Nederlands English
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 11


Page 0
1e Jaargang, nummer 11, 17 oktober 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Proza __________________________________________________________________________ OPNAME OF TERUGNAME ? Bloemen komen uit de zee, uit de oerafgrond, om de mens terug te nemen. Hiervoor moeten ze de mens afbakenen van een heleboel dingen. Rivieren 7:1, de Nieuwe Bijbel (RV) Ja, ik ben vroeger ook weleens een tijdje in een crisis opvang centrum geweest. Als er ontvoeringen om je heen gebeuren en allerlei andere dingen die je hoofd te boven gaan gaat dat niet in je koude kleren zitten. Daar kom je niet zomaar overheen. Het zat tussen mijn oude huis en nieuwe huis in, als een tussenschakel. Een nieuw huis heb je ook niet één twee drie. Veel mensen in crisis opvang centra zijn dakloos, en sommigen zitten in een crisis opvang centrum puur omdat ze dakloos zijn. Bij mij lag het dus veel ingewikkelder. Er was daar ook een meisje, een lotgenoot, waarmee ik soms sprak, en we hadden het over moeilijke mensen. Zij had daar wel een foefje voor. Ze visualiseerde dan een roos tussen haarzelf en de moeilijke mensen. Dat scheen haar te helpen. Ze was vaak op haarzelf, afgezonderd, dus echt veel contact hadden we niet. Uiteindelijk is zij naar een klooster gegaan, en ik ging verder op mijn traject en had daarna een eigen huis, maar soms denk ik er nog weleens aan terug. In de nieuwe bijbel hebben bloemen ook een belangrijke plaats en een belangrijke missie, een belangrijke functie. We mogen het ons zo voorstellen dat ze om ons heen hagen vormen om ons te beschermen tegen de moeilijke mensen. Als deze mensen door de haag heen proberen te komen dan worden ze vast wel gestoken door zo’n hemelse bloem, en gaan ze aan de drugs opdat ze in de war raken en ons niet kunnen vernietigen. Natuurlijk is dat een gevecht. Maar wij hebben deze hulp. Ze zullen door giftige doorns gestoken worden als ze verkeerde plannen met ons hebben, en zullen om de tuin geleid worden. Ze zullen het spoor geheel kwijt gaan raken, en wij zullen in veiligheid worden gebracht, uiteindelijk. Daarom is het belangrijk die schuilplaats te vinden, en samen te werken met de bloemen, want zij zijn onze wapenrusting. Visualiseer de hagen maar tussen jou en de moeilijke mensen, en visualiseer maar zoveel hagen dat het door het hele dorp of de hele stad doorloopt. Wij mogen zo het pad vinden tot de wildernis. Oefen het maar. Wees je maar bewust dat de hemelse bloemen er voor je zijn, en je zullen leiden en beschermen. Dat gaat door worstelingen heen, dat gaat niet zonder slag of stoot. Allereerst moeten de bloemen je eigen vlees en moeilijkheid uitdoven. Daarvoor zijn de doornen in het leven. Paulus had een doorn in het vlees, waar de nieuwe bijbel ook over spreekt. Maar uiteindelijk was dit ervoor opdat hij door de bloem, de vrucht, opgenomen zou worden. ________________________________ VASTHOUDEN AAN HET HEMELSE WOORD Mijn gedachten kunnen mijn gevoel niet redden, ik heb Uw Woord nodig. Behemma 5:18 Hebben wij het hemelse Woord nodig ? Absoluut. Vroeger schreef men het De boeken moeten tot leven komen. Er moet goed zicht op gehouden worden waar het vandaag komt en waar het naartoe gaat. Het is zaaien en oogsten. Ook diepere betekenissen kunnen en moeten opgediept worden. Wordt daarom vol met het woord. Lees het en memoriseer het, overdenk het, en laat het je leven verrijken en leiden. Dat wat hemelse woord al op op de grotwanden, als tekeningen, en langzaam begon het zich te vormen tot taal. Helaas ging de betekenis meer en meer verloren, verletterlijkte alles zich meer en meer. Er werd gekeken hoe men het best eraan kon verdienen. Maar het hemelse woord mag niet verkocht worden. Het moet zuiver blijven. Het geheugen is als een zeef. De mens vergeet maar wat snel. De mens moet leren memoriseren en leren opslaan, leren op schrift stellen en de schriften erbij houden, want de mens slaat al snel stappen over als de mens het allemaal op de losse slof wil doen, met de natte vinger in de lucht. Daarom zijn de kinderen van de hemel als bibliothecarissen, oftewel boekenbewaarders. Ook dat mag niet losstaan van het geestelijke, want de betekenissen mogen niet verloren gaan, het contact met de hemel mag niet verloren gaan, en dat moet ook opgetekend worden. Boeken zijn altijd belangrijk geweest voor de educatieve gezondheid van de mens. Zonder boeken ben je verloren op de wilde golven van het bestaan, maar het Woord kan niet zonder het geestelijke dus. Het mag geen dode en dodende letterdienst worden.
Page 2
je in je plaatselijke boekhandel kan kopen is niet zomaar het Woord van God. Het hemelse woord is een natuurverschijnsel, één van de wereldwonderen, en mag niet verkocht worden, zoals je ook geen zuurstof gaat verkopen of zonlicht. Het is een eerste levensbehoefte van iedereen. Houdt daarom aan het gegeven hemelse woord vast, want het is een levensbaken, door de hemel, door de hemelse moeder, je toegeworpen. Laat het je dagelijkse brood zijn, en je dagelijkse levenswater. Groei erin en laat het in jezelf groeien, want onze gedachten alleen kunnen ons gevoel niet redden. We komen anders niet door deze tijden heen. Alles groeit scheef zonder het hemelse woord, overal komen dan gaten in, en dan gaat alles zich omdraaien en verletterlijken, zoals dat gebeurd is. We kunnen niet verder zo. Het hemelse woord is gegeven als een ark voor deze dagen, als een richtsnoer, maar denk erom dat je het alleen kunt begrijpen in je contact met God, met de hemel dus. Alleen het geestelijke kan ons in de juiste richting voortdrijven. ________________________________ ISMAEL IN DE WOESTIJN Wij zijn geschapen naar het beeld van God. Daar horen ook de billen bij. Alles heeft een functie. De billen zijn de afvoer van de mens. Die moeten er dus wel zijn, want de mens heeft veel zonden en leugens. De mens denkt er liever niet aan, dat de mens billen heeft. Dat vind de mens vies, en daarom is de mens voornamelijk gericht op zijn hoofd, ook niet zijn hart. ‘Billen’ is een vies woord voor de mens. Toch moeten wij niet vergeten dat wij zijn geschapen naar het beeld van God. God had er een bedoeling mee. Ja, ook met de billen. Zo belangrijk is het. Stel je eens voor dat je geen billen zou hebben. De mens denkt met zijn hoofd, niet met zijn hart, en wil voornamelijk niet aan de billen denken, want dat is vies. Nee, je hebt juist je billen nodig om niet vies te zijn, want nu is de mens vol met ... viezigheid, smerigheid, want de mens gebruikt zijn billen niet geestelijk gezien. De mens is ‘full of sh*t.’ Zo is dat in de stad. Maar in de ghetto’s draait alles om de billen. Misschien heb je dat weleens op de televisie gezien, allemaal vrouwen die met hun billen lopen te draaien alsof dat het belangrijkste van de wereld is. Moet de mens leven vanuit zijn hoofd of vanuit zijn billen ? Je hebt een afvoer nodig. Soms kun je je beter richten op je billen, want de hoofden zijn te vol met rotzooi, en de mens heeft geen blad meer voor de mond, geen wachter voor de mond meer. Men floept alles er maar uit. En daarom is het oorlog. Men wil de billen niet kennen. Maar de mens is naar het beeld van God geschapen, en daar horen de billen ook bij. Richt jezelf op je hart, en ga leven vanuit je hart, en daal dan langzaam tot je buik, je urinoir, en dan tot je billen, om al je overmatige hoofdkennis, dat wat je denkt te weten, los te laten. De mens moet weer zijn billen leren te gebruiken, niet op de ghetto manier overigens. Ismael leefde vanuit zijn billen. Hij was vijandig naar ieder vlees, als een beeld van de vijandigheid tot de zonde, als een beeld van het toetsen en de geestelijke oorlogsvoering. We zien de aandacht verschuiven naar het midden oosten. Ismael is weer in strijd met Israel. Dat is de oude strijd tussen Ismael en Abraham, en tussen Israel en Izaak, maar uiteindelijk bouwden Ismael en zijn vader Abraham samen het gebedsoord in de wildernis. Kennen wij het geheimenis van Ismael ? De ghetto’s wijzen op de billen, en de oorlog in het midden oosten wijst op Ismael. Het zijn gruwelijk misbruikte missing links. Het laat zien dat er een gebrek is, en dat iets zich heeft verdraaid. Daarom mogen we terugkeren tot het hemelse woord wat daarover gaat. Het hemelse woord is gekomen. Lees het en overdenk het, opdat vrede aanbreekt in je hart. Dat is een hemelse munitie gegeven. Dat is wat het hemelse woord is. Er is altijd die geheimzinnige balans tussen geestelijke oorlog en hemelse vrede. Zij kunnen niet zonder elkaar. Zij zijn je twee billen. ________________________________
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 10


Page 0
1e Jaargang, nummer 10, 21 september 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Proza __________________________________________________________________________ DE PELGRIMSTOCHT TOT NAZARET Het leven bestaat uit elementen van proza. Deze elementen moeten nog ontraadseld worden, verwerkt, door omcirkeling. Het zijn de knoppen van de bloemen, en die moeten nog opengaan, ontwaken. Dat kunnen hele nare ervaringen zijn in je leven die nog tot verlichting moeten komen, die nog geplaatst moeten worden. Het zijn dus proza elementen, juist je trauma’s, dus die moeten nog begrepen worden. Je moet er nog doorheen zien te prikken. Hoe doe je dat ? Hiervoor heb je de quasi-momenten nodig, de momenten van schijnbewegingen van de natuur, de verwarrende momenten, oftewel de bijna-momenten. Iedereen kent wel zulke ongemakkelijke momenten : Je kunt niet uit je woorden komen, of je zegt dingen die je helemaal niet wilde zeggen, of je kunt helemaal niets zeggen, of het komt verkeerd over, enzovoorts. Iedereen kent wel die ongemakkelijkheid van het leven soms, dat je er langsheen glijdt, dat je jezelf voor gek hebt moeten zetten, dat je er verkeerd opkomt. Iedereen kent wel zulke momenten : je hebt een moeilijk gesprek en je kunt jezelf maar niet duidelijk maken, en dan achteraf denk je : ‘Oh, had ik maar dit gezegd, of dat gezegd.’ Het is alsof je je doel hebt gemist. Je had kunnen scoren, maar je deed het niet. Het kwam niet in je op. Je was er bijna, maar toen gleed je weer terug, oftewel de bijna-momenten. Maar juist die momenten, de bijnamomenten, heb je nodig als bloemenblaadjes om de knop van een proza-element te omcirkelen, opdat het proza-element tot leven wordt gebracht, wordt verwarmd, en ja, dat gaat door twijfel, door verwarring, door boosheid, angst en depressie, eenzaamheid, je onbegrepen voelen, je verworpen voelen, je voor schut gezet voelen. De bijna-momenten brengen het diepste van je naar boven, laten je het leven overdenken. Zonder veel piekeren is er nog nooit iets tot stand gekomen. Zonder te tobben kom je niet over de eindstreep, dus je moet dat op de koop toenemen. Het is het water wat het proza-element nodig heeft om te kunnen groeien. Hiermee voedt je het prozaelement, omhul je het. Het zijn prisma’s waaraan het zich kan spiegelen, waardoor het kan gaan communiceren. Een kind heeft veel van die situaties nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Dus verzamel de bijna-momenten, want je hebt ze nodig. Verzamel de momenten waarin je er niets meer van begrijpt, want je hebt ze nodig. Verzamel de momenten dat je met je mond vol tanden staat, de vreemde momenten, want je hebt ze nodig. Uiteindelijk zal de knop dan opengaan, en heb je een stuk proza in je leven ontdekt, als een prachtige bloem in je tuin. Dat is de pelgrimstocht naar Nazareth. Je gaat van bloem tot bloem, van proza tot proza. Dat is diepe en poetische introspectie. Het brengt de momenten tot leven, tot een hoger niveau. Nazareth, open de poort, Er is een arme tuinier gekomen, die alles achter zich heeft gelaten, die de tuin goed heeft verzorgd, zijn lijden heeft gedragen. Nazareth, open de poort, Deze pelgrim heeft een lange tocht gemaakt, zich van alles afgezonderd, alles achtergelaten, De poort is smal, maar hij is de minste, dus hij kan er doorheen Nazaret, open de poort, Deze lijdensgezinde heeft zijn hart niet verhard, maar heeft zichzelf verloochend, in de lange, duistere en koude nacht, Laat hem binnen, laat hem niet vergaan, Neem hem op in uw woningen, Tot de hemelse vestiging is hij gegaan Nazaret, open de poort, Neem hem binnen, want buiten zijn de wolven, Is er plaats in u ? Toen sprak Nazaret : Maar hij moet Mij in zich nemen. En de lijdensgezinde sprak : Nazaret, ik open mijn poorten voor u, Kom binnen in mij, Wees welkom, Nazaret, gij getrouwe, want ik heb gezien dat er geen verschil meer is, tussen woning en bewoner, tussen de pelgrim en het pad, tussen bezit en bezitter, tussen schatzoeker en schat.
Page 2
De gelijkenis van de vrouwen en de honingboom Twee vrouwen maakten een lange tocht tot een honingboom. Er was een man die de honingboom bewaakte, die hen geen doorgang wilde geven. Er ontstond een worsteling, maar de man wilde niet opgeven. En er kwam een derde vrouw bij, en de man moest vluchten. Maar de vrouwen riepen de man terug. ‘Neem jouw deel van de honingboom,’ sprak één van de vrouwen. De man nam van de honing en ging zijn weg. In de nacht kwam de man terug met vele andere mannen, maar zij konden niets tegen de drie vrouwen beginnen. Weer sprak één van de vrouwen dat ze hun deel van de honingboom konden nemen, en de mannen namen van de honing. De nacht daarop kwamen de mannen terug met nog meer mannen, en weer ontstond er een worsteling, maar zij konden niets tegen de drie vrouwen beginnen. Weer namen zij een deel van de honing en gingen weg. De nacht erop kwamen er vele duizenden mannen, maar de honingboom en de vrouwen waren nergens te vinden. En zo zal het koninkrijk der hemelen zijn. De mens der zonde zal niet regeren. ________________________________ MAITREYO Ze brachten hem uit het water. Het was een inktvis met het hoofd van een jongetje en hij had een vikingshelm op. Hij had het kalf van de leugen verslagen. Ze hadden hem tijden opgesloten in een magische box diep in de zee. Ze zeiden dat het jongetje de duivel was. Natuurlijk, natuurlijk, want anders zouden ze hun leugens niet meer kunnen verkopen. Ik vertelde hen dat het jongetje de duivel niet was en niet kon wezen. Als hij een duivel was, dan was het een goede duivel. Dat kon ook. Het was een soort zeeduivel. Het jongetje heette Maitreyo, en was teruggekomen. Hij had zich uit de magische box geworsteld. We hielden hem in een groot aquarium. Daar kreeg hij een troontje. Ik schreef en schreef maar over hem. Het stopte niet meer. Iedereen moest dit weten. Het werd ook groots in de kranten vermeld. Het was nogal een vondst. Zijn taak was niet voor anderen weggelegd. Hij moest vrede brengen op aarde. Het was een duivels geluk, maar dan van een goede duivel, deze zeeduivel. Natuurlijk was dat ook een beetje ironisch. Zij hadden hem al die tijd duivel genoemd en vonden het ‘opgeruimd staat netjes.’ Maar nu was hij vrijgekomen, en verkondigde de waarheid, en die was nogal schokkend. Maitreyo had last van het doorkomen van veren, en daarom moest hij na een tijdje ook uit het aquarium, want hij wilde leren vliegen. Dat zei hij de hele tijd. Na een tijdje begon iedereen hem meer en meer te negeren, want ze waren er aan gewend geworden, maar ik bleef bij hem, en leerde hem vliegen. Ik liet hem ook de bossen zien. Hij vond het prachtig. Hij had het veel over zijn moeder, maar die was dood. Die hadden ze ook altijd duivelin genoemd, en die hadden ze eens afgeschoten. Het was een prachtige vogel, een paradijsvogel. ‘Alles gaat door na de dood,’ zei ik tegen Maitreyo. Hij geloofde alles wat ik zei, alsof hij mijn echo was. Hij sprak me altijd na. Op een dag vloog Maitreyo weg. Ik heb hem nooit weer teruggezien. Hij moest er gewoon uit. Hij had het er vaak over dat hij naar een andere planeet wilde vliegen, en hij beloofde dat hij sporen zou achterlaten. Ik heb er veel over geschreven, over de sporen van Maitreyo, voor wie het wilde lezen, voor wie erin geinteresseerd was, maar dat waren maar bar weinigen. Maitreyo moest vrede op aarde brengen, maar de oorlogen werden erger en erger, en steeds minder mensen waren geinteresseerd in vrede. Ik volgde Maitreyo’s sporen na, maar ik kwam niet ver. Totdat ik op het punt kwam dat ik me realiseerde dat ook ik in de magische box opgesloten zat in de zee. Alles was slechts illusie geweest. Ik moest mijn eigen Maitreyo worden. Einde ________________________________ VAN WATERSTOF TOT WEDERKOMST Religieuze wiskunde, de wiskunde van het leven, met al z'n ingewikkelde, alsmaar draaiende tegenstellingen ... een hele opgave ... een belangrijk vak op school, behalve dat het niet onderwezen wordt ... De meesters en de juffrouws vinden het vaak belangrijker dat een kind leert tellen, zodat ze allemaal kunnen tellen, en allemaal ook kunnen meetellen ... Dat vinden ze vaak belangrijker dan het juist niet meetellen en niet kunnen tellen ... want dan gaat alles in de war, en dan komt er chaos, en dan kunnen ze de dingen niet meer overzien ... En dan moet de politie erbij komen, de brandweer en ga zo maar door ... Ingewikkeld dus ... daarom vinden ze het belangrijk dat een kind goed leert tellen, en goed oplet ... Maar op de diepere vragen van het kind komt geen antwoord, of krijgt het kind een halfgebakken antwoord om er maar zo snel mogelijk overheen te praten ... Ik heb dat altijd moeilijk gevonden, nam nooit genoegen met simpel cirkelgeredeneer. Religieuze wiskunde, de wiskunde van het leven, met al z'n ingewikkelde, alsmaar draaiende tegenstellingen ... Maar wat is dat dan ? Waarom leggen ze dat niet uit, en optelsommen en taal wel ? Wat proberen ze te ontlopen ? En dan krijg je later economie en scheikunde, en wordt er weer niets diepers uitgelegd, geen levensvragen beantwoord ... Misschien hebben ze het antwoord niet ... Gelukkig had ik een scheikunde leraar die er anders over dacht ... Hij moest en zou via de scheikunde uitleggen over het leven, hoe het leven was ontstaan en wat het doel van het leven was ... En ja, hij waagde zich aan de religieuze wiskunde ... En hoe ... Hij ging er zo ver over door dat ik het niet meer kon volgen, en als hij het bord half had uitgeveegd schreef hij er zijn formules overheen, zodat alles door elkaar heen kwam te staan ... Het was een stortvloed ... Maar tenminste probeerde hij een antwoord te geven op het leven, op de levensvragen ... Het waren dingen die ik niet hoorde in de kerk ... Het was totaal anders ... Hij had zelfs een boek geschreven waarin hij religie en het leven volgens de scheikunde uitlegde, en ook de wederkomst van God scheikundig beschreef ... Dat boek heette : "Van Waterstof tot Wederkomst", een boek uit de 70-er jaren ... 1976 om precies te zijn … De subtitel is : een intuitiefempiristische benardering van de Godsvraag ... Hij stelt in zijn voorwoord al dat wolkerig, vage traditionele (aangeleerde) geloofstaal in intellectueel opzicht geen overtuigingskracht heeft, en waardoor veel mensen er buiten vallen. Hij is met deze problematiek opgegroeid want zijn vader was dominee. Hij zegt dan : "De traditionele geloofstaal is voor velen een onverstaanbaar spreken in 'tongen' geworden, naar analogie van 1 Korientiërs 14." Dit is de reden waarom hij een brug wil bouwen : Hij heeft de overtuiging dat er een einde kan en moet komen aan de wanorde van het elkaar niet verstaan ten aanzien van deze problemen. Hij wil graag zien dat er tussen mensen van verschillende levensovertuiging toch is een gemeenschappelijk bewustzijn is, als een verlangen naar vrede en gerechtigheid, Dit het gemeenschappelijke wat alle mensen samenbindt en waaraan hun overige opvattingen (ook hun Godsbeeld) ondergeschikt is. Deze boodschap is dus ook juist voor vandaag de dag belangrijk en actueel. Hij overleed in de 90-er jaren, of liever gezegd : ging naar de andere dimensie. Hij heeft in het boek in die mate problemen met het christendom dat hij het christendom totaal wil herzien door een persoonlijk contact met de bron te maken, en vandaaruit bruggen van vertaling te maken naar alle takken van de mensheid, als een tolk dus. Hij ziet het potentieel en de waarde van sommige dingen van het christendom, dus hij gooit het kind niet weg met het badwater. Hij stelt in het eerste hoofdstuk dat de wereld zich moet ontwikkelen tot het koninkrijk van God, maar dat hiervoor een nieuw waardensysteem moet komen wat mondiale geldigheid zal moeten hebben. (mondiaal = universeel) Zoals gewoonlijks wil hij dit niet simpel doen. Hij vergelijkt de ingewikkeldheid van de spirituele wetenschappen met de complexiteit van de hersenen. Hij heeft twee van zulke boekjes geschreven. Oók één van 1980. Ze liggen beiden in de kast. Soms lees ik er wat uit, en leg het weer weg. Ik zie hem als één van ons, als regenboog-mensen, bruggenbouwers, waar wij ook mee bezig zijn met de Vur en de Bilha in de tweede bijbel. In die zin zie ik dus in waarom hij op mijn pad was gebracht. Een tijd geleden ging ik terug naar het oude college waar ik opzat. Ik liep er alleen maar langs om naar de stad te gaan. Plotseling voelde ik een hand op mijn rug en er gleed een warmte door me heen, en toen ik mij omdraaide zag ik een oude man, als een leraar, maar ik kende deze man niet. De oude man verdween toen weer in het niets. Ik begon me af te vragen wie het zou kunnen zijn, en wat hij van me wilde. Later in een droom vertelde de scheikunde leraar mij dat ik de oude man op aarde nooit had gekend, maar dat het een leraar voor mijn tijd was. Ik word nu weer warm van binnen nu ik het schrijf. Gisteren was ik begonnen met het schrijven van dit stuk, en vannacht had ik weer een droom over de scheikunde leraar. We waren in een zaal met mannen die hemelse klassieke muziek schreven en maakten. Ze hielden allemaal toespraken ook om elkaars werk te waarderen. De scheikunde leraar scheen er geinteresseerd in te zijn, en waarschijnlijk was hij er ook mee bezig. Er begon een vrouw te zingen over de morgen die doorbrak, en toen werd ik wakker, en ik voelde dat er paradijselijke stralen in mijn hoofd waren doorgebroken. Na die keer dat ik het college had bezocht ging ik er nog een keer terug, ik ging er langs om naar de stad te gaan, maar ook wel een beetje om te zien wat er dit keer zou gebeuren. Ik zag overal metalen kleuren. Ik herinnerde dit gekleurde metaal van mijn opa die een keer als een soort ridder in mijn droom verscheen om me te helpen in een bepaalde strijd. In ieder geval was er een strijd gaande om de school. Ik denk dat er nog steeds een strijd om gaande is. Ook schoolgeschiedenis is belangrijk. Alles komt later van pas. We staan er niet alleen voor. Ook zij die al overgegaan zijn naar de andere dimensie, de wolk van getuigen (de jinns), helpen ons. Religieuze wiskunde, de wiskunde van het leven, als de regenboogspiritualiteit, ik zie er wel wat in ... de lucht vol met regenbogen, allemaal bruggen, van hart tot hart, door de Hogere Kennis gegeven ... Nu, wanneer we de reusachtige kloof
Page 4
tussen het westen en de arabische wereld zien, hoe overbruggen we dat ? De mythologie van deze twee culturen kan soms erg bedreigend of verwarrend overkomen. Uit : De Onkrant, verzamelingen, nr. 1 ________________________________ de hond herschendave De hond herschendave, Het was hem er niet om te doen, hij had er geen zin in, altijd rende hij maar rond, geen zin om te luisteren, zijn leven was een groot feest, de hond herschendave maar als hij echt nodig was, dan was hij er wel, als de goedheid zelve, dan kon je echt van hem op aan, de hond herschendave de eerste astronauten hond was hij, veel op de hondenplaneet geweest, hij weet er veel van, hij laat zich niets meer vertellen, de hond herschendave De hond herschendave, hij is altijd goed weggeweest Uit : De Onkrant, verzamelingen, nr. 4 ________________________________ VOOR HEN DIE NOG OP ZIJN Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Neem het leven zoals het is. Het leven heeft groot potentieel. Maak er ondanks alles iets moois van. Alles hoort bij het leven, en mag je een plaatsje geven. Als we het hebben over de hogere kennis, of God, dan hebben we het eigenlijk over de heilige traan. We hebben het over een karakter eigenschap : inlevingsvermogen, invoelingsvermogen, en dit is het ware leven, het ware bewustzijn, het ware bestaan. Zonder inlevingsvermogen sterf je, ga je tot het niets, de vergetelheid, en wordt je slechts voortgedreven door vreemde winden van leer, vreemde verlangens, allemaal ijdelheid. Door plaatsvervangend lijden kun je ook alles een plaats geven, want je wordt zo alomtegenwoordig. Je bent overal, en je krijgt dan ook overzicht, niet dat dat makkelijk is, want soms kun je nog steeds niks plaatsen, en heb je het gevoel alsof je nergens vat op hebt. Het kan je een gevoel van machteloosheid geven. Maar we mogen vasthouden aan het principe dat wat we zaaien we ook zullen oogsten. Je leven maak je dus eigenlijk zelf. We beklimmen de berg van het leven, en soms glijden we weg in een duister dal, en soms komen we misschien hoger op die berg, maar het kan er ook zo koud zijn en verwarrend, zo eenzaam, en waar moeten we dan naartoe ? Waar zoeken we precies naar ? Het is een heilige traan. Als je dat wil wegmoffelen of overslaan, wil ontkennen, waar ben je dan naar op zoek ? De heilige traan spreekt, en laat dingen zien. Soms kun je niet bidden en zelfs niet denken, maar moet je luisteren, geduld hebben, wachten. ‘Er zijn nog puntje puntje wachtenden voor u.’ Hoe spreekt de heilige traan ? Door inlevingsvermogen, invoelingsvermogen. Dat is een taal die we moeten leren spreken en een taal die we moeten leren verstaan. Uit : De Onkrant, verzamelingen, nr. 5 ________________________________ ONTSTAANSGESCHIEDENIS SINTERKLAAS - DE HONDERDJARIGE OORLOG Een heel interessant artikel uit het archief, over de vrouwelijke oorsprong van sinterklaas. De Honderdjarige Oorlog De kolonisten, de voorlopers van de nazi's, vochten niet alleen tegen de indianen, maar ook tegen elkaar. Zo waren er de Engels-Nederlandse oorlogen om Indiaans grondgebied tussen 1652 en 1784, met onderbrekingen, waardoor het een soort van honderjarige oorlog was. Dit gebeurde dus vlak na de tachtigjarige oorlog, waarin Nederland en Engeland nog bondgenoten waren in de strijd tegen het Spaanse wereldrijk van 1568 tot 1648. Toen Spanje werd teruggedrongen kwam er tussen Engeland en Nederland een oorlog over wie wat kreeg en de regels erover. Uiteindelijk liep dit erop uit dat Nieuw Nederland werd geruild met Suriname. Engeland is dus de schakelaar waardoor het Amerikaanse Nederland van Noord naar Zuid verhuisde. Het is dus van belang deze geschiedkundige put tussen Noord en Zuid te bespreken. Engeland is Groot Brittannië, oftewel Grote Bertha, of Bertha Grootvoet, wat een zuidelijke naam was voor Hel of de nicht van Hel. Haar volgelingen waren de Berserkers, die bedekt waren met de moeder aarde, of zich hadden geverfd met zwarte verf. Zij waren degenen die aan zichzelf waren gestorven in de aarde, zoals de einherjars die door de Germaanse oorlogsgodinnen genaamd de Walkuren opgenomen waren. De walkuren namen de geselecteerde strijders die hard aan zichzelf gestorven waren mee om hen voor te bereiden op de eindstrijd, de Ragnarok. Grote Bertha of Bertha Grootvoet ging op haar wagen door de lucht tijdens het joelfeest en bezocht dan de huizen van de kinderen om een zilveren munt in hun schoen te doen als ze goed waren geweest. Als ze niet goed waren geweest, dan sneed ze hun buiken open om ze te vullen met stenen, zoals ook in het Roodkapje verhaal gebeurde met de hebzuchtige wolf. Vandaag de dag is dit zichtbaar in mannen die hun buiken helemaal verkrampen totdat deze stenen zichtbaar worden, als teken dat hun spiritualiteit en fijngevoeligheid is afgestorven. Ze zijn geobsedeerd met hun buik, en proberen de schijn te wekken dat het een sport is, zoals ook de Spanjaarden de schijn proberen te wekken dat stierengevechten een sport is. Bertha werd later vermannelijkt tot Sinterklaas, en het joelfeest werd tot kerstfeest. De Hebreeuwse bijbel begint met 'beresit', bere-rosh-t, in de beginne. Bere is de Surinaamse baarmoeder, in het Sranan Tongo. BRTN betekent in het Aramees zus of partner, relatie. BRT betekent dochter. BRT-TNH betekent mede-student, samen studeren. BRT (barit) is in het Egyptisch een kooi, en een verbond, een contract (barta), van het wortelwoord 'ber', put, uitgang, naar buiten. In het Germaans is Bertha verbonden aan het verborgene. Al met al duidt het erop dat de mens een relatie moet aangaan met het verborgene. Groot-Britannië duidt cryptisch en etymologisch op het contract wat de mens moet aangaan met het diepere, waardoor de mens komt van Noord tot Zuid, van stad tot de natuur, van het publieke tot het verborgene, van het bovengrondse tot het ondergrondse. Toen ik hier kwam als kind was het een dal, een ondergronds rijk, van schedels en doodsbeenderen. Alle maskers waren afgerukt. Natuurlijk was dit iets metaforisch. Toen ik volwassen werd kreeg ik dromen die mij daar lieten terugkeren en het bleek de wilde indiaanse wereld te zijn voordat het door de rijke witte kolonisten werd geplunderd en vernietigd, voordat er lagen overheen gebouwd werden. Ik ontmoette toen drie indiaanse opperhoofden. Groot-Britannië duidt dus op het moment waarop de walkuren een einherjar verkiezen, oftewel het moment waarop ze aankomen in dit geheime ondergrondse gebied doordat ze aan zichzelf zijn afgestorven. Het is het moment dat ze de zilveren munt in hun schoen vinden, wat een teken is dat ze niet één zijn geworden met de stad, de wolf, die stenen in zijn buik heeft. Bertha is de leidster van de wilde jacht in het joelfeest, waarin de doden komen om de wolf te verjagen, als een beeld van het verjagen van het kwaad van de 'levenden'. Het valse licht moet sterven, opdat de mens de nacht, de verborgen diepte, in kan gaan. Uit : De Onkrant, verzamelingen, nr. 7 ________________________________ ERIK EN DE VLIEGENDE DEURMAT Op een dag merkte Erik dat de deurmat kon vliegen. Hij stapte erop en ging zitten, en de deurmat vloog zo met hem over de zee naar zijn oma in Kanarika. Oma was heel blij hem te zien, maar hij was wel helemaal vies geworden van het zitten op de deurmat. ‘Bah, wat heb je een vieze broek aan, jongen,’ zei oma. ‘Ik zal de broek wel even wassen. Dan kun je zo lang wel een pyama broek dragen die ik nog boven heb liggen.’ ‘Het komt door de deurmat,’ zei Erik. ‘Ik heb er op gezeten, en hij vloog met mij over de zee naar jou.’ ‘Maar dat kan toch niet, jongen,’ zei oma. ‘Deurmatten kunnen toch niet vliegen ?’ ‘Deze wel,’ zei Erik. Hij had de deurmat opgerold onder zijn arm, en legde de deurmat toen op de grond. ‘Vlieg weer eens, deurmat,’ zei Erik. Maar de deurmat bleef gewoon liggen. ‘Zie je nu wel, jongen,’ zei oma. ‘Je hebt het misschien gedroomd. Je vader heeft je vast gebracht.’ ‘Nee, echt, oma, ik ben op de deurmat gevlogen over zee,’ zei Erik. Erik liep toen met de deurmat naar de tuin en legde de deurmat in het gras. ‘Vlieg nog eens, deurmat,’ zei Erik. ‘We zijn nu alleen. Oma is binnen.’ Maar de deurmat deed niks. Erik ging weer naar binnen. ‘Misschien is hij wel moe,’ zei hij tegen oma. ‘Ja, ja,’ zei oma. ‘Je hebt wel praatjes. Je opa kwam ook altijd thuis met zulke praatjes.’ ‘Waar is hij nu ?’ vroeg Erik. ‘In de hemel,’ zei oma. ‘Vast en zeker is hij daar ook gekomen op een vliegende deurmat,’ zei Erik. Uit : Het Literaire Warenhuis ________________________________ DON’T FORGET TO FORGET Ik geloof in een nieuwe wereld. De natuur laat het telkens weer zien : na winter komt lente. Maar het is cyclisch. Het komt telkens terug, het is chronisch. Waarom ? De hogere werelden vissen ons voortdurend op. Zijn dat werelden die meer weten ? Het zijn juist ook werelden die minder weten, want de mens weet teveel. Daarom is het visnet een symbool wat telkens weer terugkomt in de RV-bijbel. Het visnet : wen er maar aan. Telkens wordt je weer opgenomen door hogere werelden, juist om een heleboel overbodige kennis weer te verliezen. Ze vissen aan de rivier van vergetelheid. De mens is vergeten te vergeten. Je mag een heleboel loslaten in de rivier. Schone lij, opnieuw beginnen, als een kind. De mens weet teveel. Daarom gaan er pijlen door zijn vlees, pijlen door zijn hersenen, zodat het allemaal mag wegsijpelen. Sommige pijlen kunnen we niet verwijderen.
Page 6
Laat maar zitten. Het zit er niet voor niets. Het overbodige kan zo wegstromen. Uit : Het Literaire Warenhuis ________________________________ DE TWEE EVA’S Het Eva-ngelie, je ziet er duidelijk het woord Eva in. Er zijn twee Eva’s. De ene Eva geeft goede vruchten, en de andere misschien slechte vruchten. Er is dus een hogere Eva en een lagere Eva, een geestelijke Eva en een vleselijke Eva. Denk aan het woord Jahhavah. Havah is Eva in het Hebreeuws. Hier komt ook het Engelse ‘heaven’ vandaan, oftewel de hemel. Er is een goede Eva en een niet zo goede Eva. Eva is hoe je het ook wendt of keert een symbool, een archetype, voor de kennis, of dat nu goede kennis is of slechte kennis. Er is maar een hele dunne lijn tussen goede kennis en slechte kennis. De hoeveelheid, de verhouding en de richting bepalen of het goede of slechte kennis is. Ga dus wijs om met het Eva archetype, het natuurmedicijn van de geestelijke moeder en gids. Het is dus ook weer een woord voor God. Denk ook aan het Duitse woord ‘hilfe’, help. In het roepen om help klinkt het ook vaak als Hiveh, zoals wij dat vroeger ook op de televisie hoorden in de oude slapsticks. Ook dat komt van Havah, Eva. De hulp komt van boven en van onze Moeder in de hemel, onze lieve Heer, die niet zomaar lief is maar ook streng voor onze bestwil. En denk aan het Nederlandse woord ‘Halve’, wat staat voor het minderen. Wij moeten minderen om tot God te komen, alles achter ons laten. Moeder God weet wat goed voor ons is, en zal het in de juiste mate aan ons schenken, op de juiste tijd. De mannen hebben het evangelie gepredikt, het evangelie van mannen, van vader en zoon, maar nu is het tijd voor het vrouwen-evangelie, van het Eva-ngelie. Er mag en moet ook plaats zijn voor het goddelijke vrouwelijke. En dat is juist ook zo belangrijk om veilig te zijn tegen slechte vrouwen, het lagere vrouwelijke. Het vrouwelijke van vandaag de dag is verziekt, afgeweken van de bron, corrupt. Vandaar dat we terug mogen gaan tot moeder Eva, moeder Havah, in het paradijs, om los te komen van de aardse Eva van het Ego. De hogere Eva staat niet met een slang, maar met een touw, het eeuwige touw, het hemelse touw, om ons op te nemen en voort te leiden, opdat wij niet van het pad afwijken. Laten we blij zijn met zulke hemelse touwen die ons zullen leiden tot de ware hemelse kennis, opdat we los kunnen komen van alle aardse kennis van het ego.
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 9


Page 0
1e Jaargang, nummer 9, 19 juli 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Letterkunde __________________________________________________________________________ VERBORGEN GEHEIMENISSEN IN DE BETHLEHEMSE WILDERNISSEN Toen de mens zich boog over het kindeke Jezus in een stal in Betlehem vergat men de worsteling die Adonai had met het zwijn van het oervlees dieper in de wildernissen van Betlehem. Velen zagen het kindeke Jezus als een buitenkans om aan de dienstoproep van Moeder God te ontkomen, om zo vervroegd met pensioen te gaan met de drugs van geloof en genade die het kindeke met zich meebracht, als je meedruipt met de westerlijke interpretatie van dit verhaal. Natuurlijk, ook het Adonai verhaal was ontspoord op vele manieren, die ook wel Tammuz en Adonis wordt genoemd. Het was een eerdere soort van Jezus Christus, of een eerdere Mohammed. Er was veel persoonsverheerlijking en objectificatie, zoals in het latere christendom, en veel betekenissen gingen verloren. Het zou eigenlijk om de principes moeten gaan. Mythes hebben dus altijd een groot gevaar dat het tot materialisme wordt. Daarom moet er onderwijs over deze dingen zijn. Maar we hebben het hier over een bron, een bloedader, of slagader, van Bethlehem, en die bron werd door het westerse christendom dichtgegooid. De ellende was niet meer te overzien want men streed niet meer met het zwijn van het oervlees. Tijd om in de diepte te gaan. In Sumerië was Adonai Dumuzi genoemd, en Damu, of Damuzi. Damu betekende de getrouwe zoon. Hij was de stervende zoon van de godin Inanna-Ishtar, wat elk jaar uitgebeeld werd door de natuur, waardoor Damu de onderwereld inging, en vervolgens gezocht werd door Inanna-Ishtar om tot leven gewekt te worden. Dat was waar deze religie om ging : Moeder God op zoek naar haar zoon. Inanna-Ishtar was de godin van de liefde en de oorlog, dus die riep ook haar volgelingen op tot de oorlog, tot de worsteling met het zwijn van het oervlees, in de wildernis, in de dieptes van Betlehem. Kun je het stalletje van Bethlehem wat in de stad wordt verkocht loslaten om in de dieptes van Bethlehem’s wildernissen te gaan om te worstelen met het zwijn van het oervlees ? Dat was het werk van Damu, wat later werd tot Adam. Damu werd doorboord door de slagtand van het zwijn, gespietst aan een boom, en werd daarom gezocht door Inanna-Ishtar. De slagtand was het besnijdenismes, en dat is ook wat de Egyptische Adam betekent, d’m, namelijk de besnijdenis van het hoofd, van het verstand, de besnijdenis van de top, van de vleselijke overheersing dus, als een beeld van de territoriale oorlogsvoering in de hemelse gewesten. Daarom is en blijft Adam een belangrijk archetype, en wordt het rijkelijker uitgelegd in het verhaal van Damu. Ook Adam viel in de onderwereld en werd gezocht door Moeder God. ‘Adam, waar zijt gij ?’ Ook Adam werd gespietst aan de boom door de leugen van de slang, of de leugen van het zwijn, doorboord door de zwijnenslagtand. Paradeisos is Grieks voor jachtvelden. Adam, Damu, was in een worsteling met het zwijn van de oerleugens, van de oerzonden, en werd hierin eerst doorboord, en daalde zo af in de onderwereld. In de Septuagint, het Griekse Oude Testament, ging het over de hof van Edom, Edem, niet Eden, dus het wees op Ezau. Als we het over Ezau hebben, over Edom, dan hebben we het over de wilde jacht die de mens moet voeren op het oervlees. Ezau, Edom, het wijsheidsvolk, was een beeld van het paradijs, de Paradeisos. Dit grijpt allemaal heel diep. Ezau kwam tot Jakob en moest alles afleggen, zijn status, zijn titel, zijn eerstgeboorterechten, om zo tot het rode te komen, als een beeld van de dood door de slagtand van het zwijn. Toen Damu tot de onderwereld ging in de Mesopotamische religie moest hij bij elke poort iets afleggen, totdat hij helemaal naakt was en in gevangenschap en slavernij tot de eeuwige duisternis, opdat hij nooit meer zou kunnen terugkeren tot slavernij aan het oervlees. Dit gebeurde door de zwijnenslagtand. Alleen zo kon het zwijn van het oervlees overwonnen worden. We zien dit ook nog terug in het verhaal van Jezus en de zwijnen, waarin hij de zwijnen in de zee liet storten om daar te verdrinken. Dat is een symbolisch beeld. Ishtar werd tot Easter, tot pasen, wat het hele proces laat zien van de schepping vanuit de afdaling in de onderwereld. We hebben het dan over de worsteling met het zwijn, als we het over het pasen hebben, en het doorboord worden door de zwijnenslagtand ter besnijdenis van het oervlees. We hebben het dan over de diepere vóórchristelijke geheimenissen van Bethlehem. Uiteindelijk bracht dit Damu-Tammuz tussen de borsten van
Page 2
Moeder God om de hemelse melk te ontvangen. We kunnen daarom zeggen dat de mesopotamische religie heel dualistisch was. Ja, het ontspoorde, wat uiteindelijk leidde tot het westerse christendom, maar er was ook een pad doorheen, wat ook door Israel heenliep, en wat de nieuwe bijbel weer terugbrengt. Moeder God die in de Bethlehemse wildernissen dwaalt, op zoek naar haar zoon. Dat gaat veel verder en veel dieper dan zomaar de stal waarin het kindeke Jezus werd geboren. Velen komen niet verder dan dat. Ze gaan niet geheel de weilanden door totdat ze het bos bereiken. Ze zijn misschien wel op het smalle pad, al dan niet zelf gemaakt, maar ze hebben het eeuwige touw niet gevonden. Daar zijn ze niet naar op zoek. Ze hebben immers de Jezusafgod. Ze hebben een stalletje gekocht in de stad, en denken dat ze er zijn. Ze willen het eeuwige touw niet, want dan zouden ze moeten worstelen met het zwijn van het oervlees en dan zou hun eigen geliefde, beminde, dierbare en kostbare vlees eraan gaan. Niemand mag aan hun heilige stalletje komen. Moeder God dwaalt alleen in de diepe Bethlehemse wildernissen en onderwerelden op zoek naar haar zoon. Bij elke poort van de onderwereld moet je iets afleggen, totdat je naakt bent, dus daarom volgen velen haar niet. Ze hebben liever imitatie. Alles in hun leven is imitatie. Ook het smalle pad is imitatie. In de Bethlehemse wildernissen en onderwerelden, ver van het klassieke stalletje van kindeke Jezus vandaan, worden alle valse lichten gedoofd. Je komt daar niet ver met allerlei fabeltjes en menselijke overleveringen en tradities. Je moet het allemaal afleggen bij de poort. ________________________________ DE HOORN VAN HET WILDE RUND Het oervlees sterft af aan het oervlees. Door het oervlees aan het oervlees afsterven. Het universum is wijsheid. Het zal altijd wegen proberen te vinden die wijsheid aan je te overhandigen, maar zal geen paarlen voor de zwijnen werpen. In de gnostiek ging het oervlees van Mithras eraan door de hoorn van het wilde rund van het oervlees. Eerst stierf hij om tot overwinning te komen. We kunnen dat vergelijken met hoe AdonaiTammuz stierf door de zwijnenslagtand. De hoorn van het wilde rund is een belangrijk item in de eeuwige prediking. We moeten worstelen met het wilde rund van het oervlees zoals Mithras. Ook het Mithraisme is ontspoord. Dat kun je in Spanje zien. Ze hebben deze mysterien gruwelijk van het oervlees. Beiden werden zij doorboord door de hoorn. Beiden kwamen zo tot inzicht, en beiden stierven zo af aan hun oervlees en raakten verlost verschrikkelijke drugs. Het gaat erom boven water te komen. In de vissersoorlogen wordt men doorboord door de vissersspeer, wat men ook moet aanvaarden, als de speer in de zijde van Yeshua. Aan het begin van mijn predikantschap had ik een ontmoeting met dit rund van het oervlees. Het verscheen aan mij, een wild rund, en er waren overal lichten in mijn kamer, paars en groen. Ik lag in bed en had een lange strijd. lopen verletterlijken. Het is objectificatie geworden in plaats van dat ze het dieper hebben lopen vergeestelijken. Deze tragedie moet de mens geestelijk uitvoeren. Het is proza. Het beeldt de lange slopende weg om af te rekenen met het oervlees, met de oerleugens en de oeronwetendheid. Het laat zien hoe de mens moet afkicken van de oerdrugs. Aanvaard de hoorn van het wilde rund in je leven. Aanvaard de worsteling met het rund van het oervlees. Aanvaard de dood door het rund. Pas als de waarheid hiervan aan het licht komt, de mens onderwezen wordt, kunnen we afrekenen met deze afschuwelijke traditie die ze hier van gemaakt hebben in Spanje. In de dieptes van de Bethlehemse wildernissen zien we deze geheimenissen, waar Ahn (David) en Ezau nog steeds jagen op het wilde rund Eerst moeten wij doorboord worden, aan onszelf sterven door deze hoorn die diep gaat. Eerst worden wij vervolgd. Eerst gaan wij door grote onderdrukking door dit beest. Dit is opdat al het oervlees in ons eraf gaat. Sterven aan het oervlees door het oervlees. Het oervlees sterft af aan het oervlees. Dat is een woest en slopend, lang gevecht met het rund van het oervlees, als met de behemoth, zoals Job ook die strijd had. Het knaagt aan je. Het probeert je gek te maken. Het is een tragedie. Er zal niks maar dan ook niks van ons ego overblijven. Deze strijd maakt korte metten met elk bedrog. Je wordt gespietst door de hoorn aan een boom, net als Yeshua, en hangt daar net als Odin, in zijn gevecht met het wilde, woeste, dolle rund. Er is geen ontkomen aan, want dat rund is in onszelf. Deze tragedie moet in onszelf uitgevoerd worden en tot een goed einde gebracht worden, tot universele wijsheid, en niet tot plaatselijke domheid. We moeten het geheimenis van Spanje overstijgen en tot zuiver gnostisch Mithraisme komen. Veel van de gnostische overleveringen zijn door de eeuwen heen verloren gegaan. Je moet niet denken dat je buiten het van deze intellectualisme het rund van het oervlees kunt verslaan. Alleen de filosofen zullen overwinnen. Er zijn geen simpele optel en aftrek sommen van geloof en genade in de diepere wildernissen van Bethlehem. Dit beest van het oervlees kan alleen benaderd worden door de filosofie. Onderleg jezelf dus in de filosofie. De filosofie laat de procesvoering en bewijsvoering zien van het geestelijke, en de religie laat de leerregels zien van het geestelijke. Je hebt beiden nodig, en ze zullen je dieper in de natuur brengen. We zijn omringd door de universele wijsheid die zich aan ons opdringt. Er is geen ontkomen aan. Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaald hem wel. Breek los uit de stal van Bethlehem. De hoorn van het rund zal daarbij helpen. Het snijdt ons los van het oervlees, en snijdt het oervlees in vele stukken. Deze hoorn komt ons juist tegemoet. De vikingen dragen het op hun helmen, als een groot geheimenis. Mithras was zo geboren en wedergeboren uit een steen, uit de hoorn van het rund, en zo moeten wij ook wedergeboren worden. ________________________________ DWALEN DOOR DE BETHLEHEMSE WILDERNISSEN – DE DRIE VERBORGEN PILAREN VAN HET CHRISTENDOM – HET PAD VAN ISHMAEL "De prijs van onverschilligheid is geregeerd worden door slechte mannen." Plato Plato had het over onverschilligheid in publieke aangelegenheden. Ook theologie is zo’n aangelegenheid. Het is het fundament van de samenleving. Het adonaisme en mithraisme was het fundament van het christendom, doordat het steeds meer ging ontsporen tot een persoonlijkheidscultus en objectificatie. Het stierenvechten van Spanje komt ook door ontspoord mithraisme, toen de Romeinen Spanje veroverden. Er kwam teveel nadruk op het doden van het wilde rund in plaats van het gedood worden door het wilde rund, door de hoorn van het wilde rund. Daarom verletterlijkte het zich. Men streed niet tegen het oervlees, maar verborg het oervlees, en verdedigde het oervlees. Oorspronkelijk was het wilde rund een deel van Mithras wat hij moest overwinnen, als een beeld van de oerzonden. Dit was de basis van de schepping in het mithraisme. Er was niet zomaar Adam en Eva, maar Mithras en het wilde rund. Eerst moest hij door de worsteling met het wilde rund ten onder gaan. Zijn oervlees moest eraan afsterven. Daarom is de hoorn van het wilde rund ook zo belangrijk. Hierdoor kwam hij tot wedergeboorte, en uit die hoorn kwamen de geestelijke gaven. De vader, de pater, was een hoge graad in het mithraisme, wat het westerse christendom ook helemaal uit z’n verband trok, want daarop werd de patriarchie gebouwd. Alles ging om mannen. What happened to the matriarchy ? I mean … seriously. Are you serious ? We hebben onze moeder nodig. Zonder onze moeder is er geen leven. Wat hebben ze met haar gedaan ? In het mithraisme werd het al tot een mannen-alleen society. Dat kun je dus terugzien in het latere westerse christendom, wat ook allemaal om mannen gaat, en in de vrijmetselarij e.d. Are you serious ? Waar is de moeder ? Deze jongetjes zijn op een joyride en moeten teruggeroepen worden. Terug naar de baarmoeder, want in het gnostische mithraisme, in het filosofische mithraisme dus, waarin de nuances worden gelegd, daar is het ‘vaderschap’ een beeld van de verbrokenheid, juist het doorboord worden door de hoorn van het wilde rund, in de worsteling met het oervlees. Maar ze hebben er iets protserigs van gemaakt. Met de stropdas elke zondag haantje de voorste, met de borst vooruit lopen bassen op de preekstoel. Bibberende vrouwtjes in de kerkbanken, slaafse vrouwtjes. En de kinderen zijn allemaal aan Saturnus geofferd, de kinderetende afgod. Dat gaat en gaat maar door, dus iemand moet die mallemolen stopzetten. We moeten terug tot de fundamenten van het mithraisme en het in orde krijgen. Mithras werd geboren uit de hoorn, uit de steen, dat wat hem ramde, en zo moeten wij ook wedergeboren worden uit dat wat ons ramde. We moeten die hoorn in ons leven aanvaarden, dat wat recht door ons heenging, genadeloos. In het zoroastrisme, een voorchristelijke perzisch-iraanse religie, is hij een yazata, een hemels wezen, die de brug tussen deze wereld en het hiernamaals bewaakt, als een rechter. Diep in de wildernissen van Bethlehem moeten wij teruggaan tot deze brug om verder aan het oervlees af te sterven. We zien daar het mysterie van Mithras. We zien Mithras in worsteling met het wilde rund van het oervlees, en moeten deelhebben aan deze strijd, en de hoorn aanvaarden, de hoorn door het vlees. We worden in deze strijd onherroepelijk aan de boom gespietst door deze hoorn, maar dit is om ons voor te bereiden en af te zonderen, als een speciale toerusting. Hierin worden wij geoordeeld door het Mithras-principe en wordt gezien of wij wel helemaal aan het oervlees zijn gestorven om verder te kunnen over de brug. Nu, dit is zeer belangrijk, want we gaan zo een nog diepere wortel zien van het christendom, die daaronder verborgen ligt, nog dieper in de Bethlehemse wildernissen. Deze wortels komen ook weer terug in de nieuwe bijbel, de rvbijbel, die nodig zijn om er doorheen te komen. De mens is volledig vastgeraakt in het moderne westerse christendom en allerlei andere vormen ervan, want juist ook het orthodoxe, extremistische
Page 4
atheisme is daar een vorm van. Deze geest is een kameleon-geest. Het werkt gewoon allemaal met elkaar samen om de mens in de matrix te houden, in eindeloze cirkeltjes, als het water scheppen in bodemloze vaten, zoals de danaiden deden, wat een oordeel was. Ze werkten in het huis van de leugen. De Chinvat brug, de ziftende brug, waarop iedere ziel geoordeeld wordt, eindigt of in het huis der leugen, het huis van Druj, of in het huis der liederen, het huis der psalmen, Garodman, het paradijs. Het is het huis van gebed en gezang. We kunnen denken aan Ismael en Abraham die dit huis in de wildernis bouwden, nadat Ismael die lange slopende tocht in ballingschap maakte. We hebben het adonaisme besproken, de worsteling met het wilde zwijn, en het mithraisme, de worsteling met het wilde rund, de worsteling met verschillende vormen van het oervlees. Mithra staat op de brug, en dan zien we een andere yazata, een ander hemels wezen in het zoroastrisme, namelijk Sraosha, de gids op deze brug. Deze brug gaat over de poort van de hel en is smal, de smalle brug. Velen zullen van deze smalle brug afvallen tot het huis der leugens, het huis van Druj, de gehele industrie van roddel en fake news waar mensen zich aan laven, ook vandaag de dag. Het zijn huizen van schrokoppen. Nieuws willen ze, en dat verkopen ze door, en ze vergeten zich te wijden aan geestelijke principes en waarden. Idolen willen ze. Helden die alles voor hen doen, terwijl zij toekijken. Het zijn sportkijkers, de beste stuurlui die aan wal staan. Het zijn toeristen die door een camera leven. Nu, luister goed. Sraosha staat voor het hanengevecht. De haan van het oervlees vloog Sraosha aan in het gnostische sraoshisme. We hebben dus het adonaisme, het mithraisme en het sraoshisme, als drie belangrijke wortels van het christendom die we moeten begrijpen, in de gnostische context. Sraosha stierf door de aanval van de haan, in het gnostische sraoshisme, en werd zelf tot een haan, dragende het hemelse woord, omringd door gebed. Gebed is het wapen van het hemelse woord. Zo is er het hanengevecht tegen het oervlees. Het Sraosha principe is de boodschapper van God, van Ahura Mazda, in het zoroastrisme. Deze hemelse haan is een beeld van het geweten, van strijdvaardige discipline in het onderhouden van de hemelse principes, de hemelse leerregels. Sraosha bestond al voordat het zoroastrisme op kwam zetten, dus we hebben het nu over een hele diepe wortel, die heel diep reikt. De haan van het oervlees is als de tong van het oervlees, het woord van het oervlees. In de nieuwe bijbel in het boek Duizen, de opvolger en vervanger van het boek Exodus, staat hierover in hoofdstuk 18 : 34. De tong van het beest van vlees manifesteert zichzelf als een valse messias om de oude wegen tot Ahn te verbergen, en te veranderen. 35. Het kwam om tijden en wet te veranderen. Het zou worden tot een haan, die ook te vinden zou zijn op de toppen van de kerken. De haan zou aanbeden worden. 36. De wereldse heersers waren geinteresseerd in vechthanen voor de markt, om het volk te amuseren, blind te houden, afgeleid, zodat de elite de controle zou kunnen bewaren. 37. Door het ontvangen van het vlees ontving het volk de tongen van het vlees. Deze tongen brachten verdeeldheid. Dit was altijd het mandaat van de wereldse heersers : 'Verdeel, en heers.' In Behemma 21, de opvolger van Genesis, staat : 45. In de territoriale jacht op de kipgeesten zijn woeste hanen, als kemphanen. Zij vechten onderling en vliegen territoriale jagers aan. 46. Kuta-hanen zijn zwarte hanen met witte, blauwe, paarse of rode kragen. 47. Deze veren hebben een verlammende werking, slaapverwekkend. Het zijn zwaar giftige veren. 48. Jelo-hanen veroorzaken spasme, blokkeren en verwarren de spieren en het zenuwstelsel. Wij moeten de aanval van de haan aanvaarden, en de dood door de haan. Het vliegt ons aan in het leven, opdat we verder kunnen. We moeten het hanengevecht in ons leven aanvaarden. De hemelse haan komt hier uit voort, als overwinnaar, door de dood heen, als de opstanding van het hemelse woord. Het is dus nauw verbonden aan het eeuwige touw wat ons voortleidt. Het verklaart ook de interesse die ik altijd heb gehad voor le coq artikelen. Ik had er schoenen en kleding van, nog steeds zo nu en dan. Het sprak tot me. Het wijst terug op deze dingen. Le coq is een haantje in een driehoek. Je kunt dat zien als de driehoek van adonaisme, mithraisme en sraoshisme, de wortels van Bethlehem, dieper in de Bethlehemse wildernissen. De wilde haan heeft ons toegetakeld, onze ogen uitgepikt. We moeten dit aanvaarden en hiermee verder gaan, het uitwerken. Als we het over de haan hebben dan hebben we het over het verbaliserende vermogen van de mens, van het interpretatie-vermogen, en dan moeten we heel voorzichtig zijn, en beseffen dat de mens een heleboel al dan niet hormonale drugs heeft genomen wat met dat vermogen speelt, en wat het corrupt heeft gemaakt, door en door corrupt. Het heeft de mens tot een zijn drama queen gemaakt. Het woord van het oervlees is drama, want drama verkoopt, maakt jaren ziek op bed gelegen. Hij kon niet naar school, en kon niet buiten spelen. voortdurend slachtoffers. Het hemelse woord is filosofie, geen domzinnig roddelblad. Het hemelse woord is diepte, en heeft zijn eigen drama en tragedie, maar dit wordt uitgevoerd in psalm en proza. Ook is Sraosha, de stem van het geweten, de gids en beschermer van de armen. Het is het idee van hemels loon. Hij wordt ook wel Sorush genoemd, en strijd tegen de Druj, de leugen, het valse loon, het loon van het oervlees. Het Woord is het eeuwige touw, wat alleen maar komt als loon. Dit is waar het Sraosha principe aan verbonden is. De haan is dus de wachter van het huis der psalmen, en de mensheid moet klaar komen met dit geheimenis. Ga diep de tempels in, stop niet waar anderen stoppen. Ga diep tot de fundamenten en de verborgen bronnen. Blijf niet stilstaan, want overal om je heen zie je mensen in zombies veranderen, omdat ze genoegen nemen met alles wat om hen heen is, van de gevestigde orde. Die orde gaat vallen, wanneer wij komen tot de bron. ________________________________ HET POICHOID ZOUT De Orkaan maakte scheiding tussen mensen. Het was gekomen, en mensen zweefden boven de zee. Zieken werden genezen, verlamden, blinden, doven, ernstig zieken, en ze werden tot een andere planeet genomen door de orkaan. Het was de planeet Poichoid, een zeeplaneet met alleen maar eilanden. Het was een woeste planeet. Een jongen zweeft boven de zee. Hij was blij dat het gekomen was. Hij had De orkaan bracht het poichoid zout van de planeet, met rijke mineralen, en het had het voedsel bevrucht. Het opende het zenuwstelsel. Het bracht de mens bovennatuurlijke gaven. De jongen had dat altijd al, maar hij was ziek, zwaar ziek, en voelde zich hopeloos, machteloos. Hij wist dat het zou komen, en nu was het gekomen. De Orkaan maakte scheiding tussen mensen. Een heleboel werden achtergelaten. De Orkaan kwam alleen voor een select genootschap. Het poichoid zout was voor velen dodelijk. Velen konden er lichamelijk niet tegen en werden er zwaar ziek van. Er was niets wat ze konden doen tegen de Orkaan en het poichoid zout. Het was te sterk en het was overal, als een buitenaardse invasie. De Poichoid planeet riep haar kinderen terug, die zij eens uit had gezonden. De jongen was er één van. De jongen lag in het warme water vlakbij een eiland. Daar had de orkaan hem gebracht. Hij werd door een paar natuurvrouwen uit de zee getrokken als een vis. ‘Snel,’ zeiden ze, ‘want de wazen zijn op jacht.’ De wazen waren een soort vissen. De jongen keek hen aan in hun ogen. ‘Ik heb over jullie gedroomd,’ sprak hij. Ze hadden donkere ogen, net als hem. Hij was niet meer zwaar ziek, maar koortsachtig en zwak. Hij rilde. Ze namen hem mee naar een hut. Hij kon gelukkig lopen. ‘Poichoid heeft je genezen,’ zei één van de vrouwen. ‘Het poichoid zout sterkt de mens.’ De jongen knikte. ‘Ik heb van deze planeet gedroomd, voor zo lang,’ sprak de jongen. Maar het eiland begon onder te lopen. De zee bracht haar woeste golven. ‘De wazen zijn aan het jagen,’ spraken de natuurvrouwen. Ze namen hem naar een boot. Ze moesten naar een eiland wat hoger lag. Maar het werd een gevecht met de wazen, die grote, bijna doorzichtige vissen met hoge ruggen. Ze trokken de boot in de diepte. Het schip werd vermorzeld, en de jongen vroeg zich af waarom hij was gegaan. Hij bevond zich op een schip. Er was storm. Er waren hoge golven. De wazen hadden hem te grazen genomen, en daarom hallucineerde hij. Daarom had hij deze dromen, maar het waren nachtmerries. Er werd naar hem geroepen, en hij zag mensen hozen. Uiteindelijk werd hij wakker op een bed. Een vrouw in een witte jurk stond aan zijn bed. ‘Welkom op de planeet Poichoid,’ sprak ze. ‘Hoe ben ik hier gekomen ?’ vroeg de jongen. ‘Door je dromen,’ sprak de vrouw, ‘door het zout van Poichoid.’ ‘Ja, maar de wazen …’ sprak de jongen. ‘Die zijn hier niet,’ sprak de vrouw. De jongen werd weer duizelig en gleed weg. Tranen biggelden over zijn wangen, en hij zweette. Er was alsof iets de hand op zijn mond of keel had gelegd. Hij kan niet goed spreken of helder nadenken. ‘De wazen,’ stamelde hij. ‘Nicht,’ zei de vrouw, ‘die sein hier nicht. Sprach nicht.’ Hij knikte. Hij ijlde in wartaal. ‘Ze hebben me te pakken,’ zei hij.
Page 6
‘Shhh,’ zei de vrouw. ‘Spreek niet.’ Hij zag de wazen in de lucht. Ze waren overal. Ze spraken door de vrouw heen. Hij begon te roepen tot het poichoid zout, maar de vrouw sloeg hem in zijn gezicht. ‘Ik zal je moeten injecteren,’ zei ze. ‘Jij gestoorde gek.’ Ze kwam toen met een injectie spuit en legde het tegen zijn oor aan. ‘Nee !’ gilde hij. De naald ging diep en het werd zwart voor zijn ogen. ‘Kom dan !’ werd er geroepen. Weer had hij het gevoel alsof hij boven alles uitsteeg. Hij was in gevecht met het gif van de spuit. Weer voelde hij zich als liggende in de warme zee bij een eiland. Weer werd hij door natuurvrouwen op het eiland getrokken, gesleept. ‘De wazen,’ zeiden de natuurvrouwen. ‘Ja,’ zei hij, en knikte. ‘Hier ben je veilig,’ zei één van de natuurvrouwen. ‘Geef hem het poichoid zout,’ zei een andere vrouw. ‘Ik kan niet meer,’ zei hij. ‘Misschien heb ik er al teveel van.’ ‘Veel te veel,’ zeiden de natuurvrouwen. ‘Waarom wil je het dan toedienen ?’ vroeg de jongen. ‘Omdat het je helpt,’ zeiden de vrouwen. ‘Veel is goed hier.’ ‘Ja, maar de wazen …’ sprak hij. ‘Ik heb geen geld voor deze dingen.’ Hij was weer aan het ijlen. Hij begon nog wel gekkere dingen te zeggen. ‘Dit zout maakt me gek,’ zei hij toen. ‘Nee, het zijn de wazen,’ zeiden de vrouwen. ‘Die laten jou ons verkeerd verstaan.’ Hij zuchtte diep. ‘Please,’ zei hij. ‘Help me.’ ‘Je hebt het poichoid zout nodig,’ zeiden de vrouwen. ‘Waar is het ?’ vroeg hij. ‘In de zee,’ zeiden ze. ‘Ja, maar daar zijn de wazen,’ zei hij. ‘Nee,’ spraken ze. ‘De wazen zijn van de planeet waar je vandaan komt. Ze doen jou ons verkeerd verstaan.’ Ze namen hem naar een hut. Ze legden hem op een bed. Hij voelde zich zwak en verward. Hij moest wat van het poichoid zout drinken. Toen voelde hij zich beter. ‘Gaat het weer overstromen ?’ vroeg hij. ‘Nee,’ zei één van de vrouwen. ‘De overstroming is op de planeet waar je vandaan komt. Je bent nu los.’ ‘Het poichoid zout ! Het poichoid zout !’ riep hij. ‘Dan is dit de oplossing ! Iedereen moet dit hebben !’ ‘Velen sterven door dit zout,’ sprak één van de vrouwen. ‘Het is alleen maar voor haar kinderen, en zij zullen er door leven.’ Einde
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 8


Page 0
1e Jaargang, nummer 8, 11 juli 2023 WATERVAL BESPREKING VAN HET BOEK ‘DE GEHEIME LERINGEN VAN ALLE TIJDEN’ (1928) van Manly P. Hall Wat de Jezus verhalen verborgen houden – de dieptes van Bethlehem ‘Filosofen worden niet geboren en sterven ook niet; want als ze eenmaal de realisatie van onsterfelijkheid hebben bereikt, zijn ze onsterfelijk. De dwaas leeft maar voor vandaag; de filosoof leeft voor altijd.’ -- Manly P. Hall Het eeuwige touw is een soort ‘draad van Ariadne’ om door het labyrinth te komen en de minotaurus, een beeld van het oervlees, te verslaan. Velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren. Wat betekent dit ? Mijn opa zei dit vaak, die in de hervormde kerk zat, vaak met tranen in zijn ogen. ‘Miljarden gaan naar de hel,’ zei hij, soms huilend. Ook huilde hij soms aan tafel na het avondeten na het lezen in de bijbel. Ik had zo met hem te doen, en begreep hem helemaal. Velen zijn geroepen, weinigen zijn uitverkoren. Hoe kun je daarmee leven ? Het is iets dichterlijks. Velen zullen het zoeken, maar weinigen zullen het vinden, want het pad is smal en de poort is eng, die ten leven leidt. Wat betekent dit ? Velen zijn op de brede weg, maar er zijn ook velen op het zogeheten smalle pad, maar op het smalle pad moet je komen tot het eeuwige touw, tot de draad van Ariadne, anders wordt je op de verkeerde smalle paden geleid, want die zijn er ook. Het is een labyrint, en te zijn op een smal pad zegt niks, helemaal niks. Je moet de Urim vinden, en je Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Letterkunde __________________________________________________________________________ goddelijkheid bereikt.’ volhardend vasthouden aan het draad van Ariadne, het eeuwige touw, anders kom je nooit meer uit het labyrint. Ook moet je de minotaurus verslaan, het rundermonster, een beeld van het oervlees. Velen worden verleid, of laten zich verleiden, door de sirenen. De mensheid zit opgesloten op een sireens eiland, in een sireense gevangenis. Dat is een labyrint. Alleen de draad van Ariadne, in het Etruskaans : Areatha (vgl. Aretha), kan er uit leiden, oftewel het eeuwige touw. Het is een beeld van de urim en de thummim. Die stenen moeten in het labyrint gevonden worden, en alleen zo kan de minotaurus verslagen worden. De mens moet van genade komen tot loon. De matrix is dus zwaar sireens. De mens wordt verlokt door drogbeelden, die de sirenen op de mens afzenden, door de liederen, die als jachtnetten zijn. Dit is een territoriale oorlog, dus ga de machten achter de machten zien. Ga de sirenen zien die over de steden heersen, over de kerken en de samenlevingen, over de landen, en continenten. Alleen door de urim en thummim, en te leren hoe die te gebruiken, kun je deze oerzonden en oerleugens verslaan. Dit wordt uitgelegd in de nieuwe bijbel. De pentateuch moet vervangen worden. Het loon is de kennis zelf. We verdienen zo kennis. Manly P. Hall zei : ‘Het is niet door de lagere natuur te vernietigen dat de mens deugdzaam wordt; het is door de transmutatie en regeneratie van elke basiskwaliteit en houding dat hij Daarom zijn we met deze dingen bezig en steken we onze kop niet in het zand. Je kunt niet zomaar goddelijk zijn, maar moet je eerst aan het goddelijke onderwerpen, het goddelijke eerst gaan leren herkennen. Dat gaat dwars door alles heen, ook door de werken van de voorouders, en vandaar dat de nieuwe bijbel daar ook op aansluit. Eerdere ideeen moeten uitgewerkt worden. We moeten niet opnieuw het wiel uitvinden. Maar Nederland heeft 17,5 miljoen algemene experts, die het allemaal al weten. Zij weten alles al, en weten alles beter dan de ander, en hebben zo zichzelf tot afgod gemaakt. Het is drugs toegediend door de sirenen. Daarom : ga niet alleen maar het smalle pad op, maar zoek ook naar het eeuwige touw. Alleen zij dit het vinden zullen leven. De dwazen weten niet van zichzelf dat ze dwaas zijn. Ze denken dat ze wijs zijn, maar ze zijn eenvoudig te herkennen. Ze missen de socratische basis van het weten niets te weten. Zoals Manly P. Hall zei : ‘Wijsheid komt niet zomaar. Daar moet je om vragen.’ Hij stelde dat de mens is omgeven door een bovenzinnelijk universum waarvan hij niets weet, omdat de centra van zintuiglijke waarneming in hemzelf niet voldoende zijn ontwikkeld om te reageren op de subtielere trillingswaarden waaruit het universum is samengesteld. Daarom : Als je niet tot de diepte van filosofie, theologie en metafysica gaat dan ben je al dood en blijf je dood. Daarom leeft de dwaas alleen maar vandaag, en de filosoof voor altijd,
Page 2
zoals Manly P. Hall aangaf. Hij was een schrijver, gnosticus en filosoof die vele boeken over deze onderwerpen heeft geschreven. Hij leefde van 1901-1990. Hij hamerde op de noodzaak van de brug tussen religie, filosofie en wetenschap. Dit is zeer belangrijk, want afgezonderde religie waar deze brug mist wordt selectief fundamentalisme als een tikkende tijdbom. Dit zien we terug in de extreme takken van religies, die allemaal het kenmerk hebben dat ze niet zijn onderwezen in filosofie, filologie, en etymologie. Ze zijn aan de hersendodende en hartsdodende drugs van de sirenen. Als je niet door blijft leren en alleen maar handeltjes gaat draaien en vechten voor je clanswapen dan nemen boze geesten je over. Ze komen binnen door de gaten in de educatie, daar waar je missing links hebt, daar waar je je tijd verdoet aan nutteloosheden, daar waar je je prioriteiten niet op orde hebt. Velen zijn nieuwsgierig en niet leergierig. Ze blijven in dezelfde cirkeltjes rondtollen en worden zo prooi van de sirenen, die hen meesleuren tot de landen der dwazen. Er zijn overal gevaren. Daarom is de Vreze des Heeren onze leidraad. Alleen die Vreze leidt tot het eeuwige touw. Alleen degenen die het eeuwige touw hebben bereikt hebben daarvan het bewijs. Het is niet iets voor de dwazen. De minotaurus, de rund van het oervlees, dient in ons te verdrinken. Het is een woest beest, als de woestheid en onstuimigheid van de mannelijke fallus. In ‘De geheime leringen van alle tijden’ (1926) schrijft Manly P. Hall dat filosofie om de waarden gaat, en de hierarchie van de waarden, en dat alleen de filosofie dat kan bepalen. We kunnen stellen dat oppervlakkigheid daarin een totale ‘killer’ is, en de beginvorm van het bestaan is nog die dwaasheid, omdat alles nog maar aan het begin is van de evolutie. Er moet nog evolutie komen. Nu zijn we nog in de nachtmerries van de feutus. Er is nog geen wedergeboorte geweest en geen schepping. Hall stelt dat de opdracht van de filosofie is om de oorzaken van dingen vast te stellen, of het hart van de zaak. Filosofie is de wetenschap van de relaties van kennis tot de noodzakelijke doeleinden van de rede, waar Immanuel Kant ook op wijst. Hall noemt de zes disciplines van de filosofie : 1. metafysica, die zich bezig houdt met de abstracte onderwerpen van kosmologie en theologie. 2. logica, die zich bezig houdt met de leerregels van het denken, en de leer van de drogredenen 3. ethiek, individuele verantwoordelijkheid, het bepalen van de aard van het goede 4. psychologie, het onderzoeken van mentale oorsprongen 5. epistemologie, de aard van de kennis en de mate van absolutisme 6. esthetiek, de wetenschap van de harmonie, de elegante nobelheid, of zoals we kunnen stellen de mate van genade en universalisme, de leer van het gracieuze. Hall wijst op Plato die stelde dat de filosofie de hoogste gave was aan de mens gegeven, het grootste goed van de hemel. Hall stelt dat het nu echter allemaal is vervalsd met de meningen van mensen. De nectar van de goden is vergiftigd hierdoor, door de moderne tijd. Heraclitus vergeleek het met de vallende ziekte van het geestelijke. Het is dus een epileptisch verschijnsel. De mens valt voortdurend weg. Hall waarschuwt voor de toenemende oppervlakkigheid van het moderne filosofische en wetenschappelijke denken, juist door het zich overgeven en aangetrokken voelen door het materialisme. Hij wijst op Sir Francis Bacon die stelde dat een beetje filosofie de mens neigt tot atheisme, maar diepte in de filosofie brengt de mens weer terug tot religie. Er moet dus een wisselwerking zijn. Altijd moet de mens toch weer terugkeren tot religie, anders kun je de diepte niet in. Daarom blijven wij ook bezig met het vraagstuk van religie, en blijven wij het uitdiepen. Religie is namelijk de wetmatigheid van de metafysica. Dan hebben we het dus niet over oppervlakkige genade-religie, of geloofs-religie, maar over wetenschappelijke religie. Dan zien we dus ook duidelijk de brug tot de natuur. We hebben het dus over natuurreligie, ook paleolithische religie, de oerreligies, van de primitieve volkeren. Hij heeft het dan over de leer van transmigratie, die ontdekt kan worden in de retoriek en de discipline, dus van jongen worden tot dienstmeisje, tot een plant, een vogel, een vis, en dan zwemmen in uitgestrekte zeeen, wat dus ook een onderdeel is van het geestelijk reizen. Hij wijst dan op Archytas die stelde dat plezier een pestilentie is omdat het in strijd is met zelfbeheersing van het geestelijke. Plato was een leerling van Socrates, die de materie beschouwde als een onderwerp van drogbeelden en generatie, en Plato reisde veel, stelt Hall, en werd ingewijd in de hermetische filosofie van Egypte. Cicero beschreef de platonische filosofie als een samenstelling van dialectiek, natuurkunde en ethiek. Plato beschrijft God als een wezen dat geheel op zichzelf is, de oorzaak is van zijn eigen goedheid, voldoende voor zijn eigen gelukzaligheid, als de eeuwige bron. De Absolute is dus de Ene in de platonische filosofie. God is onsterfelijk alleen door zichzelf. Leren is in de platonische filosofie het herinneren en het objectief maken van alle vorige kennis, ook van vorige levens of van vroegere bestaansvormen. Niemand die onwetend was over de geometrie mocht tot de platonische filosofie komen. Van neoplatonisme tot Nietzsche kan dan een valstrik worden voor de oppervlakkigen, stelt Hall, want de oppervlakkigen lopen weg met het woordje ‘macht’, en zien het als het recht van de sterksten, aards gezien, terwijl Nietzsche erop wees dat de ware macht deugd, waarheid en zelfbeheersing is. De dwazen verkrachten dus de filosofie met harteloosheid, en rukken het uit zijn verband, altijd weer, wat dus de vergiftiging is van de goddelijke nectar. Hall wijst op de hopeloosheid en hulpeloosheid van de materialistische wetenschap waar Henri Bergson op wees, een intuitionalist, die God zag als de voortdurende worsteling met de beperkingen van de materie. Hall wijst op de filosoof Herbert Spencer (1820-1903) die evolutie beschrijft als een steeds toenemende complexiteit met evenwicht als de hoogst mogelijke toestand. Spencer stelt dat het leven een continu proces van homogeniteit naar heterogeniteit en terug is. Spencer stelt dat God oneindige intelligentie en oneindige diversiteit door oneindige tijd en oneindige ruimte is, en zich manifesteert door een oneindigheid van zich steeds verder ontwikkelende individualiteiten. Hall komt tot de conclusie dat filosofie voortkomt vanuit de religieuze mysterien van de oudheid, en dat de filosofie na het verval van de mysterien van religie werd gescheiden, en dat het daarom zo oppervlakkig is. Daarom moet hij die de filosofie wil leren ook de mysterien weer opdiepen. Hij wijst dan op Alexander Wilder (1823-1909), een theosofische neoplatonist, die stelde dat de Mithraïsche riten de mysteriën van Bacchus verdrongen, en dit werd de basis van het gnostische systeem, dat eeuwenlang de overhand had in Azië, Egypte en in het verre Westen. Mithras was gebaseerd op het verslaan van de wilde rund van het oervlees (vgl. de minotaurus). Veel gnostische literatuur is door de eeuwen heen verloren geraakt, vanwege de vijandigheid van de vroege christelijke kerk, stelt Hall. Daarom is het gehuld in diepe duisternis en mysterie. Slechts weinig is bewaard gebleven, stelt Hall. Hij wijst dan op de Serapis cultus, die werd gezien als de ziel van Osiris, het terugtrekken van de wilde rund, wat op een ceremonie wijst waarbij de heilige Apis, de rund, elke vijfentwintig jaar in de wateren van de Nijl wordt verdronken. In principe werd het christendom op dit soort cultussen gebaseerd. Hall wijst dan op een cultus in Bethlehem voordat de Christus cultus kwam. Er was daar een bos van een nog oudere Syrische Heer, namelijk Adonis, ook wel Tammuz genoemd, en Adonai, wat ook veel de naam van God is in het Hebreeuwse Oude Testament. In de Joodse maand Tammuz werd Adonis doorboord door de slagtand van een wild zwijn tijdens de jacht, wat zijn dood betekende. Na drie dagen of maanden stond hij op. Hij vertegenwoordigde de zomer die door de winter, het wilde zwijn, werd vernietigd, door het kwaad. We komen dit verhaal in principe ook tegen in de grondteksten van de oude bijbel, en in de Halal. Wij moeten de slagtand van het zwijn aanvaarden. Eerst sterven we in de worsteling met het zwijn, wat een beeld is van het oervlees, van de hebzucht en de ongehoorzaamheid. Ook Attis, die een oudere Frygische, Turkse Heer was, werd gedood door een zwijn. Het laat zien dat we de worsteling met het oervlees moeten aangaan, en dat daarin ons eigen vlees zal sterven, ons oude leven, maar dat daardoor het nieuwe leven zal opstaan. Uiteindelijk wijst dit allemaal terug op het jachtsleven van Ezau. De cultus van Adonis, van Adonai, waar de Joden hun naam voor God aan ontleenden, was een grote cultus in Israel, Syrie, Libanon, Kanaan, Babylon, Egypte en Griekenland, die zich overal verspreidde. Dit was wat later de Jezus verhalen verborgen gingen houden. Uiteindelijk moeten we terugkeren tot het diepere Betlehem, het vroegere Betlehem, en worstelen met het zwijn van de oerhebzucht. Door allerlei genade en geloofspraatjes van het westerse christendom werd dit ondergesneeuwd. We moeten de slagtand van het zwijn aanvaarden die ons doorboorde. Eerst zullen we omkomen in deze strijd, omdat onze oude natuur moet sterven, en daarom is de slagtand van het zwijn ook het mes der besnijdenis. Daar wijzen de Attis mythologieen uit Turkije ook op, want daarin werd het gevecht met het zwijn, waarin Attis stierf, vergeleken met de besnijdenis of ontmanning van Attis. Alle valse mannelijkheid, alle valse natuur, moest eraf. Het zwijn van het oervlees in hem moest sterven, en hij moest wedergeboren worden in het zwijnenbloed, zoals Mithras wedergeboren moest worden, gedoopt moest worden, in het bloed van het rund van de oerzonde. We moeten ons niet helemaal blindstaren op het bloed van Jezus, maar zwijnenbloed moet stromen. Het vlees moet eraf. We moeten belijden : Ik aanvaard de slagtand van het zwijn. Ik aanvaard de dood door het zwijn. Ik aanvaard het lijden door het zwijn. Ik aanvaard de doorboringen door het zwijn. Zo overwinnen we uiteindelijk dit verschrikkelijke beest van het oervlees, deze behemoth, waar de nieuwe bijbel, de rv-bijbel, ook uitvoerig over gaat, en de halal. Pas dan kunnen we zeggen : ‘Het is volbracht.’ Hierdoor stond Adonis na drie dagen of drie maanden weer op, en natuurlijk is dat symbolisch. Ook in die dagen was het ontspoord, was er persoonsverheerlijking in plaats van principeverheerlijking, waar Ezechiel ook over klaagde. We moeten leren met religieuze gedachten te
Page 4
werken zonder ze te accepteren, in de zin van dat we tot de principes moeten komen en die uitwerken en het niet laten ondersneeuwen in oppervlakkige persoonsverheerlijking. Hall wijst op de leerregels van Pythagoras die belangrijk zijn. Pythagoras stelde dat vlees eten het zicht vertroebelde, en dat rechtsprekers geen vlees mochten eten daarom. Het denkvermogen werd namelijk ondermijnd door het vlees eten. Zouden ze toch rechtspreken terwijl ze vlees aten dan zou het niet bedachtzaam en eerlijk genoeg zijn. Pythagoras stelde dat alles in de natuur deelbaar is in drie delen. Alle dingen bestaan uit drie, wat ook weer de opstanding van Adonis na drie dagen of maanden verklaard. Pythagoras verdeelde het universum ook in drie delen, namelijk de Allerhoogste wereld, de hogere wereld, en de lagere wereld. In welke wereld leef je ? Velen gaan tot de hogere wereld, maar niet tot het allerhoogste. Velen zijn dus op het smalle pad, maar toch wijken ze af, omdat ze niet streven naar het eeuwige touw, de heilige gebondenheid. Ze geloven het allemaal wel. Ze zijn gebonden aan personen, niet zozeer aan principes. Ze hebben water bij de moedermelk gedaan. We hebben velen op het smalle pad, maar velen hebben hun eigen smalle paden gemaakt. Velen zijn in slaap gesust door de christelijke slaapliedjes van geloof en genade, en baseren daar hun gerechtigheid op, en hebben niet ten diepste geworsteld met het zwijn van het oervlees, van de hebzucht en heerszucht, en ze hebben de slagtand die hen doorboorde niet aanvaard. ‘Ons mag geen pijn gedaan worden. Wij willen alles hebben. Wij moeten alles hebben. Wij willen de tucht niet.’ Ze eten nog vlees, letterlijk of figuurlijk, en daarom is hun denkvermogen vertroebeld, en zijn hun prioriteiten omgedraaid, en zo volgen ze hun eigen wegen, in roekeloze dwaasheid. Ze willen dingen niet in een groter verband zien, want dan zouden ze omwegen moeten maken en studeren, zouden ze tot de dieptes van Bethlehem moeten gaan, in de wildernissen van Bethlehem, tot de grotten van Adonis. Pythagoras stelde dat we op niet bezochte paden moesten wandelen, en niet op de openbare paden. Degenen die dus naar wijsheid zoeken moeten dit in eenzaamheid doen. De tong moest beheerst worden, en de mens moest het eeuwige volgen. De mens moest dus eerst leren zwijgen, tot de verstomming komen, waar de nieuwe bijbel ook diep op ingaat. De mens moest niet proberen de geheimen van het leven te ontrafelen zonder spirituele en intellectuele verlichting. Het probleem is dat de mens wetenschap buiten God en de filosofie heeft opgericht. Dat is een vergiftigde wetenschap dus, zeer giftig. Zoek de dingen die boven zijn in plaats van aardse goederen op te hopen. Laten we beseffen dat Pythagoras een presocratische filosoof was die dus ook Plato heeft beinvloed. Als we het over de Joodse Heer hebben, een van de namen van God in de oude bijbel, Adonai, dan heeft dat een enorme diepte, en laat het dit aspect zien, niet als een persoon maar als een principe. Het gaat om het Adonaiprincipe van sterven aan het vlees in de strijd, wat ook de betekenis is van Jehovah. Daar komt het telkens weer op neer. Adonai gaat over de strijd tegen het zwijn van de hebzucht. Waar men van die strijd afwijkt, komt men in persoonsverheerlijking, persoonscultussen, zoals in het westerse christendom. Is Jezus een koning ? Ja. Moeten we alles aan de voeten van Jezus neerleggen ? Ja, maar dan meer als een Jezus-principe. Eren en vereren is iets heel anders dan afgoderij. Het gaat om het Jezus-bewustzijn, en verder moeten we afkicken van buitensporige Jezus-verafgoding die al deze waarheden hebben ondergesneeuwd. Het volk is zwaar aan de drugs, en het komt ook in allerlei andere vormen. Mijn oma zei altijd, wat ik me nog goed kan herinneren en wat me ook wel op de lachspieren werkte vanwege dat ze dat altijd zo super vroom en heilig uitsprak : ‘Die gelooft en gedoopt zal worden, die zal zalig zijn.’ En dan met de nadruk op ‘die’. ‘Die zal zalig zijn.’ Mijn oma was dan wel zwaar christelijk, maar ze geloofde ook dat Valhalla de hemel was, wat het Germaanse paradijs is. Daar sprak ze over, en dat vatte ik als kind goed op. Daar kon je alleen komen als je in de strijd zou sterven. Daarom waren de Germanen ook zo bang voor een natuurlijke dood, en lieten zich soms op hun sterfbed door een speer doorspietsen. Het heeft een diepe en grote waarheid in zich, namelijk dat we met het oervlees moeten worstelen, en eerst zal dit zwijn ons doden, opdat we afsterven aan ons zelf, aan ons oude leven, dus daarom moeten we de zwijnenslagtand aanvaarden en dragen in ons. We hebben dit nodig. Het gaat er niet om wat we willen, maar om wat we nodig hebben, en daarom bidden we dan ook : ‘Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede,’ want de hemelse wil is de hemelse kennis. ‘Die zal zalig zijn.’ We hebben het dan niet zomaar over een waterdoop of doop in het geestelijke, maar over de doop in het zwijnenbloed van de oude natuur. Alleen als we dit zwijn confronteren zullen we overwinnen. Dat is waar Adonai voor staat, en dat loopt helemaal terug tot Edom, wat trouwens de naam was van het paradijs in de Septuagint. Niet Eden, maar Edem, Edom. We komen dan uit bij Ezau, in het Edomitisch Judaisme, het jagersvolk, wat een geestelijke waarheid draagt, en Edom werd ook het wijsheidsvolk genoemd. Daar wijdt ook de nieuwe bijbel veel aandacht aan, en dit moet om de verhoudingen tussen het christendom en de islam te herstellen. De zegels moeten verbroken worden, de muren, en er moeten bruggen gebouwd worden, en deze verborgen bronnen moeten besproken worden, en gebracht tot de mensen, opdat zij hun zielen ook daarin kunnen zaligen. Er is een enorme dreiging van de islam omdat deze missing link ontbreekt. Vandaar dat de nieuwe bijbel wel moet komen. Mijn oom nam ons eens mee naar het bos in de avond, en toen gingen we op zoek naar wilde zwijnen. Het was al donker, maar we vonden ze niet. Toch was dat heel spannend. Later kreeg ik een boek van hem over de oude beschavingen, van Babylon, Assyrie en Perzie. Ik schreef hem ook eens een brief en toen had ik een beeld van een bos met een zwijn bij een grote steen. Het wijst allemaal terug op deze dingen. Hij woonde altijd bij ons in de straat. Hij droeg die geheimenissen met hem mee. ________________________________ DE SLAGTAND VAN HET ZWIJN Er was een magisch verschijnsel in het paradijs waardoor de mens doorboord moest worden : de slagtand van het zwijn. Daarbuiten was alles slechts illusie. Wij hebben de slagtand van het zwijn nodig om ons los te maken van het vlees. Het Adonaisme ligt verborgen en bedolven onder de opkomst van het westerlijke christendom. Daarom is de Halal er, en daarom is er de nieuwe bijbel, de rv-bijbel, oftewel de Rodenberg Versie. En daarom schreef Manly P. Hall hierover in 1928. De dertiger jaren en de veertiger jaren waren de slagtand van het zwijn. Dat moeten we aanvaarden. De slagtand van het zwijn is de tucht. Het grijpt weer terug in het verleden. De eerste wereldoorlog was een onafhankelijkheids-oorlog, de strijd tot emancipatie, wat resulteerde in de Spaanse Griep, de corona van die tijd, aan het einde van de tiender jaren van de jaren 1900. Tammuz, de babylonische Adonis, werd tijdens de jacht door een wild zwijn aan een boom gespietst. Komt ons dit niet bekend voor ? Werd Jezus niet aan een boom gespietst ? Maar we hebben enkel in het westen het halve verhaal gehoord. Het ligt verborgen in de dieptes van Bethlehem. Toen Adonis bij zijn geboorte vast kwam te zitten maakte een zwijnenslagtand hem ook los, zodat hij geboren kon worden. De slagtand van het zwijn is dus nodig voor onze wedergeboorte. We hebben het dan over leringen van het oer-Israel, die later werden weggekapt door het opkomende christendom. In het Roggebot bos bij Kampen hoorde mijn tante ineens gesnuif achter haar en ze probeerde weg te rennen. Ze dacht dat het haar middelste broer was, maar het bleek een wild zwijn te zijn. Dat soort dingen laten je niet meer los. Ik heb ook al heel lang een beeldje van een wild zwijn op de kast staan. De geschiedenis roept. De mens heeft dingen over het hoofd gezien. Je moet de zwijnenslagtand aanvaarden die je doorboort. Altijd maar weer prijst die het opgepofte. Kijk maar eens om je heen hoe de mens houdt van het opgeblazene, het pronkende, altijd maar weer haantje de voorste. Nederigheid wil de mens niet. Je kunt zeggen als je in zo’n wereld leeft : ‘Het is om te janken’, maar besef dat God een dichterlijk en prozaisch verschijnsel is. Het is een verhaal. Je moet de slagtand van het zwijn die je doorboort aanvaarden. Alleen zo is er wedergeboorte en de overwinning en overstijging van het oervlees. Je ziet het om je heen. De mens heeft een hang naar het snelle en naar bluf. Het brede pad, het gemakkelijkste pad, en dat noemt de mens mooi en knap. De mens is verleid door de sirenen, door de verboden vrucht van gemakkelijke, aardse kennis. Het spuit er zo in voor twee kwartjes. De mens laat zich bedriegen door zijn zintuigen. Oh ja, koel, gaaf, knap, mooi, ja heerlijk, want de mens wordt door het oervlees bevredigd, lekker snel aan je trekken komen, hoef je niks voor te doen, want het is immers goedkoop : geloof en genade. Ze nemen er genoegen mee, denken niet voor henzelf. Ze glijden met de dode massa mee, wat zalig is voor het vlees. Je ziet de zwijnen om je heen die zich volvreten en dronken zijn. Je mag geen parels voor de zwijnen werpen. Geef jezelf niet aan hen over. Werp je niet voor hen neer. Je moet met de zwijnen worstelen, en zeer zeker raak je gewond in die strijd door de slagtand van het zwijn, maar dat moet je aanvaarden, want je hebt het nodig. De wond door het zwijn is een belangrijke wond, want het bevat je eeuwige leven. We moeten daarom de slagtand van het zwijn in ons hart ontvangen. Dit is de oerreligie, zoals het in het oer-Israel werd gepredikt. In deze religie gaat het dus niet zomaar om kennis en loon, maar om de overwinning over de zonden, dus we spreken over een oorlogskennis en een oorlogsloon. Verzaak de oproep tot de strijd niet, en de oproep tot de wilde jacht. Het gaat niet alleen om het aanvaarden van de slagtand van het zwijn, maar ook om het aanvaarden van de worsteling met het zwijn. ________________________________ HET ORAKEL Ik kwam aan in de hemelse stad. Het ging door een geboorte. Ik was toegewezen aan een vader en een moeder. We woonden in een flat. Het was in het winkelcentrum wat gigantisch groot was, reusachtig. Zoveel winkels, zoveel ideeen. Elke dag gingen mijn ouders daar winkelen en namen mij mee. Elke dag gingen ze daar studeren, in de boeken lezen, en deden wat werk. Soms was er een oppas, een
Page 6
wat oudere vrouw, een oudtante. De hemelse stad lag aan zee. Het was prachtig. We gingen er vaak naartoe. Vader en moeder hielden van het strand. Er leefden prachtige wezens in de zee, met waaiers, en zeemeerminnen. Moeder was zo mooi, zo lief, en ze spraken beiden vaak over de zeemeerminnen. De zeemeerminnen hadden ons hier gebracht. Ook vader en moeder werden hier eens geboren. Het was hier altijd prachtig weer. En ze vertelden me verhalen, over zeemonsters, en hoe de zeemonsters velen gevangen hielden, en dat wij ook ooit eens gevangen waren door de zeemonsters, maar dat we door de zeemeerminnen waren bevrijd en hier gebracht. Ik wilde teruggaan om de anderen te bevrijden, maar ik mocht niet. Het was te gevaarlijk. Ik moest in de stad blijven. Ik moest blijven door studeren, net zoals vader en moeder. Maar ik dacht vaak aan hen die nog gevangen waren door de zeemonsters. Vader en moeder zeiden dat ze uiteindelijk hier wel zouden komen, als de tijd rijp zou zijn. Ze moesten eerst heel diep gaan, anders zouden ze hier nooit kunnen komen. De zeemeerminnen selecteerden ze. Ik was de zeemeerminnen dankbaar. Overal door de stad hingen posters van hen. Ze waren prachtig, net zoals mijn moeder prachtig was. Vader was sober, heel stil, heel ingetogen, bijna timide. Vader droeg een duister geheim. Hij groeide op tussen de zeemonsters voordat hij in de hemelse stad kwam, en hij was één van hen. Hij moest toen van de zeemeerminnen een drankje drinken om geen zeemonster meer te zijn, want hij wilde het niet meer zijn. En zo mocht hij ook geboren worden in de hemelse stad. Hij was nu beminnelijk. Ik hield van mijn vader en moeder, zoveel, want zij hadden mij ook gered, en nieuw leven gegeven in de hemelse stad. We kwamen allemaal van diep. En God was een orakel, beschreven met teksten. En vaak bezochten mijn vader en moeder met mij het orakel. En het was prachtig. Het nam ons mee, op prachtige, leerzame vakanties. Ik hield van de reizen door het orakel, met het orakel, in het orakel. Het was het prachtigste wat er was. Ik zag de zee, en het nam ons mee, naar de eilanden, waar we primitief leefden. En het nam mij soms ook alleen mee, weg van vader en moeder, zo ver weg, en dan moest ik in mijn eentje zien te overleven, of ik kwam daar anderen tegen, maar het orakel was altijd met mij. En het orakel sprak woorden van diepe liefde, en het liet de zeemonsters zien, die ook deel waren van het orakel. Alles paste in het orakel, en alles kreeg een andere en diepere betekenis in het orakel. Het orakel was mijn onderwijzer, mijn gids en mijn tolk. En ik zag de diepe liefde tussen de zeemeerminnen en de zeemonsters, en dat niet alle zeemonsters slecht waren. Er waren vele gradaties tussen goed en slecht en tussen liefde en haat. Ik kreeg ook de andere kant van de zeemonsters te zien, en dat velen kwamen tot nieuwe geboorte in de hemelse stad. Ik zag de diepe liefde tussen de zeemeerminnen en de zeemonsters. Ze wisten gif te transformeren tot medicijn. In hun gedachten was alles anders. Maar de strijd ging door, en het reddingswerk. Sommigen van die monsters waren door en door slecht, en veranderden maar niet. Het was een steek van het orakel, en het ging diep. Waarom, waarom, waarom ? vroeg ik me af, als ik de diepste duisternissen zag. Hier durfden zelfs de zeemeerminnen niet te komen. Hier zouden ze nooit hun weg kunnen vinden. Het was te diep en te duister. En ik zag de zeemonsters daar als verborgen eilanden, als eilanden onder de zee, eilanden onder de grond, en ik was verbaasd, hoe vruchtbaar dit land was. Hadden ze het opgeslokt ? Het was onderdeel van het orakel. Het was de achterkant van het orakel, een kant die ik nog niet kende. Het was een droom voor hen die het konden peilen. Ik keek als door gaas, en zag mijn moeder. Vanuit hier hadden ze haar ooit gered. Niet de zeemeerminnen, maar God zelf. En het orakel troonde in de grote hemelse stad, en liet de dieptes zien, de dieptes waar wij vandaan kwamen. En God was een groot getal, zo groot dat het niet te peilen was. En het getal werd telkens groter, en steeds diverser. En het mengde zich overal doorheen. ________________________________ HET UNIVERSUM VAN PYTHAGORAS ‘In een nachtvisioen, in een droom, werd het eerste Korinthe afgebeeld als een groep opgeblazen jonge mannen die met hun lichamen pronkten. Zij waren ver weg van het goddelijke, paradijselijke lichaam van de schepping. Met hun lichamen doofden ze de ziel uit, en deden aan zelfverheerlijking. Zo mogen we afstand doen van het eerste, opgeblazen Korinthe. Ook Laodicea wordt opgeroepen om tot de wildernis van God te komen.’ Kamba 14:11,33,34 Ik had een droom dat ik iets moest doen omtrend Israel, en ik was thuis iets vergeten, dus ik liep terug. Er waren nieuwe buren en ik sprak even met ze. Ik zag toen ergens een gigantische paashaan waar mensen langsheen moesten zien te komen. De mens moet een nieuw beeld krijgen van pasen. Het heeft te maken met het worstelen met het zwijn, en de zwijnentand. De mens bevindt zich op zeer dun ijs, en heeft over alles een grote mond, speelt over alles een expert, en rechter, zonder door enige kennis te worden verhinderd. Educatie neemt de mens niet serieus. De mens sjoemelt overal tussendoor, al smokkelend, en gaat over lijken. De bewijzen zijn zoals gewoonlijks flinterdun, waarop de mens zijn leven bouwt. Macht willen ze hebben, geen educatie. Korinthe stond voor opgeblazenheid, en Laodicea stond voor lauwheid. Deze dingen werken met elkaar samen, wekken elkaar op, als een vicieuze cirkel. Het zijn draaikolken veroorzaakt door sirenen. Alleen het eeuwige touw brengt er doorheen, en je te wijden aan de worsteling met dit zwijn. Ik kwam vannacht in een droom ook weer mijn oude karate leraar tegen in het winkelcentrum. Hij zei dat hij naar me op zoek was, wat ook weer op deze dingen wijst. Het gros van de mensen leeft langs alles heen. Het gaat om die enkelingen, en dat moet ook wel, want als dit contrast er niet was, dan zou het de enkeling verlammen, als alles al door de grote massa’s gedaan zou zijn. Dan zou de enkeling geestelijk sterven, geestelijk verlamd raken, en dan stelt het niets voor, dan is het niet beproefd. Het is dus een noodzakelijke kunstvorm in de dichterlijkheid dat er maar weinigen binnen zullen gaan, terwijl velen het zoeken. Ook velen zoeken het niet. We komen dus weer uit bij de onderverdeling van het universum van Pythagoras, de leraar van Socrates, Plato en Aristoteles : de Allerhoogste wereld, de hogere wereld en de lagere wereld. In welke wereld leef jij ? Waar wil jij leven ? Het gaat er niet om waar je van buiten bent, maar waar je van binnen bent. Als je om je heen kijkt dan zie je dat iedereen weer wat anders van je verlangt. Ze spreken elkaar allemaal tegen. De ene wil dat je dit doet en denkt, en gelooft, en de ander wil dat je dat doet en denkt en gelooft. Heb je dat opgemerkt ? Heb je opgemerkt dat het nooit goed genoeg is ? Dat je het nooit goed kan doen ? Je kunt tegen ze zeggen dat ze allemaal weer wat anders zeggen, dus dat het dan niet klopt, maar je zult merken dat maar bar weinig mensen daar gehoor aan geven. Ze gaan toch wel door, hoe dan ook. Wat moet je dan doen ? Neem alles cryptisch, en probeer het shamaanse medicijn in hen te vinden en trek dan verder. Worstel met het zwijn, aanvaard de zwijnentand, en maak gebruik van zijn onderdelen. Maak gebruik van de diversiteit en de variatie van het leven. Die moet er wel zijn, anders is er geen prikkeling. Ga ook op zoek naar de harmonie achter alle dingen. ________________________________ DE NONNENKOREN Alles word gemaakt van spiegelingen, alles wordt gemaakt van spinnenrag, alles stroomt voort vanuit de spiegel van het oer, van de eeuwige jeugd, alles komt voort vanuit de rode hof, waar de oude nonnenkoren zijn, zo oud en blind en doof, terwijl ze denken dat ze zien … maar ze zien niks … ze bewaken de eeuwige jeugd … vervroegd met pensioen gegaan … altijd lekker willen eten, altijd maar gulzig willen zijn, zij willen niet werken, niks doen, lekker makkelijk, alleen maar lekker eten willen zij, zo doen ze hun dansjes, die ouwe nonnen in hun optochten, vanuit de rode hof komen zij, slechts spiegelingen … slechts spinnenrag … bewakende de eeuwige jeugd … kannibalen zijn zij, gulzige kannibalen … Joost zag het niet meer zitten, Joost zag het niet meer staan, Ze willen alleen maar zitten, ze willen alleen maar staan … niet meer werken, niets meer doen, niets meer leren … niets meer willen zien, maar ze denken dat ze zien … gulzige kannibalen zijn zij … zo doen ze hun dansjes … ouwe nonnendansjes … daar gaan ze door de tuin … trage gezangen … kannibalen liederen … lekker willen eten, niets meer willen doen, ze bewaken de eeuwige jeugd … ze bewaken de spiegel … een valse spiegel hebben zij opgericht … zij zijn altijd de mooisten in het land … zij zijn ook de allerblindsten … daarom zag Joost het niet meer zitten … hij zag het niet meer staan … ze willen alleen maar eten … ze willen alleen maar staan … alleen maar zitten … alleen maar uitrusten … niets meer te doen …. Joost zag het niet meer zitten … de eeuwige jeugd bewaken zij … de bibelebonse pap …. Joost zag het niet meer zitten … wat een ongein … Joost zag het niet meer staan … Ze willen alleen maar zitten … ze willen alleen maar staan …. Joost had het helemaal gehad met die kannibalen … met die stoeten van ouwe nonnen door zijn land … hij kon er niets tegen doen … hij was ten einde raad …. toen is hij naar een ouwe heks gegaan, die roerde in haar ketel … wat wil je weten … dat zijn wij vergeten … niemand kon hij nog vertrouwen … allen gingen ze achter de optochten van de ouwe nonnen aan … achter de muziek aan … wat een domme dansjes … kannibalen zijn zij …. lekker gulzig willen eten …. altijd maar weer eten … niets meer bijleren …. blind zijn zij, en
Page 8
doof …. zij horen het geschreeuw niet meer van hen in grote pijn …. zij zijn te oud geworden …. zij zijn met pensioen gegaan …. geheel afgestorven …. nee, zij horen niks meer …. en luisteren doen ze niet … ze zijn te oud voor die dingen …. en nu doen ze hun dansjes, en hebben hun feestjes …. nu leven ze om te eten …. kannibalen zijn zij … gulzige kannibalen …. alles willen ze hebben, maar ze hebben niks …. stokdoof zijn zij, en steke blind … zo drijven zij voort … gedreven door de wind … gedreven door de gulzigheid …. Joost zag het niet meer zitten, Joost zag het niet meer staan …. ze willen alleen maar zitten … ze willen alleen maar staan …. niets meer doen, alleen maar gulzig eten, dan gulzig dansen, en dan slapen ze … Joost ging toen naar een andere heks, maar dat was ook allemaal hetzelfde … toen vluchtte hij naar de rode hof, maar daar waren ook alleen maar heksen … Joost is gekomen met z'n bibelebonse pap … Joost is gekomen met z'n biblebonse pap … Hij neemt een hap … Hij zag hun domme dansjes … als ouwe nonnen gingen ze daar … door de hele tuin, door het hele land, en ze namen ouder en kind mee … wat een optocht … De nonnen, zij bewaken het zo goed, en Joost kon niet uit zijn nachtmerrie komen … Koning pap wat heb je dan gedaan … De nonnen hebben het gedaan ! Joost zat onder de nonnen. Ze hielden hem overal vast, aan z'n armen en benen, en probeerden hem te wassen. 'Wie zijn jullie !' riep Joost, maar ze antwoordden niet … Koning pap wat heb je dan gedaan … De nonnen hebben het gedaan ! Joost had een zware nachtmerrie ... Uit : Amazone Bijbel Romans, Korte Verhalen I, de Nachtregen, uitgave : coab ________________________________ HET SNOEP ORAKEL Niemand werkt natuurlijk voor niets. Ik had hard gewerkt voor klinkende munt. Ik was bij het snoep orakel aangekomen. Het was hier waar mensen deftiger begonnen te spreken, alsof ze iets groots te verbergen hadden. Droom ik ? vroeg ik. Nee, het is echt, zeiden ze, een EGT, een hersenprogrammaatje wat via echopeiling je hersenen scant. Ik had tijden moeten werken voor ene heer G. van Genis, en nu was ik hier. Hij had mij uitbetaald met klinkende munt. Iemand die naast mij stond had gewerkt voor ene heer Z. Iekenhuis. We moesten allemaal wachten op ene heer S.R. Vies, want die moest namelijk het snoep orakel uitleggen, en die kwam maar niet, en we begrepen er allemaal niks van. Het was hier waar mensen weer begonnen om te keren. Ze wilden er niet op wachten. Op het laatst waren alleen ik en degene die voor de heer Z. Iekenhuis had gewerkt overgebleven. We wisten wel wat volhouden was, dus we wilden het nog niet opgeven. Pas toen het nacht was geworden kwam de heer S.R. Vies eindelijk. Nou, daar zul je hem hebben, zei ik. Degene die naast me stond zei toen : Leg nu het snoep orakel uit. We hebben al lang genoeg gewacht. Maar de heer S.R. Vies ging zich toen geheel uitkleden, en ging toen een bosmeertje in, vlakbij. Wij volgden hem. Nou, komt er nog wat van ? Hij deed net alsof hij ons niet zag. Toen zijn we ook maar het bosmeertje ingegaan. Nou, het zit namelijk zo, zei hij ineens. Het wachten is nog op de heer K. Onijn. We hebben toen ik weet niet hoe lang in het bosmeertje gewacht, totdat de ochtend viel, en toen kwam eindelijk de heer K. Onijn aanzetten, maar die zei ook niets. Die zei toen een half jaar later dat we nog moesten wachten op een zekere heer E.K. Hoorn, en toen is degene die voor de heer Z. Iekenhuis had gewerkt boos weggelopen. Nu was alleen ik nog over met deze vreemde heerschappen. Ik kon er naar fluiten. De heer E.K. Hoorn kwam gewoon niet opdagen, hoe lang ik ook wachtte. Ik werd toen ook heel kwaad, en zei : Dat hele snoep orakel zal me worst wezen. Direct toen ik het had gezegd kwam er een zekere heer M. Elkman aanlopen. En die heeft toen het hele snoep orakel voor me uitgelegd. Het was zo'n lang verhaal, en het ging zo snel, dat ik er niks van kon verstaan en ook niks van kon onthouden. Ik zei kwaad : Waar doe ik het allemaal voor ? Toen zeiden ze dat ik blij moest wezen dat iemand tenminste de moeite deed om het uit te leggen. Ik zei dat het een orakel op zich was. Maar toen begon de heer M. Elkman zo kwaad te worden, en ik wist nog steeds niet wat hij zei. Ik heb nog nooit iemand zo kwaad zien worden. Hij explodeerde gewoon, en begon het hele snoep orakel aan stukken te slaan. Ik keek naar de scherven en zag mijn hele leven op de grond liggen. Ik keek toen op en zag een vrouw die al die tijd in het snoep orakel had gezeten. Ze zei : Maak jij het snoep orakel weer in orde ? Als je klaar bent mag je de suiker smelten. En zo moest ik werken en werken voor deze vrouw. Haar naam ? S. Lager-Hoorn. Ze bleek de vrouw te zijn van de heer E.K. Hoorn. Ik vroeg haar waar haar man bleef. Die zou immers het snoep orakel uitleggen. Ze zei niks. Toen ik na vele jaren het hele snoep orakel bijna af had kwam de heer E.K. Hoorn eindelijk, maar begon ook het snoep orakel in stukken te slaan, en ging er toen met zijn vrouw vandoor. Waar doe ik het allemaal voor ? vroeg ik mezelf af. Ik keek naar de stukken van het snoep orakel. Ik was helemaal klaar met dit snoep orakel. Ik was helemaal alleen en weende mijzelf de nacht in. Ik was moe van alles en viel in slaap. Ik droomde over het snoep orakel. Ik keek ernaar en zag het bewegen, en draaien. Het waren wielen. En ze maakten hele mooie schakels en verbindingen. Wijs, zei ik, wijs. Ik wist dat ik niet voor niets had gewerkt. Toen ik wakker werd keek ik naar het gebroken en verwoeste snoep orakel, en ik wist nu wat het betekende. Het sprak tot mij. Het was een stem die op geen andere manier tot mij zou kunnen komen. Dit was de enige weg. Kijk naar het snoep orakel, alleen als het gebroken is, versta je de weg, Kijk naar je eigen leven, alleen als het gebroken is, begrijp je wat ik zeg Alle letters op een rij, Nu komt het door, nu keert het tij, Je moet er nog een keer naar kijken, als de traan doorbreekt, dan proef je pas echt, wat het daadwerkelijk heeft gezegd Geen machine werkt zonder olie, Geen snoep orakel zonder traan, Je moet het in je eentje klaren, Je kunt het best, deze dingen komen alleen, als de muren zijn doorbroken … Strijd tegen je vlees tot tranens toe, tot zwetens toe, tot bloedens toe, tot zadens toe, Muren doorbreken en zaaien, De bijen zullen de honing kweken, voor het snoep orakel ... Uit : De Kaars van de Gillende Jongens, uitgave : rgg ________________________________ DE MUURBIJ 3 – HONING UIT DE MUUR Waarom worden we soms, of misschien wel heel vaak, geblokkeerd in ons leven, en zit er voor ons niets anders op om als muurbijen te leven ? Misschien zijn die dikke muren er wel om ons ergens tegen te beschermen ? Er zijn ook andere realiteiten die soms voorrang krijgen. We hebben te maken met een interdimensionaal verkeerssysteem. Wij zijn niet de enige levensvormen. Er zijn zoveel andere levens-energieën, en ook horen die weer bij ons. Soms kan zich dat heel wrang vertalen en zijn tranen onze honing. Zo liep ik eens een bruggetje over het park in. Er stond daar een huilend meisje met haar pop. Ik nam het meisje in mijn armen en vroeg er wat er loos was. Ze kon niet praten. Ik heb haar toen naar huis genomen, en gaf haar wat te eten en te drinken. Ik vertelde haar toen over de bijtjes, en toen kon ze weer lachen. Ze zei toen dat ze haar vader en moeder kwijt was. Die waren dood. Ik zei dat ze wel bij mij mocht wonen, dan zou ik haar vader wel zijn. Ze gaf toen haar pop aan mij uit dankbaarheid, maar ik zei dat die pop voor haar was, en dat ze nog veel meer poppen van me zou krijgen, en bijen. Ik liet haar er een paar zien. Ik had nog wel een extra kamertje, dus dat kon haar slaapkamer worden. Er stonden nog wat poppen en ook bijtjes. Ze was daar heel blij mee, en wilde graag dat ik haar pop in mijn kamer zou houden. Dat beloofde ik haar, dat ik ook goed voor haar pop zou zorgen. 'Mijn pop heeft ook geen vader en moeder meer. En ik ben maar een kind. Kun je ook de vader van de pop zijn ?' had ze gevraagd. Blijkbaar was de last van de pop te groot voor haar, dus heb ik de pop naar mijn kamer genomen. Nu, na al die jaren, is het meisje groot. Ze is als een muurbij nu. Dat heb ik haar geleerd, om honing te onttrekken aan de muren in het leven. Op een dag zei ze tegen mij : 'Heb jij geen vader en moeder ?' Ik zei : 'Ik heb een muurbijenkoningin.' Ze wilde de muurbijenkoningin toen ook zien, maar ik zei tegen haar dat die achter duizend muren was. Ik kon haar alleen maar leren honing aan die muren te onttrekken. Echte muurhoning, als dromen tot haar komende. Op een dag vertelde ze me dat ze over de muurbijenkoningin had gedroomd. 'En ?' vroeg ik. 'Het was heel prachtig,' zei ze. 'Ze had een witte jurk aan, met een prachtige witte hoed met gaas, en op haar jurk waren ook wat bloemetjes.' 'Zeer poëtisch,' zei ik toen. 'Heeft ze ook nog wat tegen je gezegd ?' 'Nee,' zei ze. 'Ze gaf me een potje muurhoning, en toen vloog ze weg.' 'En toen ?' vroeg ik. 'Ik volgde haar,' zei ze. 'We kwamen in de muurbijenkorf. Toen keek ze me stralend aan, en gaf me een omhelzing, toen ze zag dat ik haar was gevolgd. Ze gaf me toen een boek, een dagboek. Ik begon het als een leesbij te lezen.' 'Wat stond erin ?' vroeg ik. 'Ik spreek niet, maar ik schrijf, Ik ga met niemand om, ik ben slechts in de boeken, Ik ben achter duizend muren, Alleen de echte muurhoningbij zal mij vinden, Veel liefs,
Page 10
de muurbijenkoningin,' zei ze. Ik keek haar aan. 'Ze spreekt door de muren,' zei ik. 'Zo heb ik haar leren kennen, en zo heeft ze haar geheimen aan mij geopenbaard.' Einde Uit : Het boek van honing ________________________________ DE MUURBIJ 4 Het is misschien een verschrikkelijke bloem, en het is misschien maar heel weinig honing, maar de honingbij is dankbaar voor elke druppel. De honingbij bouwt zijn huis met elke druppel, in dankbaarheid. Elke druppel is er weer een druppel bij. Daar kan een honingbij weer mee verder. En elke druppel honing uit de muur, is ook weer een druppel meer om de muur beter te kunnen begrijpen. Van druppels rijgt de muurbij zijn sieraden. Van druppels rijgt de muurbij zijn boeken van begrip, regel voor regel. Hiervan bouwt hij zijn huis. Het is een boekenkorf. De muurbij spreekt niet, maar schrijft. De muurbij leeft niet, maar is in de boeken, zoals zijn muurbijenkoningin. Dat heeft zij hem geleerd. Hij spreekt en leeft alleen door muren. De hieroglieven erop zijn moeilijk te begrijpen, als in een doolhof, maar zij zijn er om de boekenkorf te beveiligen. Indringers zullen het hier niet maken. Zij zullen niet ver komen. Maar wat is er dan achter de muur ? Helemaal niks. Al het leven is in de muur. Zij is de muur. 'Het was mijn dit, mijn dat, hebben ze allemaal afgepakt, achter muren gezet, maar er is alleen leven in de muur … Niet ervoor, niet erachter, maar alleen in de muur … Totdat we zelf die muur zijn geworden … Ik kan niks zeggen, ik kan alleen maar wat laten zien … Ik ben slechts een muur … Teveel tegen muren opgelopen, werd ik zelf een muur … Ik kan niet spreken, ik kan alleen mijn hieroglieven laten zien, mijn geheimschrift, wat je kunt ontcijferen, om het pad te volgen naar mijn hart … Maar als je dan daar aangekomen bent, ben ik allang weer ergens anders … Ik ben slechts een muur … Ik laat mijn sporen achter, maar zij leiden slechts naar een muur, totdat je zelf een muur bent geworden … Ik ben de koningin der muurbijen … de koningin der muren … In mij is al het leven te vinden … Buiten mij is er slechts illusie en bedrog … Ik maakte het om mijn hart te bewaken … Welkom tot mijn doolhof … het pad tot de honing des levens … Ik ben een raadselmaker, een maker van sleutels en sloten … Ik ben de maker van muren en deuren … De deur leidt nergens toe, maar al het leven is in de muur …' Ik had haar dagboek gevonden en erin gelezen, en schudde mijn hoofd. Er werd op mijn schouder getikt, en ik draaide mij om, en zag haar daar staan : de muurbijenkoningin. Droomde ik of was het echt ? 'Moest dat nu allemaal ?' vroeg ik. Ik schudde mijn hoofd, maar begreep haar wel. 'Heel begrijpelijk,' zei ik. 'Je moet wel heel wat meegemaakt hebben dat je zo bent geworden.' Maar ik sprak slechts tegen een muur. Einde Uit : Het boek van honing ________________________________
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 7


Page 0
1e Jaargang, nummer 7, 22 mei 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Literatuur __________________________________________________________________________ DE ORANJE STER – DEEL 4 Sawir, Fliktir Sawelaa Maree Barits Homalogie Karee Almas Vandrin Ogesta Amalee Verin Sevinda Allanse Allaa Mir Allaa Vaanit Evus Olong Patong Palone Perisia. Welkom tot dit boek, geachte gast. Wij hebben er weer veel werk van gemaakt. Dat heeft u misschien al wel ondervonden. De code tot de volgende deur zal hier geopenbaard worden. Zeeen van winden kunnen ons hier niet vinden. Achter glas zijn zij, waar de zeven zeemeerminnen nog steeds zoeken naar het geheim van goud. Nooit zullen zij binnengaan, zij die op zoek zijn naar de geheimen van de zon. De zon is gestorven. De dictator is dood. Zij die hem trachten op te wekken rusten tevergeefs. Zij zullen geen rust vinden, alle dagen van hun ijdele leven. Ijdelheid vervliegt. Ik geef u toegang tot de nieuwe deur. Weest welbewapend met haar geheimen. Ga niet in voordat u alle boeken hebt gelezen. Gebruikt deze code wel, en geeft haar nooit door aan anderen, anders zult gij ontploffen, en uw weg nooit meer terugvinden. Neemt deze waarheid ter harte. Wij geven ook geen geld terug. U zult ook nooit meer kunnen wederkeren, maar wanneer gij door alle deuren bent heengegaan en alle jachten hebt gejaagd, dan zult gij de code ontvangen om door een reis rond de ster toch te komen waar u eerst was, maar dan vanaf de andere kant. U mag deze code in uw eigen woorden intypen. Welke boeken Marja daarna ook las, het deed geen pijn meer, en alle letters waren verdwenen. Het waren allemaal lege bladzijdes. 'Dat komt door het kennen van de code,' zei Harry. Samen liepen ze naar de nieuwe deur, waar Marja in haar eigen woorden de code intypte. Toen ging de nieuwe deur open, waar wapens lagen met bordjes vlees ernaast. Marja koos een wapen uit, en begon te eten. Snel nam ze het wapen op en liep naar de deur van het wapen. Ze kwamen hierdoor op een jachtveld terecht. De hele nacht jaagden ze. Toen Marja alle wapens had gebruikt, en op alle jachtvelden was geweest ontving ze de code voor de reis rond de ster. Zo kon ze terugkeren waar ze was door de andere kant. De code gaf hen toegang tot een auto. Met een rotvaart scheurde Harry, die achter het stuur zat, over de geasfalteerde weg. Marja wist niet hoe lang het geduurd had, maar toen ze thuiskwam lag Kees nog steeds te slapen. Marja maakte wat ontbijt en bracht het naar Kees. 'Ik heb zo vreemd over je gedroomd,' zei Kees toen hij wakker was geworden. 'Je was op de vleesbrug en gleed in een rivier van vuur.' 'Vreemde droom,' zei Marja. 'Misschien dat Harry hier meer over weet.' Samen gingen ze even later naar Harry toe, en Kees vertelde de droom. 'Ik weet het niet,' zei Harry. 'Misschien een roofvogel van het verleden die jouw heeft was geen vuurzee meer, alleen een woestijn. De vuurzee was inmiddels opgedroogd. 'Zie,' zei Harry, 'geen vuurzee.' Ook Kees moest de boeken lezen, en ontving de code. Na een lange nacht kon hij via de andere kant terugkeren naar de stad. Kees was trots nu hij het geheim van de vleesbrug kende. Dat had hij al zo lang willen kennen. Ook Marja was trots op hem. Op een nacht zweefde er een nieuwe ster boven de stad. Het was de ster van vlees. Velen gingen de ster binnen. Ook Marja, Kees en Harry. Binnenin de ster was een wildernis geheel gemaakt van vlees, en de ster gleed door een tunnel in de ondergrond van de stad. De ster gleed dieper en dieper. lastiggevallen met zo'n nachtmerrie. Het is tijd dat je een slager wordt en dat je de geheimen van de vleesbrug leert kennen.' Kees werd toegelaten tot de slagerscursus. Ook hij werd slager, en op een nacht nam Harry hem mee naar de vleesbrug. Alles was veranderd hier. Er Harry had het over de vlam van vlees die ze moesten ontvangen. Het was een eeuwige vlam. Hiervoor moesten ze zwemmen over een oceaan van bloed in de ster van vlees. Het was een reusachtige ster, en de oceaan was ook reusachtig. Harry leidde hen tot het zogenaamde bloedstrand. Dit strand was gemaakt van vlees, maar het bloed spoelde hier aan. Harry dook al snel in de branding van de bloed-oceaan. Marja en Kees volgden hem. Het bloed voelde warm aan. Het zwemmen ging heel makkelijk, alsof ze bijna in het bloed dreven. Zo zwommen ze vele dagen aaneen, zonder dat ze echt moe werden. Het bloed gaf hen kracht. Ze kwamen aan bij een reusachtig vlees-eiland. Hier moest ergens de vlam van vlees zijn. Op het eiland was een orakel van vuur. Harry begon aan het orakel te draaien. Alle drie kregen ze last van vreemde pijnen, alsof ze
Page 2
gestoken waren door insecten. Op hun lichamen kwamen vreemde merktekenen. Hierdoor kregen ze toegang tot een tunnel achter het orakel. Aan het einde van de gang kwam er iets gloeiends over hen. Dit was de vlam van vlees. De pijnen werden ineens veel erger, daarom moesten ze zo snel mogelijk de oceaan van bloed induiken. De ster van bloed zweefde boven de oceaan van bloed. Uit de ster van bloed kwam een man tevoorschijn met een ladder. Het scheen Ronald te zijn, de broer van Harry. Ronald was zomaar van de één op de andere dag vermist, maar Harry beweerde altijd al wat er met Ronald gebeurd was, en hoe hij nog steeds telepatisch contact met hem had. Hier scheen hij dus al zijn wiskundige verhalen vandaan hebben gehaald. Zijn broer onderwees hem. Ze klommen de ladder van touw op die Ronald had laten zakken, en toen ze in de ster van bloed waren gekomen viel Harry hem in de armen. Verschillende soorten bloed moest hier gedronken worden voordat er deuren geopend konden worden, boeken gelezen konden worden en wapens gebruikt konden worden. Ronald was nog wel erger dan Harry met vreemdsoortige wiskundige berekeningen, en praatte honderduit, nog veel meer dan Harry. Ronald had een kasteel geheel gebouwd van botten. Kees en Marja hadden nog nooit zoiets gezien, en het was zo groot. Het kasteel stond vol met boekenkasten waar de boeken van uitpuilden. Ze kregen allemaal een kamer aangewezen in het kasteel van Ronald. Midden in de nacht kwam Harry om Kees en Marja te wekken. 'Kom,' zei hij. 'Ik wil jullie wat laten zien.' Hij leidde hen tot diep onder het kasteel van botten, waar bloedrivieren stroomden. Achter de rivieren was een prachtig land. 'Kijk,' zei hij, terwijl hij op het land achter de rivieren wees. 'Bloed is een prachtige bescherming,' zei hij. 'Roofdieren zullen in dromen proberen aan te vallen, maar zij kunnen niet door het bloed komen, daarom is het land achter de bloedrivieren het veiligst.' Ze zwommen de rivieren over, en kwamen in een land vol insecten. Ze werden volop gestoken, en Marja wilde terug. 'Dit is ook de reden waarom Ronald hier niet komt,' zei Harry. 'Dit is niet uit te houden,' zei Marja. 'Dit is het land van pijnen,' zei Harry. 'Herinner je je de boeken van pijn ?' Marja knikte. 'En door het lezen van de boeken vertrokken de pijnen ook weer,' zei Harry. 'Door te leven in het land van pijnen, zullen de pijnen dus ook vertrekken.' 'Ik zet door, ik zet door,' riep Marja. Plotseling zonk ze in mekaar … Dood. Harry en Kees stonden voor een raadsel. Ze hoorden Ronald roepen aan de andere kant van de rivieren. Na een tijdje stond Ronald naast hen. 'Waarom zijn jullie hier naartoe gegaan, Harry ?' vroeg Ronald. 'Ik had je nog zo gewaarschuwd. Dit land is gevaarlijk. Gevaarlijke insecten enzo. Jullie leven is hier in gevaar. Ik kom hier alleen onder zware condities op gezette tijden.' 'Kun je Marja weer tot leven wekken ?' vroeg Harry. 'Wat denk je, Harry ?' zei Ronald. 'Denk je dat ik een tovenaar ben ?' 'Nou, wel zoiets,' zei Harry. 'Het heeft geen zin, Harry,' zei Ronald. 'De vurige gestalte heeft beslist.' Kees begon te snikken. Hij omhelsde Marja, om te zien of er nog enig leven in haar was, maar tevergeefs. 'Het heeft geen zin, Kees,' zei Ronald. 'De vurige gestalte heeft haar van ons weggenomen. Dat zal wel ergens goed voor zijn.' 'Maar wat dan ?' vroeg Kees. 'Kees, jongen, dat zal ik je haarfijn uitleggen,' zei Ronald. 'Er zijn hier zoveel geheime werelden. Ik weet zeker dat de vurige gestalte haar nodig heeft voor een karwei ergens.' 'Het is allemaal mijn schuld,' zei Harry. 'Ik had beter naar je moeten luisteren.' 'Harry, je bent een pionier,' zei Ronald. 'Je bent een onderzoeker, en die nemen soms risico's. We willen allemaal een betere wereld.' 'Maar ik heb het leven van Kees en Marja op het spel gezet, en het heeft Marja haar leven gekost,' zei Harry. 'Laat het een les voor je zijn, Harry,' zei Ronald. 'Maar de vurige gestalte zou Marja anders op een andere manier hebben weggehaald.' Maar Harry was niet te troosten. Hij nam hier geen genoegen mee. 'Ik moet boeten,' zei Harry. 'Alsjeblieft, Harry,' zei Ronald. 'Doe dit jezelf niet aan.' 'Ik voelde me als een vader over haar, als een gids. Hoe kon ik zo stom zijn ?' snikte Harry. 'Misschien is ze op een andere manier gestorven,' zei Ronald. 'Ik had beter naar je moeten luisteren,' zei Harry. 'Je bent een avonturier,' zei Ronald. Kees schrok wakker. Hij was zo opgelucht. Het was allemaal maar een droom geweest. Hij ging even naar de kamer van Marja. Ze lag daar rustig te slapen. Hij ging naar haar toe, ging bij haar liggen en nam haar in zijn armen. Ze werd wakker, en vroeg wat er aan de hand was. 'Ik heb naar gedroomd,' zei Kees. Met een brok in zijn keel vertelde hij zijn droom. 'Jij droomt ook altijd zo vreemd en raar,' fluisterde ze. 'Harry zegt dat het misschien roofvogels van het verleden zijn.' De volgende ochtend vertelden ze het aan Harry en Ronald. Harry keek naar Ronald. Ronald begon te lachen, en kwam toen weer met een wiskundig verhaal, maar het kwam er inderdaad op neer dat een roofvogel van het verleden Kees had lastiggevallen met deze droom. 'Hoe kan hij hiervan verlost worden ?' vroeg Marja. Ronald dacht even na. 'Er zijn hier inderdaad rivieren van bloed. Daarachter is een land. Er zijn daar insecten die steken. Het is als een toegangs-bewijs. Zo kom je steeds dieper. Het is een taal, een code, die ze op je steken. Ik denk dat de roofvogels jou deze droom hebben gegeven, om je af te schrikken, dat je daar niet naar toe zal gaan. Met z'n vieren gingen ze de rivieren over. Ze werden inderdaad gestoken. Kees wordt wakker achter zijn stuur door getoeter achter hem. Zo lang had hij in de file gestaan. Overal waren files vanwege de komst van de oranje ster. Hij had alles maar gedroomd. Marja was thuisgebleven voor haar wekelijkse club-avond. Uit : Proza van de vuh, uitgave : coab ________________________________ TERUGKEREN TOT DE OERSPIEGEL Alles om ons heen is weerspiegelingen. Het komt van een ander tijdperk en is inmiddels verdraaid. Van belang is het dus om op zoek te gaan naar de oerspiegel, naar de bronspiegel. Dat is een hele opgave, een heel avontuur, als een tropentocht, een tocht door het oerwoud. Maar het is dus wel belangrijk, want anders is het slechts symptoom-bestrijding. Je helemaal loskappen van geschiedenis, nostalgie en zo jezelf weg te laten zinken in sterk water, het moderne, heeft niets maar dan ook niets meer te maken met strategische territoriale oorlogsvoering, maar met het nalopen van wind, de weerspiegeling, en dan ben je eigenlijk bedrogen door de rode lap van de stierenvechter. We zien het veel om ons heen gebeuren. De mens is afgeleid, op een dwaalspoor gebracht, door de moderne media. Er worden ons voortdurend rode lappen voorgehouden. De media liegt, de witte, gehoorzame media, maar ook de zwarte media liegt veelal, de rebelse media, de complot denkers. Veelal houden ze er hun eigen agenda op na, en hebben ze een markt te onderhouden, en verkopen zo hun kwakzalfjes. Het gaat erom terug te keren tot de rode media, de geestelijke media. Het gaat erom de oproep van de geestelijke oorlog te verstaan, en dat is een territoriale oorlog, dus dan ontkom je niet aan de geschiedenis waar die wortels liggen, en dat is niet zomaar slechts de aardse geschiedenis, die heel bedrieglijk kan zijn, maar de geestelijke geschiedenis. Wat is er precies gebeurd ? Hoe is daadwerkelijk de matrix ontstaan ? Dat is stategische geschiedenis. Dus dan kom je bij de geestelijken en de shamanen terecht, hen die heel dichtbij de natuur leven. Soms moet de mens dan weer helemaal omgeleid worden om in rustiger vaarwater terecht te komen. Eerst moet de mens de schuilplaats vinden, moet de mens komen tot de oerspiegel, de bronspiegel, en niet meer allerlei vage weerspiegelingen navolgen die zichzelf ook weer hebben lopen afspiegelen, want zo wordt je in een donker gat gezogen. Dit is zo diep gegaan dat de mens werd tot een robotoid, een bot, en voor wat ? Vaak spelen ze nu voor hun eigen bedrijfje, hun eigen koninkrijkje, en kunnen de diepere patronen niet meer onderscheiden. De mens moet terugkeren tot de eeuwige jachtvelden waar de mens van is afgedwaald, en de strijd aangaan tegen het oervlees, want daar zit de wortel. Het gras groeit wel door als je het niet bij de wortels uitrukt. De mens verstopt zich veel achter de IQ, maar IQ is vaak de slaaf van het aardse, geconditoneerd door aardse maatstaven als pavlov hondjes. Ze zijn getraind in het voor de hand liggende, en worden zo afgeleid door de rode doek van de stierenvechter. Vaak is het al AI, artificial intelligence, en worden ze bestuurd door de grote, gewiekste machines van de markt, als een reclamebot, terwijl ze het niet eens doorhebben. En wat is er gebeurd met EQ (empathie) en GQ (het geestelijke) ? Waar blijf je dan met je hoge IQ ? AI is alreeds een dood IQ, hoe hoog het ook mag wezen. Dode kennis, dode informatie, letterslaven van allerlei soorten aardse media, pro of anti. Ze zitten helemaal vast in de materie, in hun krantje, in de actualiteit van het moderne leven, en literatuur, proza, poezie is ver te zoeken. Het is een totale nachtmerrie. Maar ja, weerspiegelingen, hè ? En dan moet je terug naar de bron. De oerspiegel laat het oervlees zien wat ontmaskerd moet worden en verslagen. Alleen dan kun je verder. Loskomen van AI-identiteiten. Loskomen van schaduw-zelven. De AI-botten, robotoids, marcheren overal, totaal geconformeerd. Ze zijn niet uniek. Ze hebben hun groepje, hun clan, en het is zo allemaal op het niveau van een voetbal fanclub. Dan loop je gewoon voor een markt, niet meer noodzakelijk voor de waarheid. De geschiedenis herhaalt zich, telkens weer, en de mens leert de les niet. De mens moet terug naar de wortels en stoppen met symptoom-bestrijding, het dweilen met de kranen open. Men bouwt illusie op illusie in de matrix, en kan de weg niet meer terugvinden, en
Page 4
versteent zo. De muren hebben verhalen te vertellen. Kinderen worden er in opgesloten, maar de mens luistert niet. Daarom hebben we het verhaal ‘het koppige geitje’ laatst uitgebracht, een allegorie over Nederland en eigenlijk de gehele wereld. De AI-botten marcheren voor de rapture. Kinderen worden uit hun bedjes getrokken en klaargestoomd voor deze markt-machines. Het is afschuwelijk. Ze worden uit elkaar getrokken door witte en zwarte media, maar uiteindelijk gaat het erom dat ze tot de rode media komen, de geestelijke natuurmedia. Luister, en blijf luisteren. Blijf kritisch, en dat begint met zelfkritiek. Keer terug tot je bronzelf. Ben je nog wel van jezelf, of van iemand anders ? Voor wiens dromen marcheer je ? Alleen in de hogere geestelijke kennis kun je ontwaken. Dan gaan je ogen open. Soms moeten er dan eerst heel wat zintuigen gesloten worden, aardse zintuigen, aangeleerde zintuigen, door de matrix geinstalleerde zintuigen. De AI-botten marcheren voor de nieuwe wereld, maar er is een hogere wereld. Je kunt het allemaal ontstijgen als een vogel, als je maar open staat om het hogere te leren. Het is iets wat we telkens weer zeggen, telkens weer herhalen, want de mens is gebrainwashed, geconditioneerd. Het oervlees moet sterven, en ook de stem van het oervlees. De zonde heeft zijn oorsprong in het oer. Het is zo oud als de wereld zelf, als het heelal, het bestaan. Religieuze organisaties dreigen met de eeuwige hel als je niet helemaal marcheert zoals hen. Ze spreken elkaar allemaal tegen. Maar wat is tijd ? Tijd is een illusie. Een dag is als duizend jaar, en een eeuwigheid is als een week. De mens moet tot de eeuwige kennis komen, wat betekent de volkomen kennis. We hebben dat wel eerder genoemd. Tijd is een verzameling van items, een verzameling van principes, en de eeuwigheid betekent dat je verzameling compleet is. Dan ben je gekomen tot de oerspiegel, dan zie je waar het allemaal vandaan komt en hoe het zich heeft lopen vervormen, tot het naargeestige aan toe. Dan kun je het relativeren, het lezen als een gedicht, en dan kun je het overdenken om zo tot diepere betekenissen te komen, diepere principes, en dan komt je leven in een andere vibratie. Dat is een grote ontwaking. Dan wordt de eeuwige wet in je hart gegraveerd. Het is niet zo eng en bekrompen als de mens om ons heen dat voorstelt. De mens moet nog gaan zien wat daadwerkelijke schepping en herschepping betekent. God is eindeloos veel creatiever dan de mens is. God is de scheppingskern. De mens is daarvan afgeweken en heeft een eigen schepping gemaakt, en zo ook God geschapen naar zijn eigen menselijke beeld, geheel aards en verdorven. ‘Kijk wat er met je gaat gebeuren als je mijn product niet koopt.’ Zo is de eeuwige hel hun inkomen. Het oervlees moet eraf, wat vele koppen heeft, vele stemmen die tegen elkaar ingaan. Ga je naar links wordt er gedreigd met eeuwige hel, en ga je naar rechts, wordt je ook bedreigd met eeuwige hel, waar je dan ook naartoe gaat, ook als je in het midden blijft staan. Het oervlees moet eraf en we moeten weer komen tot het oorspronkelijke gedicht, de oerspiegel, de oerbron, alles wassen in de rivier. Breng het maar allemaal naar de rivier. Daarin mag je je ware weerspiegeling zien, en die wereld die voor ons al zo lang wordt achtergehouden. De mens heeft een probleem : de oerzonde, de oerleugen, de oerafdwaling. Hulpeloos als de jonge mens is wordt hij hierin meedogenloos opgevoed. Op een dag zal de mens hiervan ontwaken Dan gaat de mens zien dat het oervlees zich juist verborgen houdt achter het moderne vlees. Symptoombestrijding is iets van het oervlees zelf, om de mens af te leiden van de wortels, en om een markt draaiende te houden. De mens weet nu eenmaal dat bedrog veel geld in het laatje brengt. Geld is voor de mens veelal belangrijker dan andermans gezondheid. Andermans gezondheid is een bedreiging voor hun geld. Geld houdt de mens graag afhankelijk. Zo is het geld zorgeloos. Gemak dient de mens, zeggen ze dan. Daarom is gemak het ware geluk niet, niet het hoogste goed. Dan kun je beter een omweg nemen, over zanderige paden, en dan kun je ook nog van de natuur genieten. De natuur werkt nu eenmaal via omwegen. Daarom is de natuur, en zo ook God, moeder natuur, ondoorgrondelijk. Een hele uitdaging, een hele uitdaging. Mag ik u uitnodigen om op die tocht te gaan ? De hogere natuur waakt over onze ziel, kent de valstrikken, en wil ons altijd dieper trekken. Er wachten grote geheimenissen op ons. De hogere natuur is altijd boven denken, dat wat in geen hart is opgekomen. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ DE NOORSE KAPERS Hij slenterde door de grauwe straten naar zijn werk, maar het leek alsof hij er nooit aankwam. Hij had het gevoel dat zijn leven geen handvaten had. Hij voelde zich wegglijden in een diepe put. Alles was grauw om hem heen, ook de enkele mensen die hij tegenkwam onderweg. Het was guur weer. Hij liep met trage passen. Hij had geen haast. Waarom zou hij haast hebben ? Hij was vroeg weggegaan van huis, omdat de muren op hem afkwamen. Hij vroeg zich af of ze hem wel zouden missen op het werk als hij niet op zou komen dagen. Ze leefden daar allemaal langs elkaar heen. Alles was zakelijk en ging om papieren. En die papieren werden telkens verwisseld. Hij had het gevoel dat niemand op hem wachtte, ook thuis niet. Hij woonde alleen en had geen vrienden. Hij had die ochtend langzaam gegeten. Het was smakeloos, zoals zijn leven ook smakeloos was. Het was zuur en bitter, het eten, net zoals zijn leven, en het brood was oud en muf. En toen hij at overdacht hij zijn leven, zoals hij altijd deed. ‘Er komt hier niets van de grond,’ dacht hij. De vogels zongen niet meer. Hij vroeg zich af of ze ooit hadden gezongen. De herinneringen waren vaag, en hadden niet veel waarde voor hem. Het was te ver weg. Het kon niet opboksen tegen waar hij zich in bevond. Hij voelde zijn leven onder zichzelf wegglijden, als in een diepe put, alsof hij vergif had gedronken. Toen hij aankwam op zijn werk ging ook alles langs hem heen. Hij deed gewoon wat hij moest doen, als een automatisme. Hij vulde de getalletjes in, en dat was het weer. Zo ging dat dag in dag uit. Dat was waaruit zijn leven bestond. Thuis kwamen de muren op hem af. Hij deed de was. Er was niets wat hem enige troost bracht, niets beurde hem op, niets bemoedigde hem. In de nachten had hij ook geen uitvlucht. Hij had benauwende, beklemmende dromen die hem altijd weer in de diepten trokken. En het huis was kil en koud, grauw en zonder kleuren. Er was niks wat hem kon opvrolijken. Hij had het gevoel in een dodendans te zijn. En alles was stil, zo stil. Hij voelde zich maar een druppel in de woeste zee, en de mensen om hem heen waren ook maar druppels. Niemand kon wat doen. De zee was kolkend en onstuimig. Op een dag waren er Noorse kapers in het land. Zij namen overal de macht over. Hem lieten ze verder met rust. Dingen begonnen anders te worden, met meer diepte. Het land was bezet, maar hij besefte dat het land daarvoor nog wel erger bezet was. Hij kon de Noorse kapers wel dankbaar zijn, ook al waren ze een bende. Telkens had hij dromen van woeste, kolkende, bruisende zeeen, en ze bleven maar land innemen. Het was alsof zijn hoofd vrij begon te komen, vrij van de waanzin. Hij vreesde de Noorse kapers niet. Ze hoorden erbij. ________________________________ DE MOTORCOUREUR We konden niet met elkaar. Onze werelden verschilden teveel. Ze ging zo snel, wilde zoveel, terwijl ik sober was, trager. Ze was altijd in de weer, terwijl ik dingen afwachtte. Besluiteloos noemde ze mij. Ik miste kansen, zei ze, liet het gaan. Maar ik wilde niet in de verkeerde boot springen. Ik keek altijd de kat uit de boom. Haar bomen hadden giftige besjes. ‘Ze zijn er ook niet om te eten,’ zei ze altijd. De natuur was in ieder geval prachtig, met of zonder haar. Het was alsof ze een deel van de natuur was, en ze zou altijd een deel van mijn leven zijn. Maar we moesten door. We moesten verder. We moesten iets van het leven maken zonder elkaar. Met elkaar was de geschiedenis, en dat was er al, en zou er ook blijven. Ik vroeg me af wat ons nu daadwerkelijk uit elkaar had gedreven. Ik kon niet met haar leven, en zij niet met mij. We waren te verschillend, maar ik had vragen die ik beantwoord wilde zien. Het was allemaal nog te vaag, als een mist. Ik hield juist zo van de verschillen. Waarom kon ik dan niet met haar ? Ze ging te snel. Ik kon haar niet bijhouden. Haar bomen waren ook te hoog. Ik viel er altijd uit als ik ze probeerde te beklimmen, en dan viel ik hard. En kon ze dan niet helpen ? Ik belandde in het ziekenhuis. Zo voelde het. De wonden gingen diep, en zij was niet het type van verpleegster. Ze ruimde haar rotzooi niet op, sloeg dingen over, en ging altijd maar door. Ze hield van snelle auto’s. Ik zei : Dat wordt je fataal. Zij verongelukte. Tenminste zo voelde het. Het was een wereld apart, een muur tussen ons, als tussen leven en dood, tussen ziekenhuis en kerkhof. Ik probeerde haar terug te roepen, maar tevergeefs. Ze was een motorcoureur, een waaghals, een stuntvrouw. Ik kon daar niet mee leven, en zij kon zo ook niet leven. Ze was al dood, over de kop geslagen. Zo probeer ik het te verwerken. Ik las het in de krant hoe zij was verongelukt. Alles ging door kranten, want persoonlijk contact met haar was niet te krijgen. Ik moest het altijd van anderen horen hoe het met haar ging, en dan vervaagden altijd de grenzen. Ze strooide haar goed en was dan weer weg. Ze was een snelheidsduivel. ‘Lees het nu eens beter,’ zei ik altijd tegen haar. Maar dat zei ze ook tegen mij. Maar ik kon en wilde haar snelheid niet bijhouden. Ze zag dingen over het hoofd, maar daar beschuldigde ze mij ook van. Maar ik was immers geen motorcoureur. Ik ging te traag, volgens haar, en dan miste ik dingen. Maar ik had juist het gevoel alsof ik tot de diepere dingen ging. Ze vond mij te gevoelig. Zij was hard, en ging hard. Als ik haar probeerde te stoppen dan vond ze me bruut.
Page 6
Het was ook gevaarlijk om dat te doen. Ik voelde me telkens overreden door haar. Ik was het slachtoffer van haar snelheid, van haar gewaagde baan. Ze was altijd heel gewaagd. Zo kleedde ze zich ook. Ze had maar weinig aan, liet weinig aan de verbeelding over. Ze besteedde nooit veel aandacht aan de bovenkleding, maar was altijd bezig met onderkleding. Dat verzamelde ze. Haar kasten hingen vol met ondergoed, en dat gebruikte ze ook als bovengoed. Het was voor haar de normaalste zaak van de wereld, en vanwege deze hobby kwam ze ook met het beste van het beste aanzetten. Het was een hele belevenis om in haar kasten te kijken, of om te zien wat ze nu weer zou dragen, waarvan je van tevoren wist dat het niet veel zou zijn. Ik denk dat haar ondergoed verzameling ons uit elkaar heeft gedreven. Ze was er teveel mee bezig, en te weinig met mij. Al ons geld ging daar aan op, en aan haar snelle auto’s natuurlijk. Elke dag een andere leek het wel. Naar mijn herinnering droeg ze ondergoed ook nooit voor een tweede keer. Ze droeg het en dan ging het of de kast in of ze gaf het weg. Ik denk dat het door haar ondergoed is gekomen, haar lingerie. Ze verkocht het ook. Ze had een lingerie zaak. Daar ging al haar tijd in op, ook na het werk. Ze was eigenlijk altijd werkende. Ik was moe van haar, lag veel in bed, maar ‘s nachts was ik op, want dan sliep zij tenminste. Ze voelde zich ook verwaarloosd door mij, maar wat moest ik ? Wat moest ik met zo’n vrouw ? Het was niet meer normaal. Alles ging langs mij heen. Zij leefde langs mij heen, en zo leefde ik natuurlijk ook langs haar heen. Auto’s en lingerie, daar ging het haar om, niet om mij. Ik droeg haar naar haar graf toen ze was verongelukt. We hebben haar begraven met haar vele lingerie, maar iets ervan heb ik gehouden. Iets ervan hangt nog steeds in de kast. Ik kijk er soms naar, en dan herinner ik het allemaal weer. Het is zwaar traumatisch, maakt me zwaar depressief, maar het inspireert me ook weer. Het mes snijdt een beetje aan twee kanten. De munt heeft twee kanten. Ik kan er niet omheen. Dit is een deel van mijn leven. Deze snelheidsduivel heeft mij vertraagd, zwaar vertraagd, opdat ik door de muur tussen leven en dood zou kunnen kijken. Ik zie de brug. Ik zie de muur niet. Al die lingerie heeft ervoor gezorgd dat ik liever naakt ben. Maar niemand begrijpt dit. Ik heb teveel van het goede gehad. Ik houd niet van bedekkingen. Haar moeder was ook motorcoureur. Het zal wel in de familie zitten. Maar haar moeder was ook meer een naaktloper dan een lingerie loper. Al met al voelde ik me een hoerenloper met zo’n familie, ook al was ik met haar getrouwd. Het kostte me zoveel. Haar zus was ook motorcoureur, en haar vriendin. Ik was een buitenbeentje. Ik kon niet meekomen. Ik was geen meeloper. Toen ze verongelukte namen haar zus en haar vriendin haar lingerie winkel over. Dat kon maar zo. Het was nog wel een ludieke actie. Ze hebben het heel erg verbeterd, de winkel ging in een grote verbouwing. Ze ging zo snel. Daar ging ze. Over de weilanden, als een vogel. Over de daken, over de dorpen, op weg naar de eeuwigheid. Uit : De Onkrant, verzamelingen nr. 6 ________________________________ DE VROUWENONDERGOED VERKOPER Zo zag ik iemand die beweerde dat het praten over vrouwenondergoed de fijnere dingen in het leven zijn. Ik moest daar even vijf minuten hard om lachen, en dacht : Houd jij je maar bezig met je vrouwenondergoed, terwijl ik dieper de filosofie inga om aan types zoals jou te ontkomen. Wat een grapjas. Hij leek trouwens op iemand waarmee ik in mijn jeugd op vakantie in Frankrijk was, en hij was de eerste die ik ooit het woord 'motherfucker' heb horen zeggen. Als kind was ik daar een maand lang overstuur van, en ook dat ik me afvroeg : 'Wat bedoelt hij daar eigenlijk mee te zeggen ?' Hij was de zoon van mijn leraar Nederlands, een geadopteerde zoon uit het buitenland, en hij dacht dat hij alles mocht zeggen. Hij was als elastiek, en wilde altijd dansen, en je zou hem de Nederlandse Michael Jackson kunnen noemen, dus velen die hem zagen wilden met hem spreken, en dan moest ik als vriend de boot telkens afhouden. Ik voelde me een beetje als zijn bodyguard. Zo nu en dan kijk ik naar het filmpje over die idioot die doet alsof het praten over vrouwenondergoed de normaalste zaak van de wereld is, zodat ik weer even hard kan lachen, en ook er weer over kan nadenken : 'Wat bedoelt hij nu eigenlijk ? Waar gaat dit over ?' En natuurlijk omdat hij een beetje lijkt op die jongen van vroeger, een beetje jeugdsentiment. Eerst dacht ik dat hij het was. Wat doen de dwazen vandaag de dag ? Wat als het een grap is ? Misschien proberen ze mensen in de maling te nemen, want dat kan toch niet waar zijn wat ze zeggen ? Is dat de boodschap die je wil uitzenden naar de jeugd ? De jeugd is de toekomst. Hangt onze toekomst dan af van vrouwenondergoed ? Dat zijn soms de dingen die me bezig houden. Het lijkt wel alsof hij ergens overstuur over is. Tenminste dat kan ik me zo voorstellen als je daar altijd over moet praten, alsof dat de fijnere dingen van het leven zijn. Ik vraag me dan af wat voor leven hij heeft. Wat over de vrouw zelf in plaats van haar ondergoed ? Zou je het leuk vinden als iemand het voortdurend over je ondergoed heeft en niet over jezelf, of over dingen die er werkelijk toe doen ? "Hey, hallo, ik ben er ook nog. Stop met het staren naar mijn ondergoed." Misschien heeft hij een handel in vrouwenondergoed ? Dat zou ook nog kunnen, dat hij er gewoon reclame voor maakt. Is dat een beroep wat je zou kiezen ? Helemaal hysterisch was hij erover, ging het tot in de kleinste details beschrijven. Ik dacht : 'Okay, okay, maar wat kan ik hiermee ? Wat voegt dit toe aan de waarde van mijn leven ? Ik ben geen vrouw, dus houd je mond maar. Je hoeft het mij niet proberen te verkopen.' Ik merkte dat alhoewel ik er hard om lachte ook lichtelijk overstuur van was. Wat durven mensen tegenwoordig wel niet allemaal te zeggen, ook over vrouwen. Het is iets privé. Hoe zou jij het vinden als iemand anders over je ondergoed zou lopen praten ? Heb je dan ook niet zoiets als : 'Afblijven jij. Volgend onderwerp.' Wat zou hij ervan vinden als mensen ineens over zijn ondergoed gaan lopen praten en erover gaan speculeren tot in de kleinste details. 'Hey, hallo, ik ben er ook nog.' Het is een ondergoed verkoper. Dat staat vast. Vandaar al die praatjes. Hij leeft er van. Hij heeft het er altijd over. Het is zijn adem. Ik wil het er niet meer over hebben, maar ja, dan kan het een anti-obsessie worden, en dat is tegelijkertijd ook weer een obsessie. Zeg, heb je nu werkelijk waar niets anders te vertellen ? Zeg eens iets aardigs over de vrouw zelf, of iets onaardigs. Maar 'make sense'. Niemand heeft er iets aan als jij de hele dag over vrouwenondergoed loopt te zaniken. Nee, daar schieten we allemaal wat mee op wou je zeggen. Daar wordt de wereld echt wel een betere plaats door, zeg. En kinderen gaan hem dan ook nog nadoen. Irritante mensen, die ondergoedverkopers. Dan kun je wel aan de gang blijven. Dan is vuilnis ook ineens het belangrijkste in het leven voor vuilnisophalers. En schoenen voor schoenenverkopers. Zo heeft iedereen wel wat. Ja, het zwembad is het belangrijkste in het leven, zegt de zwembad eigenaar. Die wil zich natuurlijk niet in zijn eigen vingers snijden. Helemaal eerlijk is het natuurlijk niet. Daarom ben ik ook geen zakenman. Ik heb nooit mijn spullen verkocht. Men denkt hun waardeloze spullen sneller te kunnen verkopen als men stelt dat het het belangrijkste in het leven is. Het is dwaas, maar vele dwazen tuinen erin. Ja, weer een klant voor vrouwenondergoed. Weer een klant voor dit of dat. Dat is alles waar het bij hen om draait, en daar liegen ze veel voor. Het zijn zielenvissers. Ik heb mijn telefoonnummer maar niet gegeven. Hij vroeg erom, en ik maar lachen. Wat wilde die clown eigenlijk ? Zeker nog meer met me over vrouwenondergoed praten. Hij gaf me toen een filmpje mee van hemzelf, voor als ik mijn gedachten zou veranderen. Als ik in een dipje zit dan kijk er soms even na, en dan lach ik zo hard dat mijn dag weer goed is, maar soms werkt het ook weer averechts. Op een dag kwam hij met een grote truck bij me aan de deur. Hele truck zat vol met vrouwenondergoed. Ik zei : Wat mot je ? Hij had het erover dat ik een hele grote bestelling had gedaan. Ik zei : Ik weet anders van niks. Ja, via internet, zei hij. Ik zei dat kunnen ook hackers wezen. Ze doen zich dan voor als mij etcetera, maar ik verdacht hem ineens zelf ervan. Nou ja, dan ga ik weer weg, zei hij toen. Ik zei : Stop, blijf nog even. Ik heb hem toen mijn huis binnengenomen. Na een beetje praten kwam ik erachter dat hij flink dronken was. Ik had het wel met hem te doen. Als je nou altijd over vrouwenondergoed moet praten om je een beetje goed te voelen, ja, dan wilde ik hem wel proberen te helpen. Het leek me verder een beste jongen. Misschien moest ik maar weer de taak van bodyguard op me nemen met deze jongen. Hoe was hij zo geworden ? Ja, zei hij toen, zijn moeder gooide altijd haar ondergoed vroeger naar hem toe als hij ondeugend was. Dat zou hem minder pijn doen dan als ze een schoen zou gooien. Ik begreep hem toen direct. Ik zei hem dat ik dan ook zo geworden zou zijn. Hij had er natuurlijk een syndroom aan overgehouden, en daarom was hij vrouwenondergoed verkoper geworden. Zo zie je maar weer, een beetje doorvragen soms, en dan is het allemaal veel duidelijker. Maar ja, nu moest ik hem natuurlijk nog helpen. Ik zei : Nou ja, als je er nog zo mee zit, ga jij dan maar lekker vrouwenondergoed verkopen. Hij werd me toen toch een partijtje kwaad. Hij noemde het een hulp van lik me versje. Hij vond het ook nogal beledigend overkomen, alsof hij voor niets anders goed was dan vrouwenondergoed te verkopen. Hij had een hele zak met vrouwenondergoed meegenomen, en begon mij ermee te bekogelen. Maar toen was hij nog niet klaar. Hij ging terug naar zijn truck en kwam terug met nog veel meer vrouwenondergoed om mij ermee te bekogelen. Hij stopte maar niet. Er was geen houden meer aan. Al zijn verborgen woede kwam naar boven. En
Page 8
ja, je raad het al. Toen hij uiteindelijk weg was gegaan was er zoveel vrouwenondergoed in mijn huis dat ik zelf ook maar vrouwenondergoed verkoper ben geworden. Om het af te leren. Uit : prikkeldraad, uitgave : coab ________________________________ BLOEDBESSEN Joost Verschuur komt 's avonds laat thuis van een feestje. Zijn vriendin ligt al in bed. Snel doet hij zijn kleren uit en gaat tegen haar aanliggen. Ze slaapt, maar wordt wakker van hem. Ze kust hem, en dan vallen ze samen in slaap. Midden in de nacht horen ze een hard geluid. Joost rent naar het raam. Iemand staat voor de deur. 'Doet jullie bel het niet ofzo ?' schreeuwt de persoon. Het is de broer van Joost. Even later staat ook zijn zus voor de deur. 'Doe open Joost,' schreeuwt zijn zus. Joost staat als aan de grond genageld, kleed zich langzaam aan, en loopt langzaam naar beneden om de deur te openen. Even later zitten ze rond de tafel. De vriendin van Joost is er inmiddels ook bijgekomen. 'Willen jullie wat drinken ?' vraagt Thea, de vriendin van Joost. 'Nee,' zegt Arnold, de broer van Joost. 'Jacquelien, vertel jij het hen maar.' Jacquelien, de zus van Joost begint te huilen. 'Pa is ernstig ziek,' zegt ze. 'Wat heeft hij ?' vraagt Joost verschrikt. 'Hartklachten,' zegt Arnold. 'Hij heeft een hart-aanval gehad. Hij heeft niet lang meer te leven. Hij wil dat je nu bij hem komt. Hij wil je iets vertellen.' Zo gezegd zo gedaan. Even later staat Joost bij zijn vader op de stoep, en een paar minuten later heeft hij de warme hand van zijn vader in zijn hand. 'Joost,' zegt zijn vader, 'ik ga weg. Spoedig zal ik mijn laatste adem uitblazen. Ik heb al met mijn andere kinderen gesproken, maar niet met jou.' Hij knipoogt even naar Joost, en laat dan even een 'Ik weet het,' zegt Thea, 'en vroeger durfde je niet anders.' Joost kust Thea terug. Samen gaan ze op de bank zitten. Joost speelt wat met haar bloesje. 'Je hebt nu een echt speeltje,' zegt Thea. 'Iets wat je zelf hebt uitgekozen en wat je leuk vindt.' Joost knikt. Bijna met zijn kin opgeheven. Voor het eerst in zijn leven kan hij echt glimlachen, en hij kijkt rebels. 'Toch wel vreemd dat mijn vader de schrijver was van dat boek,' zei Joost. Thea knikt. 'En jij bent de glimlach zien. Joost, ik .... Met jou heb ik altijd het beste contact gehad, van de kinderen, maar de laatste jaren niet meer zoals het was, en ik weet wel waardoor dat komt. Thea had een hekel aan me. In ieder geval ... ik wil je zeggen dat ik van je houd, en dat ... dat ... mijn grootste erfenis naar jou toegaat.' 'En wat is dat dan ?' vraagt Joost. 'Een boek,' zegt zijn vader. 'Wat voor een boek ?' vraagt Joost. 'Een boek van zeerovers en spoken, ik heb het zelf geschreven,' zegt zijn vader. 'Ik heb het onder pseudoniem geschreven, zodat niemand ooit wist dat ik het had geschreven.' 'Die bestseller ?' vraagt Joost. 'Heb jij dat geschreven ?' Na een paar dagen sterft de vader van Joost en enkele dagen later heeft Joost de eerste uitgave, de luxe editie, van het boek in bezit, en het manuscript. Joost bergt het meteen goed op. 'Zo, dat was dan de biecht van mijn vader,' zegt Joost tegen Thea. Thea zegt niks. Ze heeft zijn vader nooit gemogen. 'Klaar !' zegt Joost. 'Afgelopen.' Thea komt langzaam naar hem toe, omhelst hem, en dan kust ze hem. 'Het was niets dan spel,' zegt Joost, 'het contact wat ik eerder met hem had. Ik deed maar net alsof, ik had geen andere keus.' schrijver van mijn boek,' zegt ze. Joost glimlacht. 'Ik houd ervan je te beschrijven.' 'Doe nog eens een gooi,' zegt Thea. 'Je bent bloedmooi,' zegt Joost. 'Ik kan je wel drinken.' 'Mooi als die struik met bloedbessen daar buiten ?' 'Die bessen zijn giftig,' zegt Joost. 'Jij bent ontgiftigend, genezend.' 'Maar medicijnen zijn soms giftig, Joost,' zegt Thea. 'Giftig, het kan een gave zijn, een gift.' 'Gut wat doe je weer moeilijk,' lacht Joost. En neemt haar in de houdgreep. 'Ik ben toch veel sterker dan jij.' Thea kijkt hem aan. 'Verleden tijd,' zegt ze zacht. 'Kijk eens diep in mijn ogen.' Joost doet het en voelt zich zwak worden, en dan ineens neemt zij hem in de houdgreep. 'Okay, Thea,' zegt Joost, 'ophouden met die spelletjes nu. Ik weet dat je me kunt betoveren en hypnotiseren. Je bent misschien wel potentieel een gevaar.' 'Gevaar is een te groot woord, noem het maar avontuur,' zegt Thea. Midden in de nacht worden ze weer wakker van een geluid. Het zijn weer de broer en zus van Joost. Even later zitten ze weer om de tafel. 'Wat heeft vader je gegeven,' vraagt Jacquelien. 'Oh niets,' zegt Joost. 'Probeer het niet achter te houden, Joost,' zegt Jacquelien, 'want moeder heeft gezegd dat jij iets hebt gehad.' 'Dat is tussen vader en mij,' zegt Joost. 'Waarom zijn jullie hier ?' Joost kijkt ze indringend aan. 'Nou ? Waarom zeggen jullie niets ?' 'Wij vinden dat je moet zeggen wat vader je heeft gegeven,' zegt Jacquelien. Arnold knikt. 'En daarmee komen jullie midden in de nacht ? Waar slaat dat op ?' vraagt Joost. 'Omdat het belangrijk is,' zegt Arnold. 'Nou, zeg op.' 'Okay dan,' zegt Joost, 'als het voor jullie zo belangrijk is, eh, het was een boek, over zeerovers en spoken. Eh, hij heeft dat boek eens geschreven onder pseudoniem.' 'Mis, Joost,' zegt Arnold. 'Bladzijde 441 vertelt het geheim, daar heeft hij in kleine letters geschreven, ga zelf maar kijken.' Joost pakt het boek, gaat naar bladzijde 441 en leest hardop : 'Beste Joost, gefeliciteerd, aan jou de familieerfenis : een geheim eiland.' 'Moet ik nu hoera zeggen ?' vraagt Joost. 'En waar is dat geheime eiland ?' 'Ga naar bladzijde 847,' zegt Arnold. En daar leest Joost het. Het schijnt dat Joost een geadopteerd kind was, als baby, en zijn vader en moeder durfden het hem nooit te zeggen. Boos slingert Joost het boek weg, en rent naar buiten, terwijl Thea hem achterna gaat. 'Lees het boek verder voor meer informatie,' roept Arnold hem na. Maar Joost is woedend. Pas na een paar uur komt Joost weer thuis, samen met Thea. Arnold en Jacquelien liggen op de bank te slapen. Op de tafel ligt het boek, en Joost leest verder. Het blijkt dat Joost op dat eiland geboren is. Na een tijdje kan Joost het accepteren en gaat samen met Thea op vakantie naar het eiland. Er wonen daar twee mensen die ooit de samenleving hebben verlaten. Ze wonen hier als wilden. Als Joost hen het verhaal vertelt begrijpen ze dat hij hun kind is. 'Jij hoort bij ons,' zegt zijn echte vader. 'Ooit hebben ze jou van ons afgepakt. Nu ben je terug. En Thea is ook welkom.' Hij omhelst zijn vader en dan zijn moeder, en ook Thea doet dat. En ze leven nog lang en gelukkig. Uit : Proza van de Vuh, uitgave : coab DE BALLERINA De Rozentrap Ze liet me niet los, en ik liet politie komen, en een piratenleger, die haar gillend afvoerden. Ik las een boek. De letters leken tot mij te komen, en begonnen in mij te draaien. Alsof een vrouw tot mij sprak. Ze was naakt. Ik kon haar door de letters zien. Ze was een engel, de engel van het boek. Het boek was bijzonder, als een schilderij. Ik legde het boek weer terug, en pakte een ander boek, en hetzelfde gebeurde, maar het was een andere vrouw. Het was een lange reis naar Bagdad. Eindelijk kwam ik daar aan, en stapte uit de trein. Er waren hier huizen met sluiers, en achter de sluiers zaten vrouwen. Sommigen rookten, anderen aten, en weer anderen deden niets. Ik kon dwars door de sluiers heenzien. Er waren rode, dampende lampen achter. Alsof ze iets probeerden te vermorzelen. Ik ramde mijzelf een weg door Bagdad. Ze had het haar lang, golvend, toen ik bij haar aankwam. Ik zou nu haar bodyguard zijn. Ze sprak met veel tussenpozen. Ik volgde haar op haar rozentrap. Ik was hier voor geld. Ik had haar een brief geschreven, voor veel geld, en ik zou nog veel meer doen, voor geld. Ik zou haar de show geven van haar leven. Het kon me verder niet schelen wie ze was. Veel informatie had ik niet nodig, als ik mijn geld maar kreeg. Ik droeg ook zorg voor haar dochter. Dat maakte niet uit. Ik was er nu toch. Ik gaf haar de show van haar leven. Ik maakte mij op, dook, en hees mijzelf op het piratenschip. Ik zat vast aan elastieken. Het schip trok me op naar onbekende hoogtes, hoger dan ik ooit durfde dromen. Zoet was het hier, en zij was zoet. Even dacht ik niet meer aan het geld, maar aan haar. Maar toen werd ik weer stoicijns, als een gelikt zakenman. Ik moest hier weg, en wel zo snel mogelijk. De show was afgelopen. Thuis zat ik het geld te tellen. Ik had goede winst gemaakt. Hier kon ik wat mee. Ik was een ballerina, ik was een pop. Ik bewoog door vreemde muziek, en vreemde ritmes. Magische muziek, en voor al het andere was ik doof. Uit : proza van de vuh, uitgave : coab ________________________________ HET GELE GEVAAR Pas op voor het gele gevaar. -- Wat is dat, dokter ? Ik ben het gele gevaar. -- Nou bedankt voor de waarschuwing dan, dokter. Dan zijn de rollen dus nu wel omgedraaid. Ik ben de dokter nu, want jij bent het gele gevaar. Nee, nee, nee, dan heb je het verkeerd begrepen. -- Ik heb helemaal niks verkeerd begrepen. Die spelletjes zijn nu afgelopen. Ik ben nu de dokter, niet jij. Jij bent het gele gevaar. Wie zegt dat ? -- Dat komt net uit je mond. Waar is het bewijs ? -- Geen bewijs nodig. Ik ben nu toch de dokter, dus ik heb geen bewijs meer nodig. Belachelijk. -- Goedzo, houden zo. We gaan hier niet een beetje het gele gevaar lopen spelen. Maar je weet helemaal niet wat het is.
Page 10
-- Jawel, je zei daarnet dat jij het was. Helemaal niet. Ik moest uw oren nog laten uitspuiten. Uit : De Grote Surinaamse Bijbelkrant, verzamelingen nr. 1 ________________________________ DE BIZONJACHT Hij voelde de scherpe pennetjes door de huid boven zijn tepel gaan. Het waren een soort pijltjes, een soort scherpe botjes met kleine veertjes aan weerskanten als kwastjes. Die voelden zacht tegen zijn huid aan, maar de pijltjes waren scherp. Het deed wel even heel erg pijn, maar daarna raakte hij er meer en meer aan gewend. Hij moest een lange trap op bekleed met bruin fluweel of suede. Moeder overste stond op hem te wachten op de hoogste trede. Ze stond bij een groot portaal, een poort. “Je wist dat dit moest, hè ?' sprak ze. 'De pinnen moesten erin, anders zou de bizon je bezeten kunnen maken.' Hij knikte. Samen met haar liep hij door de poort. Ze kwamen in een duister veld waar in de verte de bizons graasden. 'Hier gaat het gebeuren,' sprak ze. Hij kreeg een speer, een pijl en boog met een mes. Ook kreeg hij een net. 'Ik wil niet,' zei hij. Moeder overste stond daar met een gesel. 'De kerk wil het,' sprak ze zelfverzekerd. Hij boog zijn hoofd. Hij wilde de vader-priesters niet teleurstellen, en al helemaal niet moeder overste. Plotseling richtte hij de speer op haar. 'Ik kan het niet !' riep hij. En hij rende weg. Hij voelde zichzelf een banghaas, een grote mislukkeling. Hij rende de trap af naar zijn kamer. Hij deed de kamer op slot, voor het geval moeder overste achter hem aan zou komen. Ze had altijd die gesel wel, maar had haar die nog nooit zien gebruiken. Moeder overste begreep hem wel. Midden in de nacht kwam hij zijn kamer uit, en ging de trap op om vervolgens door de poort te gaan. Er waren daar een groep vrouwelijke jagers. 'Waar ga jij naartoe ?' vroegen ze. dan ooit te voren. Het was alsof de jacht nu pas echt begon. 'Ik wil hier weg,' zei hij. 'Dit is niks voor mij.' Hij keek de lucht in, waar de nachtzon was verschenen. Er kwamen zoveel bizons uit voort die door de lucht gingen. De lucht leek wel op een grote vlakte met een heleboel velden. 'Waar gaan die naartoe ?' vroeg hij aan de vrouwen. 'Zij zullen de kerk aanvallen,' zeiden de vrouwen serieus en ernstig. In zijn gedachten zag hij moeder overste voor zich. Hij sprong op één van de jachtwagens, en maakte zijn speer klaar. Zo ging hij de nacht in. Hij joeg op de bizons alsof hij op de zon joeg. Gehuld in een bizonkleed kwam hij terug. 'Moeder overste zal trots op je zijn,' zeiden de vrouwen. De volgende dag ging hij naar moeder overste met zijn kleed. Zij nam hem in haar armen. 'Ik ben trots op je, jongen,' sprak ze. 'Eindelijk heb je jezelf overwonnen. Dat is een hele grote stap. Je bent erg moedig geweest.' De nacht daarop ging hij weer op jacht, en kwam terug met een bizon-schedel. Die gaf hij aan moeder overste. Moeder overste drukte de schedel tegen zich aan. De dag erna stierf zij. Hij zwoer dat hij voor altijd voor haar en de kerk zou jagen. Hij zou de kerk tot overwinning brengen. 'Iets brandt er in mij, een eeuwige vlam, Het steekt overal, ik ben zo bang, Maar niets zal mij stoppen, het duurt al te lang, Ik zal over haar waken zo lang als ik kan, Ik ben hiervoor geroepen, terug kan ik niet, Sinds ik jou vond als mijn beste vriend.' Hij stond op en liep naar de poort. Hij keek in de lucht, en de nachtzon was vallende, maar er waren meer bizons Uit : proza van de vuh, uitgave : coab ________________________________
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 6


Page 0
1e Jaargang, nummer 6, 15 mei 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Literatuur __________________________________________________________________________ DE ORANJE STER – DEEL 3 Marja herinnerde de potten met vlees in de kelder. Kees knikte. Dit had hij ook gedroomd. In de stad waren vaak vleesmarkten met zulk vlees. Er moest vlees gegeten worden, anders zouden de roofdieren weer sterker worden, en het glas dunner. Ze moesten dus eten voor hun leven. 'Het vee wordt door het glas gezogen tot een plaats in de wildernis,' zei Harry. 'Hiervoor worden jagers, slagers en vlees-verkopers aangesteld. Je begint als vlees-verkoper, dan wordt je een jager, en daarna een slager. De slager is een vleeskweker. Hij kent de geheimen van de vleesbrug.' Kees kreeg een baan als vlees-verkoper op de markt. Hij leerde veel over de verschillende vleessoorten. Na een tijdje werd hij aangenomen in de jager-cursus. Hier leerde hij hoe hij moest jagen. Het had veel te maken met codes. Hij moest leren de codes in te typen. Harry was hierin zijn grote voorbeeld. Ook moest hij de verschillende spelen leren. Na een tijdje mocht hij zichzelf 'Kees de jager' noemen. Harry was heel trots op hem. Marja wist het nog niet. Ze keek een beetje de kat uit de boom. Ze had teveel verhalen van Harry gehoord, en moest het allemaal nog zien. Sinds Kees jager was geworden moest hij veel vaker de wildernis in. Marja miste hem. Harry had haar verteld dat vrouwen geen jagers, slagers of vlees-verkopers konden worden, alleen als de gestalte van vuur hen daarvoor sinds het begin had aangesteld. Dat was met Marja dus niet gebeurd. Volgens Harry was er maar één manier om het wel te worden. Dat was door een nacht-verdrag. Dat moest volkomen in het geheim gebeuren, wanneer de man zou slapen. Er hing daarvoor een speciale knop in de slaapkamer die zou berekenen wanneer de man zou slapen van begin tot het eind. Zo kon de vrouw op tijd weer terug zijn. Marja voelde daar wel wat voor. Zo zou ze in ieder geval wat met Kees gemeen hebben. Ze begon als nachtvlees-verkoper, en volgde ook jagers-cursussen in de nacht wanneer hij sliep. Marja was een snelle leerling, en voor haar was de slager status snel behaald, terwijl Kees nog maar jager was. Op een nacht wilde zij het geheim van de vleesbrug weten waar Harry het altijd over had. Met Harry ging ze de wildernis in door de kelder-gang. Ze moesten hiervoor heel diep de wildernis in. Ze kwamen aan bij een vochtige woestijn. Het leek wel alsof het hier geregend had. In de woestijn begon ergens de vleesbrug. Die ging over een rivier van vuur. De brug was geheel van vlees gemaakt. De brug was nogal glibberig. Marja was bang dat ze er vanaf zou glijden. Harry stelde haar gerust. Hij had in een rugzak spijkerschoenen meegenomen voor allebei. Dat waren schoenen met lange spijkers om zo vastgehaakt te zijn in het vlees. Samen liepen ze de brug over tot een grote burcht. Hier ging de woestijn gewoon verder, maar ze moesten in de burcht zijn. Er stonden wat poortwachters met geketende roofdieren. De poortwachters zeiden verder niets. Binnengekomen moest Harry wat codes intypen. Toen kregen ze verder toegang. Ze kwamen in een zaal met wapens : speren, messen, hakbijlen, en andere vreemdsoortige wapens. Er waren wapens bij die Marja nog nooit eerder had gezien. 'Kees zou dit moeten zien,' dacht Marja bij zichzelf, 'die zou het prachtig vinden.' Even miste ze Kees, en wenste dat hij hier met haar was. Op een tafel stond een bord met vlees. Harry begon ervan te eten, en een andere deur ging open. Ze kwamen in een zaaltje met een heleboel deuren. Naast elke deur stond een tafeltje met een bord vol vlees wat gegeten moest worden om de deur te openen. 'Kies een deur uit,' zei Harry, 'en eet van het vlees.' Marja liep op een deur af en begon te eten. De deur ging open, en weer kwamen ze in een zaaltje binnen. Grote boeken lagen op tafels met bordjes vlees ernaast. Om de boeken te openen moest er van het vlees gegeten worden. De boeken zouden vol geheimen staan. 'Dit heb jij vast en zeker vaker gedaan,' zei Marja. Harry knikte. 'Kies een boek,' zei Harry. Marja koos een boek en begon te eten. Het boek opende zich en Marja begon te lezen. De letters deden pijn aan haar ogen, en ze deed het boek weer dicht. 'Ik kan het niet lezen,' stamelde Marja. 'Ik ken al deze boeken door en door,' zei Harry. 'Het zijn boeken van pijn. Al deze boeken hebben hun eigen pijn. Probeer een ander boek.'
Page 2
Marja koos een ander boek, en at van het vlees. Het boek opende zichzelf, en Marja kreeg enorme last van hoofdpijn. Weer sloeg ze het boek dicht, en ging naar een ander boek, waar ze at van het vlees. Het boek opende zichzelf, en ze kreeg een enorme buikpijn. Dit was nog wel te doen, en ze begon te lezen. 'Witskebat Hapi Da La Loie Vakau, welkom tot het geheim van de vleesbrug, een geordend geheim voor slagers. Ben je geen slager, maak dan dat je wegkomt. Wij eten om te vergeten. Al je herinneringen eet je hier, en dit geeft de toegang tot onze geheimen. Nogmaals welkom. Als slager ben je een volleerde jager. Het vlees dat u hier eet zal u toegang geven tot hogere jachten. Door verschillende soorten vlees te eten krijgt u verschillende soorten wapens voor de jacht. Probeer ze allen uit. In één van deze boeken zult u de code vinden voor de poort voor u. Hierdoor zult u komen tot een hal van jachtwapens die te verkrijgen zijn door van het vlees naast hen te eten. Elk jachtwapen zal toegang geven tot een nieuwe deur waardoor u een nieuw jachtveld kunt betreden.' Marja sloeg het boek dicht. De pijn was ondragelijk geworden. Dit waren nachtverhalen, zei Harry. 'Wat is de code, Harry ?' vroeg Marja. 'Ik kan het je niet geven, Marja,' zei Harry. 'Dan zou ik ontploffen. Die codes zijn zo gevaarlijk dat als ze van een mens tot een mens worden overgedragen, dan is dat het gevolg.' Marja at van het vlees van een ander boek. Het boek opende, en Marja begon te lezen. Ze kreeg verschrikkelijke kiespijn. Ze gilde het uit, en viel bijna flauw. Harry kalmeerde haar. 'Doorzetten, schat,' zei hij. 'Nee !' gilde ze. 'Dit is wreed !' 'Shhh,' zei Harry. 'Maak ze niet wakker. Als ze hier komen, dan … dan …' 'Wie zijn ze ? Waar heb je het over ?' vroeg Marja. 'Dat kan ik niet zeggen. Lees nu maar,' zei Harry. 'Jij hebt makkelijk praten,' zei Marja. 'Ik ben hier ook doorheengegaan,' zei Harry. 'Ik weet er alles van.' 'Het is een offer, hè ?' zei Marja. Harry knikte. 'Ja, dat kun je wel zeggen,' zei hij. 'Okay,' zei Marja, die zich alweer iets beter voelde, en begon te lezen. Uit : Proza van de vuh, uitgave : coab ________________________________ DE ACHILLESPEES VAN HET VLEES Het pad van Areta is hard. Maar het is het beste pad. In het christendom werd dit het smalle pad genoemd. In de oorspronkelijke Griekse grondteksten waren de oude profeten en de apostelen volgelingen van de godin Areta, waar we veel over geschreven hebben. Oorspronkelijk waren het Judaisme en het christendom dus het Aretisme. Ook de islam, het jongere broertje, kwam uit diezelfde bron. De islam moest ook veel rechtzetten wat in het Judaisme en christendom verkeerd was gegaan. Er moest veel meer geredeneerd worden vanuit Ismael en Ezau, twee belangrijke archetypes, en de RV-Bijbel gaat daar mee verder en diept het nog verder uit, zoals bijvoorbeeld in de opvolger en vervanger van het boek Exodus. Toen de openbaring bij hoofdstuk 16 was aangekomen van dit boek, begon mijn ruggegraat helemaal warm te worden. Er zijn veel veranderingen gaande in de geestelijke wereld. Er komen nieuwe fundamenten. Er hangen vreemde energieen in de lucht. Er is een grote geestelijke oorlog omtrend dit boek. De mens is in groot programmatie-gevaar, dus daarom moet het geestelijke Woord wel geopenbaard worden. Er staan grote gevaren op de loer voor de mensheid. Laten we onze hoofden buigen en ons verootmoedigen, opdat we de zachte, leidende stem van moeder natuur kunnen verstaan, en op het pad van Areta terechtkomen en blijven, niet op het pad van kakia, de wereldsgezindheid. Er is nu een strijd : vers tegen vers, interpretatie tegen interpretatie, en het gevecht is om onze ziel. Het is erop of eronder. Eén ding is zeker : het vlees zal eronder gaan, zal ten onder gaan. De natuur zal niet rusten, en heeft inmiddels de achillespees van het vlees gevonden en laat niet meer los. Het vlees is er goed bij. De vis is in de fuik, aan de speer, en zal niet meer losgelaten worden. Het vlees is woest, als een wild varken, die in een strik is geraakt. Wees dus heel voorzichtig. Blijf gematigd in de dingen die je doet. Neem van niets teveel. Verneder je onder de hand van moeder natuur. Ga niet hoger dan je voegen. Doe stappen terug waar nodig, om haar volkomen ruimte te geven in je leven. Er is een weg hier doorheen. Er hangt veel onheil in de lucht, veel gevaar, veel bedrog, maar er is een weg doorheen. Luister naar haar zachte stem. Laat haar spreken, door zelf stil te worden. Er gaat een nieuw Exodus boek komen, de opvolger en vervanger van Exodus. Dan zal er helderheid gaan komen. In deze wereld gaat het veel om het IQ, maar ze vergeten veelal de EQ van de empathie en de GQ van het geestelijke. Die factor ontgaat ze vaak helemaal. Het is de bedoeling dat ze in balans komen. Hoe zit het met je eigen balans ? Zul je hier in de komende tijd aan werken ? Ze kunnen niet zonder elkaar. Zo zul je zelf ook de achillespees van je vlees vinden, de zwakke plek van je vlees, en het zo kunnen overwinnen. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ HET PROLO STEEGJE te eten. -- Hallo, mag ik even wat vragen. Mijn relatie is net uit, hè, en nu dacht ik : Ik zie u hier nu net lopen, en u lijkt wel een beetje op haar, dus wou ik vragen of wij dan niet samen iets zouden kunnen proberen, weet je wel, zo van misschien dat het tussen ons klikt, en dat ik dan met jou verder kan. -Ach, maar meneer, ik ken u helemaal niet. Ik kom u hier voor het eerst tegen in het Prolo steegje. U loopt nogal hard van stapel. Dat kan echt niet hoor. -- Ja, maar we kunnen het toch proberen ? Nee heb je, en ja kun je krijgen. -Ach meneer, ik heb echt geen tijd voor deze dingen. Ik heb ook nogal haast. U zult heus wel weer iemand anders vinden. -- Ja, maar het is al laat en ik heb echt onderdak nodig. Ik ben uit huis gezet en zij heeft al mijn bezittingen in beslag genomen. Ik heb niks meer. -Nou goed, dan geef ik u wat geld en een fiets. Daar moet u het dan mee doen. -- Dank u wel mevrouw. -Zo, hier is het. Nou, goeie reis, hè, en je zal heus wel weer wat leuks vinden. --Nou, ik heb liever niet iets leuks, maar iets sterks. Ik vind die vrouwen van tegenwoordig zo slap. Ze lopen alleen maar mooi te doen, maar hebben geen sterk karakter. Ze zijn niet sterk. -Ja, maar meneer, daar kan ik toch ook niks aan doen ? -- Maar u lijkt me zo'n sterke vrouw. Dat heb ik echt nodig. -Nou, kom dan maar even met me mee naar boven. Hier woon ik. Dan kun je een douche nemen, en dan geef ik je wat -- Nee, alsjeblieft geen eten. Ik voel me tamelijk ziek en misselijk. -Nou, dan geef ik je een warm bed. Heb je daar wat aan misschien ? Kun je weer aansterken en tot rust komen. -- Misschien wat water zou helpen. En ligt u dan ook in het bed ? -Nee, wees maar niet bang. Ik slaap in een ander bed. -- Gelukkig maar, want dat is wel eng met zo'n sterke vrouw als u. -Eng ? Nee hoor, ik ben helemaal niet eng. Ik doe geen vreemde dingen. Heeft u nare dingen met uw vorige vrouw meegemaakt dan ? -- Ik werd soms halfdood wakker. -Dat is geen pretje. En u weet zeker dat het door haar kwam ? -- Vrijwel zeker, maar haar zus sliep soms ook bij ons. -Nou gevaarlijke familie dan. Hier zul je dat echt niet hebben. Ik ben tamelijk vreedzaam. -- Dus ik mag komen ? -Nou eigenlijk begin ik me te bedenken. Wat als uw vrouw en haar zus nog steeds naar u op jacht zijn ? -- Kun je mij beschermen ? -Nou nee, daar ben ik niet voor. Ik zou gewoon hard fietsen als ik u was. Hier heeft u uw fiets. -- Ik ben eigenlijk te moe. Kan ik niet één nachtje bij u slapen dan ? Mag zelfs in hetzelfde bed. -Nou ja, zeg, ik ken u helemaal niet. Ik zit hier een beetje gastvrij te lopen doen, maar heb er nu alweer spijt van. -- Sorry. Heeft u geen zus dan die misschien wat makkelijker en handiger in deze dingen is ? Ik zoek een beetje een sterke vrouw. -Probeert u mij nu jaloers te maken ? -- Misschien. Ik moet toch wat. -Nou, komt u dan gewoon met mij mee, dan gaan we het proberen. -- Laat maar, ik zie er vanaf. -Heeft u nu mijn tijd voor niets lopen verdoen ? Nee, u komt nu gewoon met mij mee. Niet lopen zeuren opeens. U heeft mij in dit avontuur gestort, en ik laat me niet zomaar wegkieperen ineens. -- Ja, maar ik wil niet. –Dan had je dat eerder moeten bedenken. Er is nu geen weg terug meer. U gaat nu gewoon met mij mee. Jas uit, warme douche, en dan lekker slapen. Ik zorg voor de rest. -- Maar wat als ik me bedenk ? –Meneer, u bent wel heel erg wispelturig. U loopt toch geen spelletjes met mij te spelen hier, hoop ik hè ? -- Okay, ik vind ook dat u helemaal gelijk hebt. Ik moet mij niet zo aanstellen. -Goedzo. En hoe gaat ons kind heten ? -- Melk. -Melk ? -- Waarom niet ? Ik heet zelf namelijk Melkert, en dat is mijn achternaam ook. -Hmmm, Melkert Melkert … zeer charmante naam. Aangenaam met u kennis te maken. Dat dat zo maar kan in
Page 4
zo'n steegje hè. Zou ik normaal gesproken nooit doen, maar u heeft mij wel zo in de maling genomen en beetgehad. Dan kan ik er niet meer onderuit. -- En u ook. -Nou ja, misschien zijn we dan echt voor elkaar bestemd. We gaan het in ieder geval proberen. -- Ik moet nu echt gaan hoor. Mijn vrouw wacht thuis op me, met haar zus. -Maar u zei net tegen me dat uw relatie uit was en dat u uit uw huis was gezet ? -- Ja, maar ze zei dat ik terug mocht komen als ik een grote buit zou hebben. Bedankt voor de fiets en het geld. Einde Uit : De Grote Surinaamse Bijbelkrant, verzamelingen nr. 1 ________________________________ DE BANAANSE SINAASAPPELKONING Er waren eens een man en een vrouw in een tuin met sinaasappelbomen. Plotseling verscheen er een banaan met sieraden in de struiken tussen de sinaasappels. De man en de vrouw dachten dat het een slang was, en bekogelden de banaan met sinaasappels. ‘Weten jullie wel wie ik ben ?’ sprak de banaan met sieraden. ‘Ik ben de koning van de sinaasappels.’ En hij begon de sinaasappels met zo’n vaart terug te slaan dat de man en de vrouw onder de sinaasappelsap kwamen te zitten. De banaan met sieraden bleef maar gooien, totdat er een zee van sinaasappelsap was ontstaan. De man en de vrouw riepen om hulp. Maar na een tijdje kreeg de banaan met sieraden medelijden met hen, en liet hen op zijn rug zitten, anders zouden ze verdrinken. Hij bracht hen naar een eiland waar ook komkommers en bananen waren. Er waren ook een bananenkoning en een komkommerkoning, en zij hadden wel trek in wat sinaasappelsap. Maar zij dronken daar zoveel van dat de banaanse sinaasappelkoning boos terugkwam, en met zoveel sinaasappels begon te gooien dat zelfs het eiland overstroomde. Het werd een woeste zee van sinaasappelsap, waarin zelfs de banaanse sinaasappelkoning dreigde te verdrinken. Gelukkig kon de komkommerkoning vliegen en nam ze allen op zijn rug. Hij vloog naar een meloen in de lucht. De meloen nam ze naar binnen, en vroeg wie de schuldige was. Allen wezen ze naar de sinaasappelkoning, die door de meloen direkt weer in de sinaasappelzee werd geworpen. Maar later kreeg de meloen spijt, en dronk de hele sinaasappelzee leeg. De banaanse sinaasappelkoning verstopte zich weer tussen de sinaasappelbomen in de tuin. Op een dag kwamen er weer een man en een vrouw in de tuin. Toen ze de banaanse sinaasappelkoning zagen begonnen ze met sinaasappels naar hem te gooien, omdat ze dachten dat het een slang was. Maar ditmaal gooide de banaanse sinaasappelkoning niks terug, en besloot ook om maar niks te zeggen, want hij wist waar dat op uit kon lopen. Uit : Donkere Kaas, een verzameling verhalen, uitgave : coab ________________________________ HET RIJK VAN NICOTINE Een van de reusachtigste leiders van het duistere rijk die ik ooit had gezien was wel het skelet Nicotine. Elke dag maakte hij een lange reis over de bergen naar de hoogste top, met in zijn armen het hoofd van een meisje. Nicotine had een paar duistere paarden, genaamd Ammalgamos, Compositos Medicinos. Hij was een duistere rijder. In zijn rijk was er geen schoonheid, alleen lelijkheid, maar de jungles hier waren reusachtig. Ik stond aan de oever. Een jongetje in een boot wenkte mij. Het was een lange dunne boot, en het jongetje had een peddel. Het was een indiaans jongetje. ‘Mijn moeder wacht op je,’ riep hij. Al gauw was hij bij de oever en ik stapte in het bootje. Al snel waren we aan de andere kant van het meertje. Aan de oever stond een vrouw. Ik herkende haar niet, maar zij riep mij bij mijn naam. Ik stapte uit het bootje en liep naar de oever. Ze omhelsde me stevig. ‘Ik heb een maaltijd voor je gemaakt,’ zei ze. ‘Wie ben je ?’ vroeg ik. ‘Oh, ik ben Melango,’ zei de vrouw. Al snel bracht ze mij naar haar hut. Er lagen hier allerlei pakjes sigaretten en en sigarendoosjes. ‘Rook je ?’ vroeg ik. ‘Nee,’ zei ze. ‘Mijn zoontje neemt ze weleens mee.’ ’s Nachts komen de troubadouren,’ zei ze. ‘Zij werken voor de farao.’ ‘Waar hebben ze het dan over ?’ vroeg ik. ‘Oh,’ zei ze, ‘over hem. Je weet wel : Nicotine, de baas van alle farao’s. Hij is het grote opperhoofd.’ Ik kende Nicotine wel. Het was een verschrikking. Iedereen was geketend aan zijn lange kettingen, ook deze vrouw. Het hart van Nicotine was een rood hart, maar voor de rest was het hele duistere rijk zwart en wit. Als de troubadours kwamen dan was er altijd veel grijs, veel bruin en geel. Nicotine was een slager. Hij was altijd op jacht, en had een grote fokkerij. Hier liet hij de vrouwen zwaar werk verrichten. ‘Pssst, bevrijd me,’ fluisterde de vrouw. Ze wees op de ring aan mijn vinger die ik eens van de farao had gekregen. Ik bedacht me geen moment, legde de ring tegen haar ketting en brandde de keten door. Ik pakte haar hand, en zei : Kom mee. Ik weet niet hoe lang het geduurd heeft maar na tijden rennen kwamen we uit de jungles van Nicotine. Een man staarde ons aan met een lange baard. Hij liet ons de tand van een haai zien. ‘Waar zijn we ?’ vroeg ik. ‘Welkom,’ zei de man. Hij was direct heel vriendelijk. Hij staarde naar mijn ring. ‘Wie bent u ?’ vroeg ik. ‘Ik ben Terang,’ zei de man. ‘Gezand van de koning.’ ‘Wie is de koning ?’ vroeg ik. Hij liet me een klein balletje zien. Maar daar kwam Nicotine al aan. Ik greep Melango weer bij haar hand en rende met haar verder. Maar ook in de verte zag ik Nicotine aankomen, en toen van alle kanten. Snel werden we ingesloten. ‘Nicotine heerst hier,’ zeiden ze. Plotseling kwam er rood licht uit mijn ring voort en scheen op de harten van de Nicotines om ons heen. Een van de Nicotines had witte klederen met een lange witte punthoed. Hij leek wel op een pion. Achter hem stonden nog een paar van zulke Nicotines. Ik richtte de straal van de ring op zijn gezicht, en hij begon weg te smelten. Ik rende met Melango door de opening die was ontstaan. Weer zag ik die man. ‘Kan ik iets voor je doen ?’ vroeg Terang. ‘Ja,’ zei ik. ‘Help ons hier uit.’ Maar Terang werd gegrepen door de Nicotines en werd verslonden. De Nicotines waren als een kudde hongerige honden. Weer richtte ik de straal van de ring op hen. In de verte was een piramide waar we naartoe renden. Binnenin zat een farao op een troon. Hij was geheel gemaakt van metaal, en er kwam rook uit hem voort. Maar al snel waren ook de Nicotines binnen en verslonden de metalen farao. Een paar Nicotines zaten op paarden. Het waren grote paarden. We renden door een deur in een andere gang. Maar hier waren zwarte Nicotines met hun paarden. Weer beukte ik een deur in, en kwamen in een kamer terecht met een raampje waardoor we konden ontsnappen. We waren nu op de piramide. De vrouw haalde wat pakjes sigaretten en sigaren uit haar broekzakken en begon ze tussen haar handen te rammelen, terwijl ze veren begon te krijgen. Snel greep ze me en we vlogen weg. Het was mij een raadsel. Nicotine Magie, zei ze. We vlogen naar een hoog kasteel waar de Nicotine Tovenaar woonde. We hadden hier groot uitzicht. De Nicotine Tovenaar was een aardige man. Hij liet ons alle mechanismes van Nicotines zien. Het waren robotten. Ook hun grote paarden. De Tovenaar zette ons ergens neer op de rotsen, in een ander rijk. We kwamen op een strand terecht met heet zand. Ook was er een hutje van riet en bamboe. ‘Blijf je bij me ?’ vroeg Melango. ‘Ach, ik kom je nog weleens een keertje opzoeken,’ zei ik. ‘Ik hoop dat je het hier naar je zin zult hebben. Er is hier strand en zee, en er groeit hier voldoende aan de bomen.’ Daar kwam de Tovenaar aan, vanaf het strand. ‘Je hebt in ieder geval goed gezelschap,’ zei ik. De Tovenaar gaf mij een hoed van stro en riet. En toen vertrok ik. Einde Uit : Proza van de Vuh, uitgave : coab ________________________________ HET LULUK TABLET Ze waren in een gevecht. Zij probeerde hem in verwarring the brengen door leugens. Hij zat op de bank, en wilde de moed opgeven. Zijn hoofd kon het niet meer aan. Zij wilde hem aangeven bij de godin Serket. Zij was een wellustige vrouw. Ze verkocht haar man aan haar. Maar Serket wilde niet komen, en zond daarom Luluk, een indiaanse prinses. Luluk nam bezit van haar, en bracht haar man nog meer naar beneden, met de meest gemene truukjes. Hij had de moed allang opgegeven en wilde zelfmoord plegen. Hij staarde naar de beeldjes van zijn vrouw, haar godinnen. Hij wist niet wat hij er mee moest, maar hij begon tot hen te bidden. Een keer kwam in zijn lot, de godinnen waren hem opeens goedgezind. Zijn vrouw kalmeerde. Van binnen voelde hij een haat naar de godinnen want zij hadden dit alles aangesticht. Zij hadden zijn vrouw gek gemaakt. Hij hield het Luluk tablet in zijn handen, en wilde het breken. Dit tablet hield zijn vrouw opgesloten. Ze vloog hem aan. Ze was ongelovelijk sterk ineens. Ze bond hem vast, en hongerde hem uit. Het tablet werd ergens op een tafel neergelegd. Een vriendin van haar kwam. 'Kun jij dit tablet in bescherming nemen,' vroeg ze. De vriendin knikte, en vertrok weer. Hij begon weer tot de godinnen te bidden en wist dat hij zich dit keer beter moest gedragen. Ze maakte hem los. Hij staarde naar de beeldjes van zijn vrouw. Ook hij was in dit tablet opgesloten. 'Dochter van de regen,' werd ze genoemd, 'dienares van Luluk,' ze was aan het kalmeren. In ieder geval liet ze hem nu met rust. Uit : Proza van de Vuh, uitgave : coab ________________________________ DE DROKELAARSE PAP Met zijn vader kwam hij de herberg binnen, en hij wist niet wat hij zag. Allemaal zaten ze of scheef op hun stoelen of lagen op de grond van het lachen. En het hield maar niet op. 'Wat is hier gebeurd ?' vroeg hij aan zijn vader. Zijn vader hief zijn schouders op. 'Ik heb geen idee.' Toen vroeg hij het aan de herbergier, maar die lachte ook verschrikkelijk, en kon niet meer stoppen, en moest alleen maar harder lachen toen de jongen het hem vroeg. 'Zitten jullie me soms uit te lachen ?' vroeg de jongen.
Page 6
'Ja !' riep een dikke vrouw van achter een tafel, en iedereen lachte nog harder. Ze gierden van het lachen, en sommigen waren aan het schaterlachen. Ze kwamen niet meer bij. De jongen keek hen vreemd aan, en toen keek hij naar zijn vader. 'Waarom lacht u niet met hen mee dan ?' vroeg de jongen. 'Omdat,' lachte de herbergier, 'omdat hij niet van de pap heeft gegeten.' Toen lachten ze allemaal nog wel harder, en nog doller en dwazer. 'Wat voor pap ?' vroeg de jongen. 'De Drokelaarse pap !' riep iemand. 'Ik ken die pap niet,' zei de jongen. 'Mag ik het eens proberen ?' Nog steeds bulderden ze van het lachen, en het leek alleen maar erger te worden. 'Niet zo goed voor jou, jongen,' zei iemand. 'Je bent nog erg klein.' 'Ja,' zei vader, 'er zitten bessen in die pap waar je nogal dronken van wordt, dus doe maar niet.' 'Maar ik wil ook lachen, vader,' zei de jongen. 'Ach, we lopen zo wel even langs het toneelspel op straat,' zei vader, 'dan kun je ook lachen.' 'Ja, maar ik wil net zo hard lachen als de mensen in de herberg hier,' zei de jongen. 'Dat heb ik nog nooit eerder meegemaakt.' Vader nam de jongen weer mee naar buiten, en bracht hem naar het toneelspel op straat, maar de jongen kon er niet om lachen. Die nacht kon hij niet slapen, want hij moest telkens weer aan de pap denken. Midden in de nacht dacht hij dat hij zijn ouders weleens hard hoorde lachen, dus misschien hadden ze het wel in huis. Hij sloop zijn bed uit, ging de trap af, en toen de keuken in. Overal in de keukenkastjes begon hij te zoeken. Ergens op een pot stond 'Drokelaarse pap'. 'Dit moet het zijn,' zei hij tegen zichzelf en begon gulzig ervan te eten. Maar er gebeurde niets. Teleurgesteld ging hij weer naar bed. Zijn vader nam hem daarna niet meer mee naar de herberg, en zo begon de jongen steeds meer de herberg en wat daar gebeurd was te vergeten, en zo ook de Drokelaarse pap. Toen hij wat ouder was geworden kwam hij op een dag een boer tegen op het zanderige pad tussen twee weilanden in. De boer begon direct te lachen. 'Zit u me nu uit te lachen ?' vroeg de jongen. De boer begon alleen maar harder te lachen. 'Neem me niet kwalijk, kerel,' bulderde de boer van het lachen. 'Ik had net wat Drokelaarse pap gegeten in de herberg.' 'Oh, maar dat heb ik ook weleens gegeten,' zei de jongen, 'maar er gebeurde niets.' 'Je moet die van de herberg hebben, kerel,' zei de boer. 'Daar zitten Drokelaarse bessen in. Die van de winkel is pap zonder bessen.' 'Verrek,' zei de jongen. 'Dan ben ik dus al die tijd bedrogen geweest.' De jongen slenterde naar de herberg en ging er naar binnen, maar niemand lachte. 'Drokelaarse pap, graag,' zei de jongen. Maar de herbergier schudde zijn hoofd. 'Ik heb net het laatste verkocht,' zei de herbergier, 'en nu gaat het uit de handel.' 'Maar waarom ?' vroeg de jongen. 'Het werd te dol en te bont,' zei de herbergier. 'Ach, nog één keer dan,' klaagde de jongen. Maar de herbergier was niet om te kopen en bleef bij zijn standpunt. 'Ga de Drokelaarse bessen zelf maar zoeken,' zei de herbergier. 'Waar vind ik die ?' vroeg de jongen. De herbergier haalde zijn schouders op. 'Alstublieft, zeg het me,' zei de jongen. 'Boven op de gang moeten er nog wat liggen,' zei de herbergier. De jongen wilde direct naar boven rennen, maar de herbergier hield hem tegen. 'Je bent geen gast,' zei de herbergier. 'Ik ben wel een gast,' zei de jongen. 'Ik ben toch hier gekomen voor pap ?' 'Ja, maar je hebt geen kamer gehuurd,' zei de herbergier. 'Alleen zij die een kamer hebben gehuurd mogen boven komen.' 'Goed,' zei de jongen, en huurde een kamer. 'Kamer zeventien,' zei de herbergier. De jongen stoof naar boven, en begon overal te zoeken naar de Drokelaarse bessen, maar hij vond niks. Teleurgesteld ging hij weer naar beneden. 'En ?' vroeg de herbergier. 'Niks,' zei de jongen. 'Heb je al op kamer zeventien gekeken dan ?' vroeg de herbergier. 'Alleen maar op de gang,' zei de jongen, die weer naar boven ging. Hij ging de kamer op, en begon daar te zoeken. Eindelijk vond hij een pot Drokelaarse bessen in de kast. Hij keek naar de bessen, maar durfde ze niet zomaar rauw op te eten, en ging zo terug naar de herbergier. De herbergier lachte toen hij eraan kwam, en begon daarna te bulderen van het lachen. Ook de jongen begon te lachen. 'Alleen als ik ze al zie,' zei de herbergier. 'Maar waarom stopt u er dan mee,' zei de jongen. Steeds dieper zinkt hij dan, In de ijszee van zijn verlangens 'Luister,' zei de herbergier, 'dit is echt het laatste, want bandieten hebben vannacht de Drokelaarse boom omgehakt in de moestuin. Het was de enige Drokelaarse boom die er nog over was. We moeten daarom wel stoppen.' De herbergier keek de jongen aan met tranen in zijn ogen. 'Dan heeft u deze pot hard nodig,' zei de jongen, en gaf het aan de herbergier. 'Nee, jongen,' zei de herbergier. 'Het is voor de gasten. Geniet ervan. Het is het laatste wat er nog is. We willen onze gasten deze ervaring niet onthouden.' Toen gaf de herbergier de pot weer terug. 'Hoe was de Drokelaarse boom eigenlijk ontstaan ?' vroeg de jongen. 'Ach,' zei de herbergier, 'eens vond Napoleon ergens een rood slipje, en men zegt dat daar waar hij zijn rode slipje verloor daar ontstond de Drokelaarse boom, en dat was hier in Waterloo, in onze moestuin.' De jongen begon toen zo hard te lachen dat hij drie dagen niet kon stoppen. Uit : De Drokelaarse pap en andere verhalen, uitgave : coab ________________________________ DE IJSVOGEL De IJsvogel vliegt van ijs naar ijs, De herinneringen verlatende De IJsvogel neemt niets mee, en vliegt zo hoger Zonder lasten, vrij en blij, Maar de last van ijs is een zware Steeds lager vliegt hij dan, Als een koning naar zijn troon, Een ijsvis is hij dan, Gevangen in het ijs, Hij wil weer een ijsvogel worden dan, Maar hij moet wachten tot de morgen Oh ijsvogel, waar vlucht gij heen ? Oh ijsvis, wie houdt u tegen ? Oh, koning zonder kroon, Gedoemd tot dwalen rondom de troon De ijskroon is een mysterie diep en zoet, Maar de wegen tot haar zijn bitter Uit : De Lettermaker, uitgave : coab ________________________ DE BLOEM IN HET BOS Ze waren in het bos op zoek naar een bijzondere bloem, de Lelystad. Ze gingen heel diep tot daar waar het bos leek over te gaan in een oerwoud, een wildernis met slingerplanten. Daarna liep het weer over in bosgebied, heide, dicht op elkaar staande bomen en veel heuvelen. Ze haalden de boslucht diep in. Op de heuvelen groeide vele soorten grassen. De Lelystad bloem was een geheim, een groot geheim. Het was een grote bloem met witte kelken. Er droop wit sap uit. Het droop zo de rivier in, de bosrivier. Toen ze bij de bloem waren aangekomen dronken ze van het sap alsof het siroop was. Hier hadden ze lang op gewacht. Het was heel kleverig spul. De bloem gaf een krijs. Het was alsof ze schokdraad hadden aangeraakt, alsof ze allemaal onder stroom stronden opeens. Het was nu onweer in hun hoofd. Weer begon de bloem te krijsen. 'Wat is er, bloem ?' vroegen ze. 'Iemand heeft me wakker gemaakt,' sprak de bloem. 'Het was hier altijd zo rustig dat ik sliep.' Maar het sap van de bloem was een slaapsap, en ze werden steeds slaperiger, totdat ze samen met de bloem in slaap vielen. En de bloem nam hen in haar op. Nu had het geheim zich teruggetrokken, maar ze droomden dromen waarin ze het geheim zagen. En het geheim was een klok van levenssappen. En de tijd dreef voort, en ze grepen ernaar, maar niemand kon het vastpakken. Ze waren in de bloem gevangen, en moesten het doen met hun dromen, maar het was meer dan genoeg. Terug naar de tijd wilden ze niet meer. 'Hoe konden we zo dom zijn naar de tijd te grijpen ?' zeiden ze. En de bloem prikte in hun vingers, en ze krijsten als de bloem. 'Wie heeft ons wakker gemaakt ?' riepen ze. 'Nee, jullie dromen,' zei de bloem. En de bloem zoog hen dieper naar binnen, waar een stad was in de bloem. Maar het was geen echte stad, meer een dorp in de wildernis, een samenleving. En de mensen van de bosstad verwelkomden hen. En de mensen hier vertelden elkaar verhalen, versierden elkaar met de geheimen van het bos. En ze dronken meer en meer van het sap van de bloem, wat een slaapdrank was, opdat zij nog dieper in de bloem zouden gaan, tot onbekende geheimen, dieper en dieper in de dromen van de bloem. Einde Uit : Joegoslavische Kettingbrieven, uitgave : coab ________________________ DE FEBRUARI SCHIETPARTIJEN Ik herinnerde mij de Februari schietpartijen. Maar nu was ik bij haar. Zij haatte mij. Ik herinnerde mij de vogel die mij oppikte en hier bracht. Het was zeer traumatisch, als een nachtmerrie. Ik zag
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 5


Page 0
1e Jaargang, nummer 5, 8 mei 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Literatuur __________________________________________________________________________ DE ORANJE STER – DEEL 2 Ook Harry was de stad binnengegaan. Marja wist niet of ze blij moest zijn of niet. Harry was in ieder geval heel blij, en Kees ook. Harry zei dat ze vanuit de stad ook de wildernis inkonden. Het was een reusachtige stad. Marja en Kees kregen een huisje toegewezen, en Harry kwam naast hen wonen. Harry zuchtte. Hij had gehoopt dat zijn jongens mee waren gekomen, maar die moesten naar voetbal. Het was meer blinden-voetbal omdat het zo pikkedonker was. Harry Achterwoud klikte de TV aan in zijn nieuwe huisje. 'Wel goed dat ze hier TV hebben,' dacht Harry bij zichzelf. Kees was achter de computer gegaan. Ze hadden hier ook internet. Een heleboel dingen leken zoals de dingen op aarde. Er was ook een koelkast. Marja was de tuin ingegaan. Het was een prachtige tuin. Vanuit de tuin kon ze de wildernis zien. Er waren hoge bomen in de wildernis. Er groeide prachtig, verlokkend kruid in de bomen. Even later kwam Harry binnen. Hij liet hen een plattegrond zien waardoor ze de wildernis inkonden. Er was namelijk een groot hek rondom de wildernis. Via de vreemde berekeningen wist Harry precies hoe ze in de wildernis konden komen. Er moest ergens een tunnel wezen. Die tunnel was verbonden aan elk huis door een kelder. Diep in de kelder moest ergens een slot zijn met een deur. Het slot was als een groot toetsenbord met wat schermpjes waarop de juiste code ingetypt moest worden. Harry legde het uit via de vreemde berekeningen. 'Ik wil eerst zien of dat wel werkt, Harry,' zei Marja. 'Kom,' zei Harry, 'dan laat ik het jullie direct zien.' Met z'n drieen gingen ze naar de kelderdeur. Harry liep voorop. Met een knop moest Harry de vlammen in de kelder aanzetten, zodat ze alles konden zien. Toen moesten ze over een trap naar beneden. Het leek wel op een magazijn. Er stonden hier een heleboel pakken met etenswaren. Door een lange gang kwamen ze uiteindelijk bij een deur. Daar zagen ze het toetsenbord aan de muur met de schermpjes. 'Hier,' zei Harry. Marja vroeg zich af hoe Harry dit allemaal wist. Als een razende begon Harry te typen. Het leek wel op een heel verhaal. Toen klopte hij op de schermpjes die direct aansprongen. Op de schermpjes verschenen kaarten. Het leek wel op een spel. Weer typte Harry een heel verhaal in. De kaarten begonnen te veranderen. Op één kaart stond een doodshoofd, en op een andere een skelet. 'Hebbes,' zei Harry. Toen typte hij weer een heel verhaal in. Weer begonnen de kaarten te veranderen, en er kwamen wat nieuwe kaarten bij. Toen verscheen er een speelbord op één van de schermpjes, en de kaarten kwamen daarop terecht. Ook verschenen er rode knopjes die Harry indrukte. Toen begon de deur zich te openen. 'Kunnen we nog wel weer terug ?' vroeg Marja. 'Natuurlijk,' zei Harry. Door een gang kwamen ze in de wildernis terecht. Op de bomen stonden orakels getekend, waarop mensen aan het typen waren. Ze leken als in een trance, en er waren bollen rondom hun hoofden. 'Kom,' zei Harry, 'dan gaan we dieper de wildernis in.' Ze liepen richting een soort kleine woestijn, een strook van een zanderige wildernis. Ze gingen een soort heuveltje op. Vanaf het heuveltje hadden ze een goed uitzicht. Ze zagen een strand met een soort zee. Boven de zee zweefde een oranje ster. 'Hey, is dat niet de ster waar wij door naar binnen gingen ?' vroeg Marja. 'Het is een ster in een ster,' zei Harry. Er waren veel mensen aan het zwemmen. Zij zwommen richting de ster, maar niemand kon daar naar binnen, want de ster zweefde veel te hoog. Na een tijdje begon de ster naar beneden te komen. De mensen zwommen de ster binnen, en werden bedekt met glibberig spul. Ook vormde zich een bol van vuur rondom hen. 'Zij ontvangen de vlam,' zei Harry. 'Het is de vlam van de oranje ster.' 'Wat betekent dat ?' vroeg Marja. Toen begon Harry weer met zijn wazige berekeningen. Dit keer was het nog doldwazer dan ooit. Harry haalde een schrift tevoorschijn, en liet hen weer allerlei vreemde tekeningen zien. Het leek wel alsof de lucht begon open te scheuren. De scheur was oranje en romig. Zachtjes begon de scheur de ster naar binnen te zuigen, met vele mensen erin.
Page 2
'Waar gaan ze naartoe ?' vroeg Kees, die zich al die tijd stil had gehouden. Harry bladerde door het schrift. 'Proza,' zei Harry. 'Een nieuwe literaire code, om hen in een nieuwe linguistische realiteit te brengen. Het is als een mindaltering drug.' Er begon iets te zoemen in het hoofd van Marja. 'Proza is een andere frequentie,' zei Harry. 'Volg me,' zei hij, en liep naar het strand toe. Met kleren en al dook Harry de branding in, en zwom de zee in. Marja en Kees volgden hem. Weer zweefde de ster boven de zee, en kwam langzaam naar beneden. Marja voelde de warmte. Toen de ster haar raakte werd ze opgeheven, als naar binnen gezogen, en langzaam scheurde de lucht open. De ster werd naar binnen gezogen. Marja zweefde. Ook zag ze Kees en Harry zweven. Ze zweefden naar een zanderige plek in de scheur. Een bol kwam om hun heen, en ze kwamen in een wildernis terecht, waar weer bomen waren met orakels waar mensen op typten. De mensen waren ook in bollen, net als hen. In het midden van de orakels was een scherm. 'Het is een soort internet,' zei Harry. Harry ging achter zo'n boom zitten en begon te typen. 'Je kan hierdoor allerlei werelden openen,' zei Harry. Hij typte een heel verhaal in. Weer verschenen er allerlei kaarten op het scherm die begonnen te draaien, als in een cirkel. Harry selecteerde er één. Het was een kaart met een doodskop. Toen selecteerde hij er één met een skelet. Marja herinnerde de kaarten van het slot in de kelder. Harry klikte op de kaart met de doodskop, terwijl de kaart rood begon te gloeien en te knipperen. 'Hebbes,' zei Harry. Toen typte hij weer een heel verhaal, en de boom begon zichzelf te Harry vertelde hen zijn dromen, en gaf weer allerlei eigenaardige berekeningen. 'Het glas wordt steeds dikker,' zei Harry. 'De roofdieren zullen steeds verder weg komen, en zullen steeds meer verzwakken. Ze verliezen hun grip en zullen in vee veranderen.' Uit : Proza van de vuh, uitgave : coab ________________________________ HET ARETAISME – EEN NIEUWE STROMING TUSSEN ISLAM EN CHRISTENDOM IN De islam en het christendom, de twee grootste religies ter wereld, kwamen voort uit het Judaisme. De islam kwam openen als een poort. Een lange gang verscheen met een auto. 'Kom,' zei Harry, terwijl hij de auto instapte. Kees ging naast Harry zitten, en nam Marja op schoot. Harry startte de auto. De auto reed richting een stad. Het was de stad waar zij hun huisjes hadden. Met een bepaalde code kon de auto door het hek. 'Heen door de keldergang, terug met de auto,' zei Harry. 'De literaire code had de zon afgebroken,' zei Harry. 'Dit is waardoor de oranje ster kon komen. De zon had ons opgesloten door een valse literaire code, een vals licht, waardoor onze levens min of meer bevroren waren. De ware vlam kenden wij niet, maar die is nu in ons binnengekomen.' Die nacht hadden ze alle drie wilde dromen. Er was een glazen bol rondom hen waardoor roofdieren naar binnen probeerden te komen, maar ze renden zich stuk op het glas. Die roofdieren waren de herinneringen van de oude en valse literaire code waarin ze zo lang opgesloten waren. De roofdieren waren woest, maar konden niets doen. Kees werd wakker in het zweet, en nam een bad. Marja ging onder de douche staan. Ze waren die ochtend vroeg op, en Harry kwam ook vroeg. ook voort vanuit het christendom, als het moeilijke broertje. Toch was Nederland liever Turks dan paaps. Hoe dan ook is er een grote kloof tussen islam en christendom, als een tikkende tijdbom, en die kloof moet overbrugt worden. Beiden kunnen elkaar vinden in de Areta en Kakia mythe. Paulus, Petrus en de oude profeten waren in de Griekse grondtekst volgelingen van de godin Areta. Dat was een geoefendheid, een discipline, en die discipline is ook zeker terug te vinden in de islam. Het westerse christendom had deze mythe ondergesneeuwd, en daarom moest de islam wel komen, maar op zich redden we het niet met deze dynamieken. De mythe zal geheel in ere hersteld moeten worden, en de wortels ervan in het Judaisme zullen geopenbaard moeten worden. We zien dus als missing link het Aretisme in het geheel, als de brug tussen het christendom en de islam om deze mythe weer te doen herleven, want die was zo belangrijk. Het westerse christendom was in de handen gevallen van de heks Kakia, van de wereldgezindheid, wat in principe gewoon puur new age was. Het boek Odenlech zal komen, in de RV-Bijbel, om deze mythe weer opnieuw te vertellen en uit te werken. Het pad tot Areta zal getoond worden. Dat is het pad van Ismael. Wij hebben hier al veel over onderwezen, denk aan het boek de Aretaitische filosofie, maar het boek Odenlech zal die samenhang nog eens extra laten zien, hoe belangrijk dit is, om zo los te komen van westerschristelijk kakiaisme. Het is dus de brug om de oorlog tussen christendom en islam te sussen en om zo de daadwerkelijke geestelijke oorlog te laten zien. Iedereen kan hiervoor een Aretaiet worden. De broederlijke en zusterlijke lijnen lopen dwars door de islam en het christendom heen. Het Aretisme is dus een muur die niet tussen islam en christendom staat, maar die dwars door die religies heenloopt, helemaal terug naar het Judaisme. De muur zal dus een kwartslag draaien. De mens wordt niet meer veroordeeld over of die nu christelijk of islamitisch is, maar of de mens Aretaitisch of kakiaitisch is. Dat is de ware en geestelijke oorlog. Daar gaat het boek Odenlech over. De voorouders willen dat dit boek hersteld wordt. Het zal hen ook helpen. Het zal hen een veilige woonplaats geven. Het aretaisme is dus als een rivier die zowel door de islam als het christendom stroomt, en ook door het Judaisme. Het sluit dus zowel aan op de islam als het christendom, en dus het Judaisme. Hoe kun je dan een Aretaiet of Aretist zijn ? Het betekent het vlees overwinnen en ‘tot kennis komen’, aan de hand van referentie punten, want de mens is zeer vergeetachtig. Je kunt niet als een loos zieltje zeggen : ‘Oh, ik zie wel hoe het komt, want ik heb een stemmetje in mijn hoofd die mij alles ingeeft wat ik nodig heb.’ Zo wordt veel gedacht, maar zo werkt het niet. Je wordt naar de bibliotheken gezonden om boeken te lezen en om ‘kennis op te slaan’, want de mens is vergeetachtig. Vandaar dat de hemelse literatuur, het geestelijke woord, van fundamenteel belang is in het Aretisme. Je moet dus een echte boekenist zijn, een librarian, om je inventory te bouwen. Je moet leren weven met kennis, structuur te leren aanbrengen, anders zal het telkens tussen je vingers door wegglijden, en ben je in principe gewoon aan de drugs. Profetie moet dus altijd terugleiden tot het Woord, tot het Orakel, en dat is in de geestelijke wereld, maar zo mogen wij het paradijs op aarde bouwen. Dat heeft niks met de dode letter te maken, want ‘de letter doodt’, maar met het geestelijke leven, waarin je ‘leert en memoriseert’. Het is de genezing van het geestelijke geheugen, waarvoor eerst het vleselijke geheugen afgebroken moet worden. Dus laat het maar komen, al die korte termijns geheugenstoornissen, opdat je op een hoger geheugen wordt aangesloten, op het geheugen van Areta dus. Profetie zonder Woord is niks, loos. Wij zijn geroepen om bewaarders te zijn, geroepen om het geraamte van de kennis te bewaken. Profetie zonder school is niks waard, want dan bouw je op zand. Als de stormen en de wateren dan komen, dan wordt alles weggespoeld. Velen vergooien hun leven aan zo’n houding. De andere extreem is dan de volgeling van de dode letter. De mens heeft dus een hard visnet nodig, het visnet van Areta, om daar eerst door opgenomen te worden, opdat het vlees kan sterven. De mens moet dit visnet leren kennen, wat absolute noodzaak is. Profetie zonder geoefendheid, zonder volhardheid is dus waardeloos. De mens moet het hemelse referentie-kader leren kennen om zo los te komen van alle aardse en vleselijke referentie-kaders. Dat gebeurt in het Aretisme. Oefen uzelf. Leer memoriseren. Leer de hemelse referentie-punten kennen waaraan alles getoetst wordt. Leer een verzamelaar te zijn. Heb je alle zuilen ? Is je plaatje compleet ? Heb je alle missing links ? Heb je de twaalf werken van Heracles volbracht, of rust je nog op je lauweren, denk je dat alles je wel als gebraden kippetjes je in de mond zal vliegen ? Dat is ook wat de twaalf discipelen van Jezus betekenen, en de twaalf stammen. Het zijn twaalf werken. De Kakiaiet is de spijbelaar, en de Aretaiet is de harde werker. Zonder hard werk komt er niks tot stand. Wie niet zaait zal niet oogsten. Laat het harde werk je lust zijn. Dat is de enige manier om aan de heks Kakia te ontkomen. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ JUICELING Juiceling was een nogal vreemde jongen die alles tegendraads deed. Ze wisten nooit zo goed wat ze met hem aan moesten, of hij nu in de gevangenis moest, in een psychiatrische kliniek, of dat hij een genie was. Ze vonden hem nogal gevaarlijk, maar misschien zou dat anders worden als ze hem op een podium zouden zetten. Hij haalde gevaarlijke truken uit, ook met kinderen, maar het ging wonder boven wonder altijd goed. Hij scheen speciale krachten te hebben, maar niemand kon dat precies uitleggen hoe dat werkte. Hij kon de elementen doen uitstorten. Later kwamen ze erachter dat hij gewoon een groot gevoel voor humor had, boven het gemiddelde. Hij werd komiek, een komische figuur. Alles was dus goed op zijn pootjes terechtgekomen. Steeds meer en meer werd hij een legende, en uiteindelijk, toen hij niet meer leefde, kwam hij in een stripboek terecht. Iedereen kende hem eigenlijk alleen nog maar van de stripboeken. Een jongetje ging naar een stripboek winkel om de stripboeken van Juiceling te bemachtigen. Het waren maar drie stripboeken uit een hele oude serie. Het werd niet meer gedrukt. Het waren de nummers tien, elf en twaalf, maar nummer elf ontbrak. ‘Ja, zo kan ik het verhaal natuurlijk niet volgen,’ zei het jongetje. ‘Ik had het veel eerder moeten kopen.’ Hij keek naar de twee stripboeken die er wel waren. ‘Weet u precies waar nummer elf over gaat ?’ vroeg het jongetje aan de winkelier. ‘Pfff, ja, nou, dat weet ik niet hoor,’ zei de winkelier. ‘Er zijn wel meerdere stripboeken. Ik kan het allemaal niet meer bijhouden.’ ‘Maar heeft u het weleens gelezen vroeger ?’ vroeg het jongetje. ‘Ja, dat wel, dat wel, maar dat is al zo lang geleden.’ Het jongetje keek sip en wilde de winkel uitlopen. Maar toen zei de winkelier : ‘Ik heb nog wel een beeldje van Juiceling liggen ergens. Ik doe er niets meer mee. Dat
Page 4
mag je wel hebben, gratis.’ Het jongetje begon te glunderen. ‘Graag, mijnheer,’ zei hij. Hij kreeg het beeldje van Juiceling mee en zette het op zijn kamer. ‘s Nachts kwamen er stemmen uit het beeldje, en hij hoorde Juiceling zegen : ‘We gaan de elementen uitstorten.’ Het jongetje kon er lekker van slapen. Het was alsof hij in het paradijs was. De volgende ochtend vertelde hij het aan zijn vader en moeder. ‘Maar dat kan toch niet ?’ zeiden ze. ‘Stemmen uit een beeldje.’ Ze stuurden het jongetje toen naar een zieleknijper die het jongetje begon te ondervragen en af te matten. Het ging daardoor steeds slechter met het jongetje. Op een nacht had hij een droom over Juiceling. Juiceling was op een podium en keek de zaal in, en het jongetje dacht ook dat Juiceling naar hem keek. Juiceling zei toen : ‘We gaan de elementen uitstorten.’ En weer voelde het jongetje zichzelf alsof hij in een paradijs was aangekomen. Bij de zieleknijper vertelde het jongetje het verhaal en zei erbij dat hij niet meer terug wilde komen. Hij had immers Juiceling. De zieleknijper vond dit zo ernstig dat hij het jongetje niet meer liet gaan. Het jongetje moest en zou aan de medicijnen. Maar het jongetje gaf de zieleknijper een klap in het gezicht en rende weg. Hij wilde niet naar zijn vader en moeder, maar rende het bos in. De politie werd ingeschakeld. Het jongetje vond uiteindelijk in het bos een gat wat hem leidde tot een ondergronds dorp. Daar kwam hij Juiceling tegen die hem in zijn armen nam. ‘Je hebt me gevonden,’ zei Juiceling. ‘We gaan de elementen uitstorten.’ En het jongetje voelde zich weer alsof hij in het paradijs was aangekomen. Stevig hield het jongetje zich vast aan Juiceling. ‘Ik wil hier nooit meer weg,’ zei het jongetje. ‘Hoeft ook niet,’ zei Juiceling. ‘Ik zal je alles leren wat je nodig hebt. Taal en kunst. Bovenal humor.’ Het jongetje begon te lachen en te lachen, en kon niet meer stoppen, en werd toen wakker. Hij had alles maar gedroomd. Hij had geen vader en moeder meer. Hij woonde bij zijn oom en tante. Op zijn nachtkastje stond een beeldje van Juiceling die hij van zijn oom en tante had gehad. En hij had alle stripboeken van Juiceling, de hele serie. Hij ging naar beneden en vertelde de droom aan zijn oom en tante. ‘Negen van de tien keren komen zulke dromen als je te druk bent geweest,’ zei zijn oom. En ja, dat was zo. Hij was heel druk geweest op school met een werkje, een opstel, en dan mag jij raden over wie dat opstel ging. Einde ________________________________ MENEER, IK HOUD VAN UW JASJE Ik liep naar het centrum en was in de supermarkt, en een oud lied van Tina Turner speelde over dat we geen helden nodig hebben, geen andere wegen naar huis, maar dat we door deze arena heenkomen. Ik had weer even dat tachtiger jaren gevoel, alsof ik als een reus was teruggekeerd van de oorlog, en er was ook een kinderkoor aan het eind. Ik heb dat lied vroeger helemaal grijs lopen draaien. Ik dacht : Dat moet voor die kinderen wel een goed gevoel zijn geweest dat ze samen zongen met de oorlogsgodin. Ik zag wat kinderen in de supermarkt en die keken naar mij alsof er een reus van de oorlog was teruggekeerd. En geloof me : Zo voel ik me echt niet altijd, maar ik besefte ineens hoe lang ik was, en ik ben ook best wel lang, boven de 1 meter 90, maar ik voel me echt niet altijd zo, en het dringt vaak ook niet tot me door. Toen ik klaar was in de supermarkt en naar buiten liep om naar de andere supermarkt te gaan liep ik langs wat andere kinderen, en een meisje zei : ‘Mijnheer, ik houd van uw jasje.’ Ik zei : ‘Ja ? Mooi hè.’ Ik noem het mijn shamaanse jas. Het heeft van die korte, rafelige franjes. Het was voor mij een teken dat de jongeren het werk ook oppikten, en ik voel mij in die zin ook een trendsetter. Maar ja, als ik soms bekenden tegenkom zeggen ze dat ook weleens : ‘Mooie jas.’ We hebben geen andere wegen nodig naar huis, we gaan er dwars doorheen, op het pad van Areta. We hebben geen helden nodig die ons er wel even uithalen, geen opnames vóór de grote verdrukking. We moeten zorgen dat we door deze arena heenkomen. Dat was het thema van de film Mad Max in de tachtiger jaren, en ook in de liederen van Tina Turner van die tijd, die in die film meespeelde. Ik heb nog steeds de film en het boek, en we hebben er in het verleden ook veel over geschreven. Het blijft terugkomen. Het is het pad van Areta. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ DE VLOEK VAN DE ZWARTE NACHT Ik kwam die morgen van de trap af naar beneden en ging de huiskamer in en groette mijn oom en tante waarbij ik logeerde. We waren allemaal wakker geworden van een lange nacht, de zwarte nacht, gemaakt door dwergen. We hadden naar hun schat gekeken en het had ons verblind, en daarom duurde de zwarte nacht zo lang, omdat we onder een betovering waren. Ik omhelsde mijn tante, en toen mijn oom, en ik weende. Ik was blij dat we allemaal wakker waren geworden. Mijn tante weende ook, en ook mijn oom. ‘Waar zijn de anderen ?’ vroeg ik. ‘In de lange nacht,’ zei mijn tante. ‘Oh, die moeten dus nog wakker worden,’ zei ik. ‘Ik dacht altijd dat dwergen zulke goede en lieve wezens waren.’ ‘Er zitten ook kwaaien tussen,’ zei mijn tante. ‘Dat heb ik wel gemerkt,’ zei ik. Mijn oom knikte. Daar kwam de poes. Ik nam hem op mijn schouder. Ik was blij hem te zien. Het voelde kalmerend aan. Maar iets klopte er niet. Nee, ik was nog steeds woelend in de zwarte nacht, worstelend. Ik moest niet meer naar de schat kijken, maar de dwergen hielden het steeds voor mijn neus. Ik riep wat, maar ik kon mezelf niet verstaan. Ik was op een schip in woeste golven. Daar zag ik mijn oom weer. ‘Dus toch, dus toch,’ riep ik. ‘We zijn ontwaakt !’ Maar we moesten vechten voor ons leven. De golven die over het dek spoelden voelden zo warm aan. ‘We zijn bij het paradijs !’ riep ik. ‘Bijna !’ riep mijn oom, die aan het hozen was. Het was donker, maar ik zag de morgen komen, en ik zag dat we dichtbij een eiland waren. Ik zag prachtige natuur. ‘We zouden er zelfs naartoe kunnen zwemmen,’ zei mijn tante, die net uit de kajuit kwam. Ik omhelsde haar weer. Ze gaf mij een kus. ‘Ik heb je zo gemist,’ zei ik, en ik weende weer. Zij weende ook. We hielden elkaar heel lang vast, maar toen moesten we gaan zitten, want het schip schommelde teveel, en er waren nog steeds woeste golven. ‘Dit is het paradijs,’ zei ze. ‘Die golven komen ons halen.’ Plotseling kwam er een enorme golf over het schip, die ons meesleurde. Ik voelde me geweldig. Even later spoelden we aan op het strand van het natuur-eiland. Het was hier prachtig. Prachtige struiken, prachtige bomen met grote bladeren, dikke bladeren, en het zand was hier warm en heel zanderig. ‘We zitten eronder,’ zei mijn oom. Ik raakte hem even aan. ‘Ben jij het echt ?’ vroeg ik. Hij glimlachte. ‘Ja, ik ben het echt,’ zei hij. Ik omhelsde hem toen, en weende weer, en hij weende ook. ‘Het was een verschrikkelijke nacht,’ zei ik. ‘Te verschrikkelijk voor woorden.’ Hij knikte, en zei zachtjes ‘ja.’ Hij was nooit een man van vele woorden geweest. Dit kon gewoon niet waar zijn. Dat kon gewoon niet. Het leek alsof de zwarte nacht nog steeds aan mij trok. Ik had steken in mijn hoofd en nare gedachten. Mijn oom nam mij bij mijn arm en trok mij met hem mee verder het eiland op. Mijn tante volgde. Ik voelde overal pijn van de zwarte nacht. We kwamen aan bij een huisje. Het leek een soort vakantie huisje, maar het had vele kamers en was langwerpig, als een stacaravan maar dan veel groter en meer als een huis. We gingen naar binnen en er hingen overal gordijnen van gaas door het huis heen. Er was hier een vrouw die op blote voeten liep en er uitzag als een hippie, alsof we weer terug waren in de zeventiger jaren. Ze had het allemaal over channelen, en dat relaties ook allemaal om channelen ging. Hele verhalen hing ze op. Ze was heel gastvrij. ‘Dus jullie komen uit de zwarte nacht ?’ vroeg ze na haar lange verhaal over channelen. Wij knikten en zeiden ‘ja.’ ‘Wij komen allemaal uit de zwarte nacht,’ zei ze. ‘Wij zijn hier om hen die uit de zwarte nacht komen op te vangen.’ Ik knikte. Ik vertelde haar dat ze op een hippie leek uit de zeventiger jaren. ‘De zwarte nacht begon in de tachtiger jaren,’ zei ze. ‘We werden allemaal in slaap gehouden. Nu zijn we terug in de zeventiger jaren.’ ‘Oh, we zijn terug ?’ vroeg ik. Ik voelde pijn, pijn en pijn. Ik keek naar haar voeten. ‘Nee !’ riep ik. ‘Ik wil niet terug naar de zeventiger jaren !’ Ik rende naar buiten verder het eiland op. Ik was bang om weer in de zwarte nacht te worden getrokken. Mijn oom en tante volgden mij. Maar ze werden door iets tegengehouden, en hier waren ook allemaal gordijnen van gaas. Ik zag een donkere vrouw bij een tent waar ook gaas hing. ‘Wat is dat ?’ vroeg ik. De vrouw kwam naar me toe. ‘Welkom,’ zei ze, met een Surinaams accent. ‘Dat je mij nog hebt kunnen vinden na de zwarte nacht. Velen komen niet zo ver. Mijn complimenten.’ Ze gaf me toen een zoen. Ze gaf me toen een rieten stoel met gaatjes en gebood me te zitten. Ik zag mijn oom en tante nog steeds worstelen met de gordijnen van gaas in de verte. ‘Laat ze maar even worstelen,’ zei de vrouw. ‘Ze komen vanzelf wel.’ ‘Wie bent u ?’ vroeg ik. ‘Doet niet ter zake,’ zei ze. ‘Het zijn geen problemen.’ Maar toen vaagde haar stem weg, en ook zijzelf. Ik begon naar mijn tante en oom te roepen, maar toen vond ik dat geen goed idee, en ging nog verder het eiland op. Hier begon alles te draaien, en ik moest terug, ik kon niet anders. Weer zag ik mijn tante en oom achter gaas, en daarachter lag het huis van de hippie vrouw. Ik besloot maar bij de tent te blijven. Ik was ineens heel moe, en er was daar een bed achter een gordijn van gaas, wit gaas, en ik ging op het bed liggen. Ik was zo moe. Al snel viel ik in slaap, en zag de donkere vrouw weer in een droom. ‘Als je nou snel bent, dan kun je bij me eten, ik ben even aan het koken,’ zei ze. ‘Daar gaat het niet om,’ zei ik. ‘Ik heb geen honger.’
Page 6
‘Oh nee, oh nee ?’ vroeg ze toen. ‘Waar ga je dan naartoe als je niet met me wil spelen ?’ ‘Wie bent u ?’ vroeg ik weer. ‘Het wonder van de rivier,’ zei ze. ‘Je hebt in mij gekeken, en hebt zo de vloek van de zwarte nacht verbroken.’ De droom vaagde weer weg en ik viel in een diepere slaap. ‘Kom met me mee,’ zei ze toen. ‘Ik wil je iets laten zien.’ Ik werd weer wakker en zag dat ze er weer was. ‘Ik ben zo moe,’ zei ik. Ze had kleine zwarte dwergjes aan haar hand, en die liepen ook door de tent heen, en buiten. ‘De dwergen van de zwarte nacht,’ zei ze. ‘Oh, die boosdoeners,’ zei ik. ‘Zijn we in gevaar ?’ ‘Welnee,’ zei ze. ‘We zouden juist in gevaar zijn als we ze niet zouden hebben opgemerkt. Nu, wegwezen jongens, terug het bos in.’ En toen maakten de dwergjes het op een lopen. Ze glimlachte. ‘Zie, niks aan de hand,’ zei ze. Ik keek in haar ogen en droomde weg. Ik kon er een nieuwe wereld in zien, een nieuwe tijd. Ze omhelsde mij, en legde haar hand op mijn hoofd. ‘U moet moeder natuur wel zijn,’ zei ik. ‘Ja, mijn jongen, mijn zoon,’ sprak ze. ‘Ik ben het wonder van de rivier, de verdrijver van de zwarte nacht.’ ‘Oh, u bent de morgen van de natuur ?’ vroeg ik. ‘Zoiets,’ zei ze. ‘Dat was vroeger altijd mijn stopwoord,’ zei ik. ‘Of zoiets.’ Ze glimlachte. ‘Ja, je hebt altijd veel om mij geroepen. Daarom ben je hier. Ik heb je geroep beantwoord.’ Daar kwamen mijn oom en tante aan. Ze waren eindelijk langs de gordijnen van gaas heengegaan. ‘Wie is zij ?’ vroeg mijn tante. ‘Moeder natuur, aangenaam,’ zei de donkere vrouw, terwijl ze haar hand uitstak. ‘En dit hier is mijn zoon, mijn roepende en geroepene.’ ‘Ze is het wonder van de rivier, tante,’ zei ik. ‘De morgen van de natuur. Door haar zijn wij ontwaakt.’ ‘Ach welnee,’ zei de vrouw. ‘Jullie hebben jezelf wakker gemaakt door jullie geroep. Ik ben slechts de echo ervan.’ Einde ________________________________ HET KOPPIGE GEITJE Er was eens een koppig geitje wat niet naar haar vader en moeder wilde luisteren. Vader bok had gewaarschuwd voor de wolf, en moeder bok had gewaarschuwd voor het ravijn, en ook hadden ze het geitje telkens gewaarschuwd voor de gevaren van de stad. Ze wilden niet dat het geitje door haar koppigheid van hen weggeroofd zou worden. Maar het geitje kon het allemaal niks schelen. Vrolijk en dwars ging het geitje tegen alle goedbedoelende waarschuwingen van haar ouders in, en ging gewoon langs het ravijn en gewoon de stad in. Zo ging dat tijden goed, en voor het geitje was dat reden om er gewoon mee door te gaan. Maar op een dag raakte het geitje aan de rand van het ravijn verstrikt in een struik. Wat het geitje ook probeerde, ze kon niet loskomen. ‘Ach, ik vind wel een manier,’ dacht het geitje. ‘Even een nachtje erover slapen.’ Maar toen het nacht begon te worden kwam er een wolf langs. Die zag het geitje en dacht : ‘Dat is nu nog eens een verrassing.’ Het geitje was er niet blij mee, en voelde zich dom, dom omdat ze niet naar de goede raad van haar ouders had geluisterd. ‘Oh, was ik maar bij vader en moeder gebleven, en had ik maar naar ze geluisterd, want nu zit ik flink in de puree, met zo’n wolf dichtbij.’ Maar de wolf dacht : ‘Ach, ik kan het geitje ook morgen opeten,’ en liep door. Direct dacht het geitje dat het allemaal wel meeviel, en dacht er direct aan hoe ze naar de stad zou gaan als ze uit de struik zou zijn gekomen. Ze voelde haarzelf heel trots dat ze ontkomen was aan de wolf, en het scheen haar kracht te geven, en zo kon ze zich uiteindelijk losrukken uit de struik. Na een tijdje over het zand lopen naar de stad werd ze toch wel moe en ging slapen. De volgende ochtend kon ze geluiden van de stad al horen. Wat waren de mensen daar vrolijk. Zou er een feest zijn ? Trots ging het geitje de stad binnen, zoals ze altijd deed. Ze keek rond en zag de mensen feestvieren. ‘Zo hoort het leven te zijn,’ dacht het geitje bij zichzelf. ‘Niet die saaie ouders van wie niets mag en die overal gevaar in zien. Ik ben nog steeds springlevend.’ Maar daar dacht een slager met een mes heel anders over. Hij zag het geitje en greep het direct en bracht het in een kooi. ‘Nou ja,’ dacht het geitje, ‘hier kom ik ook wel weer uit.’ Het geitje was immers heel koppig en dwars. Het zoontje van de slager zag het geitje in de kooi, en zei tegen zijn vader : ‘Wat een leuk geitje, mag ik er mee spelen ?’ ‘Even dan,’ zei de slager, en haalde het geitje uit de kooi. ‘Maar wel zorgen dat het geitje niet wegloopt. Doe het maar aan een touwtje. De slager nam ergens een touw vandaan en bond het om de nek van het geitje en gaf het andere uiteinde aan het kind. Het kind begon toen met het geitje aan het touw door de stad te lopen. Het geitje was weer enorm trots op haarzelf dat ze een mogelijkheid had om het kind te slim af te zijn. Het gaf haar kracht dat ze telkens weer aan het gevaar kon ontkomen. Ze trok het kind mee naar een fruitkraam op de markt, en het kind liep achter haar aan, nog steeds het touw goed vasthoudende. ‘Oh, wat een lekkere bananen,’ zei het kind, ‘mag ik er een ?’ ‘Je mag er zelfs twee,’ zei de marktvrouw die erg vertederd was door het kind en zijn geitje. ‘In elke hand één,’ zei de marktvrouw met een glimlach, en reikte de bananen aan. Het jongetje liet het touw vallen om de bananen aan te pakken, en daar nam het geitje goed gebruik van en rende weg. Het jongetje dacht alleen nog maar aan de bananen. ‘Ik moet nu snel de stad uit, anders krijgen ze me weer,’ dacht het geitje bij zichzelf. Maar naar haar vader en moeder ging ze niet. ‘Ik kan lekker bij het ravijn blijven,’ dacht het geitje. ‘Wolven zijn geen probleem voor me.’ Het geitje was erg koppig en werd steeds trotser. Als een prinses ging ze terug naar het ravijn. Ze voelde haarzelf hoog verheven boven iedereen en boven haar ouders. Bij het ravijn waren twee wolven. Zonder vrees stapte ze op de wolven af, want de wolf had haar immers eerder ook niks gedaan. ‘Wat doen jullie hier ?’ vroeg ze aan de wolven. ‘We waren op jou aan het wachten,’ zeiden de wolven. ‘En waarom dan wel ?’ vroeg het geitje. ‘Omdat het etenstijd is, en we hebben nog niks gegeten,’ zei één van de wolven. ‘Oh, het is niets, moeder,’ zei het koppige geitje. ‘Ik kan net zo goed jullie eten,’ zei het geitje brutaal. ‘Gisteren had ik een wolf weggejaagd, en vandaag ben ik aan een slager ontkomen, dus jullie kan ik ook wel aan.’ ‘Ach welnee,’ zei de andere wolf. ‘Dat was ik. Ik was gewoon een blokje om gegaan omdat ik nog geen honger had, en ik eet nooit alleen, dus heb ik mijn maat meegenomen.’ ‘Goedzo,’ zei het geitje. ‘Twee lust ik er ook wel.’ Daar kwam de slager aan met zijn zoontje in de verte. ‘Ik moet weer eens gaan,’ zei het geitje. ‘Daar komen trouwens nog twee lekkere hapjes voor jullie aanlopen. Ik ben de slechtste nog niet.’ De wolven zagen de slager en zijn mes en maakten dat ze wegkwamen, en ook het geitje ging er vandoor. Het geitje voelde zichzelf verheven boven alles en iedereen, en ze was zo trots, zo trots, dat ze de slager eigenlijk wel een lesje wilde leren. Daarom keerde ze weer om, en liep terug naar het ravijn, en ging de struik in waar ze eerder verstrikt in was geraakt, aan de rand van het ravijn. ‘Ah, daar is het geitje,’ zei de slager. ‘Even uit de struik halen.’ De slager bukte en gleed met zijn hand in de struik om het geitje te pakken, maar hij kwam zelf ook vast te zitten en verloor zijn gewicht. Toen bungelde hij daar in de struik, half in het ravijn. ‘Ik ga wel hulp roepen, vader,’ riep zijn zoontje. En zo was het geitje alweer ontkomen aan het gevaar. Koppig, trots en vol zelfvertrouwen en hoog verwaand ging het geitje terug naar huis. ‘Waar ben je geweest ?’ vroeg moeder geit. ‘Heb je al die schrammen op je gezien ?’ ‘Je bent de hele nacht niet thuisgeweest,’ zei vader. ‘We hadden je nog zo gewaarschuwd.’ ‘Het is niks, vader,’ zei het geitje brutaal. ‘Ik heb twee wolven gegeten, en een slager in het ravijn geduwd.’ ‘Ja ja,’ zei moeder geit, ‘je hebt nog praatjes ook. Pas maar op, want dat gaat je een keer in de problemen brengen.’ ‘Mij overkomt niks,’ zei het koppige geitje. ‘Ik ben de koningin.’ Maar daar werd aan de deur geklopt. Het was de slager met nog een andere slager. Ze hadden beiden grote messen. Vader bok zag het en schrok. ‘We moeten hier weg. Ze hebben ons gevonden. Ze zijn je vast gevolgd. Snel, door de achterdeur.’ En door de achterdeur vluchtten ze toen weg, diep het bos in. Daar waren de twee wolven ook. ‘Zijn dat die twee wolven die je hebt gegeten ?’ vroeg moeder geit aan het geitje. ‘Nee, moeder, maar deze kunnen we ook wel eten,’ zei het koppige geitje. Het geitje was niet kapot te krijgen. Daar kwamen de twee slagers ook aanlopen, en het kind liep achter hen met het touw. ‘Had jij geen slager in het ravijn geduwd ?’ vroeg vader bok aan het geitje. ‘Ja vader,’ zei het koppige geitje, ‘en deze twee kunnen we er ook wel induwen. Of misschien hebben de twee wolven wel trek in een hapje.’ ‘Ik niet,’ zei de ene wolf. ‘Ik ook niet,’ zei de andere wolf.
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 4


Page 0
1e Jaargang, nummer 4, 1 mei 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Literatuur __________________________________________________________________________ HET LIEDJE VAN VADER Alles wat hij zich nog van zijn vader kon herinneren was een lied wat zijn vader hem eens liet horen. Het was het mooiste lied wat hij ooit had gehoord. Dat was eigenlijk het enige wat zijn vader hem had gegeven. Er was zoveel meer, maar dat was hij allemaal vergeten. Toen ging zijn vader op een lange reis waarvan hij nooit meer terugkeerde. Zijn moeder dacht dat het schip moest zijn vergaan. Hij dacht misschien wilde zijn vader niets meer van hen weten. Dat was een strijd in zijn koppie. Vader moest wel op reis, want hij had een belangrijke opdracht van de koningin gekregen. Hij moest naar het krokodillen gebied. Eigenlijk was het wel logisch dat vader was opgevreten door een krokodil, maar dat kwam niet in hem op, en ook niet in moeder. Of misschien was hij ergens achter het krokodillen gebied terecht gekomen en durfde hij niet meer terug, maar daar dachten ze ook niet over na. Ze waren zich niet echt van de gevaren van het leven bewust en hoe kort het kon zijn, maar moeder hield vol dat het schip gewoon was vergaan. Op een dag kregen ze een brief van de koningin. De koningin schreef dat sinds er geen berichten over vader waren gekomen, moesten ze vaststellen dat hij niet meer leefde. Ook dit was natuurlijk zeer kort door de bocht, want wat als vader ergens zat opgesloten ? Maar de koningin had er nog iets bijgeschreven. P.S. Ik had nog wat spullen van je vader hier liggen, die mag je wel hebben. Kom maar eens langs als je durft. Hij was er nogal verontwaardigd over : "Kom maar langs als je durft." Was zij dan ook gevaarlijk ofzo ? Maar hij ging toch. Hij wilde de spullen van zijn vader wel zien en misschien hebben. Kwam hij daar aan bleek het allemaal rotzooi te zijn. Het lag daar ergens in een schuur. Hij zat wat aan het metaal te draaien en er knakte zo wat vanaf. Hij ging naar huis met lege handen, kreeg toen spijt en ging weer terug. "Ik zou het toch willen hebben," zei hij. Met een bak vol rommel ging hij terug naar zijn moeder, die erom begon te lachen. "Wat heb je me nu meegenomen, jongen ?" lachte ze. "Van vader," zei hij. "Niks van vader," sprak ze. "Dit is oude rommel. De koningin maakt je vast wat wijs." Hij was diep teleurgesteld. "Ze zijn niet te vertrouwen daar bij het koninklijk huis," zei moeder. "Ga maar een ijsje kopen," zei zijn moeder. Ze gaf hem wat geld, maar toen hij even later weer thuiskwam met het ijsje was zijn moeder er niet meer. Dagen gingen voorbij en ze was er nog steeds niet. Na vele jaren was het ijsje eigenlijk nog het enige wat hij van haar herinnerde. Alles wat ze hem had gegeven was een ijsje. Natuurlijk had ze hem veel meer gegeven, maar dat herinnerde hij niet. En oh ja, dat liedje van vader. Na lange tijd kreeg hij weer eens een brief van de koningin. Er waren geen tekenen van leven van zijn moeder, dus ze gingen er vanuit dat ze dood was. Dat was natuurlijk enorm kort door de bocht weer. Er stond bij dat hij wel naar het paleis mocht komen, want daar lag nog wat oude rommel van zijn moeder. "Ik heb genoeg rommel van haar hier liggen," schreef hij terug, "maar alles wat ik me echt van haar herinner is een ijsje." Maar de koningin bleef aandringen, dus toen ging hij maar. De koningin riep hem bij zich en haalde een sjaal uit een zak, en een paar handschoenen. "Wat moet ik ermee ?" vroeg hij ongeinteresseerd. "Het is van je moeder," zei de koningin. "Waarom ga je er zelf niet mee lopen dan," zei hij. "Dat kan ik niet doen," zei de koningin. "Ik ben de koningin." "Dus ik moet ermee rond gaan lopen ?" vroeg hij. "Dat zeg ik niet," zei de koningin, "maar anders gooi ik het weg." "Geef maar hier dan," zei hij. Toen ging hij weer naar huis. Hij leegde de zak op tafel. Tot zijn grote verbazing rolden er ook sieraden uit de zak, hele vreemde, exotische sieraden. Hij nam er ééntje in zijn hand wat op een horloge leek. Er kwamen klauwtjes uit die hem staken toen hij het om zijn pols deed. Zijn pols begon te bloeden. Hij probeerde het af te doen, maar het lukte niet meer. Helemaal blauw ging hij naar de wastafel, waar hij het met zeep er vanaf probeerde te krijgen, maar niets hielp. Hij greep de telefoon en
Page 2
begon een nummer te draaien, maar ver kwam hij niet. Hij kon geen adem meer halen. Toen viel hij flauw. Toen hoorde hij weer het liedje, dat liedje wat zijn vader hem ooit eens liet horen : "Mijn vader is een zeeman, Mijn moeder is een schip, En ik ... ik .... ik kan alleen maar dromen ... Mijn vader is altijd op reis, En mijn moeder is nooit thuis ... En ik .... ik ... ik kan alleen maar dromen ... Ik lig in de hoge golven, en daar gaat mijn schip, Ze roepen wel, maar ik hoor ze niet, Het was er altijd wel, maar kan het niet goed herinneren, Mijn vader is altijd op zijn schip, Mijn moeder is nooit thuis, En ik .... ik ... ik let nooit goed op, Ik kan alleen maar dromen ..." Uit : De Lettermaker, verhalenbundel, Uitgave : coab ________________________________ DE GIECHELAAR Ze giechelde altijd als ze hem zag. Ze was hem aan het schminken voor de voorstelling. Zijn ouders kwamen ook. 'Is dat je nieuwe vriendin ?' vroegen ze toen ze haar zagen. Hij knikte. 'Ze heeft brede heupen,' zei z'n moeder. Na de voorstelling nam het meisje hem apart. 'We gaan morgen naar je ouders,' zei ze. Dat stelde ze zo vast. Hij had niets in te brengen. Het was bijna weekend. Geen school, en geen voorstellingen. Toen ze het weekend bij zijn ouders waren was zijn tante er ook. Ook zijn tante zei dat ze hele brede heupen had. Het gegiechel werd eigenlijk alleen maar erger. Ze gaf hem een beertje waarop geschreven stond : 'friends forever', maar na een paar dagen wilde ze het terug, omdat ze het zo'n leuk ding vond. En ze giechelde. Hij noemde haar 'de giechelaar'. Altijd voor de voorstellingen schminkte ze hem op, en ze giechelde dan altijd. Iemand besloot eens de voorstelling te filmen, en toen giechelde ze ook. De video banden werden verkocht, en ze kreeg er geld voor, en ze giechelde. Hij kreeg geen geld, want hij had slechts een bijrol. Het was een project van school. Ze gingen er stad en land voor af. In een grote bus gingen ze door het hele land. Hij leerde zo wel de wereld kennen. Hij herinnerde zich hoe ze elkaar door de voorstellingen beter leerden kennen. Eens waren ze in de bus, en hij dacht eraan dat zij wel zijn vriendin kon worden. Het was alsof hij haar hoorde giechelen in zijn hoofd, en hij lachte. Maar sinds ze zijn vriendin daadwerkelijk was lachte hij steeds minder om haar giechelen. Hij vroeg zich af waarom ze altijd zo giechelde. Op een dag besloot hij het haar te vragen. Ze giechelde. Hij had het wel verwacht, maar ze gaf geen antwoord. Zo was ze wel vaker. De giechelaar reed op zijn fiets door de straten. Hij had een hele lange baard. Hij verkocht oude rotzooi. Als het hem lukte iets te verkopen dan giechelde hij altijd. Dat verhaal had hij eens in een boek gelezen en hij dacht er weer aan. Hij besloot het boek nog eens te lezen. Ze giechelde eigenlijk zoveel dat het heel moelijk was haar beter leren te kennen. Het was als een afweer mechanisme. Hij kon niet tot haar doordringen. Hij zei tegen haar dat hij een boek over de giechelaar had gelezen : 'De giechelaar reed op zijn fiets door de straten. Hij had een hele lange baard. Hij verkocht oude rotzooi. Als het hem lukte iets te verkopen dan giechelde hij altijd.' Toen liep ze weg. 'Is dat je vriendin, die met die brede heupen ?' vroegen mensen hem weleens. 'Het is de giechelaar,' zei hij dan. 'Oh, giechelt ze zoveel dan ?' vroeg een oude vrouw hem eens. Zij begon toen ook te giechelen. Hij kon er niet om lachen. Hij vroeg zich nog steeds af wat er te giechelen was. Weer las hij het boek over de giechelaar. 'De giechelaar reed op zijn fiets door de straten. Hij had een hele lange baard. Hij verkocht oude rotzooi. Als het hem lukte iets te verkopen dan giechelde hij altijd.' Hij moest dan altijd aan haar denken, maar het scheen dat ze ook anderen aan het giechelen maakte. 'Wat probeer je mij eigenlijk te verkopen ?' vroeg hij eens aan haar. Ze giechelde en rende weg. Hij kon geen goed hoogte van haar krijgen. 'Moet ik me beledigd voelen ?' vroeg hij toen hij weer bij haar was. 'Zit mijn neus soms scheef, of zit mijn haar niet goed ?' 'Nee, dat is het niet,' zei ze giechelend. 'Maar wat dan ?' vroeg hij. 'Je maakt me gek met dat gegiechel van je.' Op een dag besloot hij haar een lange brief te schrijven. Al zijn frustraties stonden er in, en ook weer de vraag waarom ze altijd zo giechelde, want daar had hij nog steeds geen antwoord op. Ze schreef niet terug. Hij vond haar oppervlakkig. Haar wegdoen wilde hij ook niet. Hij besloot haar maar gewoon te accepteren zoals ze was. Nog vaak dacht hij terug aan het boek van de giechelaar. 'Zo is ze nu eenmaal,' zei hij dan tegen zichzelf. 'Het had veel erger gekund. Er zijn vrouwen die altijd klagen.' Op een dag liepen ze hand in hand in de stad. Hij kocht een ijsje voor haar, en ze giechelde. Mensen keken vaak naar haar als ze zo giechelde, en sommigen giechelden dan ook. Dat waren altijd vrouwen. Ook begonnen steeds meer mensen haar te herkennen op straat. Zij was één van de hoofdrolspelers van de voorstelling. De video ervan werd goed verkocht. 'Ben jij niet dat meisje van die film genaamd 'de giechelaar' ?' vroeg iemand haar eens op straat. 'Ja, dat ben ik,' giechelde ze. Hem herkenden ze vaak niet, want hij speelde slechts een bijrol, als een soort figurant. 'Hij vindt het nooit zo leuk als ik giechel,' zei ze, terwijl ze op hem wees. 'Hij wil na de voorstelling alles zo snel mogelijk weer vergeten, maar bij mij gaat het giechelen gewoon door. Er is voor mij geen verschil tussen de voorstelling en na de voorstelling.' Hij haatte de school en hij haatte de voorstelling. Hij wilde er nooit over nadenken. Hij voelde zich een marionet, en was altijd blij als het weer afgelopen was. Hij zag altijd uit naar de vakanties, alleen te zijn met haar. Ze was dan wel een giechelaar, maar het meest werd er altijd gegiecheld in de voorstellingen. 'Ik kan het niet uitleggen,' zei hij op een dag. Ze woonden inmiddels samen. 'Altijd maar dat gegiechel. Ik krijg eigenlijk nooit school en die voorstellingen uit m'n kop. Ik heb echt het gevoel alsof ik stapelgek word.' 'Maar ja, je weet dat het verplicht is,' zei ze. 'School is nu eenmaal belangrijk, en de voorstellingen zijn ervoor om het leuk te houden.' 'Ja, heel leuk,' zei hij sarcastisch. 'De giechelaar, een oude man in zijn schuit, met een baard zo lang, en altijd giechelt hij. Je kunt hem niets vertellen of hij giechelt, en vooral als hij zijn oude rotzooi bij je kwijt kan. De giechelaar, eens kocht ik een gouden beeldje van hem, zo mooi. En ik dacht : hoe is dat tussen die oude rotzooi terecht gekomen ? Dat dachten mensen altijd als ze iets van hem kochten. Telkens weer kreeg hij het voor elkaar. De giechelaar, met zijn boot door de nacht, oude lampen verkopende aan de steden, en dan is er zulk een prachtige en verzachtende gloed. Ja, ook medicijnen verkoopt hij, al jaren over datum, maar het werkt goed, zo goed. Want hij is de giechelaar, hij praat alles goed, hij laat hen allemaal in hem geloven, de giechelaar, de giechelaar, als je slapen moet.' 'De giechelaar, de giechelaar, een slaaplied voor de nacht, de giechelaar, de giechelaar, een schuit vol met rotzooi, allemaal afgedankte spullen, maar het glijdt zo het water in, en vindt zijn weg, zijn weg. De giechelaar, de giechelaar, met zijn lange baard op de fiets, om rotzooi te verkopen, voor mensen die dromen, en dan giechelt hij. De giechelaar, de giechelaar, een boot vol met troep, en steden vol onzin, de giechelaar, de giechelaar, hij is de veerman van het verdriet, over rivieren en zeeen, je kan het zo gek niet bedenken, de giechelaar, de giechelaar, voor als je slapen moet.' Hij werd er vroeger altijd zo rustig van als zijn oma uit het boek van de giechelaar voorlas. Hij las het ook aan haar voor, en langzaam viel ze in slaap. Eindelijk was het gegiechel er even niet meer, maar het zou de dag erna gewoon weer verder gaan. Einde Uit : De Giechelaar en andere verhalen, uitgave : coab ________________________________ DE JOEGOSLAVISCHE KETTINGBRIEF III Hij woonde met mensen in een huis die van een hele zware kerk waren. De familie had een eigen gedeelte, maar ze deelden de badkamer. Soms spiekten de meisjes weleens als hij de badkamer gebruikte. Er waren gaten in de muur waar je doorheen kon kijken. De zoon van die familie was vroeger zijn klasgenoot. Ze hadden vaak ruzie. De meisjes moesten zich altijd heel zedelijk kleden vanwege de zware kerk. Ze mochten ook geen gebruik maken van lingerie. Hij daarentegen was heel vrij, en sprak over van alles. Maar zij waren gesloten mensen. Dat moest zo van die kerk. Er waren een heleboel dingen die hij niet wist. De zware kerk was erg zwaar, en ik bedoel heel zwaar. Dingen moesten op een bepaalde manier klaargemaakt worden. Daar mocht niet van afgeweken worden. Anders zouden ze geloofsproblemen krijgen, en dat hadden ze veel. Voor hen was het soms ook niet haalbaar, maar het moest. Hij had wel medelijden met ze. Het was alsof ze leefden met een pistool tegen hun hoofd. Niks mocht. Alles moest. Ze hadden eigenaardige spullen. Ze mochten geen lingerie, maar hun meubiliar was gewoon puur lingerie, hun stoelen, hun tafels, hun manden, allemaal met verfijnde decoratie. Hij keek altijd zijn ogen uit als hij daar was, en dat gebeurde niet veel. Hij kwam daar eigenlijk alleen maar met koninginnedag, want dan was de koningin op de televisie, en dat wilde hij graag zien. Hij had geen televisie. Hij was te vrij voor een televisie. Maar in die zware kerk moesten ze een televisie hebben. Dat was verplicht. Alle zenders werden beheerd door hun dominees. Die waren de hele dag door op de tv. Het was een zware kerk, zo zwaar dat er geen medeleven getoond mocht worden. Het leven was lijden, en dat had iedereen verdiend. Hij wilde ze troosten en bemoedigen, maar dat werd door hen
Page 4
niet geaccepteerd. Ze waren als de orthodoxe zwanen in Joegoslavische grachten. Eén verkeerde beweging of een verkeerd woord, en ze vlogen je aan. Op een keer kwam hij zijn vroegere klasgenoot tegen in het winkelcentrum, maar ze hadden alweer bijna ruzie. Het ging over poppen. In die zware kerk moesten mannen met poppen spelen. Dit was preventief, want zo zouden ze van de vrouwen afblijven. Zijn vroegere klasgenoot beschuldigde hem ervan eens zijn pop te hebben gestolen of kapot gemaakt. 'Zo lang geleden,' zei hij. 'Ik kan me dat niet meer herinneren, maar als je er echt nog zo mee zit, dan gaan we nu lekker naar een poppenwinkel, en dan koop ik een nieuwe pop voor je.' En zo gebeurde het. Hij nam de jongen mee naar een poppenzaak, en kocht voor hem een hele dure en sjieke pop, in zedelijke klederdracht. De vroegere klasgenoot was daar heel blij mee, en het was direct vrede. Ze leefden in Joegoslavië, Er was geen tijd voor oorlog meer, Want de poppen marcheerden, Elke man kreeg zijn pop, opdat de vrouwen konden emanciperen. (Uit : Joegoslavische kettingbrieven, verhalenbundel, uitgave : coab) ________________________________ DE ORANJE STER – DEEL 1 De ster was gekomen, als nachtzicht in een duistere nacht. Het leek weer dag nu. De ster had een romige, gloeiende oranje rand, zo zacht. Bijna donzig. Marja en Kees keken ernaar. Ze hadden hier zo lang naar uitgezien. Ze hadden hier zo lang over gedroomd. De zon was namelijk verwoest en zo lang hadden ze in het pikkedonker geleefd. Nu was het afwachten op wat er zou gaan gebeuren. Velen reisden naar de ster, maar niemand wist nog goed wat het nu precies was. Ook Kees en Marja zouden de reis beginnen. Ze stopten hun 'Ja, maar die wiskundige berekeningen van jou die werken ook niet altijd,' zei Marja. 'Heb je daar voorbeelden van ?' vroeg Harry. 'Ach,' zei Marja, 'die berekeningen die je had gedaan over mijn zwangerschap waren interessant, maar grote onzin.' 'Ja,' zei Harry, 'maar dat was nog in de tijd van Karel Klaus. Ik liet me teveel door hem beinvloeden.' 'Karel Klaus was een genie,' zei Marja, auto vol met dekens, en daar gingen ze. De wegen waren vol met auto's. Iedereen was op zoek naar de ster. Ook Harry Achterwoud was op weg. Ergens bij een tank station kwamen ze hem tegen. 'Hey Harry,' zei Kees. Harry was heel enthousiast. Hij had al zijn papieren bij zich waarop zijn berekeningen van de ster stonden, wiskundige papieren. Hij wist ook al dat de ster zou komen, en had eigenaardige theorieen. Aandachtig luisterden Kees en Marja naar hem. 'De ster is een reis,' zei Harry. 'Wij horen niet veel van anderen die daar zijn geweest, want iedereen gaat daar naar binnen. Het is een tunnel.' 'Zouden ze nog in leven zijn ?' vroeg Marja zich af. 'Ach natuurlijk,' zei Harry. 'Het is een dimensionale overgang.' 'Ik ben bang,' zei Marja. 'Het kan natuurlijk ook iets duisters zijn. Ik ga ervoor, maar heb mijn twijfels.' 'Twijfelen is goed, Marja,' zei Harry. 'Maar ik heb het onderzocht, en het is goed betrouwbaar. Eén van de grootste evenementen aller tijden. Mijn jongens zijn ook heel enthousiast. Ze hebben het er de hele tijd over. Het is nachtzicht, Marja.' 'maar een grote gek.' Kees begon te grinniken. 'Wat weet je verder over die ster, Harry ?' vroeg hij. Harry begon te bladeren door zijn papieren, en liet hen wat ingewikkelde tekeningen zien. Toen kwam er één of ander scheikundig verhaal waar ze niets van begrepen, maar het voelde allemaal wel wonderbaarlijk aan. Even later gingen ze weer verder. Toen ze in het bos waren met de auto begonnen ze de ster steeds beter te zien. De ster was prachtig oranje. Het had een kalmerend effect. Marja wist het nog niet. Wat moest ze nu geloven ? Maar ze wilde het wel proberen. In de verte leek het wel alsof de auto's in de ster reden. Was dit niet gewoon een natuurverschijnsel ? Na een tijdje reden zij dan ook de ster binnen. Ze konden eerst niets zien. Alles was zacht oranje. Even later reden ze een grote wildernis binnen. De auto stopte vanuit zichzelf. Kees en Marja stapten uit. Geen enkele auto kon er hier rijden. In de verte zat een gestalte van vuur op een troon van vuur. Achter de gestalte was een grote stad. De hele stoet met mensen ging richting die persoon. 'Wie zou die persoon zijn ?' vroeg Marja. Kees had geen idee. Daar zagen ze Harry weer. Die zat weer tussen zijn papieren te bladeren. 'Hey, Achterwoud,' zei Kees. 'Nu, moet je eens horen,' zei Harry. 'Die gestalte is de personificatie van de ster.' Toen volgden er weer allerlei scheikundige en natuurkundige verhalen. 'Laten we maar gewoon kijken wie of wat dat is,' zei Marja. 'Die personificatie bepaalt wie en wat in de stad komt,' zei Harry. 'Waar baseert die personificatie dat op ?' vroeg Marja. 'Op wiskundige berekeningen,' zei Harry. 'Hoe gaat dat dan ?' vroeg Marja. En weer legde Harry alles uit met zijn papieren. Weer liet hij hen vreemde tekeningen zien. 'Waar gaan degenen naartoe die niet naar de stad gaan ?' vroeg Marja. 'Die worden de wildernis ingezonden,' zei Harry. 'Ik zou niet weten welke keuze ik zou willen maken,' zei Marja. 'Het gaat niet om jouw keuze,' zei Harry. 'Het gaat om de berekeningen.' Ineens wilde Marja terug. In de verte zagen ze de gestalte van vuur opstaan, en die begon te roepen : 'Er is niet veel tijd meer. Wij gaan zodadelijk sluiten. Maak daarom haast. Dit zal de enige uittocht zijn voor aardlingen in de geschiedenis. De rest zal op aarde moeten blijven.' Marja wist even niet wat ze moest doen. Ze wilde wel bij Kees blijven die gewoon doorliep. Ze pakte zijn arm. Snel liepen ze door tot de gestalte. Twee handen kwamen op hun hoofden. 'Ah,' zei de gestalte. 'Net op tijd. Jullie zijn de laatsten van de aardlingen. Jullie mogen de stad binnengaan.' Uit : Proza van de vuh, uitgave : coab ________________________________ OP NAAR DE VOLGENDE KLANT Vrouwen hebben soms hele duistere mechanismes waar veel meer achter steekt dan je op het eerste gezicht zou denken. Mannen hebben dat soms ook. Daarover gaat het nu volgende verhaal. Kun je het je voorstellen ? Je belt naar de uitvaartverzekering om wat vragen te stellen, en je krijgt een vrouw aan de lijn die dat voor je uit gaat zoeken en daarvoor even geduld vraagt, en dat je dan zegt : ‘Oh, ik heb alle tijd, doe maar rustig aan,’ en dat zij dan zegt : ‘dat komt goed uit, want ik heb ook alle tijd, kunnen we daarna ook gezellig even wat babbelen.’ Het is mij eens overkomen. Meestal heb ik stijve pieten aan de lijn, de hele enkele keren dat ik naar zo’n instantie bel. Ik kon het me ook goed voorstellen hoe die vrouw was, want je zou daar maar werken. Maar goed, ik dacht toen : Wat als ik een hele andere persoon was geweest die daar echt op ingespeeld zou hebben, want ik ben meestal gewoon bescheiden, beleefd, voorzichtig en ingetogen. Stel nu dat de persoon die zij aan de lijn had er echt een slaatje uit zou slaan ? Want ik bleef maar aan die situatie denken, aan die uitvaartverzekering en hoe zij was. Ze snakte gewoon naar het land van de levenden, om het zomaar eens te zeggen. Lijkt me een akelig beroep. De laatste keer dat ik op een begrafenis was geweest, en dat is al heel lang geleden, op die van mijn opa, kon ik het niet meer volhouden. Dat kon gewoon niet, dat stijve gedoe allemaal. Daar zat mijn opa niet op te wachten. Het was zwaar depressief, en ik begon allemaal grapjes te maken op de begraafplaats, eigenlijk hoe een schoolgenoot dat deed op het college tijdens de excursie naar Parijs, waar we ook een begraafplaats bezochten. ‘Wat een dode boel hier.’ En : ‘Het is hier doodstil,’ zei hij. En daarna : ‘Ik wordt er doodziek van.’ Hij had heel veel humor. De buschauffeur had ijs gegeten en zijn snor zat eronder. Die jongen zei toen : ‘Mag ik uw snor aflikken.’ Door zijn humor was het een leuke excursie, en kan je zo’n bezoekje aan een begraafplaats toch beter verwerken. Nu moest ik dus nog zo’n telefoontje naar de uitvaartverzekering verwerken, en het was al een hulp dat het zo’n aardige, gezellige vrouw was, maar ik bleef er maar aan denken, en ‘wat als ze een persoon aan de lijn had gekregen die hier veel verder mee was gegaan.’ En zo ontstond dit verhaal. OP NAAR DE VOLGENDE KLANT Hij belde naar zijn uitvaartverzekering voor wat vragen. De vrouw die hij aan de telefoon kreeg moest dat even uitzoeken en vroeg even geduld. ‘Oh, ik heb alle tijd,’ zei hij, ‘doe maar rustig aan.´ ‘Nou,’ zei de vrouw, ‘dat komt goed uit, want ik heb ook alle tijd, kunnen we daarna ook gezellig even wat babbelen.’ ‘Nou ja,’ zei hij, ‘als u er dan toch over begint kunnen we ook net zo goed telefoon-sex hebben.’ De vrouw begon te lachen. ‘Ik kom zo bij u terug, even wat uitzoeken.’ ‘Daar ben ik weer,’ sprak ze. ‘Welcome back,’ zei hij. ‘Dank u, nou ik heb het voor u uitgezocht, uw vraag, en het klopt helemaal wat u zegt.’ ‘Nou ja,’ zei hij, ‘dat is dan mooi opgelost, en ik kan me voorstellen dat u ook wel aan wat uitstapjes toe bent met zo’n beroep. U houdt er zeker niet van om alleen te zijn in zo’n kantoor.’ ‘Ach, ik ben eraan gewend,’ zei ze. ‘Ik vind het maar griezelig,’ zei hij. ‘Maar ja, geboorte, de dood, leven en sex horen bij elkaar. We kunnen trouwens ook gewoon een afspraak maken. Aan de telefoon is alles ook zo afstandelijk.’ De vrouw begon te lachen. ‘U bent me wel een doorzetter, maar leuk. Dat heb ik nog nooit meegemaakt dat iemand me dat bij het werk vroeg. Ze willen meestal weer zo snel mogelijk de hoorn op de haak gooien. Het is natuurlijk een onderwerp waar men liever niet over spreekt, en waar men liever niet te lang over nadenkt.’ ‘Begrijp ik, begrijp ik,’ zei hij, ‘maar ik
Page 6
heb oog voor de persoon achter het werk. Ik zou u graag eens ontmoeten. Dan kunnen we elkaar van een hele andere kant leren kennen.’ ‘Jazeker,’ zei de vrouw. ‘Klinkt heel gezellig.’ ‘En trouwens,’ zei hij, ‘het is de eerste keer dat ik een gezellig iemand bij jullie aan de lijn heb, want meestal zijn het allemaal van die saaie pieten met zakelijke stemmen.’ Opeens werd de verbinding verbroken. Na een paar dagen kreeg hij een brief van haar dat ze werd afgeluisterd, en dat ze het te ver vonden gaan, dus werd de verbinding verbroken. Ze had een waarschuwing gekregen, maar wilde het contact wel buiten werk uren met hem onderhouden. Hij was blij, en schreef haar een brief terug. Hij vroeg zich af waarom ze hem niet gewoon gebeld had na werkuren, maar het bleek niet zo makkelijk te zijn. Waarom legde ze dan ook niet uit. Ze maakten een afspraak per brief ergens in een plantsoen. Toen ze elkaar uiteindelijk daar tegen kwamen was het heel amicaal. Ze omhelsden elkaar direct en waren blij elkaar te zien. ‘Ja, zie je,’ zei ze, ‘ik heb een vriendin, en die houdt alles in de gaten.’ ‘Oh, een vriendin ?’ zei hij, ‘ben je er zo een. Maar vindt ze dit dan wel goed ?’ ‘Nee, eigenlijk niet. Maar ik moet er even uit, want ze is zo beknellend,’ maakte ze duidelijk. ‘Maar hebben jullie een relatie of is het gewoon een huisgenoot ?’ vroeg hij. ‘Huisgenoot,’ zei ze, ‘maar het zit heel ingewikkeld. Het is haar huis, en ze had mij geholpen met schulden, en ze heeft allemaal vreemde voorwaarden.’ ‘Ik zie het, klinkt griezelig,’ zei hij. ‘En je werk betaalt je niet genoeg uit om op jezelf te wonen ?’ ‘Nee joh,’ zei ze. ‘Daar vangt zij het grootste gedeelte van. Ik zit helemaal aan de ketting op dit moment.’ ‘Maar dan kom je toch gewoon bij mij wonen ?’ vroeg hij. ‘Nee joh, dat kan niet, want ik zit vast aan het contract, met al die voorwaarden. Dat gaat me nooit lukken,’ zei ze. ‘Ik moet ook weer op tijd terug zijn, dus we kunnen wel ergens een ijsje kopen en even wat babbelen, maar dan moet ik toch echt weer terug.’ Zo gezegd, zo gedaan. Ze gingen ergens een ijsje kopen, babbelden weer wat, en toen moest ze weer gaan. Via een brief liet ze toen weten dat ze wel dan meer afspraakjes zoals deze konden maken, maar dat ze ook in code taal aan de telefoon konden praten. Die code taal moest hij dan leren. Hij vond het allemaal zwaar ingewikkeld, maar stond er wel voor open. Zo belde hij haar soms en spraken in code taal. Maar na een tijdje begon ze niet meer op te nemen, en kwamen er ook geen brieven meer. Hij besloot naar haar huis te gaan om te kijken wat er gaande was. Haar vriendin deed open, en hij vroeg naar haar. ‘Ze is overleden,’ zei ze. ‘Waaraan ?’ vroeg hij geschrokken. ‘Doodsoorzaak onbekend,’ zei ze. Maar hij hoorde haar roepen vanuit de kamer. ‘Ik hoor haar, laat me erdoor.’ Hij drukte de vriendin opzij en ging naar binnen. ‘Dat kun je niet doen !’ riep ze. ‘Mijn vriendin …’ Hij keek achter zich en daar stond haar vriendin met een getrokken pistool. Hij moest zich toen uitkleden en moest een kooi in. ‘Wat een raar gedoe allemaal,’ zei hij. ‘Ja, ze is gek,’ zei zijn meisje. ‘Doe nou maar gewoon wat ze zegt.’ ‘Ik ben niet gek,’ zei haar vriendin. ‘We hadden nog wat af te handelen.’ ‘Vreemde zaak, vreemd bedrijf,’ zei hij. ‘En wat is dat voor bedrijf, wat voor soort schuldaflossing is het ?’ ‘Afwas-fabriek,’ zei ze. ‘Wij maken afwasmiddelen.’ ‘Zit je me in de maling te nemen ?’ vroeg hij. ‘Nee,’ zei ze, ‘zo zitten de zaken nu eenmaal. Ik heb haar schuld afgelost, ik heb haar van haar vriendje gered, en ik heb gezworen dat ik haar voor de rest van haar leven zou beschermen.’ ‘Dat is waar,’ zei zijn meisje, ‘maar ze is een beetje overbeschermend. Ik heb het gevoel dat ik stik.’ ‘Houd even je mond,’ zei haar vriendin, ‘dit heerschap hier is een mogelijk gevaar voor jouw geestelijke gezondheid.’ ‘Lijkt er eerder op dat je zelf het gevaar bent. Het probleem heeft zich nu verschoven van het vriendje naar de vriendin,’ zei hij. ‘Houd jij ook even je mond,’ zei ze. ‘Luister : Zij is psychisch helemaal niet capabel. Ze is wilsonbekwaam. Ik heb de papieren van haar psychiater, en ik ben over haar aangesteld.’ ‘Ja, die psychiaters kunnen wel meer vertellen, dat zegt allemaal niet zoveel. Haar wordt haar vrijheid ontnomen zo, en dat is een misdaad,’ zei hij. ‘Wat je nu trouwens allemaal doet is ook een misdaad, maar dat is een ander verhaal.’ ‘Luister,’ zei de vriendin : ‘Je begrijpt er helemaal niets van. Ze heeft een gevaarlijke ziekte. Ik zeg het maar even. Ik neem jou ook in bescherming tegen haar nu.’ ‘En wat is die ziekte dan wel ?’ vroeg hij. ‘Nou, ze maakt van haar werk haar hobby, en van de zaak iets persoonlijks,’ zei ze. ‘Ze papt aan met klanten, en daar kunnen de grootst mogelijke ongelukken van komen. Ze kent geen onderscheid tussen haar beroep en sociale contacten.’ ‘Ja, maar dat maakt toch niet uit ?’ zei hij. ‘Jawel,’ zei ze. ‘Ze werkt bij een uitvaartcentrum, en dan weet je hoe laat het is.’ ‘Nou,’ zei hij. ‘Daarom bood ik haar ook telefoonsex aan. De dood hoort bij het leven, bij geboorte, en ook bij sex.’ ‘Zie, dat bedoel ik,’ zei ze. ‘Dat kun je toch niet maken ?’ ‘Ik snap niet wat haar ziekte dan precies is,’ zei hij, ‘en hoe zou dat gevaarlijk zijn. Wees nu eens concreet, want het enige gevaar ben jij volgens mij. Als ik het mis heb moet je het maar zeggen, maar je hebt me inmiddels met je pistool tot uitkleden gedwongen en ik zit hier in een kooi.’ ‘Dat heeft er allemaal niets mee te maken,’ zei ze. ‘Ik begrijp jou niet,’ zei hij. ‘Ik begrijp hier helemaal niks van. Waarom doe je zo ?’ ‘Laat haar nou maar,’ zei zijn meisje toen. ‘Zo is ze altijd al geweest.’ ‘Ik kan er maar niet aan wennen,’ zei hij. ‘Trek nu je kleren maar weer aan,’ zei ze, ‘en kom uit die kooi, en ga weg en vergeet alles wat hier gebeurd is.’ ‘Ben je gek ?’ zei hij. ‘Dat is mijn meisje.’ ‘Ben jij gek ?’ vroeg ze. ‘Dat is mijn vriendin.’ ‘Nee, je bezit haar, houdt haar in gevangenschap, hebt gehersenspoeld, enzovoorts,’ zei hij. ‘Okay, mijnheer enzovoorts, en nu opdonderen, want je begint op mijn zenuwen te werken,’ zei ze. ‘Vertrek en vergeet alles wat hier is gebeurd.’ Met haar pistool dwong ze hem toen de straat op, met zijn kleren in zijn armen. Hij heeft zich toen aangekleed en vertrok weer naar huis. Een paar dagen erna kreeg hij een afscheidsbrief. ‘Afscheidsbrief, Bedankt voor de ontzettend gezellige tijd. Helaas is mijn vriendin er tussen gekomen, en heeft het niet het gewenste resultaat opgeleverd. Ik hoop dat u mij kunt vergeven. De liefde was wederzijds, maar mijn plichten roepen mij. Uitvaarten zijn een stuk duurder geworden, dat moet ik u beroepshalve mededelen. Uw huidige verzekering dekt niet het bedrag wat u nodig zult hebben. Ik heb daarmee mijn plicht voleindigd om u dit mede te delen.’ Hij is toen huilend teruggegaan, en ze hebben hem er toen op gewezen dat hij toch echt zijn verzekeringsbedrag moest verhogen. Dat heeft hij toen gedaan, en toen kreeg hij haar mee. Ja ja, de uitvaartverzekeringen van vandaag hebben hun taktieken. ‘Wat een gedoe allemaal,’ dacht hij. Maar hij had haar nu in ieder geval. Misschien dat dingen zo werkten. haar ‘Zit ik nu opgescheept met een robot ?’ dacht hij na een tijdje. ‘Ze wil altijd maar afwassen, en ons hele huis staat vol met afwasmiddelen, zelfs op zolder.’ Hij kwam erachter dat ze inderdaad een robot was. Het bleek dat de uitvaartverzekering een onderhandelingscontract had met de afwasfabriek. Zo profiteerden ze beiden van deze klant. Maar ja, goed, hij had nu tenminste een vrouw, ook al was ze een robot. Op een dag nam ze de benen, rende het bos in, en verdween in een bosmeertje. Ze had een briefje achtergelaten : ‘Op naar de volgende klant.’ ________________________________ DE LENTE VAN DE LITERATUUR Het heeft een hele lange tijd geduurd voor de mens om hier te komen. De mensheid is door een spiraal gegaan, op en neer. Nu zijn we hier, maar hoe verder ? Daarvoor is het pastoraat, daarvoor is de Rodenbergs-Nederlandse literatuur. Onze boeken en artikels zijn geschreven in het Rodenbergs-Nederlands, ook wel pastoraal Nederlands genoemd. Het is een rijker en ruimer Nederlands met een veel grotere vocabulaire en met alternatieve vormen van Nederlandse woorden, ook teruggrijpend soms op ouder Nederlands en andere talen, meer speels Nederlands. Een ander kenmerk van het Rodenbergs-Nederlands is dat er geen vervelende d/t regel is. Al met al is Rodenbergs-Nederlands Nederlands, maar dan met een extra dimensie, als Nederlands plus. Het is dus een vrijere vorm van Nederlands. We zien ernaar uit om samen met u een beter Nederland te maken, dat Nederland een lichtbaken mag zijn voor de gehele wereld. Ons blad, Waterval, is als een literaire gewoon
Page 8
juwelier, om spelenderwijs, door verhalen en stichtelijke lectuur, de mens te inspireren om het goede te doen, ook voor de ander. We kunnen zoveel meer. Zoals de vijfde wet van het hemelboek in het verhaal ‘De Alverzoening van Perlottia’ stelt : ‘Niets kan de sleutel beter dragen dan een goed en meesterlijk verhaal,’ zo willen wij de mens blijven bekend maken met de rijkdom van de verhalen uit de Rodenbergs-Nederlandse literatuur, omdat dit pastorale literatuur is, om de mens te helpen, te leren relativeren, te leren puzzelen met dingen, oftewel : het is literatuur met een doel. Wij wensen u allen een prachtige lente toe. Geniet ervan, en probeer ook te komen tot de lente in de literatuur. In mei leggen alle vogels een ei. Het is inmiddels mei, en wij mogen zo in de nieuwe stromen van literatuur boven alles uitstijgen, net als de vogels, om onze horizon te verwijden. De komende tijd zal er nog meer uitgegeven worden van de RV-Bijbel, en de bespreking ervan. De voorouders bleven er op aandringen dat de RVBijbel toch echt moest komen. Het is iets van de natuur. Het kan niet gestopt worden. Het natuurverschijnsel, is als een als de onontkomelijke lente van de natuur. We komen namelijk voort vanuit de dark age van de literatuur. Alles moest namelijk nog gesorteerd worden. We kwamen voort vanuit een algehele chaos van literatuur, en nu is het tijd om de puntjes op de i te zetten, door de Rodenbergs-Nederlandse literatuur. Een pastoraal Nederland, is dat mogelijk ? Is het mogelijk dat de herders weer terug gaan komen, en de herderinnen, om het schapenvolk van Nederland te leiden ? Dat kan alleen door de vernieuwing van de literatuur, als een paradijselijke openbaring van de hemel. Een pastoraal Nederland is dus alleen mogelijk als er een literair Nederland is. Waar goede literatuur ontbreekt verwilderd het volk, en speelt het volk voor leider, wordt er min of meer gesteld in het boek Behemma, de nieuwe genesis. Op naar een Rodenbergs Nederland ? Als het aan ons ligt wel, en we nodigen u uit om met ons mee te gaan. Dat kan samen door de verhalen en de overdenkingen waarmee we elkaar mogen versieren, zoals het eeuwig evangelie ons in het verleden al zo mooi voorschilderde. De wereldschepen kwamen aan in de bloemenzeeen, en de soberen konden daar zwemmen en elkaar versieren met de prachtige teksten, elkaar te ondersteunen en te bemoedigen, elkaar te onderwijzen. Natuurlijk horen daar ook de vermaningen bij en de waarschuwingen, want de strijd is nog niet gestreden, en we moeten de natuurgrenzen in ere houden en in evenwicht, om zo samen op een goede manier met Moeder Natuur samen te werken. Zij roept ons. Wij zijn geroepenen, en wij roepen ook met haar. Het gat is gevonden, terug naar het ondergrondse dorp, terug naar de waterval. Wij wensen u een goede lente en een mooie zomer, en hopen u weer te zien met het volgende nummer van de Waterval. Graag tot een volgende keer. ________________________________
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 3


Page 0
1e Jaargang, nummer 3, 24 april 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Literatuur __________________________________________________________________________ HET LAND VAN DE RIVIER Er stond een hotel aan een rivier, tussen het bos en de weilanden in. Er was hier een nachtschool op de bovenste verdieping van het hotel. Iedereen kon iedereen onderwijzen. Iedereen onderwees weer andere principes. Sommige principes waren beter dan anderen. De betere principes vonden hun weg wel. Alles stroomt. Alles verandert. Alles is tegengesteld. Zo komt het beste naar boven. Alles gaat van licht naar donker, en van donker naar licht. Alles gaat van de diepte tot de oppervlakte, en van de oppervlakte tot de diepte. Dit waren de zes basis-principes van het hotel. Niemand mocht hiervan afwijken. Marietje predikte het ook overdag in het dorp. Ook het dorp had deze zes basisprincipes. Het was als een religie. Monniken schuifelden door dorp en bos deze principes prevelende, zingende, in grote stoeten. Zo gingen ze van dorp tot dorp. Alles stroomt. Alles verandert. Alles is tegengesteld. Zo komt het beste naar boven. Alles gaat van licht naar donker, en van donker naar licht. Alles gaat van de diepte tot de oppervlakte, en van de oppervlakte tot de diepte. Marietje wilde niet bij de monniken horen. Ze was nogal tegendraads. Ze vond de monniken te stijf. Ze zagen er allemaal hetzelfde uit. Er veranderde eigenlijk niets. Zij vond dat de monniken zich eigenlijk helemaal niet aan de zes basis-principes hielden. En dat predikte zij ook. Daarom ging zij ook elke nacht naar de bovenste verdieping van het hotel, naar de nachtschool, om te onderwijzen en om onderwezen te worden. Ze sliep altijd een deel van de dag en een deel van de nacht, zodat ze beiden kon gebruiken. De monniken kwamen niet in de nachtschool. Zij hielden het bij de zes basisprincipes, en verder keken ze niet. Ze wilden er niets bijleren. Op een nacht ontvoerden ze Marietje, en namen haar mee naar hun klooster, waar ze werd opgesloten in een kelder. Hier werd Marietje gehersenspoelt. Ze werd bedreigd. Maar Marietje liet zich niet kennen. Ze las hen flink de les, maar ze trokken hun schouders op. Na een dag lieten ze haar gaan. Marietje ging naar de politie, maar ook daar trokken ze hun schouders op. Alles was immers tegengesteld. Het ging volgens hen niet tegen de zes basis-principes in. Marietje was woedend. Toch wist ze dat dit de zes basisprincipes waren. Ze probeerde haarzelf te kalmeren, en sprak er veel over op de nachtschool. ‘Het is natuurlijk geen excuus he, van de monniken en de politie,’ zei iemand. ‘Ach, ze doen toch wat ze willen. Niemand stopt hen,’ zei iemand anders. ‘Als wij maar doorleren,’ zei weer iemand anders. ‘Het moet maar eens afgelopen zijn,’ zei Marietje. ‘Maar ik wil geen oorlog beginnen. Dat gaat van kwaad tot erger. De nachtschool is toch het beste.’ ‘Vind ik ook,’ zei iemand anders. ‘En ik ook,’ zei weer iemand anders. Alles stroomt. Alles verandert. Alles is tegengesteld. Zo komt het beste naar boven. Alles gaat van licht naar donker, en van donker naar licht. Alles gaat van de diepte tot de oppervlakte, en van de oppervlakte tot de diepte. Ze bleven het prediken, ze bleven het onderwijzen. Iedereen begon het normaal te vinden, meer en meer. Iedereen werd er door opgenomen. De monniken werden ouder en ouder, en het ras begon langzaam uit te sterven, want er kwamen eigenlijk geen nieuwe monniken bij. Marietje vond het best. Ze was er blij mee, want ze vond de monniken altijd al verschrikkelijk. Gruwelijk vond ze het, als kind al. Op de nachtschool werd gezegd : ‘De natuur rekent vanzelf met ze af.’
Page 2
Op een dag was de laatste monnik gestorven. Toen is de nachtschool naar het klooster verschoven, aan de andere kant van de rivier. Het lag dicht bij een ander dorp. Marietje ging er vaak winkelen. Ze was blij dat het klooster nu eindelijk voor iets goeds werd gebruikt. In een kelder vlak bij waar ze eens opgesloten werd gehouden vond ze een heleboel boeken. De boeken waren oud en wonderlijk. Ze vroeg zich af waarom de monniken dit nooit gepredikt hadden. Maar zij zou dat doen van nu af aan. Ze hadden die boeken gewoon verborgen gehouden. Ze begreep nu de zes basis-principes nog beter : Alles stroomt. Alles verandert. Alles is tegengesteld. Zo komt het beste naar boven. Alles gaat van licht naar donker, en van donker naar licht. Alles gaat van de diepte tot de oppervlakte, en van de oppervlakte tot de diepte. In het klooster vond ze een nieuw leven, een nieuwe doorgang. Wat waren hier veel kelders, en wat waren hier veel wonderlijke boeken. Wat waren hier veel wonderlijke ruimtes, als een ondergrondse natuur. Ze kwam erachter dat er hier veel meer mensen opgesloten werden gehouden. Die zette ze nu vrij, een voor een. Maar ook grote, grote monsters werden er opgesloten gehouden. En ze kwam er meer en meer achter dat de monniken ook het land van de rivier voor grote rampen hadden bespaard. Daarom begon ze ook wat sympathie te krijgen voor de monniken, dat het toch niet zo erg was als ze in eerste instantie dacht. ‘We weten niet veel,’ sprak ze op de nachtschool. ‘Het is van belang dat we veel meer onderzoek doen, want er zijn misschien dingen die we niet weten.’ Het was in die dagen dat Marietje haar eigen monniken orde begon op te zetten. Ze zou het heel anders doen dan de oude monniken. Ze kon hen wel een beetje begrijpen. Einde ________________________________ HET MODDERMEER Hij bespeelde de piano. Zij keek hem aan. Ze hield zich stil. Hij pingelde wat. Toen liep ze de keuken in. Hij volgde haar, maar zei niets. Ze begon te koken. Hij liep de huiskamer weer in en greep een boek. Het boek ging over een duistere indianen-stam. Hij was diep geinteresseerd, bijna onder hypnose, en begon te lezen. Even later kwam zijn vrouw de huiskamer binnen met soep. Maar hij was in diepe trance, dus ze begon alleen te eten van de soep. Hij had geen honger. Ze liep naar boven. Hij volgde haar met het boek. Ze was op haar bed gaan liggen, en hij legde zichzelf ook op het bed, nog steeds met het boek. Hij begon weer te lezen. Ze zuchtte. Zo ging dat nu altijd. Haar man was verslaafd aan boeken. Zij was niet geinteresseerd in boeken, en al helemaal niet in de rare verhalen die hij vertelde. Op een dag was ze het zat, en vertrok. Hij was niet onder de indruk, en las gewoon door. Als het kon wilde hij in de wildernis leven, zoals de stam van het boek. Op een dag was het zover. Hij pakte wat spullen en vertrok in de wildernis. Hij voelde de modder tussen zijn tenen, en hij kon ademhalen … Dat gevoel had hij een lange tijd niet gehad. Een half naakte vrouw stond in de verte naar hem te kijken. Ze was bijna naakt, maar had wat riemen om haar heen. Ze had haar boog getrokken. 'Wat wil je ?' vroeg ze. 'Naar huis,' zei hij. 'Ik wil leven in een stam.' Ze liet haar nog steeds gespannen boog een beetje zakken. 'Weet je wel niet wat het kost om een stam binnen te gaan vandaag de dag ?' Hij schudde zijn hoofd. 'Nee.' Wij moeten je initieren, zei de vrouw. Hoe gaat dat ? Vroeg hij. Dat gaat niet, sprak ze. Waarom niet ? Daarom niet. Toen rende de vrouw weg. Hij ging haar achterna, maar de pijlen vlogen al snel over zijn hoofd, dus ook hij rende weg. Hier moest hij niet wezen. Ergens vond hij een tunnel die ondergronds leidde. Maar alles was zo stil hier. Hij kwam aan een meer van modder. Een kind was hier aan het spelen, een kind van wilden. Waarschijnlijk woonden moddermensen hier. Verderop was het water wat minder modderig, maar wel bruin. Hij zakte in het water, en begon te zwemmen. Al snel was hij aan de overkant. Het was niet zo'n groot meer. Een vrouw kwam naar hem toe. Ze groette hem. Zij was een stuk aardiger dan die andere vrouw. Ze was bedekt met modder. Wat is je naam ? Vroeg ze. Ik heb mijn leven achter me gelaten, zei hij. Waarom ? Vroeg ze. 'Laat dat maar zitten,' zei hij. 'Wat kost het om deel te hebben in uw stam ?' 'Niks,' zei de vrouw. 'Mag ik binnenkomen ?' vroeg hij. Ze gaf hem een tent. Maar hij begon zich al snel te vervelen en trok verder. Hij dacht na over zijn vrouw, maar vergat haar snel. Ze was te saai voor hem. Hij ging nog dieper ondergronds, na het vinden van een andere tunnel. Hij kwam aan bij een wilde zee. Het was hier verschrikkelijk aan het stormen. Hij liep door een reusachtige poort. Ook hier verveelde hij zich. Hij besloot weer terug te gaan naar zijn boeken. Vooral boeken over duistere indianen-stammen hadden zijn interesse. 's Nachts had hij dromen over wilde indianen-stammen. Het was voor hem nauwelijks mogelijk om in de realiteit te blijven. Hij leefde met zijn boeken en verhalen. Het was alsof er een indiaans oorlogsboek in zijn hoofd leefde waarvan hij maar niet kon ontsnappen. Nog steeds had hij een diep verlangen deel te hebben aan zo'n stam, en in zijn dromen was het zo. Zijn dromen waren bijna nachtmerries, zo wild waren ze. Moddermeer, moddermijn, modderveer, Met rood bedekt, Ze bloed niet meer, Moddermeer, rozenschijn, moddermijn Moddermeer, modermijn, rozenveer, Hier moet je zijn, Met rood bedekt, De ochtendstond, Je ademt niet meer, Maar je bent niet dood, Je bent bedekt met rood Moddermeer, moedertaal, denk niet meer, Het vuur gaat aan, Het vuur gaat uit, We denken er niet meer aan, In het moddermeer Je komt dichtbij, Je raakt mij aan, Ik adem niet meer, Maar ik ben niet dood, Ik ben bedekt door het moddermeer, Bedekt met rood Moddermeer, denk aan mij, Houd me vast, Verlaat mij niet meer, Maar vlieg met mij, Naar de regenboogstad, En praat met mij. Uit : Proza van de Vuh ________________________________ DE FABRIEK Hij werkte in een steenkool fabriek. Vaak moest hij overwerken. Hij was een echte work aholic. Dan had hij wat te doen, anders zou hij maar voor zich uit blijven staren. Hij kwam altijd helemaal onder het roet thuis, vaak pas laat. Maar er was niemand die op hem wachtte. Hij was gescheiden. Zijn vrouw kon er niet meer tegen dat hij nooit thuis was, en heeft toen de benen genomen. Maar toen er een nieuwe directie kwam in de fabriek en hij harder moest werken voor minder loon had hij er minder lol in. Eigenlijk moest hij steeds harder werken en kreeg hij steeds minder. Op een gegeven moment had hij zo'n laag loon dat hij honger begon te lijden. Er was een zware industrialisering gaande in het land, die uitliep op een industriële revolutie. Dit maakte dat het land zwaar communistisch werd, en hij voelde zich een slaaf. Alles werd hem afgenomen. Alles was nu van de staat. Hij voelde zichzelf slechts een poppetje, een marionet. Hij was zo weinig thuis dat het leek alsof hij in de fabriek woonde. Zijn maten hadden het erover dat ze een opstand wilden beginnen, maar ze wisten niet hoe. Hij deed ook wat duiten in het zakje, maar het was allemaal slechts gissen, en ze vonden het vechten tegen de bierkaai. Ze zouden er wat langer over nadenken hoe dit te doen. Maar één ding was zeker : Ze wilden hier weg. Ze verlangden naar de vrije natuur. De stad had hen opgesloten, en met name de fabriek. Ze vervloekten de fabriek. Hij was een steenkool werker in hart en nieren, maar dit ging te ver. Het terrein van de fabriek werd zwaar bewaakt, dus eigenlijk was er geen ontsnapping mogelijk. Toch spraken ze over bepaalde tunnels, die zelfs uit de stad zouden kunnen leiden. Ook de stad werd zwaar bewaakt. Je kon niet zomaar erin of eruit. Ook moest hij bijgeschoold worden een paar uur per week. Dat was altijd op de dinsdag. Er was een klein schoolgebouwtje op het terrein van de fabriek. Het had twee verdiepingen en een zolder, en hij kreeg les op de zolder. De leraar was een aardige man, maar ook hij was een slaaf van de fabriek. Soms liep hij zomaar uitgekondigd de klas uit, naar een soort bergingsruimte. Dan moest hij even roken. Dat mocht hij niet in de klas doen. Ook hij werd in de gaten gehouden, maar hij wilde meewerken aan de ontsnapping. Hij vond de leraar één van de laatsten die nog een hart hadden. Ook de leraar wist van bepaalde tunnels af, maar zei dat het te gevaarlijk was. 'En wat moet je in de natuur ?' zei hij altijd. 'Gevaarlijke indianenstammen en gevaarlijke roofdieren en allerlei ander ongemak.' Toch wilde hij ontsnappen. Hij zei dat hij zijn eigen stad wilde bouwen. Zijn verdriet was groot toen de leraar op een dag werd doodgeschoten. Maar eigenlijk had hij het wel verwacht. De leraar sprak teveel. Natuurlijk zou dat tegen hem keren op een bepaald moment. Nee, hij keek er niet van op. Hijzelf hield zich wijselijk stil. Wel had hij de uitleg van het
Page 4
tunnelsysteem nog in zijn hoofd, wat de leraar hem had gegeven. Het brulde als een tijger in zijn hoofd. Maar hij wilde geen tijger zijn. Het was alsof hij in gevecht was met de tijger. Hij wilde het slimmer aanpakken. Geen gevaarlijk tunnelsysteem wat volgens de leraar onvermijdelijk dodelijk zou aflopen. Neen, hij wilde tijd rekken, met meer strategie te werk gaan. Toen drie van zijn maten het besluit hadden genomen toch via de tunnels te gaan was hij er op tegen. Hij was ook niet verbaasd toen hij hoorde dat ze alledrie afgeschoten waren. Direct drie dagen na de moord op zijn vrienden kreeg hij een aanbod om in het transport te werken. De steenkolen werden vervoerd met schip en trein. Hij zou dan in de haven en op het station komen te werken, naast zijn werk in de fabriek. Zo had hij wat afwisseling. Hij nam het aanbod met beide handen aan. Hij was blij dat hij het geduld hiervoor had gehad. Maar het werk was zwaar en hard. Toch had hij hierdoor het idee dat hij dichter bij de ontsnapping was. Hij zou het kunnen proberen per schip of trein te ontsnappen. In ieder geval begon hij weer meer plezier te krijgen in zijn werk door de afwisseling. Ook begon hij mee te helpen in de ontsnapping van anderen door schip en trein, alhoewel hij het nog steeds niet over zijn hart kon krijgen zelf te ontsnappen. Hij was alreeds bezig met gevaarlijk werk, want als ze betrapt zouden worden in het helpen anderen te laten ontsnappen, dan zou zouden ze zelf ook opgepakt worden. Tot nu toe ging alles goed, en ze begonnen er handigheid in te krijgen. Het was alsof het zijn tweede baan was. Het gaf hem hoop en energie, alhoewel de spanning soms flink bij hem toesloeg. Op een dag werden enkelen van zijn maten betrapt tijdens het laten ontsnappen van inwoners van de stad. Ze werden allemaal ter plekke afgeschoten. Hij werkte op dat moment in de fabriek en hoorde het pas later, ook als een waarschuwing. Hij raakte hierdoor zwaar depressief en wilde niet meer leven. Een andere maat van hem praatte hem erdoor heen. Hij was het helemaal zat. Hij kon hier niet meer mee leven, en zou samen met zijn maat gaan onderduiken. Zijn maat wist wel een adres. Het was in de stad zelf. Midden in de nacht gingen ze er naartoe. Ze hoopten dat ze geen bewakers zouden tegenkomen. Het was een dikke vrouw waar ze terechtkwamen. Ze had een geheime woning onder haar huis. Dat moest wel, want er werden vaak huiszoekingen gedaan als werkers werden vermist. De dikke vrouw was direct enorm onvriendelijk en veeleisend. Snel kwamen hij en zijn maat erachter dat ze in een nieuwe slavernij en gevangenschap terecht waren gekomen, en de vrouw had hele strenge regels. Toch wilden ze het proberen om te kijken of het beter was dan waar ze vandaan kwamen. Tegelijk wisten ze ook dat er nu geen weg meer terug was. De dikke vrouw foeterde vaak op hen, en schold hen vaak uit. Ook kregen ze bij haar veel werk te doen. Ze was enorm praatziek en twistziek en ze hield hen nachtenlang op. Eten kregen ze bijna niet, en als ze het kregen hadden ze het idee dat ermee gerommeld was, alsof ze vergiftigd werden, en ze waren er vaak ziek door. Steeds meer kreeg de dikke vrouw macht over hen. Als het niet helemaal ging zoals ze wilde bedreigde ze hen soms met een mes. Ze had haar lijsten van mensen wie ze van alles wel zou willen aandoen, en dat moesten ze altijd aanhoren. Altijd maar weer die lange verhalen, en geweld werd niet geschuwd, maar verheerlijkt. Ze preekte als een dominee, maar dan wel een hele criminele en bloeddorstige. Toch hadden ze soms wel medelijden als ze al die verhalen hoorde. De vrouw had als meisje veel meegemaakt, en was daar eigenlijk nooit overheen gekomen, en reageerde dat nu op hen af. Ze waren goed de klos, dat wisten ze wel. Soms was de vrouw heel aardig, maar dan waren ze erg op hun hoede. Ze wisten niet wat er dan achterstak. Soms zou ze hen wel willen helpen, maar ze wist niet hoe. Soms gaf ze tekenen die leken op een soort van medelijden. Ze spraken met haar over de ontsnapping uit de stad, en ook zij was er wel in geinteresseerd. Niet alleen voor hen, maar ook voor haarzelf. Hoe moeilijk ze ook in elkaar zat, zij was ook een slachtoffer van de stad, en wachtte op bevrijding. De natuur zagen zij als de grote bevrijding, maar ook zij sprak over de gevaarlijke indianenstammen daar, en andere gevaren van de open natuur. Soms als ze kwaad was dreigde ze hen weer terug te sturen naar de steenkool fabriek, maar uiteindelijk kwam het er nooit van. Hij wilde niet ontsnappen met een schip of trein, want daar had hij een trauma aan overgehouden door de dood van zijn vrienden. Op een nacht zei ze dat er nog wel geheime tunnels onder de geheime woning waren die nog dieper gingen, maar daar wist ze weinig vanaf. Ze zou wel meewillen als ze zouden gaan. Op een nacht besloten ze het erop te wagen. Er liepen hier allemaal gangen. Het leek wel op een mijn. Ze kwamen zelfs mijnwerkers tegen, maar die spraken in een andere taal. Die waren niet van hier. Ze stonden voor een raadsel. Ze hadden harde stemmen en lieten hen niet gaan. Ze probeerden wat uit te leggen. 'Komtaar,' zei een mijnwerker, die vlak voor hen ging staan. 'Karta.' En hij maakte bewegingen met zijn handen en voeten. Hij had de indruk dat de mijnwerker het over indianen had in gebarentaal. Toen wenkte de mijnwerker hen, en ze moesten hem volgen. Ze gingen toen door vele tunnels heen. Heel veel mijnwerkers waren hier bezig. Hij herkende ze niet. Weer begon de mijnwerker allemaal gebaren te maken en wees op de andere mijnwerkers. Het was een steenkool mijn, maar het scheen geheim te zijn, en deze werkers waren niet van de stad. De mijnwerker scheen met gebaren te vragen of ze hier wilden werken. Hij en zijn maat zagen dat wel zitten, maar de vrouw wilde terug, en begon paniekerig te doen. Een andere mijnwerker die met hen mee was gelopen begreep de vrouw die telkens terugwees en duidelijk overstuur was, en nam haar weer mee terug. 'Komtaar,' zei de andere mijnwerker weer. Ze kregen werkkleding en een helm, en konden direct aan het werk. Alles was hen nog steeds een raadsel. Ze vroegen zich af wie het waren. Ze kregen ook een eigen kamer in het ondergrondse mijnenstelsel. Er werd hun duidelijk gemaakt dat ze konden werken wanneer ze wilden. Er lag geen druk op, en ze konden hier tot rust komen. Er werd hier ook gewerkt met ondergrondse voertuigen die op treinen leken, waarmee de steenkool vervoerd werd. Ze vroegen zich af waar het naartoe ging. Ze kwamen erachter door de gebaren van de mijnwerker dat de ondergrondse voertuigen dieper onder de grond gingen naar een dieper liggende steenkool fabriek. Dit volk was een ondergronds volk, dieper onder de aarde, waar de wereld boven de aarde geen weet van had. Op een dag werd hij geleid tot de leider van de mijnwerkers, en het was een klein jongetje. Toen hij dichter bij kwam zag hij dat het zijn buurjongetje van vroeger was die eens ging verhuizen. 'Je bent nog precies hetzelfde !' zei hij met grote verbazing. 'Je bent nooit verder gegroeid. Hoe kan dat ?' Het buurjongetje sprak in zijn eigen taal. 'We gingen verhuizen onder de grond,' zei het jongetje. 'Mijn vader ging daar werken. Niemand wordt hier ouder.' 'Wie zijn het ?' vroeg hij. worden en dat zijn hart veranderd zal zijn. Het boek eindigt met de afkapping van het geslachtsdeel van Goliath. 'Het zijn vluchtelingen die ontsnapt zijn uit het communistische regiem,' zei het buurjongetje. 'Ze zijn nu lid van het geheime leger, verzetsstrijders.' 'En hoe komt het dat niemand hier ouder wordt ?' vroeg hij. 'Dat heeft te maken met ondergrondse mineralen en voedselsoorten die ze boven niet kennen,' zei het buurjongetje. 'Nog dieper onder de grond is de woeste wildernis en de wilde oceaan, waar de indianen wonen.' Hij keek het buurjongetje met verbazing aan. 'En hoe komen we daar ?' vroeg hij. 'Door de fabriek,' zei het buurjongetje. Einde (Uit : De Onkrant – Verzamelingen, nr. 1) ________________________________ BLOEMEN : DE SLEUTEL TOT DE EEUWIGE JEUGD Zodra iemand zich ging bezig houden met het boek, dan kwam de nectar van de bloem in het hoofd van diegene, en dan werd diegene steeds jonger. Behemma 18:37 De nieuwe Genesis, het boek Behemma, beschrijft de geestelijke oorlogsvoering zo diep en uitvoerig dat er geen materiele oorlog meer nodig is. Het beschrijft de geestelijke jacht zo uitvoerig dat er geen materiele jacht meer nodig is. Het boek begint met een gebed van Samuel voor Eli, dat hij opgewekt zal Bloemen zijn poetische wezens. Ze tonen hele andere paden dan die van de mens. Ze hebben hele andere manieren en gewoonten. Ze leven langs alles heen wat de mens heeft gemaakt en de mens doet, en maken daar wat anders van. De mensheid zoals die nu is is ver van de bloemen afgedwaald, en van de taal van de bloemen. Poezie is ver te zoeken. Alles hebben ze verletterlijkt en overmatig gesexualiseerd en geobjectiveerd, en daar hebben ze dan een walgelijk en idioot romantisch sausje overheen gegooid waarvan je over je nek gaat, maar het schijnt goed te verkopen in zombie land. De zombie haalt zich er aan op. We moeten terug naar de bloemen, mensen, terug naar de taal van de bloemen, en dat is waar de nieuwe genesis dan ook overvloedig mee begint. Dat is ook de sleutel tot de eeuwige jeugd. Samuel betrok de bloemen in zijn gebed voor Eli. Bloemen hebben een voleindigende kracht, brengen de missing links terug, laten de grotere cirkels zien. Samuel deed een beroep op die hemelse krachten. De bloem vertegenwoordigt de volkomenheid van God, van de hemel, de zorgvuldigheid en tederheid, het escapisme ook, om teveel drama en stress te voorkomen. De bloem hangt tussen werelden in. De bloem laat altijd weer los, laat altijd weer vrij. Dat is ook wat de liefde doet : de liefde laat vrij, de liefde manipuleert niet overmatig, maar heeft ook respect voor de keuze van de ander. Liefde is nooit gedwongen. De bloemen weven een nieuwe wereld, zingen een heel ander lied dan de gevallen mensheid. De bloemen verheffen zich altijd weer boven het vleselijke uit. Ze hebben de tijd niet voor aardse dwalingen en drogbeelden. Ze blijven doorgroeien en blijven voortbloeien, zichzelf en anderen hierin herscheppende, ook hun zicht op de dingen. De mensheid is
Page 6
moegedraaid. Alles moet altijd maar, en men sleurt elkaar hier in mee. Iedereen is aan elkaar geketend, en een ieder ketent de ander. Er is het grote wiel van subjectiviteit, het veranderen van gezichtspunt. Hier is het samenspel tussen gezichtspunt en het veranderen van gezichtspunt. Zij die niet tot deze lelie komen zullen door het water worden opgeslokt. Behemma 22:5 We zien de aandacht gericht op de lelie, de waterbloem. De nieuwe Genesis gaat veel over de zondvloed en wat het inhoudt. Uiteindelijk is de lelie dan een beeld van de boot waarin redding is voor de mensheid, het veranderen van gezichtspunt en dit laten samenspelen met de gezichtspunten. Dat is heel belangrijk. Bloemen blijven spelen met mensen. Ze laten de mensheid niet aan hun lot over. Ze blijven spelen met de ideeen van mensen en de voorstellingen van mensen, om er het beste uit te halen, maar ze laten zich er niet door opslokken. Ze brengen het tot steeds hogere niveau’s en tot steeds diepere betekenissen. Het water van de zondvloed is ook niet iets overdramatisch, want het wordt in de nieuwe genesis gewoon beschreven als de baarmoeder. Daar is waar de onwillende zondaren weer naar terugkeren. Daar zal alles gerecycled worden. Het vleselijke zal verder verwerkt worden, en ook het goede, totdat alles tot hogere vormen is gekomen. Samuel had de krachten van de hemelse superbloemen tot zijn beschikking. Deze bloemen waren in het huis van Eli en groeiden met hem op, en zijn altijd aan zijn zijde gebleven. Samuel bespreekt deze bloemen ook, en bidt tot deze hemelse bloemen, als tot het palet van de eigenschappen van God, van de geestelijke natuur dus. Die schoonheid ligt dus opgeborgen voor een ieder die de bloemen als sleutels hebben leren kennen tot de verborgen hemelse kennis, voor een ieder die de bloemen ook als zodanig heeft aanvaard in het leven. Er is een heleboel wat de mens nog niet weet over bloemen. Dat is iets wat alleen door geestelijken en shamanen uitgelegd kan worden. Dan hebben we het dus over het paradijs. Het paradijs heeft haar eigen gewoontes en levensstijl, wat in de nieuwe genesis, het boek Behemma, van de RV-Bijbel wordt besproken. Dit gaat door het hele boek heen. Het paradijs blijft bij ons, blijft met ons meegroeien en meebloeien, dwars door alles heen. De bloemen van het paradijs leren ons los te laten, maar ook vast te houden aan goede principes, de moed niet te verliezen, maar het beste ervan te maken. Samuel bespreekt de zes bloemen van het huis van Eli waarmee hij opgroeide, en de zesde bloem is die van het laatste oordeel. Ook dat wordt verder in de nieuwe genesis besproken, wat dat precies is, want daar is nogal veel onwetendheid over, en men heeft dit verschrikkelijk lopen versimpelen. Het laatste oordeel is iets van het paradijs zelf, als een ontwaking. De bloemen zullen ervoor zorgen dat het eerlijk gebeurt, en boven denken is, wat in geen hart is opgekomen. Het laatste oordeel is dat alles terugkeert tot het stof van het paradijs. Alles wordt daar gezaaid, en dan zal er een nieuwe wereld komen. Er moet dus ook heel veel gaan slapen. De mens moet de nacht van het paradijs in, zoals Samuel dat ook aan het begin van de nieuwe genesis beschrijft. Nee, het is geen onverschilligheid en zorgeloosheid, geen onoplettendheid, als de bloemen loslaten en het loslaten prediken. Neen. Ze laten slechts de touwtjes vieren. Ze zullen altijd op hun manier voor de ander blijven zorgen, altijd op een veilige afstand blijven en hun uitnodiging zenden, aanmoedigen om met hen mee te gaan. Ze zullen voor je blijven bidden, zoals Samuel voor Eli. Ook het ijs kan warmte geven. Dat is de taal van de bloemen, en die moeten we leren. We nemen risico’s, altijd weer, maar er zijn voorzorgsmaatregelen, en alle dingen zullen medewerken ten goede en ten nut, en telkens is het weer scheppingsmateriaal voor de bloem, ook als dingen foutgaan. Het is de taal van de schepping. Het is juist het leren werken met onvolkomenheden. fouten Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ DE SCHEPPING DOOR HET GEHEIM VAN DE TRANEN Tranen, het verleden van de hemel. Tranen zijn de boten om naar het verleden te gaan, tranen zijn de voertuigen om het hiernamaals binnen te varen. Tranen zijn de voertuigen om elkaar te bereiken. Behemma 4:16 Bloemen zijn geleiders van de schepping. Ze kunnen harten genezen. Ze kunnen missende schakels weer doen terugkeren. Ze kunnen cirkels rondmaken. They can ‘make sense’ of things. De vierde bloem in het huis van Eli is de bloem van wedergeboorte. Het is de bloem van Maria, en ook de bloem van Eva. De bloem brengt de sleutel om de poort van het paradijs te openen, namelijk het zwaard van Adam. De bloem opent de rivieren. De bloem zal ook alle tranen afwissen, leiden tot het droge land. Dat wil echt niet zeggen dat er niet gehuild moet en mag worden, waar we het weleens eerder over gehad hebben. Het wil zeggen dat onze vleselijke tranen gewist worden, en ook dat we niet bovenmatig zullen lijden, en dat het lijden ook niet voor altijd bij de drama en zal blijven, maar dat we hogere zichten zullen krijgen op het lijden die oude tranen zullen wegwissen. (zie ‘leven op de paradijs aarde – deel 2, hoofdstuk 16) We komen zo dus tot de ware, hogere tranen. Daarom zegt het Woord ook : ‘Breng me naar de laatste oceaan, die de laatste traan wegspoelt’ in Behemma 1:28. Wij moeten dus onze oude tranen inleveren voor de hemelse tranen. De hemelse tranen zijn veel meer tranen, als een oceaan waar onze laatste oude traan in wegspoelt. Het wenen van de wereld stelt niet veel voor. Elke wereldse traan van het ego houdt zoveel van de hemelse rivieren van ware tranen verborgen. Daarom opent de bloem van wedergeboorte, de bloem van Maria en Eva, dan ook de rivieren, in het eerste hoofdstuk van Behemma. De vijfde bloem in het huis van Eli is de bloem van Jozef, de bloem van dromen, en die dringen het hart binnen om Eli te waarschuwen. Samuel noemt Eli zijn innerlijke vader. Het is niet slechts een probleem van buiten, maar een probleem van binnen. Iedereen heeft een innerlijke vader van het vlees die alles probeert af te zwakken, alsof alles nog wel meevalt, dat er geen verandering nodig is, dat we het best al wel goed doen, of dat toch alles genade is, of wat voor andere smoesjes dan ook, geloof en noem maar op. ‘Vertrouw maar op God,’ zeggen ze dan, en zo schuiven ze alle verantwoordelijkheid af. De mens moet niet vertrouwen, maar veranderen, want er ontbreekt heel wat aan al die afgodsbeelden die ze gemaakt hebben, de ‘slaap lekker’ goden van de New Age. Lekker vlees eten, lekker kip eten, terwijl de tijdbom tikt. Wat heeft de mens met de schepping gedaan ? Nee, de mens is nog niet wedergeboren. De wedergeboorte brengt de ware tranen, het ware zuchten, en zo ontvangt de mens de ware dromen om de ware waarschuwing te brengen, tot Eli. Dit is dus een waarschuwing die gepaard gaat met gebed en tranen. Alleen door deze bewatering groeien onze bloemen, want anders gaan ze dood. Zorg voor de geestelijke bloemen die in je hart groeien. Ze hebben een boodschap te brengen, en die moet eerst rijpen, dus verpruts het niet. Er is een gebruiksaanwijzing voor het leven. Niets komt vanzelf. Je moet het verdienen, oftewel er zelf bij betrokken zijn, anders wordt het wel heel erg ‘spooky’. Teveel over geloof en genade praten is wolkerigheid. Daar winnen we de oorlog niet mee. Waar het visioen ontbreekt, gaat het volk ten onder, speelt het volk voor leider. Behemma 38:4 Onze geestelijke zintuigen moeten opengaan. Je kunt niet varen op alleen maar ‘van horen zeggen’, of op ‘ik geloof het allemaal wel.’ Nee, wees persoonlijk erbij betrokken, ga het persoonlijk zien en werk aan je relatie met God, persoonlijk, met je hogere innerlijke zelf, je hogere innerlijke kennis, om te ontkomen aan de vleselijkheid van Eli die in de mens sluimert. Dat is een innerlijk gevecht, een worsteling met Eli. Vers 5 zegt dan : ‘Als het volk het boogschieten onderhoudt, is het gelukkig, doelgericht, vol onderscheiding.’ Leer dus de geestelijke oorlog en de geestelijke jacht, haar wetten, de symboliek ervan, opdat je zult ontkomen aan de wereldse oorlog, de lagere aardse materiele jacht. Onderhoudt en bewerk de schepping dus, wat je gegeven is. Leef niet van het verboden vlees. Het pad van Jozef leidt terug tot het huis van Eli waar Samuel opgroeide, waar Eli van was afgeweken. Ook zou hij de vleugels van Benjamin nodig hebben om daar terug te komen. Nu, Benjamin wordt ook verder besproken in het boek Behemma, de nieuwe Genesis. In hoofdstuk 25 gaat het verder over Benjamin, in het hoofdstuk van ‘Waarschuwingen van Noach aan de zondaar’ : Als we tot de stam Benjamin zijn gekomen, zijn ingewijd in de geestelijke gehoorzaamheid, dan zullen we merken dat er nog steeds veel drangen in ons zijn die tegen de geestelijke gehoorzaamheid ingaan. (vs. 28) Geestelijke gehoorzaamheid is dus wat Eli nodig heeft om los te komen van de tuchteloosheid, want zijn kinderen waren in de greep van een slang gekomen en flink gebeten en vergiftigd door zijn lauwheid en gemakszucht. Geestelijke gehoorzaamheid is waar de stam Benjamin voor staat. Het was het jongere broertje van Jozef. Er zijn dus de drangen van Eli in de mens die verderop in het hoofdstuk overmoed worden genoemd, en een gebrek aan diepte-interpretatie. De geest van overmoed wil alles letterlijk maken, zodat hij het niet hoeft te verdiepen, niet hoeft te vergeestelijken. De geest van overmoed objectiviceerd dus alles. Lekker makkelijk. Kun je zo in een handtasje meenemen. Maar dit kostte Eli de nek. Benjamin wordt zo bewapend om de jacht aan te gaan, om de lauwheid te overwinnen. Efraim, een van de zonen van Jozef, is ‘de vrucht van de bloem’ in het Hebreeuws, de honing, zodat we de bloem van Jozef ten volle kunnen benutten, om zo ingewijd te worden in de stam Benjamin. Ook moeten we net als Mozes zo de geestelijke Wet ontvangen (31:33,42). Door tranen wordt de boot gebouwd, stelt het boek Behemma (4:16). Zo zien we ook dat het niet iets oppervlakkigs is, maar iets wat is doorleefd. Door de
Page 8
tranen wordt je namelijk persoonlijk erbij betrokken, als een wapen tegen valse genade en vals blind geloof. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Als een baby niet huilt bij de geboorte is het dood. De tranen zijn een teken van gezondheid. Dan heb je een uitlaatklep. Dan kunnen de hemelse rivieren door je stromen. Tranen zijn creatief, scheppend, en kunnen je de juiste richting in leiden als het hemelse tranen zijn. Wel moeten we dus de tranen van het vlees, van het ego, overwinnen. Er zijn zoveel bedrieglijke tranen in de wereld. De ware tranen die van boven komen maken het harde oog en harde hart los, opdat er andere geestelijke zichten kunnen doorbreken. Naar een traan luisteren, is een leugen verliezen. Ogen zonder tranen kunnen niet zien, ze zullen alleen de leugen zien. Tranen zijn de appels van onze ogen. Ik wilde wijsheid zien. De hemel gaf me de tranen om het te zien. Mijn tranen zijn mijn ogen, mijn tranen zijn mijn benen. Daarmee kan ik alles doen, een lichaam van tranen. Behemma 4:18-19 Juist door de geestelijke tranen kunnen wij ons bewegen dus en hebben we goed, profetisch zicht. Daarom heb ik al vanaf het begin al over de tranen gepredikt, hoe belangrijk die zijn. De hemel is daar waar alle tranen samenvloeien. Er is een doorgang naar het verloren paradijs. Geef het terug aan mij. Waar alle tranen van de wereld samenkomen, rijst een ster, wordt onze nieuwe wereld geboren. Werk met de tranen, bouw door de tranen. Als je wijsheid wilt, vraag dan eerst om een traan, waardoor je de wijsheid kunt zien. Als je een vriend wilt, vraag dan eerst om een traan, zodat je die vriend kunt bereiken. Voordat je iets vraagt, vraag om een traan, en daarin zullen alle andere dingen verschijnen. Behemma 4:20-22 Zo bouwde Noach dus zijn boot : door zijn tranen, en alleen zo kon hij het volk waarschuwen, want hij had iets te bieden. De tranen zijn ons niet voor niets gegeven. Zij hebben een boodschap en een bouwplan. Het is dus scheppingsmateriaal. Wederom geboren worden in de bloem der spiegelingen.... De nectar van deze rivier was een goed iets om te drinken. … Behemma 4:24 Nogmaals : de geestelijke bloemen in ons hart kunnen alleen bloeien door de tranen. Daarom is de nectar en de honing ook het grote geheim van de rivier, en het geheim van de wedergeboorte. Samuel werd gelaafd aan de borst der bloemen. Zo groeide hij op, geestelijk aan het hemelse hof. Hij werd niet voor tranen gespaard. Hij moest het geheim van de tranen ontdekken. Kunnen wij op die boot de morgen bereiken ? Op naar een nieuwe dag, op naar een nieuwe wereld, op naar nieuw zicht, door onze tranen gewoven. Heb je geen tranen, dan heb je helemaal niks. Wees dankbaar met iedere traan die je in je leven krijgt en beschouw iedere traan die je in je leven ontvangt als een kostbaar juweel. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 2


Page 0
1e Jaargang, nummer 2, 17 april 2023 WATERVAL Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Literatuur __________________________________________________________________________ KAASKOPPEN Het dorpje werd geplaagd door lawines, en de inwoners moesten geevacueerd worden. Hiervoor was een trein gekomen. Het sneeuwde. Hij liep door de hoge pakken sneeuw met wat tassen en koffers naar de trein toe. Zijn leven flitste aan hem voorbij. Hij had altijd een voorliefde voor treinen gehad en begreep nu waarom. Het was donker. In de trein kwam hij in een coupé tegenover een oude vrouw te zitten. Hij kende de vrouw niet. Hij begon hele verhalen tegen haar op te hangen, waarvan ze slaperig werd. 'Kaaskoppen,' mompelde de vrouw ineens. 'Ze hebben van het domkaas gegegeten.' 'Wat ?' vroeg de man. 'Ze hebben een kaasfabriek,' zei de vrouw. 'Wie ?' vroeg de man. 'Zij,' zei de vrouw. 'Ze hebben van het domkaas gegeten, die kaaskoppen.' 'Ik begrijp er niets van,' zei de man. 'Hoeft ook niet, hoeft ook niet,' zei de vrouw. 'Ik begreep ook niets van uw verhaal.' 'Het domkaas ?' vroeg de man weer. 'Wat is het ?' Ergens in een tropisch gebied stapten ze uit. De man kreeg hier een kamer ergens, in een hotel, en hij bleef maar denken aan het domkaas en wat de vrouw gezegd had. Hele boeken begon hij erover te schrijven. Hij wist niet wat het was, maar verzon het gewoon. Hij vroeg mensen sinds toen vaak : 'Heb je soms van het domkaas gegeten ?' Ook schold hij mensen vaak uit voor kaaskop. Hij vond ze zo inhoudsloos. Hij herinnerde zich dat het dorp waaruit hij geevacueerd was nog wel erger was. Misschien dat het wel goed was dat de lawines waren gekomen. Hij leefde nu bij andere soort mensen. (Uit : De Grote Surinaamse Bijbel Krant, Verzamelingen nr. 1) ________________________________ DE STRIJD TEGEN HET NEDERLANDSE MONSTER – DE KOMST VAN HET NIEUWE GENESIS Nederland is een echt familie land. Alles voor de familie doen, en de rest is bijzaak. ‘Dingen moeten in de familie blijven.’ Dat is dus wel een hele gevaarlijke gedachtengang, en dat is meer hoe mensen zijn die in het vlees leven, het familisme en exclusivisme. Ook trappen velen tegen religie aan, maar juist in religie zijn nog dat soort principes, alhoewel schizofreen genoeg zijn de christenen dan vaak nationalistisch familistisch, maar dat zijn allemaal familiaire geesten. Ik zeg tegen mijn kinderen soms als ze iets weg willen doen het juist niet aan de familie te geven, maar erbuiten, vanwege die reden, om hen goed dat zaai principe te leren, want ja, bij hen staat ook familisme op de loer, en als ze dus alleen maar zouden zaaien op familie grond dan zou het hen juist naar de keel gaan grijpen vanwege exclusivisme, en dat is dan nog wel de familie van het vlees, dus van de matrix. Maar in ieder geval zou ik niet met dat soort stellingen of mensen die dat soort stellingen uitdragen kunnen leven, omdat het heel verstikkend is. Het hoort bij het straatje vrekken. Beetje putten van de danaiden achtig. Het Nederlandse monster : het is een lijm monster. Er zitten gevaarlijke, giftige ingredienten in, wil alles aan elkaar plakken, ook als het helemaal niet kan. Alles wordt op een hoop gegooid. Veel mensen proberen nu van het vlees af te komen, en andere overmatige dierproducten, om meer plantaardig te leven, vegan. Mensen proberen te consuminderen, en te minderen dus op dierlijke producten. Paracelsus zei : ‘Alles is vergif. Niets is zonder vergif. Alleen de dosis maakt het vergif.’ Daar gaan de lesboeken ook over, en dat is dus de kunst ja. Minderen is zeer belangrijk, dus eigenlijk meer variëren. Ik zeg het nu weer : varieer. Ook met voedsel is het parelduiken, profetisch, hoe door dit mijnenveld heen te komen, en het is dus vaak kiezen tussen twee slechten, maar als er dan hele duidelijke gevaren worden aangewezen, dan wordt je wel voorzichtig en denk je twee keer na voordat je iets pakt.
Page 2
Je kunt dus gaan voor het 'goede' of voor het beste. Daar heb ik een tijdje terug ook over geschreven, wat het dan betekent als een mens 'het goede pad' opslaat in plaats van het beste. Heleboel mensen zijn brave, goeie, gehoorzame sullen. Er is ook heel veel geschreven over mond bacterien hoe dat werkt en hoe de mens daar helemaal in is verstrikt, en dus door het riool, het wc putje, en dat werkt met elkaar samen. Het bespeelt de hersenen, en houdt de mens in de vleselijke matrix, dus heel parasitair, en er wordt veel aan verdient, en zo blijven ze die griezels doorfokken ook, dus 'mensen' worden dan huurwoningen voor die parasieten. Die parasieten kunnen je dan kopen of huren, levende van je herseninhoud en andere organen etc. Dus om die strijd verder aan te pakken : Het riool, wc-putje, doet vele mensen vroegtijdig overlijden. Als kind had ik daar ook al nachtmerries over hoe dat ging. Dus ja, we hadden het er al over dat je er soms zout in kan doen of soda, en dus met een siliconen wc borstel eroverheen, maar wat ook helpt om de wc enigszins 'schoon' te houden is dus minstens twee keer per week voordat je gaat slapen een teentje knoflook in de wc te doen, en dat kun je dan 's ochtends gewoon wegspoelen. Blijf daarnaast wel gewoon schoonmaken en soms zout of soda gebruiken. Er gaat een nieuw genesis komen, namelijk het boek Behemma. Het is een belangrijk fundament om het Nederlandse monster, oftewel de parasiet die Nederland in de greep houdt, te verslaan. Dat is dus een geestelijke oorlog, een studie-opdracht. Dit beest houdt belangrijke manuscripten verborgen. Die zijn belangrijk om verder te komen. Het zijn orakels. Het beest vreest dat de mens deze orakels vindt. Hiertoe moet de mens van Nederland tot het Rodenbergse Nederland gaan, oftewel het pastorale, geestelijke, hogere Nederland, om zo verlost te worden van het vleselijke, lagere Nederland. Dat is een doortocht door het riool. De mens zit diep opgesloten en wordt vastgehouden door de genesis matrix. Dit is een zwaar giftige matrix die de mens aan de drugs houdt, hormonale drugs, en waardoor de mens in zware wanen, psychoses, ook massa-psychoses leeft. De mens ziet het dan niet meer helder, en wordt afgeleid, zoals de danaiden in hun putten. Het gaat om de natuurreligie. Dat wat ze God noemen is dus gewoon de natuur, moeder natuur. Wordt dus ook een natuurmonnik om je goed aan de regels van de natuur te houden, daar streng gedisciplineerd in te worden, stoicijns. Zo kom je dieper de natuur in. Ik droomde over de Orionse natuurmonnik koren, die in stoeten zo dieper de wildernissen inkonden. Dat is de sleutel en de weg tot het Rodenbergse Nederland. Dat is het schip, de vissersboot, want de rest zal vergaan, het vleselijke zal afvallen als een kleed. Neem afscheid van het vleselijke Nederland. Ga geen handjes schudden, want dan nemen ze je alsnog mee. Die hand die je uitsteekt laten ze niet meer los. Geef ze geen vinger meer, alleen de middelvinger. Ren weg, neem afstand, ga het schip op. De Rodenberger monniken gaan terugkomen. Dat moet wel, want zij dragen de sleutels tot moeder natuur. Zij hebben geen compromissen gesloten met de wereld. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ DE PSYCHOLOGIE VAN DE EINDELOZE WINKELSTRAAT – deel 2 En de jongen dwaalde en dwaalde en vroeg zich af wat er in het boek zou staan. Wel stonden er soms plaatjes in het boek in de vreemde taal. 'Ik lijk wel Jan Huigen in de ton met een hoepeltje erom,' dacht hij bij zichzelf. 'Was ik maar weer in de eindeloze winkelstraat op weg naar de haven. Ik was zo stom om me af te laten leiden door dat meisje. Eerst was ze zo eindeloos praatgraag, maar nu, nu ....' Opeens stond er een fee voor de jongen in een roze jurk, met een toverstafje. 'Boekjes lezen, hè, boekjes lezen,' zei de fee. 'Ik dacht dat je op weg was naar de haven ?' 'Ja,' zei de jongen, 'maar het duurde eindeloos, en ik raakte in een eindeloos gesprek.' 'Dat is geen reden om dan maar boekjes te gaan lezen,' zei de fee. 'Wat moest ik dan doen ?' vroeg de jongen. 'Nou,' zei de fee, 'wat een vraag. Er staan hier chocolade winkels door de hele straat, en meneer weet niet wat hij moet doen.' Toen begon de fee te lachen. 'Neem eens een chocolaatje voor de verandering.' 'Tja, daar had ik even niet aan gedacht,' zei de jongen. 'Dus ga je maar achter de meisjes aan ?' zei de fee glimlachend. 'Ik kwam haar toevallig tegen, en ze hield me aan de praat,' zei de jongen. 'Toevallig hè ?' zei de fee glimlachend. 'Maar toevallig stonden er ook een heleboel chocolade winkels aan weerszijden van de straat, en daar had je geen oog voor ? Malle jongen.' 'Ik werd gewoon afgeleid,' verdedigde de jongen. 'Ze praatte maar door, en belemmerde mij het zicht. Ze bleef me maar lastig vallen, ook toen ik doorliep.' 'Ja ja,' zei de fee, 'dat zeggen ze allemaal. En toen besloot je haar maar mee te nemen naar je boot in de haven ?' 'Ja,' zei de jongen, 'misschien zou dat haar kalmeren, want ik kwam toch niet meer van haar af, en het was eindeloos.' 'Een chocolaatje had wonderen kunnen doen,' zei de fee. 'Ik begrijp het,' zei de jongen, 'het spijt me. Mag ik dan nu een chocolaatje ?' 'Zoek ze zelf maar,' zei de fee, terwijl ze haar tong uitstak naar hem. Toen vloog ze weg. 'Bah,' zei de jongen. 'Die feeën van tegenwoordig zijn nog wel erger dan meisjes.' Hij keek in een bak op een winkelschap, en zag er chocolaatjes liggen, maar je raadt het al : die waren natuurlijk eindeloos duur. 'Zie je nu wel !' riep de jongen. 'Ik word hier eindeloos bedrogen. Maar ja, niemand schijnt hier toch te zijn, en de winkelier zal alweer verdwaald zijn, dus ik neem er maar eentje.' Hij haalde de wikkel van de chocola eraf, en toen het zilveren folie en begon van het chocolaatje te eten. 'Lekker,' zei hij. 'Die fee had toch wel echt gelijk. Had ik eerder moeten doen, had ik eerder moeten doen.' Hij liep verder met zijn hoofd in de wolken. 'Chocolade is toch wel het heerlijkste wat bestaat,' zei hij. Opeens botste hij tegen een politie agent op. 'Chocolaatjes stelen, hè ?' zei de agent. 'Er was hier niemand en ik was verdwaald,' zei de jongen. 'Ik moest toch wat eten.' 'Dat zeggen ze allemaal,' zei de politie agent. 'Kom maar mee.' 'Nou, ik ben blij dat je me gevonden hebt,' zei de jongen. 'Haal me hieruit.' 'Nee, je gaat er dieper in,' zei de politie agent. 'We zijn hier niet zo gesteld op dieven.' En zo leidde de politie agent hem naar een lift, en ze gingen heel hoog. Even later kwamen ze op een hoge verdieping uit. Hier werden allemaal boeken verkocht. 'Nee, geen boeken !' riep hij. 'De fee zei dat ik op zoek moest gaan naar chocola in plaats van boeken.' 'Niks mee te maken,' zei de politie. 'En dit zijn trouwens toch chocolade boeken.' 'Dat is geen straf dan,' zei de jongen. 'Het is eindeloos duur, dus ik zou er maar niet aanzitten als ik jou was,' zei de politie agent, 'want anders ga je nog hoger het gebouw in.' 'Maar wat moet ik eten dan ?' vroeg de jongen. 'Ik heb honger. Je kunt me toch niet laten verhongeren ? Dus deze gevangenis voedt zijn gevangenen niet ?' 'Niks mee te maken,' zei de politie agent. 'Wees blij dat je nog leeft. We kunnen niet voor alles zorgen.' 'Bah, wat flauw,' zei de jongen. 'Wat een flauwe bedoening allemaal.' 'Je was toch op weg naar de haven, naar je boot ?' zei de politie agent. 'Ja, maar ik kwam iemand tegen,' zei de jongen, 'en die leidde me hier naartoe. Ik had natuurlijk nooit naar haar moeten luisteren. En nu is ze weg.' De politie agent begon hem uit te lachen. 'Dat is mijn dochter,' zei hij. 'Zij werkt voor ons. Zo krijgen we nieuwe klanten.' 'Het was een verkleinings-lift,' zei de politie. 'Nu ben je pas waar je wezen moet. Mijn andere dochter wacht op je bij de haven.' 'Vreemd,' zei de jongen weer, en liep over straat op weg naar de haven. Ergens halverwege kwam hij weer de eerste dochter van de politie agent tegen. 'Ha, ben je daar weer !' riep ze van een afstand. 'Ik heb geen tijd nu,' zei hij. 'Iemand wacht op me bij de haven.' 'Heb je een afspraakje ?' zei het meisje lachend. Toen liep ze lachend door. Bij de haven aangekomen zag de jongen een ander meisje staan. 'Ben jij de dochter van de politie agent ?' vroeg de jongen. 'Ja, hoezo ?' vroeg het meisje geirriteerd. 'Nou, ik mag toch wel wat vragen,' zei de jongen. 'Dan hoef je niet direct zo boos te doen. Je vader zei dat je me hier zou opwachten.' 'Mijn vader zegt zoveel, daar heb ik niks 'Gevangenen zul je bedoelen,' zei de jongen sip. 'Kop op,' zei de politie agent. 'Ik heb ook nog een andere dochter. Zou je die niet willen ontmoeten ?' 'Wat staat me dan te wachten ?' vroeg de jongen. 'Kom maar mee,' zei de politie agent. Weer gingen ze de lift in, en ditmaal gingen ze nog hoger. 'Hoe hoger je komt, hoe meer de winkels in elkaar overlopen, en dan is het veel kleiner.' Plotseling stond de jongen met de politie agent weer op straat, en alles was niet eindeloos meer. 'Wat vreemd,' zei de jongen.
Page 4
mee te maken,' zei het meisje. 'Ik wacht hier op heel iemand anders.' 'Op wie dan ?' vroeg de jongen. 'Gaat je niks aan,' zei het meisje. 'Wijsneus.' 'Je bent gierig,' zei de jongen. 'Gierig ?' lachte het meisje ineens, en rende toen weg. Het leek wel alsof alles toen nog kleiner en nauwer werd. De jongen had moeite met ademhalen. Het leek wel alsof alles op hem afkwam om hem te verpletteren. 'Moet dat chocolaatje zijn geweest,' zei hij tegen zichzelf. 'Ik ook altijd met mijn goede ideeën. Ik moet terug naar die lift, want hier is het nog erger.' Hij begon al te hijgen en puffen van de benauwdheid, en liep weer terug naar het punt waar de politie agent hem bracht. Daar stond de eerste dochter van de politie agent weer. 'Alsjeblieft, ik smeek je,' zei de jongen. 'Breng me weer terug naar de verkleinings-lift.' 'Wil je dat het nog kleiner en benauwder wordt ?' vroeg het meisje lachend. 'Nee, groter, eindelozer,' zei de jongen. 'Dit is ook niks.' 'Jij weet ook niet wat je wil,' zei het meisje lachend. 'Ik dacht dat je een afspraakje had ?' 'Het was een misverstand,' zei de jongen. Daar kwam ook de politie agent weer aan. 'Wat sta jij hier nog te staan !' bulderde hij. 'Lopen, naar de haven !' 'Je dochter wilde niet,' zei de jongen. 'Niks mee te maken,' zei hij. 'Je kan niemand dwingen,' zei hij. 'Dat maak ik nog wel uit,' zei de politie agent, 'en nu lopen.' Toen rende de jongen terug naar de haven, naar zijn boot, en stapte naar binnen. Het was er een enorme rotzooi. Hij startte direct de motor. 'Ik moet hier weg,' dacht hij bij zichzelf, 'weg.' Gelukkig was de zee hier niet eindeloos. Het was maar een riviertje. Maar alles werd alleen maar kleiner en benauwender. Weer ging hij terug naar de haven, ging zijn boot uit, en op zoek naar de tweede dochter van de politie agent. Die stond daar ergens met een telefoontje. 'Alsjeblieft,' hijgde hij. 'Breng me terug naar de verkleiningslift,' zei hij. 'Vergrotingslift zul je bedoelen,' zei het meisje, terwijl ze gewoon doorging met haar telefoongesprek. 'Alsjeblieft,' hijgde hij, 'als alles maar weer groter en eindelozer wordt.' 'Waarom neem je niet gewoon een chocolaatje ?' vroeg ze, terwijl ze weer doorsprak aan de telefoon. 'Heb ik niet,' zei de jongen. Het meisje grabbelde even wat in haar tas, terwijl ze doorsprak aan de telefoon, en gaf hem toen gehaast een chocolaatje. Hij haalde de wikkel er vanaf en toen het zilveren folie en begon ervan te eten. 'Mmm,' zei hij, 'zo lekker. Chocola is toch wel het heerlijkste wat er is.' 'Je bent laat,' zei het meisje. 'Ik was er al, maar toen wilde je niet,' zei de jongen. 'Je zei dat je op iemand anders wachtte.' 'Dat moet een vergissing zijn,' zei het meisje. 'Kom maar.' Het meisje leidde hem toen naar de vergrotingslift die weer helemaal naar 'Ik ga naar de haven, naar mijn boot, maar niet naar haar,' zei de jongen. beneden ging naar het eindeloze winkelgebouw. Hij was zo opgelucht. 'Wat is de bedoeling hiervan ?' vroeg hij. 'Nou,' zei het meisje, 'de bedoeling is dat de klant het niet in zijn hoofd haalt nog ooit uit onze winkel te ontsnappen.' Einde Uit : Joegoslavische Kettingbrieven, uitgave : coab ________________________________ DE RODE KERK EN DE VLIEGENDE OLIFANT De kerkklokken luidden in Hendrik Ido Ambacht. Er heerste daar een vreemd geloof, vreemder dan in andere steden en dorpen van Nederland. Ze geloofden in een rode veer, eens door een vliegende olifant gebracht. De veer had een hele vreemde economie gebracht, die eigenlijk alleen maar uitgeoefend werd in Hendrik Ido Ambacht, namelijk dat als iemand iets kocht, dan moest de verkoper betalen, en niet de koper. Nu zou je denken dat dit helemaal verkeerd zou gaan, maar toch liep dit allemaal heel goed. Ook de verkopers deden grote inkopen en werden hiervoor betaald. Het was wel heel ander geld wat ze in Hendrik Ido Ambacht gebruikten. Het heette zwart geld, en dat geld bleek onder een vloek te zijn. Dit had de vliegende olifant zo beslist. De vliegende olifant kwam van een andere planeet. Wat was die vloek dan, zou je je afvragen. De vloek was dat er uit steen water zou vloeien. Men bouwde hoge gebouwen omdat dat ook de wens was van de vliegende olifant. Zo zouden ze ook dichter bij de vliegende olifant wonen. De kerkklokken luidden. Velen gingen de rode kerken binnen om de vliegende olifant en zijn heilige rode veer te aanbidden. Tereder woonde met zijn ouders ergens hoog in een rode flat boven de winkels. Hij kon zo het hele winkelcentrum zien. Hij hing uit het raam boven het balkon en keek, en keek. Zijn ouders waren niet kerkelijk, maar hij droomde vaak over de vliegende olifant, en over San Pedro die op de olifant reed. Soms wilde hij ook wel dat hij San Pedro was. Zijn vriendjes waren wel kerkelijk en op een dag namen ze hem mee naar de kerk. Tereder keek zijn ogen uit. Er hingen prachtige schilderijen in de rode kerk, van San Pedro op de olifant en de heilige rode veer. De dominee kon ook prachtig vertellen. Ze zongen ook liedjes, maar Tereder kon het niet verstaan, want het was in een andere taal. Aan het einde van de dienst kwamen de diakenen die zwart geld aan de mensen begonnen uit te delen, als een bedankje dat ze waren gekomen. Tereder kreeg ook een schilderij mee waarop een zwarte vrouw stond. Hij vroeg aan zijn vriendje wie ze was. Ze was gekleed in wit en zacht roze. "San Pedro's vrouw," zei het vriendje. "Hoort die ook bij de vliegende olifant ?" vroeg Tereder. "Ja, natuurlijk," zei het vriendje verbaasd vanwege de vraag. "Iedereen weet dat toch ? Zij is het zwarte geld." "Wat houdt dat eigenlijk in ?" vroeg Tereder, die zelf ook een hoop zwart geld in de kerk had gekregen. Het vriendje zuchtte. "Zeg, serieus, ik weet het niet met jou. Iedereen weet deze dingen. Moet ik het je allemaal nog een keer uitleggen ?" "Ja, maar mijn ouders zijn niet kerkelijk, dat weet je," zei Tereder, "en ze hebben mij nooit de achtergronden van het zwarte geld uitgelegd. Ik ben blij als ik het heb. Dat is alles." Het vriendje begon te neuriën : "Zwart geld, blij dat ik het heb, blij dat ik heb," zong hij even later zachtjes. "Zwart geld, het vergeten geld." Het klonk als een reclame clipje. "Nou ja, dan ben ik het vergeten," zei Tereder. "Kun je het nog één keer uitleggen dan, voor mij, alsjeblieft ?" "Zwart geld, zwart geld," zong het vriendje, "tijdelijke aanbiedingen. Zwart geld, zwart geld, ren ernaar toe, want je bent zo geveld." "Huh wat ?" vroeg Tereder. "Wat bedoel je nu eigenlijk ? Ik begrijp er niets van." "Je bent nog niet tot bekering gekomen," zei het vriendje. "Je ouders aanbidden het zwarte geld, maar ze kennen haar niet. Jij houdt er ook van, maar jij kent haar ook niet." "Hoe kom ik dan tot bekering ?" vroeg Tereder. "Pffff," zuchtte het vriendje hard, "dat staat toch allemaal geschreven in het boek van de heilige rode veer. Kom nou, ik blijf niet aan de gang." "Ja, maar dat boek heb ik niet eens," zei Tereder, "mijn ouders zijn niet gelovig voor de zoveelste maal." "Goeie genade," zei het vriendje. "Waar kan ik het kopen ?" vroeg Tereder. "Het is heel duur," zei het vriendje, "voor de verkoper dan. Daarom verkopen ze het bijna niet." "Ook niet in de rode kerk ?" vroeg Tereder. "Nee," zei het vriendje. "Het wordt meestal gewoon van geslacht tot geslacht doorgegeven. Die boeken zijn te heilig om zomaar te verkopen, en dan is ook de verkoper direct blut." "Blut ?" vroeg Tereder. "Ja, failliet, niente," zei het vriendje. "Maar dan kunnen ze toch gewoon heel veel inkopen doen, en dan weer veel zwart geld van de verkopers krijgen ?" vroeg Tereder. "Zo werken die dingen niet," mopperde het vriendje. "Je begrijpt er niets van. Het boek kan maar één keer verkocht worden, en dan gaan ze failliet en sterven ze. Zo heilig is het." "Ik begrijp het," zei Tereder. "Dus ik kom nooit aan zo'n boek ?" "Je mag die van mij wel hebben," zei het vriendje. "Ik krijg wel weer een nieuwe van mijn ouders." Hij haalde een boek van een soort rood leer uit de kast en gaf het aan Tereder die hem direct om zijn nek vloog en hem kuste. "Hoe kan ik je bedanken," zei Tereder. "Nee, ik bedank jou," zei het vriendje, die hem ook een zak snoep gaf. "We geven het altijd weg met een zak snoep." Tereder ging helemaal blij naar huis, en sloot zich direct op zijn kamer op, en begon te lezen. De meest prachtige plaatjes stonden er in met de meest prachtige verhalen, ook over het zwarte geld. Dat was dus inderdaad een vrouw, maar het was ook een snoepsoort, als drop. Op de planeet van de vliegende olifant aten ze het zelfs. Ook de zwarte vrouw woonde met San Pedro op een hele hoge flat, en ze gingen vaak vliegen op de olifant, en maakten dan verre reizen in de natuur, waarin ze wonderbaarlijke avonturen beleefden. Op een dag kwamen ze bij een rots waaruit water vloeide. De rots sprak tot hen : "Bouw een stad van natuursteen voor mij." San Pedro vroeg toen hoe zij dat moesten doen. Het was volgens de rots heel eenvoudig. Hij moest met een stok op de rots slaan, en dan zou het
Page 6
vanzelf gebeuren. San Pedro pakte een stok en begon op de rots te slaan, maar er gebeurde niks, en toen sloeg hij weer. Maar toen werd de rots erg kwaad. "Ik had je niet gezegd meerdere keren op me te slaan !" sprak de rots. De rots werd woester en woester, en het water begon te koken en in vuur te veranderen. Maar toen keek de rots naar de zwarte vrouw, en sprak : "Omdat je man dit heeft gedaan zijn jullie beiden vervloekt, maar als jullie gekomen zijn tot de heilige rode veer, dan zal mijn hart verzachten, en zal ik de stad Hendrik Ido Ambacht bouwen, zodat jullie vloek tot zegen zal worden. Dan zal ik weer helder water schenken." San Pedro vroeg toen waar die rode veer was. "Ja, dat ga ik je niet vertellen," zei de rots. "Ik ben nog steeds zeer boos, en je mag blij wezen dat ik deze dingen al gezegd heb, want het had veel erger kunnen wezen." Toen vroeg ook de zwarte vrouw waar de heilige rode veer was. "Gaat heen van mij, vervloekten !" bulderde de rots, die steeds meer vuur begon te spuwen. Ze moesten het nu echt op een lopen zetten, en als de vliegende olifant er niet zou zijn geweest, dan waren ze zeker in het vuur omgekomen. De vliegende olifant bracht hen toen naar een grot waar ze even later de rode veer vonden. "Dit is hem dus ?" vroeg San Pedro. "Wat is dat ?" vroeg San Pedro. "Het lijkt er wel op," zei de zwarte vrouw met een glimlach. En zo kalmeerde de rots uiteindelijk en Hendrik Ido Ambacht kwam uit hem voort. Wat er nog van de vloek was overgebleven was dat er water uit de stenen kwam, maar velen zagen dat als een zegen. Zo was de vloek tot zegen geworden. "Dat heb je net zitten lopen eten," sprak de zwarte vrouw. "Het is een soort drop, en daarmee betaal je de ander als je iets verkoopt." "Dat moet een vergissing zijn," sprak San Pedro. "Meestal betalen we de ander als we iets van hen kopen." "Bij mij is het net andersom," sprak de "Sjonge, nou je hebt wel babbels," zei de zwarte vrouw. Verslagen liep San Pedro terug naar de vliegende olifant, en klom op z'n rug. De vliegende olifant bracht hem toen naar een hele hoge berg waar hij tussen het ijs zwart goud vond. San Pedro wreef over het zwarte goud, en plotseling stond weer de zwarte vrouw voor hem. Ook stond het verhaal van het zwarte geld in het boek beschreven. Eens vloog San Pedro op zijn vliegende olifant langs een meer in het oerwoud, en zag daar de zwarte vrouw baden. De olifant landde dichtbij, en San Pedro stapte van de olifant af. De vrouw schrok en dook onderwater. San Pedro volgde haar, maar kon haar niet meer vinden. Hij ging terug naar de olifant, en vond toen zwart geld op het zadel. Het bleek ook nog eetbaar te zijn, en toen hij het at stond ineens de zwarte vrouw voor hem. "Waarom heb je mij wakker gemaakt ?" vroeg de zwarte vrouw. "Ik wist niet dat je sliep," zei San Pedro. "Ik zag je baden." "Dat moet van een tijdje terug zijn geweest," sprak de zwarte vrouw, "maar ik sliep toch echt." "Het spijt me," zei San Pedro, "ik wilde je niet wakker maken." "Wat moet je van me ?" vroeg de zwarte vrouw. "Nou, wat moet ik van je ?" zei San Pedro verbaasd. "Kijk eens wat ik hier heb. Een vliegende olifant. Daar vindt je niet zomaar een tweede van. We kunnen zo beiden heel wat vrolijke avonturen beleven." "Vrolijke avonturen, hè ?" sprak de zwarte vrouw. "Het enige vrolijke avontuur wat je met mij zult beleven is het zwarte geld." zwarte vrouw. "Je lijkt me een hele interessante vrouw," sprak San Pedro. "Ik zou je dan graag willen kopen, zodat ik daardoor tegelijkertijd heel rijk wordt, want ik neem aan dat je verschrikkelijk duur bent." "Ik ben veel te duur voor jou, mannetje," sprak de zwarte vrouw, "in de zin dat ik dat nooit kan betalen." "Ik wil je ook wel voor de helft van de prijs meenemen hoor," sprak San Pedro. "Ik ben de slechtste nog niet." "Nee, zo werkt dat niet," sprak de zwarte vrouw. "Zo goedkoop ben ik gewoon niet." "Waar maken ze dat zwarte geld ?" vroeg San Pedro. "Ik ben het enige zwarte geld wat er is," sprak de zwarte vrouw. "Hoe is dat gekomen ?" vroeg San Pedro. "Lang verhaal," sprak de zwarte vrouw. "Ik heb de tijd," sprak San Pedro. "Het is het geheim van het zwarte goud," sprak de zwarte vrouw. "Dus je hebt nu al geheimen voor me in zo'n korte tijd dat ik je ken ?" vroeg San Pedro. "Heb je me nu alweer wakker gemaakt ?" vroeg de zwarte vrouw. "Ik wreef alleen maar over wat zwart goud, is dat zo erg ?" vroeg San Pedro. Een klein straaltje melk begon uit het zwarte goud te komen. "Mijn geheim !" riep de zwarte vrouw verschrikt. Plotseling kwam Tereder's moeder zijn kamer binnen. "Wat ben je daar aan het lezen, Tereder ?" vroeg ze. Ook zag ze toen het schilderij van de zwarte vrouw die hij had gekregen. "Het is het zwarte geld, mama," zei Tereder. Zijn moeder liep naar hem toe en nam hem in haar armen. Ze pakte zijn boek en sloeg het ergens open. Ze begon het hardop te lezen : "De bekering. Wil je het geheim van het zwarte geld kennen ? De rode kerk en de vliegende olifant zullen je nooit vragen je tot hen te bekeren, maar ze zullen zich bekeren tot jou, wanneer je de waarheden van het heilige boek hebt ontvangen." Moeder begon te glimlachen. "Leuk verhaaltje, hè ?" sprak ze. "Je vader en ik zijn er heel vroeger eens één keer in zo'n rode kerk geweest, maar omdat ze hun eigen principes niet naleefden zijn we daar ook weer weggegaan." Tereder hield zijn moeder stevig vast. Hij keek naar de letters van het boek. Het waren sierlijke letters met prachtige plaatjes, zoals in zijn dromen. "Maar dan kunnen wij het toch beter doen, mamma ?" vroeg Tereder. Hij kuste zijn moeder. "Ik bekeer mij tot jou," sprak hij, "tot jouw wijsheid en inzicht, tot jouw kennis, zoals de vliegende olifant zich tot mij heeft bekeerd." Moeder glimlachte. "Ik was al bekeerd tot jou voor je geboorte. Ik wist altijd al dat je een bijzonder kind was," sprak ze. "Misschien kunnen we dan een echte rode kerk bouwen, mamma ?" vroeg Tereder. "Schat, het is een verhaal, een geheim," sprak moeder. "En ik denk nu dat je het geheim hebt gezien. Het zal komen tot degenen die zekere waarheden hebben ingezien." Einde Uit : De Olifant vertelt, uitgave : coab ________________________________ JONATHAN URSHE - TERUG NAAR KLAAS VAAK HOOFDSTUK 1 DE GESTOLEN TOVERSTAF Jonathan Urshe zat met Jasmijn in zijn tuintje te lezen. Er stonden weer veel vervelende dingen in de krant, en ze moesten snel naar binnen, want het begon een beetje te regenen. Jonathan zei tegen Jasmijn : 'Jasmijn, ik lees liever een goed boek dan de Windenkrant. Wat een nare dingen staan daar toch vaak in. Kunnen ze niet wat leukers bedenken ?' Jasmijn knikte. Jonathan liep naar de grote boekenkast in de huiskamer, en begon de boeken te bekijken. 'Welk boek zal ik eens nemen ?' zei hij zachtjes. Er stonden allerlei boeken tussen : boeken over scheepvaart, boeken over de natuur, over dieren, insecten, en ook een boek over Klaas Vaak. Jonathan begon direct te lezen. Het was al zo lang geleden dat hij in dit boek had gelezen. Klaas Vaak had gouden toverstaven waarmee hij met arenden kon spreken. Arenden zijn hele grote vogels. Klaas Vaak gebruikte ze vaak om dromen rond te brengen. En als iemand dan droomde, dan werden de toverstaven steeds langer, om de dromen langer te laten duren. De gouden toverstaven hadden allerlei kleuren : Er waren groenen, roden, gelen en blauwen. Maar op een dag was Klaas Vaak zijn toverstaven kwijt. Iemand had ze gestolen. 'Bah, wat een naar boek,' zei Jonathan tegen Jasmijn. 'Iemand heeft de gouden toverstaven van Klaas Vaak gestolen, en dat is meteen het einde van het boek.' Maar Jasmijn zat te slapen op haar stoeltje. Jonathan dacht : 'Eigenlijk zou ik die arme Klaas Vaak best willen helpen.' En hij besloot op reis te gaan naar Klaas Vaak. Hij schreef een briefje aan Jasmijn dat hij op reis zou gaan naar Klaas Vaak om hem te helpen. Hij had wel eens vaker zulke briefjes aan Jasmijn geschreven als hij weer eens op reis moest. Jasmijn vond dat altijd wel best, want Jonathan kwam altijd weer met verhalen thuis. Het was een lange reis door een konijnenhol, maar gelukkig nam een konijntje hem op de rug. Aangekomen bij Klaas Vaak moest hij door een rode deur. Het was hier wel veranderd, zeg. Een keer eerder was hij hier al geweest, maar dat was heel lang geleden. Klaas Vaak was blij om Jonathan te zien. Jonathan zei dat hij het zo vervelend vond dat het boek slecht afliep. Klaas Vaak glimlachte : 'Als het boek goed zou zijn afgelopen was je nooit gekomen. Inmiddels hebben we vele staven weer teruggevonden, want de dief liet ze vallen terwijl hij wegvluchtte. Maar er is één rood gouden toverstaaf die we nog missen. Zou jij die voor ons kunnen zoeken, Jonathan ? Het enige wat we weten is dat de dief in een oosters paleis woont. Wij hebben een afgescheurd kledingstuk van hem gevonden, wat van een oosterse prins was.' Dat zou een lange reis worden, en hoe zou Jonathan ooit kunnen weten in welk paleis hij moest zijn ? Jonathan vroeg of hij het afgescheurde kledingstuk van de prins mocht zien. Toen hij het in z'n handjes kreeg glimlachte hij. Het merk was van een peperdure kledingmaker die hij wel kende. Deze kleermaker
Page 8
maakte alleen kleren voor de rijkste keizers en koningen. Het moest daarom één van de rijkste paleizen van het oosten zijn. Klaas Vaak vroeg of Jonathan hem alsjeblieft wilde helpen, want alleen de rood gouden toverstaaf kon het spreken en samenwerken met de arenden weer op gang brengen. Klaas Vaak werkte sinds de diefstal met ganzen, maar dat ging niet altijd goed. Er was één arend die bij Klaas Vaak bleef, en de rest ging met de dief mee. Dat waren wel honderden arenden, die vanaf toen voor de nare dief moesten werken. Gelukkig had de dief alleen nog maar de rood gouden staaf, maar zo'n rijke prins zou de andere staven makkelijk kunnen namaken. De rood gouden toverstaaf was de allerbelangrijkste staf van Klaas Vaak, die hij nodig had om alle andere toverstaffen te laten werken. Er was één arend bij Klaas Vaak achtergebleven. Dit was een zeer wijze arend. Deze arend had geen toverstokken nodig. Deze arend kon alle talen spreken. Maar de arend was heel oud, en zou niet meer zo lang leven. Sinds zijn vrienden weg waren was hij heel erg ziek geworden. In de rood gouden toverstaf zat het arendsmedicijn wat hem zou kunnen helpen. Het was dus dubbel belangrijk dat Jonathan deze bijzondere staf zou vinden. De arend wilde Jonathan wel naar het oosten brengen met zijn laatste krachten. De gestolen rood gouden toverstaf kon het langste worden van allemaal. Klaas Vaak gebruikte hem vaak als ladder naar moeilijk te bereiken plaatsen. Als de rood gouden toverstaf terug zou zijn, zou Klaas Vaak graag willen verhuizen naar de maan. Van hieruit zou hij zijn werk nog beter kunnen doen. Maar de vraag was of Jonathan de toverstaf ooit zou vinden. Op de rug van de arend begon Jonathan de volgende dag zijn reis. Het was vroeg in de morgen, en de kok van Klaas Vaak had aardbeiencake voor Jonathan gebakken, om mee te nemen. Ook had Klaas Vaak allerlei dingetjes in zijn rugzakje gestopt die hij misschien nodig zou hebben. Na een hele lange tijd vliegen kwamen ze dan eindelijk in de buurt van het oosten. Maar er waren hier zulke zware woestijnstormen, dat de arend niet meer verder kon vliegen. Jonathan haalde een kleed uit zijn rugzak, wat Klaas Vaak hem had meegegeven, en legde het over de arend heen, om te schuilen tegen de zandstormen. Daarna kroop hij er zelf onder. ________________________________ SEASONS OF LOVE Happiness is only the happiness that you give, Happiness is never more than your own gratefulness, Happiness and joy always go hand in hand with insight, Although insight is also a hard path, As it opens the senses and then you see dangers others don't see, Then they blame you for warning them, and you lose friends, Only because you truly loved them, These are the seasons of love ________________________________ GROEIEN DOOR DE HEMELSE BLOEM Er zijn zes bloemen in het huis van Eli, de hogepriester van Israël, de uitverkorene. Hij was de verzachter aller verzachters, en nu nam God hem weg, want hij waarschuwde zijn kinderen niet. Samuel’s tranen zullen voor eeuwig op zijn graf vallen. Behemma 1:8-9 Nooit zou ik op de stoel van Eli willen zitten. De geest van Eli is tuchteloos. We zien generatie na generatie van kinderen door de geest van Eli opgroeien die de weg niet kennen. Het wordt ze niet geleerd. Geestelijke discipline wordt hen niet geleerd, wel wereldse discipline soms. Het is een geest van de dood. Die kinderen zijn nog nooit geboren, maar worden in het graf opgesloten gehouden. Ze moeten leven in hevig opgedoste mausoleums, in grafsteden. Leidt je kinderen naar de bibliotheken en de museums, opdat ze leren van de geschiedenis. Vader Eli, deze bloem bloeit vanuit mijn hart voor u. Ik, Samuel, uw uitverkoren zoon, ik kom naar u toe, want u hebt me vanuit Mercurius op doen komen en me naar het huis van Venus gebracht. U verzachtte mijn wonden, u verzachtte mijn ziel en gaf me gouden brood om te eten. In uw huis, o vader Eli, kon ik de stem van God horen die tot mij sprak. Mijn bloem van dankbaarheid zal voor altijd bloeien. U hebt mijn deur naar de hemel geopend. Behemma 1:10-12 Eli was niet door en door slecht. Samuel had veel aan hem gehad. Samuel kon ook het goede in hem zien. Eli was immers de hogepriester van Israel, dus zal Samuel veel geestelijke kennis hebben overgedragen, waardoor Samuel kon groeien. Het probleem was dat Eli te zacht was, te vriendelijk. Hij liet zijn zonen maar aanrotzooien. Het zal als een kerk geweest zijn van liefde, vergeving en genade. Op zich zijn dat goede kwaliteiten, maar als er geen heiligheid en tucht is, geen bewaarder en bewaker van de heiligheid dus, dan kan het al snel ontaarden. Dan gaat het namelijk bederven. Dan dien je in principe gewoon vergif op. Hoe dan ook heeft Samuel ervan geleerd, ook al werd hij erdoor vergiftigd. Hoe dan ook werkte God door dit alles heen. Hoe dan ook had Eli voor Samuel de deur naar de hemel geopend. Dat andere moest Samuel dan maar van iemand anders leren, of gewoon door zijn contact met God zelf. Elk mens om ons heen laat een bloemenblaadje zien, of meerdere bloemenblaadjes, maar voor de volle bloemen met de volle cirkels van bloemenblaadjes moeten we bij God zijn, en dan moeten we ook oog hebben voor de bloemen die wij nog niet kennen. Drie keer hoorde ik de stem van de Heer, en drie keer sprak u tegen mij dat u het niet was. U verwees me naar de bloem, de bloem van Venus. Deze bloem bloeit vanuit mijn hart naar deze bloem, die tegen mij sprak. De bloem die mij het leven schonk, de bloem die mij gouden water te drinken gaf, ik zal U voor altijd dienen. Mijn bloem van gehoorzaamheid zal nooit verwelken. Behemma 1:13-16 Het goede van Eli was dus dat hij Samuel in ieder geval verwees naar de bron waar hij moest wezen. Eli was geen mindcontroller, maar een wegwijzer, alhoewel een hele lakse, iemand die zijn verantwoordelijkheden wegschoof. God kan al heel snel een excuus worden. Veel mensen verstoppen zich achter God. Vaak heeft het vlees een schuilplaats in God. Hoe dan ook droeg Eli Samuel aan God op, en daarom kon Samuel niet boos en bitter naar hem zijn. Er wordt hier gesproken over een bloem van gehoorzaamheid, wat wil zeggen : Laat je geestelijke gehoorzaamheid volledig zijn. Zorg dat je geen bloemblaadjes mist. Om de volledige hemelse bloem in je hart te ontvangen, moet je leven van het voedsel wat de bloem schenkt, oftewel de hemelse honing, hier genoemd het ‘gouden water.’ Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ WAT BETEKENT HET VERSTAAN VAN GOD’S STEM ? Vader Mozes, waar bent u. U was de drager van deze bloem, u raakte de zijkant van mijn kin aan en maakte mijn hart sappig. De hemelse bloem in mij zal me naar uw hart leiden, waar alle sappen zich verzamelen. Breng me naar mijn werkplaats, breng me naar mijn hemelse wapenrusting, zodat mijn hoofd in uw hemel kan zweven om daar voor altijd te verblijven. Laat me uw tuinen van hemelse woorden binnengaan om uw stem weer te horen. Laat de bloem van begrip mijn aderen volgen. Meng het met mijn bloed, zodat ik voor altijd van u ben. Behemma 1:17-21 Het hart wordt sappig als het verbonden wordt aan de bron. Dan stroomt alles weer door, heen en terug. Dan wordt het hart volledig doorgespoeld. De hemelse bloem verbindt ons hart met het hemelse hart, en dan zal het gaan werken, kunnen we de geestelijke werken doen en de vleselijke werken achter ons laten. Wij mogen zo ook deelhebben aan de geestelijke bloedlijnen. Als we verbonden zijn aan de hemelse bloem, kunnen wij ook zo de hemelse tuin binnen gaan, waarin deze hemelse bloem is. Dit zijn literaire tuinen, tuinen van hemelse woorden. Als we God’s stem willen horen moeten we ook bereid zijn om boeken te lezen, want alles staat al opgetekend. Het gaat niet zomaar om een stemmetje. Allerlei stemmetjes kunnen heel bedrieglijk zijn. Het gaat om de grotere context, om de hemelse kennis. Dat is het waarlijke ‘verstaan van God’s stem’. Het is niet zomaar iets van ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet,’ of ‘ik hoor ik hoor wat jij niet hoort’, maar als je daadwerkelijk God’s stem verstaat dan heb je de hemelse boeken gelezen en heb je een boodschap te verkondigen, dan ben je een onderwijzer. Onderwezen om te onderwijzen. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ Aanvaarding (1995) God is een God van Aanvaarding. Ja, de Ware Aanvaarding verwerpt. In de Bijbel komen wij telkens weer tegen dat God verwerpt. Hij verwerpt de verwerping. Aanvaarding is geen aanvaarding als ze de verwerping niet verwerpt. Het goede is het goede niet, als ze het kwade niet haat en niet verwerpt. ________________________________ DE WEDERGEBOORTE VAN DE ZEE 1. Ik wordt wedergeboren als het water, Als de rijzende vloed, als de overstroming, Het welt op vanuit het diepste der aarde 2. Ik heb geen grenzen, Ik ben de overstroming, Waar ik harten overstroom, En uit mijn pols komt het, De rechter pols 3. Ik ben de wedergeboorte van de zee, Ik ben de zee 4. Stervende in de eb kom ik tot wedergeboorte in de vloed, Ik ben de overstroming 5. Vanuit de grotten van Hapi kom ik Uit : De Regenboog Geschriften van Isis ________________________________ Er is alleen één ding waar Hij niet tegen kan en dat is verwerping. Er mag geen verwerping bij Hem komen. Dat haat Hij. Aanvaarding is een Vuur. Een Vuur waarin elke verwerping wordt verteerd. Wij kunnen alleen tot God komen als wij ook mensen van Aanvaarding worden, die elke verwerping haten en verwerpen.
Page 10
MOVING MOSAICS broken glass, Life only gives fragments, You can search for these fragments, Gathering them, being grateful with any piece, Even if it's very small, because these small pieces are important to make the details, They can even become the key for life Life doesn't give the full package, Life doesn't shower you in neverending happiness and luck, It would paralyze you, and make you very shallow, It would blind you to the point that you would not be able to reach into the depths of others Life only gives fragments, To make of you a Healer, You can gather your pieces and build, Building the bridge and it will multiply, Every piece you decide to use Everything has been built up by small pieces, It just doesn't look that way, because the brains are often too foggy, But look at your fingers, and know they are all small parts of the body, Working together, all having their function, And they are also built up from smaller pieces Life is a mosaic, It could only be built because of the As the waterlights, like broken waves, showing the detailed depth of everything, The true light is insight and survey, very far reaching view, Like a bird it flies so high, like a fish it dives so deep It is warm, because it knows the cold and the heat ________________________________ TROON DER LELIES En ik liep bijna dronken naar de brug. Ik had een oorlogs-trauma in mijn hoofd. Aan de overkant van de rivier waren lelies. Ook was er een stad van lelies. Ik liep langs de grachten. Een vrouw met een wit en zachtgele hoed keek naar me. Ze had ook een zacht gele, witte jurk. Ze zeiden dat zij de vrouw der lelies was. Zonder adem keek ik naar haar. Haar hand was bedekt met Belgisch kant. Ze wees naar mij, en toen naar een huis. Ze wenkte mij om met haar mee te komen. Dronken liep ik achter haar aan. Ik had niets gedronken, maar ik was dronken van het oorlogstrauma. We moesten een trap op, en gingen in rieten stoelen zitten. Ze glimlachte naar mij, maar ik kon haar ogen nauwelijks zien vanwege de sluier van haar hoed. We dronken wat, en zij vertelde haar That's why sometimes in life the windows have to break, So that the higher art is formed and seen The true light is broken, while false light is too bright and blinding, The true light is formed in the darkness, comes from the water, verhaal, het verhaal over de stad. Hier had ze altijd gewoond, maar een oorlog had alles verscheurd, al haar herinneringen. Zij had ook een oorlogstrauma … Terwijl ze vertelde keek ik uit het raam, waar ik de lelies zag in de vijver en in de gracht, en het was alsof ze mijn naam uitspraken. Zij tikten op de ramen. De lelies hadden alles zien gebeuren. Zij waren de veroorzakers van de oorlog. Haar herinneringen waren van elkaar getrokken. Ze haperden, zoals de mijne. Het waren allemaal fragmenten in onze hoofden. Ik moest ze zien te rangschikken, maar de lelies trokken ons uit elkaar. Later scheen ze er niet eens te wonen. Ik was te dronken. Ik liep langs de lelies, een pad maakte ik door hen. Ik had mijn zwaard, mijn mes en mijn speer, en zoveel pijlen op mijn boog. Eén pijl had een touw. Ik kon op het kasteel komen. Zo kwam ik dichtbij haar ramen. Dus hier woonde zij. Zij had deze illusies en weerspiegelingen op mij afgezonden. Ik klom door een raam, en zag haar daar zitten. Met haar witte, zachtgele taartjes, als mokka taartjes. Ze at, en sprak, maar ik wist niet tegen wie. Misschien wel tegen mij, maar zij zag me niet. Of ze zag me wel, maar deed alsof ze mij niet zag. Ik moest mijn herinneringen op orde zien te krijgen. Ik stapte op haar af. Zij stond op, en schudde mij de hand. Ze glimlachte. 'Eindelijk ben je gekomen. Zoveel hopen van dromen.' Ik keek verlegen naar beneden. Ze liet mij de stad zien. We gingen langs alle lelies. Ook liet ze mij de valleien zien, waar de lelies weelderig groeiden. Ik bracht de lelie tot haar. Ze zat op een troon. (Uit : Proza van de Vuh, uitgave : coab) ________________________________
Blad voor Rodenbergs-Nederlandse columns

Waterval 1


Page 0
1e Jaargang, nummer 1, 10 april 2023 WATERVAL DE PSYCHOLOGIE VAN DE EINDELOZE WINKELSTRAAT – deel 1 Het was een eindeloze straat, Een winkelstraat, in de grootste stad van de wereld, En een jongen slenterde daar eindeloos, Hij kwam nooit ergens aan, Ging geen winkel binnen Hij was op weg naar de haven, Hij was op weg naar een boot, Aan de eindeloze zee Maar onderweg kwam hij iemand tegen met wie hij een eindeloos gesprek had, Het stopte maar niet, Maar hij besloot haar mee te nemen, Naar zijn boot Ze sloegen een zijstraat in die naar de haven zou leiden, Maar ook dit was een eindeloze straat, En hij vroeg zich af of ze ooit bij de haven aan zouden komen, Maar ja, hij had in ieder geval een eindeloos gesprek Ze wist hem over te halen met haar mee te gaan naar het eindeloze bos, En daarvoor sloegen ze weer een zijstraat in, Maar ja, je raadt het al : die zijstraat was ook eindeloos Hoe lang duurt het nog ? vroeg hij telkens. Uit haar tas haalde ze een boek wat eindeloos was. 'Alles is hier eindeloos, hè ?' vroeg hij. 'Maar zo'n eindeloos boek kan ik toch niet allemaal gaan lezen ? Ik heb genoeg aan dit eindeloze gesprek Blad voor Rodenbergs-Nederlandse Literatuur __________________________________________________________________________ met jou.' eindeloze bos.' 'Oh, ik moet nog wat even doen,' zei ze. Toen stapte ze een winkel binnen. Hij volgde haar. 'Nee, even buiten blijven,' zei ze. 'Ik ben zo terug.' Maar ze bleef eindeloos weg, En toen is hij naar binnen gegaan. Hij keek zijn ogen uit. Het was een eindeloze winkel. Ze was hier vast en zeker verdwaald, Dat kon niet anders. En ook hij begon te dwalen en te dwalen, In deze eindeloze winkel. Na heel lang dwalen kwam hij de winkelier tegen. De winkelier omhelsde hem. 'Oh, zo lang niemand gezien, Ik was verdwaald in mijn eigen winkel. Eindelijk iemand gevonden,' zei de winkelier. 'Ik ben mijn vriendin kwijt met wie ik een eindeloos gesprek had,' zei de jongen. 'Geeft niet, geeft niet,' zei de winkelier. 'Die komt wel weer terecht.' 'Maar hoe dan ?' vroeg de jongen. 'Nou,' zei de winkelier, 'alles wordt hier verkocht, ook wij, dus ze komt wel weer terecht.' 'Dat is een hele opluchting,' zei de jongen. 'Kan ik haar dan nu kopen ?' 'Het kost eindeloos veel,' zei de winkelier. 'Maar het is mijn vriendin,' zei de jongen, 'we waren op weg naar het 'Allemaal eindeloos duur,' zei de winkelier. 'Een vreemde bedoening dan,' zei de jongen. 'Ik wil hier weg.' 'We kunnen niet weg,' zei de winkelier. 'Dus we moeten wachten totdat we gekocht worden ?' vroeg de jongen. 'Ik vrees van wel,' zei de winkelier. 'Maar wie hebben eindeloos geld daarvoor dan ?' vroeg de jongen. 'De eindelozen,' zei de winkelier. 'Wie zijn dat ?' vroeg de jongen. 'Ik zal het je wel even laten zien,' zei de winkelier. Hij haalde uit zijn tas een boek tevoorschijn. Het was een eindeloos boek. 'Dat boek ken ik,' zei de jongen. 'Heb je het gelezen ?' vroeg de winkelier. 'Eh nee,' zei de jongen, 'ik was met iemand in gesprek.' 'Sufferd !' riep de winkelier. 'Wat nu ?' vroeg de jongen. 'Het lijkt hier wel een gevangenis.' 'Dat is het ook !' foeterde de winkelier. 'Wat dacht je dat het anders was ?' 'Een winkel ?' zei de jongen.
Page 2
'Wat is dat voor oneindeloos gezwets !' foeterde de winkelier. 'Maar wat nu dan ?' vroeg de jongen. 'Wachten op de eindeloze trein,' zei de winkelier. 'Komt die hier ook ?' vroeg de jongen. 'Nee, hier niet,' zei de winkelier. 'Maar wat hebben we er dan aan ?' vroeg de jongen. 'Dan moet je het boek lezen !' foeterde de winkelier, terwijl hij het boek in de handen van de jongen drukte. Toen liep de winkelier boos weg. 'Zorg dat je niet nog een keer verdwaalt !' riep de jongen hem na. Toen begon de jongen maar met lezen. 'Wel verdraaid !' riep de jongen. 'Die taal versta ik niet !' Na uren dwalen kwam hij het meisje weer tegen. 'En ?' vroeg het meisje. 'En wat ?' vroeg de jongen. 'Heb je het eindeloze boek gevonden ?' vroeg het meisje. 'Ja,' zei de jongen. 'Ik kreeg het van de winkelier, maar het is in een andere taal.' Het meisje begon te lachen. 'Dan had je het boek maar van mij moeten aannemen, want dat was in jouw taal. Maar nee, je wilde liever met me praten. Snapte je dan niet waar eindeloze gesprekken met meisjes naartoe zouden kunnen leiden ?' 'Ik snap het nu,' zei de jongen. 'Het leidt nergens toe. Mag ik dan nu het boek ?' Het meisje stak toen haar tong uit. 'Nee,' zei ze, en draaide zich toen om en rende weg. 'Kom terug !' riep de jongen. 'Dus ik zit in een gevangenis omdat ik een bepaald boek niet heb gelezen, en dat boek wordt nu ook nog eens van me afgehouden ? Wat een zotte bedoening is dit ?' Uit : Joegoslavische Kettingbrieven, uitgave : coab ________________________________ WAITING FOR THE WINDS De nieuwe wereld wordt gedragen door de winden van vergetelheid. In de RVBijbel zijn passages die wijzen op hoe winden en stormen hebben bijgedragen aan de schepping, ook aan de schepping van het Woord. Hiervoor moet veel gezaaid worden. De christenen vragen vaak : ‘Bent u al wedergeboren ?’ of : ‘Hebt u de wedergeboorte al ontvangen ?’ En pinksterchristenen vragen : ‘Hebt u de Heilige Geest al ontvangen ?’ of : ‘Hebt u het heilige geestelijke al ontvangen ?’ Evangelische christenen zijn vaak bezig met de opname, en die zou dan volgens velen vóór de grote verdrukking plaatsvinden, oftewel vóór het ragnarok, vóór het tahulen, maar we hebben gezien dat we er dwars doorheen moeten. We kunnen dat niet overslaan. Wel is het dus zo dat ze de opname vaak letterlijk nemen, maar het is iets wat we in ons binnenste moeten ontvangen, dus we kunnen dan ook vragen : ‘Hebt u de opname al ontvangen ?’ We moeten ons ernstig uitstrekken naar de opname, die ernstig zoeken. ‘Bent u al een opgenomene ?’ Die opname zal gebeuren midden in de grote verdrukking, wanneer we verbroken raken en hard aan onszelf sterven op het strijdveld van Ragnarok, of dat wat de christenen ook wel Armagedon noemen. De grote winden van hemelse vergetelheid zullen hiervoor komen. Met de komst van het Nieuwe Testament kwam er een nieuw bewind op aarde. Corrupte leiders sloegen hier een slaatje uit, en ze konden het goed vervormen tot gereedschap in hun hand. Vannacht had ik een droom over het boek Judas. Het boek Judas had de harten van de mens ingenomen, en bedreef tirannie, en het was een dreig cultuur. We werden allemaal onderverdeeld in groepen van allerlei nationaliteiten. Er waren Engelsen en Fransen. Een Franse jongen sprak tegen mij, en ik legde hem uit over het Plumares mysterie. Ik wees op de wolken, en dat de wolken elkaar nog overlapten, maar dat daar een heel ander patroon achterlag wat geopenbaard zou worden. De wolken zijn dus een soort puzzel, een soort code die gekraakt moet worden, en dan heb ik het over de wolken van het huidige tijdperk, zoals het huidige tijdperk in elkaar zit. Het plumares mysterie is de naam van het zesde boek van ons lesprogramma van het nieuwe onderwijs. Nog even een uitleg wat Plumares betekent, vanuit het boek : ‘Plumares momenten zijn momenten van verwarring en verwerping, waarin je je plaats niet kent, en ronddoolt. Het zijn lege tabletten die hoger inzicht nodig hebben, die nog geplaatst moeten worden. Deze plumares stenen of tabletten zijn dus belangrijk om het huis te bouwen. Wij mogen de plumares stenen dus niet zomaar verwerpen, omdat ze groot potentieel hebben. Dit is ook weer een stukje van het aanvaarden.’ ‘Forceren helpt niet. We zijn in een labyrint. Alles moet op een natuurlijke manier gaan, de tijd krijgen om te groeien.’ ‘De plumares spiegels staan door het hele heelal. Ze zijn overal om ons heen, en brengen alles tot tegengestelden, spiegelen en verdraaiien alles.’ ‘Maar ook in en rondom ons huis zijn er zulke plumares spiegels, en zelfs in ons lichaam. Het is dus belangrijk hier gevoelig voor te worden en je leven te gaan begrijpen. Het zijn als het ware allemaal golfjes en stroompjes van zeeen en rivieren die door elkaar heenlopen. Soms lijkt het alsof ze er een potje van maken, maar er is een hogere orde. De mens moet leren deze stromen te detecteren, te volgen, te ervaren waar ze afbuigen, en hoe ze afbuigen, en hoe het zich doorvertaalt en spiegelt. De mens mag zo tot de oorspronkelijke waarden komen, om zo beter zijn leven te leren begrijpen. Dit is dus een groot vraagstuk van de etymologie van het shamanisme.’ ‘Hoe buigt iets zich af door de spiegels en lensen van het leven, in het labyrint van het bestaan ? Hoe ontstaan de dingen, hoe vormt het zich door al die caleidoscopische verbuigingen, verspiegelingen en schaduwen ? Dat is het vraagstuk van de etymologie van het shamanisme, oftewel het plumares mysterie. Het is de leer van de oorsprongen, en hoe die bronnen zijn gaan vloeien. Ze dalen neer en stijgen weer op met vernieuwd inzicht. Bronnen putten en scheppen weer uit andere bronnen om zichzelf te versterken, te verdiepen. Dit is een groot buitenaards natuur mysterie, als het leren kennen van de spiegels van het universum, het onderscheiden ervan. Soms is het belangrijk om even stil te staan en jezelf af te vragen : Welke spiegels zijn hier aan de gang ? Het zijn prisma stenen die een bepaald spectrum hebben opgewekt waardoor wij de dingen beleven zoals we het beleven.’ ‘Ook herinneringen kunnen plumares spiegels zijn. Ze kunnen je het leven heel anders laten bekijken en beleven. Dit kunnen goede herinneringen zijn of slechte herinneringen, maar we mogen door deze spiegels gaan om tot verdieping te komen. Dit is een hele uitdaging. Sommige spiegels zijn heel klein, en anderen heel groot. Sommigen liggen misschien op de achtergrond, maar anderen kunnen de sleutel vormen voor je verdere leven. Zo kunnen plumares momenten dus ook hele goede momenten zijn van herkenning, verzoening en diepte zicht.’ ‘Genade stelt de wet buiten werking, de valse wetten. Dit is in diepte niets anders dan inzicht, de onderscheiding van de plumares tabletten, van de spiegels.’ ‘Genade is dus inzicht. Hoe dieper het inzicht, hoe dieper de ontwaking, wat resulteert in een hoger absorberingsvermogen, oftewel vetverbranding, de fijnere energie.’ ‘Het atheisme is de sleutel tot de diepere leegte, de sleutel tot vergetelheid, en zo de decoder van het grote Plumares Mysterie. Alle profeten moesten in het atheisme ingewijd worden, wat in het Grieks ook betekent het verwerpen en ontkennen van de goden van stad en staat. Het heilige atheisme, de heilige atheos, was uitgezonden als een heraut van het oordeel wat over de afgoden zou komen.’ Al deze principes worden in het boek verder uitgelegd. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat dit een van de meest gelezen boeken is van ons lesprogramma. Ik sprak daarover met de Franse jongen, maar dat ging een beetje door gebarentaal en Engels, want mijn Frans is niet zo best. De bezetters van het Judas-bewind waren in het gebouw waar wij waren en zij waren aan het dreigen. Alle voeten moesten gecontroleerd worden, en sommigen zouden gemarteld worden. Ze gingen toen langs alle voeten met hamertjes. Ook mijn voeten controleerden ze, maar ze deden verder niks. Een andere Nederlandse jongen pakten ze wel op, en die begon te schreeuwen. Het boek Judas : zowel goede als slechte, hele slechte, dingen. Daarom moet er nog een vervanger komen. Ik ontmoette een Engelse zangeres. Ik scheen haar eens een brief te hebben geschreven over een boom waarin vleselijke vogels zaten, en die vogels moesten sterven, neervallen, opdat de boom verder zou kunnen groeien. Dat is ook met de vleselijke vissen van anti-hulp. Die moeten eerst sterven voordat de mens verder zal kunnen. De vrouw scheen nogal onderdrukt te worden door een of andere hoge piet in de muziek-business, en die zat ook in het Judas bewind. Ik zocht hem op, maar hij ontkende alles. Volgens hem had hij nooit met de zangeres gewerkt. De zangeres stelde dat ze de brief kwijt was die ik haar eens had gestuurd. Toen ze de inhoud van de brief uitlegde zei ik dat ik 80 a 90% zeker die brief had gestuurd, dat die dus waarschijnlijk van mij kwam, en ik zou nog eens in mijn archieven kijken of ik de kopie ervan nog zou kunnen vinden en weer naar haar zou kunnen sturen. Het zou dan vijf jaar geleden zijn geweest, zei ik, en toen noemde ik zes jaar, maar zij zei toen : ‘langer geleden,’ en toen zei ik : ‘het kan ook zeven jaar geleden zijn geweest,’ en toen zei ze ‘ja, het moet van zeven jaar geleden zijn geweest.’ Het Judas bewind begint te twijfelen aan zichzelf, en trekt zich ook terug, ontkent dingen, wat al eerder gebeurd is. Er moet echt een vervanger gaan komen. Daar zien we naar uit. Ik zag de wolken van het plumares mysterie, en er lag nog wat achter, wat geopenbaard zou worden. De winden van de hemelse vergetelheid zullen ons leiden tot de wolken van de hemelse vergetelheid, en daarachter is de boom van de hemelse vergetelheid. We kunnen dat een beetje vergelijken met de ygdrasil, de boom die alle werelden onderverdeeld, uit de germaanse mythologie, oftewel de wereldboom. De Engelse zangeres zong ook over dat
Page 4
soort thema’s. Ze vroeg om meer hemelse woorden. Ze was heel hongerig. Ik gaf haar toen een omhelzing. Laten we de winden van de hemelse vergetelheid volgen, en wachten om erdoor opgenomen te worden, wat vanzelf gebeurt als we ernaar zoeken en als we ze volgen. Laten we ons intens bezig houden met het geheimenis van de opname, wat in principe dus een opname tot inzicht is. Het Judas bewind moeten we ook op waarde schatten. Het is een geestelijke grondwet, en hierin is een belangrijke basis en wortel te vinden, waar de RVBijbel mee verder gaat, wat telkens terugkomt, namelijk : ‘Want er zijn zekere mensen binnengeslopen – reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven – goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen.’ Hier zien we dus al dat velen vasthouden aan de verwesterlijkte vorm van genade, die zeer gevaarlijk is, zeer giftige drugs. Dat is de zombie drugs. Velen slikken het. Vandaar dat de voeten gecontroleerd moesten worden, de basis. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ HET ORIONSE GENESIS – HET RUSLAND GEHEIMENIS We hebben het al vele jaren over het Rusland geheimenis. Dit geheimenis moet verder uitgewerkt worden. Rusland is Ragnarok wat moest komen, stelde ons lesboek ‘Leven op de Paradijs aarde – deel 2’ begin 2021, een jaar voordat Rusland Oekraine binnenviel. Maar wat is het ? Wat is er gaande achter de schermen, want we hebben te maken met het vleselijke Rusland en het geestelijke Rusland. Rusland heeft Europa teruggestort in de dertiger jaren : terug naar start. Europa wilde niet luisteren naar de hogere boodschappen, wilde niet Franciscaans worden, niet ascetisch, niet sober leven. De put van Rusland, wat is het ? Op de top van de dertiger jaren viel Duitsland binnen, want de mensen wilden het geestelijke niet, en werden zo met het vleselijke geconfronteerd, wat weer terugwees op het hogere geestelijke. Natuurlijk zit daar een les in. Alles wijst terug op het hogere. Het Germaanse sprak. Zoals de christenen Jezus terugverwachten, zo verwachtten de Germanen Surtr, de reus van de herschepping, die zou komen op zijn dodenschip met moeder Hel, de godin van de vruchtbaarheid. Dat zou gebeuren op het toppunt van Ragnarok. Moeten wij opnieuw de veertiger jaren in, of kunnen we gewoon nu dieper de dertiger jaren in om het diepere verschijnsel te begrijpen, te zien waar het op wees ? De Egyptenaren verwachtten Ra op zijn dodenboot, Ra en zijn onderwereldbemanning, en we zien al deze dingen terug in het sinterklaasfeest, van sinterklaas die komt op zijn boot met zijn zwarte pieten. En de pieten stellen dan het gereedschap voor van Ra, om door de poorten van de onderwereld te kunnen. Dat is ook het geheimenis van Ra-Shu, waar we veel over geschreven hebben. Shu of Sa was als het ware de achternaam van Ra, en stond voor zijn onderscheidingsvermogen, intelligentie, de hemel, om boven het aardse uit te stijgen, als een vogel. In het Hebreeuws komt dat terug als de rasha, de stammen van de wilde jongens, zij die zich afgezonderd hebben van het wereldse. Er is een groot verschil tussen de wilde jongens en de wereldse jongens die zich geconformeerd hebben, die allemaal hetzelfde zijn. Wij hebben daar veel over geschreven. En dat rasha geheimenis ligt diep verborgen in de psycho-analyse van Rusland. Maar wie luistert hier naar ? Of ze zijn overmatig pro-Rusland, of ze zijn overmatig anti-Rusland. Nuance is ver te zoeken vandaag de dag. Men overpolariseert en generaliseert er maar op los vandaag de dag, en gaat zo van vlees tot vlees. Ze willen niet zien wat er achter de schermen ligt. Ze willen het niet bekijken in de context van de geschiedenis en de voortijden. Men kijkt er niet pastoraal en psychologisch naar. Het is allemaal zwart-wit wat de pot schaft, maar er moet nog synthese komen. De wilde jongens zijn de herauten, de aankondigers, van het amazone tijdperk. De amazones zullen komen. Moeder Natuur zal haarzelf herstellen. Deze wereld moet de baarmoeder weer in, moet weer een geestelijk moederbesef gaan krijgen. Elk macho gedrag, en elk vitesse gedrag, moet eraf. Stoere en vlotte jongens behoren niet tot de wilde jongens, want dat zijn reclame makers voor de stad. Ze hebben moeder natuur om zeep geholpen, maar moeder natuur zal hen hun plaats wijzen. De parasieten zullen afsterven, overweldigd worden door de hogere natuur. Nu leeft de mens nog parasitair. De mens heeft nog parasitaire ideeen en idealen. zijn De mens is haar vijand, leeft in vijandschap tegen haar. Er is een stok in haar hand, een speer die zij werpt, een pijl die zij afschiet. Zij wil de mensheid doen ontwaken, maar daarvoor moet het vleselijke afgedaan worden. De mens moet besneden worden, en de vleselijke mens moet sterven. De mens is dus in gevecht met zijn spiegelbeeld. De mens is zijn eigen ergste vijand. Surtr komt terug, de grote, herscheppende context in de Germaanse literologie, en Ra komt terug, Ra-Shu, oftewel de rasha, de wilde jongens, die onder het natuurvuil van de moeder zijn als zwarte pieten. Ra was met zijn dodenreizigers diep de grond onder gegaan. Door het Shu-geheimenis van de hemel keerde hij weer terug. Kijk daarom naar Rusland en ontcijfer het. De geschiedenis herhaalt zich, ook al is het vleselijk, het wijst op geestelijke realiteiten. De spaanse griep was de 1900se corona en er was de eerste wereldoorlog, en het leidde de mens tot de put van de dertiger jaren, en toen kwam Duitsland, en toen kwam Rusland. Deze entiteiten zijn met elkaar in gevecht. Er ligt iets diepers onder. Weer herhaalt het zich vandaag de dag, totdat we het dieper zullen zien. Het roept, en het is het geroep van de wilde jongens die de komst van de amazones aankondigen. Niemand gaat met het vleselijke wegkomen. De Rasha zijn de asceten die niet conform zijn. Ook Jeremia behoorde tot de rasha. Hij streed ook tegen de oude, ingedutte inzettingen, net zoals Ismael en Ezau. Rasha, of rosh : de beginne. Er zal een nieuw genesis komen. Dat is het boek Behemma. Hierin zal de oerkennis geopenbaard worden, het ware genesis. Dat is een orions genesis. We zien om ons heen de putten van de danaiden. Zij scheppen voor eeuwig water in een bodemloze put of vat, dragen voor eeuwig water naar de zee. Dat zijn de vleselijke christenen die we om ons heen zien, altijd met vorm en ijdelheid bezig zijn, waar alles om hun eigen clubje draait, hun eigen familie, etc. Ze leven langs alles heen. Het zijn de sluiers van het leven. We moeten daar doorheen om onze weg zien te vinden. Het is heel tragisch, maar er liggen diepere dingen onder verscholen. De reis is terug naar het orionse genesis. Van belang is het dus dat de danaiden uit je leven worden gedreven. Ga bij jezelf na in hoeverre en hoe je nog water naar de zee draagt. Vorm geen eenheid met de danaiden. Het zijn de doellozen, waterloze wolken. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ DE VEERTIGER JAREN : OPKOMST EN VAL VAN HET VLEES – DE ORIONSE LADDER Ja, we zijn in de dertiger jaren terechtgekomen, door het Rusland geheimenis. Nu moeten we vat krijgen op het veertiger jaren geheimenis, de overgang van de dertiger naar de veertiger jaren, als onderdeel van het Ragnarok. De Germanen kwamen. Duitsland viel Europa aan op grote schaal. Er drong iets, wat zich vleselijk vertaalde. Er is een hoger Duitsland en een lager Duitsland. We moeten gaan kijken wat er achter de schermen gebeurde. In werkelijkheid kwamen de Valkyries om de gevallen berserkers en einherjars op te nemen. Zij waren bedekt met de moeder aarde, als zwarte pieten. Zij droegen het geheimenis van de moeder aarde en waren klaar om ingewijd te worden. De Valkyries kwamen, maar in de materiele wereld kwam dit omgedraaid door. Er was iets heel anders, iets veel diepers, gaande in de geestelijke wereld. Dat geheimenis moet ontrafeld worden. Het is allang gebeurd. En het blijft zich herhalen totdat de mens het gaat zien. De veertiger jaren. Wat is het ? De valkyries, de germaanse strijdgodinnen met hun gevleugelde helmen, kwamen, voor de opname. We zien de ladder tot de hemel verschijnen. Het vlees doet een totaal aanval. Rusland moest deze aanval temperen. Uiteindelijk kwam nazi-Duitsland, het lagere, vleselijke Duitsland, ten einde door Rusland, door Stalin. De rasha kwam, de wilde jongens, hen die door de valkyries waren opgenomen en terug werden gezonden de strijd in. In het ragnarok ga je van strijd tot strijd. Er moeten vele afgoden vallen. Ook moeten er vele reuzen en vele beesten vallen. Dat gebeurde in het tijdperk van de veertiger jaren, het hoogtepunt van de ragnarok. In de veertiger jaren breekt de wolf Fenrir los om de goden te verslinden, maar komt hierdoor ook zelf ten val. Reuzen slepen elkaar tot de afgrond. In de veertiger jaren storten alle elementen in. Het is een nieuw genesis, een orions genesis. Goliath roept tot de mensheid. Het is een machine. Het is allemaal voorgeprogrammeerd. Doet steeds hetzelfde kunstje. De veertiger jaren : de opkomst en de val van het vlees, als de orionse ladder. Uitgave : Rodenbergs Predikanten Fonds (RPF) ________________________________ MORGEN IN DE KRANT Ik ging naar een vissersstadje dichtbij. De visnetten hingen gewoon boven de straten soms. Ik liep langs een park waar een man zat met zijn zoontje. Hij had zich helemaal over zijn zoontje gebogen, en had zijn arm over zijn schouder, en fluisterde liefdevol naar hem. 'Zo'n vader had ik niet …' mompelde ik in mezelf. Ik kon me niet herinneren dat hij ooit zijn arm om me had heengeslagen als kind. Ik slenterde verder en kwam langs een vishandel genaamd 'van Treur.' En ik mompelde : 'Ja, het is inderdaad treurig.' Ik kreeg toen ergens in de stad bij een winkel een gesprek met een aardige mevrouw over ontvoeringen. Ze wilde alles van me weten, en vertelde tegelijkertijd alles over haarzelf. Ik kan haar gewoon het hemd van het lijf vragen, en zij blijkbaar ook van mij. Je raad het al. Na een tijdje hadden we niet veel kleren meer aan, en dat terwijl het koud was. We zijn toen samen naar het plantsoen gelopen, en we smeerden elkaar in met modder. Ja, we moesten wel, anders zou het echt te koud zijn. De modder voelde nog wel warm aan, en haar handen ook. Maar na een tijdje dacht ik bij mezelf : 'Waar ben ik eigenlijk in godsnaam mee bezig ?' Ik schaamde me ziek, ook naar de mensen die allemaal keken. Sommigen waren zelfs al foto's aan het maken, en ik dacht : 'Als dat maar goed gaat, want voor hetzelfde geld staan we morgen in de krant.' Maar die vrouw
Page 6
had een mentaliteit van : gewoon aanpakken. Iemand anders kwam erbij, en begon ons ook de kleren van ons lijf te vragen, maar ja, die hadden we niet meer, dus toen hebben we haar maar de kleren van het lijf gevraagd, en die moest toen ook ingesmeerd worden met modder, anders zou ze kou vatten. Ja, daar zat natuurlijk ook niemand op te wachten, dat iemand kou zou vatten. Dat is ook allemaal extra werk weer voor de dokter. Dat wilden we die aardige man niet aandoen. Die zit er natuurlijk ook niet op te wachten om nog meer geld aan iemand anders z'n leed te verdienen. Dat laten ze allemaal wel over aan de vissers. Goed, ik heb die twee vrouwen maar meegenomen naar huis. Ik moest toch nog iemand hebben voor de afwas. Maar ze kletsten me zoveel de oren van het hoofd af dat ik ze maar uit huis weer heb gezet, op de trein naar de apenheul, onder het mom van een leuk dagje uit. Ja, ik had m'n oren natuurlijk nog wel nodig. Ze mogen me uitkleden en met modder bedekken, maar kom niet aan m'n oren verder. De volgende dag werd ik wel geconfronteerd met mijn uitstapje, zeg. Ze konden het niet laten. Met allemaal foto's op de voorpagina. Het was wereldnieuws. Ik schaamde me rot. Ik was er trouwens wel overstuur over, en vooral kwaad, dat ze het voorval helemaal uit de context hadden gerukt. Ze hadden erbij geschreven dat het een circus act was, en dat wij zogenaamde 'vissers met blote handen' waren. Het was een soort reclame truuk voor het vissersstadje, alsof de vissers daar gewoon nog zelf de sloten en rivieren induiken om zelf met blote handen de vis te vangen. Ik was zo kwaad, want ik ben een vegetariër in hart en nieren, en vond dit niet alleen een grote belediging naar mijzelf toe, maar nog meer wel naar de vissen. Ik heb die twee vrouwen toen weer opgetrommeld, en die waren er ook misselijk van, en vooral kwaad, heel kwaad. We zijn toen met z'n drieën teruggegaan naar dat vissersstadje, totaal onder de modder, en we zijn toen stenen gaan gooien door de ruiten van die vishandels heen. Laten ze dat maar eens op de foto zetten voor de volgende krant. Nou, dat hebben we geweten. De dag erna waren er inderdaad foto's van in de krant weer, maar weer met een totaal ander verhaal in een hele andere context. Ja, schreven ze. Die stenen werden gegooid door 'de vissers met blote handen' omdat ze betere gebouwen wilden voor hun viswinkels. Er stond dus direct een oproep bij om te doneren naar die 'arme vissers met blote handen' om hun betere gebouwen te laten krijgen, en de kopers meer winkelplezier. Nou ja ! Wij waren alledrie natuurlijk woedend. Dat lieten wij natuurlijk niet op ons zitten. Wij zijn toen naar dat vissersstadje weer teruggegaan en hebben toen iedereen de kleren van het lijf lopen vragen, om ze vervolgens te bekogelen met modder. Dat werd een ware oorlog natuurlijk. En weer waren er allerlei fotografen bezig natuurlijk voor de volgende krant. De volgende dag werd er gesproken van een burgeroorlog in het vissersstadje. Het waren de vissers met de blote handen weer tegen degenen die hun werk niet genoeg respecteerden en niet genoeg vis kochten, met de oproep erbij om meer vis te kopen. Ik dacht : Zo winnen we het nooit natuurlijk. Maar ik wist toen één ding : We moesten naar die krantentent toe. Nou, we kwamen daar bij die krantenmakerij aan om ze het hemd van het lijf te vragen, om ze vervolgens met modder te bekogelen, maar het pand was geheel leeg. We slopen naar binnen, en zagen daar de type machine van de krant, zo'n heel ouderwets ding. We vroegen ons af wie al die tijd die malloterige dingen over ons had geschreven, als reclame voor het vissersstadje. Komt er ineens een heel klein jongetje onder een tafeltje vandaan kruipen. 'Sorry,' zegt dat jongetje. 'Heeft iemand van jullie me vader ergens gezien ?' Ik zeg : 'Ik weet van niks. Heeft hij al die kranten geschreven op deze type machine ?' 'Nee ik,' zei het jongetje. 'Waarom dan ?' vroeg ik. 'Dat moest van me vader,' zei het jongetje. 'Is je vader soms visser toevallig ?' vroeg ik toen. 'Nee,' zei het jongetje. 'Wat dan ?' vroeg ik. 'Oh, ik ken hem wel,' zei één van de vrouwen. 'Ze hebben een circus.' 'Ja,' zei de andere vrouw, 'dat circus maakt weer reclame voor de krant, en die krant maakt weer reclame voor het circus, en ook weer voor het vissersstadje. Dat heeft allemaal met elkaar te maken.' 'Helemaal niet,' zei het jongetje. 'Jullie weten er niets van. Me vader werkt bij de polisie, en hij zei : Schrijf maar de meest gekke en vreemde dingen in de krant. Maak ze maar helemaal gek. Dan heeft de polisie in ieder geval genoeg te doen. Ik onderbrak hem. Ik zei : 'Ik vind jou maar een vreemd kereltje.' 'Moet jij nodig zeggen met al die modder op je lichaam,' zei hij brutaal. 'Oh, wij waren toch vissers met blote handen van het circus om reclame te maken voor het vissersstadje ?' vroeg ik. 'Ja,' zei hij brutaal. 'Dat zijn jullie ook, maar dat wil niet zeggen dat jullie geen vreemde snuiters zijn.' 'Hallo,' zei ik, 'zo lust ik er nog wel meer.' In ieder geval pakte ik toen die type machine op en smeet het ding zo door de ruiten van de krantenmakerij. De volgende dag was er geen krant. Wel kregen we allemaal een papiertje door de brievenbus van het jongetje, waarop stond geschreven : 'Vandaag geen krant. De vissers met blote handen vonden dat ze al genoeg reclame hadden gemaakt. Nu moet iedereen maar zelf komen naar het vissersstadje om het uit hun eigen mond te horen.' 'Nog steeds vol praatjes,' zei ik tegen de vrouwen. 'Ik kan haast niet lezen wat hij schrijft,' zei één van de vrouwen. 'Er kon ook iets anders staan.' Ik keek eens beter naar de twee vrouwen. Ik keek beter en beter en begon toen echt naar haar te staren, en zag uiteindelijk dat het maar één vrouw was. Ze was nog steeds onder de modder, en ik ook. We hadden elkaar de kleren van het lijf gevraagd en stonden nog steeds in het park. 'Misschien zijn we gek geworden van de kou,' zei ik voorzichtig tegen de vrouw. 'Dat kan de kou doen,' zei de vrouw, die ook naar mij staarde. 'Dan ga je ijlen. IJsziek wordt je dan. Waar hadden we het eigenlijk over ? Oh ja, die ontvoeringen. Er is altijd een programma van op de tv, ken je dat ?' 'Nee,' zei ik, 'ik kijk bijna geen tv.' 'Vreemd,' zei ze, 'dat je dat niet kent.' Ik staarde haar aan. Ik bleef maar kijken. Ik kon mijn ogen niet van haar aftrekken. Ik kwam er meer en meer achter dat ik gewoon naar een boom zat te kijken. 'Mooie boom, hè ?' zei een oude man die langsliep. 'Ja, prachtig,' zei ik. 'Ik word er altijd zo duizelig van.' 'Ja, dat heb je met ijsbomen,' zei de man. 'Moet je nooit te lang naar kijken. Gebeuren er vreemde dingen.' 'IJsbomen ?' vroeg ik. 'Nooit van gehoord.' 'Niet ?' vroeg de man. 'Wordt overal tegen gewaarschuwd op het nieuws.' 'Ik kijk bijna geen tv,' zei ik. 'Lees je ook geen kranten dan ?' vroeg de man. 'Daar staat het ook telkens in.' 'Houd maar op over kranten,' zei ik langzaam. Hij typte wat in op een apparaat. 'Ja, hier heb ik er weer één,' zei hij tegen het apparaat wat af en toe piepte. 'Weer iemand die zomaar voor lange tijd naar een ijsboom loopt te staren. Hij is al duizelig zei hij.' 'Waarom zetten ze die bomen hier dan neer als ze zo gevaarlijk zijn ?' vroeg ik. 'Tja, waarom is de zon er, als je niet lang in de zon mag kijken,' zei de man. 'Gewoon een beetje aan de regels houden. Is gezond. Doet ieder mens.' 'Ik wist anders van niks,' zei ik. 'Dus ik kan niet eens meer van de natuur genieten ?' 'Met mate,' zei de man, 'alles met mate. Ze komen zo bij je.' 'Wie ?' vroeg ik. Maar de man liep alweer door. Mannen in witte pakken waren snel bij me, met een wit busje. Ik werd aan de beademing gelegd. 'Ternauwernood,' zei één van de mannen. 'Had je al vreemde hallucinaties die net echt leken ?' 'Volgens mij ben ik er nog middenin,' zei ik. 'Ja, is een bijeffect van de ijsboom,' zei de man in plat Rotterdams. 'Mag je nooit te lang naar kijken.' 'Ik kijk al bijna geen tv,' zei ik, 'en nu mag dit ook al niet ?' Ik keek eens beter naar de man toen ik daar lag. Ik keek beter en beter, en zag dat ik nog steeds gewoon naar een boom staarde. Er was helemaal niemand, en ook geen busje te bekennen. Ik was midden in het bos, verdwaald. Wat was er gebeurd ? Ik moest hier weg, maar ik stond als vastgenageld aan de grond. Ik vertrouwde niets meer. Ik had toennet het gevoel alsof ik lag, maar ik sta nog gewoon, gewoon naar een boom te staren. Ik probeerde een stap achteruit te zetten, en toen nog één. Toen probeerde ik om te draaien en weg te rennen, wat maar nauwelijks lukte, maar toch lukte het. Ik zag de boom kleiner worden, meer en meer in de verte, op de achtergrond. Ik probeerde te roepen, maar ik kon het niet. Telkens weer keek ik achterom, en telkens zag ik de boom kleiner worden. Nu wilde ik niet meer kijken, maar toch keek ik. Alsof ik eraan verslaafd was. 'Kijken is tegenwoordig ook al niet meer gratis,' dacht ik bij mezelf. 'Ik heb een vrouw nodig die niet mijn oren eraf kletst, maar mijn ogen eraf beweegt, of mijn ogen eruit kijkt, of wat dan ook. Ik heb een vrouw nodig die totaal mijn aandacht kan opslokken. Waar woonde ik ook alweer ? Oh ja, daar.' Ik klopte ergens aan en een vrouw deed open. 'Ben je daar eindelijk, schat ? Heb op je lopen wachten,' zei de vrouw. 'Je zei dat je wat chocola zou halen, maar je bleef wel erg lang weg.' 'Nou,' zei ik, 'ik heb het idee dat ik dan
Page 8
de verkeerde chocola gekocht moet hebben, want het is totaal niet goedgegaan, totaal niet. En het ergste is dat ik niet eens weet wie je bent.' 'Vervelend,' zei ze. 'Ja, ik weet het ook niet. Maar u klopte aan alsof u hier woonde, en u had zoiets vertrouwds over u dat ik dacht dat u misschien weleens mijn lang verdwenen vriend zou kunnen zijn, alhoewel u totaal niet op hem lijkt.' 'Vreemd,' zei ik, 'en dat allemaal om een stukje chocola ?' 'Ja,' zei ze, 'dat zou hij kopen, voor zowel hemzelf als voor mij, maar dat was de laatste keer dat ik hem zag.' 'Moet wel door het chocola gekomen zijn,' zei ik. 'Moet wel.' Einde Eerder verschenen in : De Onkrant, Winterboek, 2021 ________________________________ DE JIJDANS Ik moest iets terugbrengen naar de buurvrouw. Onze huizen hadden een laag dak, en alles was op de begane grond. Het waren lange huizen naast elkaar in mooi natuurgebied. Ik was nog maar half aangekleed en wat ik al aanhad zat nog verf op, dus dat wilde ik er eerst afwassen voordat ik naar de buurvrouw zou gaan. Ik had een raam openstaan en hoorde dat ze tegen haar moeder zei dat ze naar mij toe zou gaan al. Ik trok snel iets aan, en ging toen door een deur tussen onze huizen in naar haar toe. Ze had allemaal boekjes, pockets, uit de zestiger jaren van een serie genaamd Jijdans, waar vrouwenverhalen en meisjesverhalen instonden. Literatuur. Ik vond het mooie boekjes. Ze had ook een dwergenklok. Ik keek naar het ding. Ze glimlachte naar me. ‘Ja, eh, ik zou die boekjes wel willen lenen, van Jijdans,’ zei ik. ‘Oh, je mag ze wel houden,’ zei ze. ‘Ik doe er toch niks meer mee. Ze staan daar maar te staan.’ Ik was er dolgelukkig mee, en omhelsde haar. ‘Oh sorry,’ zei ik. ‘Ik vergat dat er nog verf op m’n kleding zat.’ ‘Geeft niks hoor,’ zei ze. ‘Heb je weer veel lopen schilderen ?’ Ik knikte. ‘Schilderen is mijn lust en leven, wild en woest. Maar nu zou ik wel weer wat meer willen lezen en schrijven.’ ‘Lezen en schrijven ?’ zei ze. ‘Goed idee. Wat vind je van mijn dwergenklok ?’ ‘Verschrikkelijk,’ zei ik. ‘Wel inspirerend, maar het lijkt wel een spookklok.’ ‘Dat is het ook,’ zei ze. ‘Het maakt hele vreemde geluiden. Door dwergen gemaakt. Het was een erfenis.’ ‘Kun je er wel van slapen ?’ vroeg ik. ‘Nee, eigenlijk niet,’ zei ze. ‘Het is nogal een storend ding.’ ‘Maar waarom houdt je het dan nog ?’ vroeg ik. ‘Tja, een erfenis, he, ik kan het niet zomaar wegdoen. Herinneringen,’ zei ze. ‘Goede of slechte herinneringen,’ vroeg ik. ‘Slecht,’ zei ze, ‘zeer slecht.’ ‘Wegdoen dat ding,’ zei ik. ‘Verkopen kan ook.’ ‘Ik wil het niemand aandoen,’ zei ze. ‘Ik houd het ding liever hier. Dan is iedereen er veilig tegen.’ Ik stond voor een raadsel. Ik zou haar graag willen helpen. Ze glimlachte. ‘Ik moet maar weer eens gaan,’ zei ik. ‘Maar die klok, he, die dwergenklok. Van wie was die klok ?’ ‘Van de moeder van mijn moeder, en zij had het ook weer geerfd en wilde het ook niet wegdoen,’ zei ze. ‘Ze heeft er een rotleven door gehad.’ ‘Ik vind dat zo vreemd,’ zei ik. ‘Kun je het niet beter vernietigen ? Gewoon, hup, het open haard in.’ ‘Ik heb geen open haard,’ zei ze. ‘Ik anders wel,’ zei ik. ‘Ik wil het best voor je meenemen, en dan verbranden. Dan zijn we er vanaf.’ ‘Ja, maar dan slaan de dwergen misschien terug,’ zei ze. Ik keek naar haar gezicht, wat ineens gesponnen en verkrompen was. ‘Dat gaat niet goed,’ zei ik. Ineens viel ze flauw. Ik bracht snel wat water voor haar. ‘D… die klok,’ mompelde ze. ‘Laat maar,’ zei ik. ‘Ik verbrand het wel.’ ‘Geen dank, en bedankt voor het lenen,’ zei ik. ‘Ze had de avond van haar leven.’ ‘Dat geloof ik zeker,’ zei ze. ‘Veel gedansd ?’ ‘Ja, de hele tijd,’ zei ik. ‘Ze kon niet meer stoppen.’ ‘Misschien zit er een mechanisme in waardoor je het kan uitschakelen ?’ vroeg ik. ‘Ik heb al gekeken,’ zei ze. ‘Er zit niks. Dat is het vreemde eraan. In ieder geval bedankt dat je me mijn witte jurk weer hebt teruggebracht.’ ‘Nee, nee !’ gilde ze. ‘Waarom niet ?’ vroeg ik. ‘Dan komen we onder een vloek,’ zei ze. ‘En dan gaat het de hele wereld over, want het is zeer besmettelijk.’ ‘Dat moet dan maar,’ zei ik. ‘Want dit is ook niks.’ Maar plotseling kon ik me niet meer bewegen. ‘Die dwergenklok is behekst,’ stamelde ik. ‘Ik zei het je toch,’ zei ze. ‘Laten we het maar laten zoals het is. Veel beter. Ik heb er mee leren leven. Misschien beschermd het wel tegen iets veel ergers.’ ‘Zo kun je het misschien ook zien,’ zei ik. ‘Misschien is het een kruis wat je moet dragen, als een extra zintuig.’ ‘Ja,’ zei ze. ‘Misschien kun jij er over schrijven en het raadsel oplossen.’ ‘Ik zal het proberen,’ zei ik. Ik ben toen weggegaan. De volgende dag bestond het huis van de buurvrouw niet meer. Het was zo ineens verdwenen. Ik heb haar nooit meer gezien, en ook haar moeder niet, ook al heb ik veel gezocht. Zo in het niets verdwenen, ook die dwergenklok. Nu vraag ik me af of het wel ooit echt bestaan heeft, of alleen maar in mijn fantasie of dwang gedachten. Ik heb soms het gevoel alsof het leven met mij een loopje neemt. Maar anderen zeiden dat het echt heeft bestaan. Of misschien was het een groeps-illusie ? Misschien is alles illusie ? En hier schrijf ik over. Ik probeer de herinnering hoog te houden aan mijn buurvrouw. Ze was een bijzonder mens. Ze gaf mij een rust die ik niet kon beschrijven, en dat terwijl ze in zo’n grote onrust leefde. Misschien heeft de dwergenklok haar meegenomen dieper het woud in ? Ik zoek nog steeds in de wildernis naar haar, maar dan bedenk ik dat dit misschien ook mijn kruis is, en mijn zintuig, waarmee ik moet leren leven. Het gemis van haar is groot, maar er zijn ook andere dingen. Ik kan over haar schrijven, en haar boeken lezen. Als ik Jijdans boekjes lees dan denk ik weer aan haar. De dwergen dansen om hun klok, Zij wonen hier al zo lang. Nee, weg willen zij niet, nog zoveel dingen te doen. En daarom dreigen zij, dreigen zij : Kom niet te dichtbij, deze dingen zijn van mij, ik, ik, ik, is alles waar ze aan denken, Ik sta al lang in de rij, voor een Jijdans (Eerder verschenen in : De Onkrant, Verzamelingen, nr. 6) ________________________________ MOULDERIE Moulderie heette ze. Ze had prachtige sandalen aan. Ik wist niet waar ze vandaan kwam. Ze scheen hier te wonen, maar ik had haar nog nooit eerder gezien. Ze was buitenlands. Haar tuin was natuurrijk, weelderig, en het was prachtig weer. Ik dacht dat er andere mensen woonden, maar die waren klaarblijkelijk alweer vertrokken. Moulderie keek me aan, alsof ze me al jaren kende. Het voelde heel vertrouwd. Ik was hier vroeger weleens geweest, toen er nog andere mensen woonden. Ze nodigde me uit binnen te komen. Er stonden hier allemaal rieten spullen en rieten stoelen. Het was een heel tropisch geheel. Ze maakte wat brood klaar met plakken kaas. Toen aten we wat broodjes. 'Ik snap jou niet,' zei ze. 'Je komt zo met me mee alsof je me al jaren kent.' 'Het lijkt wel zo,' zei ik. 'Waarom ben je zo ?' vroeg ze. Ik keek naar haar sandalen. 'Je bent zelf ook heel gastvrij.' Ja, zei ze. Ik heb het al elf dagen vol gehouden hier. Ik trakteer mezelf. De andere dagen heb ik me afgezonderd gehouden. En ik ben de traktatie ? vroeg ik. Wat contact doet de mens goed, zei ze. Hoe je het ook wil noemen. Ik knikte. Ik wilde gewoon weten wie hier nu woonde, zei ik. Ik ken het huis van vroeger. Vertel, zei ze. Ik keek weer naar haar sandalen. Het is goed zo, zei ik. Oh, ben jij er zo één, zei ze. Toch wel introvert. Ik heb twee kanten, zei ik. Ze keek me aan. Wat als … zei ze. Wat ? vroeg ik. Wat heb je om je hals ? vroeg ze. Een ketting, zei ik. Kreeg ik eens. Van wie ? vroeg ze. Het is goed zo, zei ik. Je wil er niet over praten ? vroeg ze. Ik keek naar haar sandalen. Mooie sandalen, zei ik. Ja, zei ze. Ze bewoog naar me toe en nam mijn hand. Kom, zei ze toen, en trok me naar boven, naar het zolder. Ik keek er
Page 10
helemaal niet vreemd van op, Het was alsof ik haar al jaren kende. Kijk door het raam, zei ze. Ik keek naar de bomen, naar de prachtige natuur, naar haar tuin, zo weelderig. Ook op zolder stonden rieten spullen. Hier wil ik dat je slaapt, zei ze. Er stond een bed met een deken op de matras. Het was verder een eenvoudig zolder. Ik wil dat je me wat uitlegt, zei ze … Maar toen werd ik wakker. Het was maar een droom. Ik dacht na over vroeger. Ik kende geen Moulderie. Ik vroeg me af wat het betekende. Ik dacht aan haar prachtige sandalen. Hoe zou een mens zoiets kunnen bedenken ? Het was hemels, en ook haar tuin. Misschien was ik wel in de hemel geweest. Ik liep toen naar wat boekjes die ik van een tante had geërfd. Ik had ze nog nooit gelezen. Ze lagen in een doos. Tot mijn grote verbazing ging het eerste boekje wat ik eruit greep over Moulderie. Ik begon als een razende te lezen. De letters duizelden voor mijn ogen, alsof ze tot mij sprak, alsof haar hand door de letters weer naar mij reikte zoals in de droom. Was ik wel echt wakker ? Ik greep naar mijn hand en kneep, maar voelde niets. Nee, ik had niet het idee dat ik echt wakker was. Toen werd ik eindelijk wakker. Ik had wel net wat boekjes geërfd van een tante, en ik begon ze allemaal te lezen, maar nergens ging het over Moulderie … (Eerder verschenen in : De Onkrant, Verzamelingen, nr. 6) ________________________________ DE OMWEG Er was een vluchtroute, een omweg, om de gebouwen heen. Het was hier weelderige natuur, aangewezen door een kind. ‘Ja, maar hij is nog maar een kind,’ werd er gezegd. ‘Ja, maar wat dan nog ?’ Het was een natuur verlichting van binnenin, heel subtiel, en het kind had daar de sleutels voor. Het was een bijzonder kind, en toen ze op de plaats aankwamen waar het kind altijd verbleef was het kind al weg. De lucht was vochtig, tropisch, vol natuur. Er was hier iets gebeurd. Men zocht naar het kind, maar het kind was nergens te vinden. Later vonden ze hem bij een rivier. ‘Hier moeten we verder,’ zei het kind, en wees naar een waterval. Er was daar een gangpad. Toen ging iedereen daar doorheen. Het bleek dat het kind de waarheid had gesproken, en daarom groeide het vertrouwen in het kind meer en meer. ‘Welk kind is het ?’ vroeg men. Er waren nu veel meer kinderen. Ook leken ze veelal op elkaar en zeiden dezelfde dingen. Toch was er verschil, groot verschil. Ze maakten een omweg. Niemand ging rechtsstreeks op het doel af. Dat zou te gevaarlijk zijn, en groot bedrog. Nee, het was iets literairs, een hemels gegeven. Deze kinderen waren genezers en wegwijzers. Om de gebouwen heen, niet van de gebouwen weg. Nee, het pad liep hier ergens doorheen. (Eerder verschenen in : De Onkrant, Verzamelingen, nr. 6)

De Essentiele Egyptologie


Page 0
Page 2
DE ESSENTIëLE EGYPTOLOGIE COAB 1970-2018 De Essentiële Egyptologie is een belangrijk en monumentaal geschrift binnen de Tweede Bijbel om de diepere wortels van het christendom te laten zien die in Egypte liggen. Het is in diepte geen religieus werk maar filosofisch en taalkundig. Vanwege het demonologisch fundament wordt er ook aandacht gegeven aan zaken als cryptiek en dualisme. Dit boek is voor hen die een diepgaande en serieuze studie willen doen naar het verband tussen de Egyptologie en het christendom. Voor verdere context studie en nadere uitleg van begrippen en bronteksten kan de Heilige Tweede Bijbel, Verzamelingen Vol. II, de York, geraadpleegd worden. De Essentiële Egyptologie is slechts een bloemlezing van dit veel grotere Egyptologische werk. Ook andere geschriften uit de Tweede Bijbel worden aangehaald, geraadpleegd en van commentaar voorzien. Deel I De Egyptische Wortels van het Christendom Hoofdstuk 1. De Egyptische Wortels van Jehovah Hoofdstuk 2. Het Begrijpen van de Vader Cultus Hoofdstuk 3. De Onderwerping van de Wil Hoofdstuk 4. Het Kain Verhaal Wat Zijn Oorsprong Heeft In Egypte - De Motor van de Gnosis Hoofdstuk 5. Ra in het Oude Testament Hoofdstuk 6. De Egyptisch-Israëlitische Wortels van het Wodan Mysterie Hoofdstuk 7. De Egyptische Wortels van Kaïn Hoofdstuk 8. De Egyptische Wortels van Amen Hoofdstuk 9. De Egyptische Wortels van Job Hoofdstuk 10. De Verborgen Egyptische Wortels van het Jozef Verhaal Hoofdstuk 11. De Egyptische Wortels van Korinthe Hoofdstuk 12. De Egyptische Wortels van Habakuk en Zefanja Hoofdstuk 13. De Heka-wortel van Haggai Hoofdstuk 14. De Verborgen Egypte-Wortel van Ezau Hoofdstuk 15. De Oorspronkelijke Ladder van Ezau in de Egyptologie Hoofdstuk 16. Het Tephnut Mysterie in het Paradijs Hoofdstuk 17. Het "Ik Ben" Principe van de Demonologie Hoofdstuk 18. Puzzelogie Hoofdstuk 19. De Jeremia Ervaring Hoofdstuk 20. Jeremia en de Krokodil Hoofdstuk 21. De Jeremia Put Hoofdstuk 22. De Wijnstok van Jeremia Hoofdstuk 23. Jeremia en de Rode Kroon van Noord-Egypte Hoofdstuk 24. Numeri Hoofdstuk 25. De Egyptologische Wortels van David Hoofdstuk 26. De Verzoening door Jezus in de Egyptische Wortels Hoofdstuk 27. Ragnarok in de Egyptologie Deel II De Dualistische Egyptologie Hoofdstuk 28. Het Slapende Christendom en de Dualistische Egyptologie Hoofdstuk 29. Het Grote SEKHMET Mysterie Hoofdstuk 30. De diepte van het Sekhmet-Hathor mysterie Hoofdstuk 31. Onder De Wraak Van De Oorlogsgodin
Page 4
Deel I De Egyptische Wortels van het Christendom Hoofdstuk 1. De Egyptische Wortels van Jehovah We komen in de zalen van de onderwereld, de grotten die door de Egyptenaren allemaal waren onderverdeeld in metaforische uren. Aan het einde van de nacht veranderd Ra in een kever, in Khepra, oftewel Geb-Ra, om de nieuwe dag aan te kondigen. Het Nederlandse woord "kever" heeft dus diepe Egyptische wortels. De kever is een verwerker van afval. De kever heeft geen smetvrees, maar grijpt het afval en schept erdoor. De kever is daarom het symbool van transformatie en nam een prominente plaats in bezit in de Egyptische kosmologie. Daarom betekent Ra ook in het Egyptisch : "bedekt met het heilige vuil", met de modder van de moeder grond, ook als camouflage. In het NT komt Khepra als Gabriel om de geboorte van Jezus aan te kondigen. De onderwerping van de wil is de sleutel tot de verlichting. De wil gaat tegen de kennis in, dus die moet gebroken worden, de verlamming ingaan. De verlamming is ook de betekenis van Nod in de Egyptische taal. In het boek Iyowb van het OT werd Iyowb (Job) tot de Nod-verlamming (nuwd) geleid. Hij begon te beven en te schudden, te trillen in hoge koorts, om zijn lagere wil tot onderwerping te brengen. Ook komt dit dus voor in het Israëlitische verhaal van Kaïn. Zijn "broer" Hobel werd de stervende RA genoemd (ra-ah, ra-a, herder, Hebreeuws), als een deel van hemzelf. Zijn tweede "broer" was Seth, als de opstijgende ibis. De mens moet tot kennis komen om de lagere wil af te schudden. De mens moet vrijkomen van de lagere wil, en opstijgen als de ibis, boven alles uit. In de Egyptologie, in de onderwereld, gebruikt Anubis de Nod (Nu-t) als een metalen instrument om het verstand en de mond van de ziel in de onderwereld te openen. Dit is ook verbonden aan de NTI of NTU, de poel van de vergetelheid, waar de mens eerst een heleboel valse kennis moet vergeten. Dit is dus ook een onderdeel van Nod. Om tot de "verlichting" (inzicht, uitzicht, overzicht, doorzicht) te komen, moet de mens eerst tot de verduistering komen, de oceaan van de vergetelheid in de onderwereld. Hiermee is Nod omhuld. Allen die tot Nod willen komen zullen eerst deze rivier of zee moeten overzwemmen. Dit wordt ook wel het grote Nirvana genoemd of de Lethe (Grieks). Op de tocht door de onderwereld veranderd Ra op een gegeven moment zelf in Nod. Hij moet dus in principe geboorte geven aan zichzelf. Wij hebben niemand anders van node. Dit zijn slechts symbolen in onszelf. Het is ons eigen lichaam. Nod is verbonden aan Geb, haar partner. Geb is in het Egyptisch ook verbonden aan KHABU, het neerbuigen. Door KHABU, het neerbuigen, komt Ra tot Nod, zijn diepere, creatieve ziel, zijn hart. Wij moeten neerbuigen in het stof als de slang, de Geb, om zo te komen tot de diepte van de moeder grond, Nod. Hier zijn de creatieve vuren van transformatie, in het hart van de grond. Dat is ook wat Khep-ra betekent : Het neerbuigen van Ra, Khabu-Ra. Ra komt tot Nod, en wordt dan tot Nod. Khepra is in de Egyptische taal de wording. Dit is ook wat het woordje Jehova betekent in het Hebreeuws. Daarom is er nooit een absolute, algehele scheiding tussen God en mens. De mens moet tot God worden, omdat het iets in de mens zelf is. Daarom moet er een balans zijn tussen het neerbuigen voor God en het worden tot God, en tussen het zoeken van God en het zijn van God, zoals dat ook in de Bilha wordt besproken. Dit heeft dus niets met de spijbelende zelfvergoddelijking van de New Age te maken. Er is ook een valse zelfvergoddelijking die tot verderf leidt, zoals in het Westerse pseudo-christendom, waarin de mens zichzelf door het bedrog van geloof en genade tot god maakt over anderen. Er is geen snelkookpancursus voor doe-het-zelf vergoddelijking. Alles is onderworpen aan stricte wetten en condities, en het zal altijd plaatsvinden in een hiërarchie van balanzen. De natuur heeft haar eigen rangensysteem. Het heeft niets te maken met persoonsverheerlijking, maar met het komen tot de diepere principes van het bestaan. Op dit pad zijn zoals gezegd vele valkuilen. Maar wij moeten dit pad van vergoddelijking bewandelen, om zo niet altijd alles op iemand anders te schuiven. Projectie is een gevaar. De mens moet zelf veranderen, en zelf tot het paradijs worden, anders komt de mens het paradijs niet binnen. De sleutel ligt in het worden, in Khep-ra, in Jehova als een esoterisch werkwoord, wat helemaal terugwijst naar het Orions-Afrikaanse moeder-principe van Ajawoe. De mens moet zelf de moeder worden. De mens moet zelf een schepper worden. Dit ligt op het pad van de gedaanteverwisselingen van Ra, oftewel Kaïn in het Israëlitisch, in de tocht door de onderwereld, door het land Nod, het lichaam van zijn moeder. De materie is het "vuile", en door het woord wat Khepra daarover spreekt komt er een veel hogere schepping. Zo schiep Khepra, de schepper van alle dingen, ook zichzelf. Het is een principe waarvan de kever een bepaald symbool is. Khepra, Khabu-Ra, is het principe van Ra (of Kaïn in het Israëlitische) die neerbuigt in het stof, die zich bedekt met de moeder aarde, komende tot het vuil van de materie waarin hij herboren wordt door het hogere woord hierin verborgen. Dit is het geheim van de sluiers van het Khepra mysterie. Materie is een verdraaiing van de oertijd, maar de oertijd ligt hierin nog wel opgeborgen. Geb is verbonden aan de Aramese Keba ark en de Arabische Kaaba steen die van wit tot zwart verkleurde. Geb wordt ook wel Seb genoemd, wat een afkorting is voor Sebek, de krokodillengod van de oorlog. Sebek is ook een godin. Het is slechts een onderdeel van Nod zelf. De krokodil is een krachtige metafoor van de timing van de baarmoeder, van de vruchtbaarheid, de regeneratie. De robotologie is gebouwd op timing. Daarom is Geb in zijn Sebek gedaante onmisbaar. Oorlog is hierin een symbool van de vruchtbaarheid. In de Tweede Bijbel wordt Sebek geschreven als het diepere gebeente van het Jezus Mysterie, als de oorspronkelijke code die ervoor zal zorgen dat dit mysterie opgelost wordt. De Jezus afgod zelf zal in dit proces totaal afsterven, als een sluier die weggeschoven zal worden. Hoofdstuk 2. Het Begrijpen van de Vader Cultus De stad verteld de mens om toch maar zoveel mogelijk te volharden in het zijn van het toebedeelde geslacht : man of vrouw, allemaal voor een markt. Het zijn geslachts-spelletjes die er gespeeld worden, en de kerk schept daar nog een flinke scheut homofobia op. De kerk is de hele dag obsessief bezig als de geslachts-politie om ieders gaatje of staafje te controleren, en door die hysterische obsessie worden we allemaal gesexualizeerd. Altijd en eeuwig zijn het juist de christenen die het altijd over sex hebben, en ieder ander mens wordt er kotsmisselijk van. Overal
Page 6
rollen hun ogen rond om over onze geslachtsdelen te gaan, want ja, alles moet natuurlijk blijven : mannetje-vrouwtje. Mensen van de gnosis zijn daar helemaal niet mee bezig. Zij keren terug naar de wonderlijke natuur, en zijn op de hoogte van de pracht van de geslachtelijke verwisselingen binnen de kaleidoscopische biologie van het beestenrijk. Vandaar dat de mens niet alleen maar zijn beestenpolen in zichzelf moet ontdekken, maar ook zijn geslachtelijke polen. Wees creatief. Wij zijn niet slechts man of vrouw, of mens of beest. Al deze polen stellen principes voor die we nodig hebben om uit de matrix te ontsnappen, om terug te gaan door de Arcturische lens, dus laat woordspelletjes, naamspelletjes en geslachtsspelletjes van kerk, stad en staat je niet tegen houden. Bijvoorbeeld de slak is een hermafrodiet die beide geslachtelijke organen heeft. Zij zijn dus tegelijk man en vrouw. Een ieder die zo'n grote bek heeft tegen homosexuelen en transsexuelen bijvoorbeeld zou eens goed de natuur moeten bestuderen, waarin in verschillende vissoorten de geslachtswisseling plaatsvindt, zoals in bijvoorbeeld de clownsvissen. Dit zijn normale biologische en anatomische processen. Ook gebeurt dit in de hermafrodiete papegaaivissen, en de haviksvissen bijvoorbeeld, maar de apathische mens blijft in de stad en kent de natuur niet. De apathische mens spijbelt er heel wat op los, en is bang voor de natuur. De wetten van de natuur hebben namelijk geen marktwaarde voor de mens. De hermafrodiete en geslachtswisselende beesten zijn een beeld van de veranderings-capacieten van de menselijke ziel. Zij vormen de sleutel voor innerlijke transformatie. Ook de octopus heeft verschillende veranderingstruukjes, voor camouflage en overleving, en vormt zo het midden van de schakelaar in de menselijke ziel die ontwaakt moet worden en geactiveerd. Vandaar dat de octopus op gezette tijden wordt besproken in de Tweede Bijbel. Het octopus-medicijn is een belangrijk en centraal poort-medicijn in het overschakelen in de esoterische driehoeken van dialectiek en diathesiek. De octopus representeerd een schakel-orgaan in de mens zelf. De christen denkt dus dat hij alles in kannen en kruiken heeft, maar op een dag zal de oneindige weelderigheid en diversiteit van de natuur hem overweldigen. Er is een heel trappenstelsel tussen het lagere zelf en het hogere zelf waar de mens over moet. De mensen en situaties rondom het individu zijn hiervan de tredes. Er is alleen het "zelf" en al zijn gecamoufleerde stadia. De psychofilosoof Carl Jung beschouwde het zelf als een archetype van heelheid. Het "zelf" zou ook gesteld kunnen worden als een archetype van het labyrint van het bestaan. De mensheid is verdwaald in het grote en raadselachtige bos van de individualiteit tussen het bewustzijn en het onbewustzijn in. Al deze treden bevatten een potentieel verborgen medicijn, klaar om ontdekt te worden. Het "zelf" is volgens Jung ook het regulerende centrum van de psyche. Het vader archetype is een belangrijk archetype, maar de mens snapt dit archetype niet. De mens heeft het lopen verletterlijken en dramatiseren. De mens heeft het zo gematerialiseerd en verkeerd voorgesteld dat het uitliep op een ware cultus. De vader cultus is een grote cultus op aarde waar we niet zomaar vanaf komen. Het is een stalker. In het orthodoxe christendom wordt de vader aanbeden, en de moeder genegeerd. Wat kunnen we hier van leren ? De man werd geschapen als het principe van onderworpenheid, het principe van horen en gehoorzamen, aan de hogere principes van het leven. Dit principe is in iedereen. Iedereen heeft een man-pool, als de bron van nederigheid, maar deze bron is verziekt en vergiftigd op aarde. De climax van het archetype van de "man" is de "vader", waarin de vader geinspireerd wordt door de moeder, en zo geboorte geeft aan een dochter, een boodschap, een antwoord. En zo wordt de kennis opgebouwd. Zo leert de vader ook de moeder begrijpen, als een beeld van de wijsheid. Dit is een mooie, paradijselijke allegorie. In het hogere paradijs geeft de man alleen geboorte aan dochters. In de lagere aardse gewesten, wat we "onder de schelp" noemen hebben vaders zonen, maar metaforisch is dit zijn eigen innerlijke kind, het kind-zelf. De vader is de climax van de sensitiviteit, als het breekpunt, waarin de valse natuur sterft, ook de vader zelf, als het afvallen van de sluiers van het lagere zelf, zodat het hogere zelf wordt geboren. De vader is de climax van overgave, submissie. Hier komt ook het hele Absalom verhaal bij kijken. Absalom had een plan opgesteld om zijn vader, koning David, om te brengen. De dood is een metafoor van het begrijpen. Absalom wilde het geheim van de vader begrijpen, en dat is ook wat zijn naam betekent : Ab-Shalom, de vrede van de vader, het compleet maken van de vader, het begrijpen van de vader. Hiertoe moest Absalom eerst de schaduw van de vader overwinnen. Absalom raakte in deze plannen verstrikt met zijn lange haren in de takken van een boom toen hij daar met zijn rijdier onderdoor reed, zoals de mythe vertelt, maar in het Aramees gaat dit om het komen tot begrip, tot de grotere context. Deze boom werd genoemd "de boom van wonderen". Absalom kwam zo in een nieuwe dimensie, in een nieuw gezichtspunt. In het Hebreeuws kwam Absalom tot de Sowbek, een netwerk van takken. Sowbek is verbonden aan het Egyptische Sobek, de krokodillengod van de oorlog, of in de Amazone theologie de Sa-Bak, de kennis van Bakroe, de kennis van de oorlog, de demonologie. Absalom zelf is als BS-LM de eeuwige Bosse, een scheppergodin van de Vur. In het Egyptisch is dit de woeste leeuwinnengodin Bast, die later in één van de Egyptische schandalen meer gemaakt werd tot een huis- tuin en keukenkatje, Bastet. Bast was oorspronkelijk een wilde zwarte panter van de oorlog. In het Eeuwig Evangelie breekt zij door de glazen wand van de markt om de slaven vrij te zetten en terug te nemen tot de natuur. Dit is de diepte van de Absalom code. Joab vermoordde Absalom toen hij daar hing, maar hoe moeten we dat esoterisch zien ? Christelijke ouders gooien hun kinderen dood met dit soort lugubere verhalen, maar vertellen niet de diepte ervan en wat het betekent. Joab is Yowab in het Hebreeuws wat uitgesproken wordt als YO-AV, meer als "Jove". "Jove", oftewel Jupiter, werd door de Romeinen gekozen als hoofdgod. Joab, oftewel Jove, was de legeraanvoerder van koning David, en zijn naam betekent : Jehovah is vader. Weer zien we hier het vader-principe terug. Jehovah betekent : worden, wording, en heeft zijn wortels in de Afrikaans-Orionse godin Ajawoe, de oer-moeder godin van de wijsheid, de godin van de metaforische oorlog en jacht. De wijsheid is in die zin niet alleen de vertaling, maar ook de wording. Ajawoe (Jehovah, Yahweh) is een belangrijk element in de motor van de schakelaar van de archetypes. Wij zullen deze motor van de gnosis gaan bespreken. Hoofdstuk 3. De Onderwerping van de Wil Anubis nam de dode altijd mee op een tocht door de onderwereld naar de hal waarin alles getest zou worden. Daarna zou de havik Horus komen om de dode te leiden tot Osiris. Na het oordeel door Osiris kan er een nieuwe schepping komen, door Kheper, de kever, een gedaante van Ra. Kheper schept door het afval. Hier gaat een enorme diepte in schuil. Hierover is het laatste woord zeer zeker nog niet gezegd. Al deze momenten van het geheugen zijn "heilig" in de zin dat alles een bedoeling heeft. Er gaat een groter script achter schuil wat door de Arcturische lens was vervormd, maar wat ook weer nodig is om het te herstellen. We mogen daarom niets zomaar weggooien, maar moeten de diepte ingaan. Al deze momenten zijn heilig in het geheugen. Ze hebben een bepaald plaatsje, iedere herinnering
Page 8
die je krijgt. Soms knagen ze, maar ze zijn heilig en hebben een diepere betekenis. Vraag jezelf af : "Waarom is het gebeurd ? Wat kan ik hiervan leren ?" Ook die herinnering zal vervormd worden. Het zijn belangrijke bestanddelen, als onderdelen van een heilige drug. Alles zal goedkomen. Alles is niet wat we denken dat het is. Er gaan belangrijkere dingen achter schuil. Ook de details zijn belangrijk. Je mag ook de hele kleine details van je leven in je hand houden en je hand omhoog steken en zeggen : "Ook deze herinnering, ook dit detail, is heilig en van belang." Christenen zijn aan de drugs. Dat mag duidelijk zijn. Daarom hebben wij een nog krachtigere drug nodig om hier doorheen te kunnen komen. Wij hebben een heilige drug nodig. Christenen zijn zwaar aan de drugs. Daarom moeten wij nog zwaarder aan de drugs raken, maar ditmaal een goede, heilige en educatieve drug. Christenen zijn aan een dodelijke drug, maar wij hebben een drug die tot het leven brengt, oftewel tot een hoger bewustzijn. Onze drug is de drug van verlichting, en dan hebben we het niet over daadwerkelijk licht, want teveel licht kan verblinden, maar we hebben het over overzicht, doorzicht en inzicht. Zowel in de Septuagint, het Griekse OT, als in het Gnostische scheppingsverhaal, is de boom van kennis, de boom van de gnoston (het gekende, een vorm van gnosis, kennis), een goede boom waar de eerste mens de heilige, paradijselijke drug van de hogere kennis ontvangt. Gnosis is namelijk in de Griekse grondtekst de sleutel tot de behoudenis in de woorden van Jezus. In het Grieks zien we dan in het paradijs de boom van de gnoston, de gnosis, als een poort tot de hogere wereld, die alles behalve een makkelijke wereld is, want er moeten zoveel raadselen in opgelost worden. Wij komen tot dit geheim als het zegel van de waterdoop is verbroken, wat ook een stokpaardje van de christenen is. De waterdoop is voor veel christenen één van de fundamenten van de redding en het christelijke geloof. Metaforisch gezien valt daar wel veel voor te zeggen, maar leterlijk gezien is dat natuurlijk pure onzin en volksverlakkerij. Het is groot boerenbedrog en een vorm van religieus materialisme. Wel kan het dus soms helpen als symbool, als een bepaalde profetische strategie, maar de christenen hebben de waterdoop veel te veel macht gegeven, en zo ontstond er dan ook een geest van teveel dopen tot het punt dat het een overdoop was. Het is een dooptik! Pure geestesziekte! Het is voor veel christenen een obsessie, en de werkelijke diepere betekenis is daardoor verloren gegaan. Achter deze sluier bevindt zich dus de heilige drug, waar de Vur ook veel over spreekt. Dit is een heilig kruid of zaad wat visionaire vermogens heeft, om de mens tot die andere wereld te brengen. Wij mogen door de sluier van de waterdoop gaan om zo te komen tot een diepere betekenis van het Adam en Eva verhaal. We mogen terugkomen door het sluier van de zondvloed, en dan een hapje nemen van de kennis. De christenen hadden deze boom 100% verboden, want ze willen niet dat mensen kennis krijgen. Ze willen mensen blind houden. De boom van kennis is een dualiteit. Er is een goede boom van kennis en een slechte boom van kennis, want er is ook valse kennis, en die is juist nodig om de goede kennis te vormen. Wij mogen inderdaad niet nemen van de boom van valse kennis, maar christenen hebben deze mythe geheel uitgebuit en de boom van kennis werd geheel gedemoniseerd, overgedemoniseerd zoals wij dat noemen. Het zegel van de waterdoop die een christen wordt opgedrongen is een geest van verkrachting. Nogmaals : soms kan dit symbool helpen, maar het mag niet overdreven worden. De waterdoop moet dus een stapje terugnemen. Het verkracht mensen. Het komt op privé terrein. Daarom is het ook belangrijk de heilige drug te nemen om je zo tegen deze geest te beschermen. Daar is de Vur ook voor gekomen. De heilige drug wordt geschonken door Nephthys, de zuster en schaduw van Isis. Nephthys en haar zuster Isis zijn in de Egyptische pre-Israëlitische mythologie de twee godinnen op de ark. Nephthys is de godin van het water en de nacht. Zij draagt een huis met een mand als dak op haar hoofd. Haar man, Seth, is de god van de wildernis, en haar zoon is Anubis. Zij is degene die de boot van Ra in de diepte van de onderwereld sleept, terwijl haar zuster Isis de boot weer optrekt. Deze zusters zijn een dualiteit. De drug leidt tot slaap, en dan tot een hogere ontwaking als in een droom. De heilige slaap die dan vat is waar Anubis voor staat, haar zoon, haar vrucht. Dit is achter het zegel van de wedergeboorte. De wedergeboorte is een christelijk item wat zwaar wordt overdreven. In het christendom wordt de mens zogezegd "overgeboren". Alles draait om de wedergeboorte door een paswoord, en de diepte laten ze niet zien. Vandaar dat het verwende babies zijn die rondrennen om elkaar de hersens in te slaan. Ze groeien nooit op. Ze willen alleen geboren worden, maar niet opgevoed worden. De wedergeboorte, alhoewel belangrijk, is een overdreven, corrupt stokpaardje geworden in het christendom waaraan alles getest wordt via wachtwoord spelletjes. Het is een papier dictatuur. Het zijn aanbidders van blokken hout. Het christelijke zegel, de sluier van wedergeboorte, moet verbroken worden om tot de heilige slaap te gaan, om zo opgevoed te worden door dromen. Nephthys is als het meisje met de zwavelstokjes die deze heilige drugs aanbiedt. Zo komen wij tot het Anubis mysterie, de gids door de onderwereld, de slaap. Ook wordt er in het christendom veel gehamerd op het ontvangen van de heilige geest, maar zodra de geest is ontvangen slaan ze elkaar weer de hersenen in over wie de juiste geest heeft en de juiste interpretatie van de bijbel. Vele spelletjes worden gespeeld. Het is een arena. Vandaar dat het zegel van het ontvangen van de geest verbroken moet worden. Men moet door de sluier gaan, en komen tot de onderwerping van de wil, want de valse wil van de mens is tegen zichzelf verdeeld en moet overwonnen worden. Dit is waar de aardgod "Geb" voor staat. De mens moet dieper de aarde in, om zo zijn wil te onderwerpen aan het hogere. Contracten met de bijbel en met spoken en geesten zoals in het christendom heeft verder geen enkele zin als de wil nog niet verbroken en onderworpen is. Anubis leidt tot de aardgod Geb, een groot mysterie. Het is geen echte god, maar een archetype, een principe. De Geb-dynamiek moet begrepen worden in de filosofie en psychologie van de Egyptologie. Het is geen persoonsverheerlijking zoals in het christendom. Het is educatieve demonologie. Geb is in de Egyptische taal de poel van het vuur waarin de wil gebroken moet worden : KHEB. Dit is voor christenen een vies woord, want christenen willen altijd de poel van het vuur ontwijken. Ze willen de tucht niet. Ze verafschuwen de hel, maar de hel is zelfs in de bijbelse grondteksten vaak iets heel positiefs, als een medicijn, om zonden en leugens weg te snijden. Deze aarde is de hel, als een onderdeel van de hel, om ons te beproeven en te zuiveren, ja, zelfs om ons te genezen. Het is om ons wakker te schudden en op te leiden. Dit is waar Geb, de aardgod, voor staat. KHEB is in het Egyptisch als een wesp die ons moet steken om onze aandacht te trekken. Heb je die wesp al in je leven ontdekt ? Ook is KHEB een honingplant. De bij moet tot de bloem gaan om zo tot de honing te komen. Het leven lijkt misschien bitter, maar er is zoetheid binnenin. Geb is in het Egyptisch het diepste binnenste, de QEB, als een diepere reis, een circuit. Wij gaan telkens in cirkels, dieper en dieper, als een spiraal, dus het lijkt hetzelfde, maar het is net even iets anders. GEB kopieert en vermenigvuldigt. Geb verdubbelt, geeft loon. Deze wenteltrap bevindt zich in het midden van de poel van het vuur. GEB is het centrum (QAB). Het vuur van de geest in de Griekse bijbel is namelijk hetzelfde woord als het vuur van de hel. Het is precies hetzelfde. Wij moeten hier doorheen om onze wil te onderwerpen aan de gnosis. Het gaat niet om "Doe wat je wilt" zoals in het Crowleysche genade-christendom, die liefde onder de wil heeft gezet. Zij aanbidden de vleselijke wil, de lagere wil. Maar de gnosis wil de wil onderwerpen, zodat alle hogere kennis zichtbaar wordt. Dus niet "Do what thy wilt", zoals in het duivelse crowley christendom, "want alles is toch genade". Nee : "Uw Wil geschiede", en de gnosis is de ware wil, namelijk "kennis". Het is heel simpel. Het gaat niet om de wil, het gaat om de kennis. Daarom is Geb een prachtig esoterisch mysterie. In de Egyptische boeken van de onderwereld is Geb de paal waaraan het vlees moet afsterven, waar de wil aan gebroken wordt en zo onderworpen. De wil van de mens is namelijk een grote vijand. De Geb-palen in de onderwereld, als een beeld van het kruis, de stauros in het Grieks, wat ook paal betekent, hebben de koppen van Anubis, van jakhalzen, hyena's, wolven of honden. Anubis is de brenger van slaap. Alleen op het pad van de heilige slaap, na het nemen van de heilige drug, zal de wil onderworpen worden. Als wij gewoon in de stad en in de kerk blijven om te lofprijzen met zombies dan zal onze wil nooit gebroken worden.
Page 10
We moeten de heilige slaap in. We moeten wachten op de nacht. Geb wacht op ons, een groot mysterie in de Tweede Bijbel. Hoofdstuk 4. Het Kain Verhaal Wat Zijn Oorsprong Heeft In Egypte - De Motor van de Gnosis Geloof en goedkope genade zijn twee zware drugsstromen in de kerk, die dan ook weer hun eigen wet maken. Het zijn spijbelaars die dan hun eigen school opzetten, en alles wordt getest aan een bepaald boekje. Het is het Crowleyaanse christendom van "Do what thou wilt", doe wat je wil, want alles is genade en het gaat om geloof. Het zijn spijbelfeestjes, want kennis willen ze niet. Ze zijn er vies van. "Ewwww," zeggen ze dan, al die verwende kinderen. Alles wat ze willen is snoep, veel snoep, een suikerzoete Jezus, maar die dan wel een ieder die hun konten niet kussen voor eeuwig naar de hel zendt. Het is dus zwaar giftig snoep. De suikerzoete Jezus is dus gemeen, achterbaks en hypocriet. Maar ja, die kent iedereen zo langzamerhand wel. Alleen de volgelingen van die Jezus doen alsof hun neus bloedt. Het is als praten met dronkaards. Ze zijn niet voor reden vatbaar. Geloof en genade zijn hun toverstokjes, en ook hun gesels. Ze martelen mensen hier mentaal mee en daar is zeker het laatste woord nog niet over gezegd. Geloof en genade, twee gevaarlijke zusters, twee sluiers waar we doorheen moeten. Wat is er aan de overkant ? Geloof en genade is een Noord Korea op zichzelf, als een extremistische islamitische staat cultus. De ware militaire dienstplicht van de gnosis hebben ze ontlopen, en ze hebben nu zelf hun eigen materialistische militaire bewind opgezet, als de december moorden van Suriname. Geloof en genade zijn twee uiterst onbetrouwbare corrupte leiders. Het zijn de ontstekingen van de samenleving. Als een kankergezwel woekert het voort. Geloof en genade, twee demonische toverspreuken. Zo komen de hersenen onder een vloek, en het hart gaat verloren. Wat is er toch gebeurd ? Wat is er aan de hand ? Deze geesten broeden en liegen dat het een lieve lust is, en zij sleuren velen met zich mee. Het is de zombie apocalypse. Deze wereld is verrot tot de pit. Het is een zieke appel. Ze aanbidden de dood. Niets schokkeert hen nog. De eeuwige hel is hun vader, hun obsessie. Maar daar mag niets over gezegd worden. Nee, want dan is het huis te klein. Zij dulden geen tegenspraak. Het is hetzelfde als hen die terrorisme bedrijven naar dieren toe door hen in slachthuizen en pelsfokkerijen te stoppen, en als er dan een tegen-actie komt van dierenbevrijdings fronten, dan worden die acties terrorisme genoemd. Het is totaal omgedraaid. Hierover gaat het oordeel van de gnosis komen. Er wordt gelogen, en men liegt totdat men barst. We hebben wel gezien dat dit oordeel vaak niet recht voor z'n raap is. Geweld is ook niet de oplossing. Educatie is de oplossing. Er is geen heil in oorlog in de materiële wereld. De oorlog moet in de hogere wereld uitgevochten worden, door de demonologie. Het oordeel komt door de kunst, door de educatie, waarin dingen rechtgezet worden. Het oordeel gaat door een hoger rechtssysteem dan het aardse. Het oordeel is metaforisch. De natuur zal zelf met dingen afrekenen, dingen omzetten, op haar tijd. De vleselijke mens wil altijd snelle afrekening zien en neemt vaak het recht in eigen handen, maar de natuur neemt de tijd. De natuur doorziet alles en heeft een hoger plan. Mensen die de gnosis kennen hebben een onderwijs-plicht. Daar ontkomen we niet aan. Maar dit gaat niet op een materiele manier. Het gaat door het hart. Soms gaat dit onderwijs zonder woorden. Soms moet je je terugtrekken om de zielen in de andere wereld te onderwijzen, of om onderwezen te worden door hen. Alles komt van twee kanten. Geloof en genade zijn twee gevangenis-implantaten in de mens. Het ligt om het verstand van de mens heen, opdat het verstand van de mens dom blijft en onder de drugs, als een dokters-spuit. Het is heel demonisch. Geloof en genade verlammen de mens. Ik vind het verhaal van Kain en Hobel een mooi verhaal. Niet de Westerse versie, maar de Hebreeuwse versie. Hobel wordt RA (RA-A, Hebreeuws) genoemd, als een herder, en Kain was een abad, dienstknecht, van de adamah, de rode moeder aarde. Hobel betekent adem in het Hebreeuws. We kennen allemaal het verhaal van Kain die zijn broer vermoordde, maar dit is diep metaforisch in het Hebreeuws. Het is een beeld van het uitademen, van het doden van het vlees, de valse schaduwnatuur. Hobel was in die zin een deel van Kain, dus niet echt een broer, maar een onderdeel. Weer zien we hier de Egyptische wortels terug, want RA moest inderdaad sterven om zo in de baarmoeder van zijn moeder, Nuwd, te komen, als een tocht door de onderwereld voor wedergeboorte. Moeder Nuwd komt in het Hebreeuws terug als het land Nod, waar Kain zich dan vestigt. Nod betekent nomadisch, maar zelfs in het Hebreeuws wordt ook soms het woord Nuwd gebruikt. Genesis 4 12Wanneer gij de aardbodem bewerken zult, zal hij u zijn volle opbrengst niet meer geven; een nomade en een vluchteling (nuwd) zult gij in de onderwereld (erets) zijn. Kain moest door de dood van Hobel, de RA, dus in het Hebreeuws de onderwereld in naar het land Nuwd, zoals in de Egyptologie Ra in de baarmoeder van zijn moeder Nuwd moest, om een nomade te zijn in de onderwereld, om zo zijn weg te vinden tot de wereld van de ziel. Mozes die in de mythe deze verhalen zou hebben opgetekend had een enorme grote kennis van de Egyptologie, omdat hij daarin was opgevoed. In het Aramees, de andere moedertaal van Hebreeuws, is Nuwd het land van de ontwaking. In het Aramees wordt het woord "RA" gebruikt voor de grond. Nuwd is in die zin in RA zelf, in Kain zelf. 11En nu, vervloekt zijt gij, ver van de bodem, die haar mond, PEH, de baarmoeder, heeft opengesperd om het bloed van uw ach, broeder, van uw yad, mannelijk geslachtsorgaan, te ontvangen. De ach of akh, de broeder, komt voor in de Egyptologie als de levende ziel in de onderwereld, als het onderwereld-lichaam, dus "broeder" is puur metaforisch in de zin dat het gewoon een parallel van de persoon zelf is. Kain en zijn ach zijn dezelfde persoon. De ach is dus de RA die moet sterven om zo dieper in de onderwereld te komen om zo te ontwaken. Het Hebreeuws windt er verder geen doekjes om : Het gaat om een vruchtbaarheids-principe. De yad, het mannelijke geslachtsorgaan, komt in de peh, het vrouwelijke geslachtsorgaan, om zo het bloed van het sterven aan het vlees in haar uit te storten, als het zaad voor het nieuwe leven. Daarom is sexualiteit een metafoor van de demonologie. Een paar dagen geleden had ik een droom over moeder Nod, en haar gezicht was de kern-energie van de hogere dromen. Haar gezicht bleef veranderen. Ik kon niet lang in haar gezicht kijken, omdat
Page 12
het te intens was. Als kind zijnde droomde ik vaak over de Egyptische moeder Nuwd, Nod. Ook het nageslacht van Kain is metaforisch, als zijnde zijn eigen gedaante-verwisselingen, zoals Ra in de onderwereld. Het is het principe van de vruchtbaarheid. 16Toen ging Kaïn weg van het aangezicht des Heren, en ging wonen in het land Nod, ten oosten van Eden. 17En Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw en zij werd zwanger en baarde Henoch; daarna werd hij de stichter van een stad en hij noemde deze stad naar zijn zoon Henoch. Henoch, Enak, betekent in de Hebreeuwse worteltekst de initiatie en de educatie. Hier moest Kain doorheen, als een vestiging in het land Nod. Ook betekent Enak overgave, als de onderwerping van de wil. 18En aan Henoch werd Irad geboren. Iyrad is in de Hebreeuwse worteltekst de afzondering, de isolatie. Dit is belangrijk om de overgave en de onderwerping van de wil verder te verdiepen. Dit heeft met het hele proces van de heilige gebondenheid, het heilige touw, te maken. Dit was het teken van redding in het boek Jozua, want Rachab werd gered door het touw. In de Egyptische onderwereld boeken heeft het touw een prominente plaats, en is vaak verbonden aan de slang, die een beeld is van het touw. In de Egyptologie wordt Geb soms afgebeeld als een slang, als de zoon van de aarde, als beeld van de onderwerping van de wil. Dit is waar Kain toe naderde in de onderwereld. Ook Nod zelf is als een touw in de nacht. Daar droomde ik als kind vaak over. Dan werd ze heel lang en dun en onbereikbaar. Dit gebeurde ook in de Egyptologie. Zij was de partner van Geb. Ik kende de Egyptologie als kind zijnde niet, maar droomde er al wel van. Het was altijd extra sterk als ik ziek was, koorts had. Ik kon gewoon in de onderwereld kijken. De moeder verandert in een koord om ons in veiligheid te brengen in de aarde, in Nod. Hier is de kern energie van de dromen, de motor van de gnosis. De ach, de akh, de Hebreeuwse broer-metafoor, het onderwereld-lichaam, is in de Egyptologie een ibis, die zo boven alles uitstijgt. In Genesis 4:7 wordt er aan Kain in het Hebreeuws beloofd dat als hij goed doet, dan krijgt hij Se'eth, het oprijzen, het opstijgen boven alles. In de wortels is dit een wapendrager. Kain krijgt inderdaad later deze nieuwe metaforische "broer", oftewel een ibis, erbij, genaamd Seth. Seth komt ook uit de Egyptologie, als de god van de wildernis en de nacht, een zoon van Nuwd en Geb. Het is één van de gedaantes van Ra, zijn oorlogs-gedaante. Se'eth was beloofd aan Kain, wat ook zwellen betekent in het Hebreeuws, als het zwellen van het mannelijke geslachtsorgaan voor de oorlog tegen het kwaad. Het zijn oorlogs-metaforen die de mens helemaal verkeerd heeft voorgesteld. Wanneer het mannelijke geslachtsdeel de schede van de vrouw ingaat, dan gaat hij de oorlog in tegen het vlees, om zo geboorte te schenken aan een andere gedaante in hemzelf. Dit is de diepte van de tocht van Ra door de onderwereld. Het is om geboorte te schenken aan het innerlijke kind. Ra moest daarvoor eerst zijn leven geven. Doet ons dat niet ergens aan denken ? Ook Jezus moest zijn leven geven, maar dat moeten we allemaal. Niemand ontkomt aan deze principes. In die zin is alles dus "communistisch" van aard. Iedereen gaat door hetzelfde heen. De tocht door de onderwereld, door moeder Nod, is standaard. Hoofdstuk 5. Ra in het Oude Testament Timing is één van de belangrijkste dynamieken van de robotologie, als een belangrijk kenmerk, waar de krokodil symbool voor staat, oftewel de Sebek, Sa-buk, in de Egyptologie, een gedaante van de aardgod Geb, als onderdeel van de Nod-moeder. Ra ging op zijn bootje door het lichaam van de Nod-moeder, zoals Kaïn in de Israëlitische theologie door het land Nod trok. Ra werd op deze tocht bijgestaan door Sa, die de wachters van de poorten van de uren aansprak, als de timing van de kennis. Sebek komt in de Egyptologie ook voor als godin, en heeft haar diepere wortels in de Afrikaanse godin Buk, de eerste mens (Zuid-Sudan, Ethiopië), als een vruchtbaarheids-godin van de rivieren en de nacht. Zij is de Indiaans-Surinaamse oorlogs-godin Bakroe. SA-BUK betekent in die zin de timing van de demonologie, van de baarmoeder. In het Aramees is de ark de QEBU, de doorgang tot een diepere ruimte, waar een voorhangsel voor gehangen werd (Ex. 40:3). Ook is de ark een beker. Het voorhangsel is in het Aramees ook een vrucht van de ceder. Hier zien we de boom van kennis terug. De mens nam de vrucht en ging tot een andere dimensie, als een doorgang. Dit is wat de ark is. In Ex. 40:4 gaat het in het Aramees over die ruimte, die ingenomen moet worden, de ruimte van de tabletten, van het Woord. Ook is het de ruimte van een kandelaar wat in de Hebreeuwse wortels een juk is. In vers 5 moet tot 'Zij die zingt', de Aramese betekenis van een altaar, in dit gedeelte genaderd worden. Zij die Zingt is in het Egyptisch Nod, "Nu-ti", de zingende godin. Geb is dan de doorgang tot Nod, zijn partner, die de psalmen draagt. De Geb-Nod schakel is belangrijk in de Egyptologie, zoals dat ook in het OT is. De Geb is de tocht door Nod, als de boot van Ra, de Aramese ark, de Kebu. Ra komt veel voor in de Hebreeuwse tekst van het OT, in verschillende vormen, die allemaal net even iets anders worden geschreven, maar vaak dezelfde uitspraak hebben. Zo is er RA de herder, die de ayin A in het Hebreeuws heeft, en RA als de openbaring wordt geschreven met een alef A. Ze worden beiden hetzelfde uitgesproken, alhoewel soms de ayin vanuit de keel wordt uitgesproken. In het Mozes verhaal in het laatste hoofdstuk van Deuteronomium, hoofdstuk 34 wordt Mozes in de Hebreeuwse grondtekst geleid tot RA, de openbaring, en hem wordt het beloofde land getoond. Tonen is dan de vertaling van het woord RA in het Hebreeuws. RA werd gegeven aan Mozes als een visioen, maar er werd bijgezegd dat Mozes het beloofde land niet zou binnengaan. Het was voor het zaad van Mozes. Dit heeft een hele diepe betekenis. Mozes had een ontmoeting met RA gehad, en stierf. De PEH, oftewel de moederschoot van de aarde, opende zich in vers 5. En dan in vers 6 wordt hij begraven in de QEBU-RA (qebuwrah), een grafplaats in een vallei. We zien hier dus dat Mozes in de ark (qebu, Aramees) van Ra gaat, in de boot van Ra, om een tocht door de onderwereld te maken. QEBU-RA is in het Egyptisch Geb-Ra en Khepra, de kever als één van de gedaantes van Ra, die door Aker (Hagar), de veervrouw van de boot van Ra in de sarcofaag-teksten van het Middenrijk, in een sarcofaag door de onderwereld werd gedragen om hem in de morgen te verwekken (als de zoon van Hagar, Ismaël). Zo kreeg Mozes door de Khepra in vers 6 deel aan het geheimenis van wedergeboorte. Hij zou dus via een omweg naar het beloofde land geleid worden, door het sterven, zodat zijn zaad tot het beloofde land zou komen. Dit wordt ook in de Vur besproken, dat we niets direct kunnen bereiken, maar alleen door het cirkelen, de subtiele energie, door het ondergrondse pad te nemen. De QEBU is dus de ark in het Aramees, wat in het Hebreeuws de Arown is. Aäron, de broer van Mozes, stelt dus in die zin de ark voor. Het hele leven van Mozes was al een tocht door de onderwereld, de erets, in de Hebreeuwse grondtekst. Mozes moest plaats maken voor Jozua, Iesous in de Septuagint, als zijn zaad, wat verwijst naar Jèsoe, de Orions-Afrikaanse dynamiek van kennis. Mozes had dus RA ontmoet en werd aan RA gelijkvormig, en moest sterven aan zichzelf door de
Page 14
baarmoeder van de onderwereld in te gaan in de boot van RA. Mozes kwam dus zoals RA tot moeder NOD, of het land NOD, het land van Kaïn. In het Hebreeuws is Mozes Mosheh, en in het Arabisch Moesa. MOA-SA betekent in het Egyptisch "de timing van de wet". Hoofdstuk 6. De Egyptisch-Israëlitische Wortels van het Wodan Mysterie Mozes wees op de slang in de woestijn als een groot geheim principe van redding, wat verdiept werd in het Jozua-verhaal wat erna kwam. In het boek Jozua, Iesous in de Septuagint, wordt het touw als het grote geheime principe van de redding aangewezen in het verhaal van de inname van Jericho. Zij die gespaard wilden blijven moesten een rood koord uit het raam laten hangen als een teken. De hoer, Rachab, gehoorzaamde aan dit bevel. Zij had met ditzelfde rode koord Israëlitische spionnen laten ontsnappen uit de handen van de koning van Jericho. Het is een mythe met een enorme diepte, Egyptisch van oorsprong, en helemaal verkeerd voorgesteld door het Westen. Het mysterie van het touw kwam al voor in Egypte, in de onderwereld boeken. Het touw moest de boot van Ra voorttrekken, en hield de boot van Ra veilig. Soms was dit touw een slang. Als leerling van Mozes moet Jozua een enorme kennis van de Egyptologie hebben gehad. Ra-chab komt van het Egyptische Ra-Geb, oftewel Geb-Ra, de Khepra-kever van de morgenstond, als een beeld van de wedergeboorte en de opstanding van Ra nadat zijn lagere wil is afgeschud in de diepte van de onderwereld. In Khepra, Rachab, ligt dus het mysterie van het touw opgeborgen. Rachab betekent in het Hebreeuws : grote leegte, grote ruimte hebben, "openminded" zijn. Dit is dus de weg naar het reddende touw wat ons altijd weer voorttrekt, en wat er voor zorgt dat we niet afwijken of verdwalen. Het touw leidt ons door het labyrint, zoals in de Griekse mythe van de draad van Ariadne. Wij kunnen alleen het touw ontvangen als we "rachab" zijn, oftewel vrij van vooroordelen, leeg. Wij moeten loskomen van het lagere zelf en de lagere wil. Dit gebeurt op de RA-tocht door de onderwereld. In Deuteronomium 33:26 wordt God beschreven als een Rakab, een soortgelijk Hebreeuws woord wat rijder van een beest betekent. Wij moeten niet door onze wil bereden worden, maar wij moeten de wil beteugelen en berijden. Dit is de definitie van het woordje "God", als het berijden van ons lagere zelf zodat het niet over ons heerst. Wij moeten onszelf disciplineren en temmen. Dit is ook de Egyptische woordwaarde van Khepra, namelijk dat de kever het afval gebruikt, tot nut maakt, erdoor schept. Dat is ook de symbolische betekenis van de hoer (Rachab), namelijk dat zij alles naar binnen neemt en zo dit van binnen transformeert en geboorte geeft, wat natuurlijk niet inhoudt dat wij letterlijke hoeren moeten zijn. Het is maar een metafoor, en we moeten klaar komen met deze dingen. Vandaar dat Jezus ook zegt dat hoeren zullen voorgaan in het koninkrijk der hemelen. Een hoer is een metafoor van iemand die het kruis draagt, die het niet van zich afgeworpen heeft, oftewel iemand die geen geestelijke smetvrees heeft. Ook de maagd is een bijbehorende metafoor die zich niet bevuilt aan de zonde. Wij moeten het lijden dragen, maar hierin mogen wij niet zondigen. We mogen niet materialistisch worden en dingen gaan verletterlijken. Zo moeten wij Maria Magdalena ook vertalen, dat zij geen letterlijke hoer was, maar iemand die net als Jezus haar kruis droeg. In de gnosis waren zij partners. Maria Magdalena was de vrouwelijke Jezus, de godin. Daarom is aan de goede kant van de dualiteit de hoer van Babylon die op het beest rijdt een beeld van de hoer Rachab, als de grote menger, als tegengesteld tegen het nazi-christendom. Het is een beeld van de opkomende Khepra die zichzelf regenereert door het afval. Dit is een mooie diep Egyptische symboliek. In de symboliek horen de hoer en de maagd bij elkaar, als twee kanten van dezelfde munt. De archetypes van de hoer en de maagd scheppen samen een nieuwe wereld, een paradijs, een hemel. Het zijn diepe realiteiten van het zelf in de mens. Deze gestaltes zullen aan de oppervlakte komen. Zij zullen voortkomen vanuit de zee van het verleden. Zij zullen mysteriën gaan oplossen. In Genesis 41:43 wordt Jozef een Ra-kab (Khep-ra) waardoor alle knie zich voor hem buigt. Hij werd tot heerser over het land Egypte. Door Rakab, Khepra, wordt het lagere zelf onderworpen, en moet buigen. Zonder de rakab kon er geen hand of voet opgeheven worden (:44). Dit gaat dus om het ware principe hoe het zelf te overwinnen. In de Eliza mythe in het Hebreeuws-Aramees is Rakab verbonden aan de boogschietende donderstorm godin. De bliksem is hierin een voorstelling van het heilige touw. Dit is ook het hele mysterie van Wodan, de oppergod van de donder in de Germaanse kosmologie. Hoofdstuk 7. De Egyptische Wortels van Kaïn Het kwaad is in de Egyptologie een dualiteit. Het is iets heel relatiefs en neutraals in veel opzichten, en kneedbaar. Door slechte timing wordt het goede het kwade. Het kwade kan dan door de juiste timing weer het goede worden. Ook door een verkeerde volgorde of hiërarchie kan het goede het kwade worden, en ook dat kan weer teruggedraaid worden. Het gaat dus niet om het "ja" of het "nee", maar om het "hoe". In de Egyptologie zijn de vijanden, net als de goden en de godinnen, archetypes die een keerzijde hebben. In de Egyptologie moesten de goden en godinnen de vijanden overwinnen door de vijanden te worden en een andere invulling te geven. Tegenstander is een heel relatief begrip. Ook de Israëlieten en de Grieken hanteerden het principe van de dualiteit, en bij de Azteken kwam het ook voor. De christelijke wereld rekende af met deze dualiteit, en polariseerde alles, en begonnen de oude teksten heel eenzijdig zwart-wit te maken, en verschrikkelijk kortzichtig begonnen zij alles te verletterlijken. Hetzelfde lot onderging Kaïn, die oorspronkelijk uit de Egyptologie kwam. Ka-en-moat, de Wet van Ka-en, was de slangenwachter van het zevende uur in het boek der poorten. Ka-en was de Egyptische basis voor Kaïn, als de wachter van het zevende uur van de nacht. In dit uur ontvangt de ziel in de onderwereld de veer van Moat. Deze veer moest het vlees doden en testen. Zo kon de veer boven alles uitstijgen, om zo voor Nod te komen, het verhoogde bewustzijn, de kernenergie van de dromen. De veer is het symbool van het nomadische leven, van het land Nod, of moeder Nod. Het nomadische is de begrijpende, verdiepende en vertalende dynamiek. De veer is dus een teken van het overwinnen van het kwaad, als het begrijpen, transformeren, verdiepen en doorvertalen van het kwaad, door de keerzijde ervan onder ogen te komen. De wet is hierin verbonden aan de waarheid, die doorzichtig is en transcendent. Verderop in het uur ontvangt de ziel in de onderwereld de sikkel, wat een beeld is van timing. De sikkel weet wanneer het oogsttijd is. Dit is belangrijk, want zelfs het goede is het kwade als timing ontbreekt. Kaïn was de landbouwer in de Israëlitische mythologie, de drager van de sikkel. In het zevende uur van de Amduat komt de ziel in de onderwereld vrij van de apep-slang. Apep is een titel voor de vijand van Ra, en staat voor glibberigheid. De ziel krijgt hierbij hulp van de magie van Isis, wat in de Orions-Afrikaanse mythologie Jèsoe is, het principe van kennis. De ziel is inmiddels in de grot van Osiris, Aser, aangekomen, en komt tot de poort van Aser. Het zevende uur is genoemd : Het overwinnen en onthoofden van het kwaad, wat een metafoor is voor het analyseren. Dit is een groot mysterie. De ziel leert hier zeilen door de magie van Isis (Jèsoe). Dan
Page 16
komt de ziel tot Osiris, Aser, die omhuld is door de Mehen slang. Mehen is de naam van een oud Egyptisch bordspel. Osiris is dus onder de hoede van een spel, en de slang betekent ook het touw, als een teken van leiding en bescherming. Het touw zorgt er namelijk voor dat de boot wordt voortgetrokken en niet afwijkt van het pad. Osiris is dus in de Mehen slang, op een troon. Zonder deze slang zou hij niet kunnen regeren. De slang is een teken van de heilige gebondenheid, oftewel de robotologie. Zonder deze slang zou Osiris van de troon afvallen, en afwijken van het pad. Door de Mehen slang heeft hij ook zijn vijanden overwonnen, oftewel zijn eigen lagere zelf, zijn lagere wil. Die is in drievoud geknield, gebonden en onthoofd voor zijn troon. De lagere wil is onderworpen. Dan spuwt de Mehen slang vuur om de lagere wil totaal te vernietigen. De drie delen van de lagere wil worden door de Mehen slang verslonden. In het middelste register is Ra ook omhuld door de Mehen slang, en ontvangt de ziel de Mehen slang. De Mehen slang leert de ziel te transformeren door verschillende beelden. Die beelden zijn onderdelen van het Mehen spel. In de Tweede Bijbel wordt Mehn besproken als een land. Op een bepaald punt in het zevende uur van het boek der poorten heeft Qaen, Kaen, een menselijke gedaante en heeft een touw om zijn nek, als beeld dat zijn woorden gebonden zijn en zijn adem. Adem is de betekenis van Hobel, de broer van Kaïn in de Israëlitische mythologie, wat een beeld is van zijn eigen sprekende capaciteiten die de heilige gebondenheid, oftewel leiding, ontvangen. Dit is de Egyptische diepte en oorsprong van het Kaïn en Hobel verhaal. Hoofdstuk 8. De Egyptische Wortels van Amen Kaïn (Hebreeuws : Qayin) komt uit het Egyptische Boek der Poorten. Ka-en was de naam van het zevende uur, als Ka-en Moat, de Wet of Waarheid van Ka-en, waarin de ziel op de tocht door de onderwereld de wetten van de metaforische landbouw moest leren kennen, en daarvoor de sikkel ontving als een symbool van de timing. Kaïn was daarom ook in de Israëlitische mythe een landbouwer. In het zevende uur zien we dan ook de god Qan of Qa-en met een ketting om zijn nek, als een symbool dat zijn spreken gebonden is aan de wet, oftewel zijn adem. Dit komt ook terug in Spreuken 1 : 8Hoor, mijn zoon, de tucht van uw vader en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet; 9want zij zijn een liefelijk sieraad voor uw hoofd, een keten voor uw hals. De halsketting is de ANAQ in het Hebreeuws, en ook die komt van het zevende uur van het Egyptische boek der poorten. ANAQ is de god van de bedwinging van de tong, de wachter van de tong, die ervoor zorgt dat een mens niet overmoedig of verkeerd spreekt. ANAQ is dus de leiding van de mond. De liefelijkheid is chen, of khan in het Hebreeuws, en dit betekent ook gebed. Het spreken is de adem, wat de betekenis is van Hobel in het Hebreeuws, dus het verhaal van Kaïn en Hobel gaat gewoon over het uitademen van Kaïn, het beteugelde spreken van Kaïn. Dat is ook de definitie van liefelijkheid, khan, als tegengesteld aan het roekeloze en overmoedige. Ook Ra op zijn nachtboot is beteugeld. Hij is omhuld door de mhn slang, vaak Mehen genoemd, of de amen slang. Dit is ook een bordspel in het Egyptisch. Het laat dus duidelijk zien dat de tocht door de onderwereld maar een spel is, een puzzel. Amen betekent verborgen. De amen slang moet Ra veilig houden en voortleiden. Het is als een touw, een ketting. Amen is in de Egyptische mythe de verborgene en de getrouwe die de gebeden hoort. Er is maar één letter verschil tussen touw en trouw in het Nederlands. Zij horen bij elkaar. De mens moet loskomen van de lagere aardse wil door in het verborgene te gaan, tot het hogere touw waarvan de amen slang een beeld is. Vanwege deze Egyptologische kennis die Mozes had richtte hij de Israëlieten in de wildernis op de koperen slang die hij had laten maken, als beeld van redding. In het boek Jozua, van de leerling van Mozes, is het beeld van redding het touw. Slang en touw zijn hetzelfde. Ook in de poëzie van het Eeuwig Evangelie in de Tweede Bijbel wordt dit benadrukt dat het raadsel van de slang de enige is die de mens over de rivier van de dood kan brengen. Alles komt aan op dit gebed van David in Psalm 141 : 3 Here, stel een wacht voor mijn mond, waak over de deuren van mijn lippen; 4neig mijn hart niet tot iets kwaads om in goddeloosheid boze daden te volvoeren met mannen die bedrijvers van ongerechtigheid zijn, en laat mij van hun lekkernijen niet eten. 5Slaat een rechtvaardige mij, het is liefde, kastijdt hij mij, het is olie voor mijn hoofd, die mijn hoofd niet zal weigeren. Dat is dus oorspronkelijk de les van het zevende uur van het Egyptische boek der poorten, het uur van Ka-en Moat, oftewel de Wet van Kaïn. In het Amduat boek van het verborgene troont ook Osiris, Aser, in het zevende uur omhuld met de amen slang (mhn, Mehen, Mehn), wat erop duidt dat dit in het verborgene was. De mens moet alles achterlaten om de diepte in te gaan, om zo weer meester te worden over het zelf, als de onderwerping van de lagere wil. De mens die nog in de glitterwereld wil zijn vol van illusies kan deze meesterschap nooit behalen. De Amen roept ons tot het verborgene, het verlatene, om een tocht te maken door de onderwereld. Amen zelf zal ons beschermen en leiden. Het is een slapend deel in onszelf, als de slapende slang, het slapende touw. Het is een metafoor met een groot potentieel. Als wij dan omhuld zijn door de amen slang, zoals Ra en Osiris, dan zal ook de sikkel van timing tot ons komen. Dan gaan we inzicht krijgen in tijden en seizoenen. Dit behoort allemaal tot het grote spel van Amen. Door timing worden er weer nieuwe deuren in ons geopend die daarvoor nooit geopend konden worden. Ook Ka-en, Kaïn, had deze ketting in het boek der poorten, als een halssnoer. Het is een magisch halssnoer wat ons leidt door de onderwereld, als een amulet, wat ons alert maakt voor de gevaren en ons er tegen beschermt, die ons niet laat afwijken van het pad. In het Israëlitisch is dit dus de Anaq-ketting, of Enak-ketting. Enak, Anowk, oftewel Enoch, was de eerste zoon van Kaïn, die op het geheimenis van het halssnoer wees. Dit was dus de god Anaq, de poortwachter van de mond, in het zevende uur van het boek der poorten in de Egyptologie. In het achtste uur geeft het touw geboorte aan de mysteriën. Er komen hoofden uit het touw, als nieuwe avatars die de ziel nodig heeft om door de onderwereld te gaan, als het geheim van de transformaties. Het halssnoer bestaat dus uit meerdere personen, meerdere rollen, die samen de persoonlijkheid vormen. Het is dus een schijf van identiteiten die met elkaar mogen samenwerken. Elke identiteit is een sleutel voor een bepaalde poort. Na de dood van Hobel kreeg Kaïn een nieuwe broer : Seth. Ook Seth komt uit de Egyptologie. Seth behoorde ook tot de boot van Ra. Seth hielp Ra, als een andere gedaante van Ra, om de valse apep
Page 18
slang te verdrijven. Seth is de wildernis gedaante van Ra, en de duisternis, als de oorlogsgedaante. Seth droeg een speer om de apep slang van de boot weg te houden. Om de duistere Seth op te roepen moest Ra er dus wel voor zorgen dat hij in de mhn slang, oftewel de amen slang, zou blijven, in de verborgenheid. Alleen in de verborgenheid, in de Amen, kon Seth opgeroepen worden. In het achtste uur blijkt dat het touw, oftewel het halssnoer (slang), die Ka-en draagt, de magische capaciteiten heeft van het scheppen van de uren, als de schepper van tijd en timing. De uren zijn verschillende avatars die de ziel nodig heeft in de tocht door de onderwereld, als de belichaming van tijd en timing. Seth kon alleen komen toen Hobel, de adem, metaforisch aan zichzelf was gestorven, oftewel uit was geademd. Ook Osiris, Aser, is één van de hoofden die uit het touw komt. De mehen of amen slang (mhn, mn) wordt ook weleens vergeleken met de ouroboros slang die zichzelf opvrat, als een beeld van de regeneratie. In dat licht moeten wij ook het Kaïn en Hobel verhaal zien. De broedermoord was al een allegorie in Egypte, namelijk in het verhaal van Osiris en Seth. Dit is nooit letterlijk geweest, maar dit waren diepe inwijdings-mysterieën om zo los te komen van het lagere aardse, de schaduwzijde, oftewel de lagere wil. Het heilige halssnoer doodt het vlees om zo de ziel van de drager veilig te houden. Het doden is een metafoor van het toetsen. Ook in de Vur wordt deze symboliek en cryptiek verder uitgewerkt. 87. Het Toetsen Het heilige halssnoer draagt de paradijselijke kennis, zegt vers 14. Er wordt gesproken dat alles getoetst moet worden in de tabernakel. 17. De opslagplaats van schatten, de opslagplaats van heilige literatuur. Het wordt niet gevonden in het land der levenden. Hoofdstuk 9. De Egyptische Wortels van Job Ra gaat dus in zijn bootje door de onderwereld om zijn problemen te transformeren. Dit is de reden waarom hij door de nacht gaat, om een ander gezichtspunt op dingen te krijgen, om dingen in een grotere cirkel, een grotere context te plaatsen. Ra is een reiziger voor die reden, een reis door de ziel. Hij is geen materialist. Neen. Hij heeft alles achtergelaten. Hij is teruggegaan naar de baarmoeder tot een nieuwe schepping. Dit is gewoon een metafoor van de droomwereld, het eigen innerlijk vermogen om te scheppen. In wezen bestaat er geen dood, want alles is telkens in transformatie. Het droomlichaam van Ra werd de Afu of de Af genoemd. Iedereen heeft een droomlichaam. In het Insectische Dodenboek van de Tweede Bijbel is dit Ova die in zijn bootje over de groene rivieren van de wildernis gaat, want dat is ook de oorspronkelijke bedoeling, namelijk het teruggaan tot de natuur, het natuurlijke. Ova is de prins van de eiken, de vader van Osiris, en kan daarom gelijkgesteld worden aan Ra en Geb (Seb). Dit zijn dus allemaal vormen van Ra waarin hij transformeert in de onderwereld. De Afu, Af (Ova) is dus zijn verborgen lichaam, zoals we allemaal een verborgen lichaam hebben. In het Egyptisch is dit verbonden aan de Afa, het zaad, het vuil, de paradijselijke grond, wat in het Hebreeuws de afar (aphar) is. In het Egyptisch is de Afa ook weer een bepaalde klasse van goddelijke wezens in de andere wereld, en dit wordt metaforisch voorgesteld als een krokodil. Ook de krokodil gaat door de wateren heen, en het is een symbool van de timing. De afa-krokodil is een tegenstander, als een tester, in de zin dat hij zich niet zomaar met iedereen inlaat in goed vertrouwen. De afa-krokodil is waakzaam en toetst alle dingen. In de bijbel komen deze dynamieken terug in het Job verhaal. Omdat de letter "b" in het Hebreeuws, de BET, geen punt heeft in het woord Iyowb wordt de b als een V uitgesproken, als EYOVE. Zou de punt er wel zijn dan zou het gewoon als een b worden uitgesproken. We zien hier weer duidelijke de Egyptische oorsprong : Eyove of Eyova komt van de Egyptische Afu, Ave, van Ra, het verborgen lichaam. Ook Eyove maakt een reis door de nacht, door het lijden, en wordt geconfronteerd met de krokodil. Afu, Ave, of Eyove, is een vorm van Ra, en wordt door de christenen aanbeden als Jehovah en door de Romeinen als Jove (Jupiter). Job, oftewel Eyove, wordt beschreven in de bijbel als zonder zonde, dus goddelijk. In het Aramees is Eyove de thummim, de heilige steen van de hogepriester waaraan hij alles toetst. Thummim betekent perfectie. Er werd door de hogepriesters niet getoetst aan de bijbel of andere geschriften, maar aan de perfectie zelf. Jeremia waarschuwde voor de valsheid in geschriften, en viel zelfs de geschriften van Mozes aan, zoals ook Petrus en Paulus met elkaar in strijd waren. Zo zien we dus ook eindelijk het kruis van de vader in het OT, van Eyove, als Jehovah geincarneerd, die later door de Romeinen werd overgenomen. Oorspronkelijk was dit dus Afu, het verborgen lichaam en zaad van Ra, maar langzaamaan begonnen alle Egyptologische betekenissen verloren te gaan. Afu, Af, komt ook weer terug in het Hebreeuws als "vader", Av, wat ook geschreven wordt als "ab" waarin de b geen puntje in het midden heeft, dus als een V wordt uitgesproken. Ab en de uitspraak Av zijn dus nauw aan elkaar verbonden. In het Egyptisch is de AB (JB, IB) het hart, het zelf, de kennis. Ook is het de tegenstander, de toetser, die alles zuivert en zuiver houdt. AB is dan ook een goddelijkheid, soms de goddelijke dynamiek van het graan. Achter graan schuilt een diepe symboliek, die ook weerspiegelt in het Hebreeuws en Aramees. AB is het creatieve verbeeldingsvermogen, het vermogen tot mengen, en ook het zaad, als een medicijn. AB heeft dezelfde betekenis als eb in de Nederlandse taal en ebb in de Engelse taal. Ook is AB het gevlekt zijn. Door zijn lijden werd Eyove (Job) ook bevlekt. AB betekent het zien van verschillende kleuren. Wij mogen symbolisch door de natuur bevlekt worden voor die reden. De AB (ABB) is ook de kever, de scarabee, het symbool van de transformatie van vuil. Daarom is de Afu bekleed met de aarde, met de modder, met het "vuil", om dit tot transformatie te brengen, wat dus een pad is van de gnosis. Ook is dit ter camouflage. Ra was natuurlijk een spion in de onderwereld, en een heleboel gevaren bedreigden hem. Verder is AB in het Egyptisch de aandacht, de dorst. Nu is het zo dat de mannelijke Hebreeuwse pool, de shama, een mannelijk woord staande voor luisteren, horen en gehoorzamen, een beeld is van de gevoeligheid, gedreven door een dorst tot het hogere. De vader dynamiek is dan de climax van de gevoeligheid, waardoor er dus daadwerkelijk een verbinding komt met de moeder dynamiek, en dan is geboorte het resultaat, de ontvangst. De man-pool kan dus niet zonder de vader-dynamiek. De man-pool moet uitgroeien tot de vader, maar dan als doel om de moeder te bereiken. In het christendom is dit weggekapt. Jehovah betekent wording, wat de kever is in het Egyptisch, de kepra, oftewel Geb-Ra, Ra bedekt met de aarde. Om alles te transformeren moet de mens dus niet de aarde ontvluchten, maar dieper de aarde ingaan, zoals Ra. Als de manpool in de mens uitgegroeit is tot de vaderpool, dan is dat het punt van het ontvangen van de ziel, het komen tot transformatie. In de Egyptologie is de AB de vliegende kever (ABB), en het vliegen zelf, wat ook de kracht van de ibis is die boven alles en achter alles uitvliegt. De vaderpool is een belangrijke climax in de demonologie om een brug te slaan tot de moeder. Het stopt dus niet bij de vaderpool zoals bij de christenen, en die hebben daardoor ook een heel verkeerd vaderbeeld ontvangen vanwege het ontbreken van de moederpool. De manpool is dus allereerst een zoonpool die moet uitgroeien tot vaderpool om zo tot de moederpool te komen. Dit is waar esoterisch Absalom, een zoon van David, voor staat : Absalom wilde het geheim van de vader begrijpen, en dat is ook wat zijn naam betekent : Ab-Shalom, de vrede van de vader, het
Page 20
compleet maken van de vader, het begrijpen van de vader. Hiertoe moest Absalom eerst de schaduw van de vader overwinnen. Hij moest dus afrekenen met het valse vaderbeeld. Het is een metaforisch verhaal wat niet letterlijk genomen mag worden. Absalom kwam met zijn haren in de eiken terecht. Deze boom werd genoemd "de boom van wonderen". Absalom kwam zo in een nieuwe dimensie, in een nieuw gezichtspunt. In het Hebreeuws kwam Absalom tot de Sowbek, een netwerk van takken. Sowbek komt van het Egyptische Sobek, de krokodil, wat ook weer verbonden is aan de Afakrokodil, als een beeld van de toetsende reis door de onderwereld. Hierom moest Absalom eerst "aan zichzelf sterven" oftewel de slaap ingaan, wat metaforisch door Joab, de generaal van David, gebeurde, die in de Hebreeuwse grondtekst drie maatstaven wierp in het hart van Absalom (drie toets-speren). In het Aramees waren dit drie "speren" van bliksem, drie plagen (ook : demonen). Joab heeft een bet, een b, in het Hebreeuws zonder een punt in het midden, dus het wordt uitgesproken als Joav, en dus weer in verbinding staat met de Romeinse oppergod Jove, Jupiter, de god van de donder, die als symbolen heeft : de eik en de bliksemschicht, wat ook weer terugkomt in het Absalom verhaal. We zien dus dat Eyove (Job) op verschillende plaatsen een dubbelrol speelt, als een dubbelspion. In het Absalom mysterie zien we dus de zoonpool worden tot de vaderpool door tussenkomst van het Eyove-Job mysterie (Joav-Joab), wat laat zien dat de reis door de onderwereld, door de nacht, van groot fundamenteel belang is. Het Eyove-Joav mysterie, waarin Joav de betekenis heeft van "Jehovah is vader" in de Hebreeuwse grondtekst, komt dus van het Egyptische Afu mysterie en het onderliggende Ova mysterie van "de prins van de eiken" (een symbool van Jove-Jupiter uit de Romeinse mythologie) uit de Insectische mythologie. Dit is dus van belang in het oplossen van de puzzel. Het Afu mysterie is dus beslissend in het schakelen tussen de polen binnen een mens zelf. Hoofdstuk 10. De Verborgen Egyptische Wortels van het Jozef Verhaal De vijand komt vaak niet als een brullende woeste leeuw die moordend in het rond gaat, plunderend en verslindend. Neen. Veel vaker komt de vijand als een vriendelijke vriend met allerlei cadeau's en verwennerij. Hij zal je niet onderwijzen over de dingen die je moet weten. Het is meer een gezellig slaapliedje. De vijand is een conformist die met de massa's meeloopt. Om de vijand te kunnen ontlopen moet je de diepte ingaan. We kennen allemaal het verhaal van Jozef die als slaaf werd verkocht door de Ismaëlieten. Hij kwam in het huis van Potifar, en we zien dan een soort Judas-verhaal waarin de vrouw van Potifar wil dat hij bij haar komt liggen. Omdat hij weigert komt hij door leugens van deze vrouw in de gevangenis terecht. In het Nieuwe Testament is de verrader een man, Judas, maar in het Oude Testament zijn dit vaak vrouwen. Denk aan Delilah, Eva en de vrouw van Potifar. Maar wat betekenen die verhalen eigenlijk in de diepte en de oorspronkelijke talen ? Wetende dat de Egyptische taal hieraan ten grondslag ligt, omdat Mozes een Egyptische opvoeding had gehad. Wat is nu werkelijk de diepere les van het verhaal van Jozef en de vrouw van Potifar ? In het Aramees zei de vrouw van Potifar dat Jozef ingewijd wilde worden in de mysteriën en de verborgen kennis ('LL) door tot haar te komen als zijnde een verpersoonlijking daarvan. Hij werd vervolgens in een kooi gestopt. In de Hebreeuwse wortels is de kooi (bayith, bayith cohar) de adoptie (banah). Jozef had zijn ouders verloren, en kreeg nu een nieuwe moeder. De vrouw van Potifar wordt in de Aramese grondtekst NTT, NTH, genoemd, verwijzende naar de Egyptische moeder N'T, of NOD, die de tocht door de onderwereld uitbeeldde die Ra moest maken. Jozef begint dus net als Ra deze tocht. Als het verhaal zegt dat de vrouw van Potifar Jozef riep om bij haar te liggen staat er in het Aramees ook : om te sterven. De moeder Nod roept de mens op om aan zichzelf te sterven, aan de lagere wil. Vandaar dat dit een belangrijk verborgen portaal is in de bijbel. Jozef, en het Jozef verhaal is een Oud Testamentische verbeelding van Christus. Het kruis van Christus is een Egyptische hiëroglyph, de N'D, oftewel Nod (NTT), als de godin die haar ellebogen heeft uitgespreid om de mens binnen te nemen tot haar baarmoeder, wat ook de oorspronkelijke betekenis van de hel is. Het is de godin van vruchtbaarheid. Jozef kwam dus in de gevangenis terecht als een symbool van de tocht door de onderwereld, de wedergeboorte. In de gevangenis kwam hij ook alle andere gevangenen tegen die daar gebonden waren, in Genesis 39:20. In het Hebreeuws wordt aangegeven dat deze gebondenheid ook een harnas kan zijn, als een oproep voor de strijd. Het woord is ACAR, ASAR. Ook kan dit toewijding betekenen, een gelofte, een plicht. Gebondenheid is in die zin een verbondenheid. In de Hebreeuwse betekenis is dit een voorbereiding. Ook in het Aramees wordt dit woord gebruikt met dezelfde betekenis. Gebondenheid staat ook voor een bepaalde gelofte tot onthouding, als een vasten voor hogere doeleinden, wat absoluut noodzakelijk is als een mens de gnosis wil binnengaan. Jozef werd dus hiertoe voorbereid. In het Aramees is de gebondenheid ook het verbodene in die zin. De gevangene, de gebondene, ASIR, SYR, is de gordels voor de strijd, het verbodene, in de zin dat er eerst aan allerlei condities voldaan moet worden. De gebondenheid is de gebondenheid aan de wet, de voorwaarden. Dat is dus de diepte van het hele "verboden appel" gebeuren, wat zo een link maakt naar het Adam en Eva verhaal. Deze verhalen lopen parallel. Ook Adam moest een tocht maken door de onderwereld, door het lichaam van de vrouw, om zo tot wedergeboorte te komen, tot de gnosis te ontwaken, net als Jozef. Ook het Simson verhaal loopt hieraan parallel die in de gevangenis kwam en later meer vijanden versloeg dan ooit, juist door de gevangenis-ervaring. De Bet Asire, Bet Syr, is de gevangenis in het Aramees, als het huis van Asir, Aser, van Osiris, de oordeler van de doden in de onderwereld, wat dus ook het beeld is van bovenstaande gevangenschap. Osiris is de Griekse naam van deze Egyptische god. De Hal van Aser, Osiris, de gevangenis, is dus ook de hal van de adoptie, van de bewapening voor de strijd in de gewesten van de onderwereld tegen het lagere, valse zelf, en ook is het de plaats van de geloftes, van de toewijding. Jozef kwam goed door deze gevangenis heen en werd zo onderkoning in Egypte. Dit betekent dat hij een grote overwinning had behaald over zijn lagere wil. Hoofdstuk 11. De Egyptische Wortels van Korinthe De taalkunde is geen exacte wetenschap, en vaak bestaan onderlinge talen ook weer uit een heleboel dialecten. Bij de taalkunde hoort ook de etymologie waarin je de samenhang tussen de talen bestudeert en de oorsprong, dus dan ga je de verschillende lagen zien. In die zin is ook de cryptografie onlosmakelijk verbonden aan de taalkunde. Talen ontwikkelen zich door bepaalde code-structuren, en die codes moet je ook leren herkennen en decoderen. Zo wordt er door de taalcodes heel wat kennis opgeslagen die dan al snel verborgen raakt als een mens zich niet bezig houdt met de etymologie van dingen, de oorsprongsleer. Westelijk christendom is één groot terrein
Page 22
van beunhazerij die dit allemaal hebben genegeerd vanwege een markt. De westelijke traditie verkoopt goed en heeft daarvoor allerlei theologische formules, dus al het ander zien ze als een grote bedreiging. Ra kwam tot N'T, Nod, en zo ook Kaïn die tot het land Nod kwam, en ook Jozef kwam tot NTT, NTH, oftewel Nod, waarvan de vrouw van Potifar een personificatie was. Hij was al in het land Egypte, waar N'T, NOD, de moedergodin van de vruchtbaarheid is. Hij moest door haar ingewijd worden, wat ook weer terug te vinden is in de oorspronkelijke Hebreeuws-Aramese grondtekst. NTH, Neith, is in Egypte de godin van de jacht, en ook dit is metaforisch. Deze code is zelfs terug te vinden in het Nieuwe Testament. Paulus kwam tot de Griekse stad Korinth, KR.NTH. KR is neerbuigen in het Aramees. KR.NTH is het neerbuigen tot de moedergodin, de baarmoeder van de onderwereld. KR is ook de moedermelk in het Aramees. Het boek I en II Korinth staat het best bekend door het stuk over de Agape, de liefde, en de charismatische gaven. De liefde is verbonden aan de baarmoeder in het Hebreeuws, en leidt helemaal terug tot het Hebreeuwse AQEP, de billen, als een beeld van de baarmoeder, en tot de oorspronkelijke Egyptische AQEP : de dualiteit, de tegenstelling. Dit is verbonden aan Geb, de god van de aarde, de poel des vuurs waarin de lagere wil gebroken wordt om getransformeerd te worden, als een loonsprincipe. De billen zijn een beeld van de dualiteit van de baarmoeder, de tegengestelde krachten om iets te scheppen. De kerk en de stad proberen dit allemaal verborgen te houden en als dat niet helpt, dan stellen ze het verkeerd voor. AQEP komt al voor in Genesis 3, als de billen en de voeten van de vrouw, vers 15. Dit vers wordt vaak veel te selectief vertaald in het Westen : "En Ik zal vijandschap zetten tussen u (de slang) en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen." Dit heeft de christenen voor eeuwig bitter gemaakt in de eeuwige strijd tussen hen en de satan. Het is als het dag in dag uit kijken naar voetbalwedstrijden. Je wordt er ziek van. Het is iets chronisch. En natuurlijk is er de strijd tegen het kwaad, maar de mens moet weten wat het kwaad is, en er is ook een andere kant aan verbonden, namelijk van de etymologie, het teruggaan naar de oorsprong en een nieuw zicht krijgen op dingen. Zoals het boek Leviticus in de grondtekst een metafoor is van de "sexuele" omgang tussen de mens en de godin, de gnosis, zo is het paradijsverhaal dat ook, en let wel : Sexualiteit is weer een beeld van de demonologie, en is dualistisch, dus niet eenzijdig, zoals in het christendom. "En Ik zal vijandschap zetten tussen u (de slang) en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen." In het Hebreeuws is dit zogenaamde "vermorzelen" : opengaan, opwachten en bedekken, shuwph. De hiel is de AQEP, wat zowel de voeten als de billen is in het Hebreeuws. Dit is ook het geval in het Aramees (QB, QEB). Als het om de voeten gaat, dan is de slang het beeld van de wijnstok, en de kop het beeld van de druiven die getreden worden, oftewel "begrepen" worden. Als het om de billen of baarmoeder gaat, of de schede van de vrouw, dan is de slang het symbool van de fallus die door de opengaande schede bedekt wordt. De AQEP wordt gepersonificeerd door ACHAB die de wijngaard van Naboth nam, oftewel de druiven trad. Vandaar dat ook de schenker in ere hersteld werd in het Jozef-verhaal. In het Aramees is de vrouw in Genesis 3:15 NTT, NTH, oftewel N'T, NOD, de moeder godin van de onderwereld. De definitie van de AGAPE wordt gegeven in Johannes 15:13 : Niemand heeft grotere agape, dan dat hij zijn leven neerlegt, geeft, voor zijn vrienden. In de valse kerk wordt er op die manier niet gegeven. Zij hebben hun leven niet afgelegd. Zij zijn niet aan zichzelf gestorven. Het is een markt. Zij hebben alles verletterlijkt, eenzijdig gemaakt en gedramatiseerd. Het is hen verboden dualistisch, caleidoscopisch en cryptografisch te denken. Zij mogen niet dromen. De kerk fluit hen terug zodra zij dit doen. Hun vleugels zijn hen afgenomen. Nooit kunnen zij wegvliegen. Calvijn stelt terecht in zijn Korinthe commentaar dat vaak degenen die van de waarheid zijn afgeweken overal met hun hoge titels lopen te protsen, zoals de valse profeten dit deden met verheven minachting. Zij die uit zijn op roem leggen voor zichzelf een valstrik. Zij denken in kerkgroei statistieken, en doen graag water of gif bij de wijn om de nummers te verhogen. De KR van KR.NTH, Korinthe, neerbuigen in het Aramees, komt van het Egyptische KR wat hetzelfde betekent, en neervallen, KHR, KHER. Ook betekent het het sterven aan het zelf, het uitgieten, schenken van vloeistof, en de slang, wat een beeld is van de fallus, als het offeren van het levenszaad aan de godin, wat een metafoor is van zelf-opoffering. De KR, KHERU, is de gevallen strijder die zo door de godin wordt opgenomen in het hiernamaals. In de Germaanse mythologie gebeurde dit door de walkuren, die alleen degenen die hard aan zichzelf gestorven waren opnamen. De KR duidt op totale overgave en onderdanigheid, en duidt op het gebied van de godin, waar KR.NTH voor staat. KR is in het Egyptisch ook de zaadballen, de bron van het levenszaad. Calvijn stelt daarom ook terecht in zijn commentaar op Korinthe dat men niet praalziek tot God moet komen en niet met eergierigheid. Er is zoveel om af te leggen. De mens moet eenvoudig, sober en leeg komen tot de gnosis in die zin, niet met uitwendige, stadse opsmuk. Eerst moet de mens geheel ontwapend worden, als in een vasten. Welke mens durft dat aan ? Dit is de enige weg tot de heilige gebondenheid. Wij mogen niets voor de heilige gebondenheid achterhouden. De heilige gebondenheid zal ons omgorden. Doen wij dat buiten de heilige gebondenheid om dan is het slechts piraterij. We mogen wachten op de nacht die ons zal terugbrengen tot de natuur, geheel naakt, opdat wij in de aarde worden wedergeboren, in de baarmoeder van de godin. Dit is slechts een dynamiek binnen onszelf, als ons hogere zelf. Het is slechts een metafoor. Letterlijke religie heeft geen enkel nut. Het is slechts ter illustratie. Nooit mag de mens komen tot iets buiten zichzelf en dat gaan vereren terwijl de mens zelf niet veranderd. Dan zou de mens zichzelf bedriegen, wat in de valse kerk gebeurt. Alle uitwendige religie is zelfbedotterij. Projectie op de ander is een doodlopende weg. Het is de luiheid en gemakszucht van het lagere zelf die onder een sluier leeft. God is de wording in onszelf, wat ook de Hebreeuwse betekenis is van het woordje "Jehovah". In het Egyptisch is dit de Khep-Ra kever. Je zou KR daarvan ook als een afkorting kunnen zien, als de wording, de KR, door NTH, het baarmoeder principe, wat tegelijkertijd de diepte is van het Korinthe raadsel, van KR.NTH. Hierin ontstaat het loon van de charismatische gaven in de Griekse grondtekst, want charis betekent loon. Dit is de opening van de hemelse zintuigen die de mens nodig heeft om in het paradijs te leven, oftewel de onderwereld. Hemel en hel horen in die zin bij elkaar als een scheppende, wordende, dualiteit. Hoofdstuk 12. De Egyptische Wortels van Habakuk en Zefanja Habakuk is een wat korter profetisch boek van het Oude Testament, zogezegd behorende tot "de kleine profeten", net zoals Maleachi. Habakuk leed aan ernstige profetische visioenen van geweld, en aan woede-uitbarstingen ten gevolge hiervan. Vooral in het Aramees wordt dit dieper en beter beschreven dan de latere Westerse vertalingen. In het Hebreeuws wordt duidelijk dat alhoewel deze visioenen en uitbarstingen heel erg zijn het ook een orakel is. 1:2-4 Hoelang, Here, roep ik om hulp, en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: geweld! en Gij verlost niet? Waarom doet Gij mij ongerechtigheid zien, en aanschouwt Gij ellende? Ja, onderdrukking en
Page 24
geweld zijn voor mijn ogen, en er is twist, en tweedracht verheft zich. Daarom verliest de wet haar kracht, en nimmer komt het recht te voorschijn, want de goddeloze omsingelt de rechtvaardige, daarom komt het recht verdraaid te voorschijn. Hier zien we even kort in de Westerse vertaling hoe ernstig dit was. De vijand is een van nature neutraal en dualistisch woord voor strijder. Dit is dus een metafoor voor de toetser. Ieder mens is opgeroepen om te toetsen en het goede te behouden, niet om een blinde gelover of navolger te zijn. De toetser is een beveiligings-systeem. Die toets moet zo diep gaan totdat het een robotische impuls geeft, anders kan er nog inmeng zijn van de lagere aardse gewesten, de lagere wil. De toets is er dus voor om tot de hemelse wil te komen, die gebaseerd is op de oneindige kennis. HBG, HBK van HBK.KK, Habakuk, betekent in het Aramees de tegenstander, maar dit heeft hele diepe Egyptische wortels. De HB wortel betekent de triomf, de overwinning (Heb). En deze overwinning over de lagere wil transformeert alles tot een spel, tot een simulator, in deze Egyptologische wortel. De HB wortel is een messenger (Hebu), maar ook een verbintenis, als een collectie (Hab). De HB wortel heeft als symbool de ibis vogel die boven alles is uitgestegen (Hab), en heeft ook de betekenis van de overstroming, en een boot. Denk aan de mehen-slang op de boot van Ra die ook een spelbord uitbeeldt in het Egyptisch. Eén van de opdrachten van het leger (hab) is het maken van spelletjes, om daarbij anderen te helpen, en om diepte te brengen en veiligheid. Het leger moet simulators opstellen waarin veilig geoefend kan worden. De KK wortel betekent zaad (khukha) en het mixen, als het opstellen van bruggen (khakha). Als twee energieën met elkaar in aanraking komen dan is er een enorme electrische ontlading en energie-uitwisseling, en dan moet er getoetst worden om het zuiver te houden, dus vandaar dat dit kan overkomen als een enorm geweld, maar men moet tot de metaforische diepte hiervan gaan, hoe moeilijk dat ook is. Dat wil niet zeggen dat we niet boos mogen zijn wanneer dat nodig is. Habakuk gaat over de heilige boosheid. Het is nodig om de metalen te smelten en ze aan elkaar te verbinden, als het werk van de smid. HB is in de Egyptologie de vragen steller, de twijfelaar, de toetser (Heb). Ook onze boosheid moet getoetst worden. Er mag alleen boosheid zijn in de gnosis, in de heilige gebondenheid, niet in overmoed, zelfzucht of vooroordelen. De boosheid moet dus nauwkeurig gericht worden en zijn rechtmatige plaats krijgen in het proces en systeem van de gnosis. Soms is het geen tijd om boos te zijn, maar om te toetsen, alhoewel er wel een toets-boosheid is. Soms is het tijd om eerst het lijden te aanvaarden. Hiervoor zijn er verschillende seizoenen als in de klok en kalender van de gnosis. De mens moet leren klokkijken in de gnosis. Zefanja, een ander kort profetisch boek in het OT betekent : sieraad van de wording. In de Egyptische wortel betekent het het aanvaarden van de eeuwige woestijn, als het lijden wat tot vruchtbaarheid brengt, de bron in de woestijn. Dit is de Egyptische definitie van wat genade is, gracieus, als het aanvaarden van de tucht die tot leven leidt, als geduld, S-FEN. Sefi-Neheh, SFN, Zefanja, is Aser, Osiris, die in de diepte van de kooi tot de eeuwige woestijn komt. In het westelijke christendom hebben ze een hele andere, meer luie, definitie van genade, en is genade ook losgekapt van loon. In het Grieks was genade een vorm van loon (charis), maar het Westen vertaalde dit heel erg selectief. Genade is alleen geldig in de zin van rechtvaardigheid, bijvoorbeeld wanneer mensen ten onrechte zijn benadeeld of een hogere straf hebben ontvangen dan nodig was, dan krijgen ze genade. Er is dus een groot onderscheid tussen valse genade en heilige genade. In de Egyptologie wordt er gesproken over een eeuwige genade als een sieraad van geduld in het lijden, de onderwerping en aanvaarding van het lijden, wat optreedt wanneer de menselijke kom breekt, wanneer de mens aan zijn lagere wil afsterft. De mens moet eerst toetsen en niet zomaar blindelings alles aannemen. Eerst moet de mens worstelen, onderzoeken, zoals Jakob op Pniël, totdat de mens zoals Jakob breekt en zijn lagere zelf heeft overwonnen, om zo in contact te komen met de gnosis. De mens moet deze strijd en dit lijden aanvaarden en in die zin gracieus zijn. In het Aramees spreekt de SPH, de SF-wortel van Zefanja, over een natuurlijk overgangsgebied tussen woestijn en water. Alleen in de eeuwige woestijn kan de mens aan zichzelf afsterven, want eeuwig is een metafoor van het volkomene. Alleen als de mens diep genoeg doordringt in deze woestijn, door gracieus te zijn, door de Egyptische Zefanja wortel, dan komt de mens vanzelf als in een natuurlijk proces tot het levengevende water. Westelijke christenen zijn de aanbidders van luie, valse genade, helemaal uit de oorspronkelijke context gerukt. Deze valse genade is de poort tot hun valse hemel. Die genade kun je ontvangen door geloof, een andere luie afgod die zij aanbidden. Voor die genade en dat geloof hoef je helemaal niets te doen, en mag je ook niets doen. Het komt je zo je mond inrollen als je hun heilige toverformule opprevelt. Zorg dat je Jezus er in betrekt en dat je in Jezus gelooft, en dan is het klaar. Natuurlijk is dit allemaal vanuit een boekje wat van generatie tot generatie is doorgegeven, en ook van taal tot taal vertaald is, en waarin zo de werkelijke betekenis verloren ging. Het is allemaal van horen zeggen, terwijl hen die door geopende zintuigen zelf de hemel hebben gezien weten dat alleen degenen die de hemel worden tot de hemel kunnen gaan. En de hemel is gewoon de gnosis. Het goddelijke betekent wording in het Hebreeuws. Het is een werkwoord, een school, geen geloof. Door blindelings dingen vanuit een gegeven boekje te geloven begeef je jezelf op glad ijs. Het gaat ook niet om het materiële. Vaak moet je er ook nog grof geld voor betalen om het heilige boek van de westelijke christen op je bureau-tafel te krijgen. Men koopt dus gewoon genade en geloof in. Het is een truukje. Door de Arcturische lens is dit zo op aarde geprojecteerd. Het ware gracieuze is de diepte in alles zien, en dat je zo alles ook poëtisch kunt aanvaarden als een raadsel. Het is het pakpapier van een cadeau wat je zelf kunt worden. Het is iets wat je zelf kunt winnen en verdienen, als in een spel, op een school. Het gaat niet buiten jezelf om. Het gaat om de wording, maar dit wordt in het ongeletterde westelijke christendom verafschuwd, want zij moeten juist de mens dom houden voor een markt. Genade en geloof houden de mens dom, wat tegengesteld is aan de gnosis. Domme mensen zijn dus een sta in de weg, maar zijn ook een raadsel. Zij houden dus zelfs voor ons de sleutel vast om verder te kunnen komen. Daarom moeten wij veel aanvaarden, wat ook de boodschap is van de Egyptische wortels van Zefanja. We kunnen niet ontkomen aan de woestijn. We moeten er doorheen, en kunnen niet halverwege terugkeren. In de woestijn gebeurt vanzelf het wonder van de natuur, het wonder van de Vur en de Bilha. Als we blijven doorlopen zullen we vanzelf in het beloofde land komen. Dit is al om ons heen in alle dingen gecodeerd. Het is iets wat de mens moet ontdekken. De seizoenen zullen dus in elkaar overlopen door natuurlijke processen van verbrokenheid. De mens die toetst en hierin niet opgeeft wordt tegemoetgekomen in de gnosis door een soort van breekpunt, en dan stroomt er gnosis binnen die de mens niet meer kan tegenhouden. Er is een verbinding gekomen, een overstroming, want de mens is als Jakob op de heup geslagen, als een beeld van het open zijn van de hemelse zintuigen. Nu aanvaart de mens het lijden als metaforisch onderwijs, totdat de mens hierin nog een keer breekt, en de strijd weer begint. Zo vloeien de seizoenen telkens in elkaar over. Het eeuwig evangelie vertelt hier ook over, in de zin dat als er een wond is, dan zal ook de wond gestoken worden, zodat er nog meer diepte komt. Joringel 3 1. Te vaak in mijn wonden gestoken, nu ben ik tot onder het zachte gedaald, tot diep onder het roze. 2. In een doodstrijd, tot onder het zachte gedaald, een nieuwe pijn bevrijdde mij, in zacht vuur te ontwaken, tussen rozenschuim en lelieschuim, waar een donk're nacht het op heeft gegeven, tot onder het donk're gezakt. De Nieuwe Handelingen 4 7. Ze hebben me gestoken, die bijen des hemels, en nu ben ik dan honing van het kruis, driemaal verbroken, driemaal op dezelfde plaats gestoken. 8. Ze schiepen daar een wond in een wond, als een
Page 26
waterig trauma, geen kracht meer om op te komen. 9. En de derde steek was dan om te doden, om mijn ogen te openen. Ze stak mij diep, de zoete spin, en nu stroomt geurige wijn. 10. Het gebak der eeuwen is niet meer te vertrouwen. Steek mij nu, voordat het te laat is. 11. Ziet het bloed is vlees geworden, waar winden tezamen komen, waar harten elkaar verstaan, zo diep gestoken. 8 1. Gij eet dan honing van de dood, nadat gij driemaal bent gestoken. Neem hen mee tot de velden, en maak hen wijs. 9 7. Hebben wij macht over de dood, als wij viermaal zijn gestoken, als bloed tot wijn wordt. Het bloed is vleesgeworden, het heeft onder ons gewoond, maar wij hebben het niet geweten, wij hadden alles vergeten, in de vierde dood. 8. Ik kom tot het morgenrood, om alles terug te draaien, maar ik kan de tijd niet draaien. 9. Ik wacht om een vijfde keer te worden gestoken. In al die ellende keer ik mij, we ontmoeten elkaar zij aan zij. 10 1. Zij heeft mij vijf keer gestoken, zij heeft mij vijf keer gebroken. 2. Alles deed pijn, maar van het kruis zingt zij, als van zoete dromen. 5. Na de vijfde maal, alles weer één taal, na de vijfde seconde, alles weer verbonden. Het leek wel duizend jaar, maar het was maar een seconde. 6. Als je zo diep gestoken bent, dan beleef je alles anders. De Openbaring van de Rode Steen V 4. Witte roos, tederheid na de steek, wonden veelvoudig gestoken, nu spiegelt het dan in de wind, al die gezichten die ik was vergeten. Hermitaten 34 1. Het zicht is als een spiegel. De witte spin heeft gestoken, om beminden tot de mystiek des Heeren te brengen. Als witte sneeuw kende de Heere u, hen die Zijn paarlen dragen. Het schuim van rozen droegen zij als het schuim der rozenwijn. De Nieuwe Openbaring III, 5 31. Goed is het dan om tot stilte te komen en goed is het dan om gebroken te worden, want zijt gij niet allen afgedwaald. 32. Ik dan ben de Goede Herder, en ben reeds geweest waar gij komt. Weet dan dat gij door het lijden elkander hebt leren kennen, en door de muren van elkanders harten bent heengebroken. Weest dan met elkaar verbonden in het lijden, en het ijs, want buiten lopen de wolven wachtende om datgeen te verslinden dat losgeraakt is en achtergebleven. Hoofdstuk 13. De Heka-wortel van Haggai De gekooide ziel dwaalt in de diepte door de woestijnen, en kan de dingen die hij wil bereiken niet bereiken. Alles ligt ver weg, te ver. Het is onbereikbaar. Er zijn allerlei restricties opgelegd waar de gekooide ziel zich het hoofd over buigt. Het vierde uur van de nacht in het Egyptische Amduat-boek van de onderwereld gaat over deze tocht door de woestijn. Het uur is natuurlijk een metafoor voor een bepaald seizoen waardoor de mens heengaat. In het vijfde uur van de nacht vindt het wonder in de woestijn plaats. De mens bereikt hier de verborgen grot van de transformatie. Het vijfde uur is het uur van Heka, een mysterie wat altijd op de boot van Ra aanwezig is, achter de peddels, als de stuurman of veerman. In het uur van Heka vindt het wonder van de woestijn plaats waarin alles wat de mens in de woestijn verloren heeft weer opgebouwd wordt, weer bereikt wordt, maar dan op een hele andere manier, veel dieper, en beter, als de herbouw van de tempel. Dit komt ook weer terug in het boek Haggai in het Oude Testament, wat ook een kort profetisch boek is, als één van de zogeheten "kleine profeten". HEKA is namelijk de Egyptische wortel van Haggai. De verborgen grot is gelegen in het hartje van de woestijn, boven de poel des vuurs, die ook een poel van genezing, verjonging en wedergeboorte is. De poort wordt bewaakt door de tweekoppige leeuwin AKER, de Egyptische moeder aarde. De poel des vuurs is haar baarmoeder. In spreuk 96 van het Egyptische dodenboek wordt het speeksel van Aker besproken, de dubbelhoofdige leeuwengodin van de aarde verbonden aan het Haker-feest, het vastenfeest van de opstanding van Osiris, ook verbonden aan Hagar, de moeder van Ismaël. Dit speeksel is om de vijand tot rust te brengen. Hier komt dus oorspronkelijk de mythe van het speeksel van Jezus dat de blinde genas vandaan. Het speeksel was oorspronkelijk ook een beeld van de sexualiteit, verbonden aan de Aker, die de vijand overwon, dus in die zin is sexualiteit demonologisch, en als het eenworden met de godin van de aarde . De Aker-leeuwinnen kijken tegengestelde richting op, en zijn genaamd "gisteren" en "morgen", als een beeld van verleden en toekomst. In de Sarcofaag-teksten van het Midden Rijk komt Aker voor als de veervrouw van de nachtboot van Ra, wat haar gelijkstelt aan Heka. Het Hebreeuwse woord HAKA, hagah, is het grommen van een leeuw als beeld van het mediteren en het verbeelden. In de verborgen grot lag het lichaam van Sokar, een vorm van Osiris, en een mengsel met Ra. Sokar is hij die op het zand staat, of in de woestijn, als een beeld van Ismaël, die de woestijn was ingezonden, samen met zijn moeder, Hagar. Hagar bewaakt dus het lichaam van Ismaël, als een vorm van Heka, wat dualistisch is. Heka betekent ook transformatie, wat plaatsvindt door tegenstellingen, ook door de tegenstelling tussen de man-pool en de vrouw-pool. In die zin zijn het vierde en vijfde uur belangrijke onderdelen in het esoterische sieraad, van woestijn, tot wonder in de woestijn. Aan het einde van het vijfde uur staat Sokar tussen de dubbele Aker-leeuwinnen in. Zowel Heka (heqa) als Sokar (skr, skkr) betekenen ook de verhongering, als een beeld van het leeg worden, de ramadan. Dit is in het Egyptisch verbonden met komen tot de details, tot decoreren. Ook is het verbonden aan het openen en openbreken van een deur (seqer). Het tweede uur wordt in het boek der poorten omschreven als het uur van Aqebi, oftewel Geb, de baarmoeder van de aarde, de onderwerping van de lagere aardse wil. Aqebi werd in het Hebreeuws Aqep, de voet (of billen) die de kop van de slang zou "vernietigen", meer als in een persen en begrijpen. In het Grieks werd dit de Agape, maar dit is in het Hebreeuws nog steeds verbonden aan de baarmoeder. Ook het tweede uur van de nacht is een belangrijk onderdeel van het demonologische sieraad, om zo veilig te blijven tegen het christelijke hedonisme, oftewel het grote
Page 28
Toronto (de genotzoekers, golddiggers). Het is dus om veilig te blijven tegen clownsgeesten die ons maar wat graag op hun joyride willen meenemen. Ook zijn dit verjaardagsgeesten. In de Egyptische uren van de nacht liggen hiervoor dus de antistoffen. Zo kunnen ook de verwesterlijkte spookverzen van de bijbel geneutraliseerd worden. Het is dus het noodzakelijke werk van de smid. Dit gaat verder in het derde uur, wat soms ook als onderdeel van Aqebi, Geb, wordt beschreven. De uren van de nacht beschrijven dus de verwondingen, de doorstekingen van het hart en tegelijkertijd de sieraden die er doorheen gaan, als piercings, als de demonologische sieraden van het hart. Vandaar dat de verscheuringen en doorstekingen van ons hart niet voor niets zijn. In het derde uur van het boek der poorten, wat ook een uur van Aqebi, de baarmoeder van de aarde, is (Geb), wordt dit extra intensief besproken. Hier gaat de boot van Ra over de poel des vuurs, een facet van Geb, en moet de mens leren loslaten en leren belonen met rechtmatig loon. Vandaar dat de mens hierin onderscheiding (s-ten) moet krijgen. De mens kan niet als een wilde weldoener zomaar overal loon gaan rondstrooien. Zij die juist leren belonen zullen meesters van transformatie zijn, wat wordt voorgesteld als graan wat vanuit de poel des vuurs groeit. Graan is ook weer een beeld van het hart en de troon, waarin overwinning dan transformatie door begrip betekent, oftewel inzicht in de diepte van de dingen. Ook wordt er zo een heilig bier van graan (gerst) gebrouwen in de poel des vuurs voor hen. In de poel des vuurs worden twaalf goden afgebeeld waarvan één een kruishieroglyph draagt, en een ander een omgekeerd kruis, en weer een ander een voet op een rond uiteinde. Deze hieroglyphen komen ook weer terug in de christelijke mythologie. De voet komt als het Hebreeuwse AQEP terug in Genesis waar deze de kop van de slang onder zich heeft. De AQEP, de voet, beeldt dan ook het zaad van de vrouw uit. Deze twaalf goden staan tussen het graan in waar de boot van Ra langsgaat. In het christendom werden dit de twaalf discipelen van Jezus. Zij vertegenwoordigen ook de twaalf uren, de twaalf seizoenen. De poel des vuurs is om te toetsen, iets waar ieder mens doorheen moet. Alles moet namelijk getoetst worden. Ook komt de mens op de boot in de poel des vuurs andere boten tegen, zoals besproken wordt in het Amduat-boek. In de poel des vuurs lopen namelijk alle dimensies over, en ontwikkel je de zintuigen van de gnosis. Hoofdstuk 14. De Verborgen Egypte-Wortel van Ezau Het leven bestaat uit zware worstelingen met energetische parasieten. Velen vechten er niet meer tegen maar hebben het gewoon op een contract of vriendschap gelegd met de parasieten, en gaan nu door het leven als vrolijke, gezellige mutsen en dozen. Zo zijn ze zelf een parasiet geworden, en willen daarom ook niets weten van de diepte en de demonologie, want dan gaan er teveel alarmen in hun hoofd af, en dan moeten ze weer worstelen. Ze gooien liever alles overboord om in een leugen te leven, de zachte, comfortabele, warme kokon van het eeuwige zelfbedrog. De weg van het kruis kennen ze niet. De prijs is hen te hoog. Ze hebben smetvrees. Zo schrobben ze hun huis, maar niet hun ziel. Het worden keukenfiguren : veel eten om alles te vergeten. Alles moet vooral mierzoet zijn, als een goed antidepressivum. Voor de rest gebruiken ze alcohol om alles weg te spoelen, en dat geeft ook nog eens een extra boost, een vrolijke hik. Zo gaan ze met een parasiet door het leven. Ze houden zichzelf voor de gek, en alles is omgekeerde wereld. Jakob en Ezau worstelden al met elkaar in de moederschoot. Jakob werd een tentenman, een huiselijk type, een muurbloem, meer romantisch, terwijl Ezau meer buitenshuis was, een jager ... veel bruter ... Jakob was meer een gezelligheidsmens, terwijl Ezau een eenling was, altijd op pad, altijd in de natuur. Jakob was ook meer een prater, en had een goed contact met zijn moeder. Veel mensen kunnen zich daarom ook meer vinden in Jakob dan in Ezau. Ezau was veel ruwer en abstract, veel onbereikbaarder, en daarom ook veelal verkeerd begrepen. Ik hield er vroeger altijd van om naar dominees te luisteren om te horen wat ze over Jakob en Ezau te vertellen hadden, en het kwam meestal op dit soort dingen neer. Al het geneuzel blijft lekker aan de oppervlakte, terwijl de oorspronkelijke grondteksten en de Egyptische achtergrond veel interessanter zijn. In het Hebreeuws staat er dat Ezau zijn eerstgeboorterecht, oftewel de aan hem beloofde erfenissen, verkocht voor rebellie, het loskomen van het civiele, de sociale norm, wat de rode soep in de wortel betekent. Het is een "gewelddadige", vechtlustige passie voor de gnosis, en daar gaf Ezau graag zijn aardse, lagere rechten en verplichtingen voor weg. Ezau wilde nog meer loskomen en dieper de natuur in. Ezau wilde het barbaarse, wilde pad op, en dat verkocht Jakob aan hem, in de zin dat Jakob de sociale verplichtingen van Ezau op zich nam. Ezau liet zijn bezittingen achter voor Jakob, omdat Ezau niet wist wat voor baat hij zou hebben bij bezittingen. Naar zijn gevoel hielden zijn bezittingen hem alleen maar tegen. In die zin is het dus waarschijnlijker dat Jakob een wapen verkocht aan Ezau, of hem aanbood te ontsnappen uit zijn sociale gevangenis. De Egyptische achtergrond is nog interessanter. Ezau wordt Suw genoemd in het Aramees, de moedertaal van het Hebreeuws. Het Aramees ligt in tussen het Egyptisch en het Hebreeuws. In die zin is het Egyptisch zowel de moedertaal van het Aramees als het Hebreeuws. Deze drie zijn de brontalen van de bijbel. Zonder het Egyptische fundament te begrijpen is het daarom onmogelijk de diepte van de bijbelse boodschap te begrijpen. De Egyptische wortel van Ezau, oftewel van Suw, is de god Shu, de brug tussen hemel en aarde. Shu was de eerstgeborene van Ra. Hij was zeer nomadisch, net als Suw. Shu's naam betekent in het Egyptisch ontladen en leegheid, het loslaten. Hij was een strijder, een vechter, maar ondanks dat hij tot de overwinning kwam raakte hij enorm verzwakt als gevolg van de strijd. In de hal van Ma (Moa, Moat), oftewel de hal van wet en waarheid, de hal van het oordeel over de doden, was hij de vernietiger van de veroordeelde doden. Zijn naam betekent ook verkoop, en vooral het strijden over de verkoop, over de prijs, het onderhandelen, wat ook weer terugkomt in het Jakob en Suw verhaal. Dit is een metaforische verkoop, meer als een offering. Ook is hij in het Egyptisch de god van de kinderen. In zijn relatie tot de hal van Ma, wordt hij ook Sha-Ma genoemd. In het Egyptisch is de "sam" wortel de implantatie, het inprinten, graveren van de wet in het hart. De sam, sm, wortel betekent ook verbinden, de hemel met de aarde verbinden, en het gehoorzamen, wat ook weer terugkomt in het mannelijke Hebreeuwse werkwoord "shama". De sm, sma, is de fallus, de verbindingsplug hiertoe. Dit is ook de wortel voor Shama-el, oftewel Samuel, die als kind zijnde werd gebracht tot de tempel om God te dienen, wat ook de betekenis is van zijn naam. Er ligt dus een belangrijke esoterische verbinding tussen Ezau en Samuel. Samuel werd aan de tempel verkocht door zijn moeder Hannah. Samuel is een verdieping en verlengstuk van het Ezau verhaal. Suw, Ezau, komt tot Ma, de tempel van de onderwereld, en wordt zo Shama, Samuel. De sm, sma wortel betekent in het Egyptisch ook zowel tempel als haar, een ander kenmerk van Ezau, als de harige. Haar heeft in het Hebreeuws de betekenis van storm en van het mengen, wat ook de betekenis van de sm, sma wortel is in het Egyptisch. Suw gaf zich over aan drie vrouwen : ADAH – sieraad BASHEMATH – zoete odor OHOLIYBAMAH – nomadische tent in de wildernis van de hoge plaats, berg, oftewel tent van de berg van de moeder schoot, wat in de wortels ook oorlogsveld, arena betekent, en aanbiddingsplaats van een cultus.
Page 30
Deze vrouwen staan metaforisch voor het inprinten van de wet, het komen tot de tempel, zodat suw werd tot suwma, samuel. Dit was uiteindelijk waar het hem om te doen was, en wat hij in diepte van Jakob had "gekocht" door zijn leven te geven. Hiervan is de rode soep ook een beeld, namelijk van het messiaanse bloed van zelfopoffering voor een groter doel, namelijk het komen tot de tempel in de wildernis, de zwarte tabernakel, de meownah. Dit bloed is de overwinning over de lagere aardse wil. Vandaar dat er in de tweede bijbelse poezie en gnosis ook een zware link ligt tussen Ezau en Jezus. Ezau kwam verzwakt tot Jakob, en kwam tot het mysterie van het messiaanse bloed, uitgebeeld door de rode soep, wat een beeld is van het sterven aan het lagere zelf. We komen hier dus tot de kern van de paradijselijke anus klier in de hersenen, tot de zon van water, die is als een kwal. Om deze zon draaien de andere planeten verbonden aan deze paradijselijke klier, zoals de planeet "hart en anus". Ezau werd tot een woestijnvolk, Edom, zoals ook Shu in de Egyptologie werd tot een woestijnvolk. In de apocalypse zou de zon veranderen in een haren vel, wat het teken van Suw is, en van Suw komende tot de tempel, als Suwma, shama-el, als het komen van de storm, het mengsel, de brug tussen hemel en aarde, en tussen dag en nacht. Ezau heeft te maken met het kruis van Christus. Zoals Ezau harig was is dat ook de betekenis van Golgotha. Suw die wordt tot Suwma om zo tot de duistere tempel in de wildernis te komen, de verloren geraakte natuurwetten, is het pad van Golgotha. De verloren geraakte Egypte-Israel link brengt dus leven en richting tot de mythes van het Nieuwe Testament. Hoofdstuk 15. De Oorspronkelijke Ladder van Ezau in de Egyptologie De rode soep die Ezau kocht in ruil voor zijn eerstgeboorterecht is een beeld van zijn bloed om los te komen van zijn lagere zelf en wil. Natuurlijk is dat metaforisch. Ezau is Suw in het oorspronkelijke Aramees, wat zijn wortels heeft in de god Shu, die ook besproken wordt in de sarcofaag teksten van het Midden Rijk. In Spreuk 75 wordt Shu beschreven als de woestste van de goden, en wordt er gesproken over de ladder van Shu in Spreuk 76, wat in de bijbel terugkomt als de Jakobsladder. Hier is het dus de ladder van Suw, van Ezau, en de ladder wordt gemaakt van het bloed van Shu. In deze spreuken wordt de ziel in de onderwereld zelf tot Shu, en kan uit de put komen door aan zichzelf te sterven en zichzelf te scheppen. De put komt terug in het Jozef verhaal, een zoon van Jakob. In de Egyptologie staat Shu op Geb, de aarde, en houdt Nut, de hemel, boven zijn hoofd. Geb en Nut zijn zijn twee kinderen die hij van elkaar gescheiden heeft, en waartussen hij de brug is. Shu is de leegheid, de god van de lucht, en hij wordt geboren uit de mond van Ra, als de adem. In Genesis komt dit terug waarin Suw als eerste uit de moederschoot komt, terwijl Yaqob als een Hebreeuwse transliteratie van Geb, zijn hiel vasthoudt. In de paradijs-profetie van Genesis 3 is dit net andersom, want daar staat (zit) Aqeb (voet, billen) op de slang, wat ook zo in de Egyptische mythe gebeurd dat Geb zich tegen Shu keert en tijdens de zwakheid van Shu zijn troon overneemt, wat in het Jakob en Ezau verhaal terugkomt als Jakob die het eerstgeboorterecht overneemt van Ezau wanneer deze zwak en hongerig terugkomt van de jacht. Ook Jezus moest tijdelijk onder de engelen geplaatst worden. Dit zijn seizoenen. Het zijn afwisselende realiteiten binnen de mens zelf. Zowel Shu als Geb zijn vormen waarin Ra zich veranderd tijdens zijn tocht door de onderwereld. In die zin betekent Yeshua, Yah-Shu, niets anders dan "het worden van Shu". Het gaat niet buiten het zelf om. Yeshuwah betekent redding in het Hebreeuws, overwinning, en in de diepte betekent het in stand houden en wraak. Het is gewoon een Israëlitische woord voor het succesvolle verzet. In de diepte van de woestijn is er uiteindelijk de tornado van Shu, de ladder van Ezau, waardoor de mens aan zichzelf afsterft door zelf Shu, Ezau, te worden. Het is een ladder van bloed, en dit zijn niks geen hocus pocus toestanden zoals in het westelijke christendom, die er gewoon Engelse drop van heeft gemaakt. De Egyptologie is een metaforische filosofie gebaseerd op buitenaardse technologie van de natuur, en heeft niet veel te maken met christelijke stokpaardjes en verdere struisvogel-politiek. De Egyptologie ligt open en bloot, en windt er geen doekjes omheen. Het was nooit zo simpel als het westelijke christendom in haar achterlijke ongeletterdheid heeft voorgesteld. Er gaat een grote diepte achter schuil. Dit kun je niet even kopen of winnen bij Klaas Kinkhoest ergens op de kermis. Het christendom verkoopt het bloed van Jezus als popcorn, maar deze hele wetenschap is van zijn sappen ontdaan, en is totaal niet meer wat het oorspronkelijk was. Ik heb altijd de tintelingen gevoeld als er over het bloed van Jezus gesproken werd, en ik heb er zelf veel over geschreven, altijd vanuit de diepte. Ik wist dat de kerken iets groots achterhielden. Ik wist dat de kerken het verkeerd voorstelden. Het was een valstrik geworden. Dan loop je op de kermis, en dan zie je die grote clowns staan, en dan moet je je vinger in zo'n gat steken, en dan tappen ze alles van je af. Dat is wat de verwestelijkte kerk is. Wij moeten terug naar de woestijn, terug naar de gnosis die verborgen ligt in Egypte, waarvan de Egyptenaren altijd al beweerden dat het iets technologisch was, als een kunst. Zij leefden dicht bij de natuur. Zij waren gegrepen door het buitenaardse. Het westelijke christendom is gebaseerd op het stadswezen, op controle politiek, op een markt, als zaken doen met een beest. Dit gruwelijke monster is een gedrocht van vraatzucht, en vreet de mensen op met huid en haar, en zo dienen hun zielen dit monster voor de rest van hun bestaan. Daar waar de grondtalen van het natuur tijdperk nog poetisch waren en diep metaforisch, zo zijn de westelijke talen dit niet. Zij zijn plat, oppervlakkig en lomp. En maar pronken met allerlei rommel en met gestolen goederen. Alles is uit de context gehaald, alles is verdraaid. en ze maken kinderen ziek op school met gedwongen getalletjes en westelijke talen, maar diepere principes leren de kinderen niet. Kinderen worden op school gek gemaakt. Het is een grote schande dat de demonologie en de Egyptologie niet geleerd wordt, en zelfs niet de omliggende HebreeuwsAramese achtergronden. In de poezie van het eeuwig evangelie in de tweede bijbel wordt er gesteld dat als je in aanraking komt met gekken, dan moet je zelf nog wel gekker worden om eraan te kunnen ontkomen. Dit is ook te vinden in de worteldiepte van het woord Shu, want het leidt terug tot de heilige waanzin, de extase van de verscholen diepte van religie, de sih, waardoor je onder een hemelse, profetische hypnose komt, suh, vanuit een vrije geboorte, een heilige vrijheid, waardoor je in een hogere natuurlijke rang komt, als een ingewijde in de hemelse filosofie, sih. Dit leidt allemaal terug tot de achterliggende vrouwelijke Sé kern in de amazone theologie. De gnosis is er niet voor om de mens alleen maar dof te laten lijden, want lijden, en ook leegheid, is geen doel op zich. De mens moet komen tot de parallelle dimensie, tot de verdiepende dimensie die dwars tegen de huidige dimensie ingaat. De gnosis is creativiteit en extase, maar niet zoals de Toronto extase, en geen farizeeer extase van wat de boer niet kent dat vreet hij niet, maar van het hogere bewustzijn door het kruis. Confrontaties worden niet uit de weg gegaan. Als er een poort geopend moet worden, dan wordt er gestreden met de wachter, en dan gooit men het niet op een dealtje. Water of gif bij de wijn doen is nooit een betrouwbare gids. Mensen van de gnosis zijn radicale mensen, woest als Ezau. Lauwheid in de gnosis is ongetwijfeld fataal. De lat hangt zeer hoog, en maar weinigen zullen het poortje vinden. Ook dit komt weer terug in het Nieuwe Testament, dus we gooien zeer zeker het kind niet met het badwater weg. Ook Paulus sprak over de heilige waanzin, wat rechtstreeks uit de Egyptologie kwam : 1 Korinte 1
Page 32
25 Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. De gnosis brengt uiteindelijk extase, oftewel inzicht, bar none. Hoofdstuk 16. Het Tephnut Mysterie in het Paradijs In de Aramese grondtekst van de bijbel was Ezau zowel jager als visser (sed, seda). Metaforisch staat de visser voor iemand die de diepte ingaat, en ook als het verwerken van het verleden. Ezau was een visser in de "yada", wat een Hebreeuws woord voor gnosis is, en onderscheiding (demonologie). Het is mythologie komende vanuit Egypte, dus het gaat niet om letterlijke vissers. De diepte van de oorspronkelijke Egyptische Ezau, Shu, kent verschillende wortelwoorden, zoals "seh" wat ook vissen betekent, vangen in een net. Ook Sa is zo'n wortelwoord, kennis, die altijd met Ra was op zijn nachtboot om de wachters van de poorten der uren aan te spreken. Sa kwam hiervoor ook uit de mond van Ra, zoals Shu uit de mond van Ra kwam, dus zij horen bij elkaar als het gesproken Woord. We kunnen hierbij ook denken aan het mes of wapen wat uit de mond van Jezus komt in de apocalypse. Jezus is hier in het Aramees als de sms, de gouden zonneschijf, de shamasa (Shamash), de zonnegod en de god van het recht in de Semitische religies. Shama-sa betekent het gehoorzamen van de kennis, en is verbonden aan Shu (Ezau) en Samuel. Shu moest in de hal van Ma de veroordeelde doden vernietigen. In het Nieuwe Testament komt dit dus weer terug in de openbaring, waarin Jezus de opgestane is, wat ook de titel van Shu was. In Spreuk 76 van de Sarcofaag teksten (Coffin Texts) van het Midden Rijk raakt Shu in gevecht met een stier, die een beeld is van zijn chaos-zelf, om zo orde te scheppen. In dit gevecht doet hij de stier bloeden, opdat het een ladder zou vormen. Hij was diep in een afgrond, wat in de bijbel terugkomt in het Jozef verhaal, de zoon van Jakob. Door de Arcturische lens wordt dit vervormd geprojecteerd in Spanje in het stierenvechten. Dit komt omdat zij de metaforische, diepere wortels niet kennen. Ze willen de demonologie niet, dus ze bevechten de dierenwereld in plaats van aan zichzelf af te sterven. Het is een demente geest die daar aan de gang is, en ze noemen het traditie, dus het hoort zo, en daarmee uit. Met die dronkenlappen valt ook niet te discussiëren. Ze zullen vanzelf vallen door het zwaard van de gnosis, wanneer de gnosis zich zal openbaren ten volle. Ze zullen verblind raken en wegsmelten. Ze zullen het niet kunnen verdragen. En het is waar : In zowel de veda's als het christelijke Nieuwe Testament draait alles om de sm wortel, wat ze soma noemen. Voor de hindoes is dit een goddelijke drank, en voor de christenen is dit het lichaam van Christus. In de gnosis leidt dit terug tot de Shama, Shu in de tempel van Ma, de hal van het oordeel, als Samuel, het gehoorzamen van God. Samuel was een richter, een shaphat, wat in diepte gewoon metaforisch een "slager" is verbonden aan het laatste oordeel. Ook in de Tweede Bijbel komt de slager voor als metafoor van het verwerken van het verleden, van het geheugen. Letterlijke slagers zullen dus ook nooit tot deze diepte kunnen komen. Zij willen een materialistisch loon, een materialistische demonologie, om even snel met hun problemen af te rekenen. Zij hebben hun loon reeds, en zullen het in de hemel niet krijgen. De Tweede Bijbel is een slager van slagers, een matador tegen matadors. En dat is dus ook wat Ezau in diepte was, en waarom hij zo werd gehaat. Maar Ezau werd tot een groot woestijnvolk, Edom. De roependen in de woestijn zullen elkaar ontmoeten op de ladder van Ezau in de diepte van de woestijn. Dit zijn eenlingen die eerst zwaar zijn getest. Velen komen niet door de beproevingen van de woestijn heen. Het kost je alles om tot het beloofde land te gaan, maar het is het waard om alles voor deze parel te verkopen. Shu, als de storm tussen hemel en aarde, droeg de hemel, zijn dochter Nut, staande op Geb. Het staat in verband met Jezus in de christelijke mythologie en Atlas in de Griekse mythologie die de aarde moesten dragen. Shu wordt ook vaak afgebeeld met gespreidde armen. Shu raakte dus met zijn lagere aardse wil in gevecht als met de verschrikkelijke stier van chaos. Ezau had dus zijn eigen Pniël-ervaring, wat resulteerde in het verschijnen van de ladder. In het Nieuwe Testament komt deze hemelsladder terug in Tessalonicenzen. Hier gaan de heiligen de wolken in om Yeshua tegemoet te gaan, oftewel Yah-Shu, het worden van Shu, te worden als Ezau, en zo te worden tot Shama, Samuel, oftewel Shu in de hal van Ma, de heilige wet die geprint wordt in het hart, om zo de dolle stier van roekeloosheid totaal te overwinnen. Dit wil niet zeggen dat Ezau tot een zoete, lieve Gerritje wordt die nooit boos wordt en die als een ja-knikkende opa alles maar goedkeurt. Neen. De Gnosis is een woeste oorlogsvoerder die zich niet aan aardse en sociale normen en waarden houdt. Het wil zeggen dat Ezau zijn overmoed inwisselt voor heilige woestheid, in de zin dat hij ontembaar is voor het aardse systeem, rebels, voerende een hogere oorlog, zonder daarbij te vervallen tot materialistische methodes. Dit is het barbaarse pad van de demonologie, wat decoratief soms heel poetisch kan zijn, en zelfs plaats biedt voor zielen zoals Yaqob. Ezau en Yaqob zijn een bepaalde dualiteit binnen een mens. Ze staan voor bepaalde principes die met elkaar in balans moeten komen. Dit is dus de Geb en Shu relatie in de Egyptologie. Met alle dingen die tot ons komen moeten we worstelen en ze niet zomaar aannemen. Dat is de natuur van Ezau. Eerst moet alles getoetst worden, en deze toets moet zuiver en eeuwig zijn. Dit kan alleen gebeuren als de mens aan zichzelf afsterft, als Ezau komende tot het kommetje rode soep. Genesis 25 29 Eens had Jakob een gerecht gekookt, en Esau kwam vermoeid van het veld. 30 Toen zeide Esau tot Jakob: Laat mij toch slokken van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe. Daarom gaf men hem de naam Edom. 31 Maar Jakob zeide: Verkoop mij dan eerst uw eerstgeboorterecht. 32 En Esau zeide: Zie, ik sta op het punt van sterven; waartoe dient mij dan het eerstgeboorterecht? Edom, rood, heeft het wortelwoord Adam, ook rood, of rood zijn, rood geverfd. In die zin is Ezau dus ook verbonden aan Adam in het paradijs. In de Egyptologie was Tephnut, de regengodin, de vrouw van Shu. Tephnut betekent de appel of vrucht van Neith, de oermoeder en moeder van Ra. In de Aramese grondtekst van bovenstaande verzen gaat het om een implantatie, een gravering in het hart. Natuurlijk gaat het hier om een goddelijke, natuurlijke implantatie, als tegengesteld aan de implantaties van de tandarts, die daarvan een corrupte schaduw zijn door de Arcturische lens. Wij moeten de heilige, bovennatuurlijke implantaties en graveringen ontvangen om zo veilig te blijven tegen die van de lagere aardse gewesten. Het beeld van de hemelse implantaties en inprintingen is de heilige regen, oftewel Tephnut in het Egyptisch. Zij is de zus van Ma (Moa, Moat), de heilige wet, en werkt met haar samen. Tephnut is de installatie van de wet, van Ma. Ma, Moa, Moat, komt tot ons door Tephnut. Het Tephnut mysterie is van belang om los te komen van het lagere gezwam van tandartsen die de monden der mensen onder controle willen houden door hun giftige en valse implantaties van de lagere wil, de lagere, valse wet. Ook Tephnut is een woeste godin, vaak afgebeeld als een leeuwin. Zonder haar woestheid zou ze nooit de inprintingen in het hart kunnen verrichten. Shu beschermde Ra op zijn boot tegen slangen, oftewel tegen de sociale koorden die hem probeerden te strikken. In die zin was er een belangrijke Ra-Shu verbinding, als tussen vader en "zoon", als zijn innerlijke kind, zijn zoonzelf die luisterde naar zijn moederzelf. De ra-sha komt ook weer terug in de Hebreeuwse grondtekst van de bijbel als de recorders van de gerechtigheid, die alles vastleggen op tabletten in hieroglyphen in de heilige strijd tegen de stadgelijkvormigheid. Ra spuugde Shu uit als een wapen. Ook het spugen op zich is een beeld van Tephnut. Zij installeert
Page 34
door het Woord. Een Hebreeuws woord voor inprinten, graveren, is "cha-rash". Cha of Ga is in de Egyptische wortel gewoon het zien of het uitreiken naar, en de Egyptische res wortel is het ontwaken. Van charash, het inprinten van de wet, komt ook het Griekse woord 'charis', wat loon betekent, en waar ook weer het woord 'kerst' van komt, maar wat ze later steeds meer los begonnen te trekken van het oorspronkelijke loon, zodat het meer een gift was, genade. In de Egyptologie is dit een proces van zaaien en oogsten, wat ook weer abstract te vinden is in het hele begrip van kerstbomen. Ook dit is weer verbonden met de boom van kennis. Eten is een beeld van het inprinten. Telkens als de mens eet dan print hij zichzelf wat in. Ook de zaaier is hiervan een beeld. Eva moest Adam inwijden in de vrucht van kennis, van de moederboom, oftewel de appel, teph, van Neith, Tephnut, opdat hij aan zichzelf zou afsterven. Bij hem moest de wet ingeprint worden wat het programma in hem zou afdraaien om zo tot het beloofde land te komen. In die zin speelt Eva in de Hebreeuws-Aramese versie Tephnut. Eva was als de regen in het hoofd van Adam. Tephnut is als het principe van de late regen, als het gevuld worden met het charismatische loon van de gnosis, in plaats van gevuld te worden met allerlei rommel van de tandarts. Dat is nogal een verschil. Het is daarom ook een dualiteit. Alle dingen hebben twee kanten. Eerst moet Tephnut daarom een soort zondvloed brengen, want ook de zondvloed was een uitstorting van het Tephnut principe. Hoofdstuk 17. Het "Ik Ben" Principe van de Demonologie Spreuk 339 van de Pyramide Teksten van het Oude Rijk : In de woestijn leidt het Shu en Tefnut principe, oftewel Ezau en zijn vrouw(en), de ladder tot de kern energie van de psychologie, tot de honger en de dorst opdat er eerst wordt losgekomen van de voeding van de lagere wil. In dit proces sterft de lagere wil dan ook af, opdat het morgen-brood, het manna, van Shu en Tefnut ontvangen kan worden. Het is het goddelijke voedsel, het beeld van openbaring. Het metaforische spijsoffer in Leviticus betekent in de grondtekst in principe gewoon "naakt" komen tot God, wat de betekenis is van het fijne meel. Naaktheid is een abstractie van openbaring, omdat zo de bedekkingen zijn weggeschoven. Naaktheid is dus een metafoor van iets profetisch. Wanneer Yah-Shu, Yeshua, in het Nieuwe Testament zegt dat hij het brood des levens is, dan komt dat rechtstreeks uit de Pyramide Teksten. De brood-mysteriën leefden al volop in het oude Egypte. In het Aramees is Tefnut getranslitereerd als Tw-ndd, Tw-Nod. Tw, taw is merkteken, en ndd is doen ontwaken door piercings, steken. De Tw is ook de laatste letter van het Aramese alfabet, zoals Yah-Shu zegt in Openbaring 22 : Ik ben de alaf, de eerste, en de taw, de laatste, het begin en het eind. De tw (Tav, Taf) is ook een kruis, waar de latere westerse T vandaan komt. De tw is de Semitische omega, de afsluiter. In de Pyramide teksten, in spreuk 254, komt Tefnut voor als de slangenstaf, wat ook weer terugkomt in de Mozes mythe. De slangenstaf, en ook de opgerichte staf in de woestijn, is een beeld van de installatie van de wet. Er moet een balans zijn tussen worden en zijn. Zoals Yah "worden" betekent, zo is de "Ik Ben" die Mozes ontmoette het "zijn". Dit gaat heel diep, en houdt zelfs assimilatie in, maar dan door het kruis. De mens lijdt onder de vijand, om zo vermengd te worden met de vijand om de verloren elementen over te nemen, en het kwade ten goede te keren. Aan het kruis werd Yah-Shu de dood en zonde gelijkvormig, zowel als een spion en als herschepper. YahShu werd gelijk aan de vijand, de tegenstander, door het kruis, smolt er geheel in over, en werd zelf tot satan, maar dan op een hele andere manier. In het Oude Testament worden God of de engelen soms ook tot satan in de grondtekst, omdat het een neutraal woord is van iets wederstaan, als tegenstelling. Het gaat er dus om dit goed in te vullen. Wij moeten komen tot de Ik Ben, en dan kunnen we de naam van onze vijand erachter zetten, wat een mens kan zijn, of een monsterlijk probleem of wat dan ook. Het zijn losgeraakte onderdelen van ons die corrupt zijn geworden, en die we weer moeten terugclaimen. De Ik Ben is dus belangrijk in de demonologie, in de strijd. Ik Ben ... en dan kunnen we het hele rijtje afgaan van mensen en geesten die ons onrecht hebben aangedaan. Laat iemand anders het niet zijn, want dan ga je eraan. Wees het zelf en gebruik het ten goede, door het kruis. Assimileer het en gebruik het ten goede. Dit thema komt telkens weer terug in de tweede bijbel, en ook in de Egyptologie en de grondteksten van de bijbel. Ook komt dit voor in de Dorga theologie van het pre-atlantische tijdperk, het tijdperk van de natuurmens. De Ik Ben is een machtig wapen in de strijd. In het Egyptisch is dit de N'k. Zo worden de poorten tot de parallel werelden geopend. De Ik Ben is de sleutel. Het Kwaad is verdraaide goede principes die hun timing hebben verloren en hun oorspronkelijke hierarchieën en volgordes. Het Kwaad is de cryptiek van het Goede. Het gaat dus om het ontwaken in de Ik Ben, in de baarmoeder van Tefnut, de kern energie van de demonologie. De woestheid is dus scheppend en herscheppend, en ook weer ordenend, verdiepend, als een dualiteit, en niet een onbeheerste, overextreme, eeuwige aggressie zoals bij de fundamentalistische christenen, maar ook zij dragen een stuk van cryptische waarheid wat begrepen moet worden, dus ook zij moeten toegevoegd worden aan de Ik Ben. Ik Ben hen. Ik dring door tot hun goddelijke zaad, tot hun goede parallel. Ik ben hen. Je kunt ze dus desnoods naam voor naam gaan opnoemen. Jij bent ze allemaal. Het zijn delen van jou, losgeraakte stukken potentiele gnosis. Het is zaad waarmee gewerkt moet worden. Dit komt ook diep terug in de hindoeistische leer. Mozes kwam tot deze kern energie toen hij de brandende braamstruik ontmoette waarin Ik Ben verscheen, als de Tefnut moeder, de kern van de moeder. De braamstruik stond in brand, maar werd niet verteerd. Ditzelfde soort vuur wordt beschreven in het IJsroosje sprookje van de tweede bijbel. Mozes moest zijn gelaat verbergen want hij kon het niet aan, het was te intens. Ook ik kon er niet te lang naar kijken in mijn droom toen ik de kern energie van de Nod moeder zag (Tfnt). Het was zo wonderlijk dat het ondragelijk was. Ik kon het alleen verdragen in kleine beetjes. Ook als kind heb ik verschillende ontmoetingen met de moeder God gehad, en dat terwijl ik zwaar orthodox was opgevoed met alleen een vader God. Een moeder God was dus in principe onbekend voor mij in mijn opvoeding, maar Zij riep mij door donder en bliksem. Een heleboel dingen begreep ik niet. Van alles wat ik heb meegemaakt heb ik nog geen 1% aan de mensheid verteld. In ieder geval riep Zij mij bij mijn naam, als het Ik Ben principe. Voor de orthodoxe christenen is dat vaak : Ik Ben Niet, want voor hen is het altijd iemand anders die het moet zijn. Zij schuiven graag alles af. We hebben te maken met een diepe natuurlijke technologie van het zijn. Het is zeker niet simpel en makkelijk. Veel gevaren liggen er op de loer, die al uitgebreid besproken zijn, en waarmee verder gegaan zal worden. Elke vijand stelt een bepaald verloren wapen van je voor, wat je weer terug moet nemen, op waarde moet leren schatten. Elke vijand representeert een gestolen deel van jou. Het is van jou. Je bent het zelf.
Page 36
Hoofdstuk 18. Puzzelogie Het "Ik Ben" principe wordt vaak overmatig en ongebalanceerd gerepresenteerd door India, en al helemaal door westerse New Age groepen die hier een soort van snelkookcursus zelfvergoddelijking van maken, vaak voor een bepaalde markt. Het is de "feel good" generatie, en er wordt zo overmatig "positief" gedacht dat er helemaal geen plaats meer is voor de demonologie. Het alarm is dus overboord gekieperd, en zo komt men in een soort van parasitaire realiteit, een illusie van vretend licht, een verschrikkelijk gulzig gedrocht wat over de steden heerst. De natuur wordt verloochend en ontkend met al haar principes en processen. Het is een heel oppervlakkig hindoeisme geworden, losgesneden van al haar sappen, terwijl van oorsprong het hindoeisme zwaar demonologisch is, waarvan de schatten nog steeds diep opgeborgen liggen in India. Oppassen geblazen dus, want de kruisloze Ik Ben is een valse Ik Ben, een kermis opblaaspop. Spanje is een stuk losgeslagen demonologie wat daarbij hoort om de boel in balans te houden. Ik houd van de Spanje-India link, waarin Spanje als het raadsel van Shu en Ezau is. Over de Spaanse brug kan men zo veilig tot India komen, tot de kern energie van de Ik Ben, de Tef van Nod (tfnt). Dit heeft dus een diep Egyptologische context. Zonder Egypte zou de Spanje-India link in de fik vliegen. De Egyptologie heeft zich verder ontwikkeld door de Aramese en Hebreeuwse grondteksten van de bijbel. Door het Ik Ben principe van de demonologie is het ook van belang de Spanje Code te begrijpen. Spanje is een beeld van Shu (Ezau) in gevecht met de stier van de chaos van de lagere wil. Spanje op zichzelf, als materiële entiteit, leeft in diepe hekserij door dit alles te verletterlijken en te dramatiseren. Ik Ben Spanje is dan een roeping terug te gaan tot de metaforische demonologie van Egypte en India. Het Hebreeuws-Aramese Judaïsme en christendom kan dan begrepen en op waarde geschat worden in deze context. De valse, overmoedige Ik Ben is een parasiet genaamd Kua. Zij heeft de realiteiten van de gnosis nagebootst en verdraaid. Zij troont op illusies met een hoofd als een waterzon, of ijszon, hebbende een hart van ijs. Om haar draaien alle parasitaire planeten die met haar dineren in haar dinerzaal. Zij is de verdraaide gnosis door de Arcturische lens. Zij troont in het materialisme als een heks. Haar hulpje is een leprechaun genaamd Tameer, die soms verschijnt als een varken met een arendskop. Hij doet verkrachtingen door implantaten, neemt wat hij wil en is dan weer weg. Het is een zwaar ziekelijke parasiet, als een afbuiging door de Arcturische lens (prisma). Deze valse geest van implantatie (gedwongen) heeft het "snode" materiaal gebrouwen en vervaardigd. Zij werken niet alleen in het medische systeem, maar ook in het rechtssysteem en het schoolsysteem. Deze valse Ik Ben kan zich niet in de ander verplaatsen, maar heeft zich gewoon boven iedereen als God aangestelt, als een dove heks. Als Shu (Ezau) dienst doet in de hal van Ma, dan wordt hij Shama, Samuel. Samuel stelt David aan als koning over Israël, als een ander deel van hem, zoals Ra in Aser, Osiris, veranderde, de koning van de onderwereld. In de Psalmen zien we de lijdensweg van David beschreven tot aan het kruis toe in Psalm 22 : 2 Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, bij de woorden van mijn jammerklacht? 3 Mijn God, ik roep des daags, en Gij antwoordt niet, en des nachts, en ik kom niet tot stilte. 17 Want honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren. 19 Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. Ook spreekt David volop over zijn opgeslotenheid, zijn kooi. Er zijn vele parallellen met Aser, Osiris, S.R, waarin S, Shu, tezamen komt met R, Ra. De S is in het Matriarchische alfabet in het pre-dorgische tijdperk de proza, die een opslagplaats van de gnosis is. De R is in dit alfabet de psalmen, als de liturgische smeedkunst, wat allereerst gewoon literatuur is, en niet per sé gezongen. Het koningschap van David was één van de grootste evenementen van het Oude Testament, wat zelfs in het Nieuwe Testament gebruikt werd in het Jezus verhaal, die zal zitten op de troon van David. Er zal dus een brug zijn tussen de proza en de psalmen. Het is opmerkelijk dat het hele Mozes verhaal al in Egypte bestond. Mozes is in het Hebreeuws Mosheh, van het Egyptische M'sha, het opensplijten, wat Mozes ook deed : hij splitste de zee open. Ook betekent M'sha een doortocht. Het heeft de Egyptische m's wortel, van voortleiden, wat Mozes ook deed met zijn volk. Shu was ook degene die splitste. Hij splitste de aarde van de hemel. Mosheh komt van Ma-Shu, de wet van Shu, wat in de Hebreeuwse mythe gestalte krijgt in Mozes die de wet ontvangt en brengt tot het volk. Hij moet het volk door de woestijn, door de wildernis, leiden tot het beloofde land Kanaan, KNN, wat komt van de Egyptische knn, wat vochtig en riet betekent, en van kanu, wijngaard, tuin, riet. Khen is waterbron in de woestijn, als het diepste deel van het lichaam (khenu). Het is het meest heilige van een tempel. Ook is het een marktplaats. Khen is een Egyptische god. De Khena is de kooi en de vergetelheid, de eenzaamheid in de afgezonderdheid. Het is een vorm van ra als het Egyptische Khenra, wat opgesloten in de kooi betekent, of ra in de kooi, waarin hij dus ook loon ontvangt, als een hemelse marktplaats. De "khenru" zijn de eenlingen. De KN wortel (khn) is in het Egyptisch de afgezonderde en afgesnedene, wat in de Hebreeuwse mythe gepersonificeerd werd als Kain (Qayin). De khenr, khenr zijn de weggenomenen, de 'vernietigden' en de 'verlorenen'. Hobel, Abel, werd ook RA genoemd in de Hebreeuwse grondtekst, en werd door Kain 'omgebracht'. KN is het gehele pad van kooi tot woestijn tot loon, water, wat de mens in zichzelf moet ontdekken. De mens moet dus tot KN ontwaken. Het is de ontwaking van Kaïn, wat gebeurt in het zevende uur van de nachttocht door de onderwereld, het uur van de wet van Kain (kaen-moat). In dit uur ontmoet Ra de god N'K (anku, ankh), wat staat voor "Ik Ben", die Mozes ontmoette in de brandende braamstruik. De god N'K bindt de heilige touwen zo goed vast dat er geen ontsnapping van kan zijn. Het is een god (principe) van eeuwigheid. Door het Ik Ben principe worden zo niet alleen de heiligen in veiligheid gesteld, maar wordt er ook door de god N'K zo afgerekend met de vijanden van Asar, S-R (Osiris), oftewel met de vijanden van de proza en de psalmen. Kain was de landbouwer, zoals KN, kenu in het Egyptisch graan betekent, en het zevende uur van de nachttocht, KN-MT, de wet van Kaïn, over graan gaat. Zowel in het Egyptisch als het Hebreeuws is graan een beeld van openbaring, het begrijpen van het Woord. De Egyptische KN wortel (qn) is de overwinning en de voleinding, wat dus gewoon het verstaan betekent. Zowel in het Egyptisch als het Aramees is het een woord voor priester. Het gehele boek Leviticus is in die zin gebaseerd op het KN, Kaïn principe. Het leidt helemaal terug tot het vrouwelijke principe KN, qena, in het Egyptisch, wat borst betekent. Ra (Hobel, Abel) daalt in de onderwereld, sterft aan zichzelf, door het Kaïn principe, en komt zo tot de borst (kn, qn) van Nod. Ook is de KN wortel vermenigvuldiging (qn), waardoor het Ik Ben-principe geinstalleerd kan worden, N'K.
Page 38
De mythe van Jael en Ciycera, Sesera (ssr, sr), is weer een van de vele voorbeelden van Israël die put uit de oorspronkelijke Egyptische mythe van Osiris, Aser (sr). Aser werd door Seth in een kist gelokt, en nagelde toen de kist dicht, zoals Jael het hoofd van Sesera nagelde. In het Aramees ging het hier om een inwijding in de geheime leer, wat ook in de Egyptische mythe de achtergrond is. Seth is de wildernis, en hiertoe moest Osiris ingewijd worden. Jael wordt nth, ntt in het Aramees genoemd, oftewel Nut (Nod), de moedergodin van de onderwereld waardoor Ra een tocht moest maken (Richteren 4). In de bijbel worden vrouwen vaak zo genoemd, als beeld van deze Egyptische oergodin. Zij is een inwijder. Het is geen letterlijke dood. Omdat het christendom al deze mythes heeft verletterlijkt is er nog steeds zoveel drama in de wereld. Alleen als de mens het doorvertaald tot de diepte ervan zal de mens tot het paradijs kunnen terugkeren. Er is dus nog veel te doen voor de mens. De mens blijft op het moment nog steken in deze cryptogrammen. Jael betekent in de wortels de hemelvaart, het geven van betekenis. Dit gaat door in de tweede kleine profeet met practisch dezelfde naam, Jael of Joel. De mens komt dus door de Hes-ervaring van het "verdrinken", de vermenging, waarvan ook het "gemengde huwelijk van Hosea en Gomer" een beeld van is, tot de tent van Jael in het boek Jael, Joel, waar de mens wordt ingewijd door de tentpin in het "hoofd". Het "hoofd" is slechts een metafoor van het begin in het Hebreeuws. Dit betekent dus dat de mens terug moet gaan tot de wortels. Hoofdstuk 19. De Jeremia Ervaring Als we kijken naar de Westerse bijbel, dan zien we dat het is opgedost met veel flair tot een product voor de markt, maar de oorspronkelijke Hebreeuwse en Aramese manuscripten hadden geen klinkers en geen leestekens. Vandaar dat het belangrijk is om terug te gaan naar de oorspronkelijke medeklinkers om deze cultuur te begrijpen, want de rest is er dus allemaal bijverzonnen. Jezus betekent "Jehovah is redding, opname van het strijdveld", yehowshua, Hebreeuws, Yah-shua. Jehovah, of de afkorting Jah, betekent worden, zijn, en vallen, als de gevallene op het strijdveld die aan zijn ego gestorven is. Shua is dus gewoon een Hebreeuws woord, wat achter Yah werd gezet, als een eigenschap. Shua is ook de zesde zoon van Abraham, die hij kreeg met Ketura, nadat Sara stierf. Het was de jongste zoon van Ketura. Uit hem voort kwam de Arabische stam van de Shuhieten voort. Bildad, één van Job's vrienden, was een Shuhiet. Shua betekent vernedering, zinken, verdrinken, depressie, sloot. Yah-shua betekent dus ook "de verdronkenen die opgenomen zijn", waarvan de Orionse vissersgodinnen een beeld zijn die de "verdronkenen aan hun ego" opvissen uit de wateren van de onderwereld, wat ook weer verbonden is aan de waterdoop. Jezus is dus niet zomaar een wachtwoord, maar in de diepte een proces van het verdrinken van het ego, waardoor de geheiligde ziel uit het water getrokken wordt, wat de Orionse mythologie achter de valkyries is. Ook Mozes is hiervan een Messiaans beeld als de "uit het water getrokkene". We noemen dit in de gnosis de Jeremia ervaring, van Jeremia 20. In vers 7 in het Aramees en Hebreeuws maakt hij duidelijk dat God hem "misleid" heeft, "bedrogen", "verleid". Dan zegt Jeremia dat God te sterk was en hem heeft overmocht. Jeremia kon geen kant meer op, en dat gebeurt als het ego verdrinkt en de vis in het net terecht komt, als een beschrijving van de opname. Jeremia verzette zich hiertegen, maar zonder resultaat (:9). Een ontwaking valt niet tegen te houden. Het is een natuurverschijnsel. "Als God ons roept" in de metaforiek, als ons ego is verdronken, dan kan het niet gestopt worden. Daarna zegt Jeremia : "Vervloekt zij de dag waarop ik geboren ben; de dag waarop mijn moeder mij baarde, zij niet gezegend." (:14) Jeremia was zwaar depressief, oftewel afgezonderd van de matrix. Hij telde zijn vlees niet. Hij was apart gezet, en vervloekte het lagere aardse leven, zijn lagere aardse zelf. "God verdoem mij, mijn ego" ligt op dezelfde golflengte. In het Aramees vervloekt hij zijn opvoeding. Ook vervloekt hij het daglicht. Het is niet eens zo zeer dat hij de dag waarop hij geboren werd vervloekte in het Aramees en Hebreeuws, maar zelfs zijn hele leven. Ook heeft hij het in het Aramees over zijn leven in de stad, wat hij vervloekt. Jeremia, Yah-rm, betekent "uitverkoren door yah, het vallen (van het ego)", als de Hebreeuwse uitverkiezing die parallel loopt aan de Valkyrische Germaanse uitverkiezing. RM betekent de opname in het Hebreeuws, als een offer. Jeremia wordt de wenende en klagende profeet genoemd, en traditioneel was Jeremia de schrijver van het boek Klaagliederen. Dit is ook wat de RM-wortel betekent in het Egyptisch : wenen, klagen. RM betekent ook tranen, en vis. RM is het menselijke ras. RM is één van de vormen van Ra, als de wener, de klager. RM is een Egyptische vissersgod, en betekent ook de opname, tot een hoger niveau komen. RM-ra, of ra-rm, als een Egyptische vorm van yah-rm, is ook een vorm van de krokodillengod Sebek, een Egyptische watergod. Het water kwam voort uit zijn zweet. Hij is verbonden aan de bescherming die de zusters Isis en Nepthys geven, en helpt bij de geboorte. Ook is de rm wortel de leeuw, rema. In het Grieks komt de rema als het gesproken, profetische, woord, van rheo, uitgieten. Jezus sprak dat de mens niet alleen van brood moest leven, maar ook van rhema, rm, als het woord van god, yah-rhema, oftewel Jeremia. Romeinen 10:17 noemt "rhema" als de brenger van het horen. In Efeze 5:26 moet de mens gewassen worden door de rhema, rm, zodat het metaforische hemelse "huwelijk" kan plaatsvinden (de verzoening tussen de mens en zijn hogere zelf). De rhema, rm, is ook een gezegde, een metafoor, een gelijkenis : Lukas 2:49-50 En hij zeide tot hen: Waarom hebt gij naar mij gezocht? Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen van de hemel ? En zij begrepen het gezegde, rhema, niet, dat hij tot hen sprak. Ook in het Aramees is de RM de hoogte, de heuvel, verbonden aan Rimmon, de Syrische god van de donder, storm en regen, van Damascus (vgl. Damascus ervaring van Paulus, ook genoemd Had, Hadad, HT, de god van het bloed-orakel, oftewel van het ontvangen van het profetische woord door het doodbloeden van het ego. Dit leidt helemaal terug tot de Orionse Hiti stam. Het Jeremia verhaal heeft dus hele diepe wortels in andere culturen. In de mythologie moest de orakelgod HT het zevenkoppige zeemonster Lotan verslaan, de voorloper van Leviathan. Dit gevecht komt ook weer terug in het boek Openbaring. De Griekse rm, rhema, het profetische woord, het woord als orakel, komt dus van rheo, gieten. Gieten heeft in het Aramees de betekenis van het roddelen, het spreiden van geruchten, sd (st). Het komt veel voor in Leviticus, het boek van de offerdienst. Het is een natuurverschijnsel aan de voet van elk probleem, dat alles verdraaid en omgedraaid wordt. Dit zijn de voorhangsels van de tabernakel om de mens te testen wanneer hij tot de kennis komt. De offerdienst is een metafoor van de opname, waarin het ego moet doodbloeden. In de opname moet dus alles emaneren, uitgegoten worden, tot lagere vormen gaan, anders is er geen brandstof voor de opname, en geen beveiliging. Juist ook door die emanatie ontstaat er afzondering. Als de mens een profetisch woord ontvangt, dan mag de mens dit niet als een dolle bezetene gaan rondstrooien als parels voor de zwijnen, maar de mens moet zich gaan bezig houden met de architectuur. De bijbel is een roddelblad van die tijd, allemaal "dark humor", barbaarse mythologie. Het zijn duistere gezegdes, en de mens moet er mee klaarkomen. Als de mens "opgenomen" moet worden, dan betekent dit allereerst de opname tot een
Page 40
diepere betekenis van deze dingen. Alles moet dus in lagere vormen omgezet worden opdat er voldoende brandstof is om weer tot hogere niveau's te komen. Hoofdstuk 20. Jeremia en de Krokodil Ra ging met zijn bootje over de wateren van de onderwereld, door de baarmoeder van zijn moeder Nod, Nuwd, en veranderde op een bepaald punt in RM, de klager, de wener, de vissersgod. Hij was in zijn afu-lichaam, oftewel zijn nachtlichaam (ova, jehovah), en hij zag alles tot lagere vormen komen, en hij weende en klaagde daarover, en werd RM (jeremia). Juist dit zou het geheim van zijn opname worden. Zijn "ego", zijn lagere vormen, was hiertoe de brandstof. Dit is een heel diep proces, en gaat eigenlijk alleen maar dieper. Dit was in zijn Sebek-krokodillenvorm. Hij moest nu ook de lagere vormen van zijn ego verslinden, om daarin diepte te vinden. Dit is een exegetisch proces (exegese = schriftuitleg). We zien hier Sebek en Ra kruizen, en het resultaat is RM, Jeremia. De krokodil is een exegetisch dier. Hij heeft een lange bek, als beeld van het komen tot de diepte van het voedsel. De brandstof moet omgezet worden. Hierin ligt dus een taak opgesloten voor de klagende, wenende mens. Het klaaglied moet ergens toe leiden. Het is het liturgische spijsverteringsproces. De krokodil zit zwaar in het harnas. De krokodil staat voor discipline, geduld en timing. Kom nooit tot de krokodil voordat het daarvoor tijd is, want hij grijpt je. De mens mag geen schrokop worden wanneer het komt tot exegese, de doorvertaling, de verwerking. Allereerst moet de mens het lijden leren aanvaarden, en geduld oefenen, wachten op rhema, het profetische woord, wachten op yahrhema, jeremia. De mens mag de natuur niet forceren. Eerst moet de mens de diepte in. Eerst moet de mens zien hoe alles tot lagere vormen gaat. De mens wordt in de diepte gezogen, en er is niet veel wat een mens kan doen. Ook Jeremia kon dit niet tegenhouden. Hij moest leren leven met spot en smaad vanwege de boodschap die hij bracht. Het brandde als een vuur in hem. Er moest brandstof zijn, dus vandaar dat Jeremia tot de lagere vormen moest komen, om daardoor omsingeld te worden, contact mee te hebben. Hij hield er niet van, maar het moest, anders zou hij geen brandstof hebben voor zijn vuur. Jeremia was een krokodil, een Sebek. Jeremia moest de emanatie onder ogen komen. Hij vereenzelvigde zich er niet mee, maar hij gebruikte het wel. Jeremia moest het vuur brengen. Jeremia was het profetische spijsverteringskanaal. Sebek, sbeq, betekent vergaderen, samenvoegen, in het Egyptisch, als de samenvoeger van het lichaam van Aser, Osiris. Dit is dan ook wat de exegese doet, namelijk tot de diepte en etymologie (wortelkunde) van de teksten gaan, en zo de verbindingen zien met andere teksten en culturen, waardoor syncretisme ontstaat. De krokodil is dus een belangrijk beeld van de verzoening van de culturen, waardoor het exclusieve, elitaire, racistische, kerkelijke ego sterft. Hoofdstuk 21. De Jeremia Put In een droom was mijn geestelijke Egyptische moeder, Neith-Isis, bezig alle ramen en deuren te sluiten. Er waren terroristen van Orion aan de gang, van het lagere Orion. Ik zag dat ze een klein raampje vergeten had dicht te doen. Ik vroeg of het kleine raampje dan niet dicht moest, maar volgens haar hoefde dat niet. Waar Sebek, de krokodil, en Ra op zijn boot elkaar kruizen, daar verandert Ra in RM, als ra-rm, of in het Hebreeuws ya-rm, Jeremia. Hoe werkt dit precies ? Hiervoor moeten we gaan kijken naar de wortels van Sebek in de Egyptologie. De bak-wortel is het graveren. Bak is de god van de letters, en ook een klagende god. De BK (bek) wortel is de ladder, de trap. Ook Bak is een ladder. Net zoals de RM wortel betekent de BK wortel het wenen en het klagen, en ook weer vis (bg, bk). BK is ook verbonden aan het afdalen in de onderwereld. Juist in de betekenis van ladder, trap, afdalen en opkomen, is dit het emanatie proces, van hogere tot lagere vormen komen, om verbinding te maken, om een klankbord te hebben, en zo ook weer te komen tot verdere evolutie, van laag tot hoog. Sebek, of BK, heeft in die zin geen smetvrees, maar gaat gewoon de diepte in van alles. Dat is ook wat de definitie van de natuur is, als diepte. De natuur is de tedere, diepere wortel van alle dingen, dat wat verborgen wordt gehouden. BK als beq was een god van de dageraad die de boot van Ra voorttrok door de onderwereld. Dit zijn allemaal wortels van de Sebek-krokodil, en dit is de taal van de wildernis, want daar draait de gehele BK-wortel van Sebek om : de letters. Het is een tocht door het alfabet, en het alfabet spaart de mens niet. Elke letter heeft een functie. De taal heeft veel macht en kan het volk in een gevangenschap houden. De taal beslist de betekenissen. Vandaar dat het Jeremia mysterie een groot mysterie is, en heel diep gaat. Op de Jakobsladder gingen de engelen zowel op als neer, wat ook weer een beeld is van het emaneren en evolueren, en wat bij Sebek hoort, en waarom Sebek doet klagen, zoals bij Jeremia. Ook Jezus moest emaneren en tot het kruis komen, tot het klagen, en zo ook de engelen die afdaalden tot de aarde. Dit is hoe het alfabet werkt : alles wordt verwerkt door taal, en door de taal komt de mens tot de diepte. Waar Sebek Ra kruist komt Ra tot de heilige taal. Dit is dus Sebek-Ra of Ra-Bek, één van de vormen van Ra op zijn tocht door de onderwereld, als Ra, de klager, de wener, de RM, die Jeremia was in het Hebreeuws. RaBek, als Ra, de god van de letters, als een diepere wortel van Ra-Sebek, is Rebekkah in het Hebreeuws, de moeder van Jakob en Ezau. Jakob en Ezau vochten al met elkaar in de moederschoot, als een beeld van Jakob die moest leren emaneren. Jakob moest tot de diepte van Ezau komen, tot de diepte van de aarde. Dit gevecht in de moederschoot was al de Jakobsladder. Jakob moest dus de onderwereld in. Verder met de droom : Ik was dus met mijn geestelijke Egyptische moeder, Neith-Isis. Buiten waren de terroristen aan de gang, terroristen van Orion. Zij spraken de taal genaamd Orionix, ook wel het Sovard genoemd. Ze waren als buitenaarde mollen die ook stekels konden opzetten, ook electrisch, als egels. Die mollen konden heel groot en lang worden. Ze werkten met de Fjork chip, gedwongen implantaten, in de hersenen, de monden en de botten, als tandartsen. Het was een tandartsen-cultus, maar het doel was het bedwingen van de monden, als de taalpolitie. Taal is een gevangenis. Ook zij waren de Jabbok overgegaan, aan de linkerkant, als een valse reflectie, waar ze hun nederzettingen hadden gezet in de Èrk woestijnen, zelfs tot over de Jordaan tot in het Jaelgebied. Hoofdstuk 22. De Wijnstok van Jeremia De BK-wortel van de Sebek-krokodil in Afrika : Buk of Abuk, Abek (bk) is de eerste vrouw in Zuid-Sudan en Ethiopië mythologie, als de "Eva", en tegelijkertijd de godin. Zij is een riviergodin van de vruchtbaarheid, die de regen heeft voortgebracht. Zij wordt ook wel de luipaarden-godin genoemd en het luipaard van de nacht. Zij is de bron van het leven, net zoals Eva de "moeder der levenden" is. Het luipaard heeft vlekken als gebroken cirkels, wat een Vur-principe is. Dit is tegengesteld aan de christelijke "zonder vlekken" bruid, die vol met smetvrees staat te pronken in de stad over hoe vlekkeloos zij is, omringd met chemische schoonmaakmiddelen. Zij heeft zelfs haar troon in de
Page 42
tuinen en in de natuur. Maar de natuur betekent diepte, en de mens moet niet zomaar de natuur in, maar komen tot de woeste wildernis, zonder smetvrees. Als de mens zonder vlekken en kleerscheuren door de wildernis wil gaan, dan kan de mens beter thuisblijven. De mens moet afdalen in de onderwereld, en niet te keurig, correct en compleet zijn, want vaak is dat voor de markt, de ongebroken cirkels, alles pico bello in orde. De natuur kennen zij niet. Zij hebben een stadse natuur gemaakt, en zijn nog steeds ommuurd. Het zijn de park-christenen, of park-atheisten. Ze komen de stad niet uit. Ze aanbidden de schoonmaakmiddelen. De mens moet dus afdalen in de wildernis van de onderwereld, tot het vaagheids-principe, het principe van het halve, waardoor de mens kan groeien. Als alles te vast en duidelijk wordt, dan sterft het inzicht van de mens af. Dat is de natuur van het ego. De luipaard met zijn vlekken van gebroken cirkels gaat hier dus tegenin. Alleen zo kan er een nieuwe taal komen. De luipaard emaneert, en rent zo de stad in, om het ego te doden. Buk is omringd met luipaarden, als de watergodin. Zij communiceert door dromen en verkiest zo hen die daadwerkelijk zijn afgedaald tot de gebroken cirkels, haar "luipaarden". Hierom moet Jeremiah de put in, en hierom moest Jakob tot Ezau komen, zijn wildernis deel. Zoals boek 109 in de Vur spreekt : VUILE PAARSE BLOEMEN VUILE PAARSE BLOEMEN 1. Vuile paarse bloemen groeien langs de kant van de grote rivier, Met vuile gezichten staren ze ons aan, Bedekt met modder 2. Zij zijn één met de natuur, Zo is het altijd geweest 3. De brug over de rivier komt nooit aan, maar leidt ergens anders heen, In het midden heerst altijd de mist, Deze twee landen kennen elkaar niet, De brug heeft hen nooit de waarheid over elkaar verteld 4. En vuile paarse bloemen groeien aan de waterkant, Met hun vuile gezichten kan het hen niet schelen, Ze bewaken het mysterie, In de rivier verdwijnt alle tijd Ook in het Aramees is de BK wortel het klagen en wenen (bkw, bky), verbonden aan het water, het afdalen in de diepte. De Afrikaanse moedergodin Buk komt als Rebekkah in het Judaïsme, de moeder van de Jakob-Ezau dualiteit, het beeld van het zoonschap van de gebroken cirkels. Ezau moest van het kommetje bloed drinken als een beeld dat hij diep genoeg was geëmaneerd opdat zijn ego zou sterven, als het komen tot het morgenrood. Hij kwam van een diepe tocht door de wildernis. Het is een beeld van de Jeremiaanse put. Als het niet diep genoeg gaat, dan komen wij nooit aan. We spreken dus over de wijnstok van Jeremia die terugleid tot de baarmoeder van de godin, van Buk, van Rebekkah. Jeremia moest leren leven met de Jakob-Ezau dualiteit in hem. Jeremia kwam in een strijd, een strijd met de taal van de goden van het directe, het letterlijke, maar waarin zij ook hun agenda hebben verscholen. Zij hebben hun eigen, valse, diepte. Hij raakte in gevecht met de Sovard geesten van de Fjork chip, van het lagere Orion, de geesten van het Orionix. Hun vlag is de letter "N". Deze letter is ook wel genaamd de Enix. De rechterhand van Enix is de letter "K", de Klaru. De K in het Orionix is een gekantelde K, 90 graden naar rechts gedraaid. Hoofdstuk 23. Jeremia en de Rode Kroon van Noord-Egypte De BK wortel van de Sebek-krokodil wordt ook gebruikt voor de wachter van het derde uur. In het Amduat boek, in het derde uur van de nacht, is de Khepri kever van goud, als een teken dat al het vuil is verwerkt tot zaad. Het uur begint met de roeiers op de wateren van Osiris, Aser (Suri, Orions). Het gebied heeft een lengte van ongeveer 309 mijlen. Osiris, Aser, geeft ordes aan de schaduwen. De nema is het op en neer gaan van het water van Osiris, als aser-nema, of suri-nema. Nema is ook de roep van de overwinning (nema, nhm). In de Afrikaanse mythologie is Nema, of Nyami, Name, een riviergodin die water in bloed verandert, wat ook een teken is van het sterven van het ego. Dit is dus in diepte waar Suri-Name voor staat, wat ook weer terugkomt in het boek Openbaring en het wonder te Kana. Veel van de Afrikaanse goden zijn overgewaaid naar Suriname. Het derde uur gaat over de dief die grijpt in de nacht, wat ook voorkomt in Openbaring, en wat een beeld is van de ekster, het draaien van gezichtspunt, op en neer. Vandaar dat de mens ook steeds moet emaneren. Deze leidt tot de plaats waar de klaagliederen zijn, de RM, in het derde uur van de Amduat. Dit leidt tot de plaats waar de B-zielen hun geheimenissen spreken, en waarvanuit hun schaduwen gaan, om te klagen, en om de overstroming van het water te brengen. De gouden kever komt voort vanuit de wateren en het verborgene. Het leidt allemaal tot Osiris in het derde uur die ook Orion wordt genoemd. Osiris, Orion, draagt de rode kroon van Noord-Egypte, wat in het Egyptisch de kroon van mirre is, van de woestijn, en de kroon van de klaagliederen. Mirre is in het Egyptisch namelijk een beeld hiervan (aan, ugam-uga). Hoofdstuk 24. Numeri De ergste vijand van de christen is niet satan. Zijn ergste vijand is kennis. Daar vecht hij uit alle machtt tegen, dagelijks, iedere seconde van de dag, want wat de boer niet kent, dat vreet hij niet. De kennis zou hem ook van zijn troontje kunnen stoten, en daarom doet hij niets anders dan de kennis te bestrijden, onder het mom van dat hij strijd tegen satan. Satan is een neutraal Hebreeuws woord voor wederstaan en scheiden. Het heeft zijn wortels in de Egyptische taal, de moedertaal van het Hebreeuws. Stn betekent onderscheiden (s-ten, s-thn, sethenu) en is de witte kroon van het Zuiden van Egypte (stn, stenu), als de kroon van onderscheiding en afzondering (heiligheid, ijs). De kroon is bijna driehoekig, maar dan als twee tegengestelde golven die in elkaar opgaan en op de top een knop vormen. De Katholieke mijter komt daar ook uit voort. De stn was de afgezonderde, de onderscheidene (stn, stennu), wat ook de naam was van de witte kroon, ook wel sta genoemd, ook verbonden aan het golven, het op en neer gaan (stt, sett). De witte kroon is ook een beeld van de opname, van het ophalen van de vis (sta, setti). Toen het Noorden en het Zuiden verzoend werden kwamen ook de kronen samen, als de dubbele kroon, de skhemti, verbonden aan sekhmet, de leeuwinnengodin en dochter van Ra. In het Aramees : hokmet, wijsheid. De dubbele kroon is de kroon van wijsheid, van vertaling, de skhmt, de kroon over geheel Egypte. De witte kroon functioneert als een soort Jakobsladder, waardoor men door Nephthys, de godin van
Page 44
de duisternis, afdaalt in de onderwereld, zoals Ra elke nacht, en zo komt tot de diepere betekenis van alles, als een opname. De witte kroon brengt afzondering en dan openbaring. Alleen door afzondering kan men de diepte ingaan en onderscheiden. Dit gaat door de rode kroon, de klaagliederen, de mirre, en dit brengt uiteindelijk een diepere vertaling met zich mee in de vorm van de dubbele kroon. We zien hier dus een stukje Egyptische technologie. Adam kwam tot de boom van onderscheiding van goed en kwaad, de boom van kennis, als tot de witte kroon, die hem dieper in de onderwereld zou leiden, door de rode kroon, de klaagliederen. Het Noorden en Zuiden van Egypte werd hier verzoend. Het is als een soort Egyptische urim en thummim. De mens moet zich diep genoeg afzonderen om te kunnen toetsen. De mens moet eerst loskomen van alles en onthechten, net als vogels die de leegte ingaan, en dan hun vleugels op en neer bewegen. De mens komt namelijk dan in de golven terecht, en bemerkt ook de gevangenschap, maar daar mag de mens in het hart afstand van doen. Zo leert de mens een andere taal. De mens krijgt zo het zicht van een vogel, zoals de witte kroon ook wel het oog van Horus wordt genoemd (of van Ra). Dit is ook het ijszicht, alles van een afstand bekijken. Zo mag de mens komen tot de oerbewegingen, tot de oerklok. Hierin is het Orionse ritme en rijm. Er zijn verschillende soorten rijmen. Rijmen is ook als je een bepaalde woord-structuur, een bepaald taalpatroon, weer terugvindt in een parallelle cultuur. Zo emaneert en evolueert alles, van laag tot laag, van cultuur tot cultuur, en betekenissen veranderen, worden verborgen of geopenbaart. Dit golvende proces van de Jakobsladder, van op en neer, is als het geestelijk leren ademen, en geestelijk leren eten, leren kauwen. Je lichaam moet het dan verteren, verwerken, vertalen, tot nut maken, als een beeld van de dubbele kroon. De troon is een beeld van het verborgene, het onbekende. De witte kroon manifesteert zich in het boek Openbaring als de witte troon, als een beeld van de hemelvaart, de afzondering. De rode kroon manifesteert zich als het tot bloed worden van de wateren, als het avondrood wat de nacht aankondigt. Hoofdstuk 25. De Egyptologische Wortels van David We zullen zien hoe die lijnen precies liggen tussen Egypte en Israel. Ze hebben veel met elkaar te maken en leggen elkaar uit. Het zijn twee belangrijke dynamieken in het klaar krijgen van de culturele puzzel. Hosea 1 1Het woord des Heren, dat tot Hosea, de zoon van Beëri, kwam, in de dagen van Uzzia, Jotam, Achaz en Jechizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israël. Beeri is de put die leidt tot de grotten van de hieroglyphen, de graveringen, wat metaforisch is voor de verklaring. Het betekent het graven (ba'ar). Het wijst terug op de verborgen Egyptische diepte van Israël, de Afrikaanse wortels. De god(in) van het Egyptische archief is Dwd (Thoth, Grieks), als de Egyptische wortel van David. De oorlogen van David zijn metaforisch voor het verklaren van de mysterieën. De Egyptische DI-wortel (dai) betekent het veroveren van land. Diwt betekent vijf delen of vijf stenen, wat ook weer terugkomt in het Israëlitische David en Goliath verhaal, waarin David vijf stenen neemt om Goliath te verslaan. Diwt is ook in het Egyptisch een troep, een leger, of bende van vijf, en het betekent schreeuw, gegrom en gegil (gejoel). De Egyptische dwyt wortel van David (Hebreeuwse wortel : Dwd) betekent de morgen, verbonden aan pr-dwt het morgenhuis waarin men zich aankleed, optuigt, voor de dag, als een metafoor van het aandoen van kennis, het woord. Dwt is ook de onderwereld en de onderkamer beneden het graf. De dwtyw zijn de bewoners van de onderwereld, met de dw-wortel van vereren, aanbidden. De dwi-wortel betekent het roepen tot god in de afzondering. De dfyt-wortel betekent de penetratie. Het hele David-verhaal was dus al gecodeerd in de Egyptologie. De dw-wortel is de nacht. Dwa ntr betekende "het prijzen (dwa) van god (ntr)" wat ook weer een Israëlitisch beeld was van David die God loofde. De ntr dww was de morgen ster. De Egyptische D-hieroglyphen beginnen vaak met een hand, de letter D. In het Hebreeuws betekent David de gekoesterde, en heeft als Hebreeuwse wortel dwd, wat het spirituele vuur van de verzoening betekent, als het overkoken, als de tekenen van verzoening. Dit wordt metaforisch voorgesteld als de "broer van de vader", of vriend van de familie. De vader is de climax van de man, van het horen en gehoorzamen, oftewel de gevoeligheid, als de verbrokenheid van de man. Het is een zintuig. De broer van de vader, als de schaduw van de vader, is dan de houder van deze gevoeligheid, als een tester, een beveiliger. De wortel van dwd is overkoken, als de climax, wat ook terugkomt in de Egyptische d'f wortel met dezelfde betekenis, als een diepere Egyptische wortel van David. De dai-wortel van het veroveren van land, wat ook weer terugkomt in de david mythe, betekent ook veerboot over het water, of door de hemel. Het oorlog voeren is dus meer metaforisch voor het verkennen, het onderzoeken. De dai-wortel brengt het ook in verband met een kind die uitreikt naar de moeder borst. Met een M erbij, als in daim, komt dit ook voor, wat dan weer een wortelwoord is van het Hebreeuwse "dam", bloed, en ook van Adam, wat allemaal terugwijst op een kind die terugkeert naar de moederborst, door het trotse ego te laten doodbloeden. Het kind komt alleen terug tot de moederborst door "bloed". Dit heeft dus een enorme Egyptologische diepte. De dai of daim wortel betekent het verzetten tegen het ego, het doorboren. Er komt eindelijk antwoord, verklaring, in de Egyptische wortels van David. Dd betekent het spreken. Hier gaat het Kaïn mysterie verder, die door het afsterven van Hobel, de adem, oftewel door de gebondenheid van zijn spreken, de wachter voor de mond, uiteindelijk het pure woord aangeboden krijgt. Zo wordt Kaïn's mond geopend. Het ritueel van de opening van de mond van de dode is een belangrijke theologie in de Egyptologie, die een centrale plaats heeft. De Egyptische da-t(j) wortel is specifiek verbonden aan de boot van het zevende uur van de nacht, wat in de Amduat centraal gaat over de triomf over de vijanden van Ra en Osiris, iets wat ook weer terugkomt in de Hebreeuwse David-mythes. In het boek der poorten gaat dit uur over het komen tot het gebied van de Geb-palen waaraan de vijanden gebonden zijn om zo getransformeerd te worden, wat in de Egyptologie dus gaat om het komen tot diepere begrippen, als onderdeel van de etymologische exegese. Tot dit gebied leidt de da-t boot, de Egyptische davids-wortel. Het uur begint met het reinigen van de Ka, het Egyptische dubbel, of de dualiteit, het geestelijke. De letter K is in het Egyptisch de hieroglyph van de mand, als de houder. In de oertaal is de K een vissershieroglyph, een persoon met een net, als beeld van de literaire structuur van de educatie. Dan komen zij die door het zevende nachtuur gaan tot de diepte van hun Ka, K-bron. Zo kunnen zij hun armen gebruiken. Armen kunnen functioneren als ze hun gebruiksvoorwerpen vinden en aanwakkeren. Zo kunnen zij ook offeren, waardoor zij hun voeten weer kunnen gebruiken, en verder kunnen, door de woorden van Osiris (aser, suri). Zo worden zij ook gevoed door hun herstelde K-bronnen. Dan wordt de wet hersteld, zij ontvangen de veren van Moa(d) op hun hoofd, van de godin van de wet en de waarheid. In de begeleidende hieroglyphen zijn dit twaalf goden die een veer op hun hoofd ontvangen, als vlammen, wat ook weer terugkomt in het boek Handelingen waarin de twaalf apostelen de vlam van pinksteren op hun hoofd ontvangen op de pinksterdag, de tongen van vuur. Deze twaalf goden hebben de wet beoefend, en daardoor ontvangen zij de veer of de vlam. Ook zijn het die voor hun godin hebben gevochten (gestudeerd). Zij mogen nu de rust van de aarde ingaan,
Page 46
om zo tot de tabernakel te gaan waar de grote godin de vijanden vernietigt (de onwetendheid). Op de boot komen zij tot de hal van de palen waaraan het ego, de onwetendheid, sterft. Er wordt hier gegrepen (ra), er wordt hier geperst (atum), er is hier geweldadigheid (chepri), er is hier vreselijkheid (shu), en er is hier nauwkeurigheid (geb). Er is hier verdrukking (osiris), en autoriteit (horus), opdat het goud naar boven zal komen. Het zijn beelden van het snoeien, vruchtdragen en oogsten. In het zevende nachtuur van de Amduat moet de dode de valse slang (van onwetendheid en valse kennis) "overwinnen", rangschikken, om zo te komen tot de mehen-slang van de heilige gebondenheid, zijn beveiligings-systeem en leidsraad. De slang is ook een Egyptische wortel van David, als dt (cobra), wat ook lier betekent, harp (dt, ddt), wat ook weer gebruikt werd in de Israelitische Davids-mythe. Zij die in de mehen-slang zouden komen zouden rust ontvangen, omdat het een goed beveiligingssysteem is. Dit is een eeuwig beveiligingssysteem wat alles voor eeuwig in de gaten houdt, en niemand kan ontsnappen van dit toezicht. Serket, de schorpioenengodin, de doorboorder (een Egyptische wortel van David), brengt de heilige adem. Zij gooit haar lasso om de nek van de slang. Dan komen er vier straffende godinnen met messen. De eerste is genaamd dm-dyt, als zij die hen van de da-t-boot weer terugbrengt tot de moederborst. De vier godinnen zijn degenen die de slang van het ego straffen, ontleden, in de duat, de onderwereld, in het archief (thoth). Het gaat hier dus om het rangschikken en inventariseren van de boeken. Dit leidt tot de troonzaal van Horus op de troon die twaalf goden met sterren op hun hoofd toespreekt. Eén van zijn namen is Duaty (David, Thoth), hij van de onderwereld. De twaalf goden komen terug in het Judaïsme als de twaalf stammen van Israël voor het aangezicht van David, en als de twaalf discipelen van Jezus op de troon van David in het christendom. Een andere naam is hij wiens tong een mes is, wat ook weer terugkomt in het Nieuw Testamentische boek Openbaring als een eigenschap van Jezus. De twaalf goden representeren de twaalf uren van de onderwereld. In tegengestelde richting staan de twaalf godinnen die de uren vertegenwoordigen. Eén van haar namen is duatjt, zij van de onderwereld. Voor hen ligt een krokodil, een beeld van de exegese. Een andere naam van haar is jani-t, zij die donker is. Openbaring 12 1 En er werd een groot teken gezien in den hemel; namelijk een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren; 2 En zij was zwanger, en riep, barensnood hebbende, en zijnde in pijn om te baren. 3 En er werd een ander teken gezien in den hemel; en ziet, er was een grote rode draak (de slang), hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden. 4 En zijn staart trok het derde deel der sterren des hemels, en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben. 5 En zij baarde een mannelijken zoon, die al de heidenen zou hoeden met een ijzeren roede; en haar kind werd weggerukt tot God en Zijn troon. De krokodil die voor de godinnen ligt ligt op een zandbank. Vanuit de krokodil komt het hoofd van Osiris, wiens lichaamsdelen door de krokodil gered waren uit het water, en die nu door de krokodil (exegese) worden bewaakt. Ook het "staan op het zand" is een thema in het boek openbaring, zoals Johannes die in de KJV op het zand staat, en in andere Westerse versies is dit de draak (slang). In het Egyptisch is ook de vijandelijke slang (apopis) op de zandbank. De zandbank is genaamd : "brenger van water". Dan komen we weer uit bij Beeri, de vader van Hosea. Beeri betekent ook bron. Hosea 1 1Het woord des Heren, dat tot Hosea, de zoon van Beëri, kwam, in de dagen van Uzzia, Jotam, Achaz en Jechizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israël. Uzzia is het luide geroep van Jehovah, oftewel van Havah, Eva, de godin van de inwijding tot kennis. Hoofdstuk 26. De Verzoening door Jezus in de Egyptische Wortels Isis was degene in de Egyptologie die de lammen liet lopen en de blinden ziende maakte, wat later werd toegeschreven aan Iesous, Jezus. Horus werd verblind door Seth, en Thoth genas zijn ogen door zijn speeksel. Dit komt ook weer terug in het verhaal van Jezus die de blinde genas. Dit komt dus uit het Egyptische Dodenboek. Efeze 2 14Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, 15doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, 16en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. 17En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; Dit gaat over het verzoeningswerk van Jezus wiens gebroken lichaam, de kerk, weer verzoend wordt, wat ook weer verwijst naar de verloren stammen van Israël die verzoend zullen worden. Dit is oorspronkelijk een Egyptische mythe over het verscheurde lichaam van Osiris in veertien delen, veertien stammen, die later door Isis, met hulp van Sebek, werden opgevist uit de zee en werden samengevoegd, verzoend. Het was één van de belangrijkste mythes van de Egyptenaren en nu is het één van de belangrijkste mythes van het christendom. In de diepte gaat dit om de verzoening van de diversiteit, de eenheid in verscheidenheid. Het gaat om de verzoening van de religies en de culturen. Dit stond bekend als de opstanding en ontwaking van Osiris. Dit gebeurde dus door Isis, zijn vrouw. Beiden waren voorlopers van Jezus bij de Egyptenaren. Hierop is dus ook de visserscultus van de christenen op gebaseerd. Horus was de wreker van de dood van zijn vader, Osiris, en had een gevecht met Set (satan), of Typhon in het Grieks, de monsterlijke reuzenslang. In dit gevecht werd Horus dus verblind (zie Simson) en zijn armen werden afgekapt. In dit gevecht veranderde SetTyphon soms in een zwart varken. Ook Horus' lichaam moest verzoend worden door de lichaamsdelen uit de zee te vissen. Isis viste ze op met de hulp van Sebek die ze vond. Vandaar dat Sebek, de krokodil, van wezenlijk belang is in de verzoening van het lichaam. Er waren verschillende Horusen. De Horus die zijn ogen verloor was de hemelse Horus, de eeuwige overwinnaar van Set, het kwaad, en de Horus die zijn handen en armen verloor was de zoon van
Page 48
Isis. Set werd niet als de christelijke satan behandelt, als het ultieme kwaad, maar meer als een dualiteit, want Set is ook een god aan de zijde van Ra. Het was dus meer een soort theaterspel met diepere waarheden. Set moest dit spelen, zoals ook de gnostische Judas, als een beeld van het toetsen en beproeven. In het Judaïsme gebeurde dit ook gewoon door de engelen van God die daartoe waren uitgezonden, en één van hen was satan. Vandaar dat het Judaïsme een vorm van satanisme is, maar dan in oorspronkelijke positieve zin. Ook God veranderde in satan in het boek Numeri, omdat het een neutraal woord is. In het Grieks kan een demoon ook goed en slecht zijn. Thoth was degene die het gevecht tussen Horus en Set ten einde bracht door de ogen van Horus te genezen met zijn speeksel. In de diepte gaat het erom dat Horus door Thoth, het Woord, de ibis, tot inzicht kwam, tot diepere openbaring over wat er gaande was. Verbonden hieraan is de mythe van Set als de reuzenslang Apep, apopi, die tegen Ra strijdt. In de Coptische bijbel (Grieks-Egyptisch) wordt apep genoemd in Genesis 6:4 over de nephilim - De reuzen, apopi, waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun kinderen baarden; dit zijn de geweldigen, apopi, uit de voortijd, mannen van naam. De krokodil is een beeld van de verzoenende exegese in de diepte, als een beeld van het werk van Isis. Ook één van de vormen van Apep is een oer-krokodil. De verzoening komt ook heel duidelijk naar voren in de hereniging tussen Jakob en Ezau en in Ezechiel 37. De verzoening van de verloren stammen van Israël is maar een metafoor van veel diepere dingen. Het gaat niet slechts om Israël, maar dus ook om de Egyptische achtergrond. Kolosse 1 19Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, 20en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is. 21Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, 22in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich te stellen, Dit gaat dus heel diep, omdat het ook vijanden met elkaar verzoend, omdat er een ander zicht komt op dingen. Dit vanwege het herstel van de ogen van Horus, of de ogen van Simson. De profetische gave wordt zo hersteld in het lichaam van de kerk. Dit is dus een kerk op basis van de natuur en de etymologie. Wie kan deze machine stoppen ? Dingen kunnen niet voor eeuwig verborgen blijven. De verzoening kan alleen ten diepste doordringen als de moeder in ere wordt hersteld. De moeder is de natuur en haar vruchtbaarheids-principes. Zonder de baarmoeder gaat alles dood en loopt alles vast. Zoals Isis was ook Horus verantwoordelijk voor de opstanding van Osiris. Horus beeldt namelijk het innerlijke kind uit van Osiris. Alleen kinderen kunnen het koninkrijk der hemelen ontvangen, wat ook weer overvloedig terugkomt in de Jezus mythe. Alleen aan kinderen zal het geopenbaard worden. In die zin is Horus dus een belangrijke esoterische sleutel tot de opname, en een groot medicijn, als een deel van Osiris wat tot hem terugkwam door toedoen van Isis, de moeder. Zij gaf geboorte aan hem. Keb, de vader van Osiris, of moeder, een beeld van de leegte, de diepte van de aarde, hielp ook mee, en zette zijn of haar voet op het hoofd van de vijand. Keb is een beeld van de baarmoeder van Isis, verbonden aan het Aramese Keb(a), de ark waarin zich het Woord bevindt (vergelijk Arabische kaba, de plaats van de zwarte steen, het heiligdom van de islam). De vijand was verslagen door Horus, het innerlijke kind van Osiris. Zo werd het lichaam van Osiris verzoend. Dit gaat dus niet zonder diepgaande demonologie. Ook Nephthys, de duisternis van Isis, haar zuster, hielp mee, als een bijmoeder, in het herscheppen en verzoenen van het lichaam van Osiris. Zij deed dit in haar Seshat-vorm, de godin van het Woord en educatie, de godin van wijsheid, kennis en het schrijven, van de inscripties, vandaar dat zij vaak is afgebeeld in luipaardenhuid. Zij is ook de godin van architectuur, de woningbouw van de onderwereld. Zo bracht Keb vanuit de leegte het koningschap voort voor Osiris, als de overwinning van het ego, als meesterschap in de demonologie. Hoofdstuk 27. Ragnarok in de Egyptologie Sokar is het Egyptische mysterie of enigma van 'de poel des vuurs'. Zijn grot ligt er vlak boven, in de diepte van de woestijn. Dit is Zekaryah in het Hebreeuws, oftewel het Zacharia mysterie in de kleine profeten. Sokar staat voor het reinigen van de mond, oftewel het reinigen van het Woord, het verdiepen van het Woord totdat er verzoening plaatsvindt tussen de talen en de religies. Dat gebeurt in de diepte van de exegese, de schriftuitleg, als het herstel van de context (waarvan het communisme een metafoor is). In de Egyptische mythologie moest elke 'dode' (aan het ego) door de woestijn van Sokar heen om zo wedergeboren te worden. Dit gebeurde wanneer de dode de grot van Sokar had bereikt in de diepte van de woestijn en kwam tot het mysterie van de poel des vuurs. Ook Ragnarok in de Germaanse mythe draagt dit geheimenis, waarin de mens door het ijs en de nacht tot het mysterie van vuur zou moeten komen. In een droom kwam Ragnarok eens tot mij als een jongen, en hij wees op zijn mond met een lijmstick en begon zijn onderlip in te smeren, waardoor hij in een magische bevroren staat kwam, en toen was er zware hemelse, nibaanse magie. De Germaanse Ragnarok loopt parallel aan het Egyptische Sokar mysterie, oftewel het Zacharia mysterie in de bijbel. Sokar is de verhongering in het Egyptisch, als het heilige vasten, het leegworden, waarvan ook de Arabische Ramadan een beeld is. Dit is een beeld van het "minder is meer" principe, oftewel het minimalisme. In de Germaanse mythologie kon men alleen tot de godin Hel komen door Honger, haar wachter, soms voorgesteld als een bord of een mes. Hieraan stierf het ego. De mens moet daarom de leegte in, wat ook het boeddhisme predikt. Odin, die zichzelf ook Hoog noemde, beschreef Hel als een woeste donkere oorlogsgodin. Zij voert strijd tegen het ego, wat een beeld is van de vruchtbaarheid. In de mythe werd Zacharia gestenigd, wat een beeld is van het gereinigd en verdiept worden door het Woord, door de Wet. Gedurende ons hele leven worden zulke stenen op ons afgeworpen om ons te verdiepen. De stenen worden op ons afgegooid opdat de tempel gebouwd zal worden. Wij zijn de tempel, wij zijn de tabernakel. In het Nieuwe Koninkrijk werd Sokar (Zacharia) gelijkgesteld aan Osiris die in de onderwereld troonde. Ragnarok is in die zin ook verbonden aan Osiris. De poel des vuurs is als een testende steen, als de oerim. Dit is ook wat de betekenis van vuur is in het Aramees. Sokar bewaakt in die zin het geheim van het toetsen. De poel des vuurs is een beeld van het Woord van Sokar. Het komt uit zijn mond. Hij spuwt het. Zijn grot wordt bewaakt door de twee Akerleeuwinnen, godinnen van de aarde. De mens die hier komt raakt in gevecht met hen, zoals Jakob met hen vocht op Pniël. Niemand komt zomaar tot het geheimenis. Eerst moet het ego sterven en moet de mens aan de condities voldoen. De vlammen van Sokar leiden de mens, als inzicht, als een beeld van openbaring. De vlammen van Sokar zijn de dromen gegeven aan de mens die hiervoor klaar is. Dit is ten diepste wat de poel des vuurs is, als de poel der dromen. Het mes vernieuwt de aarde in de Egyptologie, en leidt tot de poort van het eeuwige mes. In de Germanologie is het mes een beeld van de honger, wat tot de eeuwige
Page 50
leegte leidt, waarin de principes van vruchtbaarheid opgewekt worden. Sokar leeft door dit vuur der dromen wat opgewekt wordt in de leegte, wat opgewekt wordt in het ijs, en dit vuur is niet noodzakelijk warm, zoals ijs niet noodzakelijk koud hoeft te zijn. Het gaat hier dus om het Nibaanse vuur en ijs, twee metaforen. Het is het droomvuur en het droomijs wat de mens leidt. In de Egyptologie is het mes een deur in de onderwereld, en zo ook het eeuwige mes, als beelden van de heilige honger, het heilige minimalisme wat tot vruchtbaarheid leidt. De mens moet dus kiezen tussen minimalisme wat tot leven leidt (kennis), of het materialisme wat tot de dood leidt (onwetendheid). Sokar, de Egyptische leegte, is daarom ook een beeld van de Egyptische apocalypse, wat dus in het christendom Armageddon is, in de Germanologie Ragnarok en in de Amazonologie Tahulen. In de Egyptologie is dit niet alleen een beeld van de wedergeboorte, maar ook van de verjonging. De poel des vuurs is in de Egyptologie de voorbereiding voor de opname die leidt tot de troon van Osiris, of de godin Suri. De Egyptenaren hadden zo'n sterk moeder besef dat zelfs Horus, Here, soms als een moeder werd beschreven. In de Pyramide Teksten van het Oude Koninkrijk voedde zij haar kinderen aan de borst. Er was altijd een sterke geslachtelijke dualiteit binnen de Egyptische goden, wat ook weer terugkomt in de Germanologie bij bijvoorbeeld Loki. Ook in de Israelitische teksten is God in diepte een vrouw met vrouwelijke, metaforische eigenschappen, vandaar dat wij ook spreken over de verborgen Godin in de bijbel. In veel westerse vertalingen is zij vrijwel geheel weggestreept. Het vee met horens en hoeven is een beeld van de heilige volharding en verharding, van hen die door het Ragnarok zijn heengekomen. In dat opzicht is het tweede nachtgezicht van Zacheria van belang, over de horens. Het gaat over de heilige bevrorenheid die afzondering brengt. De gehoornde, by, komt in de grot van Sokar tot de slagers van de poel des vuurs, de slagers van het ego. Dit is een metafoor van het verdiepen. Ook het ego heeft zijn eigen volharding en verharding. In het nachtgezicht van Zacharia wordt dit opgelost door kennis in het Aramees, door vier geleerden, door de herbouw van de tabernakel, waar een ander nachtvisioen van Zacharia over gaat, wat een metafoor is voor het herstel, de verdieping, van het Woord. Je kunt de horens van het ego niet verbreken door geweld, maar alleen door het verdiepen, door het vergeestelijken. Het moet doorvertaald worden en gerangschikt. Deel II De Dualistische Egyptologie Hoofdstuk 28. Het Slapende Christendom en de Dualistische Egyptologie Jeremia 2 gaat over ISRAEL (YISRAEL). YISRAEL is het andere deel, naast JUDA, van God's heilige volk, maar daar is de Heere dus helemaal niet over te spreken. In de grondtekst is YISRAEL het centrum van de verzameling van wijsheid (TEBUWAH), als de hoeksteen, als het voorhoofd, maar ook is het een vergif (klaarblijkelijk voor oorlogs- en jachtsredenen en medicinale redenen). Dan vraagt de Heere wat voor valsheden de clans, de stammen, in Hem hebben gevonden dat zij Hem hebben verworpen (vs. 5). In vers 6 gaat het over de uittocht uit Egypte, de exodus. MARYA, de Heere, installeerde sieraden, juwelen in de stam en bracht hen tot een hogere status. Dit staat in de Aramese grondtekst gelijk aan de hemelvaart, 'ascensie'. En dat wordt tegelijkertijd duidelijk wanneer we zien wat het land van Egypte eigenlijk inhoudt, want dat is dus weer de ONDERWERELD in de grondtekst. In de Hebreeuwse grondtekst betekent EGYPTE ook siege, burcht, isolatie, honger (TANTALOS), het verboden land (Vgl. de VERBODEN vrucht), en omheining (MATSOWR). Vervolgens zien we hoe MARYA hen leidde door de wildernis, het land van de bedreigingen, en door de woestijn (ARABA), het land van de bedekking met vachten in de grondtekst, van duisternis, en het donker worden, het land van de avond (ARAB), wat op de jacht duidt. In het Aramees betekent dit ook leegheid (HREB, HARBA). Ook werden zij geleid door het land van schaduwen, wat betekent : de neiging om weer te vertrekken (Vgl. Tantalos), en wat ook schild betekent, en weer donker worden en donker groeien. In het Aramees gaat het dan over het land waar geen man ter huwelijk wordt genomen. Dat zal dan het land van de AMAZONEN geweest zijn, waar mannen alleen goed waren als gevangenen en slaven, en waar elk huwelijk alleen maar een spot-huwelijk was, of schijn-huwelijk. Dit zijn allemaal gebieden in de onderwereld, zoals de grondtekst laat zien. Dan dreigt MARYA, de Heere, dat ze maar eens op de eilanden van de Kittiers moeten gaan (vs. 10). In de grondtekst is dit de plaats van honger (Tantalos), afgunst, lusten, vernedering, 'de plaats die hen laat neerbuigen'. In vers 12 wordt er dan opgeroepen om leeg te worden, tot de leegte te gaan in de grondtekst, en om je te hullen in verschrikkelijke vreze, want de duister gegroeide stammen, de met vachten beklede stammen van de jacht, hebben MAYIM, het goddelijke zaad, verlaten. Dit zaad komt van de fontein, wat een 'bron van het oog' is. MAYIM is de ogenzalf (melk en zaad). In de grondtekst is MAYIM zo krachtig, dat het opwekkings-kracht, opstandings-kracht, heeft. Als we het hebben over de Joodse Scheuring dan hebben we het niet alleen over de scheuring van het huis van David in een twee-stammenrijk en een tien-stammenrijk, maar ook de scheuringen daarvoor : Jakob werd door zijn zonde afgescheurd van zijn gezin en moest vluchten voor Esau. Jozef werd afgescheurd door de zonde van zijn broers. Mozes werd afgescheurd van zijn volk door Egypte, en we zien scheuringen tot aan het huis van David als een groot lijden van het volk, als een heilige besnijdenis. De Heilige Besnijdenis is het kloppende hart van het Kruis, die een relatie met ons wil. Zo kunnen we haar volgen over het pad van de Joodse Scheuring, helemaal tot aan de berg van Eeden. De scheuring is belangrijk geweest om ons harnas op te richten. Zorgvuldig zalft zij ons, en ent ons op de Joodse stam. Het is een snoei- en entproces. Als er één kruis is waaromheen alle kruizen draaien dan is het de scheur. Hierin staan de geschiedenissen van God en Zijn Volk opgetekend, als een vurige steen van het altaar van de godenberg. Wij hebben iets van die heiligheid gezien. Door de scheur kwam er verzoening, en uiteindelijk de nieuwe wijn. Ook wij mogen in deze wijngaard werken. De scheur leidt ons helemaal terug tot het altaar met de vurige stenen, door de Heilige Besnijdenis. Als het volk van God de Heilige Besnijdenis weer leert kennen en haar aanneemt zal dat het begin
Page 52
zijn van het Vrederijk. De Heilige Besnijdenis is onze banier, de brenger van de nieuwe wijn. Door een scheur in Davids Huis kwam zij binnen. Het is voor ons van belang die scheur te kennen, en die te dragen als een heilig harnas. Als er iets is wat ons behoort te leiden dan is het de Heilige Besnijdenis. De Heilige Besnijdenis zal onze zintuigen besnijden om ons binnen te laten gaan in een nieuwe dimensie, het voorportaal van het Vrederijk. De besnijdenis zal ons verzoenen, maar ook afzonderen. Door de besnijdenis komen we tot de diepere waarheden van God en Zijn geheimenissen. Staat u daar open voor ? Ik bid dit met heel mijn hart. Dat de Heere uw hart zal verlichten, en zal laten zien waarop het aankomt. Het Woord van God staat vol met nuances die bij nader inzien ineens heel belangrijk schijnen te zijn. Mozes was een sleutelfiguur in de uittocht uit Egypte. Hij had een Midjanietische vrouw genaamd Sippora. De Heere wilde op een gegeven moment haar zoon doden. Sippora nam een stenen mes en besneed haar zoon, terwijl ze met de voorhuid zijn voeten aanraakte en hem 'bloedbruidegom' noemde. Toen week Gods toorn. Weer zien we hier hoe belangrijk de besnijdenis is, en hoe belangrijk de positie van Sippora was. Zij was de geestelijke moeder van de uittocht en een moeder van de besnijdenis tot het afwenden van Gods Toorn. Gooide Egypte Israelitische kinderen in de rivier ? In de grondtekst zien we iets heel anders gebeuren. De jongetjes werden uitgehongerd en in een mijnen-put geworpen, de YEOR. De meisjes konden doorleven in kracht. Degenen die dat deden waren de SHALAK, ontvoerders en slavendrijvers van kinderen. SHALAK-geesten zijn reuzen met doodskoppen als hoofd. Zij worden ook wel 'gooiers' genoemd. In het Aramees worden alle jongetjes in het vuur geworpen, wat ook weer verband houdt met de URIM, als een test-vuur. In ieder geval werden de jongetjes tot kinderslavernij in de mijnen gedreven, en de meisjes werden min of meer vrijgelaten. Het is allemaal wat gecompliceerder dan wat de vertalingen willen doen geloven. Het is natuurlijk nog maar de vraag of het wel daadwerkelijk om Egypte ging toen de Israelieten na de dood van Jozef in ballingschap leeften. Dit was weer in de ERETS, in de onderwereld. Telkens weer wordt het woord Mitsrayim gebruikt, wat belegering betekent, toren, burcht, als een omheinde plaats. Ook betekent het 'dubbele last'. De Paro, de leider, was in het Aramees een malaka, een wezen in de hemelse gewesten. Er was daar een ondergronds rijk waar kinderen in werden geworpen, de YEOR. In het Aramees was dit ook een vuur-rivier. De Paro wordt in Yechezqel 29 beschreven als de grote TANNIYN, de slang. In het Aramees de oude slang, de Leviathan. Deze heeft geslachtsgemeenschap in de vuur-rivier, of in de ondergrond, de put waar de kinderen in werden geworpen, de YEOR. De YEOR is eigenlijk de gradaties van de ondergrond, van de put, waar de mensheid in viel door de zondeval. Er zullen haken door zijn kaak gaan, in Yechezqel 29, en de Leviathan zal in de wildernis worden geworpen, met al zijn vissen. Ook betekent wildernis 'mond' in de Hebreeuwse grondtekst. De erfenis schreeuwde om geanalyseerd te worden, uitgelegd te worden, om enigszins een draai aan het verhaal te geven, om mensen te verlossen van de slavernij. Men moest het zien als code, en men kon de code veranderen. Hierdoor kwamen de vele gnostische en esoterische genootschappen opzetten. Het is tijd dat de zegelen van de voorouders gebroken gaan worden. De duivel had overal zijn verdraaiingen laten plaatsvinden. Ook het gehele christus-verhaal en het heilige geest verhaal is verschrikkelijk demonisch. Wij moeten onze weg hier doorheen zien te vinden, en komen tot de diepere structuren hierin. Zink er maar in weg, en grijp het nieuwe leven. Laten we beseffen dat al deze mannelijke superioriteit, de patriarchie, deze dingen als een code hadden opgesteld. De code moet verbroken en veranderd worden. Deze code was geinspireerd door de geest van SEPTUS. Ook in Egypte houden de wortels van Jezus, of de machten achter Jezus zich verborgen. De zonnegod Iusu of Horus werd daar maagdelijk ontvangen door Meri (Isis), en zijn vader is Seb, waarvan Jozef en Maria zijn voortgekomen met het kindeke Iesous, Jezus. Ook Horus had de kwaliteiten die Jezus had. Oannes was de Babylonische visgod die de mensheid beschaving leerde. Deze in die tijd beroemde god werd door het christendom overgenomen als Ioannes de Doper, oftewel Johannes. Ook was deze figuur overgenomen van de Egyptische Anup, die Horus doopte. Jezus had zijn wortels in de Horus/ Iusu verering, maar Horus was de god van oorlog en jacht, en was altijd in strijd met Seth, Satan, zoals Mithras ook een god van oorlog en jacht was. Deze goden werden aan de kant gedrukt en overgenomen en bedekt door Jezus. De YAD is Adam, de penis, de speer, de IDOM, de oorlogs-fetish, die ook Horus gebruikte om het kwaad te overwinnen. Horus overwint door zijn erecte phallus, en werd ook vaak zo afgebeeld. In het christendom werd dit alles afgedekt, en was dit allemaal taboe. Dit kon namelijk de val van de elite betekenen. In de geheime leer van de elite, de vrijmetselarij, de illuminati, en andere geheime genootschappen, wordt de phallus volop aanbeden, en kun je dit ook telkens terugvinden in hun kunst en architectuur. Ook neemt de Egyptische cultuur een centrale plaats. Zij willen de burgers namelijk blind houden voor de feiten. In de kerken worden gewoonlijks de Egyptische achtergronden niet besproken. Jezus wordt gewoon als een marionet gebruikt door de hogere, verborgen machten, zodat het volk in slaap blijft. De Egyptische goden mogen dan de diepere waarheden van de gnosis vertegenwoordigen, die de kerk probeerde af te dekken. Ook Egypte is een zegel wat verbroken dient te worden. Ook etymologie is belangrijk, de oorsprong van talen. De waarheid, TRUTH in het engels, komt van Thoth, THTH, de Egyptische god van de wijsheid en schrijfkunst, ook YAH, de maangod, waar Yahweh vandaan kwam. Thoth kondigde de geboorte van Horus/ Iusu aan en is daarmee de Egyptische Gabriel. In de esoterie is Thoth het Woord en het Bloed. Het is datgene wat zich achter God en Jezus verscholen houdt. Horen, to hear in het engels, komt van Horus, Heru, de Egyptische. Het horen is in het Aramees een belangrijke poort, omdat het op de opening van de vagina wijst. Horen houdt ook verband met ge-hoor-zamen in de grondtalen. Zien, to see in het engels, komt van Shu, een machtige vader-god in het Egyptische godenstelsel, god van de lucht, de grootvader van Osiris en de overgrootvader van Horus. Hij is de rijzende god, de macht achter de opstanding van Jezus, als een Egyptische vorm van de Heilige Geest. De profetische bloedlijnen binnenin het christendom worden bewaakt door Horus, horen, en Shu, zien. Horus is de zon in de openbaring. Deze zal veranderen in een zwarte, harige sakkos, een dierenhuid. Zwart, melos, staat ook voor zwarte inkt, wat duidt op een nieuw boek. Aarru is het Egyptische paradijs, Eden. ARREN was wat de Israelieten uitleidde in de Exodus, tezamen met MOSY, het pad van zwakheid en honger. Nut was de hemelse boom, de boom des levens, waar zij fruit en water schonk. Zij is de Egyptische godin van de lucht, en het pad door de hel. Zij was de scheidingsmuur tussen chaos en orde. Zij houdt zich verborgen achter de boom der kennis en de slang. Nut is de slang achter de slang, om hemelse geschenken aan te bieden. Zij is ook een haaienkoningin. Ook is zij de watergodin Neith, Net, een oorlogsgodin, moeder van Ra, Apap en Sebek. Zij gaf wapens aan de doden. Zij was ook godin van de jacht. Neith is de moeder van de Egyptische demiurg, de Sebek-Ra. Ra en Apap, de draakslang van de abyss, waren altijd in gevecht. In de nacht slokte Apap de zonneboot van Ra op, zodat Ra de onderwereld inging en Osiris werd, de god van de dood. Ra reiste altijd als zonnegod door het lichaam van Nut, die geboorte gaf aan de zon in de ochtend, na het verslaan van de slang Apap. Het
Page 54
bloed van Apap verscheen iedere morgen als het morgenrood. Er was altijd strijd tussen de abyssslang en Ra, omdat Apap heerste in de oertijd van de abyss, en Ra pleegde eens een staatsgreep om de macht over te nemen. Ra reiste op zijn zonneboot met verschillende wachters die hem beschermden. De meest krachtige was Seth die in het stuurgedeelte was, en die Apap spietste met een speer. Ironisch is het dan dat Ra, Seth en Apep één en dezelfde persoon zijn. Zij beelden de seizoenen van de Anu-Bisu-staf van Horus uit. Ra wordt ook wel ATUM genoemd, de Egyptische Adam. De Egyptische Adam wordt gezien als de eerste en de laatste, ATUM van het woord TEM, als de voleindiger. ADAM, IDOM, DM, was niet slechts een persoon, en niet slechts een man, maar een stam in de grondtekst. Het betekende ook bloed (DM). In de Aramese grondteksten is MARA God. MARA betekent bitterheid. MARA, MR, betekent ook baren in het Hebreeuws, als zijnde de geboorte door bloed. MARA is het teken van overwinning. In de Hebreeuwse grondtekst wordt dit YEHOVAH, YHVH, genoemd. De Israelieten waren in de Egyptische ballingschap gegaan, en de Egyptische maan-god YAH werd gehecht aan HAVA, EVA, wat ook kennis betekent, 'te kennen geven'. EVA is in de grondtekst het vermogen tot interpreteren. De teksten van de Tenach kwamen voort uit de Orionse paradijs teksten. Ook Egyptische mythologie was hier van afgeleid, waar ook veel naar verwezen wordt in Egyptologie, en ook in de Egyptische astrologie. Dit draait voornamelijk om Orion, maar Egypte is een zegel hierop. Veel Egyptische architectuur en geometrie was om Orion te channelen. MOSE, MOSHE, MOZES, kwam deels voort uit de Ma'at mythe van Egypte, de godin van de wet en het recht. Deze mythe was overgenomen van verschillende Egyptische voorvormen. Dit was om de dieptes van Judah te bedekken. De moeder werd MATER genoemd in het Latijn, als het Latijnse woord voor moeder, in het Engels MOTHER. In het oude Egypte was 'MUT' het woord voor moeder, en MUT was een moedergodin. Hier komt ook het Duitse MUTTER vandaan. In het Aramees kwam MTR, Mitra, om voor veertig dagen het merkteken te brengen. Het bracht de grote vloed. Ook MUT, MOET, heeft deze betekenis. Zij was de oergodin van de wateren waaruit alles geboren werd. Het Latijnse MATER is verbonden aan MA, MAT, de Egyptische godin van de wet. Mati is in het Sranan Tongo de vrouwelijke scheppingskracht en de vrouwelijke contacten onderling, als de matriarchie, waarin ook het woord mati zit opgeborgen. Mati is in het Egyptisch de wet, ook wel Maat genoemd, de godin van oordeel. Zij draagt een struisvogelveer, en is zelf een struisvogelveer, wat wordt gebruikt op de weegschaal om de harten te wegen van de overledenen in de hal van Mati of Maat. De harten behoren zo licht als de veer te zijn, om door te kunnen gaan tot de onderwereld. De harten konden in hun leven zo licht worden door goede daden. Als de harten te zwaar zijn door slechte daden, dan zouden ze verslonden worden door het monster Ammoet, om zo te gaan tot de eeuwige rusteloosheid. Zo zien we dus dat de Egyptische wet een reflectie is van de Mati van het Sranan Tongo. In de Sranan Tongo gnosis, de Surinaamse gnosis, is Mati de scheppingskracht van de moeder, wat steeds meer door het christendom werd afgedekt. De Egyptische Mati is slechts een heenwijzer daarnaar. De Afrikaanse Pygmeeen in Sumerie kenden de Egyptische Maat al als Matu, de moeder van God, de moederschoot en de onderwereld. Sebek is in de Egyptologie een beruchte oorlogsgod, een krokodillengod. Over deze god is veel geschreven, en deze god staat ergens hoog aangeschreven in de Egyptische godenlijst. Hij is de god van het water, als een groot vruchtbaarheids-symbool. Door zijn zweet zou de Nijl zijn ontstaan. Ook in de esoterie heeft hij een grote plaats als de botten van Christus. In het Aramees is Sebek als Sebeq, SBQ, de scheiding of echtscheiding. Het is ook de verbanning. Dit is wat in het Aramees het vergeven is, wat helemaal verkeerd door het christendom wordt voorgesteld. Vergeving, genade, is als het bot van het christendom, maar oorspronkelijk was het een daad van afzonderen, van exorcisme. Vergeven kan juist dus ook heel negatief zijn. In het Aramees is SBQ bloedvergiet. In de Egyptologie wordt Sebek ook Sobki genoemd. In het Sranan Tongo is SABI het kennen en weten, als de Surinaamse gnosis. Dit is waar de Sebek of Sobki naartoe wijst. Het is slechts een reflectie. Wij moeten komen tot de diepte van SBQ, tot SABI. Ook is SBQ een rivier, of een rivierengebied. In de Egyptische Mythologie klaagde RA dat de mensen steeds minder respect voor hem hadden, en hij werd zelfs door hen bedreigd. Sommigen wilden RA vernietigen. RA verloor steeds meer vertrouwen in de mens, en begon zich steeds meer terug te trekken. Hathor, zijn dochter, werd woest toen ze van hem hoorde dat sommige mensen hem wilden ombrengen. Hathor veranderde toen in Sekhmet, de leeuwinnengodin van de oorlog en de wraak, om de mensheid te vernietigen. Hathor in haar Sekhmet vorm was zo woest, en vernietigde zoveel en bracht zoveel chaos, dat RA haar moest stoppen met een meer van bloed-gekleurd bier. Hathor wordt net als Sekhmet het oog van RA genoemd, als het alziende oog van kennis. Hathor is een grote moedergodin in de Egyptologie, en draagt een hoofddeksel met twee runderhoorns. In het Sranan Tongo is zij HATI, wat vurig en pijnigen betekent. In de esoterie staat zij voor de stam Isasschar van leegte en het piercen, wat haar dus aan Sekhmet verbindt. ATI is hart in het Sranan Tongo. HA, als HA-ATI, is de Egyptische god van de woestijnen van de onderwereld. Het paradijselijke hart van de onderwereld is in de grondteksten van de Bijbel de halsketen die de adem moet laten overgaan tot bloedgas. Dit is dus de manier waarop Hathor werkt. Oorspronkelijk was zij de oerslang, een slangengodin, als de wurgende. HATI, als het hart van de onderwereld, is de ANAQ, oftewel de halsketen, van het oerwoud. Zij is dus dat wat in de leegte leeft. Zij kan gevonden worden in de dieptes van de afgrond van de onderwereld. In de diepte gaat dit dus ook over de stam RUBEN, de ademloze, het zaad wat leeft door bloedgas, door bloedvergiet. In het Karaibs is de ANAQ de ANEKA, het halssnoer. In het Egyptisch betekent HATHOR 'huis van Horus'. Horus is een belangrijke vruchtbaarheidsgod in de Egyptologie. Hij staat voor de opstanding en wedergeboorte van zijn vader Osiris, de god van de dood en het oordeel. Horus is een god van de oorlog en de jacht. Ook is hij de god van de wraak. Samen met zijn moeder zorgde hij ervoor dat zijn vermoorde vader weer tot leven kwam. Zijn vader was vermoord door Seth, de god van het kwaad. De moeder van Horus was ISIS, de godin van de troon en de magie, die ook hem opwekte. ISIS is SIRI in het Sranan Tongo, wat zaad betekent. SIRI is de MAYIM in het Sranan Tongo, als de levenskracht. HORUS is HORI in het Sranan Tongo, wat tegenhouden en vasthouden betekent. HORI DORO is volharden en volhouden, en HORI NA ATI is een wrok koesteren. Dit is dus de beschrijving van het kwaad, wat dus neutraal is, en wat dus gebruikt kan worden aan beide kanten van de paradox. In de Egyptologie is HORUS degene die alle doden voor de troon van zijn vader, Osiris, brengt. Osiris is in het Sranan Tongo OSOYURU, wat huishuur betekent, oftewel toegangsbewijs. Alleen zij die loon zouden hebben ontvangen zouden toegang krijgen. Weer ging het hier dus om eerlijk verdienen en niet om genade. YURU is huur, maar ook tijd (uur). Je loon bepaalt dus voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. Dit is waar dit allemaal oorspronkelijk voor staat. In het Karaibs is dit OSU, wat polijsten betekent, kastijding. Dit is om je klaar te maken voor toegang ergens, en voor tijd ergens. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd. HORI, tegenhouden, een belangrijk toets-principe, leidt tot OSU, de tucht en de vastgestelde prijs om binnen te gaan. ANU is dan het daadwerkelijke loon wat daarvoor nodig is. Ook ANU-bis is een gids van de doden. Hij is de zwarte hondenwachter, de wachter van de weegschaal. Hij weegt de
Page 56
harten van de doden tegen de veer van MAAT, om zo hun noodlot te bepalen, om te bepalen welk loon ze krijgen. In die zin werken deze principes : HORI, OSU en ANU met elkaar samen in het oerwoud. Dit alles binnen de RAI-tijdschijf, wat in Egypte door RA werd gereflecteerd, als de heilige klok. De Egyptische poorten waren gesloten voor een lange tijd, hun mysteries verzegeld. In het proces om los te komen van genade en wedergeboren worden in loon moeten wij gebroken worden. Dit gebeurt in de leegte, in de afgrond. De Egyptische god die dit uitbeeldt is dus NUN. Dit is NEN in het Sranan Tongo, wat naam betekent. In het hebreeuws is 'naam' ook 'merkteken' en 'piercing'. Wij moeten gepierced worden voor het nieuwe loon, als bescherming tegen genade. Genade misleidt ons. In het Karaibs is de NUN : NENTO, wat vrezen betekent. In de NUN vindt dus verlamming plaats, in de paradijselijke afgrond. De NEN voert dus oorlog tegen ons om ons te breken, om ons te piercen. De Egyptische NUN doet dit door SEKMETH, de godin van de oorlog, de wraak en pestilentie, vaak afgebeeld als een vrouw met een leeuwenhoofd. Zij wordt ook wel het oog van Ra genoemd. In het Karaibs is zij SEKE-META. SEKE betekent verlamdheid, en META betekent een merkteken krijgen of hebben. SEKETU is mankheid, en SEKEME is verlamde. Wij worden hierdoor dus als Jakob geslagen om ons mank te maken, om SEKETU en SEKEME te ontvangen. Dit is dus een bepaalde gevoeligheid. Zo worden wij wedergeboren in loon, los van genade. In het Sranan Tongo : SEKANTI = strand (zand = sieraden in het Aramees, en sieraden = wapens in het boek Iyowb) METI = beest SEKI = schudden Klaagliederen 3 Vers 48 gaat over de klaagrivier. Deze rivier komt ook terug in Iyowb 21 : 33 in de Vulgata, de Latijnse bijbel. 21 : 33 – De volgers van de duisternis (het 'kwaad', oftewel het tegengaan, degenen die vechten) gaan naar het zand van de Cocyti/ Cocytus, de rivier van klaagzang, een rivier in de lagere wereld, onderwereld, en waar ze hun volgelingen mee naartoe nemen. Vgl. De draak, de bewaker en bewaarder van de URIM, die op het zand der zee staat in Openbaring, oftewel : die bewapent is. Dit is de rivier van tranen. De draak is ook een slang of zeeslang, als beeld van een halsketen. In het Sranan Tongo en het Karaibs tezamen betekent SEKHMET dus : het merkteken van het beest, de piercing of halsketen die tot schudden leidt, tot de heilige vreze, om zo te bewapenen. Dit zijn de eigenschappen van de URIM, waar dit plaatje in het Aramees over gaat. Hoofdstuk 29. Het Grote SEKHMET Mysterie Alles wat we om ons heenzien verbergt een diepere betekenis, die ons zal verzwelgen als we de betekenis niet vinden. Zoals de slang wijst op de halsketen van de heilige slavernij, en de spin wijst op de heilige tijdschijf. Zij die de gnosis der dingen afwijzen, en de dingen gewoon gebruiken als in materialisme en hedonisme (genotszucht), zullen hierdoor ten onder gaan. De diepere vertalingen der dingen laat ons dieper doordringen in het oerwoud. Zij zijn de sleutels tot de diepere vibraties. Wij moeten doorreizen tot de diepere paradijsen van de Moeder. Laten we even kijken naar een heel demonisch scenario waartegen we strijd moeten voeren om dieper in te gaan : De vrouw werd AFHANKELIJK gemaakt aan de man voor vruchtbaarheid. Zonder de man kon de vrouw geen nieuw leven voortbrengen buiten de hogere paradijsen en ook op de gevallen aarde. De gevallen engelen zagen de dochters der mensen, en wilden hen gebruiken om zichzelf voort te planten. Deze 'dochters' zijn in het Aramees ook : steden. De gevallen engelen wilden deze steden, of stadse dochters der mensen, dus gebruiken om zichzelf groot te maken. In het Aramees zijn de dochters der mensen ook gewoon bessen en zaden, als plantengroei. Ook betekent het : eieren. In ieder geval zagen de gevallen engelen daar een handel in. In het Aramees gingen de gevallen engelen zulke vrouwen, als personificatie en symbolen van de steden, verzamelen. Een 'dochter der mensen' is daarom een stad op zichzelf, een buitenaards organisme, wat dus niet meer menselijk is. Laten we afdalen in deze paradox. De gevallen engelen in Genesis 6 worden de nefilim genoemd, reuzen, mannen van naam. NEFI is mes in het Sranan Tongo, en LIM is varkenstong in het Orions. De nefilim vertegenwoordigen het zwaard van het varken. Het varken is een beeld van spijbelzucht. In het Aramees zijn de nefilim de ganbara, de Aramese vorm van de IYSH, oftewel een vechtslaaf. In het Hebreeuws zijn de dochters der mensen de dochters van Adam, de dochters van het rode volk, als een beeld van bloed, in de diepte van de grondtekst. Zo hadden de dochters van Adam dus vechtslaven, en brachten zo nog meer vechtslaven voort. Dit wekte de woede op van de valse god. In Genesis 6 in de diepte van het Hebreeuws gaat het om de mannen van naam, van SHEM, wat in de diepte piercingen betekent, merktekens. Het zijn de door de Amazones gepiercete, gebrandmerkte mannen, wat al een heel ander beeld geeft. GIBBOWR betekent dat zij jagers waren, dus ook jachtslaven. Ook zijn zij eeuwig, als eeuwige slaven, eeuwige jagers en vechters, in het Hebreeuws is dit OWLAM, en in het Aramees LM, ALAM, ALMA. Dit is dus de LiM in NEFI-LiM, als het eeuwige mes, de eeuwige tongen. Als we het Heilige der Heilige binnengaan en daar de ark zien, dan moeten we beseffen dat de ark komt uit het oude Egypte. Hier had Mozes zijn wijsheid vandaan, alhoewel hij het allemaal om begon te draaien voor de lichtgoden. We kijken naar de twee cherubs, de cherubim, op de ark, maar dit waren twee godinnen, twee vrouwen, op de Egyptische ark, namelijk ISIS en NEPHTYS, als een beeld van de dubbele vrouwelijke vruchtbaarheid. Dit is ook wat MATI in het Sranan Tongo betekent : de vruchtbaarheid tussen twee vrouwen. Mati is in het Sranan Tongo de vrouwelijke scheppingskracht en de vrouwelijke contacten onderling, als de matriarchie, waarin ook het woord mati zit opgeborgen. Mati is in het Egyptisch de wet, ook wel Maat genoemd, de godin van oordeel. Zij draagt een struisvogelveer, en is zelf een struisvogelveer, wat wordt gebruikt op de weegschaal om de harten te wegen van de overledenen in de hal van Mati of Maat. De harten behoren zo licht als de veer te zijn, om door te kunnen gaan tot de onderwereld. De harten konden in hun leven zo licht worden door goede daden. Als de harten te zwaar zijn door slechte daden, dan zouden ze verslonden worden door het monster Ammoet, om zo te gaan tot de eeuwige rusteloosheid. Zo zien we dus dat de Egyptische wet een reflectie is van de Mati van het Sranan Tongo. In de Sranan Tongo gnosis, de Surinaamse gnosis, is Mati de scheppingskracht van de moeder, wat steeds meer door het christendom werd afgedekt. De
Page 58
Egyptische Mati is slechts een heenwijzer daarnaar. De ark van Egypte had ook vaak de zwarte hond, Anubis, op zich liggen, als bewaker. Anubis is de Egyptische god van de dood en de duisternis, en ANU is in het Sranan Tongo 'loon', waarmee het eigenlijk wil zeggen : 'Je kunt alleen door 'loon' tot de ark komen, en niet door 'genade'. Genade is het toegangskaartje van de dwazen, waardoor alles overhoop gegooid wordt. Anubis is een hooggeplaatste in de Egyptische godenwereld, de zwarte hondenwachter van de dood. Hij is de wachter van de onderwereld, en bewaker van de schatten van de onderwereld. In het Sranan Tongo betekent ANU loon en betaling. In het Karaibs, een andere indiaanse taal in het Surinaamse gebied, betekent ANU tong, wat wijst op de heilige tongen. In de grondtalen van de bijbel hebben de heilige tongen te maken met overwinnings-gejoel, wat dus niets anders is dan loon in het gevecht, en wat nooit zomaar genade of een gave mag wezen. ANU beheerst dus de heilige economie, en is een overwinnings-teken. Ook NU is in het Karaibs verbonden aan ANU en betekent tong. ANU representeert dus de wetten van het loon, en is dus nauwverbonden aan MATI. Ook wordt de Egyptische ark wel afgebeeld door een leeuwin die de ark draagt. Sekhmet is de leeuwengodin van Egypte. Ook Sekhmet komt voort van MATI, de wet, oftewel in het Sranan Tongo de dubbele vrouwelijke vruchtbaarheid : SEKH-MATI. In het Karaibs is zij SEKE-META. SEKE betekent verlamdheid, en META betekent een merkteken krijgen of hebben. Oorspronkelijk was SEKE-MATI een dubbele moeder, als een Urim en Thummim. SEKE is de verlamdheid en MATI, META, is de wet en het merkteken. Zo worden wij in elke verlamdheid en leegte voorbereid voor het merkteken, een piercing, als een teken van de wet. Ook gaat dit door sieraden en voetringen. Dit is ook de diepere esoterische betekenis van Jakob, die in het toetsgevecht met de Grote Moeder verlamd werd geslagen, om zo voorbereid te worden voor de stammen, als beeld van de piercingen van de wet. Jakob vocht dus met Sekhmet, met SEKE-MATI, de dubbele moeder. Hierin moest hij Sekh-Met overwinnen om tot de diepere betekenis te komen. Zo droeg hij dan de naam Israel, als een teken dat hij RA en EL had overwonnen, de EgyptischHebreeuwse goden die als poortwachters waren aangesteld van de gnosis. Aker of AKAR is de Egyptische wachter van de onderwereld en de duisternis, de wachter van dag en nacht, die aan de poorten staat als een meervoudig wezen. Hij wordt vaak afgebeeld als twee leeuwen, en daarom ook een beeld van de dubbele moeder. AKER, AKR, is een anagram van de ARK, en van KRA, het Levitische loon van de gnosis. In de ark ligt de wet, de MATI, waar we alleen kunnen komen door SEKE, de goddelijke verlamming. Daarom is het mysterie van Sekhmet groot. Wij moeten deze Urim en Thummim verdienen, in de heilige oorlog, om er zo mee te leren werken. Hoofdstuk 30. De diepte van het Sekhmet-Hathor mysterie Mozes werd door een Aramese hyt, hiti, oftewel vroedvrouw, tot een Egyptische wedergeboorte geleid, symbolisch gezien, als we het hebben over de Egyptische prinses die hem opnam vanuit het water, wat terugwijst naar de amazone Hiti mythologie. De Hiti amazones leven aan de rivier van de verdrinking. In de Egyptologie is dat de Nijl. De Egyptische prinses die symbolisch als een Hiti functioneerde, als een vroedvrouw, is verbonden aan de Egyptische godin Hathor, de godin van de geboorte. Mozes werd in principe dus gewoon door Hathor opgenomen. Zij nam hem uit het water als de verdronken Osiris die was wedergeboren. In de Egyptologie werd Osiris namelijk gelokt tot een kist, en toen hij erin was werd de kist verzegeld en in de Nijl geworpen. Genesis 6 is een interessante dualiteit. In Genesis 6 worden de nefilim genoemd, reuzen, mannen van naam. In het Aramees zijn de nefilim de ganbara, de Aramese vorm van de IYSH, oftewel een vechtslaaf. Ganbara betekent ook Orion in het Aramees, dus het gaat hier om Orionse, mannelijke slaven. In het Hebreeuws zijn de dochters der mensen de dochters van Adam, de dochters van het rode volk, als een beeld van bloed, in de diepte van de grondtekst. Zo hadden de dochters van Adam dus vechtslaven, en brachten zo nog meer vechtslaven voort. Dit wekte de woede op van de valse god. In Genesis 6 in de diepte van het Hebreeuws gaat het om de mannen van naam, van SHEM, wat in de diepte piercingen betekent, merktekens. Het zijn de door de Amazones gepiercete, gebrandmerkte mannen van Orion, wat al een heel ander beeld geeft. GIBBOWR betekent dat zij jagers waren, dus ook jachtslaven. 1Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, 2zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. 3En de Here zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. 4De reuzen, ganbara, Orion, waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun kinderen baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam. Toen kwam de zondvloed, en we zien hier een herhaling van Exodus, want Mozes is in die zin Orion die tot de dochters van Adam ging, het rode volk. Hij werd uit de zondvloed gehaald, zoals Noach, door de Egyptische prinses, de Hiti, Hathor, om zo ingewijd te worden in de Egyptologie. In het Aramees zijn deze dochters nuances, samenhang, bra, brat, waar ook weer de germaanse Bertha Grootvoet uit voortkomt, oftewel de grote diepte, een naam voor de onderwereld, de hel en de aanvoerster van de wilde jacht tijdens het joel-feest, de Germaanse voorloper van het kerstfeest, waarin het kwaad werd verdreven. BRT (barit) is in het Egyptisch een kooi, en een verbond, een contract (barta), van het wortelwoord 'ber', put, uitgang, naar buiten. In het Germaans is Bertha verbonden aan het verborgene. Grote Bertha of Bertha Grootvoet ging op haar wagen door de lucht tijdens het joelfeest en bezocht dan de huizen van de kinderen om een zilveren munt in hun schoen te doen als ze goed waren geweest. Haar volgelingen waren de Berserkers, die bedekt waren met de moeder aarde, of zich hadden geverfd met zwarte verf. Zij waren degenen die aan zichzelf waren gestorven in de aarde, zoals de einherjars die door de Germaanse oorlogsgodinnen genaamd de Walkuren opgenomen waren. De walkuren namen de geselecteerde strijders die hard aan zichzelf gestorven waren mee om hen voor te bereiden op de eindstrijd, de Ragnarok. Het duidt dus op het moment waarop de walkuren een einherjar verkiezen, oftewel het moment waarop ze aankomen in dit geheime ondergrondse gebied doordat ze aan zichzelf zijn afgestorven. Het is het moment dat ze de zilveren munt in hun schoen vinden. Dit is dus de daadwerkelijke opname van Mozes door Hathor, oftewel door de walkuren. Hierom krijgt hij de wet in zich geprint. Dit is dus tegelijkertijd de opname van Noach. Zij worden uit het water genomen, als door zielenvissers. Zo wordt hun aarde, hun bestaan, geschapen, als in een cyclus. Ook de schepping van Adam is als het uit het water nemen. Zij worden dus gestoken door vissperen door de Hiti. Sekhmet is het steken, als Zukki-ma'at, de wet van Zukki. Zukki is de stam die het volk van Ishmael door de woestijn leidde tot het land Nod, wat beschreven wordt in de Bilha. In het boek Zukki :3b-5 staat :
Page 60
3b. Vaak werden hen van het volk van Ismael 'verkocht' door de Hiti stam aan de Zukki stam. 4. Dit is niet letterlijk een 'slavenhandel', maar symbolisch. De 'handel' is een beeld van purificatie, een tocht, een rechts-systeem, de grens, een plaats in de onderwereld. 5. 'Slavernij' is een metafoor van heiligheid en bescherming. Alleen door opvoedkundige restrictie kon het volk van Ismael tot Nod komen. Nod is een gebied in het land Kanaan, het beloofde land. Dit gaat over het punt dat het volk wordt overgedragen aan de wildernis om de wet ingeprint te krijgen na uit het water te zijn gehaald, oftewel de exodus opname, wat parallel loopt aan de opname van Mozes. De slavernij is geestelijk als de heilige gebondenheid, de heilige slavernij tot God. De zonen Gods kwamen tot de aarde en werden opgenomen door de brt-dochters van Adam, zoals Jezus, de zoon van God, kwam tot de aarde, tot het kruis, om zo opgenomen te worden tot de hemel, zoals de Germanen tot Bertha werden opgenomen door haar walkuren. Dit is de diepte van het Sekhmet-Hathor mysterie. Hathor geeft geboorte aan de mens, en neemt wraak op de mens door Sekhmet, als het samenspel tussen de Hiti stam en de Zukki stam. NEPH is in de Egyptische mythologie ook genaamd NU of NUN, als de afgrond, de oerleegte. In het Sranan Tongo is dit NEN, naam, wat in het Hebreeuws piercing en merkteken betekent. Het SEK-MET principe vindt hierin plaats van verlamming en gepiercet worden, verbonden aan de wet, aan de MATI. Dit is hetzelfde als het Issaschar-principe van het zevende zegel. In de NEPH, de afgrond van de onderwereld, wordt dit principe vereeuwigd, OWLAM in het Hebreeuws, LM in het Aramees, als ILIM. Dit is de diepere betekenis van de NEPH-ILIM aan de andere kant van de paradox, als de eeuwige verlamming-piercing. Zo worden we voor eeuwig gebonden aan de MATI, de wet. NEPH (NEB) gaat dus over in THET, THOTH, bloedvergiet en van daaruit hardheid wat de Arawakse betekenis is van THOTH, als TATAN. Zo zien we hier dus de weg en het proces tussen zacht en hard.Wij moeten hard worden door de diepere zachtheid. Het Sekhmet-Hathor principe is dus een vissersprincipe. De vis is de ziel die de eeuwige verlamming is ingegaan. zachtheid-verlamming-piercing-wet-hardheid Dit is dus waar NEPH-TYS voor staat, NEB-THET, de godin van de dood, de slavernij, de geboorte, het klagen (klaagliederen) en de nacht. Juist in de nacht manifesteert zij zich door dit proces. Ook is op sommige Egyptische arken de zwarte hond ANUBIS te zien, als een wachter. Hoe kan de nephilim overwonnen worden ? Door tot de diepere betekenis van de nephilim te komen, de goede betekenis. In de diepte is de NEPH-ILIM een Urim en Thummim : NEPH : verlamming-piercing ILIM : eeuwigheid De Wet, de MATI is in de ark, bewaakt door de twee godinnen op de ark. De MATI is de TORAH. In het Arawaks is TORA het vrouwelijke, 'zij'. In diepte is dit de wet en de dubbele vrouwelijke vruchtbaarheid. Wij moeten tot de diepere, positieve betekenis komen. In de diepte komen we weer uit op het vrouwelijke en de wet. Wij moeten dus zicht krijgen op Genesis 6 in de diepere lagen. De ark verschijnt in de dagen van de nefilim. KANAAN betekent de doorstekingen, de piercings. Ook AMOWC, Amos, had deze betekenis, en het merkteken van het beest, 666, oftewel SEKH-MET, het inprinten van de wet, als een belangrijke URIM en THUMMIM. In het Hebreeuws is RA'AH zien, visioenen hebben, waar het hele evangelie in de grondtekst om draait. Eén van de meest bekende goden uit Egypte was altijd Ra, de zonnegod en schepper. Ook hij is een oorlogsgod. Hij duikt veel op in de Egyptische geschriften. In het Sranan Tongo is dit RAI, advies, raad, strategie. In het Karaibs is RA het fundament, de vloer, en de borstvlakte. RA'A, of RAPA is herhaling, weer, terug, als dynamieken die telkens weer terugkomen, als in een cyclus. Hierom is RA een belangrijke cycli-realiteit waardoor alles weer terugkeert in vernieuwde vorm. Ra gaat in zijn ark voortdurend door de cyclus van de onderwereld. Jibril, Gabriel, komt van het Hebreeuwse Gabar, wat de heilige gebondenheid door overweldiging en onderwerping betekent. De KEBA is de Aramese ark, wat in het Arabisch de KABA is als een ark-gebied, het heiligste gebied. In de Egyptologie is dit verbonden aan Geb, de god van de aarde. Hij is de groene vruchtbaarheidsgod, als een equivalent van het groene paard van overwinning, het vierde paard, wat dan overgaat en nauwverbonden is aan het witte paard van de dubbele moederschoot die geboorte voortbrengt. Wij moeten dus terugkeren tot het mysterie van de ark en van Jibril, Gabriel, de metaforen van de heilige gebondenheid. Etsa 3 (De Egyptische Bijbel) 29. En zo is dan alle alverzoening in Egypte, waar de doden niet vergeten worden, maar omringd worden met zorg. Egypte was altijd veel meer met de dood en dodenreizen bezig dan het christendom. Hier zit een raadsel in verborgen, namelijk dat zij weten dat het verleden begrepen zal worden, en dat door andere combinaties van het verleden, binnen het verleden, dit de toekomst zal zijn, dus eigenlijk is er helemaal geen toekomst, maar alleen het veranderen van het verleden. Alles is dus al gebeurd. De derde alverzoening is de verzoening van de goden en hun opponenten, die hun plaats en samenhang in het verleden vinden. Alles staat of valt dus door dosering en samenhang. Alles zal onderhevig zijn aan terug-vertaling en door-vertaling, zodat de betekenissen zullen veranderen. Dit gebeurt allemaal in het verleden. Sokar is in de Egyptologie de god van de woestijnen en de dood, die aangesteld is als de wachter van de poel des vuurs. Zijn grot was op de poel des vuurs. Die grot wordt ook wel de geheime kamer genoemd en is soms een ei. Van de poel des vuurs drinken de gezegenden koel water en voor de verdoemden is het gewoon vuur, dus dat kan nogal verschillen. Ook in de grondtekst van de bijbel is de poel des vuurs niet alleen maar voor toorn, maar ook voor genezing en transformatie. Het is dus heel dubbel. Na de lange reis van het vierde uur van de nacht in de Amduat, het boek van de verborgen kamer, die een reis is door de woestijn van Sokar, komen we aan in het vijfde uur, tot zijn grot, zijn geheime kamer, die de poort en sleutel is tot de poel des vuurs, wat niets anders is dan de poel van verjonging en wedergeboorte. In de verborgen kamer bevindt zich een slang, die een vermenging is van Sokar, Osiris en Ra. Dit is een gevleugelde slang. De verborgen kamer wordt bewaakt door Aker, de dubbele leeuw, een oergod van de aarde. De Aker bewaakt het heilige vlees, waarvan de slang een beeld is, oftewel het oorspronkelijke paradijselijke lichaam. In die zin is de poel des vuurs dus onmisbaar om terug te keren tot het paradijs. Door het nieuwe lichaam wordt het zesde uur bereikt, de grote paradijselijke afgrond waar alle schepping begint : Nun. Ook wordt het
Page 62
in het zesde uur duidelijk dat het verborgen vlees in feite van Nun was. Het verborgen en heilige vlees van het paradijs, het oorspronkelijke paradijselijke lichaam van Nun, wordt bewaakt door negen slangen. Zij bewonen het paradijselijke lichaam, zijn onderdelen van het paradijselijke lichaam, als de vruchtbare delen. Het is hun taak de vijand te roosteren, en de schaduwen van de vijanden in stukken te hakken, en zij vernietigen de geesten van de vijand. Zo komen we in de Egyptologie tot een veel eerlijker beeld dan dat van het traditionele christendom. In dit mogen we de Egyptische moeders leren kennen, vanwege dat juist het hele proces van de door woestijnen omgeven poel des vuurs een proces van barensweeen en wedergeboorte is, zoals Nut, Bastet, Sekhmet, Maat, Wadjet, Nekhbet, Neith en Mut, om zo tot diepere geboorte te komen, en dan mogen we dus komen tot de Amazones die deze maskers vasthouden. De maskers hebben al een veel grotere waarde dan wat het traditionele christendom ooit gebracht heeft, en liggen hieraan ten grondslag, wat het traditionele christendom juist verborgen trachtte te houden. Het is tijd dat de ware moeders terug gaan komen. Wij komen tot de vliegende slang in de Amduat, het boek van de onderwereld, het boek van de verborgen grot, waar op de poel des vuurs de grot van de vliegende slang zich bevindt, de grot van Sokar. Hier vooraf gaande is een lange weg door de woestijn van Sokar. Sokar is hij-die-op-hetzand-staat, wat ook een beeld is van de vliegende slang in de apocalypse. Sokar is deze slang samen met Osiris en Ra, als Sokar-Osiris-Ra. De woestijn die hier dus aan vooraf gaat in het vierde uur is de Restau, de Rosetau, het land van Sokar. Dit wordt ook wel de slangen woestijn genoemd. Alles is in golf bewegingen, golf-patronen, alles gaat tegen elkaar in, als het land van de paradoxen. Alles is een tegenstander van alles. Zo moeten wij dan naderen tot de grot van hij-die-op-het-zand-staat, van Sokar, de vliegende slang. Zand is in het Aramees kostbare stenen, als de geheimenissen van de gnosis. Het lijden is alles wat we niet begrijpen, maar de gnosis brengt daar verandering in. Zo komen wij tot de grote opstanding in de wildernis. Zand is een beeld van nuance en samenhang, als een beeld van de Hiti stam die aan de rivier leeft. De rode draak is een beeld van de opstanding in de wildernis. In het Aramees is de rode draak een beeld van de Urim. Er is ook een geheime weg om tot de vliegende slang te komen, beschreven in de Amduat. Dit geheim is de gruwel van Set. Ook is het het pad van Isis die haar broer volgt. Dit pad is gevuld met de vurige adem van Isis. Ook is het gevuld met de vurige adem van de Wamemty slang. De Wamemty slang leeft door de vurige adem van zijn mond, en is de bewaker van de steen of het ei. De vuur adem is in het Aramees de adem van de Urim, de toetsende adem. De mond met zijn twee kaken die tegen elkaar inwerken en zo ook samenwerken zijn een beeld van de heilige paradoxen. In het Aramees is de mond ook 'gebod', als de Wet. In het Hebreeuws is het een poort, en een slager. Ook in het Grieks is het een slager, de rand van een wapen, en de doorboring, de besnijdenis, van de borst. Ook in Openbaring in het Aramees komen we de vurige, giftige adem tegen, als een speer in de mond. Johannes zag de verschijning van de Alfa en de Omega, wiens borst in het Aramees was gepiercet, als een straf of tucht op de borst, als een verbod, als een eed van onthouding. Vaak wordt er vertaald dat deze persoon wit haar heeft, maar in het Aramees gaat dit om witte veren, en het kan ook een wit kleedje zijn van lamsvacht. In het Aramees is dit een gesel of een strafmiddel, als een doorborende speer of piercing. Al deze kenmerken zijn kenmerken van de vliegende slang, oftewel de rode draak zelf, oftewel de Urim, de toetsteen. Dit is dus de ware opstanding, wat leidt tot de ware hemelvaart, of hellevaart, oftewel de vrouw, de moederschoot. De Aramese piercings door de borst van de verschijning die Johannes ziet zijn van goud, wat in het Grieks de moederschoot betekent. Dit zijn dus in de diepte de piercings van de moederschoot die tot wedergeboorte leiden, de ware hemel of hellevaart. De hemel is in het Aramees een belegering. De geboorte vindt dus plaats in de belegering door de Amazones. Dit is dus in de diepte het vijfde uur van de Amduat, de nachtreis door de onderwereld, waarin er gekomen wordt tot de vliegende slang, die verborgen wordt gehouden in de grot van Sokar. Sokar betekent : het schoonmaken van de mond, wat ook de schoonmakende mond zelf is, als de slachtende mond, de doorborende mond, ook vanwege de vurige adem. Deze adem is dus van de poel des vuurs, die onder de grot van Sokar ligt, en wat koel is voor de gezegenden en als vuur is voor de verdoemden. Dit is dus de Urim die een tweeledige functie heeft als toetssteen. In het tweede uur van de faraonische geschriften zien we Saa-Set, IU-SAA-SET, in de vorm van een slang die de poort van de tweede divisie bewaakt in het boek der openingen. Zij is in de Egyptologie de vrouw van Ra, de reiziger door de nacht. Ra reist altijd met de SA, de Egyptische gnosis, die voor hem de poorten opent. SAA-SET is de Sethiaanse gnosis, van de piercings, de initiaties in de onderwereld en de wildernis. SAA-SET is de godin van het tweede uur van de nacht, en de vrouw van Ra. In dit uur wordt er een speer gestoken door de slang. AMU-AA is de naam van deze slang. In dit uur zijn de vijanden van Ra gebonden, op weg naar het oordeel. Het is juist zo in de Egyptologie dat Seth de beschermer is van Ra. Het derde uur of de derde divisie is die van het monster AQEBI, een vorm van GEB, in het boek der openingen. Het pad wat leidt tot de derde divisie is genaamd SEPTET. Seb is een vorm van Geb inde Egyptologie, en Tet is Thoth, dus Geb-Thoth. Thoth is de god van het archief en Geb is de god van de aarde die slechte geesten en zielen gevangen zet. De valse slang wordt hier in stukken gesneden door MAAT, de godin van de wet, de belichaming van de wet. De naam van de godin van het derde uur is de Slager, zij die de ba-zielen besnijdt. In de Amduat is de naam van de derde divisie NET, NUT, oftewel de vrouw van Geb. Ook wordt Geb in deze divisie afgebeeld als een slang. In die zin is Geb de gesel van Nut. Het vierde en vijfde uur zijn de Sokar-uren, gewijd aan het vinden van de vliegende slang, oftewel de URIM. Het zesde uur is de paradijselijke afgrond in de Egyptologie, de Nun, als een beeld van de moederschoot. Bij de Amazones is de Urim en de Thummim, oftewel JANA en JANI, om het loon te bepalen. De Thummim, JANI, is het loon, en dat kan alleen binnengegaan worden door de toets-divisie, de JANA, oftewel het uur van de toets, de Urim. Zo zal er geen vals loon zijn, geen valse genade. Voor hen die geen JANI verdienen, geen loon, vanwege slechte werken, zal JANI een grote straf op hen zijn. In het Egyptisch is loon 'FEKA', wat ook volledigheid en overvloed betekent, als de Thummim. Wij moeten komen tot het paleis van FEKA, om zo onze vangst te laten zien en neer te gooien, om zo door FEKA beloont te worden. In het begin van de Egyptologie was daar de strijd tussen Ra en Apep. Ra als de god van licht, en Apep, de slang, als de god van chaos, duisternis en leegte. Apep kwam om Ra te initieren, om het licht te doorsteken, om hem zo dieper in de duisternis mee te nemen. Apep werd verschrikkelijk gedemoniseerd, overmatig. Pepe is de bron van alles in het Egyptisch. Apap betekent groots oprijzen als het monster van de duisternis. Dit is een beeld van de Amazones, van de oermoederschoot van de wildernis en de onderwereld. Ra gaf geboorte aan Geb en Nut, en Geb en Nut gaven geboorte aan Osiris en Set (naast Isis en Nephtys). Door de Horus cultus, ook een cultus van licht, werd ook Set meer en meer met Apep vergeleken en gedemoniseerd. ST betekent ook vrouw in het Egyptisch, wat ook verbonden is aan de Amazones. Apep is dus de schaduw van Ra, zoals ook Iusaaset, Saa-set, dit is, de vrouw van Ra, de meesteres van Ra. Zij is de schepper van alle goden en godinnen, als de grote Egyptische moeder godin, het tweede uur van de nacht, als de godin van het tweede uur. Apep is een andere vorm van haar om Ra
Page 64
te tuchtigen en te initieren. Zij wordt ook genoemd : Iusaas, Juesaes, en Jusas. Alle overdemoniseringen van Apep en Set om Horus op te richten als almachtige koning van Egypte, hebben geleid tot Jezus die de plaats innam van de Moedergodin Juesaes, Jusas. Haar afgekapte deel, Judas, heeft toen wraak genomen. Ook was zij in haar naam, als Iusaaset, verbonden aan Set, maar dit werd in het christendom overgedemoniseerd als satan. Iusaaset, de vrouw van Ra, de godin van het tweede uur, heeft dus verschillende aspecten. Ook geeft zij Ra de macht om zijn vijanden te overwinnen. In de Egyptologie is zij ook de boom des levens. De Urim en de Thummim komen naar voren in het vijfde en zesde uur van de nachtreis. In het zesde uur zien we troon van Osiris verschijnen in de Nun, de paradijselijke afgrond. Zo worden de doden geoordeeld, want dit is de hal van het oordeel. Voorafgaande aan het zesde uur, in het vijfde uur, zagen we de rode draak, de vliegende slang, oftewel de Urim. In het Eeuwig Evangelie (EE) komt dit ook weer naar voren in de poezie van de vijfde nachtwacht, waar de rode draken spelen. In het Thummim uur vertalen we Osiris door in de Surinaamse talen. Osiris is de Egyptische god van de dood en het recht. Hij voert recht over de doden in de onderwereld, waar hij zijn vijanden onder zijn voeten heeft. Alle doden moesten tot zijn hal komen waar hun harten gewogen zouden worden. Hiertoe moesten ze door allerlei poorten gaan waar ze getest zouden worden. Hiervoor had Osiris een heleboel hulpgoden. Als hun harten werden gewogen en het hart was licht genoeg, dan kregen ze toegang tot de verdere onderwereld. In het Sranan Tongo is dit OSOYURU, wat huishuur betekent, oftewel toegangsbewijs. Alleen zij die loon zouden hebben ontvangen zouden toegang krijgen. Weer ging het hier dus om eerlijk verdienen en niet om genade. YURU is huur, maar ook tijd (uur). Je loon bepaalt dus voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. Dit is waar dit allemaal oorspronkelijk voor staat. In het Karaibs is dit OSU, wat polijsten betekent, kastijding. Dit is om je klaar te maken voor toegang ergens, en voor tijd ergens. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd. Hier zien we de Thummim als huur verbonden aan loon. We kunnen dus niet zomaar tot loon en huur komen, maar dit gaat door de Urim, het toetsende uur. In die zin moeten we allemaal voor de troon van Osiris verschijnen om ons verdiende loon te ontvangen. Dit is een belangrijk onderdeel in de nachtreis, de reis door de onderwereld. In het zevende uur worden de vijanden van Osiris, de vijanden van eerlijk loon, onthoofd. Dit zijn zij die de valse genade leer aanhangen. Het pad tot de zevende divisie wordt bewaakt door een monster slang genaamd AKHA-EN-MAAT, als KAIN-MAAT, de Wet van Kain. Genesis 16:9 “Keer naar uw meesteres terug en verneder u onder haar hand.” Dit is één van de belangrijkste verzen van de Bijbel, die geheel is ondergesneeuwd door de populariteit van het Nieuwe Testament en de Jezus cultus. Vers 11. Zie, gij zijt zwanger, en zult een zoon baren, en hem Ismaël noemen, want de Here heeft naar uw ellende gehoord. In het Hebreeuws gaat dit om zijn naam, se-mow Yismael. Naam is shem, wat ook piercings betekent. Noemen is qara, oftewel kra, de Levitische gnosis, een anagram van ark en Aker. Zijn moeder is Hagar, van Aker, de dubbele Egyptische wachter van de onderwereld, als de dubbele Moeder. Ismael is 'hij met de dubbele piercing.' 12 Hij zal een wilde mens zijn; zijn YAD, geslachtsdeel, zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem, en hij zal ten aanschouwen van al zijn broederen wonen. Is-MA-al, Iysh-MA-al, als slaaf van de wet (ma, maat, Egyptisch) van AL, Delila. AL is in het Hebreeuws ook tegenstander, invasie, inneming, en is ook de god van de Israelieten. Iysh-RA-AL is slaaf van de tijdschijf van Delila. Zij staan bekend als tegenstanders, als AL. Naar haar beeld zijn zij geschapen. Ook duidt de tijdschijf op de bizonjacht, waar alles omheen draait. In die zin bracht IsMA-al het ware Is-RA-AL voort. Hij heeft een dubbele piercing in zijn YAD, waardoor hij tegen alles is. In het Hebreeuws staat er dat Ismael een wilde Adam zal zijn, een pere adam. In die zin mogen wij verwachten dat in Ismael een grote paradijselijke waarheid ligt opgeborgen. In het Aramees staat dat aan Hagar een zoon werd beloofd, omdat de Heere naar haar slavernij had gehoord. Hagar leefde dus in gedwongen slavernij tot de god van Abraham, als een vrouw tot een man, terwijl Hagar stond voor de AKER, de dubbele onderdrukte moeder, de wachter van de onderwereld. Zij was in gevangenschap, maar Ismael zou haar uit die gevangenschap verlossen. In het Aramees is Ismael in vers 12 een wilde man als een catapult, als belegerings-gerei. Dit is ook waar AL voor staat, Del-AL-lah, inname. Dit gebeurt door de YAD. In het Aramees is de YAD ook slaven-sieraden en manuscripten. De belegering is dus geheel door de gnosis en de onderwerping aan de gnosis. Inname gebeurt strategisch. Dit gebeurt in overleg en plansmatig. Ismael wijst dus terug op Hagar, de AKER, de dubbele Egyptische wachter van de onderwereld met de twee leeuwenhoofden, als een beeld van de dubbele moeder, de vrouwelijke vruchtbaarheid. AKR is een anagram van KRA, de Levitische gnosis, loon, en van ARK, die ook het dubbele karakter heeft vanwege de dubbele cherubs, die in de Egyptologie twee godinnen waren. De ark als boot moet door de tijdschijf heen om tot wedergeboorte te komen, door de uren van de nacht, door het ontmoeten van de godinnen van de uren van de nacht en de monsterlijke wachters van de uren van de nacht, wat zich uit in verschillende divisies. De ark is dus onlosmakelijk verbonden aan de tijdschijf, zonder welke er geen wedergeboorte kan zijn. Zo is de ark dan ook onlosmakelijk verbonden aan de bizonjacht. Ismael is zo als de wedergeboorte door de Aker, door de Hagar. In die zin is Ismael dus belangrijk. Ismael maakte de reis door de tijdschijf, als slaaf van de wet, en bracht zo Israel voort als slaaf van de tijdschijf. In die zin is Israel de opstanding van Ismael, en is er geen Israel zonder Ismael. In die zin is de Koran, het boek van Ismael, van levensbelang, als een zinnebeeld. Wij kunnen alleen tot het ware Israel komen door de diepte van Ismael, hij die de reis door de onderwereld maakte. Zonder Ismael is er in die zin geen wedergeboorte. Ismael leidt hiervoor helemaal terug tot Hagar, tot de AKER. In het Aramees kwam Ismael om te vernietigen en te slachten in vers 12, om zo te 'openen'. Hij moest verloren betekenissen hierdoor terugbrengen. In het Aramees is dit om de betovering te verbreken, als een vuur wat alles smelt. De ark was in Egypte altijd het principe van de dubbele Moeder, de Isis en de Nepthys, twee zusters, de dochters van Nut en Geb. Zij stonden op de ark om die te bewaken. Mozes ontving de Wet op de berg Sinai. Sinai betekent 'doornen' in de grondtekst, als een metafoor van piercings. Die piercings gaan door de spieren en/ of door de huid over de piercings, voornamelijk in het borst gebied en arm gebied De ark is in de Hebreeuwse worteltekst een slachtplaats. Hier is waar de mens dus zijn overmoed overwint.
Page 66
Ook de christelijke apocalypse heeft zijn diepe wortels in de Egyptologie, in de boeken van de uren van de nacht, de Egyptische tijdschijf. Zo zien we in het elfde uur van de Amduat de godin van de tijd rijdende op een slang, zoals de vrouw van openbaring op het beest rijdt. Een andere slang met vleugels is genaamd Ziener, en boven hem zijn twee ogen, de zon en de maan, die staan voor het herstel van het bewustzijn. Dit is een beeld van de Urim en de Thummim. In de Koran is het samenkomen van de zon en de maan een beeld van de opstanding. Zo kan er schepping komen. In het Hebreeuws is RA'AH zien, visioenen hebben, en waar het hele evangelie in de grondtekst om draait. Het tiende tot het twaalfde uur van de Amduat gaan over het herstel van het oog, als beeld van het bewustzijn. In het Filistijnse verhaal gaat dit juist door de doorsteking van het oog van Simson. De Amduat is de Egyptische apocalypse, de wortels van de christelijke apocalypse. In Egyptische context gaat dit over de watergodin, Tefnut, een grote moedergod binnen de Egyptologie, als de moeder van Geb en Nut. Zij is degene die aan vele wateren zit, en zo werd gedemoniseerd door het christendom. Haar naam betekent spugen, TFN, als de vuurspuger of gifspuger. De geboorte vindt plaats in de belegering door de Amazones. Dit is dus in de diepte het vijfde uur van de Amduat, de nachtreis door de onderwereld, waarin er gekomen wordt tot de vliegende slang, die verborgen wordt gehouden in de grot van Sokar. Sokar betekent : het schoonmaken van de mond, wat ook de schoonmakende mond zelf is, als de slachtende mond, de doorborende mond, ook vanwege de vurige adem. Deze adem is dus van de poel des vuurs, die onder de grot van Sokar ligt, en wat koel is voor de gezegenden en als vuur is voor de verdoemden. Dit is dus de Urim die een tweeledige functie heeft als toetssteen. Zo zien we in het elfde uur van de Amduat de godin van de tijd rijdende op een slang, zoals de vrouw van openbaring op het beest rijdt, als een beeld van de samengekomen Urim en Thummim. In de ark bevindt zich de wet, het manna en de bloeiende staf van Aaron, wat in het Hebreeuws een roede is, een tuchtstok, met meerdere uithangsels, zoals ook gedragen wordt door de farao's. Dit wijst dus terug naar de Egyptische tucht. De Egyptische roedes hadden uithangsels met kralen. In Egypte is de Urim en de Thummim Ra en Thmei. Thmei is de godin van de waarheid, het recht en de wet (MAAT). De KORAN is in de Surinaamse talen : KORI-ANU, oftewel bloedsloon. In het Hebreeuws staat dit voor ADAM, DM. De DM als DUMA is de zesde zoon van Ismael. Wij mogen hier esoterisch mee omgaan. De Koran is in die zin de zesde zoon van Ismael, als een beeld van de Ismaelitische Adam in het Ismaelitische paradijs. Nahum 2 3 Het schild zijner helden is rood van kleur, de dapperen zijn in scharlaken gekleed; in de vuurglans van de stalen en ijzeren wapens van de Urim (Aramees-Hebreeuws) staan de wagens op de dag van zijn toerusting, en de lansen worden gezwaaid. In het Hebreeuws staat er : Het schild zijner helden is ADAM. In Ismaelitische zin is dat de Koran. Dit gaat om de Ismaelitische borstplaat, de Ismaelitische Urim en Thummim. Het orakel van de esoterische Koran brengt ons terug tot het Ismaelitische paradijs. Koran 82. Al-Infitar – Het Uiteensplijten 9. Nee, maar jullie noemen het Oordeel een leugen. Het uiteensplijten is het uiteensplijten van de staf van Aaron, tot een roede met meerdere uithangsels, die in de ark werd gelegd. Dit is de derde zoon van Ismael : Adbe'el – kastijding, tucht, scheiding. De Koran als de Ismaelitische Adam, draagt de roede van Aaron, de Adbe'el, de derde zoon van Ismael, boek 82 van de Koran, de Al-Infitar, het uiteensplijten, de roede met de gekraalde uithangsels. Dit is een voorwerp wat in de ark ligt. Het rode paard van de openbaring is in het Hebreeuws het paard van Adam, oftewel het paard van de Koran, de tuchtroede. Dit is dus een allerhoogst heilig item. In Egypte is dit de Nekhaka, die door Osiris aan de farao werd overgedragen als een symbool van autoriteit. Dit was ook een vruchtbaarheids-symbool. Een variant hierop is de veer van Maat, de veer van de Wet, waardoor de doden geoordeeld werden. Ook de veer is een verdeler en onderscheider. Wij moeten komen tot grote onderscheidingen. Veel kennis moet hieraan opgeofferd worden. Iemand kan veel kennis hebben, maar zonder onderscheiding is hij nergens. De tuchtroede met de gekraalde uithangsels is de bezitster van de Urim en de Thummim. Zij is de Grote Onderscheider. Ook de paradijselijke rivier die zich in meerdere rivieren uiteen splitst is hiervan een beeld, en in de apocalypse waarin de Thummim de Urim berijdt, als de vrouw op het beest, is dit het beeld van de wateren waaraan zij zit. In de Griekse grondtekst zijn dit ook de wateren van de zondvloed. De vrouw op het beest wordt door deze wateren geleid. Het geeft haar onderscheiding. Neith is de Egyptische godin van de duisternis en de jacht. Ook is zij een oorlogs-godin. Zij werd genoemd : “Al wat was, is en zal zijn.” In de apocalypse staat het net iets anders : Openbaring 17 8 Het beest, dat gij zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve; en zij, die op de aarde wonen, wier naam niet geschreven is in het boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was en niet is en er toch zal zijn. Het beest is er wel en niet, omdat het beest zich als een vrouw kan manifesteren. Het getal van het beest is het getal van een mens. Dit gaat om een grote groep beesten, die als het nodig is in menselijke gedaante kunnen komen. Verbazen is in het Grieks weer aanbidden, en in de worteltekst gaat dit om een ontmoeting. Johannes bezocht de vrouw op het beest, als Hannah die haar zoon aan de Mara verkocht. Mara is een woord voor God in het Aramees, de bezitster. Dit is dus de Vrouw op het Beest, en ook het Beest zelf. In de genitalien zitten de creatieve krachten om in een beest te veranderen. Daarom worden vandaag de dag de genitalien overmatig gedemoniseerd of verkeerd voorgesteld. Men wil het geheim niet prijsgeven. Het Beest moet dus ontwaakt worden in ons. Dit gaat diep en is geen spelletje. De Egyptische godinnen zijn reflecties van de beesten die wij eens waren. Er is dus een nauwgezette cyclus gaande. In het EE wordt duidelijk dat juist door de onderdrukkingen we weer terugveranderd worden in beesten. De Egyptische godinnen staan dus voor beesten die uit het menselijke bewustzijn gingen. De mens kwam in een diepe slaap. Hathor is ook wat het merkteken van het beest inhoudt. Hathor betekent huis van Horus, wat in het Hebreeuws de bayith van Horus is, de gevangenis van Horus. Het huis is in de Egyptologie het vrouwelijke lichaam. Het getal of merkteken van het beest houdt in de grondtekst de vermenigvuldiging in, de massa, zodat het beest tot beesten wordt. Wij moeten in vele beesten veranderen.
Page 68
Hathor is ook de grote godin van de vruchtbaarheid. Het merkteken van het beest is in de Griekse worteltekst ook de gnosis van het beest, de kennis van het beest. Hulda, Hel, was de moedergodin van het Germaanse gebied, die door de christelijke invasies werd gedemoniseerd. Hulda, Hel, was de Hathor van de Germanen. Dat wat men slap vertaalde in 'geest' is in het Grieks de scheppende, beestachtige pit waar het lichaam uit voortkwam. Deze beesten waren voortgekomen uit de leegte. In het Aramees zijn zij de belichaming van geur, odor. De IYSH kwam allereerst tot het Beest als slachtvee, en werd toen zelf tot beest, als leeuw van de duisternis, de leeuw van de jacht, de leeuw van Judas (Juda), oftewel de zwarte leeuw, wat geen echte leeuw is, maar een nog verschrikkelijker beest. Deze zwarte leeuw was onderworpen aan de alfa zwarte leeuwen, zoals Iyowb aan hen was onderworpen. De IYSH werd dus eerst zelf verslonden door de zwarte leeuwen, en werd later één van hen, zoals Iyowb. Leeuw is de RH in het Aramees, zoals de duisternis dat is, RH, wat men had misvertaald in 'geest'. De RH is de zwarte leeuw, een verschrikkelijker beest dan een leeuw. Het reukorgaan is het zintuigelijk vermogen van het beest, ook in de grondteksten. Dit orgaan ontstaat in de leegte, waarvan het beest de verpersoonlijking en belichaming is. In de hogere gnosis is dit een basis-vermogen. De reuk vertelt een verhaal. Allereerst moeten wij stom worden als vee om tot dit orgaan te komen. Wij voelen ons misschien vaak zonder woorden, of zelfs met een verlies aan concentratie, om zo in verwarring af te dalen. Wij willen misschien vaak onze vijand of hen die ons tarten voor schut zetten of het hen goed betaald zetten, maar voelen ons als slachtvee in veel situaties als wij tot de hogere gnosis komen, want zonder het worden tot vee zullen wij nooit beest worden. Het worden tot vee is de sleutel tot het beest. De opstanding van de IYSH staat voor het uiteindelijk worden tot beest. Dit is een reuk-orgaan, een grote verlichting in de nacht, als het komen tot het grote nachtvuur, de onderscheiding van de duisternis, oftewel het nachtzicht, de hel. Het beest leidt vervolgens tot de dieptes van het zijn van vee, dus dit is een grote, heilige paradox. Wij kunnen in die zin niet zonder 'het kruis' leven, zonder pasen. Die diepte vinden we terug opgeborgen in de islam. Wij moeten tot volledige overgave komen, en het verlies van het zoonschap. Alleen zo kunnen wij volledig beest worden. Zwarte leeuwen verstoten hun jongen. De verstoten zwarte leeuwen komen zo onder een alfa zwarte leeuw die niet hun moeder is. Hierin zien we ook weer Hannah (Johannes) terug, die haar zoon, Shama-Al, verkocht aan het Beest. Het beest komt in de grondtekst voort uit de leegte, als het beest van de afgrond. In het EE gaat het erom het beest in onszelf te vinden, een pit dieper dan de ziel. Dit is ook tot het herstel van de neus, het reukorgaan, om zo de valse stemmen en visioenen in ons te doven. Alle stemmen, dromen en visioenen moeten onderworpen worden aan het heilige reukorgaan. Het gaat dus niet om het Woord van de Geest, maar om het Woord van het Beest. Op de pinksterdag werden de profeten en vertalers (apostelen) vervuld met het Beest in plaats van de Geest. Waar vaak het woordje profeet in de Westerse vertalingen staat, daar staat in het Aramees 'vertaler' (apostel). In het Hebreeuws is dit in de worteltekst voort laten bubbelen, orakelse dichters en gekken, dwazen, of doen alsof. In de worteltekst wordt dit gelijkgesteld aan spasme. Dit zien we ook in het leven van jakob terug die door de Moeder Amazone op zijn heup werd geslagen, kreupel en spastisch werd geslagen, wat ook een belangrijk onderwerp is in de Amazone Mythologie. Dit gebeurde in de worteltekst ook met Shama-Al die spastisch werd geslagen, zodat hij niet meer door spieren leefde, maar door hogere paradijselijke impulsen. Dit is dus de ware betekenis van een OT profeet of vertaler. Zij waren wilden, raadselachtig, heilige idioten. Zij waren extravagant in hun taal. Er is zoiets als een heilige krankzinnigheid, een heilig delirium in de OT betekenis. Hiertoe werd Shama-Al ingewijd. In het OT stond dit ook gelijk aan woede. Een voorbeeld hiervan was de profeet Habakuk die geweldadige visioenen had en woede-uitbarstingen. Ook was het tegelijkertijd het tegenovergestelde als extatische opgewondenheid. Profeet is dus een misvertaling, maar is een kreupel of spastisch geslagen slaaf, als een beeld van het worden tot vee, de enige manier om het Beest te ontvangen. De pinksterdag was dus een grote oogstdag, na de nacht van het kruis. Wij moeten streven naar de uitstorting van het Beest in ons leven. Dit kan alleen door het kruis. Wij mogen geen overmoedige beesten zijn. Het Grote Beest zal alle valse beesten slaan. Dit is waarom christenen het Beest demoniseren en verafschuwen. Zij vrezen het Beest, omdat het hen zal ontmaskeren en verslaan. Het merkteken van het Beest is daarom een groot taboe in de christelijke kerk, en verklaart ook hun haat tot dieren, die zij vaak nog elke dag eten. Zij proberen zich te verstoppen voor het Grote, Heilige Beest. Zij houden meer van de Geest, de bedrieger, de stedenbouwer. Zij verafschuwen de wildernis. Er moet een grote exodus komen. Terug tot het Beest. Hierin is Hathor, ILA TAGA, de Grote Slager, de sleutel. Het beest komt uit de afgrond, uit de leegte. De leegte kwam uit het Beest. De afgrond kwam voort vanuit het Beest. Hierin ligt alle duisternis opgeborgen, de Schepper van de Nacht. Wij kunnen niet zomaar tot het kruis komen. Wij moeten eerst tot de kribbe komen, de voederbak van het vee. Wij moeten worden tot jong vee, tot de geboorte van vee, onderworpen aan vee. Wij moeten door de kribbe komen tot Hathor. Toen Shama-Al aan de Mara werd verkocht door Hannah moesten er runderen kreupel geslagen worden, als een beeld van het worden tot jong vee, pasgeboren vee. In die zin is Shama-Al een beeld van de kribbe, van de Iysh in de kribbe. Hathor is een oud beeld van de moeder, bijmoeder of meesteres van Horus, als het huis van Horus, zijn gevangenschap. Maria is daar een Israelitische vorm van. In die zin werd de Iysh, als de Shama-Al, het kreupel geslagen vee als een beeld van jong, pasgeboren vee, opgedragen aan het Beest. Wij moeten het mysterie van de kribbe in de Egyptische en apocalyptische context leren begrijpen. Sekhmet – oorlogsgodin – witte paard Neith – jachtsgodin – zwarte paard Hathor – slachtsgodin – rode paard De Shama is daarom centraal in het hindoeisme. Zonder de Shama, de kribbe, de geboorte als vee, de verkreupeling van het vee, het onderworpen zijn aan sterker en ouder vee, kunnen wij niet tot de Godin, de Ila, komen. Het hindoeisme is dus een belangrijke cryptische sleutel om uiteindelijk te worden tot Beest. Het is als de zwavel-formule van de hel. SA-MA is in het hindoeisme de onsterfelijkheids-drank van de goden. SA-MA geeft goddelijke visioenen, opent de zintuigen. In de Psalmen van de Rig Veda wordt het duidelijk dat het grote tijdswiel van het Beest alleen maar werkt door de SA-MA, de rituele drank. Agni, GAN-NU, is de tuin van Nu in het Aramees-Egyptisch, als de wijngaard van Noach. In dit gebied wordt de Soma, SA-MA geoogst en gedronken. SA-MA is in het Egyptisch de gnosis van de Wet. SA, kennis, komt voort vanuit de vedische godin USA, de ochtendschemering, de dageraad. In het Sranan Tongo is SA 'vrouw'. SA-MA is in die zin de Wet van het vrouwelijke. USA-MA is de Wet van het nachtzicht. Dit is de diepte van het merkteken van het Beest, dat de goddelijke vrouwelijke wet in ons wordt geprint, en het maakt ons tot wedergeboren vee. Dit is waar de kribbe, de veevoederbak voor staat.
Page 70
Het drinken van de SA-MA, USA-MA, is een belangrijk item in de Rig Veda. In de Bijbelse grondtekst is dit SHAMA, wat luisteren en gehoorzamen betekent, oftewel het item van heilige slavernij tot het goddelijke, tot de gnosis. Samuel, SHAMA-AL, is in de worteltekst gerei wat de slaaf tot gehoorzamen brengt. SHAMA brengt de goddelijke verlamming en kwetsbaarheid, gevoeligheid, om zo opgericht te worden in de heilige slavernij tot de gnosis. Door dit te drinken krijgen wij visioenen. Dat is wat de morgen betekent : een nachtvisioen. Dit is waar de Vedische nachtzon, de godin USA voor staat. SHAMA komt om gevoelig te maken voor het Beest, en maakt dat daaraan gehoorzaamt wordt, als 'horen en gehoorzamen'. Dit gaat door het reukorgaan. SHAMA is de profetische leidraad die het Woord (DABAR) omzet in acties, als de kracht tot gehoorzamen. DABAR bestaat uit de geboden, waarschuwingen, bedreigingen, liederen en beloftes. De mandala is hierin een map van de geografie van de gnosis. De SHAMA geeft dus eerst grote leegte, en daarna worden er visioenen gegeven. Ook betekent SHAMA onderscheiding. In die zin is het het drinken van de PESSA, de hogere gnosis, het Amazonische nachtvisioen. De SHAMA is dus een beeld van de heilige tuchtroede, de bloeiende staf van Aaron, in de ark. Zij belichaamt en geeft dit paradijselijke, rijkelijke sap. Het is waar de Amazonische vrouwenborst voor staat. Zij is de Grote Onderscheider. Ook de paradijselijke rivier die zich in meerdere rivieren uiteen splitst is hiervan een beeld, en in de apocalypse waarin de Thummim de Urim berijdt, als de vrouw op het beest, is dit het beeld van de wateren waaraan zij zit. In de Griekse grondtekst zijn dit ook de wateren van de zondvloed. De vrouw op het beest wordt door deze wateren geleid. Het geeft haar onderscheiding. In het Ismaelitisch is dit boek 82 van de Koran, Al Infitar, het Uiteensplijten van de staf van Aaron, tot een roede met meerdere gekraalde uithangsels, die in de ark werd gelegd. In Egypte is dit de Nekhaka, die door Osiris aan de farao werd overgedragen als een symbool van autoriteit. Dit was ook een vruchtbaarheids-symbool. Een variant hierop is de veer van Maat, de veer van de Wet, waardoor de doden geoordeeld werden. Ook de veer is een verdeler en onderscheider. Wij moeten komen tot grote onderscheidingen. De veer staat ook voor Sara, het paradijselijke zaad. Het zaad is een beeld van de stam Reuben, de sleutel tot de tent van Bilha. In die zin stelt SHAMA, de rituele drank, een grote cyclus voor. Ook voor ons is het belangrijk om SHAMA, 'mayim', het goddelijke zaad, te ontvangen. Hiervoor moeten wij het goddelijke teken in ons leven ontvangen, als een weg terug naar het paradijs, om zo niet in het oosten te blijven steken, maar op te gaan naar de zee van zaad, de zee van melk, in het westen, om zo door de leegte tot de Tehowm, de NU, de paradijselijke afgrond, te komen. In de paradox, in de worteltekst, is het Oosten juist het oudere paradijs, als een beeld van de paradijselijke afgrond. In die zin wordt het uitgebeeld door de wijngaard van Noach. De zondvloed is de terugkerende oerzee van melk, die het visioen van de wijngaard van Noach geeft, door de ark. In de derde psalm van de eerste mandala van de Rig Veda is dit de godin Sarasvati, de godin van kennis, die komt als een nachtvisioen. Dit is dus de bron van oudere paradijsen om de rituele drank, de SHAMA terug te brengen door de ark, als een visioen van tucht, waar de staf van Aaron voor staat. Dit is ook waar Samuel, SHAMA-AL voor staat, als de tuchtroede om tot gehoorzaamheid te brengen, de verjonging en wedergeboorte van het vee, door de verkreupeling. In Psalm 8 is de SHAMA een hoog zwellende hemelse oceaan, als wijde stromen komende van de hoogtes. De SHAMA wateren zijn vol met vee, vol met waterbuffels, rijp voor de aanbidders. Psalm 9 gaat over de SHAMA feesten. Indra, NU-DE-RA, giet de SHAMA uit. RA'AH, RA, is zien, onderscheiden, het hebben van visioenen in het Hebreeuws. Het gaat hier dus om het zien van Amazonische visioenen in de dieptes van de paradijselijke afgrond. In die zin is NU-DE-RA een schenker en een beeld van SHAMA. NU-DE-RA is de goddelijke jager in de mythologie van het hindoeisme. In die zin komen we door NU-DE-RA tot SHAMA. De jacht in de gnosis is de sleutel tot deze oeroceaan. Dit is een oceaan van melk en vergoten bloed van de vijand. Melk is de bloedvergieter. Het gieten van de SHAMA door NU-DE-RA, de goddelijke jacht, brengt dan bloeds-vreugde van de geslaagde jacht in Psalm 9. Dit is het teken van vruchtbaarheid, van nieuwe schepping. Het is het teken van Ajuwth, de eerste zoon van Ismael. Dan wordt het loon naar werken gegeven door NUDE-RA, het oordeel. Dit is dus zeker geen lichtzinnig gebeuren. Zij die misbruik hebben gepleegd worden hierdoor zwaar gestrafd. Iedereen krijgt loon naar werken. De tucht en het oordeel komt tot een ieder. De Nia-ark verschijnt om zonde, schuld en oordeel te laten zien. Dan in Psalm 10 wordt NU-DE-RA, de Amazonische jacht, aanbeden. Dan wordt NU-DE-RA SA-KRA genoemd, oftewel de brug tussen de Egyptische Gnosis en de Levitische Gnosis. Ook betekent de SA-KRA de Levitische Gnosis van de Amazone (SA, Sranan Tongo = vrouw). Het is de Gnosis van de Amazonische offerdienst. Dan vragen de aanbidders aan NU-DE-RA om de stal van het vee, van de runderen, te openen, om hen nog meer te zegenen. Ze vragen NU-DE-RA ook om nog meer wateren van de hemel. Ook de psalmen en aanbiddingen zijn deel van SHAMA. Psalm 11 gaat over de grot van Vala, die veel runderen bevat. Ook USA, de godin van de ochtendschemering, de dageraad, het nachtvisioen, was hierin opgesloten. Hieraan verbonden is de SA, de amazone, het vrouwelijke (Sranan Tongo), de gnosis (Egyptisch). NU-DE-RA splitste deze grot open. Vala betekent omheining, wat de hof van Eden betekent in het Hebreeuws. Vala was een grot van steen, en de broer van de slang van het hindoeisme, de Vrtra. Beiden waren zij asura's, natuur-energieen, die in oorlog leefden met de deva's, de goden. Van de Asura's komt ook Assur voort, de boom van kennis. Vrtra was de tegenhouder, de stenen slang, de bewaker van de rivieren, die deze blokkeerde. Door SHAMA overwon NU-DE-RA deze blokkades. Dit komen we ook weer tegen in het verhaal van Mozes die water uit de rots sloeg, de geboorte van Mitra uit de Rots, de geboorte van de Kerk uit de Rots, Petrus, en de opstanding van Christus uit de grot. DANU was de moeder van Vrtra, die ook verslagen werd door NU-DE-RA. Danu staat voor de Dan stam en ook eDeN, DN. In de strijd tegen Vrtra werden de beide kaken van NU-DE-RA verbroken. Dat wil zeggen dat Vrtra alleen verslagen kon worden door grote stilte, het zevende zegel, oftewel de paradijselijke afgrond, de NU, oftewel de wijngaard van Noach, die de SHAMA rijkelijk voortbracht. In het Agni, GAN-NU gebied, wordt de SHAMA uitgegoten. Agni, GAN-NU, is de boodschapper van de goden, de grote vertaler. Dit is het gebied van de kreupelgeslagenen. Zoals de SHAMAdrank grote gelijkenissen vertoont met de PESSA steen van onderscheiding, so vertoont Agni, GAN-NU, grote gelijkenissen met de HADAR steen van vertaling in de teraphim. Zoals de Pessa het saffier is, zo is de Hadar het staal. Staal is in de Hebreeuwse worteltekst 'vertaling', wat wijst op spasme en verkreupeling, het sterven van de spier. Dit is de reden waarom het volk van de gnosis in de hogere regionen geleid worden door 'Saffier en Staal', oftewel 'Pessa en Hadar'. Deze vertalings-steen is in Ismaelitische termen de Hadar, de achtste zoon van Ismael – belegering, omsingelen, bed, plaats van bed, bedden, voorhangsel, achter het voorhangsel, binnenin. Deze steen had een belangrijke plaats in de Teheraphim, en heerste zelfs over de Pessa. De terafim was een bloed-orakel. HADAR = GAN-NU
Page 72
PESSA = SHAMA Van 'deva' komt ook het woord divine, wat dezelfde betekenis heeft : goddelijkheid. Zij waren in oorlog met de asura's die steeds vaker gedemoniseerd werden in veel gevallen. Belangrijke asura's zijn Mitra en Varuna, de god van de oeroceaan, de oerduisternis en de wet. MI betekent in het Sanskrit binden. Dit is ook waar het Egyptische MA vandaan komt, de Wet. In diepte is de SHAMA, de SA-MA de SA-MI, de heilige gebondenheid in de gnosis. Ook dit is een aspect van de PESSA steen. De deva's namen de heerschappij, en demoniseerden veelal de asura's. Het Latijnse Deus, god, ging heersen, en demoniseerde Assur, de boom van kennis, overmatig. Hieruit voort kwam het engelse 'Divine'. De asura's waren natuur-energieen van de duisternis, terwijl de deva's 'de schijnenden' waren, de goden van het licht, om te verblinden. Oorspronkelijk ging het om het gnostische, het asurische, wat langzaam werd overgenomen door het g-OD-delijke, ODIN, de DEUS, de DIVINE, de machten van het licht. De asura's waren oorspronkelijk wachters in de Azteekse hemelen, maar werden tot slaaf gemaakt in het hindoeisme. Nadat het hart van het offer was uitgerukt door de Azteken werd het offer van de piramide trap afgeworpen. Dit is een beeld van wat er in het EE met Rian gebeurt, dat hij van de saffieren trap wordt afgeworpen. Saffier staat voor de PESSA, de steen van onderscheiding. Dit gebeurt wanneer de gnosis van de PESSA, de SHAMA, wordt hersteld, en de gnosis van de HADAR, GAN-NU, de steen van vertaling, waar staal een beeld van is. Rian zal hierdoor steeds dieper en dieper gevangen raken in Hathor, als een valstrik. In Psalm 14 worden de rode paarden, de vurigen, voor de wagen van Agni, GAN-NU, gespannen. GAN-NU is dan de ruiter van de rode paarden. GAN-NU is de grote vertaler, een beeld van de HADAR-steen. De HADAR is dan een hogere PESSA-steen, een hogere onderscheiding. Binnen de PESSA steen zijn er onderverdelingen van hogere levels, de Amazonische hierarchieen, en de hierarchieen van het Beest. Het Azteekse apen-medicijn verandert gif in een medicijn. In de mythologie van het hindoeisme hebben de apen een sterk bemiddelende functie in de bevrijding van het goddelijke vrouwelijke, Sita. Sita is in het Sanskrit de heilige gebondenheid. De apen vallen het eiland aan waar zij door een demoon gevangen wordt gehouden, waar zij een brug naartoe bouwden. Na het verbreken van de zegels wordt het reukoffer-altaar zichtbaar, als een beeld van het Beest. Het vuur daarvan wordt op aarde geworpen vanuit het wierrookvat. Wierrook is het teken van de aap in het sanskrit. Aap betekent ook harig, en is het beeld van de zon. Ook staat de aap voor medicijn, en is verbonden aan de kleur zwart en het donkere. In het Sanskrit is de aap de wapensmid, de maker van de wapenrusting. We zagen de zon zwart worden als een haren zak, wat het beeld is van de aap. De vrouw is bekleed met de zon, oftewel is bewapend door de aap, voor de oorlog en de jacht. De aap is het teken van scherpe ogen, van bovennatuurlijke visioenen, maar ook staat het voor blindheid. De aap is het goddelijke oog. Kubera is een opperhoofd van demonen, de demoon van weelde en geld. Zijn naam komt van 'kumba', wat verbergen betekent. Hij is de zoon van Vishrava, roem. Daarom wordt hij ook 'de zoon van roem' genoemd. Ook hij is een heer van het eiland Lanka, waar Sita naar ontvoerd was, en die gered werd door apen. Golgotha, Kranion, betekent 'doodshoofd' of 'plaats van doodskoppen'. Ook betekent het 'harige plaats,' of 'plaats van haar.' In het Sanskrit is het een plaats van apen, waar zij bezig zijn het medicijn te bereiden. Zij zijn in het Sanskrit 'boom-zwervers', zij die van boom tot boom gaan, van fundament tot fundament, om daar genezing te brengen. In het Sanskrit zijn apen vuurgoden, zoals Agni, GAN-NU, een vuurgod is. Hanuman, GAN-NUAMEN, was één van de apenleiders van het hindoeisme. Amen is het verborgene in het Egyptisch. GAN-NU-AMEN is de verborgen tuin van Nu, de verborgen wijngaard van Noach, in de afgrond van de onderwereld. De aap staat in het Sanskrit voor “doden in het verborgene”, kinasa, KANA-SA, “het piercen, doorsteken in en door de gnosis”. Het betekent de verbondenheid aan Yama, de god van de dood. Ook is de aap in het Sanskrit een beeld van de zondvloed. De aap is de boodschapper van RAMA, de zevende incarnatie van VISHNU. RAMA is de belichaming van de gnosis, de leer van het hindoeisme, de dharma, het hogere, zuivere bewustzijn (brahman). Hierdoor verjongt de GAN-NU, de wijngaard van Noach, de tuin van de heilige afgrond, zich, in Psalm 26. In Psalm 27 verkoopt Agni, GAN-NU, de gaven, oftewel het loon (hetzelfde als in het Grieks waar gaven en loon ook onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Deze verkoop gebeurt door de stromen van Sindhu, een geheel van wateren als een zondvloed, komende van de lippen, van een olifants-slurf (GAN-NU-SA, de gnosis van de heilige afgrond), of van een slangendemoon, en door VISHNU, visioenen. Dit zien we ook terug in Openbaring, waar de slang een stroom van water uit zijn mond laat komen. In Psalm 28 geeft de godin geboorte aan de prooi, als het persen van de SHAMA, waarvan NU-DERA moet drinken. Haar brede heupen zijn ervoor om het sap vast te houden. Wanneer NU-DE-RA drinkt is er het helderste geluid van de drums van de overwinnaars. Alles wat overgebleven is van de SHAMA moet in bekers op buffelhuiden gezet worden. Psalm 31 laat GAN-NU zien als voortgekomen vanuit twee moeders. Agni, de god van het vuur en het offeren in de Indologie, is de Hopi god van het vuur, de dood en de onderwereld, en ook een god van oorlog, Mosau, wijzende op Mose, Mozes, de tocht door de wildernis. Mozes wijst weer terug op Maat, Ma, de Egyptische godin van de Wet, die op haar beurt weer terugwijst op MI, de heilige gebondenheid en het oordeel in het Sanskrit. Niemand kan in die zin aan het oordeel ontkomen. Waar Agni rijkdom geeft is dit natuurlijk de diepere rijkdom van het paradijs, van de gnosis. Rijkdom betekent ook opvoeding in het Sanskrit. In die opvoeding wordt geleerd dingen makkelijker te maken, makkelijker toegankelijk, SUPAYANA, wat leidt tot de rust en de stilte, de SVASTHYA. In het Levitisch is dit de NUWACH, rust, het knielen, als een berusting in de heilige slavernij. NUWACH is een beeld van Noach, NU, de paradijselijke afgrond, als het bereiken van de wijngaard van Noach. NUWACH is het wortelwoord van het Levitische NICHOWACH wat de zoetheid van het offeren is (Lev. 1:17). NUWACH heeft te maken met verlatenheid, verlaten en verbannen. De SHAMA is dus een groot gebied waarin vee wordt verjongd en verkreupeld. Dit wordt ook de KABA genoemd, de ark. De ware ark is dus de kribbe. Zonder de kribbe komen wij niet tot het kruis. Wij kunnen alleen als jong, pasgeboren vee tot de Godin komen, tot ILA. De KABA is een gebied van grote ontwapening. Zonder de KABA zou de Toorn en Wraak van de Godin, de Grote ILA, ons totaal vernietigen, en velen zullen gaan tot de totale vernietiging. De KABA is een groot en verschrikkelijk beest wat de menigtes zal keuren. Hierdoor verjongt de GAN-NU, de wijngaard van Noach, de tuin van de heilige afgrond, zich, in Psalm 26 van de Rig Veda. In Psalm 27 verkoopt Agni, GAN-NU, de gaven, oftewel het loon (hetzelfde als in het Grieks waar gaven en loon ook onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Deze verkoop gebeurt door de stromen van Sindhu, een geheel van wateren als een zondvloed, komende van de lippen, van een olifants-slurf (GAN-NU-SA, de gnosis van de heilige afgrond), of van een slangendemoon, en door VISHNU, visioenen. Dit zien we ook terug in Openbaring, waar de slang
Page 74
een stroom van water uit zijn mond laat komen. In Psalm 28 geeft de godin geboorte aan de prooi, als het persen van de SHAMA, waarvan NU-DERA moet drinken. Haar brede heupen zijn ervoor om het sap vast te houden. Wanneer NU-DE-RA drinkt is er het helderste geluid van de drums van de overwinnaars. Alles wat overgebleven is van de SHAMA moet in bekers op buffelhuiden gezet worden. Hierdoor verjongt de GAN-NU, de wijngaard van Noach, de tuin van de heilige afgrond, zich, in Psalm 26 van de Rig Veda. In Psalm 27 verkoopt Agni, GAN-NU, de gaven, oftewel het loon. GAN-NU is Channah, het Hebreeuwse woord voor Hannah, de moeder van Shama-Al. Dit is het wortelwoord van Johannes. Hannah verkocht Shama-Al aan het Beest, als een slaaf, als een prooi. De Shama-Al boeken en Openbaring zijn dus onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Shama-Al staat voor de ware loons-gaven. De loons-gaven zijn prooi. In Shama-Al hebben wij de loons-gaven ontvangen, als de verdere merktekens van het Beest. Alleen in het Beest kunnen wij de loonsgaven, Shama-Al, SA-MA, ontvangen. Dit is waar het in het hindoeisme om gaat. Hindoeisme, de boeken van Shama-Al, en het boek Openbaring zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Zij vormen de basis voor de werking van het charismatische. De loons-gave van genezing is een prooilam. Ook de verdere loonsgaven zijn prooivee. In de Egyptische Bijbel, die ook grotendeels in het EE staat, gaat het over Seth. Seth is de OudEgyptische god van de wildernis, en in de Egyptische bijbel is hij degene die leidt tot Aton, de rode zon, oftewel de rode bal, het bloed van de vijand, als een beeld van de slacht. Aton is dus een zegel op Hathor, de Egyptische godin van de slacht. Seth was in oorlog met Osiris, maar in de Egyptische Bijbel is er een sieraad genaamd Sethon als de verzoening tussen deze twee. Het christendom demoniseerde dit sieraad. Osiris is de Egyptische god van de dood en het recht. Hij voert recht over de doden in de onderwereld, waar hij zijn vijanden onder zijn voeten heeft. Alle doden moesten tot zijn hal komen waar hun harten gewogen zouden worden. Hiertoe moesten ze door allerlei poorten gaan waar ze getest zouden worden. Hiervoor had Osiris een heleboel hulpgoden. Als hun harten werden gewogen en het hart was licht genoeg, dan kregen ze toegang tot de verdere onderwereld. In het Sranan Tongo is dit OSOYURU, wat huishuur betekent, oftewel toegangsbewijs. Alleen zij die loon zouden hebben ontvangen zouden toegang krijgen. Weer ging het hier dus om eerlijk verdienen en niet om genade. YURU is huur, maar ook tijd (uur). Je loon bepaalt dus voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. Dit is waar dit allemaal oorspronkelijk voor staat. In het Karaibs is dit OSU, wat polijsten betekent, kastijding. Dit is om je klaar te maken voor toegang ergens, en voor tijd ergens. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd. Seth is dus het ontvangen van huurloon, in de heilige jacht. Seth is in het Sranan Tongo SUTU, wat ontploffen, steken en piercen betekent. Van belang is dit voor het verbreken van het mannelijke suprematie syndroom, door de besnijdenis, de piercings, van de mannelijke borst. In het Karaibs is Seth SITA, urine krijgen, moeten plassen, als een woord voor urine, als de paradijselijke urine. PUKA is in het Karaibs het woord voor doorsteken, voor de piercings. Seth komt terug in het Arawaks als SYTY, wat aap betekent. In de mythologie van India redde een leger van apen Sita, de vrouw van God, of vrouwelijke God, wat urine is in het Karaibs, als de paradijselijke urine. De aap is een beeld van de scalpering. Dit is dus waar Seth, SYTY, voor staat. Ook in Egypte werd Seth op een gegeven moment meer en meer gedemoniseerd. Horus, oftewel Rian, werd gezien als de overwinnaar van Seth. Seth, als de god van de wildernis en de duisternis, was als de Egyptische vorm van Mitra, de jager, de buffeljager, waardoor door Seth de lijn van Mithraisme verder loopt. De buffeljacht is een symbool van de overwinning over de leugen van de mannelijke suprematie. Het is niet alleen een strijd. Ook moeten wij het apen-medicijn toepassen, het medicijn van SYTY, Seth, om zo gif te transformeren tot medicijn. We moeten met het gif leren werken, er gewend aan raken, het leren gebruiken en toepassen tot genezing. Alles heeft een doel. Daarom is er ook het Seth-on sieraad, waar Seth en Osiris met elkaar verzoend zijn, aan elkaar gewend zijn geraakt en elkaar hebben leren gebruiken voor hogere doelen. We moeten niet fatalistisch of nihilistisch denken. We moeten overal het nut van inzien. In het Karaibs is Seth als de doorsteker, de piercer, de PUKA. EB 2:12-13 “Zo leeft dan ook Seth in de woestijnen, als een afgezonderde en als een wilde. Hij dan is de Osiris ontvlucht, na hem gedood te hebben, en draagt nu de nieuwe Osiris met zich mee. Zo is dan hij die Horus ontvlucht is, en Aam, als een vrije en een zalige, daar een overvloed van godenboodschappen de zielen te zeer zou verzoeten en bederven.” Horus, als de opgestane Osiris, moet dus beheerst worden. Wij moeten leren de Horus te berijden, en hem niet voor zijn tijd laten opkomen, anders is hij de verbreker van de tucht. Het komt erop neer dat de Jezus-opstanding een soort slaven programma was om mensen op te laten staan als slaven van de glazen stad. Hetzelfde als hoe Osiris, de dood van de Christus-figuur leidde tot Horus, de opstanding van de Christus-figuur. Maar dan wordt er iets heel belangrijks over het hoofd gezien, namelijk de oeroude mythe van Osiris en Seth, zijn broer. Osiris was de koning van Egypte, die door Seth in een kist werd gelokt. Toen sloot Seth de kist, en wierp het in de Nijl. Seth is de woeste god van de wildernis, de god van de chaos, de rode hond, die mensen initieert in de wildernis. Door het sterven werd Osiris door Seth geinitieerd in de onderwereld. Seth moest het koningschap van Osiris verbreken. Deze mythe is sterk symbolisch. Zo zien we dan een zuiverder beeld van hoe sterven en opstanding gaat. De opstanding is de opstanding in de wildernis, de initiatie in de onderwereld. Vandaar dat het om de Seth-Osiris relatie gaat, de Seth-On. De christenen noemen dit gnostische sieraad 'Satan', en strijden tegen 'Satan' om Horus-Jezus in de heersende positie te bewaren. Seth is in het Sranan Tongo SUTU, wat ontploffen, steken en piercen betekent. Van belang is dit voor het verbreken van het mannelijke suprematie syndroom, het mannelijke koningschapssyndroom, door de besnijdenis, de piercings, van de mannelijke borst. Seth moest op die manier het koningschap van Osiris piercen, doorsteken. Dit is de ware opstanding.
Page 76
De mensheid werd gesplitst in de hersenen door het Jezus-en-de-Opstanding programma, die de hersenen liet leven vanuit de Opstanding van Christus, een zeer overmoedige opstanding na drie dagen, om hen zo tot slaaf te maken van de Glazen Stad. Dit was een corrupte opstanding, gebaseerd op het Horus principe. Wat is dan de ware opstanding ? In de Egyptologie is dit Seth, die de koning moest piercen, moest initieren in de onderwereld, in de wildernis. In het christendom is dit Judas, die de koning moest piercen. Judas is Grieks voor de stam Juda. Judas moest zo de koning initieren in de onderwereld en de wildernis. In die zin is Judas dus in de symboliek en de esoterie een belangrijk item. Judas werd door het christendom volledig gedemoniseerd, terwijl het gnostische geschrift het van een hele andere kant liet zien. Judas was een heilige met een belangrijke opdracht. Judas staat voor de ware opstanding, gebaseerd op de Seth mythologie. Het koningschap in ons moet sterven, doorboort worden, opdat wij geinitieerd worden in de onderwereld en de wildernis. Judas is in die zin dus de opstanding in de wildernis, de verlossing uit de stad, zoals Seth dezelfde betekenis heeft in de Egyptologie. Judas hing zichzelf op, wat symbolisch is voor de collar, het afsterven van de valse adem die ons aan de glazen stad verbonden houdt. Judas richtte weer de aandacht op het Aramese woord voor kruis : de galg, het hangkoord. Seth en Judas zijn een beeld van de Apocalyptische rode draak die strijd tegen het christendom. De draak is een vliegende slang, die veel waarde had in het OT. In de grondtekst en de symboliek is de vliegende slang de naakte oorlogsvoerders. Zij gooien zich naakt in de strijd. Zij hebben niets met de stad. Dit is de ware opstanding, de opstanding in de naakte wildernis, de initiatie in de naakte stam. Zij leven in leegte en duisternis, zoals Seth ook de god van de duisternis is. De adem van de vliegende slangen, de draken, is vuur, waardoor zij de glazen stad smelten. Dit is het vuur van de poel des vuurs, wat voor de gezegenden koel is, en voor de verdoemden is het vernietigend vuur. Het heeft dus een dubbele werking. Wij komen tot de vliegende slang in de Amduat, het boek van de onderwereld, het boek van de verborgen grot, waar op de poel des vuurs de grot van de vliegende slang zich bevindt, de grot van Sokar. Hier vooraf gaande is een lange weg door de woestijn van Sokar. Sokar is hij-die-op-het-zand-staat, wat ook een beeld is van de vliegende slang in de apocalypse. Sokar is deze slang samen met Osiris en Ra, als Sokar-Osiris-Ra. Dit staat dus voor het naakte paradijselijke vlees van de oorlogs-stam. De woestijn die hier dus aan vooraf gaat in het vierde uur is de Restau, de Rosetau, het land van Sokar. Dit wordt ook wel de slangen woestijn genoemd. Alles is in golf bewegingen, golf-patronen, alles gaat tegen elkaar in, als het land van de paradoxen. Alles is een tegenstander van alles. Zo moeten wij dan naderen tot de grot van hij-dieop-het-zand-staat, van Sokar, de rode draak, de vliegende slang, het naakte paradijselijke vlees van de oorlogs-stam. Zand is in het Aramees kostbare stenen, als de geheimenissen van de gnosis. Het lijden is alles wat we niet begrijpen, maar de gnosis brengt daar verandering in. Zo komen wij tot de grote opstanding in de wildernis, tot het Seth-on sieraad, wat gedemoniseerd werd door het christendom als 'satan'. Telkens als er tegen satan gestreden zou worden, zou de mens nog dieper in de glazen stad komen, nog verder verwijderd van de wildernis. Ook mogen wij komen tot het SethJudas sieraad, om zo het christendom onder Egyptische druk weer om te buigen tot het oorspronkelijke. De rode draak is dus een beeld van de opstanding in de wildernis. In het Aramees is de rode draak een beeld van de Urim. Er is ook een geheime weg om tot de vliegende slang te komen, beschreven in de Amduat. Dit geheim is de gruwel van Set. Dit is dus de ware opstanding, wat leidt tot de ware hemelvaart, of hellevaart, oftewel de vrouw, de moederschoot. De Aramese piercings door de borst van de verschijning die Johannes ziet zijn van goud, wat in het Grieks de moederschoot betekent. Dit zijn dus in de diepte de piercings van de moederschoot die tot wedergeboorte leiden, de ware hemel of hellevaart. De hemel is in het Aramees een belegering. De geboorte vindt dus plaats in de belegering door de Amazones. Dit is dus in de diepte het vijfde uur van de Amduat, de nachtreis door de onderwereld, waarin er gekomen wordt tot de vliegende slang als het naakte paradijselijke, oorlogsvoerende lichaam, die verborgen wordt gehouden in de grot van Sokar. Seth wijst terug op WASET, de godin van het achtste uur, Zij van de middernacht. Neith is de godin van de nacht, wat Haar andere naam is. Neith is de jachtsgodin. Zij staat dus beeld voor de besnijdenis en de scalpering. Het eerste uur van de Amduat verschijnen de apen om de initiaat door het eerste deel van de onderwereld te leiden. De aap is het symbool van de scalpering. De scalpering is de hoofdbesnijdenis om de gnosis te ontvangen. Als een man een kale plek krijgt boven op zijn hoofd is dat een beeld van deze scalpering. Dit is dus heel natuurlijk en amazonisch. Het betekent het terugkeren tot de godin. Alle wegen van Seth en Judas leiden terug tot Neith, de jachtsgodin. Dit staat voor het ontvangen van huurloon, het ontvangen van “osiris”. In het eerste uur van de Amduat worden de apen beschreven als zij die de deuren in de onderwereld openen. Zo belangrijk is dus de scalpering. De godin van het achtste uur, WASET, NEITH, wordt ook genoemd : Meesteres van de diepe nacht. Judas heeft dus een hele vrouwelijke oorsprong. Neith komt van de Surinaamse godin Naat. Het wilde geheim van de gnosis wordt bewaakt door de meest verschrikkelijke, wilde beesten. Het geheim is diep opgeborgen in de Egyptische taal, in de Amduat, het OT van de farao's, en het boek der poorten, het NT van de farao's. De MOWED is in het Hebreeuws de aankondiger en oproeper van de kastijding. In het twaalfde uur van het boek der poorten zijn er vier godinnen die de rode kroon dragen : de hn-mwt, de Hannah-Mowed. Zij bepalen de levenstijden en de jaren van zware kastijding in de onderwereld. Hannah brengt in zekere zin haar zoon Samuel tot de arena's, waar hij getuchtigd wordt. Hannah is ook het wortelwoord van Johannes in de Openbaring. Zij leidt haar zoon tot de vrouw op het beest, de vrouw die half beest is, en verkoopt hem aan Haar, als slaaf. Het rode paard leidt hiertoe. In de Amazone theologie komen vele moeders met hun zonen tot de arena, waar hun zonen getuchtigd en getest worden, en zo komen hun zonen in de handen van andere moeders, door de tucht. Deze verkoop is in diepte dus de wisselwerking in de arena. Wanneer een zoon verliest, komt hij onder de moeder van degene die hem heeft overwonnen. Wanneer een zoon wint, komt hij ook onder de moeder van hem die hij heeft overwonnen. Dit is dus een middel van de moeder om haar zoon uit te leveren. In veel gevallen blijft de moeder gewoon bij haar zoon. Haar zoon krijgt dus meerdere vrouwen over zich, als een amazone institutie. Zo leert de zoon zich te onderwerpen zowel door het verliezen als het overwinnen. Het eerste Egyptische schandaal : De zonnegod Horus die de god van de wildernis, Seth, verslaat, die zijn vader, Osiris, had gedood, en die zo de troon van zijn vader overnam, zoals Jezus dit later zou doen in het christendom. De zonnecultus van Horus werd gevestigd door de wildernis op een lager plan te zetten. De draak gaf zijn macht aan het beest. Dit is een verschrikkelijke realiteit. Maar er is een nog groter Egyptisch schandaal. Dit is de degradatie van Bast, Bastet. Zij was oorspronkelijk een oorlogsgodin, Ubast of Bast, voorgesteld als een zwarte leeuwin, maar later werd zij meer en meer voorgesteld als de godin van vreugde, muziek en dans, meer als een gezelligheidsgodin, die men meer en meer Bastet begon te noemen. Zij werd meer en meer als een kattengodin voorgesteld in dit proces. Men probeerde de godin te betoveren door leugens over haar te verspreiden. Veel katten zijn betoverde zwarte leeuwinnen en leeuwen. De zwarte leeuw is niet noodzakelijk een echte leeuw, maar een nog verschrikkelijker beest dan een leeuw. Deze identiteit
Page 78
probeerde men van de godin af te roven, als het tweede grote Egyptische schandaal om de weg voor het christendom voor te bereiden. Dit was nog wel een erger schandaal dan het Horus-schandaal. Baset was een andere naam van Bast, als B-SET. De letter B is de voet in het Egyptische alfabet. SET verwijst naar de godin van het achtste uur, WA-SET, de godin van de middernacht, oftewel NEITH, de jachtsgodin en de pest-godin. Bast, B-SET, is daarom ook 'de voeten van de jagersgodin', 'de voeten van Neith'. De voet is een beeld van kastijding, overwinning en onderdrukking, als een beeld van het laatste oordeel. In het Hebreeuws is de B, de AB, de vader. In die zin wordt er in het NT de nadruk gelegd op 'de vader', de AB, de B, de voet. Wij moeten komen tot het geheimenis van de voet. In het Hebreeuws is dit niet noodzakelijk mannelijk, maar als de schepper, de bezitster, het hoofd van een clan, wat dus ook een vrouw kan zijn. Wij moeten terugkeren tot de oorspronkelijke leeuwin Bast, de Egyptische oorlogsgodin. Wij moeten beide Egyptische schandalen aan de kaak stellen en verbreken. Zij vormen de pilaren van het hedendaagse christendom. De Toronto uitstorting was hiervan een beeld, dat men de ruige oorlogsgodin wilde omruilen voor een godin van laffe feestjes die ze als een katje op hun schoot konden aaien. Dit was om de leeuwin Bast te bespotten. Bast was de leeuwinnen-oorlogsgodin van Beneden Egypte (Noord), en Sekhmet was de leeuwinnen-oorlogsgodin van Boven Egypte (Zuid) De degradatie van Bast, één van de verschrikkelijkste schandalen aller tijden, was een brute verkrachting van de oergodin, het Moeder Beest. Hierdoor raakte de Moeder verschrikkelijk verwond, als een vuur wat eeuwig in haar brandde. Hierdoor verstootte Zij haar kinderen, waarvan de Islam een gevolg was. Zij werd hierdoor een nog verschrikkelijker beest, die Haar identiteit angstvallig verborgen hield. Alleen de geinitieerden zouden Haar kunnen zien. Ubast, Bast, komt van de Surinaamse godin Bos, Bossen (doen ploffen, doen barsten, Sranan Tongo). Zij is de godin van de oorlog en de slacht. Hoofdstuk 31. Onder De Wraak Van De Oorlogsgodin Oorspronkelijk werd het OT en NT van de faraonische bijbel verborgen gehouden voor het gewone volk. Het was bestemd voor de farao's om hen reizen door de onderwereld te laten maken, om hen de godinnen van de uren te laten ontmoeten die bij de poorten van de onderwereld stonden en die bewaakten. Zelfs vandaag de dag worden deze boeken veelal verborgen gehouden voor het gewone volk, in tegenstelling tot de christelijke bijbel die overal volop te koop is. Wat wordt er verborgen gehouden door de faraonische bijbel ? Deze teksten zijn veel ouder dan de christelijke bijbel, en laten zien hoe de christelijke bijbel gewoon een corruptie is van de faraonische bijbel. De christelijke bijbel leeft een leven op zichzelf, afgekapt van haar Egyptische wortels. Deze wortels gaan diep. De betovering van de christelijke bijbel laat mensen in een grote illusie leven, een illusie die opgelost kan worden in de context van de veel oudere faraonische bijbel. OT – De Amduat – Het Boek van de Verborgen Grot NT – Het Boek der Poorten In de faraonische bijbel heeft niet alleen de poel des vuurs een hele andere betekenis dan de christelijke betekenis, namelijk dat het voor de gezegenden koel is en voor de verdoemden is het vernietigend vuur, maar ook is er een poel des levens, en een poel van slangen, in het vierde uur van het Boek der Poorten. De slang is een beeld van de paal, de oproeper tot de arena, de arena-paal, de hannah-mowed, de paal van de slavenverkoop, de hmwt in het Egyptisch, vier godinnen die de rode kroon dragen, de godinnen van de kastijding die de mate en de duur ervan bepalen, ook als een beeld van het rode paard. De poel van slangen wordt bewaakt door tien slangen, als een beeld van de tien tenen van de amazone, de tien arena-palen. Dit is bedoeld om het wenen op te wekken, als een beeld van wijn. Het water daar is wijn, in het vierde uur van het Boek der Poorten, als de heilige traan. Dit is een groot taboe, waartoe velen geen toegang hebben. Dit is de poel des levens. Slangen zijn ook het beeld van de uithongering, waardoor de poel des levens, de heilige traan ontstaat. Het hele gebeuren van Jezus die te Kana water in wijn verandert komt dus voort uit het vierde uur van het Boek der Poorten, het faraonische NT. De uithongering richt de arena-palen op, waardoor er vermenging, vervuiling plaatsvindt, als het vuil worden van de voeten van de amazone die de druiven treed met haar voeten om zo wijn te maken, de heilige traan, de poel des levens. De vuile voeten van de amazone zijn een teken van het uitgevoerde oordeel, waardoor de wijn stroomt, oftewel de tranen van spijt, berouw en boetvaardigheid, de tranen van een verbroken en gekastijd hart, wat zo gehoorzaamheid, overgave en onderwerping heeft geleerd, gemengd met de tranen van woede. Dit is de dualiteit van de poel des levens. Het is een deel van de pedagogiek van de amazones. De tucht door de arena-palen wekken agressiviteit op en woede, zodat het gevecht door blijft gaan, de grote vermenging en vervuiling. Dit is het vuile geheim van de gnosis, een heilige vuilheid, tegenovergesteld aan de valse schoonheid van de stad. Het vuile geheim ontmaskert, en werpt uit de stad, zodat de stad tot een ruine kan worden, tot een wildernis. De troon is een beeld van de verborgenheid. De wilde beesten geest van de man moet verbroken worden om onderworpen te worden onder de voet van de amazone. Die verbreking vindt plaats door isolatie, uithongering, en de arena, waarvan de slang een beeld is. Daarom is de slang altijd van groot belang geweest in de hof van Eden. Zonder de slang zou het mannelijke nooit tot verbrokenheid worden geleid, en zou de amazone ten onder gaan in de mannelijke suprematie leugen. De AB, UB, B, wordt in de christelijke bijbel aanbeden als de Vader, terwijl dit in het Egyptisch de voet is, de Ubast, de heilige leeuwin, de oorlogsgodin van Noord-Egypte. Zij leidt tot de poel des levens. Zij verandert water in wijn. De Ubast, Bast, de B-ST, is de voet van ST, de voet van de wildernis, als de poort tot de onderwereld, een poort van grote gnosis. Ook Zij is een nachtgodin, de godin van de middernacht, het achtste uur. Zij jaagt in de duisternis. In die zin is Ubast, Bast, de ware god, godin, van de Israelieten. De Egyptenaren van Noord-Egypte waren teleurgesteld in hun oorlogsgodin Bast, omdat ze vele oorlogen hadden verloren. Daarom veranderden ze haar van een woeste leeuwin tot een kat, een gezelligheids-godin van muziek, dans en vreugde. Maar in het OT van de Bijbel zien we hoe God, BAST, UBAST, het volk vaak de oorlog deed verliezen vanwege hun zonden. Zij waren onder de wraak van de oorlogsgodin. Zowel in het eerste boek van de christelijke bijbel, Genesis, als het laatste boek, Openbaring, speelt de slang een grote rol. De slang is een beeld van de uithongering en de arena-oproep, de arena-paal, als de perser van de wijn, de oproeper van de wijn, een oud Egyptisch beeld van de traan, de poel des levens. De amazone-moeders leiden hun zonen tot de arena's, zodat hun wilde beesten geesten worden verbroken, ja, zelfs hun wilde, ongehoorzame hart. Hier worden zij in vele delen gesplitst, om zo deel te hebben aan de amazone natuur, onderworpen aan de moeder grond. Zo ontvangen zij in dit proces het heilige beest met de meerdere koppen, als een beeld van die gespletenheid, de
Page 80
goddelijke dualiteit. Vandaar dat in de christelijke bijbel het meerkoppige beest, de meerkoppige slang, een grote rol speelt, maar dan volledig gedemoniseerd. In de oudere en diepere grondteksten zien we een ander beeld. Hoe dieper we in de oudere grondteksten gaan, hoe dichter we bij de Egyptische interpretatie komen, zoals gebracht door de faraonische bijbel, die zelfs vandaag de dag angstvallig verborgen en geheim wordt gehouden. In Amazone mythologie werden zij die verloren hadden in de arena's vaak verdronken. Dit komt ook weer terug in de Azteekse mythologie waarin kinderen werden verdronken als offers aan de watergodinnen, de verdrink-godinnen. In de indiaanse mythologie is dit metaforisch. Wanneer de vrouw geslachtsgemeenschap heeft met de man, dan is dit een beeld van de verdrinking waardoor de man visioenen ontvangt. De man komt zo tot een hogere natuur. Dit wijst terug op een Amazone rivier, de rivier van het verdrink-offer. Een stam van Amazones aan de rivier van het verdrink-offer is de Hiti. Ook houdt dit verband met de farao in het OT die Israelitische kinderen van het mannelijke geslacht liet verdrinken. In het elfde uur van het boek der poorten zien we de godin BS in menselijke vorm zitten naast de godin Sekhmet met een leeuwenhoofd. BS is 'Zij die verdrinkt', als de verdrinkgodin. BS is de wortelwaarde van Bast, als de Surinaamse godin 'BOS', de oorlogsgodin en de slachtgodin. B-S, B-SA is in het Egyptisch ook 'de voet van kennis, gnosis'. De TANNIN, TANNINA in het Aramees is de slang, oftewel het geslachtsdeel van de BEHEMOTH, wat ook besproken wordt als de Leviathan. God draagt Iyowb op om met een stam ernaar toe te werken BEHEMOTH te offeren (zijn tong, zijn taal). Iyowb wordt opgedragen een haak door de APH (hart) van de slang, van het geslachtsdeel van BEHEMOTH, te halen, oftewel om de wurggreep te verbreken. In het Aramees wordt Iyowb ook opgedragen om de kaak of zijde van de BEHEMOTH te nemen door een navelstreng. De BEHEMOTH moet tot de BETEN, moederschoot van de onderwereld, gesleept worden voor geboorte daar om een eeuwige slaaf van hem te maken in de grondteksten. Ook zegt de grondtekst : doorsteken, uithuwelijken. Dit gaat dus weer heel diep. Dit gaat over de Hoseaanse/ Amazonische schijn-huwelijken (BERIYTH) om de vijand te ontmaskeren en te binden. LAQACH komt ook voor in dit betoog, als zijnde huwelijk, gevangenneming en (slaaf-)verkoop. Er zal een dogma worden opgericht, zegt de grondtekst. Maak hem tot een EBED OWLAM, een eeuwige slaaf. Maak hem tot een kip/ vogel (TSIPPOWR) om mee te spelen, en bindt hem vast voor uw meisjes (NA'ARAH). God spreekt tot Iyowb op een manier dat hij dat nooit alleen zou kunnen. God drijft hier eigenlijk een beetje de spot met Iyowb. Want wie kan nu die grote Leviathan verslaan ? Maar de grondteksten laten dus zien dat dit de slang is van het paradijs als het geslachtsdeel van de BEHEMOTH, van het demonisch vee. Aan het einde van het boek Iyowb, als God zijn oordeel begint, moeten er zeven geslachtsdelen van demonisch vee geofferd worden. God draagt Iyowb op om een vleesmaaltijd (KARAH) te maken van deze kip samen met zijn stam, om het in stukken te verdelen voor de Kanaanieten, om zijn huid te doorsteken, om hem kaal en naakt te plukken (GALAH), en om de URIM te gebruiken tegen zijn centrale deel, en op zijn hoofd. De slang had eerst vleugels, maar door de vloek moest hij door het stof gaan. In Openbaring heeft de slang weer vleugels als de draak. In de oorlog moeten de roofdieren zo ontwapend worden dat ze vee worden. Dan zal de oorlog overgaan in de jacht. Wij moeten de zegels verbreken en zien met wie of wat we werkelijk te maken hebben. Leviathan is in de grote ontmaskering een kip. Zo moet Iyowb hem behandelen, maar hij kan dit niet zonder God, dus eerst moet Iyowb in gaan zien dat hij God nodig heeft, en hoe hij God nodig heeft. God had Iyowb min of meer kreupel geslagen. We mogen ons het waarom hiervan afvragen. Iyowb was een rechtvaardige man. Waarom moest hij hier doorheen ? De rib in het paradijs, oftewel een mannelijk geslachtsdeel, in de diepte van de grondtekst, betekent 'kreupel'. De man had vele 'kreupelen', geslachtsdelen in zijn lichaam. De man werd min of meer kreupel gemaakt, en was geenszins de trotse haan die de man vandaag is. De slang voor de zondeval had benen, en was in de grondtekst het beeld van de naaktheid. In het tiende uur van het boek der poorten zien we de oorspronkelijke slangen terug met benen. Dit zijn dus volgens het boek Iyowb kippen en hanen. Dit is dus een beeld van openbaring. In het twaalfde uur zien we acht godinnen op slangentronen die geleid worden door een godin met een krokodillenhoofd : SBQRA, die een slangenstaf draagt en een hanenstaf, de was scepter, een gevorkte staf met een hanenhoofd. De krokodil is een tussenbeeld tussen de overgang van slang tot kemphaan, als een zegel dat verbroken moet worden. SBQRA met het krokodillenhoofd is een beeld van de overwinning over de krokodil. Zij is de krokodillengodin die de krokodillen heeft verslagen. QRA, KRA, is de Levitische gnosis en SB is BS omgedraaid. SBQRA groeit uit tot RBQA, Ribqah in het Hebreeuws, REBEKKAH, de arena-godin. In haar schoot vochten Jakob en Ezau. Haar naam betekent in het Hebreeuws : strikster, lasso, waarmee zij beesten vangt en haar gevangenen ophangt, wurgt, verstikt, ook als een beeld van de verdrinking, BS. Dit twaalfde uurs mysterie is zo groot en krachtig dat de openbaring ervan farao's vrijzette die in de onderwereld waren vastgeraakt. Het derde grote Egyptische schandaal is de vermannelijking van individuele godinnen. We zien dit ook terug in het christendom. Dit gaat diep. Osiris is de god van de dood, de onderwereld en het oordeel, als de grote slagers-god van Egypte, de vader van Horus. In het eerste uur van de Amduat, het OT van de farao's zien we een godin van de vuren van de duisternis, een slagersgodin genaamd BHNT, BANAT, zij die slacht. Zij werd vermannelijkt tot Osiris. In het vierde uur van het Boek der Poorten zien we de godin SWT ZAAW HADW, SAWATSAWAT, Zij die heerst over vernietiging, Zij die heerseres is over de valstrikken, de Strikster. Zij is de wortels van SHU, de leeuwengod van de leegte, lucht en de opstanding, erectie. SHU is een zoon van RA. In de christelijke bijbel komt hij terug als Ezau. HAKAR is een godin of groep godinnen die rondom het altaar of de tabernakel staat, als een beeld van de kroon, de hoofdtooi. In de Aramees-Hebreeuwse talen is de kroon een scalp of kop van prooi, als een beloning. Dit moest afgedekt worden door de bedriegelijke genade-theologie waar alles maar verkregen kan worden door kadootjes en een hoop gesmokkel, diefstal, omkoperij en oplichterij, een paradijs voor beunhazen, spijbelaars en cheaters. Dit gebeurde toen Horus aan de macht kwam, wat resulteerde in de komst van Jezus. Wij moeten terugkeren tot de oorspronkelijke godin van loon, HAKAR, die in de bijbel terugkomt als HAGAR, de moeder van Ismael. Ismael werd gemaakt om MAYIM te zuigen door HAGAR. Ismael betekent : 'gehoorzamen aan de slager', en 'slagers-slaaf' in de worteltekst. Hij gehoorzaamde de moeder, en leefde volgens de profetie 'in vijandschap naar alle mannen, en alle mannen leefden in vijandschap naar hem'. Hij was een vechter. Genesis 16 12 Hij zal een wilde, vruchtbare ezel van een man (adam) zijn; zijn hand (yad = penis) zal tegen
Page 82
allen zijn en de hand (yad = penis) van allen tegen hem, en hij zal ten aanschouwen van al zijn broederen wonen. Hagar was gevlucht van SARA tot een MAYIM-bron in de wildernis. Die bron werd genoemd : Beer-la-chay-riy, wat put van honger-visioenen betekent. Deze put lag tussen Kadesh, wat heilig betekent, en in de wortels 'gewijde mannelijke sex-slaaf (tent-slaaf)' en Bered, wat scheiding betekent. Ruth en Ismael hebben dus dezelfde betekenis. Ismael was dus degene die door zijn moeder, Hagar werd ingewijd in MAYIM, zoals ook Mozes, MSY, het volk leidde tot MAYIM, om het vervolgens te splitsen, te onderscheiden, zodat het volk doorgang had. Ismael is een beeld van MSY. Hij leidt het volk als RA'AH (RUTH) tot de Boaz-pilaar, de slachtpilaar, tot de voeten van de Chasma. Ismael is een slagers-kind in de worteltekst. Joh. 7 38 Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van CHAY MAYIM (hongersap) zullen uit zijn binnenste vloeien. Zowel in het Grieks als Aramees staat er niet alleen : binnenste, maar : moederschoot. Geloof is in het Grieks ook veel dieper, namelijk : gehoorzamen. Schrift is in het Aramees inscriptie. Vloeien in het Aramees is kastijden en temmen, opvoeden. Dit is wat MAYIM doet. Toen HAGAR Ismael voedde met MAYIM werd er ook in het Hebreeuws soms gebruikt gemaakt van een voedster. Ook Abraham stelde een voedster aan, die HAGAR hielp Ismael op te voeden door MAYIM. CHEMETH wordt vaak gewoon vertaald in fles, maar het betekent in de worteltekst : CHOWMAH, muur, een meisje niet makkelijk te benaderen. Zij moest dus meehelpen ISMAEL te voeden met MAYIM. Ook Ismael wordt een NA'AR genoemd, een slavenjongen. De leugen kan de waarheid nooit helemaal opslokken en vernietigen, totaal wegvagen. Er blijven altijd sporen van de waarheid achter. De leugen is de slaaf van de waarheid. De waarheid is niet verloren, alleen verdraaid. Daarom moeten wij de waarheid terugroven. Romeinen 9 6 Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël, 7 en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn, maar: Door ISAAK zal men van nageslacht van u spreken. Het is belangrijk te zien hoe de vijand de schatten heeft ingedeeld, en de rode draad erin terug te vinden. Ze kunnen niet alles verborgen houden. ISAAK blijkt dus sleutel te zijn. We zagen de vier MAYIM-bronnen van ISAAK, die kwamen na de bron van HAGAR, de put van honger-visioenen. Als het om het evangelie gaat, dan gaat het altijd om 'geloof in het bloed', oftewel slavernij tot de bloedvergieter, slager, wat voor ISMAEL staat, de broer van ISAAK. Kamelen betekent in de Hebreeuwse worteltekst : een kind grootbrengen, een loon-systeem, wat dan het tegenovergestelde van genade is. Op deze manier werd de MAYIM dus toegediend. Suiker daarentegen heeft met bedrieglijke genade te maken. Kameel heeft in de wortels te maken met 'betalen', als een beloning of een bestraffing. Het heeft te maken met de tucht, wat hier dus verbonden is aan de MAYIM. Rebekkah, RIBQAH betekent 'ensnarer' in de grondtekst, oftewel valstrik, wat ook weer een beeld van de vagina is. Zij is de voedster, de heilige misleidster, die de tucht terugbrengt. HAGAR betekent 'vlucht', wat ook weer duidt op de vlucht van de panter-vrouwen tot de oerwouden, om lost te breken van de stadse banden van slavernij tot de man in de boeken van GOR. Daarna zien we dat Isaak na zijn ontmoeting met REBEKKA, de brengster van MAYIM, zelf ook putten van MAYIM slaat, zoals in de dagen van Abraham, want die waren door de Filistijnen gedoofd. De knechten van Isaak vinden eindelijk een bron van 'chay mayim', 'honger mayim', wat een verhongerende werking heeft, een verzwakkende werking. Dit was ook wat MAYIM oorspronkelijk was. Mayim is een mysterie, hangende aan de boom des levens, wat in het hebreeuws verwijst naar het kruis en de martelaar. Ook is het een rijk. Mayim vertegenwoordigt het primitieve en paradijselijke beginsel van Christus, het zaad van het kruis, als bron van al het leven.” Ook de zondvloed was MAYIM, om de nephilim en de 'dochters der mensen', oftewel de 'nakers', het 'slangenras', te vernietigen. In de Bijbel was HAGAR degene die ISMAEL, haar zoon, voedde met MAYIM, met het matriarchische voetensap, waar ook de geschriften van VAR over spreken dat dit oorspronkelijk met jongetjes gebeurde. Niet alleen de borsten waren voedingsbronnen, maar ook de voeten : Genesis 21 17 En God hoorde de stem van de jongen, en de Engel Gods riep van de hemel tot Hagar en zeide tot haar: Wat deert u, Hagar? Vrees niet, want God heeft naar de stem van de jongen gehoord, daar waar hij is. 18 Sta op, neem de jongen op, en houd hem vast met uw hand, want Ik zal hem tot een groot volk stellen. 19 Toen opende God haar ogen, en zij zag een MAYIM-put, put van voetensap ; zij ging de zak met MAYIM, voetensap, vullen en liet de jongen drinken. 20 En God was met de jongen en hij groeide op; hij ging in de woestijn wonen en werd een boogschutter. Rebekka werd als aartsmoeder gekozen puur op de basis van het voeden van MAYIM : Genesis 24 14 Laat het nu zo zijn, dat het meisje, tot wie ik zeg: Neig toch uw kruik, opdat ik drinke, en dat zegt: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken, – dat Gij haar hebt bestemd voor uw knecht Isaak; dan zal ik daaraan weten, dat Gij genade bewezen hebt aan mijn heer. 43 zie, ik sta bij de MAYIM-bron; laat het nu zo zijn dat de maagd, die naar buiten komt om te putten en die, als ik tot haar zeg: Geef mij toch een weinig MAYIM te drinken uit uw kruik, tot mij zal zeggen: 44 Drink zelf, en ook voor uw kamelen zal ik putten, dat zij de vrouw zal zijn, die de HERE voor de zoon van mijn heer bestemd heeft. 45 Ik had dit nog nauwelijks bij mijzelf gezegd, of zie, Rebekka kwam naar buiten met haar kruik op haar schouder, en zij daalde af naar de bron, en putte. En ik zeide tot haar: Geef mij toch te drinken. 46 Toen liet zij snel haar kruik neerglijden en
Page 84
zij zeide: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken. Toen dronk ik, en ook de kamelen drenkte zij. 47 Daarop vroeg ik haar en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Betuël, de zoon van Nachor, die Milka hem gebaard heeft. Toen deed ik de ring aan haar neus, en de armbanden aan haar handen. 48 Ik boog mijn knieën en wierp mij neder voor de HERE, en ik prees de HERE, de God van mijn heer Abraham, die mij op de rechte weg geleid had om de dochter van de broeder van mijn heer voor zijn zoon te nemen. Symbolisch gezien is MAYIM, het matriarchische voetenzweet voor de schepping, geweldenaren, het oordeel over hen die onderworpen waren onder de matriarchische voeten, oftewel aan CHASMA (waar Christus uit voort kwam om dit af te dekken). Suiker was de vijand uitgezonden tegen dit matriarchische voetensap van de onderwereld. De voet is in het Aramees het symbool van de voedingsbron, omdat het de mens met de aarde verbindt. Suiker wil dit contact verbreken. Suiker is jaloers op deze voedingsbron. Wij leven op een valse afspiegeling hiervan, genaamd de aarde. MAYIM leidt terug tot de CHASMA. MAYIM is een bloedvergieter. Wij kunnen suiker alleen overwinnen door veel bloedvergiet. Na de lange reis van het vierde uur van de nacht in de Amduat, het boek van de verborgen kamer, die een reis is door de woestijn van Sokar, komen we aan in het vijfde uur, tot zijn grot, zijn geheime kamer, die de poort en sleutel is tot de poel des vuurs, wat niets anders is dan de poel van verjonging en wedergeboorte. In de verborgen kamer bevindt zich een slang, die een vermenging is van Sokar, Osiris en Ra. Dit is een gevleugelde slang. De verborgen kamer wordt bewaakt door Aker, de dubbele leeuw, een oergod van de aarde. De Aker bewaakt het heilige vlees, waarvan de slang een beeld is, oftewel het oorspronkelijke paradijselijke lichaam. In die zin is de poel des vuurs dus onmisbaar om terug te keren tot het paradijs. Door het nieuwe lichaam wordt het zesde uur bereikt, de grote paradijselijke afgrond waar alle schepping begint : Nun. Ook wordt het in het zesde uur duidelijk dat het verborgen vlees in feite van Nun was. Het verborgen en heilige vlees van het paradijs, het oorspronkelijke paradijselijke lichaam van Nun, wordt bewaakt door negen slangen. Zij bewonen het paradijselijke lichaam, zijn onderdelen van het paradijselijke lichaam, als de vruchtbare delen. Het is hun taak de vijand te roosteren, en de schaduwen van de vijanden in stukken te hakken, en zij vernietigen de geesten van de vijand. Zo komen we in de Egyptologie tot een veel eerlijker beeld dan dat van het traditionele christendom. In dit mogen we de Egyptische moeders leren kennen, vanwege dat juist het hele proces van de door woestijnen omgeven poel des vuurs een proces van barensweeen en wedergeboorte is, om zo tot diepere geboorte te komen, en dan mogen we dus komen tot de Amazones die deze maskers vasthouden. De maskers hebben al een veel grotere waarde dan wat het traditionele christendom ooit gebracht heeft, en liggen hieraan ten grondslag, wat het traditionele christendom juist verborgen trachtte te houden. Het is tijd dat de ware moeders terug gaan komen. Ismael wijst dus terug op Hagar, de AKER, de dubbele Egyptische wachter van de onderwereld met de twee leeuwenhoofden, als een beeld van de dubbele moeder, de vrouwelijke vruchtbaarheid. AKR is een anagram van KRA, de Levitische gnosis, loon, en van ARK, die ook het dubbele karakter heeft vanwege de dubbele cherubs, die in de Egyptologie twee godinnen waren. De ark als boot moet door de tijdschijf heen om tot wedergeboorte te komen, door de uren van de nacht, door het ontmoeten van de godinnen van de uren van de nacht en de monsterlijke wachters van de uren van de nacht, wat zich uit in verschillende divisies. De ark is dus onlosmakelijk verbonden aan de tijdschijf, zonder welke er geen wedergeboorte kan zijn. Zo is de ark dan ook onlosmakelijk verbonden aan de bizonjacht. Ismael is zo als de wedergeboorte door de Aker, door de Hagar. In die zin is Ismael dus belangrijk. Ismael maakte de reis door de tijdschijf, als slaaf van de wet, en bracht zo Israel voort als slaaf van de tijdschijf. In die zin is Israel de opstanding van Ismael, en is er geen Israel zonder Ismael. In die zin is de Koran, het boek van Ismael, van levensbelang, als een zinnebeeld. Wij kunnen alleen tot het ware Israel komen door de diepte van Ismael, hij die de reis door de onderwereld maakte. Zonder Ismael is er in die zin geen wedergeboorte. Ismael leidt hiervoor helemaal terug tot Hagar, tot de AKER. In het Aramees kwam Ismael om te vernietigen en te slachten in vers 12, om zo te 'openen'. Hij moest verloren betekenissen hierdoor terugbrengen. In het Aramees is dit om de betovering te verbreken, als een vuur wat alles smelt. Hagar wijst dus terug op HAKAR in het boek der poorten : HAKAR is een godin of groep godinnen die rondom het altaar of de tabernakel staat, als een beeld van de kroon, de hoofdtooi. In de Aramees-Hebreeuwse talen is de kroon een scalp of kop van prooi, als een beloning. Zij is de wortel van Horus, wat dus later vermannelijkt werd tot Horus, verkeerd voorgesteld, als een verkrachting van HAKAR. De kroon is in het Hebreeuws-Aramees een cyclus, als het sieraad van de uren. De kroon brengt tot knielen in de Hebreeuwse wortels (qodqod-qadad). JAKBYWT, JAKABAT, is een godin of groep godinnen in het twaalfde uur van het Boek der Poorten die doen wenen en die scalperen (kaal maken). Zij laten vogels niet meer terugkeren tot de lucht, zij maken kippen/ hanen. Dit is de wortel van de krokodillengod SEBEK waarin het vermannelijkt werd. STNWT, SATANAT, is een godin of groep godinnen die de witte kroon dragen, Zij die zijn gekroont, Zij die de Wet in RA hebben vastgesteld. Dit is de wortel van RA waarin het vermannelijkt werd. RNNYW, RNNW zijn opvoeders, verzorgers, fokkers, als een godin of groep godinnen, als een moederschoot. Dit is de wortel van NUN, NU, waarin het vermannelijkt werd. NJKW, NAJAKA, is het kastijdende, tuchtigende touw in het elfde uur van het Boek der Poorten. Zij is een godin die de kinderen van de onbewuste, van de coma, kastijdt. Zij werd vermannelijkt tot GEB, de groene god van de aarde en de onderwereld. In het vierde uur van het Boek der Poorten zien we ook de wortel van Anubis, de gids van de doden. SARRAT, SARARAT, geeft geboorte aan twaalf slangen, aan de uur-godinnen. In het Hebreeuws is SAR de heerseres van de heersers, God. In de wortels is dit SARAR, Heer, Lord, die haarzelf heeft aangesteld, zelfverwerkelijking, zonder tussenkomst van een ander, zonder genade, maar door eigen verdiensten. In de bijbel komt zij terug als SARA, met als wortels SAR en SARAR. Zij betekent bewaakster en officieel, autoriteit, opperhoofd, als Godin en Heerin, in het Hebreeuws. Dit is een testend zwaard. SARAT is de verborgen godin. Zij werd vermannelijkt tot de oorlogsgod van de onderwereld : Anubis, de zwarte hond, jakhals, wolf, hyena, die de doden beschermde en bewaakte. Hier is ook de hedendaagse politie macht op gebaseerd. Ook Thoth, de god van het archief, is een vermannelijking van een oudere godin uit het Boek der Poorten, in het derde uur. WJA-TA is het schip van de onderwereld, van de aarde. Het heeft runderhoofden aan de uiteindes, als een buffeljager. Dit brengt de manifestaties voort. Dit is de verdeler-steen. Ook Christus is een vermannelijking van een oudere godin. HLWN is hol, vagina, in het Aramees, wat werd tot chasma in het Grieks, de vagina, moederschoot, afgrond, wat het wortelwoord werd voor Christus die dat allemaal afdekte door de patriarchie en zijn eigen verraderlijke mannelijkheid, als vermannelijking van de godin HLWN, hel, hol, wat door het christendom gedemoniseerd werd. De christelijke Christus kwam voort uit de Mithras cultus, de buffeljager. Deze werd als man door de Romeinse soldaten vereerd, als hun idool die hen door zijn bloed redde. MYTR, MTR, MITRA,
Page 86
is in het Aramees de moederschoot. Oorspronkelijk was zij een godin. Klaagliederen 3 1 Ik ben de man die ellende heeft gezien door de roede harer verbolgenheid. In het Hebreeuws is 'man' GEBER, 'sterke man', 'warrior', in de zin van met de capaciteit te kunnen strijden, wat in het Aramees GANBARA is, een woord voor ORION. GANBARA betekent sterke man, reus, als de mythische reuzen van Genesis, held, warrior, in de zin van het gewapend zijn. Deze man werd dus door de vrouw Sion en haar dochters overwonnen. 'Ellende' is in het Aramees SWBD, SUW-BADA, SUBAD, een woord voor 'slavernij en discipline'. SUW (Aramees voor EZAU) en BADA zijn verbonden aan de ASER-stam. BADA is de Amazone term voor de ASER stam. BADA is in het Aramees een religieus ritueel, en zelfs iets van de wet wat opgedrongen, gedwongen, wordt. Het is dwang. BADA is in het Sranan Tongos, in het Surinaams 'ergeren, druk maken', als 'klagen'. In het Hebreeuws is 'ellende' een proces waarin het slachtoffer door psalmen en allerlei vormen van verzwakking vernederd wordt om hem tot het punt te drijven van antwoorden en wenen, dus het temmen van slaven. Vers 2 gaat over de geboorte in de duisternis in het Hebreeuws. In het Aramees is dit de afneming van de verlichting, de NAHHIR, NHYR, wat de kennis van duisternis betekent, dus terugkeren tot de leegte van de duisternis, om daarin tot geboorte te komen. Zij worden in het Aramees als vee daartoe geleid, door verhongering, ook verbonden aan een schip. 3 Waarlijk, tegen mij keert Zij telkens weder haar hand, de ganse dag. Dit gaat over een handel in het Aramees. Het vee, of de slaaf, wordt verkocht. 4 Hij heeft mijn vlees en mijn huid doen wegteren, mijn beenderen gebroken. In het Aramees gaat dit over gevild worden, ook om leer te maken (vee-huid), MSK, MESAK. Ook wordt de slaaf moegemaakt, BLY. In het Hebreeuws wordt de ETSEM, de identiteit, het 'zelf' gebroken, de sterkte, het grote nummer, de groepsverbondenheid, wordt verbroken. Ook worden ledematen gebroken. In het Aramees gaat het hier ook over de identiteit. In vers 6 wordt de slaaf tot de eeuwige honger geleid. Dit is een verborgen plaats (machshak). In het Aramees gaat dit om een huwelijk, wat verbonden is aan een soort van bezetenheid en belegering. Zo wordt de slaaf dus ingenomen. In vers 7 krijgt hij een moeilijke opvoeding. 14 Ik ben een belaching geworden voor heel mijn volk, hun spotlied, ZMR (Aramees), heel de dag. Ook in vers 63 is hij een spotlied. Vers 48 gaat over de klaagrivier. Deze rivier komt ook terug in Iyowb 21 : 33 in de Vulgata, de Latijnse bijbel. 21 : 33 – De volgers van het kwaad gaan naar het zand van de Cocyti/ Cocytus, de rivier van klaagzang, een rivier in de lagere wereld, onderwereld, en waar ze hun volgelingen mee naartoe nemen. Vgl. De draak/ Leviathan die op het zand der zee (YAM, klagen) staat. YAM is verbonden aan de dronkenschap van de zee. Openbaring 12 17 En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; 18 en hij bleef staan op het zand der zee. Zand is HL, HAL, HALA, HEL in het Aramees, wat ook 'sieraden' en 'stof' betekent, 'dust', wat APHAR is in het Hebreeuws. De draak, de bewaker van de URIM, stond op het zand van de Cocytus, de klaagrivier. Deuteronomium 33 18 Van Zebulon zeide hij: Verheug u, gij Zebulon, over uw tochten, en gij, Issakar, over uw tenten. 19 Volken zullen zij roepen tot de berg; daar zullen zij offers brengen naar de eis, want zij zullen gezoogd worden met de overvloed der zeeën en met de meest verborgen schatten van het zand der zee. In het Aramees is zand ook : kostbare stenen. Dit is dus een metafoor voor de stenen van de hogepriester. De steen die hen allen heeft onderverdeeld, de zogenaamde breker-steen, is de SHEBUW, de steen van ASER. Dit is het framewerk, de klaagsteen. Dit is dus de APHAR, het stof van het paradijs. APH-AR is dan de APH, oftewel de nekketen, het paradijselijke hart, van AR. Iyowb moest de BEHEMOTH overwinnen. De BEHEMOTH heeft OWN, lichamelijke kracht, welvaart, vruchtbaarheid, maar in de diepte betekent het afgoderij, het kwaad. Hij bezat OWN in zijn SHARIYR, wat spier betekent, en wat in diepte betekent : vijand (SHARAR). Ook betekent het navel van zijn buik (BETEN). We zien hier dus dat de satanische prosperity, gebaseerd op materiele lichaamskracht, huist in de spier, als de zetel van de afgoderij. AROWN, AR-OWN, oftewel AR van OWN, lichaamskracht, spierkracht, was de eerste hogepriester, die dus zelfs toegang vond tot de ark. AR-OWN is een anagram van ORION. AR moet dus ingenomen worden. De EBEN, de steentabletten, zijn de MAQOWM, het arsenaal, van saffieren, en het heeft het stof (APHAR) van ZAHAB, de weegschaal en exotische sieraden. Saffieren, CAPPIYR, zijn de stenen van de schrijfpriester, van communicatie, in het Hebreeuws. In Yechezqel 1 wordt de troon van God beschreven als van saffieren. Saffier, sapphire, is een anagram van SaPIER, van SPIER. DUKKA/ DUKKETA = rituele slachtplaats waar het saffier ligt, de steen van de schrijfpriester, van communicatie, van profetie, SAPPIL, SAPPILA, met de hoofdtooien.
Page 88
We zagen hoe belangrijk de esoterische juwelen en sieraden zijn, de innerlijke sieraden wel te verstaan, de sieraden van het hart. Zij zijn namelijk onze wapenen. In Iyowb 28 is een plaats, een bron, een MOWTSA van de juwelen en sieraden. De KECEPH, de heilige lusten van de strijd. Een MAQOWM voor ZAHAB, de heilige weegschaal voor kastijding en reiniging. Dit is een plaats om vanuit op te rijzen met een wapenrusting, dus we hebben hier een arsenaal. Deze wapenrusting wordt gewonnen uit de APHAR, waarin het paradijselijke lichaam werd gemaakt. De APHAR is het stof en het vuil van de paradijselijke onderwereld. Deze wapenrusting is nogal geavanceerd, want het is ook een jachtrusting, fokrusting en slachtrusting, BARZEL, wat ook ijzer betekent. Dit wordt dus uit de APHAR gehaald, maar ook geselecteerd, gevangen genomen en getrouwd. Het heeft er dus mee te maken dat deels de wapenrusting van de vijand daar opgeborgen ligt, die we moeten gebruiken. Iywob zegt dat al zou zijn tegenstander een boek schrijven, hij zou het als een verentooi gebruiken (KLIL, KLILA). Ook worden wij dus eerst gevangen genomen en overwonnen door deze wapenrustingen. Ook is het de plaats van NECHUWSHAH, van NACHUWSH, rinkelende slavenbellen, en van NACHASH, de wetten van de heilige necromantie, van het observeren, en van de uitleg van de esoterische tekenen. Dit wordt gewonnen uit EBEN, stenen tabletten, relikwieen, monumenten (bijv. de gedenksteen van waar God de Israelieten hielp de Filistijnen te verslaan). Dit alles bevindt zich in een hart van vrees. Iywob zegt dat de Vreze des Heeren is de heilige secte des Heeren en de oorlogstaktiek, intelligentie en zintuig. EBEN is ook de hagelstenen die een onderdeel zijn van de apocalypse. Deze stenen worden gebruikt om een eeuwige plaats te bouwen, tot het oprichten van een stam. Het zijn de stenen van de duisternis, van ambush, surprise attacks : EBEN OPHEL. Men doorvorst het uiterste van de duisternis om zulke stenen te vinden, en de duisternis wordt onderverdeeld, zodat er zicht komt (het zogenaamde nachtzicht, waar ook het Eeuwig Evangelie over spreekt). De vervulling hiervan, de perfectie, is de schaduw van de dood, de TSALMAVETH, de honger, de vluchtigheid, de heilige jacht, overweldigd worden, afgezonderd en verborgen uit het zicht, plaats van schilden en slacht, heilige verhongering. Dit heeft dus te maken met het gebied van de THUMMIM, waardoor men binnengaat door de URIM, het toetsende vuur. THUMMIM is een hoge graad van God's heiligheid om nachtzicht te geven. Men boort hiervoor een mijnenstelsel, wat Iyowb 28 op verschillende plaatsen uitbeeldt in de grondteksten, NACHAL, wat ook bezit en erfenis betekent. Kinderen werden door PAROW in de mijnenschachten (YEOR) gegooid, waar de jongetjes moesten werken. De mens kwam hier in na de zondeval, als een put met vele van zulke mijnschachten, als een groot stelsel van slavernij. Hier moest de mens zwoegen. NUWA : Zij beefden, waren onstabiel, en moesten daar rondzwerven. Uit dit deel van de onderwereld, ERETS, komt vlees voort, LECHEM. Daaronder is het draaiende vuur van God, van God's Woede, altaarvuur, braad-vuur, ASH. Dat draaien is HAPHAK, wat tegendraads en rebels is, tegen alles in wat geleerd is. Iyowb 23 : 3 – Iyowb is zoekende naar de troonplaats van God/ URYA, de MAWTAB, de tafel van God, goddelijke wezens, de plaats van de jachtmaaltijd in het Aramees. : 4 – De MAWTAB is de plaats waar hij wordt klaar gemaakt voor de oorlog en de jacht, voor het oprichten van de wet en het recht. Het is de plaats waar zijn mond wordt gevuld met bestraffing en kastijding, de TOWKECHAH in het Hebreeuws. : 5 – Op deze plaats zou Iyowb in staat zijn God's woorden te horen en gehoorzamen, waaruit profetische liederen zouden voortkomen (chants). : 7 – Ervaring zal hem laten overwinnen. : 11 – Zijn voet zou een institutie oprichten als een pad. Dit is het pad van Iyowb, van de THUMMIM. Ook IYOWB komt in aanraking met de SHEBUW, de klaagsteen, het stof van het paradijs, APHAR. Met de nekketen van AR. Dit begint als een spier om zijn nek die hij moet overwinnen. Wanneer wij de ANAQ hebben ontvangen, de heilige halsketen, oftewel de APH, het paradijselijke hart rondom onze nek, dan zal dit ons terugleiden tot de grond van het paradijs, de aarde van het paradijs, het stof en het vuil van het paradijs waarin wij gevormd worden, de APHAR. Alles kwam voort vanuit de APHAR, en ook zouden we daar weer naar terugkeren. Dit is waar het pad van IYOWB naartoe leidt. In 10 : 9 wil God hem terug brengen naar het stof van het paradijs, de APHAR. In het Hebreeuws is Iyowb in 7 : 5 bewapend met APHAR. Bewapend is LABASH. Zijn lichaam, BASAR, is hiermee bewapend, wat betekent zijn vlees, zijn vruchtbare (geslachts-)deel. In het Aramees is GSUM, GUSMA, GESMA lichaam, kerk, corpus van boeken en context. In 7 : 21 zegt Iyowb dat hij geleid wordt om neer te liggen (slapen) in de APHAR. Iyowb moest vuil gemaakt worden, anders zou hij in de onderwereld geen wapens hebben. In 17 : 14 laat de grondtekst zien dat APHAR brengt tot rust. Vanuit APHAR, de wapenrusting van Iyowb, die doorboort moest worden, werd BASAR, vlees, voortgebracht in het paradijs. APHAR zou een nieuw lichaam voortbrengen, gemaakt van BASAR, van YAD, van HARBA, het besneden, ontzegelde 'mannelijke' geslachtsdeel. Een jager dient zichzelf in te smeren met APHAR voor deze reden. Iyowb 28 beschrijft de Iyowbitische wapenrusting die wordt gewonnen uit de APHAR, waarin het paradijselijke lichaam werd gemaakt. De APHAR is het stof en het vuil van de paradijselijke onderwereld. Deze wapenrusting is nogal geavanceerd, want het is ook een jachtrusting, fokrusting en slachtrusting, BARZEL, wat ook ijzer betekent. Dit wordt dus uit de APHAR gehaald, maar ook geselecteerd, gevangen genomen en getrouwd. Het heeft er dus mee te maken dat deels de wapenrusting van de vijand daar opgeborgen ligt, die we moeten gebruiken. 7 : 5 – Iyowb's vlees is bekleed met sordes = vuil. Ook wordt het woord pulvis gebruikt. Dit is de Latijnse APHAR. Psalm 17 : 43 – En ik zal ze (de vijand) verpulveren in de pulvis (stof). De vijand wordt hier van elkaar losgescheurd en vernietigd in de zin dat de brokstukken ervan weer bruikbaar worden. De APHAR/ pulvis is een gevangenis, en een oven van oordeel. Het is het zegel van doem over de vijand. De APHAR is het laatste oordeel, waartoe alles zal terugkeren. Wij moeten leven vanuit de APHAR. Door de heilige halsketen worden we hiermee bedekt, zinken we hier in weg, om tot een strijder te worden, bewapend te worden, en ontwapend. APHAR is de plek van transformatie en waar het creatieve materiaal is. Dit is dus de SHEBUW-steen, de steen van ASER, oftewel de klaagsteen, het zand van de
Page 90
klaagrivier. Zo overwinnen wij JOM. Wij komen van het valse klagen (JOM), tot het heilige klagen. Door de APH komen wij tot de APHAR. De APHAR troont in het paradijs. Iedere Iyowbiet zal tot deze plaats geleid worden. Het is als het thuiskomen. Hier kwamen wij uit voort, en hier zullen we tot terugkeren. Hier vinden we de hogere levels van de URIM-THUMMIM terug. In de APHAR is afgerekend met de vijand. In de APHAR komt de goddelijke verlamdheid tot groei. Hiermee moeten wij ingesmeerd worden, om veilig te zijn tegen de luchtgoden, de goden van prosperity. De APHAR is een diepere graad van goddelijke verlamdheid, waarin wij ontwapend worden. Dit is niet diep in ons, maar buiten ons, gesmeerd op onze huid. Het is als een oorlogsverf, als een jachtsverf, om ons tot een hogere graad van Iyowbitische oorlogsvoering te brengen. Wij moeten dus ingaan tot de eeuwige, heilige slacht, om van de valse natuur af te komen. In de tijdschijf zijn wij dus zelf het offerdier. Het boek Richteren is in de grondtekst het boek SLAGERS, SLAYERS. In 1:3 gaat het in de grondtekst over de PESSA steen in het Aramees. In het Hebreeuws is dit de GOWRAL. Naast de Urim en de Thummim werden er ook andere stenen gebruikt. De PESSA, de PES, wat 'lot' betekent in het Aramees, een kleine, 'verdelende' oftewel onderscheidende steen. Deze steen wordt in Leviticus 16 gebruikt om te bepalen welke bokken er zijn, en hoe ze apart behandeld moeten worden. De steen geeft dus raad in jacht, offer en oorlogs-strategie, en werkt dus samen met de URIM. De SHEBUW-steen heeft dezelfde betekenis als de PESSA in de worteltekst als de verdeler-steen, de breker-steen van onderscheiding. De steen brengt fragmentatie en is als de steen van ASER verbonden aan de runderslacht. Deze komt dus terug in het boek van Richteren, oftewel het boek der Slagers. In het Aramees is de PESSA ook een boek, een tekst, een compositie. Deze steen is dus het framewerk. Voor de slagers is dit een fundamentele steen. In het Hebreeuws is dit dus de GOWRAL, wat ook systematisch betekent en compensatie, wraak, wat in de worteltekst de ruige steen is. GOWRAL is loon in de grondtekst, wat dus verbonden is aan de runderslacht. De GOWRAL, oftewel de PESSA, of SHEBUW, is een loonsysteem voor de Urim en de Thummim. Ook staat deze steen voor kastijding in het Hebreeuws. In 1:3 wekt deze steen op tot de oorlog. Thoth, de god van bloed, en het woord, de god van het archief, is een vermannelijking van een oudere godin uit het Boek der Poorten, in het derde uur. WJA-TA is het schip van de onderwereld, van de aarde. Het heeft runderhoofden aan de uiteindes, als een buffeljager. Dit brengt de manifestaties voort. Dit is de verdeler-steen. Dit is dus een machtige godin van de buffeljacht. We komen tot de kern van de christelijke misleidingen. De shabath is in de Hebreeuwse grondtekst de dag van de rust en de vernietiging. In het Egyptisch is de shbt de poorten, waarvan de godin SWT, SAWAT, de wortels is, wat later werd vermannelijkt tot de god SHU, de god van de lucht. SAWAT is de heilige valstrik in het Egyptisch, en ook de heerseres van de vernietiging. De christelijke shabath probeerde deze wortel te bedekken. Wij moeten de heilige valstrik ontvangen, ingaan tot de eeuwige SAWAT, wat de ware rust is. Zo kan onze valse natuur geen kant meer op, en zal door elke poging van ontsnappen alleen maar dieper in de valstrik raken. Ook betekent deze valstrik dus het omsingeld zijn door de amazones, door de heilige beesten, zodat we niet aan hen kunnen ontkomen, en zo dus ook niet meer terugkunnen tot de gedwongen aanbidding van de patriarchie en de stad. De wortels van Abraham, BRM, is de godin BERIM. De godin SWT, SAWAT, zien we in het vierde uur van het boek der poorten, wat dus in diepte het boek van SAWAT is, het boek van de heilige valstrikken. In het Egyptisch is de onderwereld de Duat of Tuat. Dit is verbonden aan Thoth, de god van de kennis en het archief. Ook is hij verbonden aan het oordeel in de onderwereld. Thoth is de Griekse naam voor het Egyptische DHWTY, DUATY, als de verpersoonlijking van de onderwereld, de DUAT, TUAT. Hij moest in de onderwereld de veroordeling, het vonnis, uitschrijven op tabletten. Thoth, TAUT, de god van bloed, en het woord, de god van het archief, is een vermannelijking van een oudere godin uit het Boek der Poorten, in het derde uur. WJA-TA is het schip van de onderwereld, van de aarde. Het heeft runderhoofden aan de uiteindes, als een buffeljager. Dit brengt de manifestaties voort. Dit is de verdeler-steen. Dit is dus een machtige godin van de buffeljacht. De verdeler-steen, de steen van onderscheiding, is de slagers-steen, de PESSA in het Aramees, wat ook een Egyptische wortel heeft. PESSA is in het Egyptisch bakker, slager, snoepmaker, vlees. PESI (PESS) is braden. De steen is verbonden aan de runderjacht, wat dus een diepe wortel is van Thoth, en wat dus een algeheel slagers-oog is. Vandaar dat de runderjacht een machtige en fundamentele poort is in het profetische. De PER-TUAT is de grot, het hol, van de andere wereld, een grot, hol, van de onderwereld waar rituele offers werden gebracht en waar de liturgieen daarvoor werden uitgesproken. Dit is dus de PER-WJA-TA of de PER-PESSA in de wortels. De draak is in het Aramees de Urim steen, en zo zijn alle dynamieken van het boek Openbaring verbonden aan de orakel-stenen van de teraphim, de hogepriesterlijke stenen. Zij beelden de cyclus van profetie uit. Het beest van de zee is in het Aramees 'het beest van YAM, YAMMA (YM, JOM)', wat ook moeras betekent, of meer. Dit is het eerste beest. Het tweede beest is JOM zelf, het Jezus Christus doolhof. Het eerste beest is dus in het Aramees 'het beest van het moeras', wat 'het beest van PEHU' is in het Egyptisch. PEHU betekent : 'beyond', boven, over, wat als wortel heeft PEH, de diepste nacht. PEHU is verbonden aan PEHUI, de billen, de dijen, en de borsten van de duisternis. In het Egyptisch is het eerste beest dus 'het beest van de billen'. De billen zijn in het Egyptisch ook de achterkant van een schip. De billen van de amazone hebben te maken met oordeel, met de jacht en de slacht, en niet met goedkope spijbelfeestjes in de stad. De billen van de amazone zijn in de diepste en duisterste wildernissen, als een groot religieus en ritueel geheim van duistere gnosis. Zowel de schoot als de billen van de amazone zijn vruchtbaar en baren kinderen. Ook het EE spreekt over anale geboortes. Oorspronkelijk was dit billen-beest dus een orakel, zoals de draak oorspronkelijk een orakel was, en daarom heel profetisch. Dit zijn dus de Egyptische wortels van JOM, die zij verborgen probeert te houden. JOM moet verslagen worden om tot dit beest te komen, en meer kennis van dit beest tekent het vonnis op over JOM. Voor de ghetto man zijn billen een bron van geld. Billen zijn voor hem financiele vruchtbaarheid. Hij slaat op de billen van de ghetto vrouw, en daar begint het geld te rollen in zijn illusies. Hij moet dan veel praten om dit binnen te krijgen. Het is een truuk. In de gnosis echter is de bil de tucht, en de valstrik. Het is een jachts-zintuig, een jachts-strategie. Ghetto mannen proberen dit te temmen, maar het is alreeds tevergeefs. De billen van de amazone zullen de patriarchie verbreken. Johannes keek in verwondering naar de vrouw op het beest, wat opkwam vanuit de PEH, een
Page 92
Hebreeuws-Iyowbitisch woord voor 'afgrond', wat dus tussen de billen, PEHUI (Egyptisch) inligt. In Egyptische context gaf de vrouw door haar billen geboorte aan dit beest. Johannes keek naar de dodelijke billen van de vrouw op het beest en was in verwondering, aanbad de vrouw, in de Griekse grondtekst. De billen zijn namelijk een beeld van vernietiging en schepping, een beeld van de goddelijke verstrikking, van goddelijke tucht. Niemand komt daar zomaar overheen. Neen. Deze billen brengen verbrokenheid. Deze billen zijn dodelijk en zijn in een woeste jacht. Johannes zag het profetische orakel van het beest. Johannes zag de teraphim, het slagers-orakel, en ging daar niet lichtzinnig mee om. Johannes zag de Urim, de Thummim en de Pessa in de vorm van draken, slangen en beesten, die zich konden vormen tot vrouwen. Johannes was aan deze vrouwen onderworpen. Waarom is het getal 666 zo bedreigend voor de christelijke kerk van de patriarchie ? Omdat een man nog wel vijf vrouwen aankan, maar wanneer er een zesde vrouw bijkomt, dan zal de man het verliezen. Het getal zes is namelijk het breekpunt van de man. De man barst dan uit in wenen aan de voet van de vrouw. Dit breekpunt is de AKEBU in het Egyptisch. De AKEBU zijn de huilers in het Egyptisch, verbroken mannen, verbonden aan de god van de aarde, KEB, GEB. Zij worden zo gestript van hun valse goddelijkheid, hetzelfde zoals de christelijke god JEZUS slechts een vechtslaaf is in het Hebreeuws, IYSH. AQEP is in het Egyptisch dubbel, de dualiteit, als de wortel van de AKEBU. Juist door de dualiteit komt de man tot de traan, wat een poel des levens is. De dualiteit wordt uitgebeeld door de billen van de Amazone, de heilige verstrikking. De valse natuur moet verstrikt raken, om zo tot verbrokenheid te worden geleid, zonder te kunnen ontsnappen. Vandaar dat het niet alleen maar gaat om de heilige gebondenheid, maar ook om de heilige verstrikking = eeuwigheid. De PER-QEBH is het tranenmeer in de onderwereld. Het beest leidt hierin terug tot de tien hoorns, tien koningen, die in het Grieks de voet of voeten uitbeelden. Alles moet namelijk getreden worden in de wijnpers. De voet is een beeld van het laatste oordeel. De voet is ook niet iets wat zomaar schandelijk vertoont kan worden overal, om geexploiteerd te worden. Het is een heilig, duister beeld van de gnosis, een teken van oordeel. Er gaat een verschrikkelijk oordeel komen over alle valse, schaamteloze voeten van de stad. Deze voeten hebben de wildernis nooit gezocht. Deze voeten hebben de duisternis nooit gewild. In de teraphim, het orakel van de beesten, wordt het kind teruggeleid tot de moederborst, en onderworpen aan de voeten van de moeder. Er zal geen stadse vertoning zijn van de heilige lichaamsdelen van de moeder. Zij zijn in duisternis, naakt, en verborgen, in een woeste jacht en in een slacht ritueel. In het Aramees kan 'zee' ook vertaald worden als 'moeras' en 'meer'. In die zin kwam de schepping dus voort uit een groot moeras, was de ark van Noach een groot moeras-schip, en kwamen de vier beesten van Daniel's nachtvisioen voort uit het moeras. Toch klinkt dat niet helemaal volkomen. In de Egyptische wortels gaat het hier om billen, om de anale geboorte van de schepping en de beesten. De billen, PEHUI, zijn verbonden aan PEHU, beyond, over, van een diepere dimensie. In het OT en NT is de zee, oftewel het moeras, de billen, een teken van oordeel. De vijand wordt tot de zee, de billen, gedreven tot vernietiging, als een gevangenschap, een kooi. Matteus 8 32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen! Zij voeren uit en gingen in de zwijnen; en zie, de gehele kudde stormde langs de helling de zee, BILLEN, in en zij kwamen om in het water. De zwijn wordt in het Aramees als een metafoor gebruikt voor dwaalleer. Marcus 9 42 En wie één van deze kleinen, die gehoorzamen, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee, BILLEN, was geworpen. Openbaring 15 2 En ik zag iets als een zee, BILLEN, van glas met vuur vermengd, en de overwinnaars van het beest en van zijn beeld en van het getal van zijn naam, staande aan de glazen BILLEN, met de citers Gods. Billen zijn aan beide kanten een gevangenis. Hier zien we de billen van glas, een beeld van de stad waarin de mens opgesloten zit. De ark kwam voort uit de zee, uit de billen, als een anale geboorte. Op de ark staan twee engelen in de tabernakel. In de Egyptologie zijn dit twee godinnen, maar dit kan ook gezien worden als de twee billen waaruit de ark voortkwam. Tussen de twee billen is verstrikking waardoor er nieuwe geboorte plaatsvindt. De vijand zal tussen deze billen in de afgrond ten onder gaan. In Matteus 8 zien we dat de billen de zwijndemonen overwinnen. Voor orthodoxe christenen is de bil een groot taboe. Daarom moesten al deze lagen in andere talen over deze duistere geheimen van de gnosis heen, en dit beest kwam toen tot de oppervlakte op een hele andere manier, buiten het religieuze om. Vandaar dat we de Egyptische wortels terugzien als we buiten de kerk kijken. Mozes die de zee splitste ging over de bilspleet, waardoor het volk uit de slavernij kon ontsnappen, en waardoor de slavendrijvende vijand werd opgeslokt. Ook zijn de billen een beeld van de twee stenen tafelen met de wet in de ark. De PES of PESSA steen van de gnosis en onderscheiding, de slagersteen die door het Thothmysterie verborgen wordt gehouden leidt helemaal terug tot de Egyptische godin PESI, de godin van het vuur, de wildernis en de woestijn, in de onderwereld. In het Egyptisch betekende de PESSHU al 'degene die verdeelt, onderscheid'. PESESH betekent : splitsen, verdelen, het openen van de benen, wat heenwijst naar de openbaring van de bilspleet en de moederschoot, als een teken van oordeel en slacht. In dit verband wordt ook PES-G genoemd, als een Egyptische wortel van PESACH, Hebreeuws voor pasen. PES-G, is speeksel om te genezen of te vervloeken, in het gevecht met de vijand. PESG is ook zalven en piercen. Vandaar dat elke kus of lik dit doel heeft. PESACH is het feest van de uittocht uit de slavernij, door de bilspleet. De gesplitste zee, de bilspleet in het Egyptisch, liet de Israelieten ontsnappen, en verzwolg de vijand. De bilspleet leidde de Israelieten terug tot de wildernis voor een nieuwe geboorte. Dit is de ware betekenis van het Pasen in de Egyptische context. Het oog van Horus is een groot mysterie. Oorspronkelijk was dit oog het oog van Ra, zijn dochter. Oorspronkelijk was het oog een godin, Wadjet, een gifspuwende cobra die de farao beschermde, een godin van oordeel en bescherming. Maar met de opkomst van de Horus cultus was dit steeds meer het oog van Horus, de nieuwe bezetter. In het Egyptisch is het oog de MERIT, wat de paal betekent. Wij zien door het piercen, door het lijden en het strijden. Het heeft de wortel MER, wat pijn en lijden betekent. MER-T betekent pijn en
Page 94
wreedheid. Ook is de MER de dood. Dit is dus het fundament van het visioen. MERH is vernietiging. MERHI is een godin van de buffels, van de buffeljacht, als de moeder van Horus, een vorm van Osiris. MERI is een andere naam voor Hathor, de moeder van Horus, waar ook MARIA, de moeder van het christelijke Christus-kind vandaan komt. Zij was dus oorspronkelijk een buffeljager, een godin van de buffeljacht. Dit is wat het ware oog is. We moeten ons uitstrekken om de wet (Tohrah) van de afscheiding te ontvangen als ketenen, ANAQ, om de hals, wat in de grondtekst betekent de rijdster op beesten, leider van vele leiders, machtige koningin. Als eerste moesten de Israelieten Hebron veroveren om het beloofde land in te kunnen. Hebron betekent necromantie. De kinderen van ANAQ, de halsketenen, waren daar. Hebron was zeven jaar eerder gebouwd dan Zoan, plaats van afscheiding, waar de farao woonde ten tijde van de Exodus. Zoan behoorde tot Mitsrayim, Egypte, wat 'ketenen' betekent in de diepte, en siege, belegering (hemel). Zoan is Tanis in het Grieks, wat de hoofdstad van de Shepherd Dynasty is. Yaakob, Jakob, betekent ook siege, omsingelen, strikken, sluipen en bestormen. Ook betekent het 'aan de hiel/ voet' zijn. Iyowb klaagt erover dat hij uit de moederschoot werd getrokken en dat haar knieen hem opwachtten, als een overgangsfase in de onderwereld, van de BETEN (put, schoot), naar de BEREK (vrouwenknieen, vrouwenbenen). BEREK is in het Aramees een boog en een ploeg, in verband met de plaats waar kinderen worden opgevoed (Job 3 : 12). Yaakob, Israel, was onder de voet (BEREK) als een druif/ kind. Yaakob is de plaats van de kinderen, de derde scheppingsdag. Het was de taak van Jesaja om Yaakob weer terug te brengen tot de Moeder Heerin. (Jesaja 49 : 5), om de stammen van Israel op te doen rijzen. De derde scheppingsdag is hiertoe de persbak. In de onderwereld, ERETS, moesten de Israelieten Hebron innemen. Dat was hun eerste taak. Hier woonden de kinderen van ANAQ, de kinderen van de halsketenen. Dit worden sieraden van CHANAH ( Hannah, Johannes) genoemd in Spreuken 1, wat siege betekent, bezetting, omsingeling, en doen neerbuigen, als een belangrijk device om het volk in de goddelijke verlamdheid te houden, en de goddelijke verhongering (vasten). Dit hele idee bevestigt ook de bescherming tegen het groeien van de voorhuid door vleselijke inmeng. Dat is ook wat CHANAH betekent : verwerping. Daarom is CHANAH, ANAQ, de halsketenen, een blijvende besnijdenis. HARBA-ANAQ-CHANAH Dit is als een halsketen wat gedragen kan worden, wat in Spreuken wordt beschreven als de Wet van de Afscheiding (vers 8). Het is een belangrijk item in de heilige gebondenheid. Jozua versloeg uiteindelijk de Anaqieten in Hebron (Jozua 12). De halsketen, ANAQ, hield hen in de goddelijke verlamdheid, als eeuwige kinderen, NA'AR. De ANAQ is daarom een belangrijke sleutel tot de derde scheppingsdag, het rijk der kinderen, Yaakob, 'hij die onder de voeten is', als eerstelingen, als druiven voor de persbak. De tweede scheppingsdag gaat over de scheiding van mayim, het goddelijke zaad, zoals Mozes de zee splitste. Dit is het Zwaard van Mozes, de dag van de besnijdenis, het rijk van Zippora. Dit is de openbaring van de billen in de Egyptische wortels. Iyowb werd geplaagd door dromen en visioenen die hem angst aanjoegen. Dit was zo erg dat hij de hongerdood en de wurging verkoos boven het leven (7 : 14-15). In het Aramees staat er dat hij naar Abbadown verlangde, de Hel, de verlorenheid, de Vernietiger. In het boek Iyowb staat Zij naakt voor het Aangezicht van God. Wurging betekent in de diepte getemd worden, initiatie (inwijding) en overgave. Iyowb verlangde naar de heilige halsketen, de heilige gebondenheid en de heilige slavernij tot God (Abbadown, Shadday). Hij wilde zijn leven verliezen hiervoor. Abbadown is ook de plaats van vernietiging. Iyowb had een sterk doodsverlangen, en vernietigingsverlangen. In het boek Iyowb zien we dat God als zodanig naar hem op jacht was, als Shadday, de almachtige goddelijke vernietiger (6 : 4). Het hart van het paradijselijk lichaam, de APH, betekent de ademnood, de wurging, maar die heeft dus de diepere betekenis van de halsketen. Door de zondeval was er de slavernij tot de windgod DOOR ADEM, door GEEST. De paradijselijke APH raakte verloren en in de vergetelheid. En geleidelijk aan werd de Geest over de Ziel geplaatst, en alles begon zijn betekenis te verliezen. De mens verloor profetie en werd gebonden aan vaagheid, prosperity geestelijkheid, loze wolken zonder wateren/ mayim (II Petrus 2). Prosperity is uitgezonden om gnosis te doven, om alles vaag en materieel te houden, waarin je ziel wordt opgesloten en tot een slaaf wordt gemaakt van de Geest van Prosperity, de Windgod, door ADEM. Om die keten van de APH terug te krijgen moesten de Israelieten HEBRON veroveren, het zg. contact-punt met de onderwereld, waar de kinderen van ANAQ woonden (de kinderen van de halsketen, de kinderen van wurging). ARBA was de vader van ANAQ naar wie Hebron was vernoemd als KIRJATH-ARBA. ARBA was 'de grootste der reuzen', en zijn naam betekent het getal VIER, een vee-fokkerij, neerliggen (verlamming), vrouw op/met beest. De Israelieten zouden de vrouw op het beest zien, en het zou hen verlammen. Het getal vier komt ook weer terug in het visioen van Yechezqel, en in de Openbaring waar de vier ruiters/ raiders verschijnen. Wij moeten de heilige ademnood, de heilige APH ontvangen en de ANAQ, de halsketen van de heilige wurging. De ANAQ wordt besproken in Spreuken 1. Dit is ook de Amazonen-kennis, ook van het Amazone gebied, de donkere moeder van het Hooglied, de duistere (verborgen, verre, uitheemse) tabernakels, tenten van God, de OHEL van Kedar. De halsketen, ANAQ, brengt ons terug tot deze tenten, waar het toetsen begint. Zoals gezegd mogen wij niet buiten de OHEL om toetsen, anders komen we onder het Levitische oordeel. Deze tenten zijn het symbool van de wildernis. In het Aramees verlangt Iyowb niet alleen maar naar Abbadown, maar onderzoekt haar ook, wat een onderdeel is van de heilige necromantie, het contact met de ERETS, de onder-aarde. Als God aan het einde van het boek Iyowb zijn plagers heeft geoordeeld krijgt Job hoofdtooien in het Aramees en halsringen (collars), als een teken dat hij eindelijk Hebron heeft overwonnen, en ANAQ heeft ontvangen. Ook is hij nu klaar voor hogere Levitische priesterdienst, door het ontvangen van de verentooi (KLILA), als teken dat hij de windgod heeft verslagen. Bij dit oordeel moesten zeven demonische runderen of demonische kalveren geofferd worden. Zeven heeft in het Hebreeuws in de diepte de betekenis van een eed afleggen, zweren, vervloeken, vastbinden en slavernij tot God. Daarom is het een heilig getal van de heilige ketenen. Ook moesten er zeven geslachtsdelen van demonisch vee geofferd worden in het Aramees, DKAR, DEKRA (Iyowb 42). In Spreuken 11 : 22 wordt onverstand en onbegrip, het niet willen luisteren, beschreven als een ring over de APH, het hart, van een zwijn, of in het Aramees kan dat ook een varken zijn. In het Aramees is de APH ook een slot. Wij moeten de valse APH overwinnen om verder te komen, het overwinnen van Hebron. Dit is dus een zwijnenjacht, waarin we het hart van de zwijn moeten bemachtigen. De Levieten hadden strijd te voeren tegen de BAQRA, demonische zwijnen van ongehoorzaamheid. Zij willen ons afleiden van de ANAQ, de heilige halsketen van goddelijke doctrine. Als wij ARBA, de hoofdman van de Anaqieten hebben verslagen, en Hebron hebben ingenomen, dan zullen wij ook zijn vee-fokkerij erven waar met het demonisch vee wordt afgehandeld. Alles zal getoetst moeten worden aan de URIM, in de heilige OHEL, de tabernakel. Zo zal ook het onschuldige vee vrijgezet worden. Ook zullen wij zo de goddelijke verlamdheid kunnen binnengaan wanneer wij ARBA, de grootste der reuzen, en de valse verlamming (Toronto) hebben verslagen. Daarom is de heilige slavernij tot God en het bemachtigen van de ANAQ-halsketen van groot
Page 96
belang, het leven vanuit de goddelijke verlamdheid, vanuit het paradijselijke besneden geslachtsdeel. We gaan nu kijken naar de Egyptische wortels van de ANAQ. De ANAQ komt uit Egypte. De ANAQ was alreeds de gebondenheid en de beperktheid in Egypte, de restrictie. De ANAQ was het symbool van leven en eeuwig leven in de vorm van een lasso. Het betekent het zweren van een eed. Dit heeft zijn wortels in de ANAQ-T, het oog van Tephnut. Tephnut is een dochter van Ra, de godin van water en de vaginale wateren. Zij is een leeuwin. ANAQIT is een Nubische watergodin uit Sudan. Samen met Khnum en Sati werd zij vereerd als een drieenheid op het eiland Elephantine in de Nijl op de grens tussen Zuid-Egypte en Nubie. De Egyptische ANAQ wat hieruit voortkomt, de lasso, de nekketen met ketting, wordt soms afgebeeld als het geslachtsdeel van een god, een fallus. Dit is ook wat de fallus is, het is een jachtmiddel om de nek van de prooi te ketenen en voort te trekken. De eikel is dus een beeld van de lus van de lasso, de eigenlijke nekketen. De nekketen heeft te maken met de verstikking en de verdrinking. De Egyptische ANAQ wijst terug op de watergodinnen, de verdrinkingsgodinnen, waardoor nieuwe geboorte kwam. De oude adem moet sterven, zodat de nieuwe adem kan opstaan. Dit gebeurt in de diepe wateren van de moederschoot, waar de ziel verdrinkt, en zo opnieuw wordt gevormd. Osiris was hier een beeld van als de verdronkene. Ook zien we dit terug in de krokodillengod Sebek : SHEB = nekketen AGIU = verdrinken SHEB-AGIU = SEB-EK SEBEK is de god van de oorlog, en ook een god van de wateren van de Nijl. Ook was de verdronken Osiris verbonden aan Thoth als de brenger van de vloed, de overstroming. In en door Thoth werd Osiris een verdrinker. Osiris werd in het Egyptisch ook 'de lange fallus' genoemd. Daarom werd de fallus ook gezien als een jachtvoorwerp wat de wateren bracht, door de zaadlozing, om zo de prooi te verdrinken. De fallus is dus ook een beeld van de verdrinker, die de prooi verdrinkt door zijn voorvocht en zaad. STNWT, SATANAT, is een godin of groep godinnen die de witte kroon dragen, Zij die zijn gekroont, Zij die de Wet in RA hebben vastgesteld. Dit is de wortel van RA waarin het vermannelijkt werd. Oorspronkelijk ging het om de ogen van de SATANAT, jagende ogen die door hun blikken de nekken van de prooi konden vangen en ketenen. Dit is een andere reden waarom christelijke geesten SATAN overmatig demoniseerden. Dit is verbonden aan het oog van Tefnut, de godin van de wateren van de moederschoot waarin verdrinking en nieuwe geboorte plaatsvind, geketend tot de moeder godin. Het oog is een beeld van die wateren, waarin marteling plaatsvind, om de ziel te breken en te ketenen, zodat verjonging en vernieuwing plaatsvindt. Dit gebeurt in de jacht. In het Egyptisch is het oog de MERIT, wat de paal betekent. Wij zien door het piercen, door het lijden en het strijden. Het heeft de wortel MER, wat pijn en lijden betekent. MER-T betekent pijn en wreedheid. Ook is de MER de dood. Dit is dus het fundament van het visioen. MERH is vernietiging. MERHI is een godin van de buffels, van de buffeljacht, als de moeder van Horus, een vorm van Osiris. MERI is een andere naam voor Hathor, de moeder van Horus, waar ook MARIA, de moeder van het christelijke Christus-kind vandaan komt. Zij was dus oorspronkelijk een buffeljager, een godin van de buffeljacht. Dit is wat het ware oog is. Het oog staat dus voor een enorme verdrinkings-klok, wat geroofd werd door de geesten van Horus. Horus wilde de grote god van de verdrinking worden, opdat hij alles kon vormen naar zijn wil, de wil van Rian. In het Romeinse rijk begon dit steeds meer uit te groeien tot de Mercurius cultus, waar ook de medische cultus op werd gebouwd, de medische markt waar zielen door bedrog aan werden geketend, bestemd tot verdrinking. Vele demonische kabouters werkten aan deze verdrinkingsklok, en bedekten het met een oog, het oog van Horus, Mercurius. In het christendom werd deze afleider Petrus genoemd. De diepere, ware verdrinkingsklokken van de moederschoot van de gnosis werden hierdoor verborgen gehouden. Deze nachtmerries had ik als kind : Grote vissen, voornamelijk haaien in reuzenvorm, bestuurd door een verdrinkingsklok die hing boven een massaal complex van kooien die onder water gezet konden worden, als een golfslagbad-klok die onbereikbaar was, hoog hing, als een reusachtige zon die enorme angst kon opwekken, want wanneer de schijf-klok begon te luiden met verschrikkelijke doordringende geluiden, dan werden de kinderen in deze baden verdronken doordat het water begon te stijgen. Dan hoorde ik één en al gekrijs, en werd ik zelf gillend of schreeuwend wakker. De grote vissen kwamen tot de huizen om de kinderen op te slokken om hen te slepen tot deze waterkooien. Vaak belden kabouters aan om zulke bezoekjes aan te kondigen, soms in de vorm van driehoeken. Deze vissen werden soms bereden door ongelooflijk lange, witte en dunne vrouwen van de stad. Dit is het afschuwelijke geheim van het oog van Horus. Het is een kinderfokkerij. De kinderen worden gemanipuleerd en bedreigd met verdrinking. Zij worden gemarteld door het water. De ANAQ-T is het leeuwinnen-oog van Tephnut. Tephnut is een dochter van Ra, de leeuwinnengodin van water, de vaginale wateren en verder alle andere lichaamssappen. Dit is ook de ANAQIT, een Nubische watergodin uit Sudan. Samen met Khnum en Sati werd zij vereerd als een drieenheid op het eiland Elephantine in de Nijl op de grens tussen Zuid-Egypte en Nubie. De Egyptische ANAQ wijst terug op de watergodinnen, de verdrinkingsgodinnen, waardoor nieuwe geboorte kwam. De oude adem moet sterven, zodat de nieuwe adem kan opstaan. Dit gebeurt in de diepe wateren van de moederschoot, waar de ziel verdrinkt, en zo opnieuw wordt gevormd. De Horus-geesten probeerden dit na te bootsen, en maakten een vervalsing, wat resulteerde in de opkomst van het christendom. Het oog representeert de lichaamssappen van de moeder en ook de anale geboorte hiervoor, als een beeld van de verdrinking en geboorte door de afgrond tussen de billen. In die zin is het beest uit de zee, uit de billen, het beest van de verdrinking, en tot dit doel uitgezonden om zielen te slepen tot verdrinking en nieuwe geboorte. De grote vissen die zielen hiertoe opslokken zijn daar een beeld van. Dit zijn niet alleen haaien, maar ook orca's, walvissen en andere soorten reusachtige vissen. In het EE wordt dit een groot geheimenis genoemd. Het is een enorme zeeklok, een klok van overstroming, die zielen meeneemt voor een eredienst. Deze klok moet overwonnen worden, en wij moeten tot de ware klok komen. Dit is ook een soort menstruatie-klok. Het mooie is dat de moeder gnosis de verdrinkingsklokken van de vijand gewoon gebruikt. In die zin heeft de verdrinkingsklok van de moeder altijd een grotere waarde en is altijd overheersend in het grotere geheel, in de grotere context. De verdrinkingsklokken van de vijand zijn slechts raadselen in Haar geheim. Mozes groeide op aan het Egyptische hof dus hij moet een enorme kennis van het Egyptische hebben gehad. Later deelde hij die kennis met het Israelitische volk volledig aangepast. Satan was voor het Israelitische volk altijd de beproever, de tester, één van de zonen van God. Met de opkomst van het christendom werd satan volledig gedemoniseerd. Satan heeft diepe wortels in het Egyptische. SAT = paal, tucht, als het heilige oog, wat dus weer doorverwijst naar de wateren van de moederschoot
Page 98
AN = het wenen en smeken van de gevangene, de traan als de poel des levens, de poel van verbrokenheid De christenen zijn grotendeels verwerpers van de paal, verwerpers van de tucht, verwerpers van de goddelijke moederschoot, en verwerpers van de verbrokenheid. De patriarchie vreest de traan door de verbrokenheid, vreest dat de man op die manier verbroken en vernederd word. De christelijke patriarchie haat SAT-AN, omdat zij de moeder van de gnosis niet willen. Zij willen zelf heersen over alle zielen, door de leugen van de mannelijke superioriteit. Vrouwen behoren in hun ogen onderdrukt te worden, stil te zijn, onderworpen aan het goddelijke gezag van de man. Zo werd SAT-AN bestempeld als de grootste vijand van het christelijke geloof. Horus-Jezus moest grootgemaakt worden, als de man die over zijn moeder heerste. Het Egyptische SAT-AN is een reis van verbrokenheid door de verdrinkingsputten van de moederschoot van het oer. Hier wordt de ziel tot verbrokenheid geleid tot de nieuwe geboorte. Dit is een lange, diepe en duistere tunnel, een grote afgrond, door de paal, het symbool van de goddelijke restrictie. In vele opzichten wordt de ziel beperkt, wordt de ziel alles afgenomen, als een grote verdrinking, om zo de goddelijke halsketen te ontvangen, de ANAQ, door te komen tot de ANAQIT. Hierin sterft de ziel. De wortels van SAT-AN leiden terug tot de oeroude Egyptische en Amazone godin THENEM, de godin van de geboorte. De THENEM is de eerste melk in de borsten na de geboorte. THENEM betekent : aan het wenen maken. THENEM is de godin van het wenen, ook van het wenen van de pasgeborene, als de diepere wortels van SAT-AN. THENEM betekent ook verstoting, verwerping, afwijzen. Zij is dus ook een grote scheidings-godin, en zij die Haar kind verwerpt. Ook is Haar naam verbonden aan het offeren en slachten. Het vierde grote Egyptische schandaal is het afdekken van de enorme dieptes van Ma'at, Mahad, de Egyptische godin van de wet, het recht en de waarheid. Ook deze putten en tunnels mogen wij binnen gaan. Hierin zijn vele verdiepingen te ontdekken. In de hallen van Mahad vindt het oordeel plaats, maar wij moeten tot de dieptes hiervan komen. We zullen zien dat de Mahad helemaal terugleid tot de Egyptische MOWED, de paal van de oorlogs-oproep en de arena-oproep. Laten we eerst kijken naar de Levitische MOWED : In Psalm 6 wordt MOSY besproken als het proces om tot TESWI, te leiden, de voeten van de Amazone ILA, Haar fundament, ook als een bed. David maakt Haar voeten nat met tranen, waar hij ook tot zwakheid komt. MOSY moest YAM, JOM, de zee, verslaan, scheiden, door zijn YAD op te heffen, door de erectie van zijn geslachtsdeel. Dit is een Davidisch proces. In Exodus 34 : 4 nam MOSY de twee afdelingen van de wet in zijn YAD. De wetten werden dus in zijn YAD gegraveerd. Zo werd MOSY voorbereid om in Exodus 35 : 29 door zijn YAD offers te brengen. In Deuteronomium wordt de metalen KECEPH besproken, de YAD-piercing als de YAD-ring, een sieraad, om geleid te worden door de Gnosis. De besnijdenis en de scalpering (hoofd-besnijdenis) die door de Levieten gebeurde was dus allemaal om het contact met de Amazone ILA te herstellen, en om de YAD te herstellen als een boodschapper. Die besnijdenis zou moeten leiden tot de KECEPH, de YAD-piercing-ring. De ring wijst op de kringloop van de gnosis, de heilige tijdschijf, nauwverbonden met de MOWED. De TEQAN betekent het vol worden met het bloed van de vijand, door de AIMA, de BloedVergieter. Het bloed van de vijand moet afgenomen worden, anders is de vijand nog steeds in volle kracht en gevaarlijk, heersende over ons. Dit is een oorlog. Ons verstand moet veilig zijn tegen ingeving van de vijand door het bloed van de vijand. De MOWED roept ons op tot die oorlog. Dit is hoe een erectie werkt : Bloed wordt in het geslachtsorgaan gepompt. Dit is geen onschuldig bloed. Het is het bloed van de vijand. Het geslachtsdeel is verbonden aan de paal van de oorlogsoproep, de paal van de arena-oproep, de MOWED. In de verre dieptes van de tempel van Zaralahm, de tempel van de draak, vinden we de verloren tabernakel van David en de tempel van Salomo, waar het Levitische pad doorheen gaat, door de Iyowbitische graden om te komen tot de verborgen doctrine. De verborgen doctrine is dat er wedergeboorte is door door de vagina binnen te gaan in de moederschoot, uitgebeeld door de brandende YAD. Jezus, YAM, JOM, kwam om af te leiden van deze poort, om de mens te leiden tot de aanbidding van het mannelijke. De MOWED zijn heel bewust palen vlak voor de tabernakels die dit uitbeelden. Leviticus 3 2 Hij zal zijn hand op de kop van zijn offergave leggen en die slachten bij de ingang van de tent der samenkomst. Hier staat in de grondtekst : 2 Hij zal zijn YAD, geslachtsdeel, op de kop, ROSH, genitalieen, van zijn offergave (boze geest) leggen en die slachten bij de ingang van de tent der samenkomst, MOWED. MOSY onderwees de feesten aan de Israelieten. MOSY, zwakheid, honger, deed dit, als een resultaat. Honger onderwijst. Feesten zijn ook MOWED. Deuteromium 5 12 Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, zoals de HEERE, uw God, u geboden heeft. 13 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, 14 maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God; dan zult gij geen werk doen.
Page 100
In de grondtekst is de sabbat een oorlog, het tot rust brengen van de vijand. Werk doen is ASAH, wat offeren betekent. Soms moet het offeren gestaakt worden voor de oorlog en de jacht. 'Onderhoud de dag van de oorlog en de jacht, dat gij die heiligt.' Deuteronomium 6 8 Gij zult het ook tot een teken (van de wet) op uw YAD, geslachtsorgaan, bevestigen. Dit is een piercing-ring, waarin de wet is gegraveerd (Vgl. de KECEPH-piercing, voor leiding, ook door de YAD). In het boek Leviticus wordt het woordje LAQACH gebruikt als het aankomt op bokken, en dit woordje betekent jacht in de grondtekst. QORBAN wordt gebruikt voor de offering. Deze bokken zijn boze geesten. Het bloed van deze bokken moet vervolgens op het altaar besprenkeld worden en ook op de CABIYB, ringen. De piercings-ringen zoals de KECEPH, moesten dus gereinigd worden met het bloed van de vijand, om verbonden te blijven aan de MOWED. De ringen moesten in bloed gehouden worden om te kunnen functioneren. De zondepaal is een uitbeelding van het YAD-mysterie. Zelfs in de Jezus-mythes wordt het woordje 'stauros' gebruikt in het Grieks, wat ook een paal is, vaak puntig. Vandaag de dag geloven Jehovah's getuigen dat Jezus niet aan het kruis stierf, maar aan een paal. In die zin is het belangrijk voor ons om aan de paal te gaan, om de boze bokkengeest te overwinnen. Wij moeten de boze geest in ons aan de paal spietsen. Dit is waar de MOWED goed voor is. De MOWED, de palen van de tabernakel die het YAD-mysterie uitbeelden zijn in de grondtekst verbonden aan de schijf van de seizoenen, de verschillende feesten. Hierdoor werden de Levieten geleid. Dit kwam in hen persoonlijk tot uitdrukking door de piercings-ringen zoals de KECEPH. De kippenjacht was er voor om de moederschoot te openen, om vruchtbaarheid te brengen, terug te leiden tot de moederschoot. Dit ging recht tegen het werk van Jezus in. Met de vijfde offerschaal wordt het rijk van het beest verduisterd, de zonnegod wordt verslagen, en in het Grieks staat dat zij hun tongen opeten. In MOWED, de zondepaal, moeten we de jachtseizoenen leren onderscheiden. Roepen is KRA (QORY, Aramees) en betekent : oproepen door oorlogs of jachtgejoel voor de oorlog of jacht. Dit gebeurt vanuit de MOWED, de heilige paal van de Levieten, of de tent van MOWED. MOWED riep door KRA, daarom moesten de Levieten gevoelig worden voor KRA. Ze moesten gevoelig worden voor het heilig gejoel. Het was een belangrijk alarm in het Levitische kamp. Ook is de KRA een muziek-instrument. Het was een middel waardoor de Levieten getraind werden. De piercings beelden in de grondtekst de openingen in de tabernakel uit, de openingen van de tenten, en hetzelfde woord werd ook gebruikt voor voorhangsel. Ook stond het voor ontwapening, en de opening van de vagina. Het voorhangsel moest door de Levieten met bloed worden besmeurd voordat ze daardoor naar binnen konden. In de grondteksten van het OT wordt het duidelijk dat de Levieten geen monotheisme hadden, maar letterlijk heilige fetishen aanbaden. Deze heilige fetishen waren uitbeeldingen van de gnosis, waar de Levieten zich van bewust waren. De MOWED was de schijf van feesten, festivals en seizoenen, en werd aanbeden als een tijds-fetish. Leviticus 2 12 Als offergave der eerstelingen, RESHIYTH zult gij ze de HERE offeren, maar zij zullen niet tot een liefelijke reuk op het altaar komen. RESHIYTH betekent begin, hoofd, geslachtsdeel, en is Genesis. Pinsteren is het feest van de eerstelingen, maar dit was oorspronkelijk een offerfeest waarin de eerstelingen van het gevangen genomen vee, als boze geesten, werden geofferd. Dit offeren, jagen, vinden we niet meer terug in het christelijke Pinksteren. Het christelijke Pinksteren moest dit namelijk afdekken, om zo de aandacht te richten op een wezen genaamd de Heilige Geest. Zo werd de jachts-gnosis en offergnosis afgedekt, uitgeblust, hetzelfde zoals Jezus Christus eens deed, als de verlammende religieuze fluor, lerende dat er niet meer geofferd hoefde te worden, want hij was nu het offer, en het was volbracht. De eerstelingen moesten geofferd worden als een onderdeel van de oorlog, maar de elite vreesde dit. Daniel 11 31 Dan zullen strijdmachten door hem op de been gebracht worden; zij zullen het heiligdom, de vesting, ontheiligen, het dagelijks offer doen ophouden en een gruwel oprichten, die verwoesting brengt. 32 En degenen die zich misgaan tegen het verbond, zal hij door vleierijen tot afval bewegen, maar het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen. 33 En de verstandigen onder het volk zullen velen tot inzicht brengen, maar zij zullen een tijdlang struikelen door zwaard en vuur, door gevangenschap en beroving. De Jezus-geest werd al in het OT aangekondigd als 'hij die het dagelijks offer zou staken'. Er zou een gruwel opgericht worden die verwoesting brengt, het NT, de Heilige Geest. Hetzelfde gebeurde al in de Egyptische religie. Maat werd volledig losgetrokken van haar woeste oerwortels als oorlogsgodin, Mahad, MOWED. Zij werd gemaakt tot een nette, geordende dame met vleugels, waar de christelijke engelen uit voort kwamen. Het woeste karakter van Mahad moest sterven. In het Levitische zien we nog veel van de oorspronkelijke Mahad, MOWED, terug, maar daarna gaat alles bergafwaarts. Wij mogen de Heilige Besnijdenis hiertoe aanroepen. Zij zal ons voorbereiden op de jacht en de oorlogsvoering. Alleen door smekingen, door ons hart oprecht voor de Amazone gnosis te openen en uit te storten zullen we deelhebben aan deze zegen. Laten we vanaf nu een relatie beginnen met de Heilige Besnijdenis, om aan haar gelijkvormig te worden. Wanneer onze ogen niet besneden worden staan
Page 102
wij nog steeds in de ogendienst, en kunnen zo niet hogerop komen, en hetzelfde geldt voor de oren. Vandaag de dag zijn wij veelal slaaf van het boze oog en het boze oor. Alleen de Heilige Besnijdenis kan daar korte metten mee maken. De voeten van de kerk zijn niet lieflijk, maar hoererend, lomp, gierig, machtslustig, eerzuchtig en protserig. De Gnosis veracht de voeten van de kerk omdat het de voeten van het beeld van het beest zijn. De Gnosis zal dit beeld onder Haar Voeten vernietigen, door de grote steen die de aarde zal vervullen om te worden tot een berg. Dit is de Berg van de Amazone Gnosis die tot de aarde zal komen om de aarde te oordelen. De stem van de Heilige Besnijdenis besnijdt het hart. In hoofdstuk 5 van Hooglied staat dat er wordt gegeten van de raat en de honing, en van de melk en de wijn wordt gedronken, en dan staat er een oproep om dronken te worden. Ook staat er een oproep om genoten te worden, om te eten en te drinken. De Ogen van de Heilige Besnijdenis besnijden het geweten. Er is tijd genoeg voorbij gegaan in het doen van de wil van de machtigen van de kerk, maar nu is het tijd om terug te keren tot het doen van de Wil van de Amazone Gnosis. En Zij wil dat wij terugkeren tot de Heilige Besnijdenis, om zo terug te keren tot de berg (HAR, promoties, initiaties). MOWED – heilige tijd KRA – heilige gnosis HARBA – heilige besnijdenis MOWED, de paal van de Levitische oproep MOWED, de zondepaal, de Levitische tijd-schijf MOWED, oorlogs, jachts en overwinnings-gejoel, als een oproep Efeziers 1 4 In Christus immers heeft God, voordat de wereld gegrondvest, KATABOLE, werd, ons vol liefde, AGAPE, uitgekozen om voor hem heilig en zuiver te zijn, grondvesting = KATABOLE = zaadlozing in de moederschoot = het laten degraderen, KATABALLO (in de jacht/ oorlog) in AGAPE, wat feesten betekent, wat dus de seizoenen zijn van de MOWED, en wat vaak wordt misvertaald in liefde. In het Hebreeuws is liefde een ander woord voor moederschoot. 5 en hij heeft ons naar zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus zijn kinderen te worden, voorbestemd als PROORIZO, geselecteerd, gelimiteerd en gedefinieerd, wat weer op Efeze slaat, op de AMAD, door de tijdwijzer van de MOWED. HUIOTHESIA = aangenomen als slaven. Komt van : TITHEMI = neerknielen, dienstbaar zijn Door de MOWED, wat dus telkens weer misvertaald wordt in Jezus Christus. Door de THELEMA, het besnijdenismes, de vissersdolk/ speer De misvertaling 'Jezus Christus' wordt dus gegrepen en wordt weer teruggeleid tot dat wat het oorspronkelijk voorstelde voordat het werd misvertaald : een Levitisch wapen, jachtgerei, een tijdschijf van Levitische vruchtbaarheid, een Levitische fetish. 1 Korinte 1 7 zodat gij ten aanzien van geen enkele loonsgave te kort komt, terwijl gij uitziet naar de openbaring van onze MOWED. apo-kalypto apo = uit, door kalypto = krypto = verborgen = ontsnappings teken = klepto = stelen 2 aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in MOWED, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze MOWED aanroepen, hun en onze Heere. Gemeente, kerk = Ekklesia = roeping, samenkomst van de Israelieten MOWED = roeping, tent van samenkomst = lichaam van mowed wij moeten worden zoals MOWED 9 Godin is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap door MOWED. Koinonia = gemeenschap = MOWED geroepen tot MOWED door MOWED. Godin is PISTOS = horen en gehoorzamen = EPHESOS = boom des levens die u roept tot gemeenschap, MOWED = sociologie, sociologische gnosis. Het volk had de plaag van de vliegende slangen (Maat) op zich geroepen door het geklaag en het afwijzen van de tucht en de honger. Dit was waarom zij werden overgegeven aan de Luciferiaanse slang, Jezus Christus. MOSY moest hiertegen de Levitische phallische speer oprichten, als de
Page 104
MOWED. In de grondtekst zien we de NACHASH van MOSY opgericht worden, als een heilig orakel, een heilig schouwspel, het raadsel van 666, de Levitische MOWED. Het is een tuchtschool voor het volk, om hen veilig te leiden tot het beloofde land. In de grondtekst in Spreuken wanneer het gaat over het ontvangen van de tucht. De vliegende slang wil eigenlijk doorverwijzen naar de paradoxale gesel, een belangrijk item op het pad van de tucht, van de MOWED. MOWED bestond al in Egypte als de oerwortels van de godin Mahad, Ma'at. MOWED bestond als MUI-T, zaad, urine, als de Egyptische MAYIM. MUI-T is de Egyptische godin van de oerwateren. Ook bestond MOWED als MWYT-R, speeksel, verbonden aan de godin Tefnut. De uitscheidingen van het lichaam roepen op tot oorlog, tot een nieuwe schepping. Dit is wat MAYIM deed in de Israelitische bijbel. Het zaad van de gnosis is een sterk alarm. Sperma is overmatig gedemoniseerd en gedegradeerd in de kerk. Er werd niet over gesproken, en al helemaal niet in verband gebracht met het goddelijke. Vaak werd het op één hoop geschoven met de zondige natuur. Ze wilden het ingebouwde alarm uitdoven. Er is niets om over te lachen of vrolijk over te zijn. Het is een doodserieus iets. Zij die hun sperma misbruiken zullen hierdoor sterven, ten onder gaan. Zij weten niet wat voor spelletjes zij spelen. Ook zij die de waarheid van sperma achterhouden zullen sterven. Dit is het vierde grote Egyptische schandaal, waarvan de christelijke versie slechts een schaduw was. De Egyptische MOWED, MUI-T, was de godin van het zaad, een woeste oorlogsgodin van de schepping. Zij is de Egyptische oervorm van MAYIM. Zij is ook de wortels van de godin Tephnut. De Egyptische MOWED komt voort uit het Egyptische KANA, KHEN : KHENN : steken, verwonden, oorlog KHENA : stil gemaakt worden, gevangen gehouden worden, restrictie, afzonderen van anderen, gevangene KHEN : smeken, goed nieuws (evangelie), vergelijking, gevechten uitlokken, klagen, rebelsheid KHENU : huiler, baby, kind, wiegeliedjes, kinderliedjes, oproep KHEN/ KHENU : marktplaats Dit is de Egyptische KANA-wortel, de arena, de godin van de arena, de diepere wortels van Mahad, van MOWED. In de Israelitische bijbel is zij gepersonificeerd als CHANAH, CHANNAH, KHANA in het Hebreeuws. KHANA, CHANAH, is ook het wortelwoord van Johannes in de Openbaring, in het NT. KHANA is in de Griekse grondtekst een fetish-maker. KHANA, Hannah, in het OT verkocht (nathan) haar zoon Samuel aan een mara, een slavenbezitster, waardoor Samuel een na'ar werd, een jonge slaaf. Hiervoor moest er een rund geslacht worden. KHANA, Hannah kwam met drie runderen in I Samuel 1. In de grondtekst kan het ook gewoon betekenen dat de rund werd geslagen, en niet geslacht. De rund is een teken van mannelijke suprematie, en de geest van mannelijke suprematie moest eerst geslagen worden voordat Samuel aan de slavenbezitster verkocht kon worden. KHANA, Hannah moest hiermee wachten totdat Samuel de juiste leeftijd had bereikt. Toen hij aan de mara werd verkocht moest Samuel voor haar neerbuigen. Dit gebeurde in de Qidmah, het diepere, westelijke deel van het paradijs, ouder dan eDeN. Hannah betekent in de grondtekst 'uithongering', 'omsingelen', tent en kamp, hetzelfde als CHANAH, het wortelwoord van Johannes. Hannah is een oorlogs-strategie en een jachts-strategie, en een oproep hiertoe Shama-Al komt op hetzelfde neer als Iysh-Ma-Al. Beiden betekenen : slaaf van AL, Del-allah. AL is in het Hebreeuws tegenstander, wat ook de OT definitie is van Ismael. In het Hebreeuws is Hannah 'CHANNAH', als de bron van dit principe, wat we dus weer tegenkomen in de worteltekst van Johannes in het Grieks. Samuel is in de worteltekst gerei wat de slaaf tot gehoorzamen brengt, zoals geluid. Hannah maakte in de Aramese grondtekst een hogepriesterlijke borstplaat van een fetish voor Shama-Al, als een soort terafim. De terafim heeft een Assyrisch-Babylonische oorsprong. Hadd, Add, Hat was de Assyrische god van de orakels. Als het offer was geslacht, dan werd er naar de ingewanden of de lever van het offer gekeken om zo de wil van de goden te interpreteren, te vertalen. De terafim was dus een bloed-orakel. Het urim en thummim orakel werd later meer en meer gebruikt als stenen, om zo de reflecties op te vangen. CHANNAH, Hannah, komt dus in de apocalypse weer terug, als het wortelwoord van Johannes. Zij benadert de vrouw op het beest. In de KJV bewondert Johannes de vrouw op het beest, en in de grondtekst vereert en aanbidt Johannes de vrouw op het beest. KHANA, Hannah komt tot de vrouw op het beest, om haar zoon aan Haar te verkopen, als vechtslaaf, als IYSH, voor de arena. KANA is de Egyptische oergodin van de arena-oproep. De vrouw heeft sexuele omgang met de koningen in de apocalypse. Maar dit gaat om slavenhandel in de grondtekst. Koningen zijn voeten. Voeten worden dus geketend en verkocht aan de vrouw op het beest. KANA, Hannah verkocht Samuel aan Haar als slaaf. Ook gaat dit in de grondtekst door piercingen, oftewel het merkteken van het beest. De piercings leiden in het Grieks tot de verharding, wat ook de erectie inhoudt, als vruchtbaarheids-symbool. In diepte betekent deze verharding het terugkeren tot de natuur van het beest, het veranderen in een beest. Volgens het EE zijn mensen beesten. Wij hebben dit diep in onze ziel en moeten hiertoe terugkeren. Wij moeten het merkteken van het beest ontvangen. Verbazen is in het Grieks weer aanbidden, en in de worteltekst gaat dit om een ontmoeting. Johannes bezocht de vrouw op het beest, als Hannah die haar zoon aan de Mara verkocht, aan de slavenhandelaar. Mara is een woord voor God in het Aramees, de bezitster. Dit is dus de Vrouw op het Beest, en ook het Beest zelf. In de genitalien zitten de creatieve krachten om in een beest te veranderen. Daarom worden vandaag de dag de genitalien overmatig gedemoniseerd of verkeerd voorgesteld. Men wil het geheim niet prijsgeven. De Egyptische godinnen staan dus voor beesten die uit het menselijke bewustzijn gingen. De mens kwam in een diepe slaap. Het merkteken van het beest is in de Griekse worteltekst ook de gnosis van het beest, de kennis van het beest. KANA, Hannah, maakte haar zoon op als vechtslaaf, en kwam toen tot de vrouw op het beest. Ook
Page 106
dit hele proces komen we tegen in de dieptes van de SAT-AN putten. De wortels van SAT-AN en Mahad, Ma'at, MOWED, leiden terug tot de oeroude Egyptische en Amazone godin THENEM, de godin van de geboorte, als een beeld van de vrouw op het beest. De THENEM is de eerste melk in de borsten na de geboorte. THENEM betekent : aan het wenen maken. THENEM is de godin van het wenen, ook van het wenen van de pasgeborene, als de diepere wortels van SAT-AN. THENEM betekent ook verstoting, verwerping, afwijzen. Zij is dus ook een grote scheidings-godin, en zij die Haar kind verwerpt. Ook is Haar naam verbonden aan het offeren en slachten. KANA en THENEM werken dus in de diepte met elkaar samen, als Hannah die tot de vrouw op het beest komt, als de arena-paal die de heilige traan oproept, oftewel de poel des levens die we in de diepte van de hel vinden. De amazone-moeders leiden hun zonen tot de arena's, zodat hun wilde beesten geesten worden verbroken, ja, zelfs hun wilde, ongehoorzame hart. Hier worden zij in vele delen gesplitst, om zo deel te hebben aan de amazone natuur, onderworpen aan de moeder grond. Zo ontvangen zij in dit proces het heilige beest met de meerdere koppen, als een beeld van die gespletenheid, de goddelijke dualiteit. Vandaar dat in de christelijke bijbel het meerkoppige beest een grote rol speelt. Hannah, Johannes, die tot de vrouw op het beest komt heeft dus verschillende lagen van esoterische betekenis. De grote misdaad van het vierde grote Egyptische schandaal is dat de arena werd vervangen door de weegschaal. De arena was er om te toetsen, en dat ging door het lijden heen. In de apocalyptiek van Openbaring ging dit om de komst van een demonisch zwart paard met een weegschaal, als de komst van de valse Maat, wat op een ver Egyptisch verleden wees. Dit is verbonden aan de weegkabouter. De weeg-kabouter is geobsedeerd met wegen, en wil de ware principes van het toetsen verborgen houden. Willen we dieper in de gnosis komen, dan zullen we moeten afrekenen met de weegschaal van Maat. Dit is slechts een zegel. De weegschaal is een instrument van de stad. De godin Maat werd stads gemaakt en verloor haar woestheid. Wij moeten terugkeren tot de arena, en tot de paal van de oorlogs-oproep en de arena-oproep die de heilige traan voortbrengt, de poel des levens. Wij toetsen met de toets-wapenen : toets-messen, toets-bogen, toets-pijlen, toets-netten, toets-speren, toets-lasso's, toets-touwen, toets-ketenen, toets-collars. Het toetsen is een gevecht. De weegkabouter weegt alles in de weegschaal van Maat, en legt het tegen de veer van Maat aan om te zien of het licht genoeg is. In de Israelitische bijbel is dit precies omgekeerd. Daar kijkt de weegschaal of het zwaar genoeg is. De stad is gebouwd op het wegen. Dat wil niet zeggen dat de amazones niet hun eigen weegsystemen hadden, maar het probleem van het vierde schandaal is dat de weegschaal centraal werd gemaakt als een koning, de komst van het zwarte demonische paard, de weegschaal van Maat. Overmatig gebruik van weegschalen dooft de oorlogs-oproep uit. De weegschaal werd tot koning gemaakt in het derde zegel van de apocalypse. De woeste oorlogsgodin KANA, MOWED, MAHAD werd gemaakt tot de weeggodin, MAAT, en de weegschaal werd het symbool van de rechtspraak. Ook werd het het symbool van de handel, met als gevolg dat rechtspraak een handel werd. Ook overmatig handelen dooft de oorlogs-oproep. De weegschaal blijft verborgen als de macht achter het christendom. Het christendom is een weeg-cultus, komende vanuit de weegschaal cultus van Egypte. Het is een strijd tegen de weegschalen. De weegschalen werden boven de steden opgesteld om hen te beschermen tegen de oorlogs-oproep, tegen de woeste KANA wortels van de arena-godin MUI-T, MAHAD. De valse weegschaal heeft zijn eigen leugenachtige taal, zijn eigen rechtssysteem, allemaal gebouwd op geld. De jacht en de oorlog wordt niet geleerd. Het is een valse vrede. Wegen of jagen ? Dat is de vraag. Wordt je een weger of een jager ? De jager toetst door het gevecht, in de arena. Natuurlijk wordt de jager gewogen door de amazones, en ingedeeld, maar de weegschaal is niet koning. Het absolute koningschap van de weegschaal is het vierde grote Egyptische schandaal. Zo kwamen christenen ertoe om hun eigen bedriegelijke, valse genade-weegschaal, Jezus Christus, de Romeinse LIBRA, te aanbidden, en voor de Egyptenaren was dat Horus al veel eerder, als de Weegschaal van MAAT, het grote oordeel in haar hallen. Dit oordeel werd steeds meer stads en als de zon, als tegengesteld aan de duisternis en de wildernis, SETH, SAT. De Weegschaal van MAAT moest het diepere oordeel doven, zoals Jezus Christus als de LIBRA dit deed in het Romeinse christendom. Horus was slechts één god op een lange trap van weegschaal-goden in de hallen van MAAT. Ook Horus moest die dieptes verbergen. Wij moeten komen tot de strijd tegen de absolute heersergeesten van deze weegschalen, de hoogste vormen ervan, om zo dit zegel te verbreken. De speelgoed-kabouter – Deze kabouter is erg gewiekst en betuttelend, zelfs naar volwassenen. Hij is een maker van speledingetjes die de oorlog en de jacht moeten uitdoven. Kinderen moeten al van jongs af aan leren dat er een strijd is om hun zielen, en dat kan spelenderwijs. Spel is goed en veilig, maar de speelgoedkabouter wil het kind, en ook de volwassene in slaap sussen. Vals speelgoed is als valse weegschalen om zielen te binden. Zo worden er gevaarlijke apparaten binnen gesmokkeld. Het valse speelgoed moet verslagen worden. Dit is een strijd tegen de speelgoed-kabouter. Hij doet gewiekste uitvindingen, en maakt allerlei grappen. Zo wordt de ziel van het kind, en de onoplettende volwassene in de val gelokt. Speelgoed moet doelgericht zijn, van de gnosis zijn, anders valt het kind en de onoplettende, nieuwsgierige volwassene ten prooi aan de speelgoedkabouter. De speelgoed-kabouter begint dan na aankoop de zielen af te tappen, en die komen onder allerlei bedriegelijke belasting-systemen. Zo komt er een konings-geest over hen, een weegschaalgeest, die ervoor zorgt dat ze de wildernis niet inkunnen. Altijd staan de lichten aan, en moet men naar buiten om de zon te vereren, want de speelgoed-kabouter laat hen niet toe in diepe duisternis. De speelgoed-kabouter is een weegschaal-wachter, en houdt zich ook op op kermis-terreinen. Je wint een spelletje, de jackpot, een of ander knuffelbeest, en je wordt gevangene van de weegschaal. Telkens als je naar de badkamer gaat wordt je gewogen en afgetapt. De weegschaal wordt de baas van de badkamer. Dat wordt zijn troonzaal. De poppenmaker-kabouter – Hij maakt poppen van de hele familie om zo langzaam maar zeker de identiteiten over te nemen. Hij wisselt babies voor poppen, en brengt zo het hele gezin ten onder in leugens. Ook hij is een wachter van de weegschaal. De pop zorgt ervoor dat je je eigen identiteit niet meer terugvind. De pop heeft je ziel gestolen. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen demonische poppen en beelden, en de poppen en de beelden van de gnosis.
Page 108
Zo zijn we aangekomen bij het vijfde grote Egyptische schandaal. Het vijfde grote Egyptische schandaal is het afdekken van de enorme dieptes van Nut, Noet, de Egyptische godin van de hemel, lucht. Ook deze putten en tunnels mogen wij binnen gaan. Hierin zijn vele verdiepingen te ontdekken. Zij kon enorm lang en dun worden om de hemel te verbinden met de aarde. De zon werd door haar opgeslokt, en dan werd het nacht, en dan reiste de zon of de zonnegod door haar lichaam om in de ochtend door haar wederom geboren te worden. Zij is de moeder van de zon in die zin. We zullen zien dat Noet, Nut, helemaal terugleid tot de Egyptische vorm van KECEPH, de ringpiercing door het geslachtsdeel. Laten we eerst kijken naar de Levitische KECEPH : De Spreuken van Shlomoh (Salomo) is om YADA, doctrine, te schenken aan de TLE, TALYA, slavenjongens (NA'AR). We zien in het Oude Testament dat de archetypes vaak slaven had, en dit kunnen we esoterisch alleen begrijpen, wanneer die archetypes 'delen van God' zijn. In die zin zijn het dan slaven van de Heerin. Het boek Spreuken was geschreven voor zulke slaven, om YADA te ontvangen, doctrine, om PELA te verstaan, symbolen en enigmas, om YAYU/ YAYUTA te ontvangen, letterlijk : sieraden voor het geslachtsdeel, oftewel sieraden van de goddelijke verlamdheid (in het boek Iob zijn sieraden wapenen, werktuigen, gerei van overwinning, promoties). In het boek Spreuken wordt bestraffing en kastijding gezien als het inbrengen of inprinten van het testament, PUQDAN, PUQDANA. De slavenjongens worden opgeroepen om te leren luisteren. SLY betekent iets buigen (goddelijke verlamdheid), oor, luisteren, een net uitspreiden, een valstrik zetten. Het begint dus in de goddelijke verlamdheid waarvanuit we het Woord van de Heerin moeten ontvangen, wat ons zal vangen, gevangen zal nemen, en wat wij dan later weer in de goddelijke jacht kunnen gebruiken. Dit is dus ten diepste een jagers-opleiding. EUDN/ EUDNA is het oor, maar tegelijkertijd de vagina in het Aramees. In het boek Hooglied is de schoot omzoomd met lelien/ krijgsgejoel. In Psalm 6 wordt MOSY besproken als het proces om tot TESWI, te leiden, de voeten van de Amazone ILA, Haar fundament, ook als een bed. David maakt Haar voeten nat met tranen, waar hij ook tot zwakheid komt. MOSY moest YAM, JOM, de zee, verslaan, scheiden, door zijn YAD op te heffen, door de erectie van zijn geslachtsdeel. Dit is een Davidisch proces. In Exodus 34 : 4 nam MOSY de twee afdelingen van de wet in zijn YAD. De wetten werden dus in zijn YAD gegraveerd. Zo werd MOSY voorbereid om in Exodus 35 : 29 door zijn YAD offers te brengen. In Deuteronomium wordt de metalen KECEPH besproken, de YAD-piercing als de YAD-ring, een sieraad, om geleid te worden door de Gnosis. De besnijdenis en de scalpering (hoofd-besnijdenis) die door de Levieten gebeurde was dus allemaal om het contact met de Amazone ILA te herstellen, en om de YAD te herstellen als een boodschapper. Die besnijdenis zou moeten leiden tot de KECEPH, de YAD-piercing-ring. De ring wijst op de kringloop van de gnosis, de heilige tijdschijf, nauwverbonden met de MOWED. De TEQAN betekent het vol worden met het bloed van de vijand, door de AIMA, de BloedVergieter. Deuteronomium 6 8 Gij zult het ook tot een teken (van de wet) op uw YAD, geslachtsorgaan, bevestigen. Dit is een piercing-ring, waarin de wet is gegraveerd (Vgl. de KECEPH-piercing, voor leiding, ook door de YAD). In het boek Leviticus wordt het woordje LAQACH gebruikt als het aankomt op bokken, en dit woordje betekent jacht in de grondtekst. QORBAN wordt gebruikt voor de offering. Deze bokken zijn boze geesten. Het bloed van deze bokken moet vervolgens op het altaar besprenkeld worden en ook op de CABIYB, ringen. De piercings-ringen zoals de KECEPH, moesten dus gereinigd worden met het bloed van de vijand, om verbonden te blijven aan de MOWED. De ringen moesten in bloed gehouden worden om te kunnen functioneren. De zondepaal is een uitbeelding van het YAD-mysterie. Zelfs in de Jezus-mythes wordt het woordje 'stauros' gebruikt in het Grieks, wat ook een paal is, vaak puntig. Vandaag de dag geloven Jehovah's getuigen dat Jezus niet aan het kruis stierf, maar aan een paal. In die zin is het belangrijk voor ons om aan de paal te gaan, om de boze bokkengeest te overwinnen. Wij moeten de boze geest in ons aan de paal spietsen. Dit is waar de MOWED goed voor is. De MOWED, de palen van de tabernakel die het YAD-mysterie uitbeelden zijn in de grondtekst verbonden aan de schijf van de seizoenen, de verschillende feesten. Hierdoor werden de Levieten geleid. Dit kwam in hen persoonlijk tot uitdrukking door de piercings-ringen zoals de KECEPH. De piercings beelden in de grondtekst de openingen in de tabernakel uit, de openingen van de tenten, en hetzelfde woord werd ook gebruikt voor voorhangsel. Ook stond het voor ontwapening, en de opening van de vagina. Het voorhangsel moest door de Levieten met bloed worden besmeurd voordat ze daardoor naar binnen konden. In de grondteksten van het OT wordt het duidelijk dat de Levieten geen monotheisme hadden, maar letterlijk heilige fetishen aanbaden. Deze heilige fetishen waren uitbeeldingen van de gnosis, waar de Levieten zich van bewust waren. Nut berijdt de grote vissen, als een lange dunne vrouw bekleed met de sterren, verbindende hemel en aarde. De vissen zijn het beeld van de tranen. Zij is dus de rijdster van de tranen. De arena leidt tot de traan, en de traan leidt tot de piercingring van het geslachtsdeel, opdat het scheppende deel geheel onder controle komt van de gnosis. De wortels van Nut, de woeste godin die zij oorspronkelijk was, is datgene waar de traan toe leidt. De traan is een teken van hulpeloosheid en gevangenschap, waarin dan de ringpiercing ingebracht kan worden. In het Egyptisch is dit de TEMET. TEMET is ook een naam voor de slachtplaats. TEM-T is slachten. Haar naam is verbonden aan alle eeuwigheid en het totaal. Zij was de oorspronkelijke oergodin voordat het werd bedekt door het NUT-mysterie. TEMET is het beeld van de ringpiercing door het geslachtsdeel. In het Hebreeuws is dit de KECEPH, wat ook bleek worden betekent, en schaamte. Het was een teken van grote vernedering, maar moest verbinden aan de Moeder Gnosis. TEMET is een groot sieraad van vernedering, een vissersgodin die woont aan de wateren. Zij leeft in haar eigen wereld. Zij heeft ons niet nodig. Wij zijn degenen die moeten ontwaken tot haar realiteit. Zij jaagt in haar wereld en overleeft. Zij heeft de vijand onderworpen, gepiercet. Zij is ook een zwijnenjager. Zij heeft het NOET-mysterie gemaakt als een sluier zodat niemand zomaar tot haar wereld kan komen. Zij leeft in grote mannenhaat. Zij negeert hen en ontwijkt hen. Het piercen door de ring door het geslachtsdeel is voor haar als het doorsteken van het zwijn. De poppenmaker-kabouter zombificeert mensen door allerlei gecompliceerde systemen waarin ze
Page 110
sterven en opgewekt worden, om zo volledig hun eigen identiteit te verliezen en zo een marionet zijn van het systeem. De gnosis zombificeert veel dieper, en is voor zielen een weg uit het systeem van de poppenmaker-kabouter. De poppenmaker-kabouter heerst met strenge en zware slag over de aarde. Hierin is het sterven-opstandings programmaatje van Jezus Christus slechts een fragment. De poppenmaker-kabouter werkt door gaven die niet zijn verdient, door valse, overmoedige, bedriegelijke kadootjes. De poppenmaker-kabouter spot met het ware loon. De poppenmakerkabouter kan diep technisch zijn, maar hij haat de ware gnosis. Hij houdt er altijd dubbele bodems op na. De Moeder zombificeert dus veel dieper en veel organischer. Daarom is er een groot verschil. Ook de Egyptische goden en godinnen worden vandaag de dag helemaal verkeerd en afgeweken voorgesteld, en hun wortels worden verborgen gehouden. Daarom is de poppenmaker-kabouter verzot op het patriarchische Egypte door de Horus cultus, als een grote afleider. Hier houdt de poppenmaker-kabouter zich op als de wachter van de diepere, verborgen Egyptische gnosis. Dit is een grote poort, een poort die zich niet meer verborgen kan houden. Deze wachter moet verslagen worden, zodat we de diepte van Egypte gaan zien, de verborgen Egyptische oerwildernis die terugleidt tot de Amazones en hun beesten, en hun magische oerfetishen die in de tijd verloren zijn gegaan uit het geheugen van de mens. De mens werd diep gezombificeert door de poppenmaker-kabouter, ook het geheugen. Daarom moet het geheugen nog dieper gezombificeert worden door de gnosis, zodat de tralies van deze gevangenis zullen knappen. De Vijf Grote Egyptische Schandalen : 1. Horus die de wildernis-cultus demoniseert, en de macht overneemt van Ra, Osiris en Seth. 2. De degradatie van de oorlogsgodin Bast, de leeuwin, die vervolgens wordt vereerd als het vrolijke schootkatje Bastet, de gezelligheidsgodin. 3. De vermannelijking van individuele wildernis-godinnen. 4. Het afsluiten van de enorme dieptes van MAAT, de Egyptische godin van de wet, het recht en de waarheid. Het vervangen van de arena voor de weegschaal. 5. Het afsluiten van de enorme dieptes van NOET de Egyptische godin van de hemel, lucht. Het wegnemen van de fallus-ring. Dit zijn vijf pilaren waarop het christendom gebouwd werd, en waardoor het christendom in grote macht blijft, als de sluiers hiervan. Deze vijf pilaren moeten verbroken worden, anders is het dweilen met de kraan open. Zonder tot de dieptes van Egypte te komen blijft het christendom als een paal boven water staan. TEMET is de oorspronkelijke wildernis-godin die men later NOET ging noemen, of ging vervangen voor NOET. TEMET staat voor de fallus-zodiak-ring van de jacht. De fallus-ring riep zo op voor de jacht. De fallus-ring kwam in de fallus na de besnijdenis, als een jachtszintuig die de jachtseizoenen zou onderscheiden. In de fallus-ring waren deze seizoenen gekerft, zodat het een zodiak-ring van de jacht was. Ook de jacht die door de fallusring kwam werd in de Egyptologie verdoezeld. NOET slokte de zon op en gaf nieuwe geboorte aan de zon aan het einde van de nacht. De geboorte van de zon werd KHEPRI genoemd, de strontkever, de scarabee, de morgenzon. Deze god werd aanbeden in Heliopolis, en verspreidde zich door heel Egypte in de vorm van amuletten. KHEPRI, de scarabee, werd een belangrijke beschermer van het volk, als wachters op de muren. In het oordeel moest de scarabee informatie achterhouden. Zoals NOET de KHEPRI, de zonnekever, voortbracht, zo bracht TEMET de jacht voort, als de fallusring die opwekt tot de jacht. Dit is de wildernisgodin KHEREN, de godin van de jacht, zowel een oeroude Egyptische godin als een Amazone godin. Zij wordt verborgen gehouden onder het KHEPRI-zegel, de gevleugelde zonnekever. De Egyptische kalender bestaat uit twaalf maanden die worden uitgebeeld in de EgyptischThebaanse Zodiak. Elke maand bestaat uit drie decanen, drie weken van elk tien dagen, tien graden. De Zodiak van de Amazones is de Jacht Zodiak, de Zodiak van de onderwereld, de TEMET, de godin van de fallus-ring. Deze bestaat uit zes jachten : 1. lammeren-jacht 2. vissen-jacht 3. kippen-jacht 4. bokken-jacht 5. varkens-jacht 6. runder-jacht Elk deel bevat dus twee tekens van de twaalf-delige Egyptisch-Thebaanse Zodiak. Als we naar de Egyptisch-Thebaanse Zodiak kijken dan zien we de Weegschaal, MAAT, als de godin van wet, recht en waarheid, maar de decanen en de graden spreken over een arena, zodat we uitkomen bij de MOWED en de godin KANA, de arena-godin. Wij moeten hier de weegschaal vervangen voor de ARENA. De arena is een beeld van het kemphanen gevecht, en behoort dus tot de hanenjacht (kippenjacht). Ook het schorpioenen-teken is een beeld van de kippenjacht. De krab, CANCER, is een beeld van KHEPRI, de zonnekever, maar deze houdt KHEREN, de jachtsgodin, verborgen, en vormt samen met CAPRICORN, de steenbok, de bokkenjacht. In de tweeentwintigste graad van VIRGO, de Maagd, is er de naakte vrouw met een bok en een lam om haar nek, als zegevierend in de jacht. VIRGO is NUT, die de runderjacht bewaakt, wat ook het centrum van de Zodiak is, en verbonden aan TEMET, de fallus-zodiac-ring. Door te zegevieren in de lamsjacht en de bokkenjacht wordt de jachts-initiaat ingewijd tot de runderjacht. Ook TAURUS, het rund, is een teken van de runderjacht. Het zegel van VIRGO moet verbroken worden om tot de runderjacht te worden ingewijd. Het gaat niet om VIRGO, maar om TEMET. Het Scorpio teken, de kippenjacht, is een voorbereidende jacht. Dieper in Scorpio, in de paradijselijke leegtes, waar het overvloeit in het bokkenteken, komen we tot de bokkenjacht, op bokken en renbokken, oftewel : 'van het letterlijke komen tot het symbolische'. Ook betekent het 'van komst tot buit'. We moeten stoppen te wachten op een wederkomst, maar ons richten op het verdienen, op loon, op de jacht. Er is geen wederkomst. Het gaat om de jachtbuit waardoor we dingen verdienen. We moeten stoppen met hopen en meer gedisciplineerd leven. Het gaat om de gnosis, en dat is een jacht. Wij moeten de vijand verslaan, en de prooi vangen. Alleen zo komen wij tot de kern van dingen. De twee watertekens, watervrouw en vissen, zijn de vissenjacht. Dit is ook verbonden aan de heilige traan, en de brenger van de traan, de godin THENEM, de vrouw op het beest waartoe KANA, Hannah, met haar zoon Samuel nadert. THENEM is de diepte van de SATAN put, waar wij tot wedergeboorte komen, als babies die de moederborst vinden. 1. lammeren-jacht ARIES LEEUW 2. vissenjacht
Page 112
watervrouw – THENEM vissen 3. kippenjacht ARENA – KANA SCORPIO 4. bokkenjacht KHEREN 5. varkensjacht Boogschieter – SAWAT 6. runderjacht TAURUS – BOS VIRGO – TEMET In de onderwereld zijn er andere tijds-indelingen. Een maand in de onderwereld is onderverdeeld in weken van elk vijftien nachten. Elke maand bestaat uit veertien weken, dus uit tweehonderd tien dagen. De vijftien-daagse weken zijn de PAR-weken. PAR is vijftien in de onderwereld. In de onderwereld gaat het niet om dagen, maar om nachten, en de nachten zijn tien keer langer dan de nachten van de aarde. Een nacht is onderverdeeld in zes kleine jachten, de kleine uren, die dus in wezen heel lang zijn. Een jaar is onderverdeeld in zes maanden, de zes grote jachten, of grote uren. De namen kunnen per gebied verschillen. De TEMET – De Amazone ZODIAK en kalender van de onderwereld 1. lammerenjacht – ALAPH, ALEPH 2. vissenjacht – THENEM 3. kippenjacht – KANA 4. bokkenjacht – KHEREN 5. varkensjacht – SAWAT 6. runderjacht – BOS Zij delen dus de dagen in en de jaren. Ook de jaren gaan door een cyclus van zes op dezelfde manier. Dan staat het hele jaar in teken van een bepaalde jacht. Dit worden de rode jachten genoemd. Dit zijn dus de grootste jachten : 1. de kleine jachten – de uren 2. de grote jachten – de maanden – de grote uren 3. de rode jachten – de jaren – de grootste jachten – de rode uren Er zijn ook nog gele jachten, de jachten van de grotere tijdperken, die ook wel de vlekken worden genoemd. De Amazone Zodiak van de Gnosis in de Onderwereld is dus een Zodiak van tweehonderd tien nachten keer zes is twaalfhonderd en zestig graden, onderverdeeld in hieroglyphen. De klokkenmaker kabouter is een hysterische kabouter die ervan houdt om zielen op te sluiten in klokken, in kalender systemen, in astrologische systemen. Hij bouwt klokken als gevangenissen, als fokkerijen, als slavenkampen, als concentratie-kampen. Deze kabouter veroorzaakt holocaust, en daarom belangrijk ermee af te rekenen. We gaan de duizend tweehonderd en zestig nachtse amazone jacht zodiak van de onderwereld bespreken om aan deze kabouter te ontkomen. De klokkenmaker-kabouter stal de fallus-ring van deze reusachtige zodiak met alle gevolgen daarvan, dus hij is medeverantwoordelijk voor het vijfde grote Egyptische schandaal, de komst en misvoorstelling van Noet en haar zoon KHEPRI, de gevleugelde zonnekever, de ochtendzon. Dit hield in de opkomst van de valse zodiak en haar verraderlijke astrologische systeem, als een grote slaven-fokkerij van zielen. De openbaring van de amazone zodiak van de onderwereld overtreft de aardse zodiak. Alle aardse zodiakken zijn slechts zwakke en corrupte schaduwen en weerspiegelingen van de reusachtige amazone zodiak van de wildernis. Zelfs het NT heeft een profetie over de twaalfhonderd en zestig daagse (nachtse) zodiak : Openbaring 11 3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen (nachten) lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. In het boek Openbaring zien we in de westerse vertalingen het geslachte lam en zijn bruid. In het Aramees is dit niet noodzakelijk een bruid, maar is het een woord voor de clitoris, en de schaamlippen van de clitoris. De vrouw van het geslachte lam is de ATTA, ATA, wat in de Amazone taal de moeder is, als de moeder van het lam. In het Egyptisch is de bruid of maagd in Openbaring de leeuwin, als een beeld van de jagerin. Zij heeft het lam als prooi genomen in de jacht, en slachtte het. De maagd, bruid, leeuwin is de NEFER-T. Ook is de maagd de RENEN-T, de godin van de opvoeding en de verzorging, RENENTI. We zien hierin de dualistische aspecten van de jagerin. Het lam wordt tot een nieuwe geboorte geleid, om zo volledig onder de zorg en tucht van de amazone te komen. Ook is de maagd of bruid in het Egyptisch het beeld van een put, een hol, als een beeld van de vagina die tot de moederschoot leidt, en als beeld van de anale geboorte. Zij is dus ook een beeld van de billen, een teken van de jacht, wat als doel heeft het veranderen van gezichtspunten. In het Egyptisch is mirre hier ook een beeld van, wat door de zodiak-aanbidders uit het oosten werd gebracht tot Jezus, het lam, als een geschenk. Geschenk is zowel in het Grieks als in het Egyptisch puur loon, dus als een beloning of een straf. Jezus, als beeld van het lam, werd onder MIRRE gebracht. MIRRE is in het Grieks SMYRNA en heeft diepe Hebreeuwse wortels. MIRRE betekent aan het wenen maken, als een beeld van de brenger van de verbrokenheid. Ook is MIRRE de pester in het Hebreeuws, als onderdeel van de tucht en het oordeel. De MIRRE godin was in Egypte de godin van de duisternis en de kennis. Zij was een geweldadige godin die in de jacht netten gebruikte. Een ander woord voor MIRRE is in het Egyptisch AAN, wat doet wenen of doet joelen. Een ander woord voor een soort MIRRE is UGAM, wat in de wortels de verzwakker betekent, UGA. UGA is ook een godin van de Nijl. UGA komt van UG, branden. In Egypte is MIRRE een beeld van rood graan. Graan is een beeld van de verhongering van de
Page 114
prooi en de man, als een beeld van het heilige vasten en de leegte. Rood graan betekent het wassen in het bloed van de vijandelijke prooi na de uithongering. In Amazone theologie en mythologie hadden de amazones de gewoonte hun mannelijke uitgehongerde gevangenen te wassen of in te smeren met lamsbloed. Dit had een dubbele werking. MIRRE is in het Egyptisch 'rood worden', en bloed. Het rode land is een land van verschrikkingen. De Egyptische wortels van MIRRE wijzen op het piercen en de heilige dronkenschap. Ook is het verbonden aan de spraak. MIRRE is een beeld van het bloed van het lam, om zo een verbinding te maken met het profetische. Het geeft spraak aan hen die daar klaar voor zijn in de onderwereld en die het hebben verdient door de jacht. MIRRE is in het Egyptisch verbonden aan de rode woestijn, de rode wildernis, de wildernis van bloed. Alleen door de heilige traan kan men hierin groeien, en men groeit naar twee kanten : zowel lager als hoger. Alles moet altijd weer verdwijnen in de leegte, zodat er geen status-verstening optreedt. Kronen en tronen zijn gevaarlijk en kunnen zielen voor eeuwig ergens in laten vastgroeien. In die zin heeft deze hieroglyph ook nog een diepere betekenis. Het zwellen van de geslachtsdelen is vrees en verhongering, de gnosis betekenis, de verharding. Dit gebeurt in de oorlog. Hierdoor sterft de vechtslaaf aan zichzelf, en komt zo tot hogere geboortes. De hogere geboortes in de gnosis brengen grotere zwaktes met zich mee. Het kind zal eerst niet mogen jagen, en geen wapens mogen dragen, omdat het kind te zwak is. Het kind zal een tentslaaf zijn. In de hogere gnosis komen deze periodes vaker voor, ook in de volwassenheids status, dat mannen niet mogen jagen, omdat ze te zwak zijn, en dan eerst als tentslaaf moeten leven, vanwege hun diepere, grotere zwakte. Wel worden ze hierin voorbereid tot de arena, en wanneer ze daarvoor sterk genoeg zijn, dan komt er de arena-oproep. Het is belangrijk die seizoenen te onderscheiden. De moeder verhongert hen waarvoor nog steeds hoop is. Haar tenten zijn duister, zoals we in Hooglied lezen. Alleen de uitgehongerden, de verzwakten, kunnen tot haar komen, zij die geen tekenen van mannelijke suprematie meer vertonen. Het reukofferaltaar is in de grondtekst waar afgerekend wordt met vet, de plaats van uithongering. In Leviticus 9 komt het overwinnings-gejoel voort uit de uithongering, waar het reukofferaltaar een beeld van is. In Openbaring kwamen de bazuin-amazones voort door het reukofferaltaar, door het vee uit te hongeren. Ook is het reukofferaltaar in de grondtekst een omheining, een kooi, waarin de uithongering plaatsvindt. Het reukofferaltaar is een veefokker. De Levieten komen door de plaats van uithongering tot de grote moederschoot. Vaak moeten de Levieten in zulke kooien afgezonderd worden, om door het voorhangsel te kunnen gaan. Natuurlijk beeldt het vrouwelijke geslachtsdeel de kooi en de slavernij uit. Het vrouwelijke geslachtsdeel hongert het mannelijke geslachtsdeel uit, brengt het tot de leegte. Dit is ter voorbereiding op de oorlog en de jacht. Het vrouwelijke geslachtsdeel, waarvan de lelie een beeld is, bereid het mannelijke vruchtbare deel voor op de moederschoot, besnijdt het. Dit gebeurt door GAD. In het vrouwelijke geslachtsdeel sterft het mannelijke geslachtsdeel af, omdat het de vijandelijke prooi uitbeeldt, en geslacht wordt door GAD. Het mannelijke geslachtsdeel moet zijn zaad opgeven, zijn gnosis. De man wordt zo een kind, om onder de grote moeder geplaatst te worden, en moet blijven herinnert worden dat hij een slaaf is van de grote moeder, en dit moet ook een belijdenis zijn. Zo kan de mannelijke suprematie het kind niet ontvoeren. AQEP is in het Hebreeuws zowel de voeten als de billen, die de slang ten val zullen brengen in de profetie van Genesis 3:15. Het zijn de voeten en de billen van de amazone, de paradijselijke vrouw, die zullen komen als een oordeel. In het Grieks is dat de komst van de AGAPE, wat slap in liefde wordt vertaald, maar wat ook feesten betekent, en wat een transliteratie en anagram is van AQEP, de billen. De billen en de baarmoeder zullen komen, de AQEP, als een verwoester. AQEP is in het Egyptisch dubbel, de dualiteit, als de wortel van de AKEBU, de huilende, verbroken mannen. Juist door de dualiteit komt de man tot de traan, wat een poel des levens is. De dualiteit wordt uitgebeeld door de billen van de Amazone, de heilige verstrikking. De valse natuur moet verstrikt raken, om zo tot verbrokenheid te worden geleid, zonder te kunnen ontsnappen. De PER-QEBH is het tranenmeer in de onderwereld. De billen zijn een teken van het water, van de sappen van de baarmoeder, de eeuwige tucht, als de AQEP-AGAPE. De billen wijzen dus op de visjacht om hierdoor kennis te vergaren. 1 Joh. 3 1 Ziet, welk een AGAPE de Moeder op ons heeft gelegd, dat wij kinderen van de Godin genoemd worden, en wij zijn het ook. Daarom kent de stad ons niet, omdat zij Haar niet kent. Ook in het Hebreeuws is liefde, AGAPE, verbonden aan de baarmoeder. AGAPE is de Griekse transliteratie van AQEP als een anagram, en staat voor de billen. In de VUR jaagt de baarmoeder, de Duizen, op ons. In dit vers hebben de billen ons overweldigd waardoor wij opnieuw geboren worden als Haar kinderen. Efeze 3 19 en te kennen de AGAPE, AQEP, billen, van CHASMA, de afgrond, onderwereld, baarmoeder, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods. Efeze 4 (Hebreeuws) 2 met alle depressie en vernedering, met volharding, en hardheid, in AGAPE-AQEP, de baarmoeder, billen. De AQEP is een arena. Deze slavernijen gingen vaak zo diep dat de heilige gebondenheid volkomen was, en het vuur, de URIM, hen zo had vervuld dat ze niets anders konden doen dan wat de Heerinnen hen ingaven. Door de MOWED werden ze opgeroepen om door de tent te leven, de OHEL, en door door de SHAMA hoorden en gehoorzaamden ze. Zo niet, dan zouden ze een slaaf van de afgoden worden. Zacharia 13 1 Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem ter ontzondiging en reiniging. 2 En Ik zal te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden; ook de profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen. 3 Wanneer dan nog iemand als profeet optreedt, zullen zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt hebben, tot hem zeggen: Gij zult niet blijven leven, omdat gij leugens gesproken hebt in de naam des HEREN; ja, zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij als profeet optreedt. 4 Te dien dage zullen de profeten beschaamd staan, ieder om wat hij schouwt, wanneer hij als profeet optreedt, en zij zullen geen haren mantel aantrekken om leugens te vertellen. 5 Maar ieder zal zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een man die de akker bebouwt, want iemand heeft mij gekocht in mijn jeugd. 6 En als men tot hem zegt: Wat zijn dat voor wonden tussen uw armen? dan
Page 116
zal hij zeggen: Daarmee ben ik geslagen in het huis van mijn vrienden. Letterlijk staat er : 'Ik ben geen profeet, maar een iysh, een slaaf, om vee te houden, sinds bloedvergiet (adam, DM) mij gekocht heeft als jonge slaaf, na'ar, om de adamah, paradijselijke grond, te dienen.' Ook wordt het woord qanah gebruikt, wat in sommige vormen 'het bezitten van de gnosis van Eva' betekent. AQEP is in het Hebreeuws zowel de voeten als de billen, die de slang ten val zullen brengen in de profetie van Genesis 3:15. Het zijn de voeten en de billen van de amazone, de paradijselijke vrouw, die zullen komen als een oordeel. In het Grieks is dat de komst van de AGAPE, wat slap in liefde wordt vertaald, maar wat ook feesten betekent, en wat een transliteratie is van AQEP, de billen. De billen en de baarmoeder zullen komen, de AQEP, als een verwoester. AQEP is in het Egyptisch dubbel, de dualiteit, als de wortel van de AKEBU, de huilende, verbroken mannen. Juist door de dualiteit komt de man tot de traan, wat een poel des levens is. De dualiteit wordt uitgebeeld door de billen van de Amazone, de heilige verstrikking. De valse natuur moet verstrikt raken, om zo tot verbrokenheid te worden geleid, zonder te kunnen ontsnappen. De PER-QEBH is het tranenmeer in de onderwereld. NOD betekent het land van de nomaden, van de tijdelijke tenten, ook het land van de weeklacht. Dit was dus in feite dieper in het paradijs, dieper in de oorspronkelijke wildernis, dieper in de onderwereld. Kain was gekomen onder de heilige vloek. Dit is het land en de kennis van Kain, de kennis van de RASHA, de heilige rebellie en ongehoorzaamheid. NOD is in de wortel tekst van het Hebreeuws NUWD. Dit is ook de Aramese naam voor NOD. De rivier van de weeklacht is ook een vallei in de grondtekst. Kain heeft toegang tot deze afgrond. Dit is een heilig klagen, als het heilige smeken. Hier kwam Kain om te jagen. Openbaring was een manifestatie van het teken en de kennis van Kain, de 777 en de 666. Openbaring bevat de Kainitische kennis en het Kainitische loon. De rivier van weeklacht is nauwverbonden aan de paradijselijke afgrond als het land van Nuwt, het land van Kain. NOD is in het Egyptisch Neith, de jachtsgodin. Neith, NOD, is het achtste uur in de faraonische bijbel. Een centraal thema in het achtste uur is zij die op het zand staan, als het mysterie van Horus. Zand, SHAA, in het Egyptisch, is het slachten en het overwinnen. Ook is de SHAA het varken, en de overwinning over de varkensdemoon door Horus (SARAH, RASHA). Ook is een centraal thema het touw, of slangentouw. Zij die verbonden zijn aan het touw, en het touw voorttrekken, krijgen heilig bier te drinken. Het touw wordt ook de verslinder genoemd. Het touw staat voor de heilige gebondenheid en slavernij. Adam en Eva kwamen tot de kennis door de slang, het touw, oftewel de heilige gebondenheid. Er is geen kennis zonder het touw. De ANER is in het Hebreeuws een oudere slavenjongen dan de NA'AR, en dieper uitgehongerd, als een beeld van het vasten en de leegte, en de ANER is ook langer dan de NA'AR. SARAH had zowel NA'AR als ANERS. Dit komt ook weer terug in de Amazone mythologie. De ANER had soms gebonden testikels, SC, Izak, in de worteltekst, als een symbool dat het zaad van de man niet heerste over het zaad van de vrouw (Genesis 14:24, Israelitisch). Wanneer er beloftes worden gedaan tot het zaad van Abraham, ZERA, SARAH, oftewel tot het vrouwelijke sperma. In de grondtekst is SARAH de weg tot het paradijs, tot de APHAR, de grond van de ERETS, onderwereld (Genesis 13:16, Israelitisch). Abraham was nomadisch en moest komen tot MAMRE, gesel in het Israelitisch, de heilige tucht, in Hebron, de heilige gebondenheid in het Israelitisch. In de Mythologie van Nod komt de Egyptische ballingschap voor in een andere vorm. In boek 22 van de Koran, het Gaan door de Nacht, staat dat op de dag des oordeels iedere vrouw haar zuigeling zal vergeten. In de Mythologie van Nod komt dit terug in de Amazone ballingschap. Het gaat hier niet om Mozes, maar om Abraham. Zowel de Farao als de amazones wierpen zuigelingen van het mannelijke geslacht in de rivier, maar dit is in de oude talen slechts symbolisch. In het Egyptisch betekent HERP niet alleen verdronken worden, maar iets diep in het hart en het verstand laten zinken. De K is niet alleen de verdronkene, maar ook de juiste betekenis. Verdrinken mag dus niet letterlijk genomen worden, maar is een metafoor voor vertaling, het begrijpen. De mannelijke zuigelingen werden symbolisch 'verdronken', wat een beeld is van de opvoeding. Zij kwamen tot een diepere gewaarwording in de baarmoeder waarin zij 'verdronken.' Hiervan is Mozes een beeld, wat in de mythologie van Nod Abraham is, als de ware betekenis van de dag des oordeels. Een stam van Amazones aan de rivier van het verdrink-offer is de Hiti. In het elfde uur van het boek der poorten zien we de godin BS in menselijke vorm zitten naast de godin Sekhmet met een leeuwenhoofd. BS is 'Zij die verdrinkt', als de verdrinkgodin. BS is de wortelwaarde van Bast, als de Surinaamse godin 'BOS', de oorlogsgodin en de slachtgodin. B-S, B-SA is in het Egyptisch ook 'de voet van kennis, gnosis'. De AB, UB, B, wordt in de christelijke bijbel aanbeden als de Vader, terwijl dit in het Egyptisch de voet is, de Ubast, de heilige leeuwin, de oorlogsgodin van Noord-Egypte. Zij leidt tot de poel des levens. Zij verandert water in wijn. De Ubast, Bast, de B-ST, is de voet van ST, de voet van de wildernis, als de poort tot de onderwereld, een poort van grote gnosis. Ook Zij is een nachtgodin, de godin van de middernacht, het achtste uur. Zij jaagt in de duisternis. In die zin is Ubast, Bast, de ware god, godin, van de Israelieten. De Egyptenaren van Noord-Egypte waren teleurgesteld in hun oorlogsgodin Bast, omdat ze vele oorlogen hadden verloren. Daarom veranderden ze haar van een woeste leeuwin tot een kat, een gezelligheids-godin van muziek, dans en vreugde. Maar in het OT van de Bijbel zien we hoe God, BAST, UBAST, het volk vaak de oorlog deed verliezen vanwege hun zonden. Zij waren onder de wraak van de oorlogsgodin. Een grote Amazone stam aan de rivier van scalpen is de Zukki stam. Dit is de stam van 'U', de vrouwelijke Kain. De Zukki stam leidde het volk van Ismael door de wildernissen tot het land van Nod. Ook Abraham behoordde tot het volk van Ismael. Vaak werden hen van het volk van Ismael 'verkocht' door de Hiti stam aan de Zukki stam. Dit is niet letterlijk een 'slavenhandel', maar symbolisch. De HEN-T, handel, is in het Egyptisch 'purificatie', een tocht, een rechts-systeem, de grens, een plaats in de onderwereld. Het is een meesteres, een koningin, koningin van de godinnen. HENT is de krokodil van Seth, de Egyptische god van de wildernis en de duisternis.
Page 118
Seth wijst terug op WASET, de godin van het achtste uur, Zij van de middernacht. Neith is de godin van de nacht, wat Haar andere naam is. Neith is de jachtsgodin. Zij staat beeld voor de besnijdenis en de scalpering. Neith komt van de Surinaamse godin Naat en wijst op NOD. De HENTI zijn de krokodillen-goden van de onderwereld. HENTI is ook de naam van een god met een krokodillenhoofd in de onderwereld en een naam van Osiris. Als SHESHU is handel een vorm van Seth (Waset). Het Hebreeuwse BD, ABAD, slaaf, komt van het Egyptische ABATA, ABAD, slaaf, heiligheid, bescherming. Dit is de goddelijke restrictie. Alleen zo kon het volk van Ismael tot Nod komen. Nod is een gebied in het land Kanaan, het beloofde land. En Ismael werd een machtig heerser in het land Nod. Koningschap is symbolisch voor iemand die de valse machten heeft overwonnen, het kwaad. Dat is een ware koning. Ook 'God' is een metafoor, van kennis en loon. Hiertoe is het evangelie gekomen, om te laten zien dat er een weg tot God is door kennis en persoonlijk loon. God is verantwoordelijkheid. Gij moet zelf als God worden. Hierin zijn verschillende valstrikken. Er moet een rechtmatige balans zijn tussen God zoeken en God zijn. Ook moet er een rechtmatige balans zijn tussen jezelf onderwerpen aan God en God worden. Dit is het evangelie van Ismael. Zij die dit evangelie niet hebben staan schuldig aan projectie. Er wordt in de vertalingen van de bijbel veel gehamerd op : Een mens moet God ontvangen, in de vorm van 'de Heilige Geest'. De mens moet vervuld worden met de Heilige Geest, in een persoonlijk contact met God. Verder wordt het allemaal een beetje vaag gehouden wat het nu daadwerkelijk is. En velen uit de gereformeerde kerken komen nooit zover, want zij zien de Heilige Geest als een heilsfeit, niet als iets wat je ook nog eens persoonlijk moet ontvangen. Nu, wat is dan 'de Heilige Geest' ? Ten eerste is het een beetje selectief vertaald. PNEUMA in het Grieks betekent ook 'goddelijke kennis', "bezeten van de kracht van het weten". In het Aramees, de nog diepere grondtekst, is het RUH, wat "de Heilige Nacht" betekent. De oorspronkelijke bijbel roept dus op om tot de Heilige Nacht te gaan, te wachten op de Heilige Nacht, en de Heilige Nacht te ontvangen. Nu, dit is precies waar de Koran over gaat, en ook de Vur. In de Koran kan een ziel tot God komen door de Heilige Nacht. Die Heilige Nacht verschijnt na een tijd van alleen te zijn met God, na een tijd van alles af te leggen voor God, na een tijd van luisteren (en bidden) tot God. Dat is de kernboodschap van de Koran die telkens terugkomt. Het leven is een nachtmerrie, en daarom is het belangrijk te komen tot de Heilige Nacht. Dit is dus zowel de boodschap van de Bijbel, als van de Koran, als van de Vur. Waarom is de nacht zo belangrijk ? In de nacht is alles rustig, is er geen afleiding door de aardse dingen, en valt het lichaam in slaap, zodat God kan overnemen, en de ziel kan brengen tot de hogere wereld. Daarom is het zo belangrijk op de Heilige Nacht te wachten en ervoor te bidden om de Heilige Nacht te ontvangen. Het is dus iets heel moois. Het is iets wat de christen en de moslim kan verbinden, en zo kunnen ze van elkaar leren en langzaam doorgroeien tot iets groters dan alleen maar hun eigen religie. Het goddelijke is veel groter dan alleen maar één religie. De nacht in Egypte, de wortelreligie van zowel het christendom als de koran, was Neith of NT, de Moeder God van de Schepping en de Wijsheid. De mens moest in de nacht door haar lichaam heen reizen om het goede te ontmoeten, en het kwade te verslaan door het goede, om zo in de Moeder God tot wedergeboorte te komen, als het aanbreken van de dag. Dat is allemaal symboliek natuurlijk, maar dat is wat het is. Zo belangrijk is de Heilige Nacht. Van deze godin, Neith, komt het Westerse woord 'night', en in het Nederlands is dat 'nacht'. Een vrouw in dikke, lange gewaden neemt een jongen mee aan haar hand. Zij gaan een stenen huis binnen, waar ze haar gewaden afdoet. Haar lichaam is geharnast met riemen, als een amazone. Zij leert de jongen de oorlog. De naam van de jongen is Ismael. De oorlog is het symbool van tijd, van de afwisseling van de seizoenen. De vrouw trekt haar gewaden weer aan, en neemt de jongen mee naar de markt. Zij gaat steeds trager en trager. Zij is de Heilige Nacht. Yeshua is in de wortels van het woord ook een enorme leegte die beveiliging brengt en weelde. Hoe kwamen de Israëlieten aan dit overwinnings-symbool ? In het Judaïsme was dit symbool er al, in de theocratie die Mozes had opgezet. Mozes was een Egyptische prins, opgevoed in de Egyptologie waar hij zijn eigen draai aan heeft gegeven. Het verbindt de god Yah met het Egyptische woord Shu, wat leegte en opstanding betekent (hij die oprijst). Het zogenaamde licht is een diepere duisternis waar de zintuigen open gaan, wanneer zij oog in oog staan met Hel, de baarmoeder. In het oude Egypte was de hel alreeds een dualiteit. Het is levendmakend voor de rechtvaardigen, maar zal de onrechtvaardigen vernietigen. Daarom is het enigma van de hel ook niet zomaar weg te denken. Het bestaat, maar wordt vaak verkeerd uitgelegd door leken, hen die de esoterische en geschiedkundige demonologie niet kennen. Zowel in het Egyptisch als in het Hebreeuws is RA het lijden, het 'kwaad'. Het was in het Egyptisch de mond van de onderwereld, en RA was ook de zon of de zonnegod die op een dodenboot door de onderwereld reiste om zo elke morgen wederomgeboren te worden, oprijzende vanuit de zich openende moeder schoot. Zowel in het Egyptisch als in het Judaïsme is RA de poort, de tester, als een engel die de mensheid moest beproeven. RA staat in het Hebreeuws gelijk aan Satan. Zowel in het Hebreeuws als in het Egyptisch had dit een positieve betekenis, maar met de opkomst van het christendom kreeg Satan een steeds negatievere betekenis. Er mag ruimte zijn voor de dualiteit zoals in het Judaïsme en het Egyptisch. In het Egyptische dodenboek in Spreuk 10 was het RA die de aarde doorkruiste om zijn vijanden te overwinnen, terwijl dat in het boek Job in Satan werd veranderd. Zowel in het boek Job als in het Egyptische dodenboek is dit een doorkruizing van de onderwereld. In Spreuk 15 leeft het schip van RA in de onderwereld op, als het vlees van RA wat zich verjongt, om zo zijn vijanden te overwinnen. Het schip achtervolgt zijn vijanden, als het verjagen van de zonden, het verdrijven van de leugens. Dit is in Spreuk 17 de besnijdenis van RA. Deze besnijdenis werd verricht door Isis en haar zuster Nephthys die in het Judaïsme werden tot de twee gevleugelde cherubs op de ark.
Page 120
Spreuk 18 laat zien dat Thoth, het Woord, Osiris heeft doen zegevieren over zijn vijanden. Osiris, SRS, is een anagram van SA-RASHA, SRS. SA is de kennis, de gnosis, in het Egyptisch, en de RASHA is in het Hebreeuws het heilige kwaad als de heilige rebellie, ook verbonden aan het neutrale Hebreeuwse woord 'satan', wederstaan. OSIRIS, SA-RASHA is dus de kennis van de RASHA stam in het Israëlitisch-Egyptisch, als de demonologie. Horus, RS, is een anagram van de Rasha op zich. De RASHA stam is in het OT de stam van de overwinnaars. Voor de troon van Osiris worden de vijanden getransformeerd tot kuddes vee, en zij worden in het oordeel tot de slacht gebracht. Zo zal er afgerekend worden met de vijand. Dit gebeurt in Boesiris als het openhakken van de aarde. Er worden in deze nacht van Boesiris twee djed-zuilen opgericht, die de armen van de Horus van Letopolis zijn en die rondom Osiris zijn om hem te laten zegevieren door Thoth, het Woord. In het OT waren dit de armen van Mozes die opgeheven moesten worden om overwinning over de vijand te geven (Exodus 17). Dit is de nacht van het avondmaal in Letopolis, in spreuk 18 van het Egyptische dodenboek. Dit is de dageraad van de dag waarop Osiris begraven wordt, wat later werd overgenomen in het NT voor Jezus. In Abydos was er het haker-feest, het vastenfeest, de Egyptische Ramadan, om de opstanding van Osiris en de overwinning over zijn vijanden te vieren. HAKAR is in het boek der poorten een godin of groep godinnen die rondom het altaar of de tabernakel staat, als een beeld van de kroon, de hoofdtooi. In de Aramees-Hebreeuwse talen is de kroon een scalp of kop van prooi, als een beloning, een trofee. HAKAR komt in het OT voor als HAGAR, de moeder van Ismael. Toen HAGAR Ismael opvoedde werd er ook in het Hebreeuws soms gebruikt gemaakt van een bijmoeder. Ook Abraham stelde een bijmoeder aan, die HAGAR hielp Ismael op te voeden. Hakar wijst ook op de AKER, de dubbele Egyptische wachter van de onderwereld met de twee leeuwenhoofden, als een beeld van de dubbele moeder, de vrouwelijke vruchtbaarheid. De kroon is in het Hebreeuws-Aramees een cyclus, als het sieraad van de uren. De kroon brengt tot knielen in de Hebreeuwse wortels (qodqod-qadad). In de Israelitische literatuur is de moeder van Ismael soms Ketura, de vrouw die Abraham huwde na de dood van Sarah. Ketura wordt soms gelijkgesteld met Hagar. Hagar zou alleen een titel zijn, namelijk van vreemdeling, en geen naam. KTR, TR, is het anagram van RT, Areta, oftewel de donder, een beeld van de heilige Vreze. Areta is dus de moeder van Ismael. De uraei cobra's zijn in het Egyptisch de cobra's van de kroon. Zij bewaken de drager tegen overmoed. Naref is de nacht van de geheime ceremoniën van de begrafenis van Osiris, wat in het NT de geheime begrafenis van Jezus werd. Spreuk 92 is de opening van het graf waardoor de overledene naar buiten kan komen bij dag om zijn benen te gebruiken om zo tot de dagboot te gaan. Dit komt ook terug in het NT in de verhalen van Jezus. In Spreuk 102 komt de overleden god tot de hemelvaarts-boot van Ra, om het lichaam van Osiris te genezen door spuug. Het genezen door spuug wordt later gebruikt in de verhalen van Jezus waarmee Jezus een blinde geneest. Het Egyptische Dodenboek uit het Nieuwe Koninkrijk Tijdperk van Egypte wordt ook wel 'Het Boek van Thoth' genoemd. In de Latijnse Bijbel, de Vulgata, was Jozef van Arimathea de occulte discipel van Jezus, vertaald de geheime discipel van Jezus, die ook Jezus in het geheim, in het occulte, begroef. Hij had een nieuw graf uitgehouwen in een rots, in een graftuin. In het Egyptische Dodenboek waar dit uitgehaald is om de christelijke mythe te formeren is dit de Naref-nacht waarin Osiris in het geheim wordt begraven in spreuk 18. Dit graf wordt in spreuk 92 geopend, waardoor Osiris gewekt wordt door het oog van Horus, door zijn zoon. Boven het graf bevindt zich de zonneschijf. Osiris zou dan mee gaan met het oog van Horus, opdat Osiris het terug zou geven aan RA. Oorspronkelijk was dit het oog van Ra, en het stelde zijn dochters voor, als de vrouwelijke zon. Het oog van Horus was een godin genaamd Wadjet, de uraeus, de slang op de kroon, die de opstanding uitbeeldde. Ook wordt aan het einde van deze spreuk de weg geopend om te komen tot de dagboot, als een beeld van de hemelvaart. In spreuk 100 zijn dit de grotten van Hapi die geopend zijn, om zo de wegen vrij te maken voor de zonneschijf. Hapi is een zoon van Horus, en de god van de overstroming van de Nijl. Ook is hij de god van de vissen en de vogels, en wordt genoemd als de grote renner en het belangrijkste kind van Horus in spreuk 521 in de sarcofaag teksten van het Midden Koninkrijk. De opstanding en wedergeboorte heeft te maken met eb en vloed, als het sterven en de wedergeboorte van de zee. Dit ligt ten grondslag aan het ondergaan en opkomen van de zon en het hele christendom wat daaruit voort is gekomen. De eb en vloed van de Nijl werd toegeschreven aan de zaadlozing van de scheppergod Atum, die vaak aan Ra gelijkgesteld werd als Ra-Atum. Dit hele idee komt ook terug in de Bilha, in boek 29. Het Zaad van Ham, waarin het zaad van Ham de zondvloed veroorzaakte, wat voorkwam in de Saramse mythologie, oftewel de mythologie van Mars, wat de Romeinse naam voor deze planeet is. Ham was één van de zonen van Noach in het OT. In Spreuk 100 van het Egyptische Dodenboek is Osiris overgevaren naar Boesiris, een belangrijke troonplaats van Osiris in het Laatste Oordeel. Hier wordt in spreuk 18 de vijand tot vee gemaakt, en geslacht, waarop het bloed tot de inwoners van Boesiris wordt gebracht. Dit wordt ook het openmaken van de aarde genoemd. Dit komt nog lichtelijk terug in de latere Aramese en Israëlitische teksten van het OT, maar wordt totaal verkeerd voorgesteld in het christendom in de cultus rondom het bloed van Jezus. Oorspronkelijk ging dit dus om het bloed van de vijand, als het teken van de overwinning over de vijand, wat voorgesteld werd als de jacht en de slacht. Ook Horus was oorspronkelijk de jagersgod. In spreuk 96 wordt het speeksel van Aker besproken, de dubbelhoofdige leeuwengodin van de aarde verbonden aan het Haker-feest, het vastenfeest van de opstanding van Osiris, ook verbonden aan Hagar, de moeder van Ismaël, Areta. Dit speeksel is om de vijand tot rust te brengen, en ook het bloed van het ruggemerg van Geb, de aarde, werd hiervoor gebruikt, als een beeld van de vijand die tot vee was geworden en werd geslacht in Boesiris, als het openhakken van de rug van de aarde. Hier komt dus oorspronkelijk de mythe van het speeksel van Jezus dat de blinde genas vandaan. Het speeksel was oorspronkelijk ook een beeld van de sexualiteit, verbonden aan de Aker, die de vijand overwon, dus in die zin is sexualiteit demonologisch, en als het eenworden met de godin van de aarde. Dit wordt verricht door degene die in het oog van Horus woont, die de Wet tot Ra brengt. In de daaropvolgende spreuk 87 wordt deze persoon 'de Overstroming' genoemd. Het speeksel wijst ook op de wet van eb en vloed, op het sterven en wedergeboren worden van de zee. Spreuk 101 is een spreuk om de boot van Ra te beschermen, terwijl spreuk 100 een spreuk was om aan boord te gaan van de boot van Ra. Spreuk 101 gaat over hij die het water splijt, als een beeld
Page 122
van het sterven van de zee, wat ook terugkomt in de latere Mozes mythe. Vandaaruit rijst hij op uit de oerwateren, op het achterste van zijn boot. Dit is Ra waarvan in spreuk 87 gezegd werd dat hij de Wet zou ontvangen, zoals Mozes dus. Dit gebeurt in spreuk 101 door de majesteit van Thoth, het Woord, waarvan Hapi, de Overstroming, een belangrijk onderdeel is, als de wedergeboorte van de zee. Dit is in spreuk 101 het geheim van zijn grotten waardoor Re verlicht werd en Re werd, en een ieder die dit geheim kent. In de Egyptologie wordt ook telkens de lijn tussen god en mens doorbroken, opdat de mens zelf als god wordt, en niet afhankelijk, dom en onderdrukt wordt gehouden. De Egyptologie is dus de zwaar metaforische filosofie van de demonologische emancipatie waarin de aan zichzelf stervende mens deel kan hebben aan de goddelijke natuur. Nephthys is de duistere zuster van Isis, de dualiteit. In de Bilha staat vermeld dat zij de bijbel en de koran heeft geschapen, niet als waarheid, maar als de enigmatische sluiers van haar tempel. Nephthys en Isis waren de gevleugelde godinnen op de Egyptische ark : de boot van Ra. Dit werd overgenomen door Mozes : De boot werd tot kist, en de godinnen werden tot cherubs. Nog steeds is de ark Egyptisch en herbergt een groot geheim. Nephthys is in de Egyptologie de nacht, terwijl Isis de aanbrekende morgen is, als een grote dualiteit. Isis is de goddelijke kern, en Nephthys moest dit verhullen, en daarom is Nephthys ook onmisbaar in de verklaring van de apocalypse, Openbaring. Nephthys is de godin van het water, van de zee, en ook van de wedergeboorte van de zee. Zij is de godin van de geboorte, een hoogst-belangrijke dynamiek in de Egyptische filosofie. Zij brengt het diepste van de mens naar boven, als godin van de onderwereld. Isis betekent 'troon', en zij is als de goddelijke troon, de goddelijke koningin. Zij was de koningin en moeder van de goden, en was de kern-dynamiek waaruit later Jezus voortkwam om dit te vermannelijken en te bedekken. Nephthys zelf richtte de Jezus cultus op om haar zuster, Isis, te beschermen. Het was een oorlogs-strategie, om indringers in de tempel af te leiden. Nephthys is daarom ook de personificatie van de zwarte tempel en de verdonkering van de vrouw. Hoe dieper de mens in het paradijs komt, hoe donkerder de vrouw zal zijn, als een beeld van de verborgenheid. De vrouw ligt hier niet meer te grabbel zoals in de lagere aardse gewesten. Daarentegen zal de man steeds lichter zijn dieper in het paradijs, steeds blanker. Vandaar dat in de lagere aardse gewesten in het enigmatische racisme de donkeren worden onderdrukt, en de witte man wordt verheerlijkt. Zij willen niet dat de witte man een stapje terugzet. Zij willen de donkere moeder blijven onderdrukken. Toch is deze schijnrealiteit opgezet door Nephthys, om de mens door de illusies van controle af te leiden van het geheim. De Moeder wil geen indringers, en daarom zet zij deze leugen-labyrinten op. Het is niet haar realiteit, en die zal ze ook niet makkelijk delen. Voor de moeder is de ideale man niet de man van de lagere aardse gewesten die overal laat zien hoe wit hij is en hoe toegewijd aan de aardse systemen : dominant over de vrouw, dominant over de donkeren, als een vriend van de stad. Het witte wordt vereerd als de topkleur, en zij hebben hun grote witte troon opgericht. Ook in het enigmatische, maar racistische, recente boek van Mormon wordt het witte opgehemeld en wordt het donkere gezien als een vloek die over de zondige mens kwam. Vandaar dat nog niet zo lang geleden er geen donkeren in het Mormoonse priesterschap mochten worden toegelaten. En dit zijn wel hele verdraaide paradijselijke glimpen. De moeder wilde geen allemansvriend die altijd maar ja zou knikken bij alles wat het systeem uitvoerde. Neen. De moeder wilde een vijandige man, die een vijand was van iedereen, en iedereen een vijand van hem. De moeder wilde een afgezonderde man, een vechter. Geen materialistische vechter, een vechter voor geld en macht. Neen. Een vechter voor het hoogste goed, een vechter tegen de demonen van de tijd. Zo schiep de moeder Ismaël. Genesis 16 11 Voorts zeide de Engel des Heren tot haar: Zie, gij zijt zwanger, en zult een zoon baren, en hem Ismaël noemen, want de Here heeft naar uw ellende gehoord. 12 Hij zal een wilde man van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem. Hagar-Areta was de moeder van Ismaël. De RASHA stam is in het Hebreeuws de stam die afrekent met het huichelende recht van de stad. Zij zijn aangesteld onder Areta. Ismaël is nauwverbonden met de rasha stam. Ook Egypte is onderdeel van de RASHA (Ex. 9:27). In I Samuël 2:9 zijn de rasha hen die een theofanie, godsverschijning, (damah) hebben ontvangen en daardoor in de duisternis met stilte (damam) zijn geslagen om zo afgezonderd te zijn. Zij leven niet door kracht maar door verbrokenheid. Zij staan niet stevig in het leven. Zij rennen van het leven weg. Zij zijn bewoners van de hel in Psalm 9, de baarmoeder. Zij leven en kampen met pijn en vrees hun hele leven, als op de golven, in Job 15:20, en overwinningen zijn altijd maar kort in Job 20:5. Rasha is oorspronkelijk een Egyptisch woord, een bijnaam van Ra, wat hetzelfde betekent. Rasha betekent in het Egyptisch 'het land dat overgaat in de zee'. Verbonden hieraan is RESU, RES, RS : wakker houden, priester, offeren, slachten, fokker, vee-kooi (van lammeren), veehouder en RESHA, RESHI : overwinning, triomf, alertheid, tederheid en RESH, RESHI, schaamteloos. Het was de volledige naam van Ra, als de oorspronkelijke Egyptische Ismaël. RASHA is geen eenzijdigheid, maar dualiteit, verbonden aan de visvangst, die in de Bilha een metafoor is voor het overwinnen van de eenzijdigheid. De strijd tussen eb en vloed is de strijd tussen eenzijdigheid en dualiteit. Nephthys is altijd de schaduw-stem in ons die precies het tegenovergestelde zegt, en dit is RA-SHA ook. SHU, SHA, is de zoon van RA als zijn innerlijke kind, die scheiding maakte tussen Geb en Nut, tussen de aarde en de hemel, opdat de sterren geboren zouden worden. Hiervan horen we de echo in Jezus die kwam om scheiding te brengen, het zwaard. Het is de strijd tussen sterven en wedergeboorte. In het Boek der Poorten wordt Osiris ook de zoon van Ra genoemd. Osiris, SA-RASHA als de zoon van RASHA. RASHA is dus de weg tot de SA, de Egyptische gnosis. Op Ra's tocht door de onderwereld op zijn boot vaart hij altijd met SA die het woord voor hem doet. SA spreekt de wachters aan, als beeld dat een mens geleid moet worden door de gnosis. Horus, RS, ook een vorm van Rasha, is het innerlijke kind van Osiris, de 'zoon' van Osiris, wat een sleutel is in de opstanding van Osiris. Dit komt ook terug in het NT dat een mens niet binnen kan gaan zonder een kind te worden. In die zin moet dus ook het Jezus verhaal begrepen worden dat Jezus het innerlijke kind is, en dat zonder kind te worden de mens niet binnen kan gaan. Daarnaast blijft de nadruk dus op de zoon in de zin dat de mens zich moet onderwerpen aan de Moeder, terug moet gaan naar de Moederschoot, de hel, om te worden tot de rasha, een rashiet. Er zijn dus twee redenen waarom een mens niet kan ontkomen aan het woord 'zoon'. Het is alleen de bedoeling hier esoterisch mee om te gaan en niet orthodox. Horus, Heru, was één van de vormen van Ra waarin hij veranderde op zijn tocht door de onderwereld, als het innerlijke kind wat overwon, maar het hele principe trad uit zijn bedding en resulteerde uiteindelijk in de Jezus Christus cultus, een allesverwoestend vuur. Daarom is het van belang tot een dieper begrip te komen wat Horus oorspronkelijk was. Horus was dus een element van Ra, als H-ra, H-rasha. De H is een belangrijke letter in de Egyptologie, en een belangrijk element in de dodentocht van Ra, of de Rasha stam, door de onderwereld. De H staat in het Egyptisch voor loon, zodat Horus, H-RA(SHA), het loon van de rasha betekent, het loon van de heilige rebellie, de heilige vijandigheid. Horus als HA-RASHA betekent in het Egyptisch de heilige gebondenheid van en door de heilige vijandigheid, als het loon van Ismaël. HA-RASHA betekent ook het binnengaan van de boot van RA, van de rasha stam. In die zin moest Ra dus wel in Horus veranderen om zijn eigen boot binnen te kunnen gaan. Horus als HAI-RASHA betekent het naakt zijn van de rasha stam, het leeg worden, het openbaren. HAI is de naakte god in het Egyptisch. HAI is ook een vorm van RA. Horus als HEH-RASHA is het eeuwige land van de rasha (ra). De impact van HERU, Horus, is niet meer weg te denken. Horus werd vermannelijkt en nam het hele Egyptische rijk over, en werd het fundament voor de komst van Jezus Christus. En dit terwijl Horus oorspronkelijk vrouwelijk was, wat ook werd aangegeven in de Pyramide teksten van het Oude Koninkrijk (2639-2216 BCE). In PT 42 staat : "Neem de punt van de eigen borst van HERI, HERE, Horus, en neem wat voor je
Page 124
mond is : melk." HERA is ook een Egyptisch woord voor melkvat. Als HEER werd Horus groot in het Germaanse christendom. Zij was oorspronkelijk dus HERI, de godin. Wanneer het woord HERE gebruikt wordt in de christelijke liturgie, dan gaat dit helemaal terug naar de oorspronkelijke vrouwelijke Horus. HERE is ook de naam voor de Griekse moedergodin in het Ionisch en Homerische Grieks. Als we het over HERE hebben, H-RE, dan hebben we het over het touw van RE in het Egyptische alfabet, want de H heeft als hiëroglief het touw, wat een beeld is van de heilige gebondenheid. Zonder het touw komen wij niet op de boot van RE voor wedergeboorte in de onderwereld. De H, als HA, zorgt ervoor dat wij in die boot eerst afdalen in de onderwereld om hard werk te doen, waar de mens aan zichzelf sterft. De HA leidt de valse natuur van de mens tot de vernietiging. De HA is hiertoe ook een groot vuur in de onderwereld. Het Germaanse, Duitse 'Herr', wat Heer betekent, is in het Egyptisch vrouwelijk als het baren van kinderen. Dan leidt de HA de mens dieper in de honger, in de leegte, om van alles los te komen. HA A, HA, is ook het begin, zodat H-RE, HERE, het begin van RE betekent, als de wortels van RA. De mens moet de wortels van RE kennen om op de boot van RE te komen. H als HAI betekent wenen. H als HAU is boot, zodat HERE ook de boot van RE is. HA, HAA is ook het achterste, zodat HERE ook de billen van RE is, maar in het Egyptisch is de oorsprong van RE vrouwelijk. R, ER is namelijk een godin. R, als ER en ERR betekent namelijk : sterker dan de goden. Zij is de schepper van alle goden, en zij betekent ook : 'mooier'. De letter R betekent in het Egyptisch, net als RA : 'tegen', als tegenover en tegenstander, als de dualiteit. De Egyptische hieroglief van de letter R is de mond, wat dezelfde betekenis is van RE. RE betekent tegenspreken, R als RAAU betekent ook : onbereikbaarheid, weggaan. HERE is ook de seizoenen van RE, R. R is in het Amazone alfabet de godin van de psalmen. H als HA, HAA betekent het binnengaan van de boot, en ook binnengaan op zich, en het afdalen, een zeetocht. HA betekent ook copuleren. HERI, HERE, is de metaforische geslachtsgemeenschap met de godin R, ER. De boot is een beeld van haar vagina. De mens kan haar vagina alleen binnengaan door het heilige touw, door het afdalen in de onderwereld, door aan zichzelf te sterven. Zo kan de mens ook tot overwinning komen, tot de heilige vreugde en het aanbidden van R, ER (hai, haiu). In PT 697 splijt de mond van de aarde open, waardoor de aarde spreekt, waardoor de koninklijke R opkomt, zoals het beest uit de aarde in de Openbaring en de vrouw op het beest als zijnde de vrouw op de boot. Ook is dit in deze spreuk verbonden met Orion. Zij is aan vele wateren en koninklijk. Ook de opkomst van de wereldrijken in de teksten van Daniël zijn de verschillende vormen van R waarin Zij veranderd wanneer Zij door de onderwereld gaat op Haar boot. In PT 681 verandert R in Heri, Here, en zij wordt als zodanig gekroond door de dode, opdat de dode in Haar ascensie zal vinden. In PT 683 komt Horus in ascensie voort vanuit de Nijl, als de lange hoorn, als de adder voortkomende vanuit Re, als de uraeus van Seth. Deze twee slangen zijn één en zijn vrouwelijk. In het boek Daniël wordt een ram, het Perzische rijk, omvergestoten door een bok met een lange hoorn, het Griekse rijk. De ram is een veelgebruikt symbool voor Ra en wordt zo overgenomen door de lange hoorn, Griekenland, door HERE, die ook de Griekse moedergodin was. Deze overgang is als het komen van R tot Haar boot, HERE. In de Aramese grondtekst van de bijbel is Marya, Mara, de naam van God, wat overgenomen werd door het Roomse rijk als de moeder godin, Maria. MA-RA is in het Egyptisch de Wet van Ra. In het boek Openbaring van het NT zien we een vrouw op een beest in plaats van de godin R op de boot. In de Bilha, boek 39, staat : 21. Zo zien we Bilha die op het beest rijdt worden tot Bakroe die Haar heilige billen laat zien, als de poort tot de wedergeboorte. In de Pyramide Teksten van het Oude Rijk, in PT 539 staat : "Mijn billen zijn de nachtboot en de dagboot." In de Egyptische taal is het schip een metafoor van de billen. Dit is een dualiteit. De billen zijn een teken van de jacht, de opstanding en de wedergeboorte. In het twaalfde uur zien we Nun, Nu, het schip van Ra optillen. Nu is de jacht, en zijn vrouwelijke equivalent, NUT, NU-T, is de eeuwige jachtvelden. We zien hier Ra de eeuwige jachtvelden binnengaan, oprijzende als de KHEPRI, wat beeld betekent, projectie, illusie, creatie, transformatie. Het beest, Ra, krijgt hier een beeld, wat ook weer terugkomt in Openbaring in het NT. Kephri is in het Egyptisch ook een wonder, een helm en één van de negen vernietigers van de verdoemden. Het is een zekere dans van signal processing, photonics en structural coloring die een illusie creëert, een projectie, als een camouflage, een masker, als een dualiteit, waardoor spontaan het verschijnsel van wedergeboorte ontstaat. Ra ontvangt hier zijn dubbel. Ismaël wordt bedekt met het paradijselijke vuil van de aardbodem. Een ander Egyptisch woord voor jacht is HEMA, wat ook een andere naam is voor NU-T. In de voordynastische periode van Egypte was Serket de moedergodin, de schorpioen. De eerste farao's noemden zich daarom ook soms "Schorpioen". Zij is het fundament van Egypte. De schorpioen was in Egypte het beeld van het moederschap. Ook was de schorpioen een beeld van het meer van kokend water, van het vurige gebied van de onderwereld. Dit was een gebied van eeuwige oorlog, als een arena, ook wel genaamd de Serser. De schorpioen was een beeld van de invoersbelasting, als een soort van douane, en dus ook van de grenzen in het leven, de restrictie. De schorpioen was de baarmoeder, de TEN. Dit was een principe van wederstaan, als een tegenstander, een vijand, om het kind te vormen. Alleen zo kon de moeder het kind in leven houden en het kind bezitten. De schorpioen was dus een beeld van preventie. Later werden de godinnen steeds meer veranderd in vee en kwamen mannelijke goden steeds meer op de voorgrond om de godin weg te drukken. Oorspronkelijk was Serket de tocht door de onderwereld, de TA, wat ook schorpioen betekent, en als de UHIT staat het voor de kampen van nomaden in de wildernis. Oorspronkelijk gingen de doden door het lichaam van Serket, als de schorpioen. Later werd dit vervangen door de koe en hemelgodin, Nut. Alle aandacht werd toen ook gevestigd op Ra die de tocht door de onderwereld maakte, terwijl Isis ook zulke tochten maakte. Isis was ook een schorpioen godin, st-ta-uh, SATA-UH, als een dochter van Serket. Serket is ook een aspect van Isis. In Orion wordt Serket ook wel SUTI genoemd. Om in contact te komen met de schorpioengodin moest de mens eerst symbolisch sterven door de schorpioensteek. Dat wat de christenen de Heilige Geest noemden en de gnostici de gnosis was in Egypte de ka, wat als het overstromen van de Nijl was, en van een meer in de onderwereld (kha). Tegelijkertijd is dit de vlammen die de doden opwekken in het boek der poorten. Deze vlam is genaamd STY, wat ook weer verwijst naar het Orionse SUTI, en naar SATAN, en is een vorm van Serket, van de opvoedende hel, de baarmoeder. Ook in de Bijbel wordt er voor het vuur van de hel en het vuur van de Heilige Geest hetzelfde woord gebruikt. Het wortelwoord van KA is KHAU, wat gebondenheid betekent, touw, als een beeld van de heilige gebondenheid. STY is in het boek der poorten afgebeeld als een slang, wat een beeld is van het touw. Het gaat dus in diepte om het ontvangen van het touw. De baarmoeder is in het Egyptisch ook een gevangenis, als een gids. Hier wordt dus alles afgemeten. Het kokende water is verfrissend voor de heiligen, maar voor de onrechtvaardigen is het vernietigend. In het boek der poorten van de periode van het nieuwe koninkrijk gaat het hier om twaalf goden die Ra vereren. Ra was dus degene die Isis verving in haar tocht. Jezus en de twaalf discipelen komt van Isis (Ra) en de twaalf goden. Zij gaan door verschillende fases heen om tot ka te gaan, wat door de christenen tot heilige geest werd gemaakt. Zij gaan tot een meer van sissende slangen, wat betekent dat zij gaan tot een hypergevoelig alarm wat alles wederstaat om het te testen, zich niet zomaar over te geven, voorzichtig te leven, wat zelfs een oproep in de bijbel is om voorzichtig te zijn als slangen. Dat is ook het teken van het ontvangen van Ka. Het is een ontwaking. De mens wordt zo tot een heilige satan, een heilige tegenstander. De mens komt zo in contact met serket, wat ook terugkomt in het boek Openbaring waar de put van schorpioenen wordt
Page 126
geopend. Dit is een beeld van de amazones die terugkomen, de oorspronkelijke moedergodinnen, want er wordt duidelijk bijgezegd dat het vrouwen zijn (Opb. 9:8). Opb. 9 5 En hun werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden, maar dat de mensen zouden gepijnigd worden, vijf maanden lang; en hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt. 6 En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken, maar hem geenszins vinden, en zij zullen begeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg. Vijf maanden is zestig dagen, wat natuurlijk symbolisch is. In deze tijd kunnen de mensen zich niet meer verstoppen in "de dood". Ze kunnen niets meer negeren of afwimpelen, maar moeten de consequenties van hun levensstijl onder ogen komen, en alles wat ze anderen hebben aangedaan. In die zin hebben we te maken met een goddelijke twee-eenheid van Serket en Isis, moeder en dochter en hun legers. Serket is dus een aspect van Isis, zoals de moeder een aspect is van de dochter. De twaalf heiligen gaan dus tot het meer van de slangen, wat een beeld is van het ontvangen van ka, khau, als het touw, de heilige gebondenheid. Dit is een sissende, blazende voorzichtigheid. Het is het ontvangen van Serket, de godin van gif, de schorpioengodin van de Egyptische prehistorie. Isis gaat op haar boot door het lichaam van haar moeder Serket, als het sterven en wedergeboorte van de zee, of de rivier de Nijl, als eb en vloed. Zij is een beeld van Orion die steeds vernieuwd wordt, als de metaforische "zon" (bron) van het heelal. De Egyptische wortel van het hele satan gebeuren, STN, is de tocht door de onderwereld, als de schorpioen, de voorzichtigheid die zich uit in het wederstaan. STN, shten, is ook de heilige gebondenheid en het koninklijke, als een goddelijke wortel en bron, als een gids, wat ook weer terugkomt in het Orionse orakel, waarin Serket de gids is, de map. Serket is dus de vrouwelijke oersatan, de moedersatan. Zonder dit principe is er geen wedergeboorte en geen doorgang in de onderwereld. Vandaar dat de christenen 'satan' overmatig demoniseerden. Ook heeft STN de TN, TEN wortel van de moederschoot. Dit is ook de wortel van de TENTA, een ander woord voor schorpioen. In het nieuwe rijk was er de farao Akhenaten die na de semimonotheïstische cultus van Amen een puur monotheïstische TEN, ATEN cultus oprichtte, die het fundament werd voor het christelijke monotheïsme. Deze god was vrouwelijk en mannelijk en wees terug op de oorspronkelijke TEN, als de rode zon, een beeld van de schorpioen, de moederschoot van het primitieve tijdperk. De T klank is ook de letter van het steken. De Judaïsten namen deze god over en vermannelijkten het tot Adon, Adonai, de vader, de meester, maar zij hadden nog steeds de TEN, als de S-TN, satan, als de beproevende agent van God. In Numeri 22:22 verandert de engel des Heeren in de satan om Bileam tegen te houden, in de Hebreeuwse grondtekst. Met de opkomst van het christendom werd de stn volledig gedemoniseerd. Jezus, de enige weg tot God, was als een voortzetting van Akhenaten, die zichzelf als de enige weg tot de Aten had opgesteld. Ook in de Egyptische Bijbel (EB) in het Vuh deel van de Amazone Bijbel, de Tweede Bijbel, staat dat de Aten een schorpioen is, in Emerius 4. In de apocalypse van de bijbel, in Openbaring 9, wordt de put van de schorpioenen geopend door een vrouwelijke engel. Dit is als de terugkeer van TEN, van Serket. Het hele boek Openbaring is als een reis door de onderwereld. In de Egyptische Bijbel staat hierover, in de boeken van Tefnut over de vernieuwing van Orion : "In Tefnut (water- en vuurgodin) hebben wij volmaakte liefde, slaapliederen en nachtliederen om de poorten te openen. De nachtspelers wekt zij op, en zij komen tot het zwarte gat. Zij leert hen harp en viool te spelen, en te duiken in de nacht. Grote glorie trekt zij voort, en zij laat niet weinigen achter. In Tefnut hebben wij volmaakte liefde, door nederigheid voortgetrokken. In stilte is haar vertrouwen, en zij leidt haar geliefden van stilte tot stilte. In Tefnut hebben wij volmaakte liefde, door pijn verkregen, door moed om door te gaan, om de doorn te laten indalen. Doornen hebben wij gegeten. Schorpioenen zijn in ons binnengekomen. De stenen van Tefnut kennen wij, waaruit zij haar sappen schenkt. Haar stenen en doornen kennen wij, de steen, de doorn, en het sap wat erdoor stroomt. Haar geheimen kennen wij, die zij ons door Bastet heeft gebracht. Ja, niemand zal ons de Anubis ontnemen. Zij heeft hem verzegeld. Wij hebben haar slaapliederen gespeeld, wij hebben schaamte en schuld gedragen om haar wil. Door betoveringen bracht ze ons tot leven in de nacht. Zij maakte van onze pijnen een schip, van onze angsten een zeil. Zij maakte van onze schaamtes een roer, van onze schulden een zee." Tefnut is vuur en licht voortkomende vanuit het water, vanuit eb en vloed, als de waterlichten. In de EB wordt duidelijk in het boek Scarabeeen dat de waterlichten in het huis van Aten, TEN, zijn : Hoofdstuk 2. 9. Zij opent de kelen en doet de voeding vloeien. Als melk is zij, als de tepel van Sekmeth. 10. Zij dan woont in het huis van Aton. Zij is de Esmeralda. Wanneer haar stralen zijn doorkliefd, neemt hij haar mee, tot de kamer van zijn hart. Hij laat haar zien, de gouden straten vanuit zijn ramen. 11. De lichtgouden globe staat op zijn tafel. Zij draagt hem, als de standaard van een lam. 12. De waterlichten liggen op zijn tafel. Zij heeft sleutels om deuren te openen. Zij is zijn prinses, als het vuur van zijn adem. 13. Oh, Aton, gouden muren staan tussen jou en mij. Als zij doorkliefd zijn, zullen wij samen zijn. De waterlichten zijn hier dus belangrijke sleutels. Dit is ook belangrijk om het valse licht te overwinnen. In de poëtische boeken van het Eeuwig Evangelie (EE) in het Vuh deel van de Tweede Bijbel worden de waterlichten uitvoerig besproken. Ook daar zijn zij sleutels, en zij zetten de opgesloten kinderen vrij. In het boek Waterlichten III staat hierover : "De kinderen waren opgesloten achter gouden tralies. Maar de waterlichten openen hen nu." In het boek "Terreur van het Oude Schaakbord" wordt beschreven dat de waterlichten hongerig zijn om de andere lichten (het valse licht) te eten. Niemand kan redden wanneer de waterlichten toeslaan, en zij zonderen het oude, valse licht totaal af, zodat niemand het meer kent. Zij die de valse lichten volgen worden tot vreemdelingen in hun eigen land, en zij zullen gedisoriënteerd zijn, niet meer wetende waar zij zijn. De waterlichten zullen ook de valse, oude schoolbellen van het valse licht eten. Zij worden beschreven als lange insecten. De bijbel beschrijft hen als sprinkhanen, met de stekende eigenschappen van schorpioenen. Als Ra tot wedergeboorte komt in de morgen na zijn tocht door het lichaam van de moedergodin, de onderwereld, dan wordt hij tot de morgenzon, de Khepri, wat ook een insect is in de Egyptologie, een kever. Dit is verbonden aan de rode zon, de schorpioen, de aten, TEN. De SA TEN is de kennis van TEN. Vandaar dat de christenen de satan weergaloos bestrijden zonder er ook maar iets wijzer van te worden. De Khepri wordt soms ook afgebeeld als een persoon met een insect als hoofd. In dit boek, "Terreur van het Oude Schaakbord", wordt duidelijk gemaakt dat de moeder dit veroorzaakt. De moeder, de baarmoeder, is de drijvende kracht achter de waterlichten. In het boek "Maankind" worden de waterlichten beschreven als het vergetene, als de vergetelheid, als verloren geraakte kinderen, wat duidt op de kinderen van de wildernis. In het boek "De Bomentaal" worden de groene waterlichten genoemd die "het Egyptische oog" omhullen, oftewel het Egyptische geheim, enigma. Dit is een geheim diep in de distelvelden, wat ook weer een beeld van de schorpioen is. Het wordt beschreven als een grote oorlog. In het boek "Het Wekken van de Wesp" worden de waterlichten beschreven als "de goden van TEN", oftewel van de schorpioen, de moederschoot. Zij staan beschreven als gezichten op speelkaarten. In een ander poëtisch boek in de Vuh, in de Kodok, in het boek "Het Witte Konijn" worden de waterlichten ook beschreven als zachte groene lichten die ook tot draaikolken kunnen worden. Zij splitsen en breken de hersenen van hen die door hen heentrekken. Er blijft dus niets van het oude verstand over. Alles wordt geanalyseerd. Het zijn gebroken lichten. Wanneer ze spreken worden hun ogen wild en hun tong raakt in vuur. In weer andere boeken komen zij voort vanuit de geboorte, vanuit het verjaardags-enigma, soms voorgesteld als een portemonee. In die zin kan worden geconcludeerd dat de waterlichten als het geld van de gnosis zijn, als het loon, maar dit is dus niet los van de geboorte. Het is de portemonee van de verjaardag, dus in die zin kan het niet gestolen worden. Het moet verdiend worden. Het moet door natuurlijke processen geboren worden. Geld, loon, moet eerst geboren worden voordat je het hebt. Er is geen andere manier. In weer andere boeken worden de waterlichten voorgesteld als de scherven van een gebroken spiegel. Het was een kind die op een standbeeld van een zwart paard was geklommen en er toen afviel. Het zwarte paard rende toen de markt op, terwijl het kind een hoofdwond had, maar dit was om de afstand tussen de
Page 128
mens en de godin, gnosis, uit te beelden. Ook worden zij voorgesteld als "vreemde dagen", wat de naam is van een soort drug van de gnosis. Isis had veel namen in het oude Egypte, waaronder S, ST, SAT, en US. Als SA, of US, was zij de gnosis, de practische kennis, op de boot van Ra, die door de onderwereld ging door de poorten van de verschillende uren. SA, US, oftewel Isis, deed het woord voor Ra. SA was zowel een manifestatie van Ra als van Isis. Vandaar dat Ra en Isis nauw aan elkaar verbonden zijn. In het Orions is Isis zowel US genaamd als KRAAL. TEN is een naam voor Serket, wat haar de moeder titel gaf, als een beeld van de moederschoot van de onderwereld. Isis, als SAT, SA, gnosis en Serket als TEN, moederschoot, vormden een belangrijke twee-eenheid in het oude Egypte, als SA-TEN, SATAN, wat door de christenen gedemoniseerd werd, want zij vreesden de dubbele Moeder Gnosis. Het vormde een bedreiging voor hun patriarchische markt. Satan, oftewel Isis-Serket, was de nucleus, de kern van het oer-Egypte, het principe van de wedergeboorte. Zonder dit principe kon de mens niet de cyclische tocht door de onderwereld maken. Daarom draagt de bijbel nog steeds in de diepte deze Egyptische cyclus. In het zevende uur van het boek der poorten moeten de twaalf gezegenden (discipelen) als onderdeel van het ontvangen van de heilige gebondenheid (KA, KHAU) komen tot de Wet, de godin MOA (Ma'at, Ma), om zo haar veren te ontvangen, haar wetten, die hen in de heilige gebondenheid houden. Zij moeten deze veren dan ook dragen, en zij ontvangen die veren als vlammen op hun hoofd, als een pinksteren. Zij zijn degenen die de Wet hebben uitgevoerd, en hebben gestreden voor hun godin. De godin MOA staat namelijk ook voor de heilige arena. Dit is ook een plaats van het heilige oordeel waarin zij worden getest aan de veren van MOA. Als zij de veren van MOA dragen kunnen zij niet verstoord worden door het kwaad, dus zij komen dieper in de heilige rust, in de heilige leegte, door deze wetten. In dit proces worden zij nog dieper gebonden aan de palen, en zo ook hun vijanden. Dit zijn twee lagen onder elkaar. In de bovenste laag krijgen de twaalf de veer van MOA, de wetten, en in de onderste laag worden zij en hun vijanden (hun valse natuur) gebonden aan de palen, om gekastijd te worden. In de laag daaronder komen de twaalf tot de graanvelden. Eén van de Egyptische woorden voor graan is BUT, BT. BT is ook de sprinkhaan, lang insect (bai-t), als een beeld van de waterlichten, de geboorte van het ware inzicht door eb en vloed. Ook is BT een woord voor wapens (baait). Door het ontvangen van de wetten en de heilige gebondenheid kan de gezegende zo veilig de wapens ontvangen, om zo te vechten in de arena van MOA tegen het valse zelf, opdat ze aan hun valse natuur zullen sterven. Een ander Egyptisch BT woord voor graan is BET-T, wat een beeld is van de troon (bet). De traan is een beeld van de heilige tabletten van het goddelijke woord (beta). Ook ISIS is de troon in het Egyptisch. De twaalf komen hier heel specifiek tot Haar, tot US. Dit weerspiegelde in het christendom als Jezus zijnde het Woord. In Egypte is ook de ibis-vogel een beeld van het Woord, de Logos, als zijnde de vogel die boven alles is uitgestegen. In het Egyptisch is graan als HI, H, verbonden aan de papyrusplant (ha, hai), de studie van het Woord (haiu), waarvan het afdalen in de onderwereld (hi, ha, haa) om de godin te dienen (hi, ha, hai) een beeld is. Dit is het ware metaforische 'komen tot de billen van de godin' (haa), als zijnde de tabletten van het Heilige Woord van de ibis. Dit wordt ook HAA-T, HT, genoemd, naast HAA, wat een naam is voor de godin van water en vuur, van de waterlichten, Tefnut (hait). In de billen van de godin, het Woord, komt het vuur voort vanuit de oceaan, vanuit eb en vloed, als het ware inzicht en licht. Zij die hier in onheiligheid naar grijpen zullen sterven, maar een ieder die tot de godin komt zal sterven aan zichzelf. Haar voorkant is HA-TI, HT, wat ook heerseres betekent (hatt a), en het primitieve, het eerste, het begin (ha-t, ha a, ha-ti a), wat helemaal doorloopt tot het einde als een pad. Dit zijn ook de borsten van de godin. Hier mag niet te licht over gedacht worden. Het is een oorlog (haa). De godin zal hen die toenaderen eerst bevechten en slaan (haa-t, haait), om zo de mens te leiden tot de heilige restrictie (hat). HA-T is ook de geslachtsdelen van de vrouw, haar schaamlippen. Het is de vuilheid van de vrouw (hua-t). Zij is als de HT ook de poortwachter. Zij die hier komen zijn niet roekeloos, want allen zijn zij geslagen met vrees (huti). Zij is een agent van vrees (huti). Zij is als een schorpioen (het-t). Hier hangen de bloedende vervuilde huiden (heta) van haar geslachte vijanden, van geslacht vee (runderen, het). Zij slaat hier met ziekte indien nodig (heta). Zij wordt hier voortdurend wedergeboren (heti-t). Zij die hier komen hebben niets in te brengen en zijn onderworpen aan haar belastingen (ook : invoerbelasting, militaire oproep, het). Het zesde uur is de ingang tot de troonzaal van Osiris, de hal van het oordeel. Osiris, Egyptisch : Usir, User is een latere vermannelijking van Isis-Serket, de dubbelgodin US-SER, als een beeld van de tronende moederschoot van de onderwereld. Oorspronkelijk was het zesde uur de ingang tot de troonzaal van Isis-Serket, US-SER. Van hieruit werd MOA, de woeste wildernis godin van de Wet en de Arena uitgezonden om de heilige gebondenheid te brengen, haar touwen uit te werpen. Zij is in de Israëlitische religie Abbadown, de Vernietigster. In het boek Iyowb staan de Onderwereld en de Vernietiger, Abbadown, naakt, zonder bedekking, voor het Aangezicht van God (26 : 6). Zij zijn als Jagers op de mens afgezonden om de mens terug te brengen tot de diepere plaatsen van de onderwereld waar de mens vandaan komt. Iyowb weet dat hij naakt tot die plaatsen zal wederkeren, omdat hij daar naakt vandaan is gekomen. In het boek Openbaring bewaakt Abbadown de schorpioenen-put van de afgrond, de Teoom. Abbadown is ook de verlorenheid, want de mens moet eerst het zelf verliezen, aan het zelf sterven. Het dode lichaam van Ra is de AFU, wat ook brood betekent. Hier komen ook de brood-mysteriën van Christus vandaan. De AFU of AF is het brood als het verborgen lichaam, wat het verborgen manna is in het christendom. Het brood was al in Egypte het beeld van de verbrokenheid (pet, pett), en was een beeld van de priester die ingaat om de dienst te lezen, als de gevoeligheid voor het Woord en de regelmaat van het ingaan (aq, aqui). Het brood was zo het beeld van het waarlijk verstaan van het Woord. Ook was het een beeld van het watergraf (aka). Ook was het een beeld van het gebed en het smeekgebed (pteh), en het beeld van het pijl en boog amulet van de jacht. In het boek der poorten aan het begin van het zevende uur, dragen de twaalf gezegenden het brood op hun hoofd. Telkens weer komt het brood terug als een offerande, en ook wordt water in wijn veranderd, wat ook door het christendom werd overgenomen. In het negende uur, wat een heel belangrijk uur is, zien we de twaalf gezegenden komen tot het eiland van vuur, wat uit de oceaan is voortgekomen, vanuit de wedergeboorte-wetten van eb en vloed. Hier ontvangen hun ba-zielen brood. Dit eiland kan door niemand zomaar bereikt worden, en is aan zware wetten onderhevig. Het is het eiland van de waterlichten, van het ware inzicht. Hier vindt een grote overstroming plaats. Zij die het brood hebben kunnen ademen. Het brood is hier een beeld van de longen. Het water kan hen niet verwoesten. Zij hebben macht over het water. Ook is het brood in het Egyptisch een beeld van het hart. Nu het vuur vanuit het water is geboren kan de grote slang, het beeld van de heilige gebondenheid, het touw, vuur spuwen om de vijanden te vernietigen. Dit is ook een teken van de jacht. De slang brengt zo een grote betovering. In het tiende uur kan zo de valse slang, het valse touw, vernietigd worden. Aan het einde van het tiende uur komen zij tot de brandende poortwachter van het elfde uur. In het elfde uur komen zij tot Serket, de schorpioengodin van de baarmoeder. Zij heeft de slang overwonnen. Dit is het uur van de rust. "Zij die overal onder is" is de naam van de wachter van de Egyptische onderwereld, een dubbele leeuwin genaamd Aker. De leeuwinnen kijken tegengestelde richting op, en zijn genaamd "gisteren" en "morgen", als een beeld van verleden en toekomst. In de Sarcofaag-teksten van het Midden Rijk komt Aker voor als de veervrouw van de nachtboot van Ra, en geeft geboorte aan het einde van de nacht aan het ochtend-insect, als de opkomst van de jonge zon. Zij moest eerst de sarcofaag van het ochtend-insect door de onderwereld dragen. Het ochtend-insect is één van de vormen van Ra. Ra met zijn moeder Aker had zich steeds meer teruggetrokken van de mensheid doordat hij vals beschuldigd werd. In Abydos was er het haker-feest, het vastenfeest, de Egyptische Ramadan, om de opstanding van Osiris, Aser, ook een vorm van Ra, en de overwinning over zijn vijanden te
Page 130
vieren. Doet ons dit niet ergens aan denken ? Het Hebreeuwse woord HAKA, hagah, is het grommen van een leeuw als beeld van het mediteren en het verbeelden. HAKAR, oftewel HAGAR, is in het Judaïstische verhaal van Ismaël de Egyptische moeder van Ismaël en haar naam betekent "vlucht". Hagar was een Egyptische slavin die hard werd behandeld door Sarah. Er werd een groot feest aangericht voor Isaac, waarin de slavin Hagar hard moest werken, en haar zoon kwam voor haar op en begon te spotten. Dit werd Sarah teveel en zorgde ervoor dat Hagar en haar zoon de woestijn werden ingezonden, als een beeld van de onderwereld. Spotten kan in het Hebreeuws ook onderscheiden en interpreteren betekenen. De woestijn, de onderwereld, is dan een beeld van het in de diepte gaan om iets te ontmaskeren. Vandaar dat sjamanen dit blijven doen. Natuurlijk is Hagar een Hebreeuws beeld van de Egyptische Aker, die met haar zoon, Ra, rondtrok door de onderwereld. Mozes haalde al zijn verhalen uit Egypte. In het Egyptisch is kracht en sterkte niets anders dan wijsheid, de term BU AQER, wat ook "samenwerken met Aker" betekent, dus net als AKER overal onder komen, oftewel overal "achter komen". Dit is dus ook waar de Egyptische leeuwinnengodin van kracht, Sekhmet, voor staat. Ware kracht is wijsheid. In het Aramees is de wijsheid genoemd "HEKHMET", wat dus vooraf ging aan het Griekse woord "Sophia", de godin van de wijsheid die door de eerste, gnostische christenen werd vereerd. Toen de kerk kwam opzetten werden de meeste gnostische, oftewel esoterische, christenen uitgeroeid. Vandaar dat de kerk ook niet meer echt een moeder heeft, alleen dan misschien nog wat halfgebakken in de Rooms Katholieke kerk. BU AQER is een oud Afrikaans principe van de wijsheid van de diepte. Als BURUKU is zij de Afrikaans-Ghanese godin van de schepping en van de maan. Als BUK is zij de Sudanese de nachtgodin en de riviergodin van de vruchtbaarheid. Zij is de bron van het leven. Bij de indianen van Suriname stond zij bekend als Bakroe. In de buitenaardse Heres-mythe was de wedergeboorte een gebeurtenis aan het begin van de nacht, waar de dag ophield. Het aanbreken van de dag was de stervenservaring. Dit komen we ook tegen in de nachtspeler-poëzie van de Tweede Bijbel, waarin het daglicht een moordenaar is, terwijl de nacht dan tot leven brengt. Wanneer Paulus spreekt over "het spreken over wijsheid bij hen die daarvoor rijp zijn, een wijsheid niet van deze eeuw, niet van de beheersers van deze eeuw, maar als een geheimenis, de verborgen wijsheid," (I Korint. 2:6-7) dan is wijsheid SOPHIA in de Griekse grondtekst, de godin van de eerste gnostische christenen, maar in de originele Aramese grondtekst is dit HEKMET, wat verwijst naar het Egyptische Sekhmet, het Egyptische beeld van de ontwaking (wijsheid en kracht), de dochter en het "oog" van Ra. Nu is het wel zo dat SOPHIA komt van het Aramese "sopiya" (swpy), wijsheid, maar dit heeft Egyptische wortels in sabut, wijsheid, van saub, saup, onderwijzen. De sabu of sapu waren de wolf en jakhals gidsen van de onderwereld, waarvan Anubis de bekendste is. De jakhals is een beeld van de spotter, de imitator, wat ontmaskeren en vertalen betekent, oftewel onderscheiden. De sab (sbau, sep) is de plaats van correctie, het prototype van de gevangenis en de politie. Het is een oud Egyptisch woord voor gerechtigheid. Het is de tester, en leidt terug naar het riet. Sophia leidt ook terug tot het Egyptische "sfi", "mengen om te zuiveren en op te helderen", wat het doel van de esoterie is. De Sophia heeft diepe wortels die helemaal terugleiden tot het diepe Afrika en het buitenaardse Orionse Afrika. De mens moet op de tocht naar de baarmoeder van kennis niet ergens onderweg blijven steken om er een handeltje van te maken. BU AQER betekent wijsheid, kracht EN perfectie. De SA was een onderdeel van de boot van Ra, als de intelligentie en bovennatuurlijke kennis die de wachters van de poorten aansprak en zorgde dat de poorten opengingen. Het is allemaal hetzelfde als de leeuw van Openbaring die de zegels verbreekt, als de manifestatie als "dat wat onder alles is". Het masker zal er dus afgaan. Eeuwenoude muren zullen afgebroken worden. De mens zal teruggaan tot de bron. De druk van het oer wat zo lang afgedekt is gehouden wordt alleen maar groter en groter. Niemand zal het meer kunnen tegenhouden. Het laatste oordeel in de Egyptologie is een allegorie van het volledig verliezen van het geprojecteerde, opgelegde illusie-zelf, en daarin is altijd de ontmoeting met Amoet, die dit bedriegelijke schaduw-zelf verslindt. Amoet heeft altijd het laatste woord, en hierin heeft de mens het robotische nodig, moet de mens machinaal worden, om door de aardse mijnenvelden heen te komen.

De Giechelaar en andere verhalen


Page 0
Page 2
De Giechelaar en andere verhalen COAB 2019 De Ontsnapping De Blinde Stad De Giechelaar De Giechelaar II De Giechelaar III De Kaaskabouter De Schepping De Nacht Mysterieën De Peergangers De Perenverkoper De Februari Schietpartijen De Ontsnapping Jara stond stil. Ze keek om haar heen. De rivier leek alsof het elk moment kon opwellen. De zon raakte bijna de rivier aan, geheel wit in de verte. Apen zag ze aan de overkant. Al snel was ze in de rivier en zwom naar de overkant. Ze greep een liaan, en trok haarzelf uit het water. Apen staarden haar aan. Ze kroop op een heuveltje verder het water uit, haar huid zat onder de modder. Ze hoorde het geluid van de apen, en opeens voelde ze hun handen op haar huid. Ze trokken haar verder omhoog. Het water dampte als in een mist, en het was er warm. Even later lag ze languit op het gras, tussen het mos, onder de bomen. Het was een prachtige jungle hier, in de dieptes van het regenwoud. Weer raakten de apen haar aan, en de rillingen gingen door haar lijf. Ze omhelsde hen, en ze lieten het toe. Ze was hun kind. Ze maakte zich meester van de situatie, stond op, en rende het oerwoud in. Even later stond ze in een hut. Ze was moe, ging op de versleten matras liggen. Niemand kon haar zeggen waar ze was. Het leek wel alsof de apen hier woonden. Achter de hut vond ze een skelet. Ze nam van wat appels die hier en daar lagen. Ze was hongerig, en ze at zelfs wat oud brood. Haar hele leven had ze verlangd naar een rustige plaats, waar ze alleen zou zijn. Ze was onrustig, zoals de apen onrustig waren, maar de natuur was mooi hier, ze kon hier wegglijden. De apen probeerden met haar te communiceren, maar zij gleed steeds weg omdat ze moe was. Ze hielden haar vast. Even later duwden ze haar bananen in haar mond. De natuur was als gladgestreken hier, niemand zei wat. Ze voelde zich oud en jong. Ze staarde naar het amulet wat ze om haar nek had gedragen. Ze had het in haar hand. Plotseling draaide ze zich om en zag een man staan, een indiaan. Een band met een paar witte veren om zijn hoofd. Hij pakte haar hand, en ging naast haar liggen. Zij vond dat eigenlijk heel normaal. Misschien woonde de man hier. Hij joeg haar niet weg. Hij gedroeg zich mysterieus. Ze voelde geen angst voor hem, alleen acceptatie. Als ze in zijn ogen keek zag ze een open jungle. Hij staarde naar haar. Ze kon wegzinken in zijn ogen. Ze zeiden niets tegen elkaar. De man maakte een vuur, en ging erbij zitten, en Jara kwam er ook bijzitten even later. Het leek wel alsof elke minuut een uur duurde. Zo stil was het hier. Er was hier een open wereld, een diepte. Ze omhelsden elkaar terwijl ze elkaar niet kenden. Ze wisten genoeg. De natuur bond hen samen. Er waren geen woorden nodig, alles was ondergedompeld in de prachtige natuur. De ontmoeting duurde lang. Daarna vertrok de man weer. Jara staarde naar het amulet. Het glom. Ze ging terug naar de versleten matras, en viel in slaap. Ze zag haar reis als een gezel, ze hield van de reis. Ze at van de natuur, en dronk van de rivier, het was genoeg. Ze was gelukkig. Jara was als bedekt door de natuur, als een veilige schuilplaats, geen slavernij meer. Maar nog wel de littekens daarvan. Ze was ontsnapt, ze had dagen door het bos gerend, en nu was ze hier. Slangen gleden door het gras. Ze had van hen niets te vrezen. Het was alsof de natuur haar opnam. Ze wilde wraak nemen op de blanken, maar hoe. Ze was zelfs gemerkt in haar mond. Vreemde tekens hadden ze in haar tanden gesneden, en metalen erin gegoten. Met haar mes probeerde ze het eruit te snijden. Al snel was ze aan het bloeden. De apen kwamen dichtbij. Ze kwam erachter dat de kolonisten zendertjes hadden gestopt in de dieptes van haar kiezen. Ze wist dat ze in gevaar was, nog steeds. Misschien konden ze haar wel achtervolgen. Ze rende verder, de voetstappen van de man volgende. Na enkele dagen kwam ze hem tegen. Hij trok haar naar zich toe. Ze spraken niet.
Page 4
Het was alsof ze elkaar aanvoelden. Ze hoorden schoten in de lucht. 'Slaven ontsnapt,' riep iemand. De man greep zijn mes, maar daarna greep hij een pijl, en toen zijn boog. Beiden renden ze verder. Weer waren er schoten, maar ze zagen niemand. Ze kwamen aan bij een riviertje, waar een bootje was. Ze namen het bootje om de rivier mee over te komen. Aan de overkant gekomen wees Jara op de mond van de man. Ze opende haar mond om haar tanden te laten zien. Ook de man opende zijn mond, en Jara zag het metaal, en de zendertjes. Ze probeerde het hem duidelijk te maken. Met een mes kregen ze het eruit. Jara gooide de zendertjes in het riviertje. Toen gingen ze dieper het oerwoud in. Ze hoopten dat niemand hen hier nog zou kunnen volgen. De natuur was te mooi om daar nog drukte om te maken. Het was alsof hun lasten door die pracht werden afgespoeld. Het was alsof de man wilde zeggen : Laten we hier opnieuw beginnen. Jara knikte. Zijn ogen spraken. Een leven hier zou goed zijn. Ze wilden wraak nemen op de blanken, maar de natuur nam hen mee. De natuur deed hen vergeten, maar er was nog wel die diepe pijn van binnen. Er was geen doel, er was alleen het leven. Het was als een warme haard, de natuur om hen heen. En die kwam dieper en dieper om de pijn weg te wassen. De man raakte haar aan. Het voelde als vertrouwd. De zachte aanraking van de natuur leek het te vermengen. Voor het eerst voelde Jara zich gelukkig. Ze kon de sterke stroming van de rivier horen in de verte. Alle geluiden kwamen haar lichaam binnen, en openbaarden zich aan haar. De man streelde door haar haar, en ging met zijn vingertoppen over haar lippen. Ze boog haar hoofd. Ze begreep niet wat er gaande was. De man omhelsde haar van achteren, en in haar gevoel was het alsof hij tegen haar zei : 'Je bent vrij nu.' Ze zochten de rivier weer op, en gingen daar zwemmen. Hier zouden ze willen wonen. In de verte was een waterval die ze konden horen bulderen. Ze besloten er naartoe te gaan. Het was alsof de waterval hen van binnen schoonwaste. De waterplanten waren prachtig en overtuigend hier. Ze sprongen bijna door het water heen. Wisten zij dat zij kinderen waren van de bomen, van de struiken die onderwater en bovenwater groeiden. Wisten zij dat zij gemaakt waren voor ritmische en kronkelende groei. Krokodillen waren hun vrienden hier, geen vijanden. Ze waren aan het ware gevaar ontsnapt. Ook de waterslangen waren hen goedgezind. Ze voelden zich fijn met deze kronkelende elementen. De waterplant was als de hemel voor hen. Ze stonden open voor het harmonische gevoel van de natuur, ze spraken met hun ogen. Het water was een bron van leven voor hen. De man staarde naar haar amulet. Hij kuste het amulet. Het was alsof de man wilde zeggen : Als zij, het amulet, haar ogen zal openen, waar zullen de blanke kolonisten dan zijn, heus, ze zullen geleid worden naar de hel. Ze hebben een hel gemaakt, een hel die hen dan zal opslokken. Het was alsof het zonlicht het zo overbracht, en zo waar als de waterval zelf. Ze keek hem diep in de ogen, alsof ze het verankerde. Ze had respect voor hem, stond open voor hem, ze besefte dat zij het antwoord om haar nek droeg. Het amulet leek op een slang. Het had veel waarde voor haar. Sommige slangen hier leken op het amulet. Het was alsof het amulet ooit de sleutel was van haar kooi. Ze voelde zich week worden als ze naar hem keek. De blauwe lucht leek neer te dalen in de rivier, op weg naar de waterval. Het licht werd alle kanten opgereflecteerd. De Blinde Stad Zij stelen dromen, De wachters van een stad, Zij stelen de verbeelding recht uit iemand's hart, Deze stad kent geen medelij Alles dor en droog, Kinderen zijn hier niet, Iedereen is hier oud, Hier is slechts verdriet Koude harten, lege hoofden, Gevuld met hartvochtigheid, Niemand kent geluk, Wanneer de stad zich over hen spreidt De stenen zijn roze, en ze draaien maar, Zij brengen sneeuw, totdat iedereen bevriest, Tot steen zullen zij worden in alle eeuwigheid, Meedraaien zullen zij, om droom en plezier te stelen, Tot roze steen zullen zij worden, In deze stad van slechts verdriet, Och, hoor toch naar mijn duistere lied Ik ben een oude troubadour, Ik heb het allemaal gezien, Maar niemand gelooft mij, Want zij hebben allemaal dezelfde droom van de stad gekregen, Een droom dat zij nog steeds alles hebben, Een droom van bedrog, Zij zijn allen ziek Och hoort toch naar mijn lied, Zij hebben allen van het grachtwater van de stad gedronken, Dieven en piraten zijn het, Zij stelen en slapen, geeuwen en gapen, En dromen dat zij niets hebben gedaan, Och, deze stad is onder een vloek, Zij zijn allen dik en vet, Zij zijn de ondergang tegemoet gegaan Ik zie de stenen draaien, En alles weggraaien, Eens was deze stad er niet,
Page 6
Eens was er hier een rijke natuur, Totdat de plaaggeesten kwamen Zij bouwden deze stad, Och luistert toch naar een oude troubadour, Moet ik u smeken, of moet ik u slaan, Waak op, waak op, of het is met ons gedaan Zeven plaaggeesten op een rij, In een pot leefden zij, Oh wie heeft deze pot geopend ? De eerste heet mankepoot, de tweede beelzebul, de derde je-weet-het-wel, de vierde ik-heb-hemniet, de vijfde stuk verdriet, de zesde mijn geluk, de zevende ik-heb-je-tuk Nu ik dit gezongen heb, zal ik niet meer leven, Toe, schrijf mijn woorden op, zodat u eens uw bevrijding zal beleven, Laat dit lied niet sterven in de wind, Wacht totdat een kinderhart het vindt, De sleutel is in mijn mouw, Och, dat ik het toch zelf vertellen zou En toen stierf de troubadour, Zijn vrienden schreven het lied op, En plakten het op de deur van het stadsbestuur, De sleutel vonden ze in de mouw van de troubadour, Maar ze wisten niet wat ze daarmee moesten doen Een van de vrienden besloot de sleutel zolang bij hem te houden, Ook stierf hiermee langzaam de herinnering aan de troubadour Toen de burgemeester van de stad het lied las, Verscheurde hij ter plekke het papier Niemand had de troubadour gelooft, Ook zijn vrienden zeiden dat hij gek was, En zo leefde de stad voort in bedrog Raakte je het steen aan, Dan werd je betoverd, En zo groeide de stad groter en groter, Het roze steen leefde van de mensen, At en at, en werd vet Het roze steen begon steeds meer van de mensen te vragen De heks is blind, en woont in de zee, Waar haar zeepaardjes en dolfijnen haar overal naartoe brengen in haar koets, Op haar wagen, Zij heeft de zeven plaaggeesten uit hun pot vrijgezet, Opdat zij de stad zouden bouwen De blinde heks van de zee had honger, Honger naar uitgesmeerde zieltjes, Uitgesmeerd op brood Het is een stad in de zee, maar niemand wist het, De heks had al hun hoofden betoverd De mensen aanbaden het roze steen, Wat hun leven had gegeven De kerken van het roze steen schoven door de stad, Door de wondermacht van de mens gegeven, Het schoof door 's mensens geloof, Door trouw van het menselijk gelaat, Oh, zedig schoof het door de stad, Om de mens te wenken, om te zwaaien en kostelijk te bezitten, Als een koning was het, Ja, het roze steen had de stad geschapen De blinde heks schuifelde door de stad, Op zoek naar zieltjes, Maar het roze steen waakte over hen, Als de goede, trouwe herder, Die zijn schapen verslond in de nacht, Om hen mee te sleuren naar de onderwereld, Naar een glitterwereld, van het roze vuur, Van roze steen, draaiende in onze gedachtes, Sussende alle pijn, verdraaiende al het gegriezel, Bedekkende, wederopbouwende, Totdat de morgenstond hen weer wakker wreef, Die zachte morgen, oh goddelijk geluk, Welzalig zijn hen die het roze steen aanbidden … Van bedrog tot bedrog gaan zij … De blinde heks …. draait het getij … Als eb en vloed, het roze steen doet goed, Zij draait, zij bedriegt, zij steelt de dromen, Zij trekt de ziel tot gruwelijke grotten, Maar laat het lichaam opstaan in een groot geluk, In de handen van de plaaggeest ik-heb-je-tuk De hersenen op sterk water, Het hart in zeeketenen, de droom kapot, Maar niemand merkt het, want het lichaam is vol van het roze geluk, Het is als drugs, als rijp koren, Als alcohol en dikke sigaretten, Een sigaar erbij, mijnheer, En een dikke krant, De blinde heks heeft het niet meer De blinde heks staat gierend op de trap, Met haar oog voelt zij, Zij kent deze drap,
Page 8
Er is hier geen geneesheer voor te vinden, Alle wegen lopen hier dood, Een blinde leidt de blinden, Maar zij voelt, en geeft hen grijps genot, Graai maar, neem maar, heb maar lief, Ik ben de kinderdief Zo worden zij allen als haar, Maar zij zien niet Nee, niemand is opgewassen tegen het heks met het blinde oog, Zij was maar met één oog geboren, en dat was blind, Met één arm kan ze je grijpen, Met één been kan ze je achterhalen, Zij is het halve Zo sterft zij langzaam in alle eeuwigheden, Om velen mee te sleuren, Zij heeft misgegrepen, En is nu een ieders vijand geworden, Deze stad is haar afschuwelijk geheim Wie wegrent wordt verminkt, Zij heeft alle dromen gestolen, En geeft hen nu illusie op illusie, Haar illusie Wie wegrent wordt gepakt, De blinde heks zal je stropen, Zij is het halve Zij wordt rijk aan jouw ellende, En bedekt het met een roze doek Een vrouw is gevallen, Bedek haar met een roze doek, Een mijnheer heeft een wond, Bedek het met een roze doek, Roze sluiers om haar paleis, In de dieptes van de zee, In de dieptes van de stad, Waar haar roze hart klopt, Zo roze dat het grijs is De blinde heks wordt oud, Men kan het aan haar zien, Ze is de ouwe niet meer, Ze is jong nu, en zij volgen haar tot de roze kerken, Waar de plaaggeesten zwaaien en wenken Ik-heb-je-tuk zit op de troon, Hij heeft geschapen een wonderdroom, Mijn geluk zit naast de troon, Klaar om je te bespringen, Hij klopt wat in zijn potje, Roze smeersel Het voelt koud aan, Hij drinkt het met een rietje, Hij plakt de zielen daarmee vast, En verwend dan hun lichamen, Ja, maak hen maar blind, Zo blind als de blinde heks Hij smeert het in hun ogen, En spuit het zo naar binnen, Dan neemt hij hen mee, En draait hen in het rond, Roze stenen zullen ze worden Bevende van geluk draaien zij, Oh, wat is het leven mooi, Zij aanbidden de roze stenen, Groei maar, roze stenen, Wordt maar dik en vet, Dan zal de stad groter groeien De stad zweeft boven de zee, om alle levende schepselen naar binnen te zuigen, Wat een grote onzichtbare zichtbare stad Groei maar, stad, Geef hen maar van alles wat, Hun dromen zullen nooit uitkomen, Hun wonden zullen nooit genezen, Maar jij vertelt ze maar wat Eet maar, stad, dikker zul je nog worden, Dan zullen de mensen wel vergeten, Dat ze net zo zijn als jij, Zeven plaaggeesten op een rij De zeven plaaggeesten marcheerden door de stad, Mankepoot voorop, Daarachter Beelzebul, Daarachter je-weet-het-wel, Daarachter ik-heb-hem-niet, Daarachter stuk verdriet, Daarachter mijn geluk, En als laatste ik-heb-je-tuk De macht van het grote woord, Was de macht van het hangkoord, Zij preekten in de kerken, Om hen allen met het roze te bewerken
Page 10
Stilletjes werden zij aanbeden, Want zulke nette mannen, Die mag je niet verbannen Mankepoot sprak het woord, En het roze geluk kwam voort, Beelzebul sprak over hebt elkaar lief, En daar kwam de dromendief, Geen geluk kon zich werkelijk aarden, Maar met wat bedrog kwam alles tot bedaren, Je-weet-het-wel zegende het gehoor, Zij zongen allemaal in koor, Tot het roze gesteente wat hen gezaligd had, Zij keken allen vroom op toen ik-heb-hem-niet bad, Stuk verdriet kwam met de collecte bus, Mijn geluk gaf hen allen een hand en een kus, En koning ik-heb-je-tuk zei : Ik heb u allen tuk, Maar zij verstonden het niet, Want zij hadden oren als een vergiet, Zij dansten maar door, Zij hadden zulk slecht gehoor, Als doven kwamen zij tot de slager, En het gedans ging al maar trager, Maar goede dromen hadden zij, Het was de kering van het getij Deze stad als eb en vloed, Niemand zag het vergoten bloed De blinde heks daalde op hen neer, De dominee had het niet meer Oh, wat konden die kerken schuiven, Langs de winkels, langs het meer, Langs de grachten keer op keer, Allen vonden zij groot geluk, Zij waren in de handen van ik-heb-je-tuk Een groot plaagheer is opgestaan, De koning der plaagheren, De zevende Ik-heb-je-tuk zit op de troon, En laat zijn kunstjes zien, Allen buigen zij neer in aanbidding, De dominee heeft met gezag en macht gesproken, Vol ontzag volgen zij hem naar zijn huis, Waar hij vervolgens hangt aan een kruis, Oh ja, naast hem te hangen, Dat is waar wij allen naar verlangen, Doe nog eens wat van uw kunsten groot, Ga nog lang niet dood Ik-heb-je-tuk lacht en doet, Zijn kruis is nu een vliegtuig, Waar zij allen onder hangen, Maar zij zijn blind van verlangen Ik-heb-je-tuk, oh bedot ons, Het kan ons allemaal niets meer schelen, Niemand mag ons hier van helen, Want als de heler helen moet, Dan is dat iets wat hij maar ergens anders doet, Zo praten wij in een kringetje, Dat is toch wat wij willen, Het leven is wonderschoon, Vooral met zo'n koning, Ik ben blij dat ik in deze stad woon, Ik had dit voor geen goud willen missen, zeg, Zij die hier niet wonen hebben grote pech, Ja, grote pech zal het wezen, Wanneer gij nooit over deze stad hebt gelezen Stuk verdriet lacht zich krom, Langzaam slaat hij zijn trom, Er zijn weer veel doden gevallen, En nu doen we vroom, En vergeten alles in de roze droom, Deze stad is gebouwd op been en bloed, Het is wat een mens goed doet De blinde heks is een taaie, Maar zeker geen kwaaie, Zie met wat ze ons heeft goedgedaan, Zij droogde ons aller traan, Als een lam bracht zij ons tot rustige wateren, Tot goddelijke watervallen, zij bracht haar oordeel over de afschuwelijke kwallen, Zij gaf ons een droom, en wijsheid in de tuin, Zij leidde ons uit dat diepe, duistere dal, Weg is de kwal, We kunnen nu veilig geloven, In het roze steen wat ons heeft doen beloven, Dat wij haar altijd zullen volgen, Ook al is de kwal nu verbolgen Het roze steen heeft de kwal verslagen, Wij kunnen haar nu volop behagen, Alles doen wij voor haar, Zuivere toewijding, en geen ja-maar, Als slaven staan wij op haar kusten, Toe steen, draai maar, Maak het nieuwe getij klaar
Page 12
Al onze dromen staan op de kust, Zedelijk en goed uitgerust, Vernieuwde dromen zal zij ons geven, Zij is hierin heel bedreven Ik zie het in de verte, die stad, Het glinstert in de zee, Als een oase in de woestenij, Hoge muren, toe, zal ik ze beklimmen ? Zoveel plaagheren die op de muren marcheren, Zij hebben hun bogen klaar, Om zielen tot het dodenrijk te trekken, Maar roze lichamen worden aan hen gegeven, Vreet je maar vol en dik, Laat je spierbundels maar zien, Opdat je het geheim niet zult vinden Als deze dop op de fles gaat, Is het geheim voor eeuwig verloren Het goddelijk roze heeft de adel bekleed, De troubadour speelt zijn snarenspel, En de adel kijkt, en droomt weg, Er zitten parels aan die snaren, Hoe kan hij het lied zo mooi zingen ? Als paarden beteugeld naar het bal, Daar is het geheim, laten we zien wat het zeggen zal, Nee maar, het is een kwal Ik ontwaak aan de kust van een zwarte zee, Bloed in het water, Golven over mijn been, Ik kan me niet bewegen, Dan kijk ik op, Ik zie een vrouw met lang haar, en een agent, Met een kwal in een pot, Het ding had me bijna doodgebeten, Nee, nooit ga ik terug naar de roze stad, Nee, nooit ga ik terug naar de roze stad Dokter, kunt u me genezen, Ik kan me niet bewegen, Ik ben bang dat ik spoedig niet kan spreken, Want ik ben in de roze stad geweest, Het roze steen is in mijn gebeente Ik kan u niet helpen, zegt de dokter, U zult sterven en de stad zien, In een ander licht, Daar zult u leven tot in alle eeuwigheden, Want werkelijk, Van deze stad kan niemand vluchten, Wij gingen daar allen heen, Wij zijn er nooit van teruggekomen, Heus, er is geen geneesmiddel hiervoor, Het antwoord zit in je been Ik kijk naar mijn been, en zie de sleutel, Ik trek het eruit, het bloedt nog wel, Dan kijk ik naar de dokter die in een kwal verandert, Ik ren, ik ben er dus nog steeds niet uit, Waar is hier de uitgang uit deze roze stad ? Wie kan mij helpen, waar moet ik heen ? Ik zie het lieve gezicht van de vrouw, En het bezorgde gezicht van de agent, Met de kwal in een pot, Nog steeds heb ik de kwallensteek, Nog steeds heb ik de roze steek, Ik ben er nog niet van terug, Ik lig hier nog dronken in het zand, Op een donker strand De agent neemt me op, en brengt me naar mijn huis, Aan de muur hangt een groot kruis, Nee, dit moet nog steeds de roze stad wezen, Toen heeft hij mij op een schip gehesen, Het schip hing hoog in de lucht, Toen werden we de hemel in gedreven, De kwal wilde ons aan stukken rijgen, Een octopus, een grote octopus, zei mijn naam, De stad riep mij, ik moest terug, Maar de agent arresteerde de octopus, en stopte het in een pot, Terwijl het lieve vrouwengezicht mij aankeek Nee, nee, schreeuwde ik, ik vertrouw het niet, Jullie zijn van de roze stad, dat kan niet anders, Want alles is de roze stad … Oh, roze stad, hoe kan ik je breken, Oh roze stad, hoe kan ik je vergeten De blinde heks houdt het geheim in haar hand als een ei van licht, terwijl de roze stad over de zee zweeft, suizende, ruisende, Totdat alles donker wordt Laat me je inwijden in het roze ei, Sprak de blinde heks, Maar ik rende Ik ren het bos in, maar alles is versierd met het roze, Geen bos, alleen een roze stad Ik ren en duik, en vlieg in de lucht,
Page 14
Maar het roze zit me op de hielen, De blinde heks heeft me gezien, De kerken zitten me achterna, Mijn gebeente is van het roze gesteente, Geen dokter die me helpen kan, Zij zijn allen stuk verdriet, Plaagheer, plaaggeest, plaag geweest, En nu ben ik hier De blinde heks zit in haar boot, In een roeibootje gaat zij over de rivier, Een rotzooi is het hier, Dit bos is vol van roze, Dit bos is slechts een stad, Er is geen uitweg hier De blinde heks roeit, en dan krijst, Haar bootje wordt door een zwart gat opgezogen, Zomaar uit de modder kwam het opdagen, Als een kasteel van grote orde, Een boskasteel is het geweest, Een boskasteel van grote rade, Een boskasteel van harde zaken De blinde heks moet voorkomen, Het boskasteel bestraft haar luid, Zij moet het bos verlaten Zij jankt, zij weent, slaat woedend om haar heen, Maar niets kan haar roze stad hier nog houden, Zij moet vertrekken met al haar hebben en houwen Dan smeekt zij, gilt zij, en zegt kom eens hier, Maar niemand luistert naar haar, Ze heeft niets meer te zeggen hier, De deur van de boskoning staat op een kier, Zo ontsnap ik uit de zee, En dreef ik met het bootje mee De boskoning is erg aardig, Hij is aan het verjaren, Ik bouw een stad, Maar hij breekt het af, En slaat mij op mijn vingers Geen steden meer voor jou, Maar bospaadjes, Boskastelen, diep en ver, Hoog en vol van waarheid, Je hebt de waarheid gevonden in een pot met leugens, Je hebt het roze ei verbroken, en bent binnengegaan, Hier zijn de slierten niet meer roze, maar bosslierten, Donker en dromerig, bestijg je paard, Reis diep door de nacht, totdat je geheel van de roze droom ontwaakt De roze stad is geen stad voor jou, Het zijn vervelende mensen, Zo'n stad zou je nooit wensen, Niet wensen voor jou Ik hoor het gekrijs van de heks in de verte, Maar dan ebt het weg in de verte, Is de roze stad nu eindelijk weggezonken ? De blinde heks die is uitgeworpen verkoopt haar roze eieren aan de hooggeplaatsten, Om een leger te vormen, Het leger van een lam, Een bloeddorstig lam, Maar niemand wil haar eieren kopen Dan verzint zij een sluw plannetje, Zij zal nieuwe dromen maken, Bosdromen, om het roze te bedekken, Maar de bosdromen zullen wel volgepompt worden met het roze gas, Goed verborgen onder de oppervlakte Zo blaast zij haar poppen op, Maar niemand wil hen kopen, Ze raakt gefrustreerd, En klagerig Ze snelt tot de zeven plaaggeesten voor advies, Maar zij zitten weer in hun pot, En de blinde heks kan hen met geen mogelijkheid bevrijden, Ook kan zij hen niet verstaan, En zij kunnen haar niet verstaan De roze stad is aan het slinken, aan het wegrotten, Totdat het een oude tol is geworden, De heks heeft weer misgegrepen, En ook de zeven plaaggeesten rotten weg in hun pot, De roze stad is niet meer, Het roze ei verkoopt niet meer, Hier is waar het roze pad doodloopt, En daarachter een grote wildernis Hier ligt een groot ei, waar niemand durft aan te zitten, Een duister ei Op een dag ontploft het, En bloed spuit eruit voort, Nee, de roze stad zal niet wederom rijzen, De roze stad is verloren gegaan, Geen stem wordt er nog in gehoord,
Page 16
Het is weggeslonken, weggerot, En het zal zijn pad niet terugvinden, Het heeft zijn tijd gehad De Giechelaar Ze giechelde altijd als ze hem zag. Ze was hem aan het schminken voor de voorstelling. Zijn ouders kwamen ook. 'Is dat je nieuwe vriendin ?' vroegen ze toen ze haar zagen. Hij knikte. 'Ze heeft brede heupen,' zei z'n moeder. Na de voorstelling nam het meisje hem apart. 'We gaan morgen naar je ouders,' zei ze. Dat stelde ze zo vast. Hij had niets in te brengen. Het was bijna weekend. Geen school, en geen voorstellingen. Toen ze het weekend bij zijn ouders waren was zijn tante er ook. Ook zijn tante zei dat ze hele brede heupen had. Het gegiechel werd eigenlijk alleen maar erger. Ze gaf hem een beertje waarop geschreven stond : 'friends forever', maar na een paar dagen wilde ze het terug, omdat ze het zo'n leuk ding vond. En ze giechelde. Hij noemde haar 'de giechelaar'. Altijd voor de voorstellingen schminkte ze hem op, en ze giechelde dan altijd. Iemand besloot eens de voorstelling te filmen, en toen giechelde ze ook. De video banden werden verkocht, en ze kreeg er geld voor, en ze giechelde. Hij kreeg geen geld, want hij had slechts een bijrol. Het was een project van school. Ze gingen er stad en land voor af. In een grote bus gingen ze door het hele land. Hij leerde zo wel de wereld kennen. Hij herinnerde zich hoe ze elkaar door de voorstellingen beter leerden kennen. Eens waren ze in de bus, en hij dacht eraan dat zij wel zijn vriendin kon worden. Het was alsof hij haar hoorde giechelen in zijn hoofd, en hij lachte. Maar sinds ze zijn vriendin daadwerkelijk was lachte hij steeds minder om haar giechelen. Hij vroeg zich af waarom ze altijd zo giechelde. Op een dag besloot hij het haar te vragen. Ze giechelde. Hij had het wel verwacht, maar ze gaf geen antwoord. Zo was ze wel vaker. De giechelaar reed op zijn fiets door de straten. Hij had een hele lange baard. Hij verkocht oude rotzooi. Als het hem lukte iets te verkopen dan giechelde hij altijd. Dat verhaal had hij eens in een boek gelezen en hij dacht er weer aan. Hij besloot het boek nog eens te lezen. Ze giechelde eigenlijk zoveel dat het heel moelijk was haar beter leren te kennen. Het was als een afweer mechanisme. Hij kon niet tot haar doordringen. Hij zei tegen haar dat hij een boek over de giechelaar had gelezen : 'De giechelaar reed op zijn fiets door de straten. Hij had een hele lange baard. Hij verkocht oude rotzooi. Als het hem lukte iets te verkopen dan giechelde hij altijd.' Toen liep ze weg. 'Is dat je vriendin, die met die brede heupen ?' vroegen mensen hem weleens. 'Het is de giechelaar,' zei hij dan. 'Oh, giechelt ze zoveel dan ?' vroeg een oude vrouw hem eens. Zij begon toen ook te giechelen. Hij kon er niet om lachen. Hij vroeg zich nog steeds af wat er te giechelen was. Weer las hij het boek over de giechelaar. 'De giechelaar reed op zijn fiets door de straten. Hij had een hele lange baard. Hij verkocht oude rotzooi. Als het hem lukte iets te verkopen dan giechelde hij altijd.' Hij moest dan altijd aan haar denken, maar het scheen dat ze ook anderen aan het giechelen maakte. 'Wat probeer je mij eigenlijk te verkopen ?' vroeg hij eens aan haar. Ze giechelde en rende weg. Hij kon geen goed hoogte van haar krijgen. 'Moet ik me beledigd voelen ?' vroeg hij toen hij weer bij haar was. 'Zit mijn neus soms scheef, of zit mijn haar niet goed ?' 'Nee, dat is het niet,' zei ze giechelend. 'Maar wat dan ?' vroeg hij. 'Je maakt me gek met dat gegiechel van je.' Op een dag besloot hij haar een lange brief te schrijven. Al zijn frustraties stonden er in, en ook weer de vraag waarom ze altijd zo giechelde, want daar had hij nog steeds geen antwoord op. Ze schreef niet terug. Hij vond haar oppervlakkig. Haar wegdoen wilde hij ook niet. Hij besloot haar maar gewoon te accepteren zoals ze was. Nog vaak dacht hij terug aan het boek van de giechelaar. 'Zo is ze nu eenmaal,' zei hij dan tegen zichzelf. 'Het had veel erger gekund. Er zijn vrouwen die altijd klagen.' Op een dag liepen ze hand in hand in de stad. Hij kocht een ijsje voor haar, en ze giechelde. Mensen keken vaak naar haar als ze zo giechelde, en sommigen giechelden dan ook. Dat waren altijd vrouwen. Ook begonnen steeds meer mensen haar te herkennen op straat. Zij was één van de hoofdrolspelers van de voorstelling. De video ervan werd goed verkocht. 'Ben jij niet dat meisje van die film genaamd 'de giechelaar' ?' vroeg iemand haar eens op straat. 'Ja, dat ben ik,' giechelde ze. Hem herkenden ze vaak niet, want hij speelde slechts een bijrol, als een soort figurant. 'Hij vindt het nooit zo leuk als ik giechel,' zei ze, terwijl ze op hem wees. 'Hij wil na de voorstelling alles zo snel mogelijk weer vergeten, maar bij mij gaat het giechelen gewoon door. Er is voor mij geen verschil tussen de voorstelling en na de voorstelling.' Hij haatte de school en hij haatte de voorstelling. Hij wilde er nooit over nadenken. Hij voelde zich een marionet, en was altijd blij als het weer afgelopen was. Hij zag altijd uit naar de vakanties, alleen te zijn met haar. Ze was dan wel een giechelaar, maar het meest werd er altijd gegiecheld in de voorstellingen. 'Ik kan het niet uitleggen,' zei hij op een dag. Ze woonden inmiddels samen. 'Altijd maar dat gegiechel. Ik krijg eigenlijk nooit school en die voorstellingen uit m'n kop. Ik heb echt het gevoel alsof ik stapelgek word.' 'Maar ja, je weet dat het verplicht is,' zei ze. 'School is nu eenmaal belangrijk, en de voorstellingen zijn ervoor om het leuk te houden.' 'Ja, heel leuk,' zei hij sarcastisch.
Page 18
'De giechelaar, een oude man in zijn schuit, met een baard zo lang, en altijd giechelt hij. Je kunt hem niets vertellen of hij giechelt, en vooral als hij zijn oude rotzooi bij je kwijt kan. De giechelaar, eens kocht ik een gouden beeldje van hem, zo mooi. En ik dacht : hoe is dat tussen die oude rotzooi terecht gekomen ? Dat dachten mensen altijd als ze iets van hem kochten. Telkens weer kreeg hij het voor elkaar. De giechelaar, met zijn boot door de nacht, oude lampen verkopende aan de steden, en dan is er zulk een prachtige en verzachtende gloed. Ja, ook medicijnen verkoopt hij, al jaren over datum, maar het werkt goed, zo goed. Want hij is de giechelaar, hij praat alles goed, hij laat hen allemaal in hem geloven, de giechelaar, de giechelaar, als je slapen moet.' 'De giechelaar, de giechelaar, een slaaplied voor de nacht, de giechelaar, de giechelaar, een schuit vol met rotzooi, allemaal afgedankte spullen, maar het glijdt zo het water in, en vindt zijn weg, zijn weg. De giechelaar, de giechelaar, met zijn lange baard op de fiets, om rotzooi te verkopen, voor mensen die dromen, en dan giechelt hij. De giechelaar, de giechelaar, een boot vol met troep, en steden vol onzin, de giechelaar, de giechelaar, hij is de veerman van het verdriet, over rivieren en zeeen, je kan het zo gek niet bedenken, de giechelaar, de giechelaar, voor als je slapen moet.' Hij werd er vroeger altijd zo rustig van als zijn oma uit het boek van de giechelaar voorlas. Hij las het ook aan haar voor, en langzaam viel ze in slaap. Eindelijk was het gegiechel er even niet meer, maar het zou de dag erna gewoon weer verder gaan. Einde De Giechelaar II Ik was in het bos op een open vlakte tussen de bomen, zanderig en met allerlei grassen, en ik hoorde iemand giechelen in de verte. Het was de giechelaar, een oude man met een baard,. Ik kende hem wel. Hij kwam weleens in de stad met zijn fiets om oude rommel te verkopen. Je kon het zo gek niet bedenken of hij verkocht het wel, en het waren altijd mooie spullen. Hij giechelde altijd. Hij had een prachtig landgoed in het bos, een prachtig huis, zeg maar gerust villa, maar op zijn manier. Het was eigenlijk een soort hut. Hoe hij eraan kwam was een raadsel. Of misschien had hij het zelf gebouwd, maar het deed niet onder voor het prachtigste paleis. Misschien dat hij daarom altijd zo giechelde. Hij liet mij het terrein zien, en grote voorraden oude spullen. Het was beter dan allerlei moderne troep die ze in de stad verkochten. Deze man was een genie. Hij was uitvinder. Hij kon alles recyclen tot de prachtigste spullen die ook nog eens nuttig waren. Ik ging graag winkelen bij de giechelaar. De giechelaar, de giechelaar, een stralend geluk, De giechelaar, de giechelaar, een oude lamp onder de mensen, Opdat de goede geschiedenis nooit verloren zou gaan. En daarom giechelt hij, giechelt hij, Hij is de veerman van het verdriet. En wat kost het dan, wat kost het dan ? Het kost je je leven, je ziel en je hart, Maar van geluk zul je beven, De giechelaar, de giechelaar, een boot door de nacht, Een boot vol met vergeten pracht. De giechelaar, de giechelaar, wat zou een mens nog wensen, De giechelaar, de giechelaar, nog zoveel te ontdekken, als een gids door de nacht, een boot door de nacht. Niemand begrijpt hem waarom hij zo giechelt, Zijn vrouw is een standbeeld, die hij eens in het bos vond, en sinds toen giechelde hij. Hij liet mij het standbeeld zien, En ik herkende het beeld, Het was het beeld van een meisje wat ik zo lang niet had gezien. En hij zei tegen mij : Je mag het wel hebben, En ik heb het beeld toen mee naar huis genomen. Nu staat het op het zolder. Sindsdien giechelde de giechelaar meer dan ooit tevoren, Want weer had hij zijn rotzooi en verhalen aan iemand kwijtgekunt. Ik dacht dat ik door het beeld ook zou gaan giechelen, maar ik giechelde niet. Ik werd steeds stiller. En ik dacht : Maar is dit niet zijn vrouw ? Wil hij zijn vrouw dan niet terug ? En ik vroeg het aan hem, en hij zei : Nee, het is voor jou. En hij giechelde. Het was een heel mooi beeld, het mooiste beeld wat ik ooit had gezien. En ik begon te dromen over het beeld. En in mijn dromen giechelde zij altijd. Maar ik kon niet giechelen. En eigenlijk wilde ik ook niet giechelen. Er waren al genoeg giechelaars. Wel gaf het beeld mij grote vreugde en groot geluk, Al was dat vaak maar voor even, En daarom ging ik vaak naar de giechelaar toe, Opdat het geluk zou nadreunen. Wat een man, die giechelaar, Met zijn lange baard op zijn fiets, En zoveel rommel, Wat mensen wel niet allemaal weggooien, Wat hij wel niet allemaal terugvindt wat verloren is geraakt, Een meestervinder is hij, En ook mij heeft hij gevonden.
Page 20
De Giechelaar III De giechelaar nam hen allen op zijn boot mee naar een eiland. Hij was een oude man met een lange baard, en hij leerde hen hoe ze nog wat konden maken van oude rommel. Hier kregen ze een nieuw leven, op het eiland, en de giechelaar giechelde. En de mensen droomden en konden hun oude leven verlaten, en wat er nog overgebleven was aan oude rommel konden ze gebruiken en nuttig maken. Ze konden er nieuwe dingen van maken, zoals de giechelaar het hen leerde. En ze bouwden oerwouds steden op het eiland, en de giechelaar ging met zijn boot over de grachten. Met een lange staf raakte hij de bodem, en zo duwde hij het schip voort. En hij bleef zijn oude rommel verkopen, en hij bleef zijn verhalen vertellen. Want verhalen vertellen, dat kon hij. Je kon het zo gek niet bedenken. Hij was als Noach op zijn schip, en oude rommel was zijn specialiteit. Dat haalde hij overal en nergens van vandaan, van onder de grond, of God mag 't weten. Wat mensen allemaal wel niet achterlaten. Hij was een meestervinder, en een meesterlijke uitvinder. Niets gooide hij weg. Alles was bruikbaar, ook al was het voor brandstof of meststof. Ook metselde hij met troep. Niemand kende zijn geheim. Hij kon alles weer mooi maken. Waar mensen klaagden over rommel, daar giechelde hij, en maakte er wat moois van. Je kon het zo gek niet bedenken. Giechelen, veel giechelen, dat was wat hij deed. Je kon hem van ver horen aankomen. Ook had hij allerlei bellen op zijn fiets, en toeters. Hij liet het duidelijk merken als hij kwam. Er hing ook van alles aan zijn fiets, wat lawaai maakte. Potten en pannen, lepels, vorken en messen, van alles. Hoe hij ermee kon fietsen was een raadsel, maar alles ging goed. Hij giechelde zich door alles een weg heen. Op een dag zat de politie achter hem aan, maar daar had hij ook weer allerlei dingen voor. Ze konden niet tegen zijn uitvindingen op, en moesten het onderspit delven. Sindsdien probeerden ze het nooit meer, want de giechelaar was de ware politie. Ook probeerden ze hem eens naar een ziekenhuis te trekken, maar ook daar had hij zijn apparaten voor, en ze konden het niet meer navertellen. Nee, met de giechelaar viel niet te sollen. Het enige waar hij bang voor was waren olifantenslurven, maar ja, die waren daar niet. Wel had hij er soms weleens nachtmerries over, maar toch werd hij altijd giechelend wakker. Ze konden hem niet kapot krijgen. Op een dag probeerden ze hem naar een school te trekken, maar ook daar had hij zijn apparaatjes voor. Hij was immers de meester uitvinder, en hij vond ook zijn eigen school uit, dus daar eindigden ze, bij hem in de schoolbanken, want ze moesten niet denken dat er te sollen viel met de giechelaar. En dan gaf hij ze giechelend les, een koekje van eigen deeg. Hij was niet voor een gat te vangen, en hij was van alle markten thuis. Ik denk nog vaak aan hem terug, maar dan giechel ik niet. Neen. Dat laat ik aan de giechelaar over. Het is een klein beeldje op de televisie als een aandenken, en als ik op een knopje druk dan giechelt hij even, maar dan is het ook weer snel voorbij. Ik laat het weleens aan kinderen zien, en ze vinden het prachtig. Ze vragen me weleens hoe ik aan het beeldje kwam. Eens op de rommelmarkt gevonden. Wat mensen wel niet allemaal weggooien. 'Ik heb het op de televisie gezien,' zei een jongetje. 'Wat prachtig dat je zo'n ding hebt.' 'Oh, je hebt dat programma op de televisie gezien van de giechelaar ?' vroeg ik. Het jongetje knikte. 'Ja,' zei ik, 'en ik had er vroeger een boek van. Het boek heb ik niet meer, en verkopen ze ook niet meer, maar op de rommelmarkt heb ik het beeldje gevonden. Wat mensen tegenwoordig wel niet allemaal wegdoen. Maar goed, nu het boek nog.' 'Oma heeft het boek,' zei het jongetje. 'Nee,' zei ik. 'Oma heeft het boek niet. Je oma kletst maar wat. Het boek wordt niet meer verkocht, en ..... het wordt niet meer gemaakt .... en .... het wordt niet meer gelezen .... en ..... niemand heeft het nog, want het zijn hele speciale boeken die vroeger werden gemaakt, die langzaam in het niets oplossen. Je moet dus niet te langzaam zijn met lezen.' 'Je kletst maar wat,' zei het jongetje. 'Mijn oma heeft het boek wel, van vroeger.' 'Zeker een vervalsing,' zei ik. 'Het zijn mooie verhalen,' zei het jongetje, 'net zoals de verhalen op de televisie.' 'Okay, geluk ermee,' zei ik. Ik was jaloers. Ik wilde het boek ook. 'Misschien wil mijn oma het boek wel ruilen voor het beeldje,' zei het jongetje. 'Je oma kan de pot op,' zei ik. Hoe dan ook was de giechelaar een echte kinderheld, maar ook voor volwassenen, juist ook voor volwassenen. Ik wilde het boek ook, vervalsing of niet. Trouwens dat van die boeken die in het niets oplossen was maar verzonnen. Ik was gewoon kwaad op dat jongetje en zijn oma. Ik had het gevoel alsof we tegen elkaar aan het opscheppen waren. Misschien was het jongetje ook wel dingen aan het verzinnen, maar ik ging toch extra kijken op de rommelmarkten. Toen ik vele jaren later een boek van de giechelaar vond was ik door het dolle heen. Wat mensen toch wel niet allemaal wegdoen tegenwoordig. Ik kocht het direct. Ik bladerde er in, en het waren dezelfde verhalen als vroeger op de televisie. Ik las en las, en droomde helemaal weg. Het leek wel alsof ik de giechelaar weer hoorde giechelen. Die nacht sliep ik heerlijk. Toen ik wakker werd was ik nog steeds in vervoering, alsof ik dronken was. Nu had ik het boek en het beeldje. Boek, beeldje, boek, beeldje, boek, zo ging het de hele tijd in mijn hoofd. Ik was geobsedeerd. Mijn obsessie begon heel extreem te worden, maar ik werd geen giechelaar. Nee, dat liet ik aan de giechelaar over. Ik was echt zo'n kijker, zo iemand die altijd naar voetballen keek, maar zelf geen bal aanraakte. Maar de giechelaar raakte mij aan. Het was alsof de bal dwars door de televisie was geschoten, en ik was niet meer dezelfde. Ik was bijna als een dronken gek. Hoe kon iemand toch zo in de ban zijn van een jeugd serie ? De giechelaar, de giechelaar, zo ging het altijd door mijn hoofd heen. Nu wilde ik ook nog muziek van de giechelaar, en de video banden van de giechelaar. Ik was niet meer te stoppen. Mensen dachten : 'Waar is die jongen toch mee bezig ?' Ook mijn vrouw vond het
Page 22
wel welletjes, want ik was altijd maar met de giechelaar bezig, en niet meer met haar. Dat vond ze vervelend, en dat kon ik me voorstellen. Eigenlijk zou ik het virus wel op haar willen overbrengen, maar ze was koud als ijs. Ik was misschien met de verkeerde getrouwd, maar ik wilde haar ook niet wegdoen. God, als zij toch zou kunnen giechelen als de giechelaar, dan zou er weer wat leven in de brouwerij komen, maar ze was saai en klaagde altijd. Ze had altijd op alles wel wat aan te merken. Ik kon het nooit goeddoen. Maar ja, de giechelaar inspireerde mij om er toch nog wat van te maken. Wat een man, die giechelaar, en wat een baard, zo lang. Daar zou je een toren mee kunnen opklimmen of een berg. Wat een man, die giechelaar, en wat een boek, wat een verhalen. Ik kan er wel uren over praten, maar mijn vrouw vond mij vervelend. Allemaal mooie woorden vond ze het, waar we geen sikkepit aan hadden. 'Dat staat daar maar te kletsen en obsessief te doen,' zei ze altijd. En ze vroeg me altijd wat ik haar probeerde te verkopen. 'De giechelaar misschien ?' zei ik dan altijd. Ze werd stapelgek van mij en 'die giechelaar'. Ze vond het allemaal maar achterlijk. 'Doe maar eens wat aan de tuin,' zei ze altijd. 'Het is daar zo'n zootje.' 'Nee,' zei ik dan. 'Het is het oerwoud van de giechelaar. Het moet lekker wild blijven.' Toen bood ze haar excuses aan, en zei ze dat ik ook wel gelijk had, en dat ze zich niet zo moest aanstellen. Ze gaf toe dat ze jaloers was, omdat al mijn aandacht naar de giechelaar ging. De giechelaar boeide haar gewoon niet. Daar was ze te netjes voor, en Liesje mocht niet vies worden. Ik zou wel met haar een moddergevecht willen hebben, in plaats van onze wekelijkse kussengevechten. Maar dat vond ze te ver gaan. Sneeuwballengevecht was wat nog net kon. Dat hadden we wel vaak gedaan. Maar nee, ze mocht niet vies worden. Ze was als een porseleinen vaas. Ik vond het wel jammer. Het had zo mooi kunnen zijn. 'Waarom niet gewoon normaal zijn ?' vroeg ze me weleens. Ik hief dan altijd mijn schouders op. Ik wilde wat avontuur in mijn leven. Op een dag zette ze mij voor de keuze. Ik moest kiezen tussen haar en de giechelaar. Mijn keuze was natuurlijk snel gemaakt. Ik koos voor de giechelaar, en toen ging ze met zes wollen dekens achter de muziek aan. Ze heeft haar spullen gepakt en vertrok. Ik heb nog nooit in mijn leven zo gegiecheld, want ze was een blok aan mijn been. Soms belde ze me nog weleens op, en ik nam altijd op zeggende : 'Met de giechelaar.' Dat vond ze niet leuk. Ze wilde er niets meer over horen, maar ze was in ieder geval weg. 'Waarom bel je me nog ?' vroeg ik. 'Nou ja, toch voor de geschiedenis,' zei ze. 'We hebben samen veel meegemaakt.' 'Dat is waar,' zei ik dan. 'Ik kan wel gewoon de weekeinden komen,' zei ze. 'Dan kan ik het nog wel volhouden met die giechelaar. Door de weeks ben ik weg.' 'Goed,' zei ik. 'Dan kom jij maar lekker met de weekeinden. De giechelaar giechelt zich er wel doorheen.' En zo gebeurde het. Maar vaak was dat haar ook al teveel. Zodra ze binnenstapte zei ze vaak : 'Weer die giechelaar.' En zo werden de weekeinden met haar ook steeds korter, totdat ze maar een uurtje per week kwam, even op visite, om toch nog contact te houden. Ik probeerde me dan ook zoveel mogelijk te gedragen. Ook het uurtje werd steeds korter, totdat het nog maar een minuut was. Ze kon gewoon niet met mij leven. Telefoon ging op een gegeven moment ook niet meer. Toen gingen we maar brieven schrijven, ellenlange brieven over van alles en nog wat. Ik kon me redelijk inhouden, en uiteindelijk beviel dit me wel. Ik hield haar toch zo nog op zekere afstand, maar ook weer niet teveel en te ver. Ik had haar nu op de juiste plaats, daar waar ze niet tussen mij en de giechelaar in kon komen. Ik was echt een fanatieke fan van de giechelaar, en had alles voor de giechelaar opgegeven, mijn hele ziel en zaligheid, en hij verloste mij van het blok aan mijn been. Voor mij was de giechelaar het beste ziekenhuis, het beste medicijn, ook al was het al vele jaren na datum. Het leek wel alsof het daardoor zelfs beter was. Bij de giechelaar was alles over datum. Ook mijn vrouw was over datum, maar nu was het beter dan ooit. Door brieven hadden we elkaar gevonden. Het was het werk van de giechelaar. Einde De Kaaskabouter De kaaskabouter was op weg naar de kaasmarkt met een kar vol kaas die hij zou verkopen. Hoe hij zijn kaas maakte ? Dat was een duister geheim. Hij zond zijn wolven uit in de nacht om kinderen uit hun bedden te roven. Hoe deden zij dit ? Met een sleutel die op elk slot paste. Ze deden dat altijd in andere steden, en over de grens, niet in de stad van de kaaskabouter. De kaaskabouter lachte. Hij had zijn kinderkaas goed gebrouwen, en nu was het hard genoeg om verkocht te worden. De kazen waren goed gestold. Zoveel arme kinderen leden in zijn kooien. Zij wilden geen kaas worden, maar de kaaskabouter had geen medelijden. De kaaskabouter woonde helemaal alleen in het bos, met zijn wolven en de kinderen in kooien. Niemand anders kwam daar ooit. En daarom bleef het ook zo'n goed geheim. Mensen vroegen zich altijd af waarom de kaas van de kaaskabouter altijd zo lekker was. Wat zouden ze walgen als ze wisten wat het was. Het was kinderkaas. Op een dag, niemand wist hoe, kon er een jongetje ontsnappen. Hij rende zo hard als hij kon naar de dichtstbijzijnde stad, de stad van de kaaskabouter. Hij begon op deuren te kloppen, en allerlei mensen aan te spreken. Hij vertelde zijn verhaal, maar niemand geloofde hem. 'De kaaskabouter is een beste vent,' zeiden ze. 'Hij maakt de lekkerste kazen. Pas op met wat je zegt, want valse beschuldingen leiden tot de galg hier.' En het jongetje werd al snel opgepakt, en moest voor de rechter komen. Ook de rechter geloofde hem niet. Hoe durfde hij dat over de kaaskabouter te zeggen die zoveel voor kinderen had gedaan. Vaak doneerde hij gratis kaas aan kinderziekenhuizen en weeshuizen, en ook de armen kregen het vaak gratis. Nee, over de kaaskabouter mocht geen kwaad woord gezegd worden. Dat zou het jongetje de kop kosten. Het jongetje smeekte de rechter om wat politie agenten te sturen naar de kaaskabouter, om te zoeken naar de kooien, maar de rechter wees dit verzoek af. Hoe durfde dat jongetje zoiets te zeggen. Het zou ernstig trauma veroorzaken in de kaaskabouter als hij door politie agenten voor onderzoek zou worden bezocht. Hij zou dan een verdachte zijn, en dat zou een zware belediging
Page 24
zijn en ervoor zorgen dat de kaaskabouter geen kinderen, armen en zieken meer zou helpen. Het zou een ramp zijn voor de stad, want daar stond de stad immers om bekend. En zo werd het jongetje ter dood veroordeeld. Zijn hoofd zou eraf gehakt worden door de stadsbeul. Heel veel mensen zouden komen kijken. 'Nee, nee !' riep het jongetje. 'Ik smeek het u. Gaat u alstublieft daar kijken om te zien wat daar allemaal gebeurd.' In de rechtszaal stond er een dame op. 'Rechter, laat mij dan gaan om een kijkje te nemen bij de kaaskabouter. Ik verzin wel een smoes om binnen te komen, en zo zal hij zich niet geintimideerd of beledigd voelen,' zei de dame. Maar de rechter werd verschrikkelijk boos. 'Nog meer beledigingen aan het adres van de kaaskabouter die zoveel voor de stad heeft gedaan ? U moest u schamen. Weer een tegenstander. Weer zo iemand die de kaaskabouter verdacht probeert te maken. U krijgt hier ook de doodstraf voor, en ook uw hoofd zal op dezelfde dag als de onthoofding van het jongetje eraf gaan.' En zo durfde niemand een kwaad woord te zeggen over de kaaskabouter. Twee kinderen die ook in de rechtszaal waren besloten om na de rechtszaak toch eens bij de kaaskabouter te kijken. Ze gingen het bos in en kwamen na een tijdje lopen aan bij de kaaskabouter, en ja hoor, ze hoorden al snel het geschreeuw en gegil van kinderen, en kwamen er ook achter waar de kooien waren. Helaas werden ze al snel in de kraag gegrepen door de kaaskabouter. En zij die durfden bij de kaaskabouter te komen werden ook zonder pardon in de kooi gestopt om even later tot kaas te worden verwerkt. 'Stommelingen !' foeterde de kaaskabouter. 'Heel dom van jullie hier te komen. Wat kwamen jullie eigenlijk doen ?' De kinderen vertelden het verhaal, en de kabouter begon te lachen. 'Ik ben er één verloren, maar ik heb er twee voor terug. Zo gaat dat altijd.' De kinderen werden tot kaas gemaakt, en de dame en het ontsnapte jongetje werden op het stadsplein onthoofd door de stadsbeul, en de kabouter lachte. Maar op een dag kwamen zijn wolven ziek terug van de jacht, en ze hadden niets gevangen. De kaaskabouter vroeg zich af wat er aan de hand was, en de wolven schenen maar niet beter te worden. Nu kon de kaaskabouter geen kaas meer maken, en de mensen in de stad begonnen meer en meer te klagen, over hoe ze de zalige kaas van de kaaskabouter misten. De kaaskabouter kwam helemaal niet meer opdagen. Op een dag waren ze het allemaal beu, en gingen in een grote groep midden in de nacht met fakkels naar de kaaskabouter, die toen al sliep. Hij werd zo van zijn bed gelicht, en de woedende mensen vroegen hem waar zijn kaas bleef. Omdat de kabouter geen antwoord gaf zijn ze toen alles gaan doorzoeken, en kwamen uiteindelijk ook bij de kooien aan waar allerlei kinderkleren lagen. 'Zie, het was dus toch waar !' riep er eentje. 'Die dame en dat jongetje die ons er al voor waarschuwden en dat met hun kop moesten betalen hadden dus gelijk !' Woest gingen ze terug naar de kabouter, maar die was in geen velden of wegen te bekennen. Ze zijn toen teruggegaan naar de stad en vonden dat de hoofden van de dame en het jongetje een ereplaats verdienden. Het hoofd van de dame konden ze niet meer vinden, maar het hoofd van het jongetje had iemand bewaard in een glazen bol, en die werd voortaan boven de stadspoort gezet. De andere steden die nog steeds leden onder het hoge aantal aan vermiste kinderen kregen het ook te horen, en sindsdien waren er veel toeristen om het hoofd van het dappere jongetje boven de stadspoort te bezichtigen. 'Luister goed naar uw waarschuwer,' was er op een bordje onder het hoofd geschreven. De Schepping Dalmaël staat aan de hemelse oerrivier. Hij is half mens, half krokodil. Hij heeft een droom. Hij ziet vele mensen komen uit het water die door krokodillen worden verslonden. Slechts één mens weet te ontsnappen. De mens bereikt een grot en gaat daar naar binnen. Hij ziet daar een groen glimmend ei, en begint ervan te eten want hij is hongerig. Zo verandert ook hij in een krokodil, maar blijft half mens. En ook hij begint te dromen. En hij droomt over mensen die uit de rivier komen, maar zij worden door krokodillen verslonden. Eén weet er te ontsnappen, en komt tot een grot waar hij een ontmoeting heeft met de krokodillengodin. Zij verslindt hem en geeft dan geboorte aan de schepping. Dalmaël glimlacht. Hij kijkt naar het water van de hemelse oerrivier. Er komen vele krokodillen uit voort. 'Wie heeft er gedroomd ?' vragen zij, en verslinden dan de dromer. De Nacht Mysterieën I Het is nacht. Hafereth komt thuis tot zijn moeder, de krokodillengodin. Hij komt tot haar tent, en gaat die binnen. Hij legt een pot neer, en een mand, die hij had meegenomen. Hafereth loopt dan de tent weer uit, maar zijn moeder roept hem terug. II Hafereth slaapt bij zijn moeder in de tent, en ontvangt een droom. In deze droom is hij een prins. Als hij wakker wordt is hij weer arm. III Hafereth gaat naar de rivier. Zijn moeder is daar ook. Zij is een krokodil. Als hij dan in het water stapt, verslindt zij hem. Zij trekt hem naar beneden naar de onderwereld. Hier is hij een prins die over de doden moet oordelen. IV Hij weet niet hoe het moet.
Page 26
Hij doet daarom niets, en zit maar op zijn troon. Op een nacht komt zijn moeder weer tot hem. Dit gebeurt in een droom. Zijn moeder is weer in krokodillengedaante en verslindt hem weer. Als hij wakker wordt weet hij ineens hoe het moet, en begint met het oordelen van de doden. V Hafereth schrijft vele boeken, over zijn moeder, en ook over het oordelen van de doden. De zielen in de onderwereld moeten deze boeken lezen en zich aan de wetten houden. Maar Hafereth voelt zich erg alleen. Hij heeft geen vrouw. Dan op een nacht heeft hij weer een droom. Zijn moeder komt weer tot hem en verslindt hem weer. Als hij ontwaakt heeft hij een vrouw. VI Zijn nieuwe vrouw is ook een krokodillengodin. Zij helpt hem met het oordelen van de doden. Maar op een dag verslindt zij hem. VII Nu is hij alles kwijt. Hij is zijn troon kwijt. Hij is armer dan ooit tevoren. In de nacht komt zijn vrouw soms tot hem in een droom, en verslindt hem dan. Het gaat steeds slechter met hem. Hij weet niet waar hij is. Alles is duister. VIII In deze duisternis maakt hij zijn eigen tent, in grote eenzaamheid. Later komt hij erachter dat hij dicht bij een rivier is. Het begint weer dag te worden. De rivier zit vol met krokodillen. Ze komen uit het water en omsingelen zijn tent. Dan verslinden zij hem, en hij vindt het ware geluk, diep van binnen, als een opwellende rivier. IX Hij wordt wedergeboren in de schoot van de krokodillengodin, en dan begint alles weer bij het begin, maar niemand kan zijn geluk nog stelen. Altijd is hij nu de gouden prins van het geluk. Een koninginnenkind is hij, Het kind van de krokodillengodin. Hij heeft het geheim van het leven gevonden. De Peergangers De Perenheks bouwde haar domein van de geheimen die mensen voor elkaar hadden. Zij bouwde haar domein midden in de stad tussen de huizen, maar niemand zag het. Het was in het geheim. Ze bouwde langs alles heen, en tussen alles door. In haar tuin had ze een perenboom van wonderen, waardoor ze leven had geschonken aan de mensen van de stad. Maar niemand wist het. Het was geheim. En de mensen aten haar donkere peren en leefden in slavernij tot haar, tot haar wil en wensen. Ook deed zij hen over elkaar liegen opdat er ruzies ontstonden, en dan bood zij haar peren aan als medicijn. Maar niemand zag de hand die het hen aanbood. Het lag gewoon in de winkel, en niemand zocht er iets kwaads achter. En zo begonnen de mensen elkaar te beschuldigen van alle ellende. De perenheks lachte, maar niemand hoorde haar gelach. Op een dag konden veel mensen er niet meer tegen, en trokken de natuur in. Hier groeiden wilde peren, die zij begonnen te eten. En zij begonnen dromen en visioenen te krijgen, over het kwaad van de stad en de heks. En was de peer niet een herinnering aan het hart wat zij eens had gestolen ? Maar alles was nu zo anders. Hadden zij nog wel een hart ? Als ze van de wilde peren aten, dan voelden zij hun hart weer en dan weenden ze. Er waren niets dan dromen hier, maar de stad was een nachtmerrie. Een jongen keek uit zijn kamerraam in een woning op de stadsmuur, en zag deze vreemde uittochten. Zijn ouders hadden hier geen deel aan, en eigenlijk zou hij wel mee willen, maar hij mocht niet. Toen hij later groter werd en volwassen ging hij zelf mee. Er waren nog steeds van die uittochten, maar ook intochten. Hij wilde het met zijn eigen ogen zien, het zelf beleven, en ook hij at van de wilde peren. En ook hij kwam tot de woeste rivieren van de natuur. Ook hij kreeg zijn dromen en visioenen. Voor het eerst voelde hij zijn hart kloppen in zijn binnenste en hij weende. En hij hoorde de verhalen dat de wilde peren een herinnering waren dat er ook andere planeten waren. En hij had buitenaardse ervaringen waarin hij werd opgenomen tot die planeten, tot hogere bewustzijnsvormen. Het was voor hem een ontwaking. Hij kon nu de heks door alles heen zien, hoe de stad en ook zijn verleden was gebouwd op leugens. Maar hij kon ook het pad van de wilde peren zien, terug tot de oerrivieren, terug tot wie hij werkelijk was.
Page 28
De Perenverkoper De perenverkoper had een duister geheim, Hij verkocht alleen donkere peren van een donkere boom, De perenboom in de tuin van zijn oma, Al lang geleden was ze overleden, maar van haar peren hield hij nog zoveel. Ja, een duister geheim had de perenverkoper, Het was maar één perenboom, maar toch had hij zoveel peren. Zijn oma gaf hem eens het geheim, Van geslacht tot geslacht werd het doorgegeven, Moorden werden er gepleegd om het geheim te bewaren, Deze perenboom werd geplant op veel bloed, Van een kind ontvoerd en geofferd, Tot een vreemde god. Och, mocht ik het toch kunnen navertellen, maar ik kan het niet. Dat kind was ik zelf, maar nu ben ik slechts de wind. Nog altijd ga ik terug tot de perenboom, Daar waar ik het duistere geheim zag en stierf, Want niemand zou het geheim zien en leven, En de perenverkoper verkoopt zijn peren door, Zijn donkere, donkere peren, En niemand weet wat voor gruwelijk geheim ligt opgeborgen in hun pitten. Eens zag ik hem lopen, die perenverkoper, daar bij de molen, En gaf hem een lel, want dat is wat ik als de wind nog steeds kan doen, En ik blies hem weg, ver weg, tot achter de molen, En ik duwde hem zo de rivier in, En hij riep : 'Het moet om mijn duistere geheim zijn, dat geheim waar kinderen voor moesten sterven, en waardoor mijn peren altijd goed verkopen.' En ik zei : 'Zeg het dan, zeg het dan,' maar hij hoorde mij niet, maar toch zei hij het. Hij dacht dat er niemand was, maar ik hoorde alles, en had ik het niet eens eerder gehoord ? 'Oh omaatje lief !' riep hij, 'Oh god van de duistere peren, redt mij !' Maar zijn peren hoorden hem niet. En hij begon te zingen, liedjes zo vreemd, En hij begon te dansen, maar niets deed mij stoppen. Ik nam hem op en slingerde hem weg. 'Oh perengod !' riep hij, 'nooit had ik van uw peren moeten snoepen, want waar heeft het me nu gebracht ? Een kind geofferd aan een vreemde god om de peren te laten groeien, dat is niet zo goed als ik dacht. Ik heb me daadwerkelijk vergist, maar bij wie moet ik nu zijn ? Hoe kan ik het goed maken ?' En ik liet de perenverkoper los hoog boven het water. Met de plons riep hij uit : 'Mijn boze spelletjes zijn uit. Geen peren van oma meer voor mij. Deze jongen is nu vrij.' En zo trok ik hem uit het water, en bracht hem naar huis. Maar sindsdien dansten de peren, en iedereen die de peren nog at begon ook te dansen. En ze konden niet meer stoppen. En hoe de perenverkoper ook riep, ze luisterden niet. En allen dansten zij tot het water, in grote optochten. En zo gingen zij ten onder, en de perenverkoper was mijn enige vriend. De Februari Schietpartijen Ik herinnerde mij de Februari schietpartijen. Maar nu was ik bij haar. Zij haatte mij. Ik herinnerde mij de vogel die mij oppikte en hier bracht. Het was zeer traumatisch, als een nachtmerrie. Ik zag hoe de grote vogel mij streng in de gaten hield. Ik kende deze vogel niet, maar het was een roofvogel en het had grote angst in mijn hart gebracht. Het greep mij in de weilanden toen ik vluchtte van de februari schietpartijen. Deze vrouwen waren gek. Als ik in de stad was gebleven zou ik niet meer geleefd hebben. Ze hadden het ook op mij gemunt, maar wat was dit leven waard hier ? Deze vrouwen waren gek. Op een dag greep de vogel mij weer, en nam mij weg. Misschien vond de vogel het wel genoeg. De vogel bracht me diep in de wildernis, maar ik kon niet vergeten wat er was gebeurd. Op een bepaalde manier had de vogel mijn leven voor de tweede keer gered. In de nachten had ik nachtmerries over de Februari schietpartijen. Ik was helemaal alleen in de wildernis, maar de vogel zorgde voor mij. Het hield roofdieren op een afstand, en bracht voedsel tot mij. Het was maar een droom. Ontsnapping was slechts een droom hier. Meer en meer begon ik te twijfelen aan de februari schietpartijen. Het kon slechts een nachtmerrie zijn geweest. Wat gaven de vrouwen mij hier te eten ? Ik keek haar aan, en toen lager naar haar borsten. Ik was in grote angst en pijn. Hoe zou iemand naar deze vrouwen kunnen kijken en leven ? Ze waren barbaars, wreed, als een nachtmerrie. Zij waren de februari schietpartijen.

De Logistieke Filosofie


Page 0
Page 2
De Logistieke Filosofie COAB 2019 Hoofdstuk 1. Rigil Kent in de tweede bijbelse poëzie Hoofdstuk 2. De Ontwaking van Job Hoofdstuk 3. Stierf Jezus wel werkelijk aan een kruis ? Hoofdstuk 4. De Tijd Vliegt en Liegt Hoofdstuk 5. Diepere betekenissen van Kaïn en de slang van mozes Hoofdstuk 6. Bespreking van ons 1994 artikel 'De Overwinning over Gog' Hoofdstuk 7. Paulus en de verborgen Godin in het NT Hoofdstuk 8. De Rivier van Vergetelheid Hoofdstuk 9. De Vrouwen van Adam en een ander scheppingsverhaal in het Judaïsme Hoofdstuk 10. Na Rigil Kent - Het probleem : dimensie overlapping Hoofdstuk 11. Het nut van een identiteits crisis Hoofdstuk 12. Het ontstaan van dimensie overlappingen Hoofdstuk 13. De Sexuologie van de Gnosis Hoofdstuk 14. De Drie-enige Godin van Adam Hoofdstuk 15. Het Stoïcijnse Pad van de Eenling Hoofdstuk 16. Nut of Geluk ? Hoofdstuk 17. Overeenkomsten en verschillen tussen de stoïcijn en de christen Hoofdstuk 18. Het stoïcisme als vergeten en verloren geraakt fundament van het christendom Hoofdstuk 19. De Stoïcijnse drie-eenheid Hoofdstuk 20. De stoïcijnse natuurmotor Hoofdstuk 21. De Stoïcijnse filosofie versus het zout komplot wat de aarde bedreigd en allang heeft ingenomen Hoofdstuk 22. Het zout alarm in de stoïcijnse filosofie Hoofdstuk 23. Logos in de cryptosofische amazone filosofie Hoofdstuk 24. Diepere betekenissen van de heracles mythologie ook in verband met het christendom Hoofdstuk 25. De diepere betekenis van het tweede werk van Heracles Hoofdstuk 26. De varkensjacht Hoofdstuk 27. Auschwitz en het verloren varken Hoofdstuk 28. Sobibor - de heilige graal van de tweede wereldoorlog Hoofdstuk 29. De tweede wereld oorlog nu Hoofdstuk 30. Creative Energy Life Hoofdstuk 31. De man erger dan Hitler - Josef Mengele - Fuhrer van de medi-nazi's Hoofdstuk 32. 1940 - het leugenjaar Hoofdstuk 33. Het hogere ras van Nietzsche en de verloedering van de Nietzcheaanse filosofie Hoofdstuk 34. Nietzsche en het Nooitgemaakte Hoofdstuk 35. Nietzsche en het op de deur kloppende Nihilisme Hoofdstuk 36. Napoleon en de eeuwige obscuriteit Hoofdstuk 37. Het wachten op het napoleonitische visioen Hoofdstuk 38. Napoleon en de nachtmerrie van de feutus en het herstel van het moederschap Hoofdstuk 39. Napoleon en de perseusische spiegel Hoofdstuk 40. Stofzuiger fabrikanten uit de hel Hoofdstuk 41. De kruistocht tegen de demonologie Hoofdstuk 42. De logistiek van de demonologie Hoofdstuk 43. De nachtmerries van de feutus : Bamah en de zwarte hanen Hoofdstuk 44. De ontvoerde feutus en de openbaring van het oer-onderbewustzijn Hoofdstuk 45. Het lek in de eenling filosofie Hoofdstuk 46. Het Areta Kruis Hoofdstuk 47. De werken van heracles als oer-medicijnen Hoofdstuk 48. Areta en de zwart-witte hanen Hoofdstuk 49. Het oog Hoofdstuk 1. Rigil Kent in de tweede bijbelse poëzie De kennis fluistert, in golfbewegingen, van zachter naar harder naar zachter, om de openstaande mens te onderwijzen. Hier is veel buitenaardse activiteit mee gemoeid. Het zijn als abstracte bedrijven of samenlevingen waar je aandelen bij kunt hebben om delen in de winst, ook als een soort verzekering, waarvoor je dus een bepaalde belasting betaald. Die belasting is puur voor herkenning, als een token, dus zwaar cryptisch. Die tokens liggen door ons hele leven heen. Het kunnen bepaalde gebeurtenissen zijn, herinneringen, of zelfs hele kleine details die ieder ander mens over het hoofd zou zien. Zo kom je tot het gat van Rigil Kent, tot de kern, waar alle overlevingsdrangen van de mensheid naartoe leiden. Overleven kun je in kennis. Overleven kun je door kennis te worden. Zo komt de mens langzaam tot de eeuwige kennis door laag voor laag af te pellen. Er is buitenaardse hulp. Er wordt veel buitenaardse hulp geleverd in allerlei vormen, op allerlei manieren, en de belasting is
Page 4
puur de tegenreactie, als onderdeel van de communicatie, waardoor het zich kan inhaken. Daarom wordt de mens dus gestoken door de insecten van de rode Rigil Kent kern, als injectie naalden van de hogere natuur dokters. Daar kun je even naar van zijn, maar het wekt je op en geneest je. Ook in de poëzie van de tweede bijbel wordt er ruimschoots aandacht geschonken aan Rigil Kent, als 'de planeet der planeten' : 'Ik ken een plaats waar het zwarte sap stroomt, van een zwarte heuvel, diep in Rigil Kent, daar, diep binnenin, en aan het einde van die tunnel stroomt het rode sap, allemaal om je te doen ontwaken binnenin. Het maakt je verstand zo pluizig, en dan raak je een sleutel aan die je niet eerder zag : koud geweten.' Dit gaat over de rode kern van Rigil Kent, en over de verstoffelijking van het verstand, als een zachte natuurstof waardoor de mens weer kan absorberen. Het koude geweten betekent dat het geweten niet meer reactief is naar aardse wetten, maar alleen maar naar de wetten van de rode kern van het heelal in Rigil Kent. Het wordt ook in verband gebracht met de fluisteringen van de natuur, die als dobbelstenen zijn. Het zijn dus orakels. Op een strategische, gecodeerde manier worden er boodschappen overgebracht die zo niet onderschept kunnen worden. Dat is dan symbolisch de belasting die je betaald. Deze belastingsystemen zijn er dus voor om de mens te beveiligen. De mens moet weer gevoelig worden voor de belastings-systemen van de rode kern van Rigil Kent, van de natuur. Het is onderdeel van de immunologie van de natuur. Dan wordt er gesproken over een fluisteringen fokkerij, wat precies daarover gaat. Daar zijn ook 'bakkers' voor, die in deze fluisteringen ook wonen, en zich erin verbergen. Het is een rijpings proces, en de natuur kent de perfecte timing. Hiervoor zijn de spelletjes die zij spelen dus ritueel, als stricte natuurprocessen. Zelfs onze gezichten zijn op hun kaarten, wanneer zij kaartspelletjes spelen, en als zij natuurverjaardagsfeesten hebben, die overigens tegengesteld zijn aan aardse verjaardagsfeesten (omdat niet een materieel jaar de mens doet verjaren maar het verdienen van kennis), dan zijn onze gezichten de 'vlammetjes' op hun verjaardagskaarsen. Er wordt gesproken over een zeer wrede biljart kamer, maar het is allemaal namaak. Ze simuleren een heleboel, om de mens eruit te halen. Ze hebben alles nagemaakt, als een spookhuis. Als je vriend je vijand speelt, dan is het om je te genezen. Hij komt daar binnen als een spion, om jou eruit te halen. De mens mag dus gevoelig worden voor deze natuur-tekens. De mens kwam hier door de zwarte steen van de scheiding, stelt de tweede bijbelse poëzie vervolgens. Dat kan van alles zijn. De mens werd ergens van afgescheiden en toen begon het hele circus, maar het was om je het gezicht van de bakker te tonen, al zijn gezichten. Vandaar dat het thema 'de bakkerman's gezichten', of 'de vele gezichten van de bakker' telkens weer terugkeert in de tweede bijbelse poëzie. Het zijn spiegels. Kun je erin kijken om de boodschap te ontcijferen ? Uiteindelijk wordt er dan gesteld dat je zelf de bakker bent, en in een gevecht was met een vrouw genaamd 'de zwarte weduwe', wat ook de naam is van een spin. Het is een zwart sap, maar het wekt de mens op tot de rode bloemenvelden diep binnenin. Het zijn allemaal spelletjes. Hiervoor is een spelletjes museum waar al die automaten staan. De mens raakte erin verdwaald, en moet de spelletjes leren spelen, signalen leren herkennen. Het zijn prehistorische automaten, die eigenlijk niet eens meer werken, maar die vele verhalen dragen. Verderop wordt er gesteld dat het uit de verhalen tas van de grote peer kwam. De peer is een beeld van het oerzaad. Deze peer is als een doemprofeet, en het wordt alleen maar erger. Hij is op weg naar het museum. Hij moet hiervoor door het verlammende en verblindende verkeer en de verkeerslichten. Hij bestrijdt het met zijn horloge en zijn kompas, waarvoor hij zwarte kristallen verzamelt. Hij moet wel, want anders verkopen zijn horror-films niet. Ondertussen verkoopt hij zijn verhalen aan de vogels, die daardoor direct verstenen, want zo kunnen ze in het museum terechtkomen. Allemaal willen ze naar het museum. De grote peer heeft ook een kermis, en hij moet voldoende bezoekers aantrekken, wat alleen maar kan door een goed spookhuis. Zijn geheim is een zwarte raaf in zijn hart, het duisterste muziekstuk ooit. Hij nam het uit Rigil Kent. Dan wordt Rigil Kent de 'planeet der planeten' genoemd, waar alle kinderen genezen worden, omdat iemand de aandacht nam en de tijd voor hun duisterste putten. De grote peer beschrijft het hart van ieder kind met groot gemak, en negeert hun diepste pijnen niet. Hij toont het mes op het scherm, en ook degene die de misdaad heeft gepleegd, en dan verschuifd hij alles op het scherm totdat het het zachtste sprookje is. Alles, maar dan ook alles, wordt tot plastic. Dan staan er twintig kleine plastic draakjes op je kamer, voor de sier, als speelgoed, in een box voor miniatuurtjes. Ik had het vroeger ook in mijn kamer hangen. Ik verzamelde plastic figuurtjes. Het gaf me rust. En dan denk je : 'Wat was het probleem nu eigenlijk ? Dit is alles wat ervan is overgebleven.' Hoofdstuk 2. De Ontwaking van Job Numeri 21 4Toen zij van de berg Hor opgebroken waren in de richting van de Schelfzee ten einde om het land Edom heen te trekken, werd het volk onderweg ongeduldig. 5En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? om te sterven in de woestijn? Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijs walgen wij. 6Toen zond de Here vurige slangen onder het volk; die beten het volk, zodat er velen van Israël stierven. 7Daarop kwam het volk tot Mozes en zeide: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de Here en tegen u gesproken; bid tot de Here, dat Hij de slangen van ons wegdoe. Toen bad Mozes ten gunste van het volk. 8De Here dan zeide tot Mozes: Maak een vurige slang en plaats die op een staak; ieder, die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven. 9Toen maakte Mozes een koperen slang en plaatste die op een staak; en wie, wanneer een slang hem gebeten had, op de koperen slang de blik richtte, bleef in leven. Het volk wilde niet hongeren in de wildernis, wilde niet minderen om het hogere te ontvangen. Neen. Het volk wilde het vele. Ze verlangden terug naar de vleespotten. Ze konden het leven in de wildernis niet waarderen, en kenden het ook niet. Er kwamen toen slangen om hen te bijten, en ze moesten terugkeren tot de slang, wat een beeld is van het hongeren, het wurgen van het ego wat altijd maar meer wil. Uiteindelijk was het de slang die hen uit de slavernij had gevoerd, zoals de staf van Mozes telkens in een slang veranderd. De honger, het minderen, had hen dus uitgeleid en in deze wildernis gebracht. Maar nu werd hun ego gewurgd, en dat ging hen te ver. Zo was er een zuivering in het volk, want alleen degenen die terugkeerden tot de slang bleven in leven. Wat hield dit ten diepste in ?
Page 6
Ten eerste dus : 'meer' is niet de weg. 'Minder' is de weg. Velen willen deze prijs niet betalen. Eigenlijk is het maar een enkeling die deze prijs betaald, geheel volgens de strategie van de natuur in de natuurlijke selectie, die al in de jaren 1800 door Nietzsche en Darwin werd gepredikt. Dat was een zware boodschap voor de kerkelingen die altijd maar familie-zuchtig en groeps-zuchtig waren, altijd maar meer kerkzieltjes wilden hebben. Zo voelden ze zich beter over zichzelf. Ze konden de vleespotten niet loslaten. Ze wilden de slang van Mozes, de slang van het minderen en de wurging van het ego niet. Zij aanbaden het collectieve ego, en noemden het God. De meerderheid is altijd weer hun excuus, altijd weer hun kompas. Dat is het wezen van de stad. En altijd volgen ze na wat een ander zegt : 'Er staat geschreven.' Dat is voor hen voldoende bewijs. Want ziet u, de meerderheid is immers de gemakkelijkste weg, want dan hoef je ook geen weerstand te bieden. Eigenlijk bent u dan al dood, als u de weg van de meerderheid begaat. Laten we eerlijk wezen. Het minderen is het wonder van de natuur. Juist dan gaan je ogen open voor de rijkdom van de natuur en wordt je creatief. Je gaat leven, ja, zelfs eeuwig leven. Het is niet makkelijk, het is hard werk, maar zeker niet saai. Je neemt depressie dan op de koop toe, want het beschermt je, en zondert je af van de dode massa's. Het is een teken dat je nog uniek bent. Een teken van leven en creativiteit. Je wilt namelijk geen losbol zijn. Restricties doen nu eenmaal pijn, maar het heeft een reden en is een boodschap. Beugels doen pijn, maar het houdt je op het pad. Zo groei je niet scheef en krom zoals de clowns in de stad. En de slang is een beeld van flexibiliteit. Je vind je weg er wel doorheen. Altijd weer vind de slang een uitweg. Het is een paradijselijk principe. Genesis 49 17De stam van Dan zal een slang op de weg zijn, een hoornslang op het pad, die in de hielen van het paard bijt, zodat zijn berijder achterover valt. De d'n wortel in het Israelitisch, van de stam Dan, is de exegese, de schriftuitleg, het pad van de inwijding door deze mythes. De d'n wortel is ook verbonden aan eDeN, d'n, het paradijs, en in het Westen, in de Germaanse mythologie aan oDiN, d'n. Dit is dus de slang, de wurgketen van het ego, wat verder ook beschreven wordt in de grondteksten van het paradijs verhaal, want ook Adam had zo'n wurgketen om z'n nek. In het Aramees kreeg ook Jezus zo'n wurgketen om zijn nek. Het trekt de mens mee naar een andere wereld. Het is een beeld van het minderen. Daarom was het paradijs ook geen luilekkerland, maar een wildernis met restricties in de grondtekst. Het is de abstracte 'onderwereld' waar je toe komt als je ego sterft. Die kun je dus nu al binnengaan. In de grondteksten was Ijove (Job) iemand die in contact stond met de onderwereld, de erets. 12 :8 zegt : 'Spreekt tot de onderwereld (erets), en het zal je onderwijzen.' In 10 : 9 roept het stof van het paradijs hem, de aphar, om hem te bedekken. De wildernis roept hem, opdat hij contact heeft met de aarde en door haar bedekt is. Hij krijgt dromen en visoenen die hem angst aanjagen. Hierom verlangt hij naar de honger en de wurging (7: 14- 15). In tegenstelling tot het volk verlangt hij naar de slang van Mozes, naar de wurgketen van Adam. Hij wil het vele niet. Hij wil niet horen bij Sodom en Gomorrah. Hij is een eenling. Hij is een afgezonderde. Hij zou moeten gaan slapen in het stof van de paradijselijke onderwereld, de paradijselijke wildernis, wat dus allesbehalve een hedonistische tuin van losbollige vreugde is, zoals het in het Westen vaak wordt neergezet (:21). Om aan het vele te ontkomen moest hij komen tot de besnijdenis, ook de hoofd-besnijdenis (19:26). In 9 : 18 wordt de heilige wurging van het ego beschreven : – God zal mij niet adem, ruwach, laten ontvangen, maar zal mij vullen, verzadigen, saba, met bitterheid in de ziel. Adem (ruwach, geest) was maar een tussenstap, en het zou van Ijove weggenomen worden nadat het hem tot de wildernis had geleid, zoals ook de geest in het NT tot de wildernis leidt, tot de volle waarheid. Het is een onderpand. 10 : 1 – Ik zal spreken in de bitterheid van mijn ziel, nephesh. Die ziel werd ook aan Adam in het paradijs geschonken, en hier aan Iyove. De ziel is in de grondtekst de honger, de restrictie en discipline van het minderen. De honger wekt een andere vibratie op. Ijove moest nomadisch leven, alles achter zich laten, trillend en bevend door de wildernis, om in die andere vibratie te komen, nuwd. Abbadown, de vernietiger, oftewel b-dan, het hart van Dan, het hart van de slang, van de wurgende honger, stond naakt, zonder bedekking, voor het Aangezicht van God (26 : 6). Zij zou op jacht gaan naar Ijove om hem terug te brengen tot de paradijselijke wildernis. Ook Ijove was naakt hier vandaan gekomen, en moest er weer naakt tot wederkeren. Dat wil zeggen : zonder compromissen, zonder bedekkingen, zonder reserves. Naaktheid is een beeld van de honger. (1 : 20-21 ) In het boek Openbaring bewaakt Abbadown de oerafgrond, de baarmoeder. Iyowb werd geplaagd door dromen en visioenen die hem angst aanjoegen. Dit was zo erg dat hij de hongerdood en de wurging verkoos boven het leven (7 : 14-15). In het Aramees staat er dat hij naar Abbadown verlangde. Hij wilde het kloppende hart van de honger leren kennen, de bewaker van de baarmoeder van de wildernis. Dit is dus in principe de exegese van het thema 'de slang' in de bijbel, het wurgtouw om het ego een halt toe te roepen. In het Aramees verlangt Iyowb niet alleen maar naar Abbadown, maar onderzoekt haar ook. Het hart van de honger is natuurlijk de heilige gebondenheid, oftewel de natuurlijke selectie, de uitverkiezing van de natuur. Dit is het hart van de slang, de inventaris van de natuur. Hiertoe werd Ijove door dit alles gedreven. Zijn tong begaf het in dit proces en hij kreeg een wachter van de mond. De Romeinen maakten Jove tot hun god, en het werd het fundament van de huidige beschaving, maar ze maakten een bespotting van Ijove, want de huidige beschaving is gebouwd op het fundament van het hedonisme, niet de honger. De stropdas werd het symbool voor de elite, wat een bespotting is van de heilige wurgketen. Alles wordt in de lagere aardse gewesten verkeerd voorgesteld, en de betekenissen zijn verloren gegaan. Hoofdstuk 3. Stierf Jezus wel werkelijk aan een kruis ? Ik doe al vele jaren onderzoek naar de Kaïn en Abel mythe, en als kind werden we met dit verhaal bijna doodgegooid, over Kaïn die zijn broer Abel vermoord, maar dat staat er helemaal niet in de Israelitische grondteksten en in de Egyptische wortelteksten. Ik heb er al veel over geschreven, maar Abel is Hobel in het Hebreeuws en betekent 'adem', en het is een schaduw van Kaïn, namelijk zijn ego, en dat moest sterven. Het komt regelrecht uit de Egyptische onderwereld boeken. In het zesde of zevende uur van het boek der poorten, het uur van khaen of qan (vgl. qayin, hebreeuws) zien we de gemummificeerde god q'n of aqen staan met een touw om zijn nek, en er komen telkens schaduwen uit hem voort, als beeld van het ego, en daarom moet er voortdurend aan het touw getrokken worden, opdat het ego hem niet kan overnemen. Dit is dus het heilige wurgtouw, waar
Page 8
ook Jezus aan hing in het Aramees, en wat ook Ijove en Adam hadden. Dit is dus het orignele verhaal van Kain en Abel, zijn ego adem, zijn schaduw. Het wurgtouw is er om hem te beschermen. Het is iets metaforisch natuurlijk, niet letterlijk, zoals al die verhalen. Dit touw ontstond in de Egyptologie door het Woord, wat voortkwam uit de mond van kaen, en het bracht de uren voort. het was het touw van tijd. Eerst werd het beschreven als slang, maar toen als touw. Er is dus een bepaald ritme van het touw. Het kruis kon in het Aramees ook paal en galg betekenen, zkp, zowel gekruisigd als gehangen. Soms wordt het woord saliba gebruikt, wat ook weer kruis, paal of galg, hangpaal, kan betekenen. saliba : Marcus 10 21En Jezus, hem aanziende, kreeg hem lief en zeide tot hem: Eén ding ontbreekt u, ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemel hebben, en kom hier, neem uw wurgtouw met u mee en volg Mij. Lukas 14 27Wie niet zijn wurgtouw draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn. zkp : Filippenzen 2 8En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood van het wurgtouw. Khn, kahen, kaen is in het Aramees de dienstknechten van de tabernakel, en als ik aan het qan mysterie van Egypte denk, dan denk ik ook direct aan het beloofde land Kanaan, waar het overblijfsel van het volk wat de slang van Mozes had aangenomen, het heilige wurgtouw, binnen zouden treden. Ook denk ik dan aan Kana waar Jezus water veranderde in wijn, en ik denk aan Noach's wijngaard die hij kreeg na de zondvloed. Spreuken 1 8Hoor, mijn zoon, de tucht van uw vader en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet; 9want zij zijn een liefelijke krans voor uw hoofd, een keten voor uw hals. Spreuken stelt dat we daarom de halsketenen, het wurgtouw, moeten ontvangen, om ons te beschermen tegen de tuchteloze onkunde. Het is tegelijkertijd een sieraad, de yayu, of y'yw in het Aramees. Yw-ove, Jah-ove, betekent in die zin 'het wurgtouw van Ijove (Job)'. Zonder dit wurgtouw is er geen leven mogelijk, en ook geen sieraad. In het Hebreeuws is dit in Spreuken de anaq. Ook dit komt regelrecht uit het Egyptisch, als een symbool van leven, en het teken is een nekketen, of kruis met een lus eraan. Ook is het een symbool van eeuwig leven. De anaq was alreeds de gebondenheid en de beperktheid in Egypte, de restrictie, ter beveiliging van de mens, als onderdeel van het onderwijs. Het was een onderdeel van de Egyptologische demonologie. Het is één van de bekendste symbolen van Egypte, maar slechts weinigen weten wat het inhoudt. In het Aramees is de halsketen ervoor opdat de mens niet vergeet en niet afwijkt. Het is een sieraad van leidende kennis, als een gids op het smalle pad door de enge poort.