverhoging berekend op de onjuist aangegeven vrijstelling. Dit betekent dat de verhoging zal berekend worden op het bedrag van de ten onrechte gevraagde – en dus terug te storten – vrijstelling. Er dient in principe, naargelang de aard en de ernst van de overtreding, op deze grondslag een percentage te worden toegepast gaande van 10% tot 200%. Overtreding te wijten aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingschuldige Overtreding 1e overtreding 2e overtreding 3e overtreding 4e of 5e overtreding 6e of 7e overtreding Vanaf 8e overtreding Overtreding gepaard gaande met valsheid of gebruik van valse stukken of met omkoping of een poging tot omkopen van ambtenaren Een eerste overtreding zonder ontduikingsopzet geeft daarbij in principe reeds aanleiding tot een belastingverhoging van 10%. zonder ontduikingsopzet: 10% 20% 30% 100% 150% 200% Nihil met ontduikingsopzet: 50% 75% 75% 100% 150% 200% De specifieke schaal van de belastingverhogingen voor het geval waarin een onjuiste aangifte aanleiding heeft gegeven tot een BV-vrijstelling, ziet er als volgt uit (zie artikel 228/1 KB/WIB 92, ingevoegd door KB 13 september 2022, BS 13 oktober 2022, inw. 23 oktober 2022): 200% Die belastingverhoging zal echter geen toepassing vinden bij een overtreding die te wijten is aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingschuldige (t.w. ‘overmacht’). Daarnaast kan de administratie afzien van het minimum van 10% belastingverhoging ingeval van een (eerste) overtreding bij ontstentenis van kwade trouw. Volgens circulaire 2022/C/116 is er geen kwade trouw “wanneer de schuldenaar, binnen de vooropgestelde termijn, spontaan overgaat tot een regularisatie van zijn situatie (t.t.z. vóór elke navraag, mondeling of schriftelijk, of voorafgaand onderzoek van de taxatiediensten), in principe door middel van een aangifte die de aangifte verbetert waarop het bedrag van de BV-vrijstelling vermeld staat”. NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 6

3. Bezwaarschrift Zoals vermeld, kan een werkgever die heeft nagelaten de toepassing van een BV-vrijstelling te vragen (na 31 augustus van het jaar volgend op het inkomstenjaar), de bedrijfsvoorheffing regulariseren door het indienen van een bezwaarschrift (d.i. een vordering tot teruggave van de voorheffingen). Voor de wetswijziging van 28 maart 2022 kon dit bezwaarschrift ingediend worden binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarvoor de bedrijfsvoorheffing verschuldigd is. Sinds 1 juli 2022 moet een dergelijk bezwaarschrift echter worden ingediend binnen een termijn van drie jaar vanaf 1 januari van het jaar na het jaar waarin de bedrijfsvoorheffing verschuldigd was. Bijvoorbeeld: voor bedrijfsvoorheffing die verschuldigd was in 2019, beschikt de werkgever over een termijn voor het indienen van de tweede aangifte tot 31 augustus 2020. Heeft de werkgever geen dergelijke aangifte ingediend, kan hij vanaf 1 september 2020 zijn toestand regulariseren door een bezwaarschrift in te dienen tot 31 december 2022. Voormelde maatregel ging ook gepaard met een verlenging van de onderzoeks- en aanslagtermijn voor de noodzakelijke duur van de behandeling van de aanvraag door de administratie, zonder dat deze verlenging langer mag bedragen dan zes maanden, wanneer de belastingplichtige een vordering tot teruggave van de voorheffing indient op basis van een BV-vrijstelling. Auteurs: Charlotte Meskens en Gauthier Vandenbossche 1 Circulaire 2022/C/116 betreffende bepaalde gewijzigde artikels op het vlak van procedure inkomstenbelastingen, 16 december 2022. 2 Tot nu toe werd doorgaans een (beperkt) uitstel toegestaan. De Koning wordt nu echter gemachtigd om de termijnen voor de tweede aangifte te bepalen (art. 312 lid 2 WIB 92, ingevoegd bij art. 21 wet van 28 maart 2022, BS 31 maart 2022, van toepassing op bezoldigingen die vanaf 1 januari 2023 worden betaald of toegekend). Daarmee moet een wettelijke grondslag gegeven worden aan circulaire AOIF 48/2009, 3 november 2009 (Parl.St. Kamer 2021-22, nr. 55-2522/1). NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 7

I n ons rechtssysteem heeft elk misdrijf een houdbaarheidsdatum waarbinnen de strafvordering moet worden uitgeoefend en definitief beëindigd. Indien de strafvordering voor die datum niet definitief kan worden beëindigd treedt het verval van de strafvordering in wegens verjaring. Op het principe van de verjaring wordt een uitzondering gemaakt voor zeer ernstige misdrijven zoals oorlogsmisdaden, genocide, misdaden tegen de mensheid en ernstige seksuele misdrijven tegen minderjarigen. Voor deze misdrijven verjaart de strafvordering nooit. Zeer recent werd nog duidelijk dat de huidige minister van Justitie – met goedkeuring van de ministerraad – deze uitzonderingscategorieën wenst uit te breiden tot ‘zeer ernstige feiten van moord en roofmoord die de bevolking ernstige vrees hebben aangedaan of tot doel hadden de basisstructuren van het land te ontwrichten of te vernietigen’ en ‘misdaden die een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden of de overheid of een internationale organisatie proberen te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling’. De witwasmisdrijven in het Belgisch Strafwetboek (art. 505, lid 1, 2° – 3° – 4° Sw.) zijn wanbedrijven en verjaren – in theorie – na verloop van vijf jaar, te tellen vanaf de dag dat het misdrijf voltrokken is. Deze termijn wordt in de praktijk echter in veel gevallen al snel verdubbeld tot tien jaar (of meer) door het systeem van de stuiting (en schorsing). Voor de berekening van de verjaringstermijn en de houdbaarheidsdatum van een misdrijf, en dus ook het witwasmisdrijf, is het onderscheid tussen aflopende (ogenblikkelijke) en voortdurende (witwas)misdrijven van belang. Bij een ogenblikkelijk misdrijf dat door één enkel feit op een bepaald ogenblik is voltrokken, loopt de verjaring vanaf dat ogenblik. Bij voortdurende misdrijven bestaande uit een niet onderbroken strafbare toestand die zich uitstrekt in de tijd, loopt de verjaringstermijn pas nadat die strafbare toestand ophoudt te bestaan. Voor witwasmisdrijven is de situatie sinds 2007 als volgt: · Eerste witwasmisdrijf: hybride verjaringsregime wegens aflopende (kopen, ruilen, ontvangen) en voortdurende gedragingen (bezitten, bewaren, beheren) · Tweede witwasmisdrijf: aflopende gedragingen (omzetten of overdragen) · Derde witwasmisdrijf: voortdurende gedragingen (verhelen of verhullen) Ogenschijnlijk eenvoudig en meestal ook in grote lijnen wel aansluitend bij de realiteit. Niettemin zullen de feitelijke omstandigheden van elke zaak finaal bepalend zijn. Dit verduidelijkte het Hof van Cassatie eind 2022 in een opmerkelijk arrest. Het Hof oordeelde dat de strafrechter een bankoverschrijving (een duidelijk ogenblikkelijke handeling) weliswaar ook kan kwalificeren als het verhelen of verhullen (voortdurend derde witwasmisdrijf), maar dat daardoor de onderliggende ogenblikkelijke materiële gedraging t.o.v. de ‘overschrijver’ niet automatisch voortdurend wordt. Dat zal voor de ‘overschrijver’ pas het geval zijn als blijkt dat die na de overschrijving nog over de reële macht beschikte om het de verberging te laten voortduren. (Cass. 15 november 2022, P.22.0854.N). Hiermee geeft het Hof van Cassatie aan dat ondanks de voormelde algemene indeling sinds 2007, finaal de concrete omstandigheden zullen bepalen of de witwashandeling aflopend dan wel voortdurend was. “Aangezien het witwasmisdrijf begaan wordt zodra een persoon daden met betrekking tot het beheer van activa van criminele herkomst stelt, terwijl hij de delictuele herkomst ervan kende of moest kennen, houdt dat misdrijf aan zolang de witgewassen gelden niet in beslag genomen, teruggegeven of verbeurd verklaard worden (het misdrijf wordt in zekere zin onverjaarbaar).” NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 8

Er is al veel gezegd en geschreven over de modernisering van ons strafrecht en het langverwachte Belgisch Strafwetboek 2.0 (inclusief het boek met de misdrijven), maar als we de opstellers van de circulerende ontwerpen mogen geloven zou men ook de witwasmisdrijven – minstens impliciet – willen toevoegen aan de categorie van de onverjaarbare zeer ernstige misdrijven. Men zou dat echter niet expliciet regelen door de witwasmisdrijven op te nemen in art. 21bis van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, maar in de toelichting bij de wetsvoorstellen van 24 september 2019 (DOC 55 0417/001) en 12 februari 2020 (DOC 55 1011/001) stelden de indieners van de voorstellen onomwonden: “Aangezien het witwasmisdrijf begaan wordt zodra een persoon daden met betrekking tot het beheer van activa van criminele herkomst stelt, terwijl hij de delictuele herkomst ervan kende of moest kennen, houdt dat misdrijf aan zolang de witgewassen gelden niet in beslag genomen, teruggegeven of verbeurd verklaard worden (het misdrijf wordt in zekere zin onverjaarbaar).” Deze vaststelling leidde de indieners tot de denkpiste om derden in bepaalde omstandigheden te vrijwaren van strafrechtelijke vervolging (typevoorbeeld: de nietsvermoedende erfgenaam die gelden erft) indien zij gelden hebben ontvangen die volgens de compliance van de bank, de fiscus, het openbaar ministerie (of wie dan ook) een beweerdelijk dubieuze (of zelfs illegale) oorsprong hebben. Deze derden zou de wetgever in bepaalde omstandigheden dan niet langer viseren als witwassers. Het is de indieners terecht niet ontgaan dat er in de praktijk door het tijdsverloop geregeld lastige situaties kunnen ontstaan i.v.m. de duiding van de herkomst van gelden. Zo is het voor ‘derden’ zonder uitgebreide onderzoeksmiddelen (i.t.t. politie, justitie of de fiscale administratie) vaak een lastige opgave om de herkomst te achterhalen van gelden die na een lange tijd in hun bezit of onder hun beheer zijn gekomen. Professionele dienstverleners allerhande die klanten bijstaan bij het beheren van historische buitenlandse (Zwitserse of Luxemburgse) kapitalen (en inkomsten) worden frequent geconfronteerd met het verzoek van een klant om hen bij te staan bij de repatriëring van buitenlandse gelden naar België. Vanuit AML-compliance perspectief is dit enkel risicoloos wanneer die klant aan de hand van stukken tot op de cent kan aantonen dat die buitenlandse fondsen een legale oorsprong hebben en steeds het juiste belastingregime hebben ondergaan. Het behoeft weinig uitleg dat zeer weinig personen (bijgestaan door professionelen) deze verpletterende aanvoeringslast zullen kunnen vervullen voor historische buitenlandse vermogens die al sinds de vorige eeuw in het buitenland door meestal vorige generaties werden aangehouden. Het is om die reden zeker toe te juichen dat er wordt nagedacht over alternatieven waarbij nietsvermoedende derden (bv. erfgenamen die nooit betrokken waren bij het basismisdrijf) toch buiten de toepassing van het strafrecht zouden kunnen blijven als zij de herkomst van de gelden niet meer kunnen reconstrueren van gelden die na een lange tijd (bv. langer dan tien jaar) van in inactiviteit in hun bezit of onder hun beheer zijn gekomen. Deze periode van tien jaar is overigens niet toevallig gekozen aangezien hierboven al werd verduidelijkt dat de praktische verjaringstermijn van witwasmisdrijven tien jaar bedraagt. Nochtans werd deze piste zeer koeltjes onthaald bij het College van procureurs-generaal en de FOD Financiën. Zij formuleerden verschillende tegenargumenten (terug te vinden in de wetsvoorstellen) tegen het voorgestelde alternatief: NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 9

· Het zou de druk wegnemen om een bevrijdende aangifte (lees: eenmalig bevrijdende aangifte bij het contactpunt regularisaties) te doen; · Het zou de bewijslast van het openbaar ministerie ernstig kunnen bemoeilijken of bezwaren (terwijl het volgens de rechtspraak voldoende is dat elke legale oorsprong met zekerheid moet kunnen worden uitgesloten waardoor het OM in de praktijk vaak een aantal redenen opgeeft waarom er geen sprake kan zijn van enige legale oorsprong waarna het aan de verdediging is om – ondanks de vaak zeer oude herkomst van de fondsen – een poging te doen om aan te voeren waarom elke legale oorsprong niet met zekerheid kan worden uitgesloten); · De praktijk zou hebben uitgewezen dat erfgenamen ‘zwarte gelden’ niet zouden aangeven in de aangifte van nalatenschap (zonder dat deze praktijk op een of andere manier wordt verduidelijkt); · Dankzij de Common Reporting Standards zouden de fiscus en OM nu vaker automatisch inlichtingen verwerven omtrent ‘oude kapitalen’ (het is onduidelijk waarom dit een tegenargument zou zijn, het zou de derde zelfs kunnen helpen om de herkomst te reconstrueren); · Het behoort tot de bevoegdheid van het openbaar ministerie om de legale oorsprong van de gelden met zekerheid uit te sluiten en niet aan de beklaagde (derde) om de illegale herkomst uit te sluiten. Er bestaat geen verplichting voor de derde om de legale oorsprong na te gaan (hierdoor gaat men vlotjes voorbij aan het feit dat bv. de AMLcompliancedienst omwille van de preventieve witwaswetgeving wel degelijk deze verplichting zal opleggen aan de betrokken derde). Uit de uiteindelijk voorgestelde wetteksten blijkt echter dat er enkel rekening werd gehouden met de voornoemde tegenargumenten van de FOD Financiën en het openbaar ministerie waardoor de ontsnappingsclausule voor de nietsvermoedende derde al snel werd begraven zonder de fameuze tegenargumenten aan een stevig democratisch debat te onderwerpen. In plaats van enkel rekening te houden met de argumenten van deze twee protagonisten vereist dit een ernstig debat met veel meer stemmen zoals bepaalde onderworpen entiteiten in de zin van de Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten die met de concrete problemen op het terrein worden geconfronteerd (bv. kredietinstellingen, betalingsinstellingen, vermogensbeheerders, notarissen, accountants, belastingadviseurs, bedrijfsrevisoren, advocaten, de Nationale Bank van België, …). Het mag duidelijk zijn dat er nog heel wat denk- en puzzelwerk nodig zou zijn geweest (in het bijzonder omwille van de minimumvereisten van EU-richtlijn nr. 2018/1673) voor de concrete uitwerking van de alternatieve piste voor oude historische kapitalen waarvan de nietsvermoedende derde niet meer kan reconstrueren wat de juiste oorsprong is. Het gesneuvelde alternatief was nochtans een moedig initiatief dat veel te snel de kop werd ingedrukt door een te eenzijdige benadering van de witwasproblematiek, die een ernstig en breed debat verdient. Auteur: Ruben Van Herpe Waeterinckx Advocaten Ondernemingsstrafrecht NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 10

N a meer dan een half jaar onderhandelen is de wet van 20 november 2022 houdende diverse fiscale en sociale bepalingen eindelijk gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.1 Ingevolge deze wet krijgt de fiscus voortaan zéér uitgebreide bevoegdheden, zoals nieuwe onderzoeks- en aanslagtermijnen (drie, vier, zes en tien jaar) en het vorderen van dwangsommen voor de rechter2. In de laatste versie van de memorie van toelichting bij voornoemde wet heeft de wetgever echter op sluikse wijze enkele aanpassingen aangebracht aan artikel 358 van het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 (WIB92) die wij u niet willen onthouden.[3] Deze wijziging zou immers uw rechten als belastingplichtige ernstig in het gedrang kunnen brengen. Uit de laatste versie van de memorie van toelichting blijkt namelijk dat de wetgever van oordeel is dat de fiscus zelf de aanvangsdatum van de bijzondere aangiftetermijn zou kunnen bepalen. Het blijft echter de vraag of de wetgever deze wijziging überhaupt kan doorvoeren middels een loutere interpretatie in de memorie van toelichting, in plaats van de wet zelf op dit punt te wijzigen. De zware bewijslast van de fiscus voor de bijzondere aanslagtermijn Volgens het huidige artikel 358, §1, 1° WIB92 mag de fiscus een aanslag vestigen – zelfs buiten de (nieuwe) gewone aanslagtermijnen – indien een controle of een onderzoek inzake inkomstenbelastingen uitwijst dat een belastingplichtige de wetgeving inzake roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing heeft overtreden, in de loop van één van de vijf jaren vóór het jaar van de vaststelling van de inbreuk. De fiscus kan dus tot vijf jaar voor de vaststelling van de inbreuk teruggaan om een aanslag te vestigen. Hiervoor heeft de fiscus een termijn van twaalf maanden vanaf de dag waarop de bedoelde inbreuk werd vastgesteld. De fiscus moet hierbij aantonen dat de aanslag tijdig (aldus binnen deze termijn van twaalf maanden) werd gevestigd.[4]Men moet m.a.w. het exacte tijdstip van de vaststelling van de inbreuk bewijzen. Zo zal de datum aangetoond moeten worden waarop de uitzonderlijke aanslagtermijn (van 12 maanden) is ingegaan.[5] De fiscus moet deze aanvangsdatum bewijzen op een manier die een externe en objectieve controle door de belastingplichtige en de rechter toelaat.[6] Indien dit bewijs niet wordt geleverd, is de aanslag nietig. Het moge duidelijk zijn dat er tot voor kort een zware bewijslast op de fiscus lag. De fiscus delfde dan ook regelmatig het onderspit in dit soort van discussies voor de hoven en rechtbanken. Volgens de memorie van toelichting is de datum van de vaststelling voortaan “de datum van de eerste schriftelijke communicatie aan de belastingplichtige waarin kennis is gegeven dat de verschuldigde roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing niet, laattijdig, onvolledig of onjuist is aangegeven, in de loop van één der vijf jaren vóór het jaar van de vaststelling”. Fiscus komt tekort, wetgever schiet te hulp? Middels de memorie van toelichting bij de wet houdende diverse fiscale en sociale bepalingen heeft de wetgever hier echter verandering in willen brengen door een andere interpretatie te geven aan het begrip vaststelling. Volgens de memorie van toelichting is de datum van de vaststelling voortaan “de datum van de eerste schriftelijke communicatie aan de belastingplichtige waarin kennis is gegeven dat de verschuldigde roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing niet, laattijdig, onvolledig of onjuist is aangegeven, in de loop van één der vijf jaren vóór het jaar van de vaststelling”. Hieruit volgt dat niet meer het moment waarop de fiscus de inbreuk daadwerkelijk heeft vastgesteld, doch pas het moment waarop zij beslist de eigenlijke vaststelling (schriftelijk) mee te delen aan de belastingplichtige, de datum van de vaststelling uitmaakt. De memorie van toelichting gaat hiermee een stuk verder dan de eigenlijke, beperkte aanpassing van de tekst van artikel 358, §1, 1° en §2, 1° WIB92.[7] NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 11

Dat de nieuwe werkwijze voor de vaststelling van de aanvangsdatum van de bijzondere aanslagtermijn slechts in de memorie van toelichting wordt vermeld, is hoogst opmerkelijk. Niet alleen krijgt de fiscus de mogelijkheid om het momentum van de aanvang van de bijzondere aanslagtermijn zelf te bepalen; daarenboven wordt deze wijziging niet eens via de wet geregeld. Volgens de wetgever zou een “interpretatie” van de (beperkt gewijzigde) wet in de memorie van toelichting blijkbaar volstaan om die wet te wijzigen! Deze interpretatie gaat o.i. regelrecht in tegen een letterlijke lezing alsook de systematiek van artikel 358 WIB92, dat beperkend geïnterpreteerd dient te worden. De bijzondere aanslagtermijnen van artikel 358 WIB92 vormen namelijk een uitzondering op de gewone en buitengewone aanslagtermijnen. Wanneer de normale aanslagtermijnen reeds verstreken zijn, is het op basis van dit artikel toch nog mogelijk om een aanslag te vestigen. Als uitzonderingsbepaling dient artikel 358 WIB92 dus restrictief te worden geïnterpreteerd. De “Grote Van Dale” omschrijft het begrip “vaststellen” als “constateren; als feit waarnemen”. Men dient dan ook het ogenblik waarop de fiscus de inbreuk daadwerkelijk vaststelt, als feit waarneemt of m.a.w. constateert dat er een inbreuk is, in ogenschouw te nemen. Dit is de logica zelve van artikel 358 WIB92, zoals bevestigd door de vaste rechtspraak. Dit kan logischerwijze onmogelijk hetzelfde moment zijn als het moment waarop de fiscus een eerste schriftelijke communicatie aan de belastingplichtige richt, tenzij in de uiterst onwaarschijnlijke hypothese dat de fiscus op dezelfde dag als de eigenlijke vaststelling stante pede een vraag om inlichtingen of een bericht van wijziging verstuurt met betrekking tot de vastgestelde inbreuk. Het moment van vaststelling is namelijk het moment waarop de fiscus de informatie verkreeg, ook al werd de belastingplichtige daar nog niet van ingelicht. Conclusie: het wapenarsenaal van de fiscus groeit verder Het staat buiten kijf dat deze nieuwe “interpretatie” voor nieuwe betwistingen zal zorgen bij fiscale controles i.v.m. roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing. Volgens de wetgever zou de fiscus middels deze nieuwe “interpretatie” immers de mogelijkheid hebben om het momentum van de aanvang van de bijzondere aanslagtermijn zelf te bepalen. Wij kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat deze nieuwe praktijk misbruik van de fiscus in de hand zal werken. Auteurs: Vincent Vercauteren - Christophe Dillen Tayfun Anil - Maxim Vermeiren Tiberghien advocaten [1] Wet van 20 november 2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen, BS 30 november 2022. [2] Fraude en Internationale (eigen) wetgeving te complex voor fiscus, dus 10 jaar nodig om te onderzoeken en te taxeren, Internationaal actief? Fiscus krijgt 10 jaar, zonder meer!, Iedereen voortaan verdacht van fiscale fraude? Harmonisatie van de fraudetermijnen inzake inkomstenbelastingen en btw: een geslaagd opzet? [3] Parl. St. Kamer 55-2899/001. [4] A. TIBERGHIEN, Handboek voor Fiscaal Recht 2022-2023, Mechelen, Kluwer, 2022, 1227; Gent 22 april 1999, FJF n° 99/142. [5] Antwerpen, 9 september 1991, FJF, No. 91/226; Brussel 3 oktober 1996, FJF, No. 96/269; Antwerpen 3 december 1996, FJF, No. 97/137; Brussel 11 december 1998, FJF, No. 2000/18; Antwerpen 11 april 2000, FJF, No. 2001/109; Antwerpen 27 mei 2003, 1995/FR/429 en Fisc.Koer. 2003/548. [6] Antwerpen 11 april 2000, FJF, No. 2001/109; Antwerpen 27 mei 2003, 1995/FR/429 en Fisc.Koer. 2003/548. [7] Zo is voortaan vereist “dat de verschuldigde roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing niet, laattijdig, onvolledig of onjuist is aangegeven” in plaats van “dat die belastingplichtige de bepalingen van dit Wetboek of van ter uitvoering ervan genomen besluiten inzake roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing heeft overtreden” en kan de (aanvullende) belasting voortaan worden gevestigd binnen twaalf maanden te rekenen vanaf de datum “van de in § 1, 1°, bedoelde vaststelling” in plaats van de datum “waarop de in § 1, 1°, bedoelde inbreuk werd vastgesteld”. NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 12

S edert de belasnghervorming van de vennootschapsbelasng in 2017 kunnen verliezen niet langer verrekend worden op het gedeelte van het belastbaar resultaat dat het voorwerp uitmaakt van een bericht van wijziging of een aanslag van ambtswege waarvoor een belasngverhoging van 10% of meer effecef wordt toegepast (arkel 207, 7 de lid WIB92, thans arkel 206/3, § 1, laatste lid WIB92). Dit arekverbod is van toepassing vanaf aanslagjaar 2019 voor de boekjaren die ten vroegste aanvangen op 1 januari 2018. Deze regel geldt ook voor de andere arekken voorzien in arkel 207, 7 de lid WIB92 waaronder de dbi-arek, de octrooiarek, de innovaearek, de investeringsarek, de arek van de groepsbijdrage bij fiscale consolidae, de arek van risicokapitaal en de noonele interestarek. Zoals reeds in eerdere arkels toegelicht liet de fiscale prakjk heel wat pijnpunten blijken bij de concrete toepassingsvoorwaarden van dit arekverbod. Vooral de drempelvoorwaarde van de 10% belasngverhoging bleek parten te spelen. Laajdige aangie en belasngverhogingen tot 16 juli 2017 Een eerste probleem stelde zich doordat in arkel 444, 1ste lid WIB92 enkel een belasngverhoging werd voorzien ingeval van niet-aangie, onvolledige of onjuiste aangie. De vraag rees of een belasngverhoging ook kon worden toegepast ingeval van een laajdige aangie. De Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassae was in zijn arrest van 15 maart 2018 alvast de mening toegedaan dat op basis van de toenmalige weekst er geen belasngverhoging kon worden toegepast bij een laajdige aangie. De Franstalige kamer bij het Hof van Cassae hee er vreemd genoeg nadien een andere mening op nagehouden bij zijn arrest van 3 december 2021. Wat er ook van zij, de wetgever hee ingegrepen bij wet van 30 juni 2017 en sedertdien voorziet arkel 444 WIB92 dat een belasngverhoging eveneens bij een laajdige aangie kan toegepast worden. Deze wetswijziging is in werking getreden op 17 juli 2017. Laajdige aangie en belasngverhogingen van 17 juli 2017 tot 9 juli 2021 Een tweede probleem stelde zich doordat hetzelfde arkel 444, eerste lid WIB92 in zijn laatste zinsnede voorzag dat de belasngverhoging wordt toegepast volgens een schaal waarvan de trappen bij koninklijk besluit worden vastgesteld en gaande van 10% tot 200% van de belasngen, verschuldigd op het niet-aangegeven inkomstengedeelte. Deze weekst maakte dat enkel een schaal van belasngverhoging kon worden vastgelegd bij koninklijk besluit ingeval van niet-aangegeven inkomsten en niet ingeval van laajdige aangien. Ook hier hee de wetgever ingegrepen en bij wet van 27 juni 2021 voorzien dat ook de verschuldigde belasng op het laajdig aangegeven inkomstengedeelte het voorwerp kan uitmaken van een belasngverhoging bij Koninklijk Besluit vastgelegd. Deze wetswijziging is in werking getreden op 10 juli 2021. NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 13

Laajdige aangie en belasngverhogingen van 10 juli 2021 tot 24 juli 2022 Er stelde zich vooralsnog een derde probleem doordat arkel 444 WIB92 enkel vermelde dat de belasngverhoging werd berekend op de verschuldigde belasngen met betrekking tot het niet-aangegeven inkomstengedeelte. Arkel 444 WIB 92 voorzag evenwel niet expliciet hoe de belasngverhoging moest berekend worden bij een laajdige aangie. De vraag stelde zich of een laajdig aangeven inkomen kon gelijkgesteld worden met een niet-aangegeven inkomen. Uit de parlementaire voorbereiding van de nieuwe regelgeving bleek alvast de bedoeling deze nieuwe regelgeving toe te passen bij een effeceve verhoging van de belasngbare grondslag na een werkelijke controle en niet bij een taxae van aanslag van ambtswege op basis van weliswaar laajdige aangies zonder enige controle of rechtzeng. Ook hier greep de wetgever in bij wet van 5 juli 2022. Sedertdien voorziet arkel 444, eerste lid WIB92 dat de belasngverhoging van toepassing is op de belasngen verschuldigd op het nietaangegeven of laajdig aangegeven inkomstengedeelte. Deze wetswijziging is in werking getreden op 25 juli 2022. Laajdige aangie en belasngverhogingen vanaf 25 juli 2022 tot 23 oktober 2022 Daarmee waren nog niet alle euvels uit de weg geruimd. De schaal van belasngverhogingen, vastgelegd in de arkelen 225 tem 229 van het KB/ WIB voorzagen immers enkel in een schaal van belasngverhoging bij de niet-aangie en niet bij laajdige aangies. Weerom greep de wetgever in en werd de tekst van het KB/WIB op dit punt bijgestuurd bij arkel 1 van het KB van 13 september 2022. Deze wetswijziging is in werking getreden op 23 oktober 2022. Quid met de onwege belasngverhogingen in het verleden? De vraag rijst of de opeenvolgende wetswijzigingen een interpretaef karakter hebben en dus ook gelden voor het verleden. Mocht dit het geval zijn, dan zou ook een laajdige aangie in de periode die voorafgaat aan de inwerkingtreding van de opeenvolgende wijzigingen, het voorwerp hebben kunnen uitmaken van belasngverhogingen. Het hof van beroep van Gent oordeelde in haar arrest van 11 mei 2021 alvast dat de wetswijziging van 30 juni 2017 geen interpretaeve wet is. Het hof verwees hiervoor naar het feit dat een belasngverhoging een strafrechtelijke aard hee waardoor de straaarstelling moet bestaan op het ogenblik van het begaan van de inbreuk. Het Hof van Cassae oordeelde in dezelfde zin in haar arrest van 25 september 2020. Met betrekking tot de wet van 27 juni 2021 was de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen al evenzeer de mening toegedaan dat ook deze wetswijziging geen interpretaeve wet was met verwijzing naar de parlementaire voorbereiding. Dit impliceert noch min noch meer dat belasngverhogingen die in het verleden werden opgelegd wegens laajdige aangien in nogal wat gevallen onweg waren. De vraag stelt zich vervolgens of de fiscale administrae met deze onweg belasngverhogingen rekening mag houden bij het bepalen van de rangorde en de schaal van de latere belasngverhogingen. De rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen was in haar vonnis van 2 februari 2022 alvast de mening toegedaan dat onwege belasngverhogingen wegens laajdige aangien niet mogen meegerekend worden in de rangorde van voorgaande overtredingen. Het arekverbod en het legaliteitsbeginsel Uit arkel 207 lid 7 WIB92 (thans arkel 206/3, § 1, laatste lid WIB92) volgt dat het arekverbod slechts toepasbaar is als een belasngverhoging van minimum 10% effecef wordt toegepast. Arkel 444 WIB92 bepaalt evenwel in zijn derde lid dat bij ontstentenis van kwade trouw, er kan worden afgezien van het minimum van 10 % belasngverhoging. Het fiscaal legaliteitsbeginsel, stevig verankerd in arkel 170 van de Grondwet, impliceert evenwel dat alle essenële bestanddelen van een belasngheffing moeten teruggaan op de NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 14

wet. De invoering van een fiscale maatregel die de verrekening van verliezen en andere arekposten weigert, maakt dan ook een voorrecht uit van de wetgever. Door de samenlezing van arkel 207, zevende lid WIB92 met arkel 444 WIB92 wordt het arekverbod van arkel 207, zevende lid WIB92 echter aankelijk gemaakt van een subjecef criterium, te weten het oordeel van een controleambtenaar om al dan niet een belasngverhoging toe te passen in het kader van feiten die alleen hij kan beoordelen, zij het weliswaar onder toezicht van een rechter. De taxaediensten zijn overigens niet verplicht een aanslag van ambtswege te vesgen bij laajdige aangien; ook wat dit aspect betre hebben de taxaediensten een discreonaire bevoegdheid. Het is dan ook zeer de vraag of deze discreonaire bevoegdheden van de taxaediensten geen areuk doet aan het legaliteitsbeginsel. Het verhaal dat voorafgaat laat blijken dat een effeceve belasngverhoging van minstens 10% bij laajdige aangien in heel wat gevallen onweg is. Dit betekent meteen dat aan de drempelvoorwaarde van het vroegere arkel 207, zevende lid WIB92 (thans arkel 206/3, § 1, laatste lid WIB92) niet is voldaan zodat het arekverbod van verliezen niet van toepassing kan zijn. Dit verhaal zal dus zeker nog een vervolg kennen … NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 15

In een recente voorafgaande beslissing hee de Vlaamse Belasngdienst (VLABEL) enigszins verrassend geoordeeld dat er bij de ontbinding van een schenking gevolgd door een nieuwe, quasiideneke schenking geen Vlaamse schenkbelasng kan worden geheven (voorafgaande beslissing nummer 22048 van 5 december 2022). Achtergrond Een ondernemend echtpaar richt in 2014 een maatschap op. Ze brengen de aandelen van hun familiale vennootschap in en verwerven aandelen van de maatschap. Vervolgens gaan ze over tot schenking van een deel van hun aandelen van de maatschap aan hun twee kinderen (in blote eigendom). Hieraan worden verschillende modaliteiten gekoppeld, waaronder een restschenking die bepaalt dat hetgeen overblij bij het overlijden van één van de begiigden zonder afstammelingen, zal toekomen aan de andere begiigde. Deze schenking wordt geregistreerd met toepassing van het gunstregime voor familiale vennootschappen (toenmalig arkel 140bis Vlaams Wetboek Registraerechten), waardoor het 0%tarief van toepassing is. In 2021 doet het echtpaar een bijkomende schenking van aandelen van de maatschap aan de twee kinderen (opnieuw in blote eigendom). Ook aan deze schenking worden verschillende modaliteiten gekoppeld, maar met meer uitgebreide voorwaarden dan bij de schenking in 2014. Zo wordt er een uitgebreidere restschenking ten aanzien van de kinderen en de kleinkinderen opgenomen. Deze schenking wordt ook geregistreerd met toepassing van het gunstregime voor familiale vennootschappen (arkel 2.8.6.0.3 Vlaamse Codex Fiscaliteit). Ontbinding van een schenking gevolgd door nieuwe schenking Na de tweede schenking wenst het echtpaar het volledige geschonken vermogen aan dezelfde voorwaarden te onderwerpen. Zij willen dat hetgeen overblij bij een begiigde die zonder afstammelingen overlijdt, zal toekomen aan de langstlevende van de begiigden en uiteindelijk aan hun kleinkinderen. Concreet willen zij de schenking die in 2014 plaatsvond aan dezelfde modaliteiten onderwerpen als de schenking die in 2021 plaatsvond. Om dit te verwezenlijken zal de schenking van 2014 met wederzijdse toestemming van alle parjen worden ontbonden. Vervolgens zal het echtpaar overgaan tot een nieuwe schenking van de aandelen van de maatschap die door de ontbinding opnieuw in hun vermogen zullen terechtkomen. Zij dienen een aanvraag tot voorafgaande beslissing in bij VLABEL om te vernemen of de ontbinding belasngvrij kan gebeuren en of de herschenking opnieuw kan gebeuren met toepassing van het gunstregime voor familiale vennootschappen. VLABEL: geen schenkbelasng VLABEL bevesgt dat er naar aanleiding van de ontbinding van de schenking en de wederoverdracht van de aandelen aan het echtpaar, geen schenkbelasng zal worden geheven. Dit is immers geen schenking. NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 16

Ook naar aanleiding van de nieuwe schenking, waarbij de aandelen van de maatschap opnieuw zullen worden geschonken, zal volgens VLABEL geen Vlaamse schenkbelasng worden geheven. VLABEL is van mening dat er in casu sprake is van een schenking met dezelfde aard, hetzelfde voorwerp, dezelfde schenkers en dezelfde begiigden als de ontbonden schenking, en dat er in die omstandigheden geen Vlaamse schenkbelasng kan worden geheven, gelet op het algemeen fiscaal rechtsbeginsel ‘non bis in idem’. Hierdoor moet VLABEL zelfs niet beoordelen of het gunsarief voor familiale vennootschappen van toepassing is. VLABEL voegt hier ten sloe nog aan toe dat als de nieuwe schenking (met restschenking) “meer” omvat dan de oorspronkelijke schenking van 2014, hetgeen meer wordt geschonken wel zal belast worden aan de gewone tarieven in de schenkbelasng. Toekomstperspecef? Deze verrassende voorafgaande beslissing opent nieuwe mogelijkheden om een bestaande vermogensplanning bij te sturen zonder bijkomende fiscale kosten. Hoewel VLABEL als algemene regel lijkt te stellen dat op een herschenking geen schenkbelasng verschuldigd is, is het belangrijk om op te merken dat deze voorafgaande beslissing een schenking van aandelen tot voorwerp had die wellicht onder het gunstregime in de schenkbelasng zouden vallen. Het is afwachten welke houding VLABEL zal innemen wanneer de schenking andere goederen (bv. een effectenportefeuille) die niet onder het gunstregime vallen tot voorwerp hee. Het is in ieder geval belangrijk dat de ontbinding van een schenking, gevolgd door een nieuwe schenking, al dan niet met gewijzigde voorwaarden, onder goede begeleiding gebeurt. Dergelijke vermogensplanning vereist immers maatwerk. Auteur: Mark DELBOO - Delboo Advocaten NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 17

E r is de laatste maanden al veel inkt gevloeid over de aanslag geheime commissielonen (zie bijvoorbeeld onze eerdere arkels: ‘de wetgever zit niet sl’; ‘a never ending story’; ‘the saga connues’). Een volgend discussiepunt is de vraag of een cumul mogelijk is van enerzijds de aanslag geheime commissielonen op verdoken meerwinsten en anderzijds de toevoeging van diezelfde verdoken meerwinsten aan de verworpen uitgaven. Recente rechtspraak wees deze cumul resoluut af. Een recente wetswijziging gee deze cumul nu echter een weelijke basis. 1. De aanslag geheime commissielonen bij zwarte lonen / zwarte omzet De aanslag geheime commissielonen is een afzonderlijke aanslag van in principe 103% (in sommige gevallen 51,5%) die onder meer wordt gevesgd op bezoldigingen en voordelen van alle aard die niet worden verantwoord door individuele fiches (zwarte lonen). Deze aanslag wordt tevens toegepast op verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden. Zwarte omzet met andere woorden. Zwarte lonen: cumul aanslag + verworpen uitgaven volgens fiscale Administrae De betrokken kosten (zwarte lonen) waarop de aanslag wordt toegepast, blijven in principe wel arekbaar als beroepskost, tenzij, conform arkel 197 WIB, deze kosten niet voldoen aan de voorwaarden van arkel 49 WIB. Zwarte lonen zijn hiervan een voorbeeld: volgens de fiscale Administrae kan het beroepskarakter niet aangetoond worden, aangezien de genieter niet bekend is. Zwarte lonen zijn dus niet arekbaar. Reden hiervoor is dat het uitbetalen van zwarte lonen niet voordeliger mag zijn dan wanneer de regels wel gevolgd worden. Bij gebrek aan nietarekbaarheid van de zwarte lonen, blij het in principe voordeliger zwarte lonen uit te betalen… Zwarte omzet: cumul aanslag + verworpen uitgaven volgens fiscale Administrae De fiscale Administrae past sinds enkele jaren dezelfde redenering toe op zwarte omzet (Com. IB 92 nr. 219/34; Circulaire 2017/C/16 van 4 april 2017 betreffende het toepassingsgebied van de afzonderlijke aanslag zoals bedoeld in art. 219, WIB 92). Zwarte omzet wordt vermoed de onderneming verlaten te hebben en moet op die basis gelijkgesteld worden met zwarte lonen, redeneert de fiscale Administrae. Ze bevinden zich volgens de fiscale Administrae niet meer in het vermogen (‘uitgegeven’), alsook is de fiscale Administrae van oordeel dat er geen zekerheid is over de NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 18

bestemming van deze winsten. Bijgevolg zijn de voorwaarden van arkel 49 WIB niet voldaan volgens de fiscale Administrae. Er moet echter een belangrijke nuance aangebracht worden: in arkel 197 WIB wordt geen melding gemaakt van verdoken meerwinsten… Kan er dan wel van nietarekbaarheid sprake zijn? 2. Rechtspraak in voordeel van belasngplichge Menig belasngplichge hee deze cumul aangevochten. Daar waar bepaalde rechtspraak in het verleden deze cumul hee aanvaard, is er recente posieve rechtspraak in het voordeel van de belasngplichge. Zo hebben het hof van beroep te Luik en de rechtbanken te Antwerpen en Brugge geoordeeld dat de simultane toepassing van de aanslag geheime commissielonen op de verdoken meerwinsten en de toevoeging ervan aan de verworpen uitgaven niet mogelijk is. Volgens deze rechtspraak kan op zwarte omzet enkel maar een aanslag geheime commissielonen worden toegepast. Arkel 197 WIB is duidelijk omdat het arkel de toevoeging aan de verworpen uitgaven van verdoken meerwinsten niet vermeldt. 3. De fiscale Administrae legt zich niet neer bij deze rechtspraak In antwoord op verschillende parlementaire vragen deelde de Minister van Financiën mee dat de fiscale Administrae zich niet zou neerleggen bij voormelde rechtspraak. De Minister is van oordeel dat de verwijzing naar arkel 49 WIB in arkel 197 WIB wel degelijk ook ‘verdoken meerwinsten’ omvat. 4. Wetgever grijpt ondertussen ook in Ondertussen werd door de wetgever ingegrepen. Arkel 197 WIB werd aangepast en er is nu expliciet de noe ‘verdoken meerwinsten’ toegevoegd. De fiscale Administrae gaat bijgevolg verder op haar elan om de cumul toe te passen. 5. Klopt redenering van fiscale Administrae en wetgever wel? De fiscale Administrae redeneert dat een zwart loon uit de belastbare omzet is gehaald door de arek als beroepskost en opnieuw aan de omzet NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 19 moet toegevoegd worden via een opname in de verworpen uitgaven (arkel 197 WIB). Als datzelfde zwarte loon nooit is opgenomen in de boekhouding, is er formeel nooit een arek geweest. Maar het is nog steeds uit de belastbare omzet gehaald (omdat het nooit in de omzet werd opgenomen). Beide situaes komen op hetzelfde neer, aldus de fiscale Administrae. Vraag is natuurlijk of deze redenering klopt. Een verworpen uitgave is een toevoeging van een afgetrokken uitgave die volgens de wet niet mocht afgetrokken worden. In casu gaat het niet om een afgetrokken uitgave die niet mocht afgetrokken worden, aangezien het gaat om verdoken meerwinsten / zwarte omzet die niet werd(en) afgetrokken. Alleen een kost die effecef werd afgetrokken van het belastbaar resultaat kan worden toegevoegd aan de verworpen uitgaven. Er wordt op die manier tevens een disproporoneel onderscheid gemaakt tussen de hypothese dat de genieter jdig wordt geïdenficeerd en effecef belast enerzijds en de hypothese dat de vennootschap wordt geconfronteerd met een aanslag geheime commissielonen (die eveneens niet arekbaar is als beroepskost) en een toevoeging van de zwarte omzet aan de verworpen uitgaven anderzijds. Er wordt op die manier volledig voorbijgegaan aan het vergoedend karakter van de aanslag geheime commissielonen. Feit blij natuurlijk dat de wet inmiddels werd aangepast. Of hiermee de fiscale Administrae het laken definief naar zich hee getrokken, valt af te wachten… Mogelijks mengt het Grondweelijk Hof zich nog in het debat… Met dank aan: Cazimir advocaten—www.cazimir.be Auteur: Dieter MOENS

LEVENSLANG LEREN! DATUM OPLEIDING 03.05.2023 Update vennootschapsbelasng AJ 2023 (Gewijzigde datum!) 04.05.2023 De alarmbelprocedure onder het WVV 08.05.2023 Hoe haalt u efficiënt geld uit de vennootschap? 09.05.2023 Update BTW—deel 1 Dagwebinar gesplitst in 2 delen - 09.00u.—12.00u. - Betalend 10.05.2023 Updae BTW—deel 2 Dagwebinar gesplitst in 2 delen - 09.00u.—12.00u. - Betalend 15.05.2023 Fiscale opmalisaes in de personenbelasng 16.05.2023 Anwitwaswegeving van A-Z 17.05.2023 Overdracht van ondernemingen 22.05.2023 Hoe bepaal ik de waarde van mijn accountantskantoor met zicht op overname? 23.05.2023 Update personenbelasng AJ 2023 25.05.2023 Update personenbelasng AJ 2023 26.05.2023 Update personenbelasng AJ 2023 DAGWEBINAR - 10.00u.—17.00u. - Betalend 30.05.2023 Intervisie & Actualia LIANTIS HASSELT—Maastrichtersteenweg 254—3500 HASSELT 30.05.2023 Update personenbelasng AJ 2023 31.05.2023 Update personenbelasng AJ2023 FYSIEK DAGSEMINARIE—10.00u.—17.00u. - Betalend VOKA GEEL—Kleinhoefstraat 9 –2440 GEEL 05.06.2023 Update vennootschapsbelasng AJ2023 FYSIEK DAGSEMINARIE—10.00u.—17.00u. - Betalend VOKA GEEL—Kleinhoefstraat 9 –2440 GEEL SPREKER Yves VERDINGH Dominique DE MAREZ Roel VAN HEMELEN Jurgen OPREEL Jurgen OPREEL Pieter DEBBAUT Frank HAEMERS Yves VERDINGH Donald VANDENBERGHE Jos LEROY Filip VANDENBERGHE Maurice DE MEY Jef WELLENS Ben PEETERS Pieter DEBBAUT Jef WELLENS Yves VERDINGH NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 20

DATUM OPLEIDING SPREKER 08.06.2023 Update vennootschapsbelasng AJ 2023 - deel 1 Dagwebinar gesplitst in 2 delen - 09.00u.—12.00u. - Betalend 09.06.2023 Update vennootschapsbelasng AJ 2023 - deel 2 Dagwebinar gesplitst in 2 delen - 09.00u. - 12.00u. - Betalend 12.06.2023 Update personenbelasng AJ 2023 FYSIEK DAGSEMINARIE - 10.00Uu. - 17.00u. - Betalend VAN DER VALK - Luitenant Lippenslaan 66 - 2140 BORGERHOUT 13.06.2023 Update personenbelasng AJ 2023 Dagwebinar- 10.00 - 17.00u. - Betalend 19.06.2023 ITAA kwaliteitstoetsing en –controle: op weg om de kwaliteitsnorm te halen 20.06.2023 Overzicht administraeve, boekhoudkundige en fiscale verplichngen van een vzw 22.06.2023 Actualiteit: 80% regel: nieuwe circulaire 26.06.2023 BTW en onroerend goed. Waar zien de addertjes onder het gras? 27.06.2023 Hebben VOF en Commanditaire Vennootschap nog zin na het WVV? 04.09.2023 Omvorming van CVBA of BVBA naar BV: het is vijf vóór twaalf! 05.09.2023 Successieplanning: ‘De in-extremisplanning’ - als de jd het leven inhaalt 12.09.2023 Professioneel onderhandelen met de fiscus 26.09.2023 Hoe de inbreng van een handelsfonds of éénmanszaak in een vennootschap opmaliseren? 26.09.2023 Intervisie & Actualia LIANTIS HASSELT - Maastrichtersteenweg 254 - 3500 HASSELT 26.09.2023 Zelfstandige of vennootschap: de fiscale spelregels 27.09.2023 Sociale voordelen, voordelen van alle aard, aanslag geheime commissielonen 28.09.2023 Factureren van de management– aan de werkvennootschap 03.10.2023 BTW-perikelen en BTW-toepassing bij omzet buiten België 23.10.2023 Fiscaliteit van het privévermogen onder het vergrootglas 24.10.2023 Wat weet de fiscus over uw vermogen? 25.10.2023 De aansprakelijkheid van de accountant Yves VERDINGH Yves VERDINGH Jef WELLENS Jef WELLENS Rolf DECLERCK Steven MATHEÏ Gerrit VAN DAELE Jurgen OPREEL Patrick VALCKX Patrick HUYBRECHTS Mark DELBOO Theo DE BEIR Patrick HUYBRECHTS Ben PEETERS Roel VAN HEMELEN Yves VERDINGH Donald VANDENBERGHE Jurgen OPREEL Jurgen OPREEL Ferenc BALLEGEER Vincent VERCAUTEREN Elke DE LEEUW Jan TUERLINCKX NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 21

DATUM OPLEIDING SPREKER 26.10.2023 Balans– en Cash-Flow-analyse. Hou het schip op koers! 06.11.2023 BTW bij de zorgberoepen 07.11.2023 Update BTW 14.11.2023 Belangrijke wijzigingen in het burgerlijk wetboek 23.11.2023 Moeilijke en speciale boekingen 27.11.2023 Update internaonale fiscaliteit 28.11.2023 Intervisie & Actualia Fysiek seminarie - VOKA Geel—Kleinhoefstraat 9—2440 GEEL 28.11.2023 ITAA-kwaliteitstoetsing en controle: op weg om de kwaliteitsnorm te halen 28.11.2023 Ontbinding en vereffening van een vzw 30.11.2023 Beleggen via vennootschappen 04.12.2023 Auteursrechten anno 2023: impact van de nieuwe wetgeving 11.12.2023 Hoe de pijnpunten vermijden bij het ter beschikking stellen van vastgoed aan bedrijfsleiders 12.12.2023 Sociale wetgeving - Actualiteit 19.12.2023 Fiscale behandeling van inkomsten uit cryptomunten 19.12.2023 Intervisie & Actualia Fysiek seminarie - VOKA Geel—Kleinhoefstraat 9—2440 GEEL 21.12.2023 Handel in accijnsgoederen Serge PATTYN Frank BORGER Jurgen OPREEL Pieter VERHERSTRAETEN Patrick HUYBRECHTS Vincent VERCAUTEREN Ben PEETERS Rolf DECLERCK Steven MATHEÏ Yves VERDINGH Steven VANDEN BERGHE Philippe SALENS Jos MEYEN Steven VANDEN BERGHE Ben PEETERS Jurgen OPREEL NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 22

UITGELICHT DATUM OPLEIDING 30.05.2023 Intervisie & Actualia LIANTIS HASSELT - Maastrichtersteenweg 254 - 3500 HASSELT 31.05.2023 Update personenbelasng AJ 2023 VOKA GEEL - Kleinhoefstraat 9 - 2440 GEEL 05.06.2023 Update vennootschapsbelasng AJ 2023 VOKA GEEL—KLeinhoefstraat 9 - 2440 GEEL 12.06.2023 Update personenbelasng AJ 2023 VAN DER VALK - Luitenant Lippenslaan 66 - 2140 BORGERHOUT 26.09.2023 Intervisie & Actualia LIANTIS HASSELT - Maastrichtersteenweg 254 - 3500 HASSELT 28.11.2023 Intervisie & Actualia LIANTIS HASSELT - Maastrichtersteenweg 254 - 3500 HASSELT 19.12.2023 Intervisie & Actualia VOKA GEEL - Kleinhoefstraat 9 - 2440 GEEL SPREKER Ben PEETERS Jef WELLENS Yves VERDINGH Jef WELLENS Ben PEETERS Ben PEETERS Ben PEETERS AVONDOPLEIDINGEN: 19.00u. - 22.00u. — DAGOPLEIDINGEN: 10.00u - 17.00u. NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 23

OPLEIDINGSREEKSEN VOOR ITAASTAGIAIRS TER VOORBEREIDING VAN HET ITAA-BEKWAAMHEIDSEXAMEN DATUM OPLEIDING 26.01.2023 Opleiding stagiairs (1): Vennootschapsbelasng 02.02.2023 Opleiding stagiairs (2): Personenbelasng 09.02.2023 Opleiding stagiairs (3): Vennootschapsrecht & Verenigingsrecht 16.02.2023 Opleiding stagiairs (4): Fiscale procedure 23.02.2023 Opleiding stagiairs (5): Deontologie & Anwitwaswetgeving 02.03.2023 Opleiding stagiairs (6): BTW (Belasng over de Toegevoegde Waarde) 09.03.2023 Opleiding stagiairs (7): Bijzondere (weelijke) opdrachten voor de accountant 16.03.2023 Opleiding stagiairs (8): Boekhouden, jaarrekening en gebruik Wetboek (1) 22.03.2023 Opleiding stagiairs (9): Boekhouden, jaarrekening en gebruik Wetboek (2) 23.03.2023 Opleiding stagiairs (10): Boekhouden, jaarrekening en gebruik Wetboek (3) 29.03.2023 Opleiding stagiairs (11): Reorganisae van vennootschappen (algemene beginselen) 30.03.2023 Opleiding stagiairs (12): Fiscaal recht (algemene beginselen) DATUM OPLEIDING 07.09.2023 Opleiding stagiairs (1): Vennootschapsbelasng 14.09.2023 Opleiding stagiairs (2): Personenbelasng 21.09.2023 Opleiding stagiairs (3): Vennootschapsrecht & Verenigingsrecht 28.09.2023 Opleiding stagiairs (4): Fiscale procedure 04.10.2023 Opleiding stagiairs (5): Deontologie & Anwitwaswetgeving 05.10.2023 Opleiding stagiairs (6): BTW (Belasng over de Toegevoegde Waarde) 11.10.2023 Opleiding stagiairs (7): Bijzondere (weelijke) opdrachten voor de accountant 12.10.2023 Opleiding stagiairs (8): Boekhouden, jaarrekening en gebruik Wetboek (1) 18.10.2023 Opleiding stagiairs (9): Boekhouden, jaarrekening en gebruik Wetboek (2) 19.10.2023 Opleiding stagiairs (10): Boekhouden, jaarrekening en gebruik Wetboek (3) 25.10.2023 Opleiding stagiairs (11): Reorganisae van vennootschappen (algemene beginselen) 26.10.2023 Opleiding stagiairs (12): Fiscaal recht (algemene beginselen) SPREKER Yves VERDINGH Maurice DE MEY Hans DE WULF Frank VANBIERVLIET Frank HAEMERS Jurgen OPREEL Gislenus BATS Yves VAN WEEHAEGHE Yves VAN WEEHAEGHE Yves VAN WEEHAEGHE Yves VERDINGH Luc DE MEYERE Leen DE VRIESE SPREKER Yves VERDINGH Maurice DE MEY Hans DE WULF Frank VANBIERVLIET Frank HAEMERS Jurgen OPREEL Gislenus BATS Yves VAN WEEHAEGHE Yves VAN WEEHAEGHE Yves VAN WEEHAEGHE Yves VERDINGH Luc DE MEYERE Leen DE VRIESE 1 webinar: 80 euro - Reeks van 12 webinars: 960 euro. Er kan gewerkt worden met de KMOportefeuille: (DV.O216803) Word stagiair-lid bij KVABB voor slechts 40 euro en geniet mee van alle voordelen! NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 24

D e KMO-portefeuille De kmo-portefeuille is een laagdrempelige en interaceve webtoepassing waarlangs ondernemers jaarlijks tot 7.500 euro subsidies kunnen bekomen van de Vlaamse overheid voor ondersteuning in hun processen van ondernemen, innoveren en internaonaliseren. KVABB is erkend dienstverlener KVABB is erkend diensterlener voor kmo-portefeuille voor de pijler Opleiding met als registraenummer DV.O216803. Dit betekent dat uw onderneming subsidies kan aanvragen voor seminaries die u of uw personeel volgt bij KVABB. Voor het domein opleiding geldt dat een opleiding gesubsidieerd kan worden indien zij uitsluitend of hoofdzakelijk gericht is op het verbeteren van het huidige of het toekomsge bedrijfsfunconeren van de onderneming, en dat zij gericht is op de kernprocessen van de onderneming. De opleiding draagt bij tot de versterking, groei of transformae van de onderneming in Vlaanderen en is enkel bedoeld voor de werknemers die tewerkgesteld zijn in een vesging, gelegen in het Vlaams gewest. U kan opleidingen laten subsidiëren uit het toekomstgericht thema: Financiële geleerdheid: financiële en boekhoudkundige kennis die nodig is om een onderneming succesvol te beheren. U kan GEEN subsidies ontvangen voor de factuur van het lidgeld van de KVABB. Subsidies Hoeveel subsidie kunt u ontvangen? Kleine ondernemingen genieten 30 % steun, een middelgrote onderneming 20 % steun. Het minimum steunaanvraagbedrag is 100 euro. Het maximale steunplafond is vastgelegd op 7.500 euro steun per kalenderjaar. Subsidieaanvraagprocedure U kunt gebruik maken van de applicae op de website van Agentschap Ondernemen van de Vlaamse Overheid: hp://www.kmo-portefeuille.be hps://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/kmo-portefeuille NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 25

NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 26

J arenlang staat KVABB – CRECCB erom bekend kwaliteitsvolle seminaries in te richten. Dat is tot heden helemaal niet veranderd. Wat wel veranderd is, is de manier van kennis opdoen. Door de coronapandemie is de volledige digitale wereld in een stroomversnelling geraakt. Webinars zijn ons alom bekend en we volgen de opleidingen met zijn allen DIGITAAL. En toch is dit onvoldoende om de volledige markt te bedekken. Meer en meer kreeg KVABB de vraag om webinars uitgesteld te bekijken of om de opname van de webinars te kunnen (her)bekijken. KVABB hee een plaorm gecreëerd, waar het mogelijk wordt om toegang te krijgen tot de opgenomen webinars. Maar u zal er ook de syllabi terugvinden, net als gras arkels en de nieuwsbrieven. KVABB hee geïnvesteerd in de digitale wereld, en hoopt op deze manier om de digitale snelweg te kunnen volgen. Deze nieuwe applicae hebben we gedoopt tot digitale bibliotheek, kortom de KVABB-Bibliotheek of de KVABB-Bib Om te kunnen voldoen aan ieders vraag, staan er op de Bib zowel audio-fragmenten als videobeelden, net alsof u de webinar live zou volgen. Ook de syllabi krijgen een plaatsje in de bibliotheek. De digitale bibliotheek is te benaderen vanaf: hps://bib.kvabb.org Eenmaal geregistreerd op de bib, zal u zien dat bepaalde arkels gras zijn, andere betalend (via een ‘credits’-systeem). KVABB doet iets extra voor haar leden: elk betalend lid (420.00 euro lidgeld) krijgt 250 credits gras bij de betaling van zijn/haar lidgeld. Arkel Syllabus Audio Video # Credits KVABB-leden 20 credits 30 credits 40 credits # Credits Niet-leden 20 credits 45 credits 65 credits Registreer u snel: hps://bib.kvabb.org/nl/register Eenmaal u geregistreerd bent, wordt uw account geverifieerd. Pas na verificae, zal u ten volle kunnen genieten van de bib. Zo krijgt u, na verificae, als lid de lagere tarieven te zien. De webinars die u volgt via de Bib van KVABB, komen ook in aanmerking voor een aest permanente vorming, op voorwaarde dat u de controlepunten en de afsluitende toets afwerkt. Hee u vragen in verband met de nieuwe applicae? Contacteer ons op bib@kvabb.org. We wensen u veel plezier met het documentaecentrum De KVABB-Bibliotheek. NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 27

WAT LEDEN Lidgeld Periode 01.01.2023—31.12.2023 Lidegeld voor personeel (Niet-ITAA-leden) Avondseminarie (3 u. vorming) Avondwebinar (3 u. vorming) Dagseminarie (6 u. vorming) Fysiek seminarie of webinar Opleidingen stagiaires ter voorbereiding van het ITAA-examen Niet-annulaekost avondseminarie Laajdige annulae avondseminarie Niet-annulaekost dagseminarie Laajdige annulae dagseminarie 420 euro 210 euro Gras 125 euro 80 euro 30 euro 125 euro STAGIAIR-LEDEN NIET-LEDEN 40 euro - 35 euro 125 euro 80 euro 30 euro 125 euro - - 125 euro 300 euro 80 euro 30 euro 300 euro CONTACT V.U. KVABB - CRECCB - Ludo Van den Bossche Foto’s: hps://www.pexels.com - hps://www.pixabay.com hps://www.unsplash.com - hps://pxhere.com KVABB - Bischoffsheimlaan 33 - 1000 BRUSSEL 0900 10 465 - info@kvabb.org KVABB - Bischoffsheimlaan 33 - 1000 BRUSSEL 0900 10 465 - info@kvabb.org NIEUWSBRIEF KVABB - Nr. 03.2023 - Pag. 28

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
Home


You need flash player to view this online publication