0

september 2017 eenmalige uitgave ALTIJD OP DE TANDEM OPLEIDING EN WERKVELD SCHOOLONTWIKKELING DOOR ONDERZOEK NIET MEER WEG TE DENKEN PROFESSIONALISEREN NATUURLIJK IN HET POS DE OOGST VAN 3 JAAR ‘VERSTERKING SAMENWERKING’

INHOUD SAMEN OPLEIDEN Voorwoord Colofon De penvoerders aan het woord Els van der Pol & Ankie de Laat Blik op het POS vanuit Fontys HKE Astrid Venes De coördinatie van het POS Nina Plompen-van der Wijst Toetreding regio Tilburg Ronald Keurentjes & Céline Mercier Ontwikkeling nieuwe curriculum Caroline Wijsman Profilering en minoren Jan Beijers Een leven lang samen beoordelen Joost van Berkel 18 SAMEN PROFESSIONALISEREN 36 De startende leerkracht Marie-Louise van Lieshout & Claudia van Eggelen-Lammerding Voortgezette professionalisering Arjan van Eeten Facts & figures Kwaliteitszorg 42 44 38 Jos Montulet & Marieke Schoenmakers Mijn ervaring als werkveldexpert Sjoerd Kivit Noot van de redactie Nawoord 48 49 50 3 3 4 Samen werken aan leerkrachtvaardigheden Jos Hardeman 8 10 12 14 Ontwikkelscan opleidingsschool Marc Cobben 16 24 Facts & figures Opleidingsschool 29 Werken aan inhoudelijke samenwerking Iris Windmuller & Marieke Spruijt Het POS als netwerkorganisatie Henderijn Heldens 20 & Annemarie van den Broek 26 22 Professionalisering in het POS Hans Asbreuk Samen kennis delen Brigit van Rossum Traineeship Xpect Primair 45 46 2

SAMEN AANPAKKEN Beste lezer, SAMEN ONDERZOEKEN W Onderzoekscultuur in de school Linda Keuvelaar-van den Bergh & Anje Ros De ontwikkelscan ‘onderzoekscultuur’ in de praktijk Anja van Wanrooij Facts & figures Academische Opleidingsschool 35 34 30 at leuk dat je dit magazine hebt opengeslagen. Dat betekent waarschijnlijk dat je deel uitmaakt van het Partnerschap Opleiden in de School, als student, leerkracht, directeur, teamleider, bestuurder of anderszins. Een blad vol verhalen, dat wilden we maken, over samenwerking en de opbrengsten daarvan. We blikken terug op het driejarige project ‘Versterking samenwerking lerarenopleiding en schoolbesturen’ dat op 1 juli 2014 in het POS van start ging. Wat is er in die drie jaar ontzettend veel gebeurd! Nieuwe vormen van samenwerking zijn ontstaan en bestaande lijnen zijn weer tot leven gebracht. Samenwerken doen we niet om het samenwerken. We doen het omdat we er met z’n allen in geloven dat we alleen zo de beste leerkrachten opleiden. Die overtuiging ben ik overal in het POS tegengekomen. Het magazine is opgedeeld in drie delen: samen opleiden, samen onderzoeken en samen professionaliseren. We hopen dat je in ieder deel de energie proeft van de mensen die zijn geïnterviewd omdat ze in het project een rol hebben gespeeld, als deelprojectleider of vanuit hun specifieke rol in het POS. Hun verhalen laten zien dat we met elkaar dingen durven aanpakken en uitproberen, dat we willen leren van en met elkaar, steeds met dat ene doel voor ogen: de beste professional op de beste plek. COLOFON Idee: Brigit van Rossum en Sietske Mol Interviews en redactie: Sietske Mol Fotografie: Angeline Swinkels Vormgeving: Reclamebureau de Code Drukwerk: Drukkerij Weemen, Gemert Met dank aan alle geïnterviewden voor hun enthousiaste verhalen, en aan Esther Baginda en Anneke Wasser voor hun onmisbare ondersteuning. Enfin, tot zover alle inspanningen die we hebben geleverd tijdens het project ‘Versterking samenwerking’. Ze vormen een prachtige basis om in de regio’s op verder te kunnen bouwen. We zetten geen punt, maar een komma! Al lezend over wat al is teweeggebracht, krijg je hopelijk ook zicht op de toekomst waaraan je zelf kunt meebouwen. Heel veel leesplezier! Brigit van Rossum, Signum Onderwijs projectleider project ‘Versterking samenwerking lerarenopleiding en schoolbesturen’ Versterking samenwerking 3

SAMEN OPLEIDEN ELS VAN DER POL directeur Onderwijs en Ontwikkeling Signum Onderwijs WE STAPPEN ALTIJD OP DE TANDEM. STUURGROEPLID ELS VAN DER POL IS DIRECTEUR ONDERWIJS EN ONTWIKKELING BIJ SIGNUM ONDERWIJS, DE PENVOERDER VAN DE ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL BINNEN HET POS. ZE VROEG DESTIJDS EIGENHANDIG DE SUBSIDIE AAN VOOR HET PROJECT ‘VERSTERKING SAMENWERKING’. ‘ONZE KRACHT IS DAT WE ALTIJD OP ZOEK GAAN HOE WE DINGEN KUNNEN VERBINDEN ZODAT ZE ELKAAR KUNNEN VERSTERKEN. DAARDOOR WORDT ÉÉN PLUS ÉÉN DRIE.’ 4

ANKIE DE LAAT bestuurder ATO-Scholenkring Wat deed jullie destijds besluiten om de subsidie voor het project aan te vragen? ‘We hadden al de ambitie om alle studenten van FHKE samen op te leiden, we wilden het onderzoek beter implementeren in de scholen en koppelen aan het opleiden in de school, we hadden ambities op het gebied van professionaliseren en een leven lang leren en maar een klein beetje tijd, geld en ruimte. Het was een kans om de ambities waar we anders tien jaar over hadden moeten doen, in kortere tijd te realiseren. Veel ontwikkelingen zijn in een versnelling gekomen. En het was een goed besluit om Brigit aan te nemen als projectleider. Zij heeft binnen het kader van OCW de onderwerpen die voor het POS van belang waren op de kaart weten te zetten. We hebben daardoor ook echt meer bereikt, daar ben ik van overtuigd.’ Waar doel je dan bijvoorbeeld op? ‘Ik denk aan de producten rondom de startende leerkracht, de inzet en betrokkenheid van het lectoraat, de ontwikkelscans. We zijn door de projectleider meegenomen in het proces, en alle producten bevestigden steeds dat we met elkaar goede dingen aan het doen waren. Anje Ros, de lector, heeft samen met Linda Keuvelaar bereikt dat het onderzoek een grote en stevige plaats heeft gekregen in de opleidingsschool. Niemand kan daar meer omheen. Ik denk dat onze kracht is dat we altijd op zoek zijn gegaan hoe we dingen konden verbinden zodat ze elkaar kunnen versterken. We zoeken altijd naar nieuwe kansen en meer uitdagingen, zonder concurrentie. Daardoor wordt één plus één drie.’ Versterking samenwerking 5

TROTS BEN IK OOK DAT DE DINGEN DIE WE BEREIKT HEBBEN, ONZE EIGEN DINGEN ZIJN. Hoe doen jullie dat? ‘Je hebt mensen nodig die die mindset hebben, die overtuiging dat samenwerken en verbinden tot de hoogste opbrengsten leidt. Je vertrouwt elkaar, je weet van elkaar welke visie je aanhangt. We doen het als opleiding en werkveld samen. De kracht van ons partnerschap is dat niet de pabo, maar de besturen in het werkveld de kartrekker zijn. Daardoor krijg je een andere dynamiek. We hebben bewust voor deze verantwoordelijkheid en regie gekozen en de opleiding heeft dat altijd in vertrouwen geaccepteerd. We kregen bij visitaties ook terug, en dat heeft onze visie mede gevormd, dat we bij alle ontwikkelingen en op alle niveaus zorgen dat er iemand van de opleiding en vanuit het werkveld betrokken is. Daardoor versterk je elkaar. Ook als we nieuwe dingen uitzetten, zorgen we dat we altijd op die tandem stappen. Dat ‘samen’ is inmiddels zo vanzelfsprekend. Nieuwe regio’s in het POS moeten daar in het begin soms aan wennen maar ook daarvoor geldt: door samen de goede dingen te doen, elkaar te ontmoeten, altijd in gesprek te blijven en successen te vieren, is die samenwerking op een gegeven moment geen issue meer.’ Het project is afgelopen, hoe gaat het nu verder? ‘Brigit heeft de dingen goed weggezet bij de stuurgroep, de coördinatoren, de opleiding en de besturen, die ook veel meer zijn aangehaakt dan voorheen. We zullen het met elkaar moeten blijven onderhouden. Als de structuur en de werkprocessen goed uitgezet zijn en iedereen pakt daarin zijn verantwoordelijkheid, dan loopt het door. De coördinatoren zijn de verbindende schakel tussen wat er binnen de opleiding, de stuurgroep, de besturen gebeurt en wat er op de werkvloer gebeurt. Zij zijn de spin in het web die beleid van boven naar beneden kunnen vertalen en andersom. Maar het werkt pas als anderen het ook oppakken.’ Waar ben je het meest trots op, terugkijkend op de afgelopen drie jaar? ‘Ik ben trots op de waardering die we gekregen hebben vanuit het Steunpunt Opleiden in de School, de herkenning en erkenning van de processen en producten. Zoals de producten voor de startende leerkracht waar een heel groot deel van ons POS gebruik van maakt. Ik ben ook trots op de manier waarop de opleidingsscholen naar zichzelf kijken in zelfevaluaties en daar continu verbeterplannen voor maken, en op de onderzoekscultuur. Door instrumenten als de ontwikkelscan ga je evalueren en reflecteren. Die maken je bewust waar je mee bezig bent en leiden tot het gesprek over de manier waarop je het doet. Daardoor is de kwaliteit van de individuele scholen toegenomen. Trots ben ik ook dat de dingen die we bereikt hebben, onze eigen dingen zijn. Dat het van binnenuit tot stand is gekomen en vanuit een behoefte van ons partnerschap, niet als opdracht van buitenaf. En natuurlijk op de betrokkenheid van de vele mensen in de regio’s en besturen, en de input die zij geleverd hebben aan het project. Knap hoe zij kartrekkersrollen hebben genomen.’ Wat zou je nog wensen voor het POS? ‘Voor de toekomst vind ik een spannende wel: hebben we nog voldoende grip en kunnen we met elkaar de kwaliteit waarborgen? De coördinatoren zijn belangrijk, om signalen tijdig op te pakken. Een ander dilemma is dat we enerzijds de leeromgeving van de studenten zo goed mogelijk willen inrichten en zorgen dat ze op de beste opleidingsscholen stage kunnen lopen, anderzijds zou het opleiden in de school meerwaarde moeten bieden voor alle scholen. Die vraag houdt ons bezig: hoe benutten we de expertise van alle scholen zodanig dat we studenten goed voorbereiden op het onderwijs van de toekomst.’ Lees ook het interview met Els van der Pol en coördinator Ronald Keurentjes (voorjaar 2016) op www.partnerschapopleidenindeschool.nl/stuurgroep. 6

Professionalisering is een belangrijke pijler in het POS, kun je daar iets over vertellen? ‘Eerst richtten we ons op studenten, toen ook op starters, nu zijn we bezig met basis- naar vakbekwaam en met professionalisering. We doen dat samen met Fontys Hogeschool Kind en Educatie. Zij hebben bijgedragen aan flexibilisering van masteropleidingen waardoor professionals nu een keuzemenu hebben, hun eigen tempo kunnen volgen. De opleidingen zijn sterk afgestemd op de praktijk, er is goed geluisterd naar elkaar. We zien ook dat mensen er meer gebruik van maken. Er zijn zelfs mensen die een tweede master gaan doen. En er is dankzij de samenwerking met en flexibiliteit van Fontys een premaster ontwikkeld. Er ligt ook een kans: ervaren onderwijsprofessionals zouden een rol kunnen hebben in het opleiden op de pabo en in de mastertrajecten.’ STUURGROEPLID ANKIE DE LAAT IS BESTUURDER BIJ ATOSCHOLENKRING, PENVOERDER VAN DE OPLEIDINGSSCHOOL BINNEN HET POS. ‘KRACHTIG IS GEWEEST, DAT HET ECHT EEN PROJECT WAS MET EEN BEGIN EN EEN EIND, MET EEN GOED PROJECTPLAN, PROJECTLEIDING EN FINANCIERING, DEGELIJK INGEZET WAARDOOR JE IN EEN STROOMVERSNELLING KUNT KOMEN.’ Hoe kijk je terug op het project ‘Versterking samenwerking’? ‘Ik zie op heel veel fronten ontwikkeling en vooruitgang, vooral omdat er heel veel tools ontwikkeld zijn. Ik denk dat alle ontwikkelscans een hele belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de doorontwikkeling en borging van het project. De scans kunnen gebruikt worden als een groeimodel, iedereen kan op elk willekeurig moment instappen. Door de fasering die in de ontwikkelscans is aangebracht ga je met elkaar dezelfde taal spreken. Je kunt deze als school op verschillende wijze gebruiken. Herinner je je nog een eerste moment van succes binnen het project? ‘Het hele stuk rondom de startende leerkracht, van start- naar basisbekwaam, is een mijlpaal geweest. Dan heb ik het zelfs al over het denkproces. Het ging nu niet meer over werkgeverschap van een individueel schoolbestuur maar over een gezamenlijk personeelsbeleid, dat gaat veel verder dan professionalisering. Bijvoorbeeld wanneer je als schoolbesturen gezamenlijk verantwoordelijk bent voor vervangers in een invalpool die hun eerste ervaringen in het onderwijs opdoen.’ Wat maakt dat een partnerschap als het POS werkt? ‘Mensen kunnen elkaar vinden en ontmoeten, het gaat toch vaak om elkaar kennen. Daardoor creëren we met elkaar ook een sfeer van vertrouwen en openheid. Ik denk dat we een positieve instelling hebben. We denken niet in problemen maar ook in kansen, dat wordt breed gedragen, op alle lagen. Bijvoorbeeld wanneer je als schoolbesturen gezamenlijk verantwoordelijk bent voor vervangers in een invalpool die hun eerste ervaringen in het onderwijs opdoen. Wat overigens niet wil zeggen dat onze manier van werken een blauwdruk is, zo werkt het niet.’ Versterking samenwerking Hoe precies? ‘Zij staan met beide voeten in de praktijk en hebben veel kennis die ze kunnen overdragen. Nu geven zij nog vooral gastcolleges, terwijl je kunt kijken of je samen zo’n curriculum kunt vormgeven. Daarmee bied je leerkrachten ook een carrièreperspectief. Andersom mogen docenten van de pabo vaker in de klas komen kijken en meedraaien. Het gaat voortdurend om de aansluiting tussen theorie en praktijk, tussen opleiding en werkplek, en het bieden van carrièreperspectieven. Dat kan ook iets doen met de arbeidsmarkt. Het beroep van leerkracht heeft geen positief imago. Als je weet dat je als leerkracht op termijn ook weer starters kunt begeleiden en opleiden, heb je zicht op senioriteit, dat doet iets met waardering en erkenning. Doordat we voor starters de krachten hebben gebundeld, weten we elkaar ook op dit gebied beter te vinden. Juist daarom denk ik dat het een mijlpaal is geweest. Het ging verder dan samen opleiden.’ Wat zou jij wensen voor de toekomst van het POS? ‘Door geen concurrent van elkaar te zijn maar juist samen verantwoordelijkheid te delen, heb je ook een beter antwoord op vragen van de arbeidsmarkt. Daarbij blijft interessant: wat kun je gezamenlijk doen en waarin kun je je onderscheiden. Elkaar de ruimte geven maar ook afspreken wat we minimaal gezamenlijk willen doen, zoals we nu doen in de nieuwe samenwerkingsovereenkomst voor de opleidingsscholen. Als stuurgroep moeten we zorgen dat de verbinding met de regio’s goed wordt georganiseerd voor uitwisseling van visies en praktijkervaringen.En er mag ruimte blijven voor innovatieve projecten, daar word je altijd beter van.’ 7

ASTRID VENES directeur Fontys Hogeschool Kind en Educatie HET IS EEN KWESTIE VAN ELKAAR LEREN KENNEN. ASTRID VENES, DIRECTEUR VAN FONTYS HOGESCHOOL KIND EN EDUCATIE, IS SINDS SEPTEMBER 2015 LID VAN DE STUURGROEP VAN HET POS. ‘HET WAS BEST EVEN ZOEKEN, NAAR WAT HET POS IS EN DOET, NAAR MIJN EIGEN ROL EN HOE WE SAMEN AAN DE DRIE PIJLERS AAN HET BOUWEN ZIJN.’ MAAR ZO LANGZAMERHAND IS ZE AARDIG INGEVOERD. SAMEN MET JAN BEIJERS, BRIGIT VAN ROSSUM EN DE JURIST VAN FHKE HEEFT ZE HET AFGELOPEN JAAR DE REGIE GEPAKT VOOR DE NIEUWE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST. 8

SAMEN IN ONTWIKKELING Vanwaar een nieuwe samenwerkingsovereenkomst? ‘In die overeenkomst maken we vooral afspraken over hoe we samen opleiden. Als het gaat om samen professionaliseren en samen onderzoeken, willen we meer vanuit de goede voorbeelden ontdekken wat er kan en mag, vanuit de ambitie om samen op trekken. Dan zeggen sommige besturen ‘wauw, fijn wat er allemaal al is ontwikkeld’, anderen zeggen: voor mij is dat nog een brug te ver’. Ik vind dat prima. Voor samen opleiden moet je wel, in het belang van startende leerkrachten, goede afspraken maken. We hebben een beperkt aantal studenten, we willen allemaal goede leerkrachten, hoe kunnen we daar met elkaar voor zorgen. Natuurlijk, het kiezen van opleidingsscholen is een bestuurlijke aangelegenheid, maar weet dat wij dat als opleiding graag in overleg doen.’ Is het zoeken naar balans tussen samen doen en zelf (laten) uitvinden? ‘In deze fase speelt heel erg dat de dynamiek in de regio plaatsvindt en hoe die dynamiek van de besturen onderling zich tot elkaar verhoudt. Besturen snappen dat je regionaal afspraken moet maken met de hogeschool en met elkaar. Dan heb je het ook over een rijk palet aan opleidingsscholen voor studenten. Maar als het gaat over ‘wat heb ik dan precies aan de paraplu van het POS’ en ‘hoezo moet ik mij verhouden tot een bestuur in een andere regio’, daar zit het zoeken en de meerwaarde zien van wat al ontwikkeld is. De insteek is vooral een lerende cultuur, en niet een mal waar je in moet passen. En dat heeft tijd nodig.’ Ben je daar optimistisch over? ‘Ik denk dat het een logisch groeimodel is. Dat je met elkaar zorgdraagt voor het samen opleiden en daarna denkt: wat zou het mooi zijn als we de professionals daarna ook nog kunnen ondersteunen. Zo is dat in Den Bosch ook gegaan. Ik ben hartstikke enthousiast over alles wat er ontwikkeld is in het POS en ik zie geen reden waarom ook anderen niet zouden vinden dat juist dat samen optrekken voor iedereen beter is. FHKE ziet daarvan zeker de meerwaarde. We willen heel graag een bijdrage leveren aan schoolontwikkeling. Natuurlijk is het voor ons heel handig als we dat in alle regio’s volgens eenzelfde set afspraken kunnen doen. Ik ben de penvoerders dan ook heel erkentelijk dat zij destijds hebben gezegd: wij staan ervoor open om de vijf regio’s te laten aanhaken en daarmee dus ook te accepteren dat voor elke deelnemende school het bedrag gaat dalen. Ik vind het echt knap dat dat gelukt is, dat zij zo loyaal zijn.’ Welke rol heeft de stuurgroep vooral? ‘In het nieuwe organogram bij de nieuwe samenwerkingsovereenkomst staan de basisscholen, besturen en FHKE bovenaan, en niet meer de stuurgroep. Volgens mij is dat een beter beeld. Het gaat uiteindelijk om wat er gebeurt in die scholen, hoe leiden we mensen op, de stuurgroep is meer een netwerkbenadering: wat moeten we samen onder de paraplu afstemmen. Je moet sturen op de minimale eisen waar we elkaar op aanspreken, om te voorkomen dat het alle kanten uitwaait. We zeggen nu ook: wie deelneemt aan de stuurgroep moet er met mandaat zitten van de achterban, je moet weten wat er in de regio speelt. We zien daarom nu meer bestuurlijk overleg in de regio. Ook de coördinatoren zijn een belangrijke schakel. Dat we duo’s van werkveld en opleiding hebben geformeerd, is belangrijk geweest. Ik ben eigenlijk heel tevreden over de stappen die gezet worden.’ Wat wens je voor de toekomst? ‘Ik hoop dat we dit uitbouwen, leren van elkaar, de paraplu van het POS zien als kans om samen sterker te staan, waardoor we meer kunnen bereiken met minder inspanning. Zonder daarmee te denken dat je kunt kopiëren. Not invented here speelt bij POS heel erg. Mensen zijn bij iets wat ze zelf uitvoeren ook graag verantwoordelijk voor de ontwikkeling ervan. Maar universele opbrengsten moet je delen en zeggen: doe er je voordeel mee. Bijvoorbeeld de producten voor de startende leerkracht, heel mooi dat MarieLouise daarover nu gesprekken voert met besturen, daar wordt heel enthousiast op gereageerd en dan zijn mensen soms verrast dat het vanuit het POS is ontwikkeld.’ Wordt er al voldoende gedeeld, vind jij? ‘Het is ook gewoon een kwestie van elkaar leren kennen, daar begint samenwerking mee. In die zin ben ik heel optimistisch, want ik zie heel veel ontwikkeling en mensen die elkaar weten te vinden en helpen. We zijn wel aan het kijken hoe we kennis en goede ervaringen nog meer kunnen delen, daar is nog veel te ontdekken. Het komt voort uit dat je elkaar kent, ziet waar de vraagstukken liggen en denkt: hé, daar kan ik iets in betekenen. Dat is maatwerk; wat heeft een bepaalde regio en een bepaald bestuur nodig om een stap te zetten. Vaak is de wil er wel, maar is het zoeken naar hoe je dat doet.’ Waar ben je het meest trots op? ‘Ik werk al lang bij de pabo, en ik noem opleiden in de school altijd als een van de grootste veranderingen. Van studenten los op schooltjes, individuele begeleiding waarbij je als studieloopbaanbegeleider af en toe met de mentor sprak maar de directeur alleen een keer een hand gaf en het verder eigenlijk helemaal niet met elkaar had over wat speelt er binnen de school. Heel erg gericht op dat individu van de student, terwijl je nu veel meer met elkaar bezig bent om samen als opleiding de doorontwikkeling te maken. Het opleiden in de school is het vliegwiel voor onze vernieuwing. We zitten continu bij elkaar aan tafel, weten wat er speelt, wat we elkaar kunnen bieden. De kloof tussen praktijk en theorie is kleiner geworden. Als je ziet hoe we als lerarenopleidingen de relatie met werkveld vormgeven, hoe we samen werken aan professionalisering van mensen en loopbaanperspectieven creëren, en een rijke leeromgeving voor studenten… daar kunnen andere opleidingen nog veel van leren. Ik denk dat we daar echt trots op mogen zijn.’ Versterking samenwerking 9

SAMEN LEREN In 2016 ging de structuur van de coördinatie in het POS op de schop: elke regio kreeg een coördinatieduo en er kwam een coördinator voor de Academische Opleidingsschool, tevens hoofdcoördinator. Hoe heb jij deze verandering ervaren? In het begin waren we best nog zoekende, maar inmiddels merken we dat we meer verbindingen zijn gaan maken. We proberen veel meer dan voorheen om hetzelfde te verstaan onder kwaliteit van opleiden. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid en doe je alleen al DE COMMUNICATIE IS OPENER. NINA PLOMPEN-VAN DER WIJST IS OPLEIDINGSCOÖRDINATOR IN DE REGIO VEGHEL. ZE VORMT EEN DUO SAMEN MET WERKVELDCOÖRDINATOR LAMBERT VAN DER VEN. ‘DE AFGELOPEN 3 JAAR HEBBEN WE DE WERKWIJZEN VAN DEN BOSCH EN VEGHEL BETER OP ELKAAR AFGESTEMD, WE ZIJN MEER GAAN UITWISSELEN EN GAAN LEREN VAN EN MET ELKAAR.’ Op welk vlak vond de uitwisseling plaats? ‘Aanvankelijk hebben we vooral geïnvesteerd in instrumenten om te werken aan de kwaliteit van opleiden in de school. We hebben de rollen onderzocht en gekeken waar mensen samen optrekken, naar de manier van opleiden, naar de rol van feedback. We zijn samen professionaliseringsdagen gaan organiseren voor basisschoolcoaches, studieloopbaanbegeleiders, mentoren en directeuren. Daarbij werd de expertise van zowel werkveld als opleiding ingezet. Een basisschoolcoach heeft bijvoorbeeld een workshop gegeven over begeleiden met spel, een ander over oplossingsgericht coachen. Ik vind dat nog steeds een hele mooie werkwijze. Er worden nieuwe verbindingen gelegd, mensen zoeken elkaar ook nadien nog op. Je leert van elkaars manier van werken en van de dialoog daarover. De massale opkomst bij deze dagen zegt eigenlijk al hoe waardevol mensen het vinden.’ door het gesprek erover aan te gaan. Het duo van werkveld en opleiding betekent voor mij dat we kijken welke verbindingen we kunnen aangaan, bijvoorbeeld met de veldkwaliteitskring van FHKE in de regio Veghel, de intervisie van basisschoolcoaches en studieloopbaanbegeleiders, veranderingen in het curriculum. We zoeken steeds de juiste kanalen.’ Kun je een voorbeeld geven? ‘Gisteren tijdens ons breed coördinatorenoverleg concludeerden we dat de dialoog op directeurenniveau heel waardevol is om opleiden in de school te verbeteren. Linda Keuvelaar heeft naar aanleiding van de ontwikkelscan AOS-ontwikkelgesprekken gevoerd met schooldirecteuren. Ik ben daar ook een paar keer bij aangesloten en dan merk je dat kritisch naar je eigen organisatie kijken zo belangrijk is. Wat doen we al goed en waar kunnen we nog een slag slaan. Ook de tijd nemen 10 voor dat gesprek wordt als heel waardevol ervaren. Vanuit ons coördinatieduo hebben we een interviewleidraad opgesteld met onderwerpen voor gesprekken met directeuren. Maar ook de dialoog met bestuurders is van belang: in hoeverre zijn zij betrokken bij het opleiden in de school?’ Waar draait het precies om in die gesprekken? In de interviewleidraad hebben we vier onderwerpen benoemd die aan bod zouden moeten komen: de visie op opleiden in de school; waar sta je als school en hoe werk je aan een onderzoekende houding, de ontwikkelscan, het rijke palet aan opleidingsscholen dat we in de regio willen en professionalisering op alle lagen waarbij aanbod van opleiding en werkveld kan worden uitgewisseld. Het zijn mooie gesprekken die je dan met elkaar voert, soms spontaan vanuit een vraag van een bestuurder, soms tijdens een studiedag.’ Wat hebben de afgelopen 3 jaar nog meer gebracht? ‘Ik denk dat we in de communicatielijnen helderder zijn en dat we ze makkelijker oppakken. Ik hoop dat dat nog meer gaat inslijten, zeker op bestuursniveau. Er zijn nauwe samenwerkingen ontstaan tussen basisschoolcoaches en studieloopbaanbegeleiders waarin we kritisch naar elkaars werkveld kunnen kijken en dit durven bespreken. We zien de rol van de basisschoolcoach een mooie groei doormaken, had die voorheen vooral contact met de mentor en student, nu wordt ook het gesprek met de directeur aangaan over wat ertoe doet heel belangrijk.’ Ik denk dat de communicatielijn naar directeuren nog verstevigd kan worden. Daar kunnen wij als coördinatoren ook zeker een rol in spelen. We hebben die directeuren keihard nodig bij ontwikkelingen en innovatie, als facilitator en als visionair. De basisschoolcoach kan het niet in zijn eentje doen, juist die directeur moet uitdragen dat de school ertoe doet bij het opleiden van toekomstige collega’s. Hoe mooi is het wanneer we samen zien wat studenten

in de school, voor de school kunnen opleveren. Als je het als school echt samen doet, en steeds het gesprek aangaat over het onderwijs van de toekomst: wat hebben kinderen nodig en wat moeten we onze studenten dan leren.’ Wat kan nog beter? ‘Ik ben heel positief. In het begin was ik wat ongeduldig, het duurt een tijd voor er beweging ontstaat en opbrengsten zichtbaar worden, maar na 3 jaar durf ik echt te zeggen dat we een kwaliteitsslag hebben gemaakt. De communicatie is opener en we zoeken elkaar op. Het is niet meer de pabo en het werkveld, we zijn samen de opleiders. Dat zie en voel ik ook echt zo.’ Wat zou je wensen voor het POS? ‘Ik hoop dat we op de werkplek nog vaker de professionele dialoog zullen voeren. Daar zouden we meer ruimte met elkaar kunnen pakken. Vaak is het een kwestie van bewust inplannen. Er zijn zoveel onderwerpen waarover je met elkaar zou kunnen stoeien, als mentor, basisschoolcoach, studieloopbaanbegeleider, directeur, leerkracht, student. Iedereen geeft er vanuit zijn eigen goedheid handen en voeten aan, maar het er met elkaar over hebben heeft grote impact op de kwaliteit van begeleiden.’ NINA PLOMPEN-VAN DER WIJST docent Fontys Hogeschool Kind en Educatie Veghel Basisscholen Basisscholen aangesloten bij de Opleidingsschool aangesloten bij de Academische Opleidingsschool Opleiding • Fontys Hogeschool Kind en Educatie (HKE) • Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg (OSO) • Lectoraat Leren en Innoveren Coördinatie Schoolbesturen • Regio ’s-Hertogenbosch • Regio Veghel • Regio Tilburg • Regio Eindhoven • Regio Venlo • Academische opleidingsschool • Regio ’s-Hertogenbosch • Regio Veghel • Regio Tilburg • Regio Eindhoven • Regio Venlo Stuurgroep Visie en beleid Vertegenwoordiging vanuit partnerschap, bestaande uit penvoerders, regio’s, hoofdcoördinatie en opleiding Partnerschap Opleidingsschool Partnerschap Academische Opleidingsschool Versterking samenwerking 11

RONALD KEURENTJES teamleider Fontys Hogeschool Kind en Educatie Tilburg ER ZIT ZO’N ENERGIE, GEWELDIG OM TE ZIEN. VOORDAT TEAMLEIDER RONALD KEURENTJES (FHKE TILBURG) COÖRDINATOR WERD, WAS HIJ STUDIELOOPBAANBEGELEIDER. HIJ WEET NOG HOE HET WERKTE VOORDAT ZIJN REGIO TOETRAD TOT HET POS: ‘DE BEGELEIDINGSKWALITEIT IS ECHT EEN NIVEAU HOGER. DE STUDIELOOPBAANBEGELEIDER BEGELEIDT NU STUDENTEN UIT ALLE FASEN VAN DE OPLEIDING. DIE KRIJGT STEEDS BETER IN DE GENEN WAT VOOR SOORT LEERKRACHT WE AAN HET OPLEIDEN ZIJN.’ Hoe is dat gegaan, toetreden tot het POS? ‘We hadden al een bestaand netwerk van ongeveer honderd scholen. Die zijn allemaal geïnformeerd over de omslag die we zouden gaan maken, bestuurders zijn daarbij betrokken. Scholen die konden en wilden voldoen aan de convenantafspraken hebben zich gemeld. Als coördinatoren hebben we gezegd: we willen een kleurrijk palet aan opleidingsscholen. Inmiddels zijn het er nu veertig, ieder met een onderwijsnest van minimaal zeven studenten. Dankzij het project hebben we als coördinatoren bij de toetredingsfase twee keer per jaar gesprekken kunnen voeren op de scholen, een hele intensieve tijd, maar wel de moeite waard, het gaat toch om elkaar leren kennen.’ Komen er nog opleidingsscholen bij? ‘Er zijn nog besturen die scholen mogen laten toetreden, maar dat betekent ook dat de gemiddelde leergemeenschap op een school kleiner wordt. Dat is nu een discussiepunt in onze regio: met hoeveel scholen gaan we gezamenlijk die verantwoordelijkheid voor het opleiden pakken. Ik vind zeven studenten per school best weinig, ik denk dat tien een ondergrens zou kunnen zijn, omdat je weet dat de aantallen door het jaar heen fluctueren.’ Hoe is de overgang naar het POS voor de scholen geweest, denk jij? ‘Volgens mij is het voor de scholen die zijn toegetreden alleen maar succesvol geweest tot nu toe. Natuurlijk zitten er verschillen in de kwaliteit, maar dat mag ook. Als er echt geen groei is, dan moet je daar iets mee. Hier en daar zien we dat wel gebeuren. De voornemens en verbeterpunten zijn er, maar de daadwerkelijke kwaliteitsslag wordt niet bereikt. De cruciale tandem is die van de studieloopbaanbegeleider en de basisschoolcoach. Als die niet goed functioneert, dan kan er zorg ontstaan. Daarbij is de directeur een sleutelfiguur om die kwaliteit te bewaken. Als je wilt dat er een onderzoekscultuur komt binnen je school, zijn die drie mensen de spil.’ Wat maakt die tandem succesvol? ‘Ik denk dat het met name zit in het durven benutten van de ruimte, ondernemerszin pakken. Als je gaat zitten wachten op een stramien, dan gebeurt er niet veel. Er is geen kant-en-klaar draaiboek. Natuurlijk heeft iedereen een jaarplanning, is er intervisie, maar je moet er zelf naar op zoek gaan. De directeur moet in de gaten houden hoe alle partners functioneren, en zorgen dat studenten de vele mogelijkheden zien om hun bijdrage te leveren aan de schoolontwikkeling en aan vraagstukken binnen de school.’ Hoe hebben jullie het ervaren om aan te sluiten bij een netwerk waar al veel ontwikkeld is? Kun je daarin nog voldoende je eigen ding doen? ‘Ik heb er alleen de voordelen van gezien. In mijn beleving hebben we ons niet geremd gevoeld en was het alleen maar fijn dat je ergens op kunt terugvallen. Er is volop ruimte om dingen zelf vorm te geven. Gezamenlijk spreek je een aantal kwaliteitscriteria af, die zitten in de ontwikkelscan, een instrument om te laten zien waar je de groei kúnt maken. Daarom maak je ook deel uit van een partnerschap. Het gaat niet om waar je staat, als die groei er maar is. Daar zit ook wel een zorg.’ Céline Mercier, vierdejaars student aan de pabo in Tilburg (en bij het ter perse gaan van dit magazine inmiddels afgestudeerd!): ‘Een groot verschil met toen ik begon aan mijn studie, is dat ik toen alleen met eerstejaars studenten in een onderwijsnest zat en nu in een grotere groep met stagiaires uit alle jaren. Voor een eerste- of tweedejaars is het fijn om ook ervaringen te kunnen delen met ouderejaars, voor ouderejaars biedt het kansen om het voortouw te nemen en leiderschapskwaliteiten te ontwikkelen. Ik heb bijvoorbeeld weleens een intervisie geleid, vanuit één van de competenties die ik 12

SAMEN OPLEIDEN ALS JE GAAT ZITTEN WACHTEN OP EEN STRAMIEN, DAN GEBEURT ER NIET VEEL. Welke zorg precies? ‘Kwaliteit en verantwoordelijkheid daarvoor nemen, dat is nog geen vanzelfsprekendheid. Iedere opleidingsschool zou op zijn minst een PDCA moeten hebben aan het begin van het jaar. En het is goed als anderen daar af en toe in meekijken. Als coördinatoren zijn we wel bezig met de vraag welke rol wij daarin spelen; is het onze taak om dat te monitoren? De scholen zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van opleiden in de school, je voelt je dan toch een soort controleur. Terwijl we weten dat de gesprekken die we met directeuren voeren enorm worden gewaardeerd. Die ontmoeting, het met elkaar spreken over kwaliteit, kun je misschien ook anders organiseren. Het gaat erom je rol te pakken.’ Waar ben je trots op? ‘Ik ben supertrots op de tandems van basisschoolcoaches en studieloopbaanbegeleiders, op allerlei initiatieven die er genomen worden, op de drive die er zit bij degenen die er iets van willen maken en dat zijn er echt heel veel. Er zit zo’n energie, ik vind dat geweldig om te zien. Een opleidingsdocent en een collega uit het werkveld hebben nu twee jaar op rij in co-creatie de basisschoolcoaches geprofessionaliseerd. Als je dan hoort dat na afloop de netwerken vanzelf voortgaan, is dat echt iets om trots op te zijn. De netwerkorganisatie van het POS doet op dat niveau heel goed zijn werk. Waar ik minder zicht op heb, zijn de mentoren, dat is uiteindelijk de grootste spil in de begeleiding van studenten. Ik ben er ook trots op dat er steeds meer samenwerking is tussen het werkveld en de opleiding in het professionaliseren en in de inductiefase. Wat we nog meer mogen benutten en waarvan ik weet dat het potentieel er is, is dat we collega’s uit het werkveld een steeds grotere rol laten spelen in het instituutsleren.’ Hoe zou dat eruit kunnen zien? ‘ik denk daarbij aan plekken in ons POS waar dat al wel zo loopt, met bijdragen in het ontwerp van het onderwijs en leerarrangementen op de pabo, en actieve deelname aan bijvoorbeeld minoren. Ook het samen beoordelen: veldassessoren die bij ons de competentie-examens mee afnemen en andersom, collega’s van ons een rol gaan spelen in de begeleiding en beoordeling op weg naar basisbekwaam en vakbekwaam. Ik vind dat heel mooi, want dan krijg je een nog beter beeld wat het betekent om vier jaar bij ons opgeleid te zijn en dan te mogen starten in het onderwijs, waar je dan tegenaan loopt. Dat zet ons als opleidingsdocenten nog verder op scherp. Een ander mooi voorbeeld: we hebben verbouwd in Tilburg. Eén van de uitgangspunten was dat we een plek wilden zijn waar we elkaar vanuit het POS kunnen ontmoeten. Dus we hebben gezegd: iedereen uit het werkveld kan bij ons gratis gebruik maken van de gebruiksruimtes. De enige tegenprestatie die we vragen is dat we weten wat je er doet en dat collega’s die interesse hebben kunnen aanschuiven. Dit werkt, besturen organiseren er regelmatig professionaliseringsactiviteiten voor hun teams, en collega’s sluiten ook echt aan. Zo vindt steeds vaker de ontmoeting plaats.’ moest aantonen. Een ander verschil is dat de studieloopbaanbegeleider veel vaker op de school is. Ik merk dat de lijntjes korter zijn, dat de slb’er beter op de hoogte is van ontwikkelingen op de stageplek, en dat er meer contact is met de mentoren. Het is makkelijker communiceren, je hoeft minder uit te leggen. Doordat we met zowel de basisschoolcoach als de studieloopbaanbegeleider als alle studenten kunnen sparren, krijg je een bredere blik op dingen.’ CÉLINE MERCIER vierdejaars student pabo Tilburg Versterking samenwerking 13

SAMEN VERDIEPEN DE ONDERZOEKSCULTUUR IN ON HEEFT OOK EEN BOOST GEKREG CAROLINE WIJSMAN IS TEAMLEIDER OP DE PABO ’S-HERTOGENBOSCH. ZE IS VANAF DE START VAN HET PROJECT NAUW BETROKKEN. ‘IK DACHT: WAT FIJN, DIT GEEFT DE MOGELIJKHEID OM MENSEN UIT ONS EIGEN TEAM, MENSEN UIT HET WERKVELD EN MENSEN DIE OP EEN ANDERE MANIER BETROKKEN ZIJN EENS WAT MEER TIJD TE GEVEN OM DINGEN DIEPGAANDER UIT TE ZOEKEN. EN MET DE AANPAK VAN BRIGIT, MET DE VERSCHILLENDE DEELPROJECTEN, KON DIE VERDIEPING OOK DAADWERKELIJK BEREIKT WORDEN.’ Kun je zo’n moment noemen waarop iets in beweging kwam? ‘Toen Brigit en ik twee jaar geleden voor het eerst met Claudia Lammerding aan tafel zaten om te praten over de startende leerkracht, ontstond al snel het gevoel: hier kunnen we echt een slag gaan slaan. Ik weet nog dat we de flyers van het leernetwerk achterin de mapjes met de diploma’s hebben gestopt, en in september hadden we de eerste groep al bij elkaar. Dat zijn dingen, die zijn geweldig. Als Claudia niet vanuit het project was gefaciliteerd, was het waarschijnlijk niet gebeurd. En nu, 2 jaar later, hebben we in Tilburg ook een prachtig leernetwerk.’ Jullie zijn ook aan de slag gegaan met het nieuwe curriculum, hoe is dat gegaan? ‘Onze wens was om bij het ontwerpen van de nieuwe afstudeerfase het werkveld te betrekken, helaas is dat uiteindelijk om redenen van tijd, drukte van alledag van de mensen die zich hadden gemeld, niet gelukt. Er zijn gelukkig wel andere mooie voorbeelden van geslaagde samenwerking. Op deze locatie werken intern begeleiders samen met docenten mee in het aanbod voor ‘Omgaan met verschillen’ in het tweede studiejaar. Niet betaald maar omdat ze dat heel graag doen en het belangrijk vinden. Vorig jaar was het een groot succes, studenten vinden het ook heel betekenisvol. Op andere locaties lopen er ongetwijfeld allerlei andere mooie initiatieven. En weet je wat zo mooi is, bij de jaarlijkse conferentie van het Steunpunt Opleiden in de School is het POS altijd ruim vertegenwoordigd in workshops en presentaties. En dan hoor je van allerlei mensen, van Groningen tot Vlissingen, de positieve reacties.’ 14 Waarin onderscheidt het POS zich landelijk, denk jij? ‘Het lectoraat Leren en Innoveren van Anje Ros heeft heel veel gedaan op het gebied van onderzoek en onderzoekscultuur, dat heeft de naamsbekendheid van het lectoraat zeker vergroot. Er zijn meerdere katernen gepubliceerd, nu ook over de ontwikkelscan. Die is met stevige aansturing door Anje en Linda ontwikkeld voor alle opleidingsscholen, en met ondersteuning van Marc Cobben. Een van de mooie dingen vind ik ook dat het praktijkgerichte onderzoek dat onze studenten samen met leerkrachten en directeuren in de scholen doen, ook zijn weerslag heeft op wat hier gebeurt. We zijn net voor de tweede keer gestart met een onderzoeksgroep van docenten zowel uit Den Bosch als Veghel. De onderzoekscultuur in onze eigen opleiding heeft dus ook een boost gekregen. Het enthousiasme van de mensen is daarin het belangrijkst, ze doen het erbij omdat ze er zin in hebben, zonder dat het gefaciliteerd hoeft te worden.’ Als je één ding zou mogen noemen waar het POS in uitblinkt, wat zou dat zijn? ‘Enorm goede contacten tussen basisschoolcoaches en studieloopbaanbegeleiders op de werkplek. Die tandem is heel sterk. Waar je ook vertelt dat de studieloopbaanbegeleider elke drie weken een dagdeel op de school werkt, wordt gezegd: dat hebben jullie goed voor elkaar. De bijeenkomsten voor de studieloopbaanbegeleiders en basisschoolcoaches worden altijd heel goed bezocht en dan zie je dat dat hele directe contact over de begeleiding, de studenten en de inhoud het allerbelangrijkst is.’ Zijn er rollen die nog juist aandacht vragen? ‘Over de rol van de directeur moeten we nog doordenken met elkaar. Je mist daar toch dat hele directe en regelmatig voorkomende lijntje zoals bij de studieloopbaanbegeleiders en basisschoolcoaches. Ook de rol van de teamleider mag nog versterkt worden. Ik ben bezig geweest om mijn eigen rol wat duidelijker neer te zetten, want ik vind dat ik een belangrijke rol heb tussen wat hier op de opleiding gebeurt en op scholen en bij besturen. Ik zie en hoor heel veel dingen, vanuit de docentkant, de kant van de basisschoolcoach, de directeuren.’

Wat wens je het POS in de toekomst toe? NZE OPLEIDING GEN. ‘Ik hoop dat we de uitgangspunten die we met elkaar hebben zien groeien, kunnen blijven hanteren: grotere en heterogene groepen studenten op een school, met die tandem, en de basisschoolcoach die echt ván die school is. Dat is echt een succesfactor, die kent alle mentoren en de groepen. En ik hoop ook echt dat we een daadwerkelijke uitwisseling gaan realiseren in het beoordelen van de competentie van studenten en basisbekwaamheid van leerkrachten. Dat wordt een soort gelijk oversteken situatie en die vind ik nog wel spannend, of we die voor elkaar gaan krijgen. Sowieso hoop ik dat steeds meer mensen de win-win situatie gaan ervaren. Dat het niet meer om geld gaat per student. Want een heel jaar twee afstudeerders in huis hebben, dat zou geweldig moeten zijn.’ Dat is het nog niet? ‘Dat wordt nog niet altijd zo ervaren. Ik hoor regelmatig scholen die zeggen: we krijgen het financieel niet meer rond om een basisschoolcoach een hele dag uit te roosteren. Maar twee afstudeerders kunnen soms ook hele weken voor de klas staan en heel veel op de groep doen, dan maak je ook weer leerkrachten vrij om andere dingen te doen. Dat is een win-win. Natuurlijk heb je weleens een afstudeerder bij wie het niet vlekkeloos verloopt, maar daar zijn we dan ook de begeleiders voor. Hopelijk neemt het aantal pabo-studenten in alle regio’s de komende jaren toe, want daarmee kun je de menskracht binnen je opleiding op peil houden en kun je ook van de vraag van besturen voldoen om veel meer scholen opleidingsschool te laten zijn. Ik denk dat wij daar met elkaar een belangrijke rol in kunnen spelen en de positiviteit van het POS moeten uitdragen; hier moet je zijn!’ CAROLINE WIJSMAN teamleider Fontys Hogeschool Kind en Educatie ’s-Hertogenbosch Is een partnerschap als het POS een pre voor een student? ‘Het POS geeft meer keuzemogelijkheden. Het is een wereld die aan je voeten ligt, maar je moet als student die wereld ook willen betreden. Ik denk dat wij daar als partnerschap nog wel stappen in kunnen zetten. We stimuleren studenten nog te weinig om verschillende plekken in het primair onderwijs te leren kennen. Ik wil eigenlijk die kritische onderzoekende student hebben die uit zichzelf vraagt of hij bij een ander onderwijsconcept kan kijken, en dan zou dat ook in het speciaal onderwijs mogelijk moeten zijn. Je horizon verbreden vind ik een hele belangrijke, daar moeten we ze bij helpen. En we moeten ons realiseren dat leren soms ook schuurt. Eigenlijk zijn de leermomenten die pijn doen, de momenten die je je het langst zult herinneren en waar je het meest aan hebt.’ Versterking samenwerking 15

JAN BEIJERS procesmanager innovatie Fontys Hogeschool Kind en Educatie HET VERSCHIL TUSSEN DOORKABBELEN EN DOORPAKKEN VANUIT ZIJN FUNCTIE ALS PROCESMANAGER INNOVATIE BIJ FONTYS EN ZIJN ROL ALS STUURGROEPLID HEEFT JAN BEIJERS MEDE INVULLING EN STURING GEGEVEN AAN HET PROJECT ‘VERSTERKING SAMENWERKING’. MET HET PROJECT KWAM OOK DE KANS OM HET WERKVELD MEDE-EIGENAAR TE MAKEN VAN WAT ER IN DE PROFILERING, ONDERDEEL VAN DE LANDELIJKE KENNISBASES DIE NET WAREN INGEVOERD OP DE PABO’S, GEBEURT. Hoe zijn jullie daarmee aan de slag gegaan? ‘Het idee was om het werkveld te laten aansluiten bij de ontwerpgroepen voor het curriculum en ook in de uitvoering samen te gaan werken. Binnen de academische opleidingsschool hadden 16 we een soortgelijke wens voor onze opleidingsminoren. Het is heel anders uitgepakt. Misschien waren we te naïef, maar het bleek toch lastig om in het veld mensen te vinden die de expertise hebben én breed zicht op wat de opleiding

SAMEN INNOVEREN inhoudt en die ook nog eens beschikbaar te maken zijn om structureel mee te werken aan het ontwerpen, laat staan in de uitvoering. Dat is veel te ambitieus gebleken. In begin hebben we er wel mee geëxperimenteerd, dat waren waardevolle sessies, maar het bleek niet haalbaar om dit te verduurzamen. Het onderdeel inhoudelijke samen-werking is toen op een ander spoor gekomen en zich meer gaan richten op de inhoudelijke samenwerking binnen het werkveld.’ Hoe kijk je hier nu op terug? ‘De ambitie om het werkveld medeeigenaar te maken van de inhoud van het curriculum blijft bestaan. Het heeft ons geleerd dat je er niet komt door alleen met ontwerpen iets te proberen. We moeten een fundamentelere oplossing vinden, namelijk dat we toewerken naar flexibele schillen. Op het moment dat je dat hebt georganiseerd, dan komt het eigenaarschap van zo’n curriculum ook makkelijker tot stand. De conclusie is dat we in de randvoorwaarden van de samenwerking eerst nog een aantal wezenlijkere zaken moeten realiseren, voordat dit soort concrete doelen praktisch uitvoerbaar worden. Voor het realiseren van een flexibele schil heb je ruimte en geld nodig en dan die zijn er, zeker nu met teruglopende studentenaantallen, de komende tijd niet. Maar we weten dat we daarnaartoe willen bewegen: een kernteam van vaste opleidingsdocenten met daaromheen die schil van experts die ook de voeten in de praktijk hebben staan. Dat zien we in onze masters al wel gebeuren, en met succes. Die wisselwerking is heel krachtig.’ Jij hebt je ook beziggehouden met professionalisering van de studieloopbaanbegeleiders… ‘De rol van de studieloopbaanbegeleider is geëvolueerd, van oorsprong was die vooral gericht op coaching en begeleiding, en minder vakinhoudelijk of onderzoekmatig. Je merkt nu dat de opleidingsscholen en de basisschoolcoaches iets anders vragen van de studieloopbaanbegeleider, ze zitten vaker bij intervisies of gaan in gesprek met de directeur. Sommigen hebben om die reden de rol teruggegeven, omdat ze liever de een-op-een begeleiding van studenten doen. Nu zie je daar weer een verdieping bovenop komen, namelijk dat de studieloopbaanbegeleider, zeker in de academische opleidingsscholen, eigenlijk ook als partner wordt gezien om de onderzoekscultuur te versterken, en in de onderzoeksgroep mee te doen. De rol wordt pittiger en veelzijdiger. Ook de opleiding zelf is aan het flexibiliseren, het palet van studenten verandert, wat ook iets anders vraagt van de studieloopbaanbegeleiders. Wat dit in de nabije toekomst betekent, gaan we de komende jaren verder verkennen. Het begin is gemaakt.’ Wat zijn voor jou belangrijk momenten in het project geweest? ‘Ik denk dat er naast het moment waarop we de koers voor inhoudelijke samenwerking hebben bijgesteld, en daar heeft Brigit als projectleider een belangrijke rol in gespeeld, er meer kritische momenten zijn geweest waarop het verschil is gemaakt tussen doorkabbelen en doorpakken, waardoor iets een succes wordt. Bijvoorbeeld toen we vaststelden: hé, nu hebben we daadwerkelijk een profielschets voor het niveau van basisbekwaam en dat sluit aan bij het competentieprofiel dat binnen de opleiding wordt gehanteerd. Dat vond ik een belangrijke. Ook de gesprekken met besturen, dat bleek een aanpak waarop men zat te wachten. De verduurzaming en verankering daarvan, dat is het proces dat nu gaande is. Langzaam ontdekken besturen; we hebben hier een gezamenlijke kans en die moeten we pakken. De nieuwe samenwerkingsovereenkomst bouwt daar mooi op voort. Maar zonder het project waren we nooit op dat punt gekomen. Het heeft ons echt een stap verder gebracht. Een mijlpaal is ook geweest dat de regio Tilburg ging meedoen. Ik ben de besturen in de regio Den Bosch nog steeds heel erg dankbaar dat zij bereid waren om de subsidie te gaan delen met een grotere groep. Het opleveren van de ontwikkelscans zijn voor mij, in het onderzoeken wat echt de kwaliteit is van opleiden in de school, ook wel mijlpalen geweest. En de landelijke impact vind ik mooi om te zien. Er is veel ontwikkeld binnen ons partnerschap waar collega’s in het land enthousiast over worden. Dat is iets om trots op te zijn. We zijn zelf vaak kritisch, hebben een cultuur gericht op verbetering, maar er is genoeg te vieren.’ Hoe kijk je naar de toekomst? ‘Voordat het project van start ging, hadden we al de strategische koers bepaald en die vat ik zelf weleens samen in: verbreden, verdiepen, verankeren. Ik denk dat we met alle drie een slag hebben gemaakt. Mijn wens is dat we samen meer jongeren weten te interesseren voor het beroep en ook een meer diverse groep. Plat gezegd zijn het nu toch de witte meisjes die naar de opleiding komen. Daar doen we als POS nog weinig aan, dat is vooral het probleem van de opleiding. Op die thematiek zou ik meer willen samenwerken, en dan ook breder met oog op dreigend lerarentekort, kwaliteit en diversiteit van het personeelsbestand. Ik zou dat wat we nu in de masters en alle voortgezette professionalisering doen, goed willen verbinden aan het POS. En tot slot hoop ik dat we de ontwikkelingen in het primair onderwijs, kindcentra, tienerscholen, enzovoorts, goed kunnen verbinden met opleiden in de school. Daar ligt nog een uitdaging voor de toekomst. En dan zou het mooi zijn dat we de tegemoetkomingsregeling die OCW nu heeft voor het opleiden in de school, ook na 2020 behouden. Die hebben we nog wel even nodig om deze ontwikkeling door te zetten. Uiteindelijk gun je alle kinderen, leerkrachten en aankomende leerkrachten dit soort begeleiding en kansen.’ Met de leerervaring die is opgedaan tijdens het project gaan we vanaf november 2017 tijdens netwerkbijeenkomsten samen het curriculum van 2020 ontwikkelen. Versterking samenwerking 17

SAMEN ONTWIKKELEN EEN LEVEN LANG SAMEN BEOORDELEN JOOST VAN BERKEL, DOCENT AAN FONTYS HOGESCHOOL KIND EN EDUCATIE, HOEFDE NIET LANG NA TE DENKEN OF HIJ AAN DE SLAG WILDE GAAN ALS DEELPROJECTLEIDER ‘SAMEN BEOORDELEN’. HIJ ONTWIKKELDE EEN TRAINING VOOR ASSESSOREN UIT HET WERKVELD EN LEIDDE SAMEN MET TRAINERS JANNEMIEKE VAN HEMERT, SUZANNE KRATSBORN EN MARIELOUISE VAN LIESHOUT ZO’N 60 ASSESSOREN OP UIT ALLE REGIO’S VAN HET POS. ‘ALS JE HET HEBT OVER OPLEIDEN IN DE SCHOOL, DAN HOORT DIT DAAR ECHT BIJ. IK HEB HET EEN VAN DE LEUKSTE DINGEN VAN DE AFGELOPEN JAREN GEVONDEN, HIER LIGT MIJN HART.’ Samen beoordelen is niet nieuw in het POS, toch? ‘Al in de beginjaren van het opleiden in de school, rond 2006, gaven professionals in het primair onderwijs aan dat ze wilden meekijken naar het niveau van studenten. We hadden op de pabo in Den Bosch op dat moment een tekort aan beoordelaars en zijn toen gestart met het samen beoordelen van stages in de praktijk. Ik verzorgde trainingen en intervisie, mensen vonden het heel leuk om te doen. De fusie van de Fontys pabo’s tot Fontys Hogeschool Kind en Educatie had tot gevolg tot gevolg dat degene die de stagebeoordeling deed, ook het portfolio van studenten ging beoordelen, waardoor de rol van de veldassessoren zou gaan veranderen. Toen het project Versterking samenwerking van start ging, hebben we de ambitie uitgesproken om 30 professionals op te leiden voor die dubbelrol. Zes van de twaalf al getrainde veldassessoren gingen daar ook voor. We zijn gegaan voor een leven lang samen beoordelen.’ 18

Hoe ziet de training eruit? ‘Het traject bestaat uit trainingsbijeenkomsten en observaties, we oefenen de methodieken met studenten en trainingsacteurs, zodat het zoveel mogelijk lijkt op de werkelijkheid. Daarna bepalen we of iemand als onervaren assessor aan de slag kan. Het echte werk begint pas daarna. Follow-up in de vorm van intervisie is heel noodzakelijk, je leert het pas echt wanneer je met beoordelingssituaties geconfronteerd wordt en met je medebeoordelaar kunt sparren. De methodieken voor het beoordelen van studenten en leerkrachten zijn hetzelfde, door die ervaring en intervisie kun je als beoordelaar in beide contexten gaan opereren. We hebben daarvoor een assessorpaspoort ontwikkeld. Op dit moment is dat nog een denkmodel, maar ik kan me voorstellen dat het ook een werkmodel gaat worden, dat het een fysiek paspoort wordt.’ Wie volgden de training? JOOST VAN BERKEL docent Fontys Hogeschool Kind en Educatie ’s-Hertogenbosch ‘Directeuren, basisschoolcoaches en ervaren leerkrachten. We hebben onze ambitie uiteindelijk ruimschoots behaald en 58 professionals opgeleid, waarvan zeven ook al basisbekwaam mogen beoordelen. De eerste ronde meldden zich vooral mensen uit de regio Den Bosch aan, een aantal uit Veghel en minder uit Tilburg en Eindhoven. De tweede ronde was er een gelijke spreiding over de regio’s, heel mooi om te zien.’ Wat moet een veldassessor eigenlijk kunnen? ‘We hebben een competentieprofiel opgesteld waarin eisen worden gesteld ten aanzien van analyseren, oordelen, communiceren en beslissen. Iemand moet de goede vragen kunnen stellen, een portfolio op waarde kunnen schatten, moet kunnen inschatten dat een beoordelingssituatie iets anders is dan een begeleidingssituatie en dat er bepaalde valkuilen zijn bij beoordelen. Hier is de training op gericht. Mensen gaven ook terug in de evaluatie dat het echt gas geven was, dat het een actieve training is, precies wat ik voor ogen heb.’ Terugkijkend op het deelproject, wat is je het meest bijgebleven? ‘Wat ik heel tof vind is dat de aanpak die ik al heel lang bij mijn eigen team toepas ook werkt bij mensen die ik niet ken en uit verschillende contexten. Deelnemers zijn heel enthousiast en gemotiveerd. Een mooi traject is ook de pilot die ik samen met Hans Asbreuk bij Signum ben gestart voor het beoordelen van basisbekwaamheid. We zijn gaan kijken: hoe bouwt een startende leerkracht zijn bekwaamheidsdossier op, hoe werkt de samenspraak met starterscoaches, hoe werkt de beoordeling. Uiteindelijk zijn negen leerkrachten beoordeeld. De ervaringen nemen we mee terug de opleiding in, om zo samen de verantwoordelijkheid te nemen voor het curriculum en een ononderbroken ontwikkeling van leerkrachten.’ Komt er een vervolg? ‘Mensen staan te trappelen, daar ligt het niet aan. Professionele ontwikkeling is voor mensen de belangrijkste reden om dit te gaan doen. Basisschoolcoaches en starterscoaches zeggen: doordat ik weet wat er in de beoordeling gebeurt, ben ik een betere begeleider. Ik heb voor de toekomst wel de zorg of we in het POS de capaciteit hebben om straks de enorme hoeveelheid leerkrachten te beoordelen op basisbekwaamheid. Een uitbreiding van de assessorenpool is volgens mij noodzakelijk. Ik hoop dat besturen, nu het project stopt, het in hun beleid gaan opnemen. Ik zie uiteindelijk een assessmentcentrum voor me in Zuidoost Nederland met een heleboel assessoren van opleiding en werkveld die met z’n allen studenten en leerkrachten beoordelen. Ik denk dat besturen er hoe dan ook iets mee moeten.’ Dit deelproject wordt een jaar verlengd om het met elkaar goed te kunnen borgen. Versterking samenwerking 19

SAMEN WERKEN IRIS WINDMULLER docent master MLE en MLI Fontys Hogeschool Kind en Educatie Eindhoven MET VISSEN HAD DE WERKGROEP VIS NIETS TE MAKEN, AL HAALDEN DE LEDEN ERVAN IN DE LOOP VAN EEN SCHOOLJAAR EEN BIJZONDERE VANGST BINNEN. ‘WE WILDEN DE PARELTJES VAN INHOUDELIJKE SAMENWERKING OPHALEN EN DAARMEE MENSEN ENTHOUSIASMEREN.’ HET RESULTAAT IS ONDER MEER EEN WAAIER VOL SUGGESTIES VOOR IEDERE ROL IN HET POS OM ZELF INHOUDELIJK SAMEN TE WERKEN. IRIS WINDMULLER, DOCENT BIJ FONTYS HOGESCHOOL KIND EN EDUCATIE, VERTELT. WERKEN AAN INHOUDELIJKE SAMENWERKING Waaier ‘Onze bedoeling was om het eerste jaar de praktijk van inhoudelijk samenwerken te onderzoeken en het tweede jaar aanbevelingen voor beleid te kunnen doen. Doordat we zelf aan den lijve hebben ondervonden hoe ingewikkeld inhoudelijk samenwerken, is dat nog niet allemaal gelukt. We hebben nu vooral het voorwerk gedaan, en een rijk palet aan voorbeelden opgehaald. Die zijn opgenomen in de waaier. We hopen dat mensen ermee aan de slag gaan, en dat er nog aandacht zal zijn voor ondersteuning daarbij.’ Kans ‘De betrokkenheid van de partners in het POS bij opleiden van studenten is heel hoog, juist daarom liggen er kansen om het ook inhoudelijk in te steken. Volgens mij is dat de volgende fase, en mensen lieten in de gesprekken ook blijken dat ze daaraan toe zijn. Op die manier krijgt het curriculum écht gezamenlijk vorm. De waaier benoemt activiteiten die dit denken ondersteunen. De coördinatoren van het POS kunnen ook mede vormgeven aan de versterking van inhoudelijke samenwerking in de ontmoetingsmomenten die er nu al structureel plaatsvinden. In de suggesties voor directies komt beleidsverankering terug zoals: laat het thema jaarlijks in de gesprekscyclus aan bod komen.’ De werkgroep geeft het stokje door aan projectleider Peter van Hulst die in het verlengde van het project, met de waaier in de hand, de borging van inhoudelijke samenwerking gaat overnemen en de implementatie in de regio’s gaat doorzetten. Trots ‘Ik vind het mooi dat we een concreet product opleveren, maar het feit dat we in de dialoog met de mensen al iets teweegbrachten vind ik het meest bijzonder. Dat zij door de vragen die ik stelde aan het denken werden gezet. Juist daarom vind ik procesbegeleiding zo belangrijk. Ik ben ook trots dat we als werkgroep zelf inhoudelijk hebben samengewerkt. Ik heb hele waardevolle gesprekken over inhoud gevoerd. We hebben elkaars werelden daardoor beter leren kennen.’ 20

JE HEBT ZELF ALTIJD INVLOED. Ambities ‘Het is moeilijk te vangen wanneer die inhoudelijke samenwerking versterkt wordt, het is vooral een mindset, een manier van werken. Het heeft te maken met het werken binnen de basisschool, met de onderwijskwaliteit, maar ook met het curriculum op de pabo en de visie van je organisatie. Het zit overal en in alle lagen en dat was ook de uitdaging: hoe krijg je dat overal met elkaar verbonden. We wilden een tastbaar eindproduct opleveren waar iedereen in het POS gebruik van kan maken. Daarnaast wilden we dat er meer inhoud toegevoegd zou worden aan de bestaande lijnen en georganiseerde netwerkbijeenkomsten. Dat mensen zich steeds meer gaan afvragen hoe ze inhoudelijk samenwerken en dat concreet gaan benoemen.’ IN OKTOBER 2015 VOEGDE MARIEKE SPRUIJT, MEERSCHOLENDIRECTEUR BIJ STICHTING STROOMM, ZICH BIJ DE WERKGROEP VERSTERKEN INHOUDELIJKE SAMENWERKING. BIJZONDER OMDAT DE SCHOLEN WAAR ZE WERKT GEEN OPLEIDINGSSCHOLEN ZIJN. ‘IK ZAG HET ALS EEN KANS OM MIJN EIGEN KENNIS EN NETWERK TE VERGROTEN EN EENS IN EEN HELE ANDERE KEUKEN TE KIJKEN. IK WAS POSITIEF VERRAST DOOR DE SAMENWERKING DIE ER AL WAS EN WAT ER EIGENLIJK ALLEMAAL AL GEBEURT.’ Olievlekwerking ‘We hebben hele grote verschillen gezien. Mensen die zeggen ‘dit is de voorwaarde voor mijn werk en ik ga zelf mijn contacten zoeken en verbindingen leggen’ tot mensen die dat helemaal niet doen. Juist de mensen die het van nature doen, kunnen anderen aansteken, en zo een olievlekwerking creëren. Alles heeft met elkaar te maken, dat vond ik mooi om te ervaren. Ik hoop dat dat besef bij anderen ook steeds meer komt, dat je zelf altijd op een bepaalde manier invloed hebt. Op het moment dat er een startende leerkracht in jouw organisatie komt en jij vindt dat diegene niet voldoet aan basisvoorwaarden, dan heb jij daar zelf ook een rol in gespeeld én kun je initiatief nemen om er iets aan te doen. Boor je netwerk aan, voer een gesprek. En andersom: draag je expertise uit, dan kunnen mensen er ook gebruik van maken. Dat is de versterking die je kunt leveren en daar zit de crux; voel je niet geremd om dat te doen.’ Rijker ‘De verwachting dat mijn eigen netwerk zou worden vergroot, is uitgekomen. Ik ben ook een paar keer met Brigit mee geweest naar andere partnerschappen om over dit project te praten. Ik vind dat geweldig, om van elkaar te zien waar je mee bezig bent, het levert mij nieuwe inzichten op. Hoe leuk is het om te zien dat iemand met dezelfde passie en dezelfde doelstellingen het heel anders aanvliegt. Dan probeer ik zoiets ook eens uit, daar word ik zelf rijker van. Ik ben er echt van overtuigd dat je zo veel meer leert dan dat je een boek leest over hetzelfde issue.’ Energie ‘Ik heb ontzettend veel geleerd in onze werkgroep. Steeds weer hoorde ik iets nieuws en was ik verbaasd. Wij komen allemaal vanuit een totaal andere functie, organisatie, laag, ik heb daar echt energie van gekregen. Die samenstelling, dat heeft Brigit heel goed gedaan. Het heeft zijn vruchten afgeworpen doordat wij ons zijn gaan realiseren: dit is het, dit is inhoudelijk samenwerken!’ MARIEKE SPRUIJT meerscholendirecteur Stichting Stroomm Versterking samenwerking 21

SAMENWERKING KOST MOEITE. IN FEBRUARI 2017 PROMOVEERDE DOCENT EN ONDERZOEKER HENDERIJN HELDENS BINNEN FHKE EINDHOVEN OP HET THEMA ‘SAMENWERKENDE LERARENOPLEIDERS’: WAT DOEN ZE, MET WIE DOEN ZE DAT EN WAT ZEGT DAT OVER DE KWALITEIT VAN DE SAMENWERKING. HAAR BEVINDINGEN BLEKEN OOK VOOR HET POS, EEN NETWERKORGANISATIE PUR SANG, HEEL WAARDEVOL. ‘ALS JE DE KRACHT VAN RELATIES WILT BENUTTEN, MOET JE JE ER ALLEREERST BEWUST VAN ZIJN.’ Hoe ben jij betrokken geraakt bij het project ‘Versterking samenwerking’? Brigit kende mijn onderzoek en heeft me benaderd. De insteek was: hoe kunnen we het netwerkbewustzijn in het POS vergroten? Ik heb toen een workshop ontwikkeld voor directeuren in de regio’s Den Bosch, Veghel en Eindhoven. Wat ik vertelde, bleek heel herkenbaar. Als je kijkt naar je eigen team en samenwerking, zie je verschillen tussen mensen. Sommigen blijven het liefst in hun vertrouwde groepje, anderen gaan de boer op om met nieuwe mensen samen te werken. Die laatste, zogenaamde ‘brokers’, zijn in staat om de grenzen van hun eigen omgeving te overbruggen naar een nieuwe omgeving. Voor samenwerking heb je beide typen nodig, en kun je brokers gericht inzetten.’ Hoe is dit van toepassing op het POS? ‘Het POS is uniek in zijn samenstelling, de grootte is tegelijk een valkuil. Je kunt niet iedereen overal bij betrekken. De oplossing is dat je met subgroepen gaat werken. De uitdaging is dat die hun werk kunnen doen en met elkaar verbonden blijven, daar heb je brokers voor nodig. Die zijn er op elk niveau, studieloopbaanbegeleiders doen dat bijvoorbeeld tussen opleiding en praktijk, MLI’ers tussen scholen. Je zou kunnen nadenken welke mensen binnen je scholen dat al doen of zouden kunnen doen, en of je dat meer moet stimuleren. En ook: helpen we iemand genoeg om als broker te functioneren: zijn er voldoende gelegenheden waar zij elkaar kunnen ontmoeten. Sowieso is een belangrijke vraag om je voortdurend te blijven stellen: in hoeverre benutten we de relaties voor de goede dingen en hoe kunnen we daar nog meer uithalen?’ Wat maakt nou dat mensen samenwerken? ‘Je werkt niet samen om het samenwerken, je doet dat omdat je er zelf beter van wordt. Voor sommigen is het daarnaast ook belangrijk dat de ánder er beter van wordt, of je er als bestuur beter van wordt. De samenwerking moet een doel hebben en het moet bijdragen aan iets wat je zelf belangrijk vindt. Anders gebeurt het niet, samenwerking kost veel moeite. Leren in leernetwerken werkt bijvoorbeeld beter als je een duidelijke leervraag hebt. Met weten van elkaar dat je met hetzelfde bezig bent, ben je er nog niet, je moet erkennen dat je zelf iets te 22

SAMEN VERDIEPEN bieden hebt en de ander ook iets te bieden heeft. Een facilitator helpt om goed inzicht te krijgen in wat je aan elkaar hebt; dat soort verkenningen moeten goed worden uitgevoerd.’ Wat doen we al goed in het POS? ‘Het POS is een heel groot netwerk waardoor je in potentie een heel rijk sociaal kapitaal hebt. In scholen worden de relaties heel goed benut, wat in de academische opleidingsschool nog eens versterkt wordt doordat je ook samen betrokken bent bij onderzoek en inhoudelijk bouwen aan schoolontwikkeling.’ Waar liggen kansen? ‘Ik denk bijvoorbeeld in het verbinden van scholen met elkaar, over de grenzen van besturen heen, bijvoorbeeld op het gebied van schoolontwikkeling of onderzoek. Door samen thema’s te kiezen krijgt het nog meer impact. Datzelfde zou je kunnen doen rondom het ondersteunen van startende leerkrachten. Een heel mooi voorbeeld is al het startersnetwerk. De ervaringen die je daarmee opdoet zou je kunnen benutten om ook zittende leerkrachten over de grenzen van de scholen met elkaar te verbinden, op de weg van basis- naar vakbekwaam. Het zijn allemaal mogelijkheden om informeel met elkaar te leren en je als professional te ontwikkelen op thema’s die voor jou van belang zijn. Je zou de netwerkbijeenkomsten voor directeuren kunnen intensiveren, en subgroepen kunnen vormen rondom gedeelde leervragen op het gebied van leiderschap. Het netwerk van MLE studenten in Den Bosch zou je na afstuderen kunnen voortzetten en er andere directeuren bij laten aansluiten. Daar zou de opleiding ook een rol in kunnen spelen door de kwaliteit van de dialoog mee te bewaken en input te leveren vanuit actuele vraagstukken. Zo worden theorie en praktijk verbonden, en help je elkaar in het netwerk.’ HENDERIJN HELDENS onderzoeker en docent master MLI Fontys Hogeschool Kind en Educatie Eindhoven Het opzetten, begeleiden en onderzoeken van een bovenbestuurlijk netwerk van directies en scholen die eenzelfde thema gaan onderzoeken is opgenomen in de verlenging van dit project. Ook onderzoeken we daarin de rol die de masteropgeleide leerkracht kan innemen. Versterking samenwerking 23

Het Steunpunt Opleiden in de School gaf in juni 2016 het katern ‘Scan Opleiden in de school’ uit, geschreven door Marc Cobben, Brigit van Rossum en Anje Ros. Je vindt hem op www.partnerschapopleidenindeschool.nl/professionaliseren. MARC COBBEN directeur Het Palet ‘s-Hertogenbosch De scan ‘Opleiden in de school’ is geboren vanuit de wens van het werkveld om bewuster en planmatiger bezig te zijn met de kwaliteit van het opleiden in de school. Marc Cobben, directeur van Het Palet in Den Bosch en aangewezen om vanuit het werkveld de ontwikkelscan mee te ontwikkelen, had direct een beeld bij de aanpak: een instrument waarbij de dialoog centraal staat. ‘Er is bottom-up met input vanuit het hele veld en in samenwerking met lector Anje Ros een instrument ontstaan, waarmee mensen zichzelf en hun rol in de opleidingsschool kunnen evalueren.’ SCAN OPLEIDE DIALOOG O 24

SAMEN IN GESPREK Wat levert die dialoog op? Hoe ben je aan de slag gegaan? ‘Ik heb een laptop gekocht, want ik dacht: ik moet straks overal kunnen zitten, veel mensen spreken en alles vastleggen. Ik ben veel gaan lezen, zoals het kwaliteitshandboek van Fontys, aanvragen van scholen die wilden toetreden tot het partnerschap, heb veel met Anje Ros en Jan Beijers om de tafel gezeten en heel veel input gevraagd uit het veld. Bestuurders, directeuren, basisschoolcoaches, mentoren, studenten, eigenlijk alle rollen in het POS gevraagd: stel, alle rollen in jouw opleidingsschool zouden iets mogen vinden over de organisatie, zou dat je wat op kunnen leveren? En waar moet het dan over gaan. Ik geloof erin dat je dit als een nieuwe auto aan de man moet brengen, je moet geloven in je eigen product. Ook al heb je nog niets dan zeg je: hoe mooi zou het zijn als… dan heb je een vertrekpunt.’ In april 2016 is de ontwikkelscan voor het eerst opengesteld, hoe ging dat? ‘We hebben de ontwikkelscan met veel publiciteit geïntroduceerd, posters, social media, de eerste tien scholen die ‘m hadden ingevuld kregen een taart, dat was heel erg leuk. Esther Baginda heeft als projectondersteuner achter de schermen hard gewerkt aan deze actie. We hebben er veel positieve reacties op gehad van scholen. Ook het POS bordje voor aan het gebouw en de rapportage die ze kregen met de post, dat heeft echt iets gedaan in de school. Daarnaast hebben we de scan ook ingebracht in alle netwerkbijeenkomsten, we hebben masterclasses voor studenten georganiseerd, directeuren geïnformeerd. Het was ook een kwestie van weten wat in welke regio speelt, waardoor je op maat kunt lanceren. Ik zie dat mensen de ontwikkelscan dit jaar veel sneller zijn gaan invullen. Ze zijn gretig op de rapportages, ik merk dat het meer leeft.’ Ben je tevreden over hoe het is opgepakt? ‘In 9 van de 10 gevallen is het instrument opgepakt zoals het is bedoeld, om de dialoog te voeren. De schoolleider krijgt de rapportage opgestuurd, hij of zij bepaalt wat er mee gebeurt. En hoe mooi is het dat directeuren in een bestuur dan met elkaar uitspreken: wij vullen ‘m in, het is voor ons een voorwaarde. Dat zijn denk ik ook complimenten naar het instrument. Maar ook vanuit de opleiding wordt het aangejaagd. In Tilburg spoort Ronald Keurentjes de studieloopbaanbegeleiders aan om in de school naar de ontwikkelscan te vragen en de dialoog te initiëren. Al is het maar met twee of drie mensen. Ik doe het hier met alle studenten, dat is prachtig.’ ‘Dat je heel concreet samen interventies kunt bepalen die voor je school van belang zijn. Het gaat ook bedrijfsblindheid tegen in de cultuur van opleiden in de school. Je zet de ontwikkelscan uit vanuit die onderzoekende houding. Je bent gretig om te weten hoe de beleving is ten aanzien van het werkplekleren is in jouw organisatie. Vanuit die onderzoekende houding reflecteren op de organisatie en je daarbij niet persoonlijk aangevallen voelen, dat is juist ook voor studenten een vaardigheid om te zo te kunnen oefenen.’ Wat heb je geleerd over het partnerschap? ‘FHKE is een groot orgaan met veel locaties, maar als je met de goede mensen praat en je maakt goede afspraken, is er heel veel mogelijk. Dream big! Toen ik mensen ging vertellen wat ik ging doen, zeiden ze: wat ga je doen, dat is veel te abstract, te groot, te log, teveel verschillende belangen. Ik vond het wel meevallen. Als je aan de goede tafels zit met de goede mensen blijkt het helemaal niet zo groot en log. Als je het zelf ook maar klein houdt, en beslissingen durft te nemen.’ Waar ben je het meest trots op? ‘Dat er bottom-up met input vanuit het hele veld een instrument is ontstaan, en dat mensen niet worden afgerekend op de uitkomsten, maar dat ze daarmee kunnen doorpraten met elkaar. Dat dat geadopteerd is door Fontys, zowel in de kwaliteitskringen, als in het beschikbaar stellen van hun digitale omgeving waar mensen de ontwikkelscan kunnen invullen.’ Wat hoop je voor hierna? DEN IN DE SCHOOL: OVER KWALITEIT ‘Ik hoop dat we met z’n allen borgen wat we hebben neergezet en daarin samen verantwoordelijkheid nemen. Als iedereen daarin zijn eigen inspanningsplicht vervult, dan zijn we er. Uiteindelijk moet de ontwikkelscan structureel op de agenda staan van iedere netwerkbijeenkomst. Het komende jaar ga ik dit borgen, kijken wat er nodig is om binnen 48 uur rapporten te genereren voor scholen, trainingen verzorgen voor degenen die dat moeten gaan doen. Verder denk ik dat het ook aangezwengeld moet worden door bestuurders, zoals de teamleiders dat op hun locatie doen. Op die manier moet je het samen levend houden.’ Versterking samenwerking 25

SAMEN ONTWIKKELEN HET ONDERWIJS HEEFT ONDERNEMENDE MENSEN HEEL HARD NODIG. ANNEMARIE VAN DEN BROEK IS DOCENT ONDERWIJSKUNDE OP DE PABO IN EINDHOVEN, JOS HARDEMAN IS DIRECTEUR VAN STICHTING EDUVENTURE EINDHOVEN, GESPECIALISEERD IN ONDERNEMERSCHAPSEDUCATIE. IN HET KADER VAN HET PROJECT ‘VERSTERKEN SAMENWERKING’ ONTWIKKELDEN ZIJ DE LEERLIJN ‘ONDERNEMERSCHAP’ VOOR DERDEJAARS PABOSTUDENTEN. ‘ONDERNEMERSCHAP IS VOOR LEERKRACHTEN EEN BELANGRIJKE VAARDIGHEID DIE HEEL STERK HELPT OM BINNEN DE SCHOOL KANSEN TE ZIEN, TE KIJKEN WAT ER NODIG IS EN DAAR ACTIE OP TE ZETTEN: EEN GOEDE DRIVE VOOR ONDERWIJSVERNIEUWING BINNEN SCHOLEN.’ 26 Wat houdt het vak ‘Ondernemerschap’ precies in? Annemarie: ‘De hoofdtaak van een leerkracht is het ontwerpen van onderwijs dat aansluit bij leerlingen in de klas. In het aanleren daarvan gebruikten we in het verleden de methodiek van ontwerpgericht onderzoek, maar die was wat taai. We zijn toen gestuit op Design Thinking for Educators, een methodiek ontwikkeld door IDEO. Die biedt meer mogelijkheden om in interactie met de school en de eindgebruikers, dus de leerlingen en leerkrachten, te komen tot een passend ontwerp.’

ANNEMARIE VAN DEN BROEK docent Fontys Hogeschool Kind en Educatie Eindhoven JOS HARDEMAN directeur Stichting Eduventure Eindhoven Jos: ‘Het is een systematisch ontwerpproces. Dat begint al bij de keuze van je opdracht; je gaat niet iets maken wat je zelf leuk vindt, maar vanuit een hiaat of iets waar je in het onderwijs tegenaan loopt. Het ondernemende aspect is: hoe kan ik dat gaan oplossen?’ Annemarie: ‘Studenten gaan in het 3e jaar naar de basisschool toe, halen een ontwerpvraag op en werken dan volgens een stappenplan naar een ontwerpoplossing toe. Ze gaan daarbij in gesprek met vakexperts van de opleiding, maar ook externe experts en bedrijven die met dezelfde thematiek bezig zijn of die al een oplossing hebben voor het probleem. We zagen in het verleden vaak dat studenten iets moois ontwierpen, maar het in de praktijk niet haalbaar bleek. Dat vangen we met deze methodiek op.’ Waarom is ondernemerschap belangrijk? Annemarie: ‘Het vak van leerkracht trekt van oudsher mensen die zekerheid zoeken. Dit heeft invloed Versterking samenwerking 27

op het innovatieklimaat in scholen. Studenten die van nature wel ondernemend zijn, verlaten vaak voortijdig de opleiding of gaan erna een andere kant op. Wij zijn van mening dat het onderwijs ze juist heel hard nodig heeft; misschien is dat wel de belangrijkste doelstelling, het behoud van ondernemende mensen.’ Annemarie: ‘Wat ik heel mooi vind om te zien is dat de samenwerking tussen studenten veel sterker wordt, doordat ze samen overleggen, samen sparren over wat ze aan het doen zijn. Het wordt dus minder docent-gestuurd, wat het ondernemerschap van de studenten ook heel erg stimuleert.’ Jos: ‘Wat ik ook heel mooi vind, is dat het docententeam steeds enthousiaster wordt, dat is best een omschakeling geweest.’ Annemarie: ‘Inderdaad, zij krijgen steeds meer vertrouwen in het loslaten van de student. We hopen dat dit effect ook bij de mentor ontstaat die de student begeleidt. En dat we in samenwerking met scholen de vragen steeds beter in beeld krijgen, zodat studenten gericht naar een school toe kunnen gaan en zich kunnen specialiseren. Ik denk dat dat belangrijk is voor een leerkracht. Leandros bijvoorbeeld, een student die veel gamet en heel goed is in programmeren, kon dat niet kwijt in het onderwijs. Nu heeft hij zich ermee kunnen profileren, en wordt hij ook op dat talent aangesproken.’ Jos: ‘Het programma is erg gericht op zelfstandigheid en eigenaarschap van de student en faciliteert daardoor ook het gepersonaliseerde leren; wanneer wil je begeleiding, waar wil je meer aandacht aan geven, en wat je sneller doen. Die beslissingen kun je als student zelf nemen. Dan gaat het ook echt bij jouw talenten passen.’ Annemarie: ’Een mooi voorbeeld vind ik Jessica, een studente die van nature heel doelgericht is, die graag vanuit criteria wilde werken en gericht was op zekerheid. Zij zei: Ik wil dit leerarrangement gebruiken om te zien of het ook anders kan. Ze heeft de methodiek aangegrepen om te ervaren wat dat met haar doet en ze zei aan het einde: ik ben echt uit mijn comfortzone gegaan, ik heb leren vertrouwen op wat ik zelf belangrijk vind in plaats van alleen maar de criteria van anderen. Die wisselwerking en balans tussen je eigen belang en wat de opdrachtgever en opleiding willen, daar is zij echt sterker in komen te staan.’ Jos: ‘Ook voor docenten is dit een leerervaring, door zich meer als didactische coach op te stellen en alleen bij te dragen waar het nodig is en niet vooraf alles in te vullen. Waar zijn jullie het meest trots op? Annemarie: ‘Een van de belangrijkste opbrengsten van dit project is dat we een digitaal werkboek hebben gemaakt waarin studenten de stappen zelfstandig kunnen doorlopen. Dat maakt dat wij als docenten veel ruimte hebben om met ze in gesprek te gaan over hun plannen.’ Jos: ‘Studenten leren meer klantgericht en behoeftegericht ontwerpen, en worden zich bewust dat ze iets toevoegen wat waarde heeft.’ Annemarie: ‘Ik merk dat de vraagformulering van scholen zich vaak richt op de vorm, bijvoorbeeld ‘we willen projectmatig werken met kinderen gaan invoeren’. Studenten leren om naar die vraag te kijken: is dit niet al een oplossing en waarvoor is het dan een oplossing’. Wat staat nog meer op de agenda? Annemarie: ‘Naast het ontwikkelen van een doorgaande lijn voor de rest van de opleiding, is de belangrijkste vervolgstap de stap naar het werkveld om ook leerkrachten hiervan mee te laten profiteren. Zij zien al dat oplossingen van studenten meerwaarde kunnen hebben voor de school, maar wat we eigenlijk willen is dat die ondernemende leerkracht in een schoolbestuur meer handvatten krijgt om innovaties vorm te geven aan de hand van zo’n ontwerpproces. We benaderen nu de schoolbesturen in de regio Eindhoven met de vraag hoe we hen daarbij kunnen ondersteunen.’ Jos: ‘Alle basisscholen hebben de behoefte om methodes los te laten in projectonderwijs en toch naar een zeker leerrendement toe te werken. Design Thinking biedt de mogelijkheid om dat te doen, doelgericht en met een stappenplan.’ WAT IK HEEL MOOI VIND OM TE ZIEN IS DAT DE SAMENWERKING TUSSEN STUDENTEN VEEL STERKER WORDT. 28

FACTS & FIGURES OPLEIDINGSSCHOOL 2014-2017 DEKKINGSGRAAD PER LOCATIE locatie Eindhoven (VT+DT) - 24,4% locatie ‘s-Hertogenbosch (VT) - 98,4% locatie Tilburg (VT+DT) - 66,4% locatie Veghel (VT) - 100% locatie Venlo (VT) - 100% TOTAAL 77,8% 60% 60% STREEFDOEL VOOR DEKKING 316 311 studenten ingeschreven (mei 2017) studenten geplaatst RIJK PALET OPLEIDINGSSCHOLEN Besturen streven naar een rijk palet van opleidingsscholen, dit komt ook terug in het instrument bestuurlijke betrokkenheid. AANTAL OPGELEIDE VELDASSESSOREN Doel: 30 assessoren opleiden Opbrengst: 58 professionals uit alle regio’s (behalve Venlo) zijn opgeleid, waarvan 7 voor het beoordelen van basisbekwaam PERSPECTIEF OPLEIDER (KWALIFICATIE) Professionalisering Per regio zijn basisschoolcoaches en studieloopbaanbegeleiders geprofessionaliseerd. MASTER 6 NETWERKBIJEENKOMSTEN VOOR BESTUREN 40 STUDIEDAGEN VOOR BASISSCHOOLCOACHES EN STUDIELOOPBAANBEGELEIDERS 12 MENTOREN MIDDAGEN MASTER EXAMEN WERKERVARING 12 WERKERVARING 11 WERKERVARING 10 WERKERVARING 9 WERKERVARING 8 WERKERVARING 7 WERKERVARING 6 WERKERVARING 5 WERKERVARING 4 WERKERVARING 3 40 NETWERKBIJEENKOMSTEN VOOR DIRECTEUREN WERKPLEKLEREN In het visiedocument werkplekleren beschrijven we hoe we samen zorgen dat de werkplek is ingericht voor het leren van de student. 25 OPGELEIDE STARTERSCOACHES 600 MENTOREN GESCHOOLD BACHELOR COMPETENTIEEXAMEN 3 COMPETENTIEEXAMEN 2 PROPEDEUSE TOELATING WERKERVARING 2 INITIËLE OPLEIDING 4 WERKERVARING 1 INITIËLE OPLEIDING 3 INITIËLE OPLEIDING 2 COMPETENTIEEXAMEN 1 INTAKE ASSESSMENT INITIËLE OPLEIDING 1 VOOROPLEIDING Versterking samenwerking GESCHIKT KANSRIJK startBEKWAAM basisBEKWAAM ASSESSMENT BASISBEKWAAM PERSPECTIEF WERKGEVER (BEKWAAMHEID) 344 84 studenten ingeschreven (mei 2017) studenten geplaatst 503 334 studenten ingeschreven (mei 2017) studenten geplaatst 97 ingeschreven (mei 2017) studenten 136 studenten geplaatst (op Idee Academie Labyrint) 136 136 studenten ingeschreven (mei 2017) studenten geplaatst vakBEKWAAM ASSESSMENT VAKBEKWAAM 29

SAMEN IN GESPREK ONDERZOEK IN DE SCHOOL HEEFT EEN ENORME IMPULS GEHAD. 30 IN 2015 WONNEN ZE DE NRO-VOR-PRAKTIJKPRIJS VOOR DE MANIER WAAROP ZE ONDERZOEKSRESULTATEN VERTAALDEN IN EEN HANDBOEK EN ONLINE STUDIEMATERIAAL. LINDA VAN DEN BERGH EN ANJE ROS ZIEN HET ALS HUN MISSIE OM THEORIE EN PRAKTIJK TE VERBINDEN OM DE ONDERWIJSPRAKTIJK VERDER TE HELPEN. ‘MENSEN GAAN ER PAS ECHT IETS MEE DOEN ALS ZE ER EEN GOED BEELD BIJ HEBBEN. DE KUNST IS OM HET HEEL CONCREET, PRAKTISCH EN HAALBAAR TE MAKEN.’

Linda en Anje voeren jaarlijks met iedere school binnen de Academische Opleidingsschool een ontwikkelgesprek waarin de scan onderzoekscultuur wordt besproken en een ontwikkelplan wordt opgesteld voor verbetering van de onderzoekscultuur. De directeur komt een aantal keer per jaar naar de pabo om samen met de student en de opleiding het onderzoek verder vorm te geven. Daarnaast wordt twee keer per jaar tijdens onderzoeksbijeenkomsten voor directeuren aandacht besteed aan onderzoekscultuur. In 2017-2018 wordt tevens een AOS-congres georganiseerd voor alle deelnemende scholen. ANJE ROS lector Leren en Innoveren Fontys Hogeschool Kind en Educatie LINDA KEUVELAAR-VAN DEN BERGH hoofddocent en onderzoeker Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg Versterking samenwerking 31

MENSEN GAAN ER PAS ECHT IETS MEE DOEN ALS ZE ER EEN GOED BEELD BIJ HEBBEN. Waar stonden jullie drie jaar geleden, bij aanvang van het project Versterking samenwerking? Anje: ‘We waren al bezig om de academische opleidingsschool verder te professionaliseren en het concept dat we hanteerden te verbreden naar de reguliere opleidingsschool. De scholen waren enthousiast en gaven aan dat onderzoek in de school door een student, samen met het team, bijdraagt aan de onderzoekende houding van de leerkrachten: ze gaan echt anders met elkaar om, ze werken meer samen, ze gaan minder uit van hun onderbuikgevoel en zoeken meer naar onderbouwing.’ Linda: ‘We wilden ook meer zicht op het benutten van masteropleidingen in de school. Die aandacht daarvoor was nieuw en ik denk heel belangrijk, omdat op heel veel scholen leerkrachten werken die een master hebben gevolgd.’ Anje: ‘Dat zij een rol krijgen in de onderzoeksgroepen was tot dan toe helemaal niet vanzelfsprekend.’ Linda: ‘Die koppeling kan de waarde van wat we allemaal doen in het werkveld vergroten. Tegelijkertijd betekent het dat masteropgeleide leerkrachten meer hun positie binnen de school krijgen. Het levert dus van twee kanten winst op. Ik merk nu dat in steeds meer scholen goed wordt nagedacht over de samenstelling van de onderzoeksgroep en dat kwaliteiten die aanwezig zijn in het team meer benut worden.’ Jullie hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in dat onderzoek in de school, geholpen door het project ‘Versterking samenwerking’ en het NRO-project ‘Kennisbenutting in Onderzoekende Scholen’. Anje: ‘De besturen geven aan, en daar zijn we ook heel trots op, dat onderzoek in de school een enorme impuls heeft gehad binnen alle opleidingsscholen. Het is echt geïntegreerd, alle schoolleiders onderschrijven het belang ervan en zij benutten het model dat we hiervoor hebben ontwikkeld, met de dialoog- en feedbackfunctie van onderzoek.’ Linda: ‘Er is vanuit de directeuren en coördinatoren nu de vraag gekomen om één ontwikkelscan te maken waarin zowel opleiden in de school als de onderzoekscultuur verwerkt zijn, want iedereen vindt onderzoek in de school inmiddels belangrijk. Het is zeker niet meer iets van alleen de academische opleidingsschool’ Anje: ‘Wat we zelf hebben geleerd en ook weer aan de scholen hebben teruggegeven, is dat de organisatiestructuur leidend is voor de ontwikkeling van je school als professionele leergemeenschap. Het helpt als je de organisatie zo inricht dat je het inhoudelijk overleg meer in kleine ontwikkelgroepjes laat plaatsvinden, met minder focus op organisatorische zaken, en leerkrachten stimuleert om daarin onderzoeksmatig en planmatig te werk te gaan. Dat leidt tot meer betrokkenheid van leerkrachten, meer samenwerking en goede dialoog over kwaliteit van onderwijs. Meer scholen hebben het nu op die manier georganiseerd en directeuren zien hoe zij dat kunnen stimuleren en faciliteren door daarvoor een structuur op te zetten, en studenten bij de ontwikkelgroepen te laten aansluiten. Dan gaan alle groepen ‘vanzelf’ meer onderzoeksmatig aan de slag, echt vanuit de ontwikkelpunten van de school of de stichting.’ Linda: ‘Je ziet dat er binnen besturen steeds meer bovenschools wordt geregeld, wat leerkrachten uitnodigt om bij een andere school te gaan kijken. Wij hebben dat ook als tip in onze instrumenten opgenomen. Ik vind een mooi voorbeeld nog steeds het project ‘Gluren bij de buren’ van basisschool De Bunders.’1 Anje: ‘Het overleg gaat nu ook meer over inhoudelijke thema’s. Ook omdat ze geleerd hebben om meer de verdieping te zoeken en met elkaar de dialoog aan te gaan. Als we met schoolleiders spreken, dan merken we dat we steeds meer dezelfde taal spreken. Zij weten waar je het over hebt als je praat over onderzoek in de school. Je hoeft niet meer uit te leggen dat het dan niet gaat om heel veel data en lange verslagen. De schoolleiders zien onderzoek door leerkrachten steeds meer als logisch middel voor schoolontwikkeling. In scholen die net hiermee starten is dat vaak nog helemaal niet het geval.’ 1 Lees ook de blog van Linda hierover op www.partnerschapopleidenindeschool.nl/blog/gluren-bij-de-buren 32

En hoe worden mensen dan uiteindelijk toch enthousiast? Anje: ‘We laten directeuren die er ervaring mee hebben het verhaal vertellen.’ Linda: ‘Mensen willen toch weten hoe het in de praktijk werkt, bijvoorbeeld hoe anderen het regelen met tijd.’ Anje: ‘Als een directeur dan zegt ‘tijd is helemaal geen issue op onze school’ zijn mensen verbaasd.’ Linda: ‘Ik deel zelf bij de ontwikkelgesprekken die ik voer met de scholen van de AOS ook de mooie voorbeelden van scholen met de tip om daar eens te gaan kijken.’ Anje: ‘Leerkrachten spreekt het aan omdat ze het echt weer met elkaar over onderwijs gaan hebben, wat wil je zien in de klas, dat vinden ze belangrijk en leuk en leerzaam.’ Linda: ‘Gegevens bekijken en bedenken: wat betekent dat voor mijn handelen in de klas morgen. Die stap is niet vanzelfsprekend en wordt nu in de scholen heel bewust gemaakt en ook vaak in dialoog met elkaar. Dat is óók onderzoek doen.’ Anje: ‘Schoolleiders worstelen met: hoe kan ik de kwaliteit van mijn leerkrachten versterken, studiedagen hebben niet de gewenste impact, hoe kan ik zorgen dat ze zelf meer gaan ontwikkelen. Dit is daar een hele effectieve manier voor. En voor besturen om scholen in beweging te krijgen. Uit ons onderzoek komt ook dat die schoolleider een cruciale rol speelt, en dus hebben bestuurders een rol om hen daarin te stimuleren en te begeleiden. Daar richten we ons nu ook in toenemende mate op. Een vraag die besturen nu ook bij ons neerleggen is: hoe kunnen we zorgen dat ook niet-opleidingsscholen een impuls krijgen?’ Jullie steken als ambassadeurs van jullie vak heel veel mensen aan, zo te horen! Linda: ‘Als het even kan delen we onze kennis en ervaringen met alle scholen. De instrumenten, boekjes, mooie voorbeelden en artikelen op de website van het POS, dat helpt allemaal bij het versterken van de samenwerking.’ Anje: ‘De kunst van onze impact is denk ik dat we het heel concreet maken. En dat kunnen we doordat we zoveel samenwerken met de scholen en samen met hen onderzoeken wat werkt en wat niet.’ Linda: ‘Die leerkracht moet het doen, die moet een beeld hebben bij wat je vertelt.’ Anje: ‘We zijn heel wetenschappelijk, en anderzijds ook heel praktisch door concreet te maken hoe je het morgen kunt aanpakken en wat bij jouw school past.’ Linda: ‘We werken ook altijd toe naar een product.’ Anje: ‘En we vieren het altijd als iets af is.’ Linda: ‘Met een etentje. We hebben er nu weer een te plannen voor de TIB tool!’2 Is dat ook iets wat je als school zou moeten doen? Linda: ‘Successen vieren? Jazeker!’ Anje: ‘Scholen zijn niet snel tevreden, dus je moet juist haalbare doelen stellen en dat vieren, dat is ook een van onze tips voor schoolleiders. Hoe helderder je doelen zijn, hoe beter je kunt evalueren en vieren: terugkijken naar waar je vandaan komt en wat je hebt bereikt.’ Linda: ‘Tijdens de ontwikkelgesprekken realiseren mensen zich vaak hoe trots ze eigenlijk zijn op hun school, en dat ze een stap hebben gemaakt. Dat is heel mooi om te zien.’ 2 De TIB Tool ‘Beter onderwijs? Zoek het uit!’ is te bestellen via www.instondo.nl/boeken/beter-onderwijs Versterking samenwerking 33

SAMEN ONDERZOEKEN Kijk voor meer informatie over de scan onderzoekscultuur op www.partnerschapopleidenindeschool.nl/onderzoeken. Daar zijn ook de interventiekaarten te downloaden. DE SCAN ONDERZOEKSCULTUUR IN DE SCHOOL ANJE ROS EN LINDA KEUVELAAR-VAN DEN BERGH ONTWIKKELDEN DE SCAN ‘ONDERZOEKSCULTUUR IN DE SCHOOL’. DE SCAN IS BEDOELD VOOR SCHOLEN DIE ONDERZOEK IN DE SCHOOL WILLEN BENUTTEN OM ZICH ALS TEAM VERDER TE ONTWIKKELEN TOT EEN PROFESSIONELE LEERGEMEENSCHAP. HET IS EEN ZELFEVALUATIE-INSTRUMENT: SCHOLEN KUNNEN DIT INSTRUMENT ZELFSTANDIG GEBRUIKEN OM DE EIGEN FASE VAN ONTWIKKELING TE BEPALEN EN DOELEN VOOR VERDERE SCHOOLONTWIKKELING TE FORMULEREN. DE SCAN BESTAAT UIT ACHT ASPECTEN, PER ASPECT WORDEN VIJF FASEN VAN ONTWIKKELING BESCHREVEN. OOK IS PER ASPECT EEN INTERVENTIEKAART ONTWIKKELD MET IDEEËN VOOR INTERVENTIES OM HET BETREFFENDE ASPECT TE VERSTERKEN. DE SCAN IS MET NAME GESCHIKT VOOR ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOLEN, MAAR KAN OOK WORDEN GEBRUIKT DOOR ANDERE SCHOLEN DIE WILLEN STARTEN MET ONDERZOEK IN DE SCHOOL. OP ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL HET MOZAÏEK IN HEESWIJK-DINTHER HEBBEN ZE DE ONTWIKKELSCAN ONDERZOEKSCULTUUR NU DRIE KEER INGEVULD, WAARVAN DE EERSTE KEER ALS ‘PROEFKONIJN’. ANJA VAN WANROOIJ basisschoolcoach en onderbouwcoördinator Het Mozaïek Heeswijk-Dinther Anja van Wanrooij, basisschoolcoach: ‘In het begin moesten we de mensen echt meenemen, inmiddels spreekt iedereen dezelfde taal. We gebruiken de ontwikkelscan om te zien in welke fase we zitten en waar we verder kunnen ontwikkelen, passend bij wat we al doen voor schoolontwikkeling. Met de scan alleen ben je er niet, je hebt ook betrokken mensen nodig. Ik vind het mooi dat een masteropgeleide leerkracht bewust hier is komen werken om haar expertise in te kunnen zetten en deel uit te maken van een team dat het fijn vindt dat ze meedenkt. Onderzoekende houding De ontwikkelscan is een momentopname, het is belangrijk dat je ook daarna kritisch blijft op je eigen ontwikkeling. 34 Een onderzoekende houding betekent ook steeds nieuwsgierig zijn naar hoe je het doet en kwaliteit borgen. Steeds ontdekken we weer iets dat we anders kunnen doen, beter. Informeel leren In een professionele cultuur heb je altijd kartrekkers en meelopers. Mijn rol als basisschoolcoach is verbindingen maken. Juist een onderzoekende houding is daarbij belangrijk, je moet zelf ook steeds die vragen stellen; wat weet ik niet en wat wil ik weten, en samen op zoek gaan naar antwoorden. Zolang je vragen stelt, ben je bezig te onderzoeken. En je moet zorgen dat de communicatie op gang blijft, juist ook informeel. Ze zeggen altijd: er wordt het meest geleerd bij het koffieapparaat. Dan moet je ook zorgen dat dat kan.’

FACTS & FIGURES ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL 2014-2017 ACADEMISCHE 2014 2015 2017 OPLEIDINGSSCHOLEN 11 18 25 AANTAL PRESENTATIES VAN HET LECTORAAT OVER ONDERZOEK IN DE SCHOOL binnen het POS buiten het POS 43 20 DOEL 75% OPBRENGST 100% van de scholen heeft een onderzoeksgroep 90% wordt geleid door een leerkracht op masterniveau 2014-2015 Den Bosch Eindhoven Tilburg Veghel Venlo 2015-2016 Den Bosch Eindhoven Tilburg Veghel Venlo 12 BIJEENKOMSTEN OVER ONDERZOEK IN DE SCHOOL VOOR DE ONDERZOEKSGROEPEN FLIP-ON Op de portal van Fontys Hogeschool Kind en Educatie is de Flip-On ontwikkeld om scholen te ondersteunen in het doen van onderzoek. Een light versie vind je op: www.partnerschapopleidenindeschool.nl/onderzoeken (vink ‘De onderzoekscyclus’ aan). Omgaan met Verschillen, waaronder pedagogisch handelen/pesten Opbrengstgericht werken Educatief partnerschap, waaronder ouderbetrokkenheid Overig Versterking samenwerking 35 2016-2017 Den Bosch Eindhoven Tilburg Veghel Venlo ONDERZOEKEN OP THEMA’S van de scholen heeft een onderzoeksgroep, geleid door leerkracht op masterniveau 56 OORSPRONKELIJK DOEL een Academische Kenniskring een onderzoekscommissie is geworden een AOS coördinator 15 PAPERS VOOR CONFERENTIES individuele ontwikkelgesprekken op scholen 4 56 0NTWIKKELGESPREKKEN AANTAL HULPKAARTEN VOOR ONDERZOEK IN DE SCHOOL PUBLICATIES OVER ONDERZOEK IN DE SCHOOL 9 KATERNEN VOOR PO-RAAD

SAMEN PROFESSIONALISEREN ‘JE MOET ZEKER GEEN EENHEIDSWORST WILLEN.’ PROFESSIONALISERING IN HET POS HANS ASBREUK senior beleidsmedewerker Signum Onderwijs AL 6 JAAR IS HANS ASBREUK COÖRDINATOR BINNEN HET POS. ZIJN AANDACHTSGEBIED IS PROFESSIONALISERING. BIJ DE START VAN HET PROJECT ‘VERSTERKEN SAMENWERKING’ SPRAK HIJ MET DE TEAMLEIDERS UIT DE REGIO’S OM ALLE INITIATIEVEN OP DAT GEBIED TE INVENTARISEREN. OP BASIS DAARVAN IS SAMEN MET EEN REGIEGROEP EEN PROFESSIONALISERINGSAANBOD GEREALISEERD. ‘IK WILDE DAT ER MEER SAMENWERKING EN SAMENHANG ZOU ONTSTAAN.’ ‘Ik ben dus zelf op pad gegaan en heb meegekeken bij de professionaliseringsactiviteiten die er waren. In de loop van 2015-2016 zijn we in de regio’s Den Bosch en Veghel begonnen met een nieuwe vorm van professionalisering voor mentoren naar voorbeeld van Tilburg. Daar bleek uiteindelijk zoveel belangstelling voor te zijn dat het drie trainingen zijn geworden en maatwerk voor een aantal besturen.’ Van aanbod- naar vraaggestuurd ‘We willen van aanbodgestuurd veel meer naar vraaggestuurd gaan, wat is je ontwikkelvraag en hoe kunnen we daarop anticiperen. Bij alle professionaliseringsactiviteiten spelen de vragen vanuit opleiding en werkveld een grote rol, niet alleen tijdens de sessies maar ook bij de voorbereiding van de agenda. De coördinatoren organiseren het aanbod in samenspraak met het werkveld. Vaak is er eerst behoefte om te praten over hoe richten we het in, en komen we daarna toe aan een verdiepingsslag. Op dit moment ben ik samen met coördinator Nina Plompen bij basisschoolcoaches en studieloopbaanbegeleiders in onze regio’s de behoefte aan het peilen aan coaching naar voorbeeld van Eindhoven. Die regio heeft een coach-de-coach formule ontwikkeld om zo de kennis te verbreden. Zo willen we ook de regio’s Tilburg en Venlo meenemen in de ontwikkeling van aanbod voor Den Bosch en Veghel.’ 36

DE EIGEN ONTWIKKELKRACHT VAN HET POS IS ZO GROOT DAT WE NOG STEEDS BEZIG ZIJN OM TE ONTDEKKEN WAT WE ELKAAR KUNNEN BIEDEN. Eigen ontwikkelkracht benutten ‘De behoeften in de regio’s zijn heel verschillend en wisselend, afhankelijk van de fase waarin men zit, dus het moet echt maatwerk kunnen worden. Je moet zeker geen eenheidsworst willen en ook niet alle initiatieven willen controleren en in de hand houden, maatwerk is gebaat bij eigen organisatie in de regio. Eigen ontwikkelkracht benutten. Dat betekent dat we nu veel meer insteken op kleinschalig en lokaal niveau, vooral als het gaat om de uitvoering. Ons professionaliseringsplan is een dynamisch document. Het bevat onze visie en uitgangspunten en wordt daarnaast jaarlijks aangevuld. Het geeft steun bij het netwerken, zoeken naar mogelijkheden om kennis te verbreden, in verschillende regio’s worden verschillende accenten gelegd.’ Transitie ‘Toen ik samen met Linda Keuvelaar begon als coördinatieduo was onze belangrijkste opdracht om beleid vanuit de stuurgroep te vertalen naar de werkvloer. We zijn aan de slag gegaan met het accent op professionaliseren, organiseren en communiceren, vervolgens hebben we verbreed en met het project hebben we een verdiepingsslag kunnen maken. De visie op opleiden heeft zich nu sterk ontwikkeld, dankzij een stel mensen dat elkaar in de samenwerking echt gevonden heeft, resultaatgerichte projectleiding en doorzettingsvermogen, niet blijven praten maar gaan doen. We hebben beleid ontwikkeld terwijl we ook experimenteerden in de praktijk, dat zijn trajecten met vallen en opstaan. Wat ik nu ervaar is dat er een behoorlijke dynamiek is ontstaan; we zien steeds weer dingen waar we iets mee willen. Je ziet dat er een bepaalde mindset ontstaat. We zitten in een transitie naar een nieuwe professionele cultuur.’ Informeel leren ‘Neem nou de mentor, je ziet dat de begeleiding van studenten heel veel impact heeft op hoe die tegen zijn eigen ontwikkeling aankijkt, en dat dit stimuleert om dit ook met collega’s te gaan doen, kijken naar elkaar en reflecteren. Je hoort dat heel veel terug, die invloed op de eigen ontwikkeling. Professionaliseren houdt meer in dan een training volgen, er zijn veel vormen van informeel leren en die hebben veel effect.’ Toekomst ‘In de visie van het POS neemt het werkplekleren een belangrijke plaats bij het professionaliseren. Daarom is het ook van groot belang dat niet alleen de student en mentor van elkaar leren, maar dat bijvoorbeeld ook studieloopbaanbegeleiders hier actief bij betrokken zijn. En omgekeerd worden experts vanuit het werkveld steeds vaker betrokken bij het aanbod voor studenten. In de kindcentra zien we dat samenwerking in een multidisciplinair team geïntroduceerd wordt. Dan is het logisch dat nagedacht wordt over leren van en met elkaar door studenten in een gemengd leerteam.’ Mooi beroep ‘De manier waarop we de inductiefase vormgeven met een inhoudelijk kader en beoordelingskader is in Nederland een voorbeeld. Het leuke is: starters zijn blij met wat er gebeurt. Ze zeggen: ik weet nu welke richting ik uit moet, bij wie ik terecht kan met vragen, en ik ben blij dat ik op een professionele manier wordt beoordeeld op basisbekwaamheid. Studenten en starters gaan het onderwijs in met een bepaald ideaal, maar gaan te vaak ten onder aan werkdruk. Dat is denk ik de belangrijkste opdracht die we hebben, om hen te ondersteunen en ruimte te bieden aan hun bevlogenheid. Als je een school binnenkomt en dat ziet, is dat toch prachtig? Uiteindelijk zijn kinderen zo ontzettend bij gebaat bij goede professionals die met plezier naar hun werk gaan. Als je daar energie uit weet te halen, heb je een hartstikke mooi beroep.’ In de afgelopen drie jaar zijn alle basisschoolcoaches en studieloopbaanbegeleiders in het POS geprofessionaliseerd. Hier zijn wel verschillen per regio, dit heeft onder andere te maken met de fase van ontwikkeling. In de regio Den Bosch/Veghel heeft een groot accent gelegen op professionalisering van mentoren, in totaal zijn daar 73 mentoren getraind. Versterking samenwerking 37

SAMEN STARTEN STIMULEER EN FACILITEER STARTERS OM TE WERKEN AAN HUN PROFESSIONELE ONTWIKKELING. CLAUDIA VAN EGGELEN-LAMMERDING GING VANUIT HET DEELPROJECT VERSTERKING SAMENWERKING AAN DE SLAG MET LEERNETWERKEN VOOR STARTENDE LEERKRACHTEN, MARIE-LOUISE VAN LIESHOUT MET DE INDUCTIEFASE. ZE ZOCHTEN ZELF IN EEN VROEG STADIUM DE SAMENWERKING. MARIE-LOUISE: ‘WE HEBBEN NU EEN MODEL DAT KLOPT VANUIT DE VISIE EN IN DE UITWERKING. EEN SCHOOLBESTUUR BEPAALT DE INVULLING, DESGEVRAAGD HELPEN WE MEE OM HET UIT TE ROLLEN.’ Wat hebben jullie precies ontwikkeld? Marie-Louise: ‘We hebben gekeken naar het begeleiden en beoordelen van startende leerkrachten, maar ook, en dat is bijzonder in Nederland, naar: waar gaat het precies over? Zo zijn we heel expliciet tot de vier kritische beroepshandelingen gekomen met het leernetwerk als onder-steuningsmogelijkheid.’ Claudia: ‘Het unieke eraan is dat je starters zo laag-drempelig mogelijk met elkaar laat leren, dat ze elkaar gaan opzoeken en de verbinding gaan vinden. De kernwaarden van het POS, verbinding, dialoog en eigenaarschap, zitten er sterk in verweven, net als in het competentieprofiel, het bekwaamheidsdossier, de training voor de starterscoach en de manier waarop de starterscoach te werk gaat.’ MARIE-LOUISE VAN LIESHOUT senior education consultant 38

Marie-Louise: ‘En zelfs de verdiepingsbijeenkomsten. De deelnemers brengen daar een eigen leervraag in, daar gaan ze mee aan het werk, al dan niet met een expert.’ Claudia: ‘Dat is dat eigenaarschap: waar ben je nu, waar wil je naartoe, wat heb je daarvoor nodig, welke mensen in je netwerk kun je daarvoor bereiken.’ Claudia, kun je iets meer vertellen over het leernetwerk? Claudia: ‘Bij het leernetwerk gaat het vooral om kijken naar de dagelijkse praktijk, hoe kan ik me van start- naar basisbekwaam ontwikkelen, wat is dat precies, om welke competenties en gedrag gaat het en hoe kan ik laten zien dat ik daarmee bezig ben. En daarnaast hebben starters vaak hele basale vragen over bijvoorbeeld hun rechtspositie, dan ga ik in mijn netwerk kijken wie daar iets over kan vertellen. De inhoud van het leernetwerk wordt bepaald door de vragen die de starters hebben, waarbij je wel heel bewust moet werken aan dat eigenaarschap. Je ziet dat ze de eerste twee bijeenkomsten achterover gaan leunen en op jou als facilitator wachten, het is echt een omslag in denken, om bewust jezelf als professional te blijven ontwikkelen. In het leernetwerk in Den Bosch gaat het nu heel erg over het bekwaamheidsdossier, omdat dat in die regio speelt.’ Marie-Louise: ‘Dan gaat het niet over allerlei bewijzen die er gelikt uitzien, maar stukken, ideeën, filmpjes, beelden waar je trots op bent en realiseert in de praktijk.’ Claudia: ‘Feedback die je krijgt. Ik hoor van de starters terug dat ze nu echt de dialoog aangaan en heel bewust aan collega’s, aan ouders en aan kinderen vragen: hoe kijk jij hiernaar, wat vind je ervan, waarin kan ik mijzelf verbeteren en aanscherpen.’ Welke aanbevelingen willen jullie meegeven? Marie-Louise: ‘Een leerkracht moet maar zien wat hij zelf aan ondersteuning vraagt. Ik denk dat je daar als schoolbestuur beter op kunt sturen, temeer omdat ik merk dat het gegeven van start- naar basisbekwaam bij een groot aantal directeuren nog onbekend is, en startende leerkrachten eerder geneigd zijn om te overleven dan om ondersteuning te zoeken.’ Claudia: ‘Startende leerkrachten, of ze nou op een school werken of vanuit een invalpool, moeten bijna dagelijks door hun leidinggevende gestimuleerd en gefaciliteerd worden om te werken aan hun professionele ontwikkeling. Dat vraagt ook een omslag in denken bij directeuren. Het betekent: faciliteren en agenderen van het informeel leren in de inductiefase.’ Marie-Louise: ‘Dit aspect laten we nu sterker aan bod komen in onze gesprekken met besturen, in de bijeenkomsten. Het wordt niet automatisch opgepakt.’ Hoe komt dat, denken jullie? Claudia: ‘Informeel professionaliseren is nog minder gangbaar dan formeel leren. Het staat nog in de kinderschoenen.’ Marie-Louise: ‘En het bekwaamheidsdossier dat landelijk wordt geadviseerd en min of meer geëist, is nog geen vanzelfsprekend gegeven. Langzamerhand zie je dat wel ontstaan bij besturen.’ Claudia: ‘Dit soort processen nemen veel tijd in beslag. We wisten wel waar we heen wilden, en hoe de meest ideale situatie zou zijn, maar dat overbrengen en van de ander maken zodat die eigenaarschap kan pakken, dat heeft echt tijd nodig. Je ziet dat het nu begint door te sijpelen en een plek krijgt.’ Versterking samenwerking 39

Herinner je je een moment in het project waarop je dacht: nu gebeurt er echt iets? Claudia: ‘Ik vond de conferentie die we in maart 2017 hebben georganiseerd, ‘Een kijkje in de schatkist’, heel mooi. Daar waren veel mensen uit verschillende geledingen aanwezig. En natuurlijk de conferentie bij de PO-Raad in 2016 en 2017. Dat zijn momenten waarop mensen uit het hele land geïnteresseerd zijn en horen dat ze het zelf kunnen gebruiken. Daar waren ze vaak blij verrast over: kan ik dat zomaar downloaden en gebruiken?’ Marie-Louise: ‘Weet je nog op 7 april, dat moment dat Marco Snoek, een lector, vertelde hoe het eigenlijk zou moeten en wij keken naar elkaar en dachten: zo doen wij het! Dat was echt super.’ Zijn jullie tevreden met de opbrengsten van jullie deelproject? Marie-Louise: Onze opdracht was een aanpak te ontwikkelen waarbij de persoonlijke ontwikkeling van de starter centraal staat, de gewenste begeleiding binnen de visie van de school als professionele leergemeenschap beschreven is en het geheel binnen de kaders van de het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap past. Met als doel dat de inductiefase van de startbekwame leerkracht naar de basisbekwame leerkracht vanuit de school als professionele leergemeenschap wordt vormgegeven.’ Claudia: ‘De mensen die we spreken, vinden het fijn en ervaren het als houvast. Ze weten waarmee ze aan de slag kunnen. We zijn nu heel erg aan het inzetten op de verbinding tussen schoolbesturen en tussen de schoolbesturen met het partnerschap.’ Marie-Louise: ‘Dat is voor de starter heel belangrijk, die heeft weinig mogelijkheden en loopt van hot naar her. Dan is het erg fijn als besturen hetzelfde verstaan onder basisbekwaam en dat je overal kunt rekenen op begeleiding. We weten dat die starter dat nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen.’ Kan dat wat jullie hebben opgeleverd zo worden opgepakt door een schoolbestuur? Marie-Louise: ‘Ja. Maar het is best een ingrijpende verandering, van niets naar aandacht voor een leven lang leren, en dan is een warme overdracht heel fijn.’ Claudia: ‘Mensen moeten hun vragen kunnen stellen, zodat het gaat aansluiten bij hun eigen context.’ Marie-Louise: ‘Met een gesprek en aanpassing zodat het eigen wordt, valt het op zijn plek.’ Claudia: ‘Het mooie is dat het precies aansluit bij de kernwaarden die we hebben in het partnerschap. Ook voor besturen geldt dat ze daarin het eigenaarschap pakken, de verbinding zoeken en de dialoog aangaan, ook met de starter.’ Marie-Louise: ‘Dat betekent ze de vraag stellen: hoe blijf jij je een leven lang ontwikkelen als professional.’ Claudia: ‘Ik hoop dat, wanneer dit project is afgelopen en de subsidie vervalt voor het organiseren van een leernetwerk, besturen het belangrijk genoeg vinden om te investeren in de begeleiding van startende leerkrachten.’ Marie-Louise: ‘Formeel is het een verantwoordelijkheid van de schoolbesturen.’ Claudia: ‘Maar informeel voel ik ‘m wel. We hebben zoiets moois neergezet, het kan toch niet zo zijn dat dat nu stopt.’ Marie-Louise: ‘We zijn er trots op en hebben het met heel veel plezier ontwikkeld.’ HET POS HELPT DE STARTER OP WEG MET 7 PRODUCTEN IS BINNEN HET POS EEN AANPAK ONTWIKKELD VOOR DE BEGELEIDING VAN STARTENDE LEERKRACHTEN. ALLE BETROKKENEN KUNNEN DE PRODUCTEN GEBRUIKEN OM HET ‘LEVEN LANG LEREN’ NA HET BEHALEN VAN DE BACHELOR CONCREET, HAALBAAR EN ZINVOL TE VERVOLGEN. 40 PEDAGOGISCH HANDELEN IN KLASSENSITUATIES 1. Kritische handelingen en competenties, kenmerkend voor een basisbekwame leerkracht: 2. Leernetwerk met bijeenkomsten, waarin starters met en van elkaar leren met de dagelijkse lespraktijk als uitgangspunt voor het gesprek 3. Starterscoach, geschoold om leerkrachten gedurende de inductiefase te coachen

CLAUDIA VAN EGGELEN-LAMMERDING beeldbegeleider/leerkrachtcoach KC de Hoven Rosmalen Meer weten over deze hulpmiddelen en de totstandkoming ervan? Lees het artikel ‘Help de starter op weg!’ op www.partnerschapopleidenindeschool.nl/ professionaliseren. ONDERNEMERSCHAP IN EDUCATIEF PARTNERSCHAP LEREN EN WERKEN IN EEN PROFESSIONELE LEERGEMEENSCHAP OMGAAN MET VERSCHILLEN TUSSEN LEERLINGEN 4. Verdiepingsbijeenkomsten, waarin starters samen met experts uit het werkveld en docenten van de opleiding onderwerpen binnen de kritische handelingen kunnen verdiepen 5. Bekwaamheidsdossier, waarmee de starter laat zien dat hij de binnen de vier handelingen beschreven competenties op basisbekwaam niveau beheerst en hoe die onderhouden worden 6. Assessment, voor de starter een heldere afsluiting van de inductiefase en voor besturen een heldere vaststelling of het niveau basisbekwaam is behaald 7. Gevalideerd observatie-instrument, zodat we binnen het POS de eisen die gesteld worden aan een basisbekwame leerkracht eenduidig formuleren en de leerkracht gericht kan werken aan zijn ontwikkeling Versterking samenwerking 41

SAMEN EEN LEVEN LANG LEREN SAMENWERKEN MOET JE OP ALLE NIVEAUS DOEN. ARJAN VAN EETEN IS MANAGER VOORTGEZETTE PROFESSIONALISERING BIJ FONTYS HOGESCHOOL KIND EN EDUCATIE. IN DE 15 JAAR DAT HIJ ER WERKT, HEEFT HET PROFESSIONALISERINGSAANBOD EN DE WIJZE WAAROP DIT TOT STAND KOMT EEN BEHOORLIJKE GROEI DOORGEMAAKT. HET PROJECT ‘VERSTERKING SAMENWERKING’ HEEFT EEN EXTRA IMPULS GEGEVEN AAN DE AMBITIE OM BINNEN HET POS SAMEN VORM TE GEVEN AAN EEN LEVEN LANG LEREN. ARJAN VAN EETEN manager voortgezette professionalisering Fontys Hogeschool Kind en Educatie Waar staan jullie nu? ‘We zijn begonnen met het opleiden van de student in de bachelor, inmiddels is daar de startende leerkracht bij gekomen, en nu ook de leerkracht die zich als specialist wil ontwikkelen. Die doorgaande lijn, en dat we dat samen met het werkveld doen vind ik een hele mooi ontwikkeling. Je hebt elkaar nodig om goede leerkrachten op te leiden en opleiden moet zo dicht mogelijk op het werkveld zitten. Dat betekent niet dat je altijd moet doen wat de ander vraagt, maar je moet wel de dialoog voeren, en naar de toekomst kijken. De samenleving en het onderwijs vragen heel veel. Het voorbereiden van kinderen op die samenleving is een enorme opgave waar je de beste mensen voor nodig hebt. We kennen allemaal de kwantitatieve tekorten, maar we moeten ook zorgen dat we geen kwalitatieve tekorten krijgen. Als iemand een master heeft gevolgd, zal zijn werkgever moeten zorgen dat hij in een omgeving komt waarin hij zich verder kan ontwikkelen.’ 42

Hoe heeft het project de samenwerking op dit vlak gestimuleerd? ‘Het heeft in mijn ogen een sterke bijdrage geleverd aan de cultuur van samenwerken tussen werkveld en opleiding, het voorwerk om te komen tot samenwerking op alle niveaus. Uiteindelijk zal dat ertoe leiden dat ook leerkrachten meer volgens dit model gaan denken. Niet iedereen heeft daar al de juiste beelden bij. Mensen denken nog vaak: het kost veel tijd om samen te werken, wat schiet ik ermee op. Als je hen de mooie voorbeelden laat zien én samenwerking van bovenaf stimuleert, gaat er iets veranderen. Waar wij voorheen bij wijze van spreken een winkel hadden met posthbo opleidingen, willen we nu laten zien welke mogelijkheden er zijn om jezelf te ontwikkelen, vanuit je eigen ontwikkelvraag. En dan moet het voor een deel ook gaan over: wat willen we samen.’ Wat betekent dat? ‘Met de nodige flexibiliteit en creativiteit kun je de samenwerking een stuk sterker maken, als je zorgt dat wat je in de opleiding en nascholing doet, aansluit bij de praktijk. Laatst vroeg iemand mij: kunnen wij een cursus volgen over woordenschatontwikkeling? We zijn toen samen gaan praten met iemand van de sectie Taal. De uitkomst is dat ze met meerdere collega’s een nascholing gaan volgen om het taalbeleid binnen hun eigen school steviger neer te zetten, en daarin ook woordenschat meenemen. Dan ben je bezig op het niveau van de school als organisatie, dat is veel duurzamer dan wanneer je alleen op behoeftes van dit moment inspeelt, dan ben je aan het winkelen.’ Als je terugkijkt op de afgelopen drie jaar, waar ben jij dan trots op? ‘Ik ben me door dit project nog eens bewust geworden dat we al ontzettend veel doen, met begeleiding en afstemming. We zijn al 15 jaar aan het investeren in samenwerking en dat kun je merken; aan de studenten, hoe partners reageren op elkaar, er is heel veel draagvlak. Het project heeft voor een extra impuls gezorgd. We staan nu op het punt om dat door te trekken naar een leven lang leren en loopbanen van leerkrachten en directeuren. Samenwerken moet je op alle niveaus doen, anders gebeurt het niet. En iedereen doet het op zijn eigen manier en vanuit zijn eigen context. Er is door ons allemaal een hele mooie basis gelegd. Daar kunnen we trots op zijn.’ Wat zijn jouw wensen voor de toekomst? ‘Er zijn denk ik nog veel meer mogelijkheden om te benutten. Zie de leraar niet als iemand die vier jaar studeert en dan leraar is en klaar is, maar als iemand die zich zijn leven lang ontwikkelt. En denk over de grenzen van je eigen organisatie heen. Het is belangrijk om die beroepsgroep de goede dingen te laten ervaren die aansluiten bij de praktijk en bij de ontwikkelingen binnen het onderwijs.’ Versterking samenwerking 43

FACTS & FIGURES KWALITEITSZORG 2014-2017 BINNEN HET PARTNERSCHAP OPLEIDEN IN DE SCHOOL VERVULLEN WE MET Z’N ALLEN MAAR LIEFST 14 ROLLEN. IEDERE ROL BINNEN HET POS HEEFT ZIJN EIGEN TAKEN, VERANTWOORDELIJKHEDEN EN COMMUNICATIELIJNEN. ZE ZIJN VOOR ELKE ROL BESCHREVEN OP EEN ‘ZO-WERKEN-WIJ-KAART’. ZO WETEN WE PRECIES HOE WE (SAMEN)WERKEN. WWW.PARTNERSCHAPOPLEIDENINDESCHOOL.NL/ZO-WERKEN-WIJ SCAN OPLEIDEN IN DE SCHOOL 360 FEEDBACK op de kwaliteit van samen opleiden SCAN ONDERZOEKSCULTUUR VERDIEPING + 8 interventiekaarten om te werken aan een onderzoekscultuur in de school KWALITEITSREEKS OPLEIDINGSSCHOLEN SCAN ONDERZOEKSCULTUUR IN DE SCHOOL Anje Ros en Linda Keuvelaar - van den Bergh STARTENDE LEERKRACHT De 4 kritische beroepshandelingen + competenties We brachten in beeld welke rol een bestuur kan nemen bij samen opleiden. INSTRUMENT BESTUURLIJKE BETROKKENHEID Observatie-instrument voor vaststellen basisbekwaam Twee katernen Steunpunt Opleidingsschool (2017) 875 TWEETS 246 VOLGERS 8 NIEUWSBRIEVEN www.partnerschapopleidenindeschool.nl/nieuws NIEUWE PARTNERS NIEUWE STRUCTUUR NIEUWE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST (2017)! Steunpunt Opleidingsscholen website 13.740 X 904 709 623 TOP 3 aantal keer bekeken De 7 producten voor de startende leerkracht De onderzoekscyclus Animatie ‘Een leven lang leren in beeld’ 44 KIJKCIJFERS onderzoeken 2.845 x professionaliseren 4.241 x scholen-en-partners 4.979 x opleiden 4.015 x

SAMEN DELEN Het Partnerschap Opleiden in de School is een van de 55 partnerschappen in Nederland die zorgdragen voor het opleiden in de school. De meeste daarvan hebben gebruik gemaakt van de subsidie voor het versterken van de samenwerking (VSLS). Alle projectleiders kwamen jaarlijks 5 tot 6 keer bij elkaar met als doel uitwisseling en kennisdeling. Op initiatief van Brigit van Rossum zijn de projectleiders in Zuid-Nederland (Hogeschool Zuid, Avans Breda, De Kempel Helmond, en Hogeschool Zeeland, Fontys Hogeschool Kind en Educatie) daarnaast intensiever kennis met elkaar gaan delen, onder begeleiding van School aan Zet, later PBT. De projectleiders en deelprojectleiders bespraken er thema’s als: hoe maak je het duurzaam, wat doe je als er veel verschil in belangen is tussen besturen. Vanuit het POS zijn 9 katernen geschreven voor het Steunpunt Opleiden in de School1 , zijn alle conferenties van het steunpunt bijgewoond, zijn er inhoudelijke presentaties gegeven en zijn alle instrumenten gedeeld. Brigit: ‘Laatst vroeg iemand mij: hoe komt het dat het POS zo’n sterk merk is? Ik denk dat het enorm heeft geholpen dat we steeds de buitenwereld hebben opgezocht en onze opbrengsten, die tenslotte zijn gemaakt met geld van de minister, hebben gedeeld. Dat delen was ook in ons eigen partnerschap heel belangrijk, omdat we zo groot zijn. De meeste van onze deelprojectleiders zijn het land in geweest, zo zijn er presentaties gegeven in Zeeland, Flevoland, NoordHolland, en is er een tijdje uitwisseling geweest met Groningen omdat zij graag de instrumenten voor de startende leerkracht wilden inzetten. De meest recente samenwerking is met professor Van der Grift (RUU) voor het samen beoordelen, een stap is die nog geen enkel partnerschap heeft gemaakt en die hij hier graag wil onderzoeken.’ helemaal hoeft uit te vinden. Aan de andere kant willen mensen heel graag eigen handen en voeten geven aan de instrumenten. Ook dat is belangrijk, want uiteindelijk is het proces van samen doen veel belangrijker dan de uitkomst. Samen door dat proces heengaan, versterkt de inhoudelijke samenwerking. Omdat alles bij ons al zo moest worden vormgegeven dat iedereen daar makkelijk zelf mee verder kon en het zelf kon inkleuren, is het ook makkelijker te gebruiken in andere partnerschappen.’ ‘Waar we in eerste instantie nog niet zo ver mee waren, is het inhoudelijk WE HEBBEN STEEDS ALLES GEDEELD. BRIGIT VAN ROSSUM projectleider Het POS staat inmiddels bekend om de producten die de AOS heeft opgeleverd; de ontwikkelscan, de scan onderzoekscultuur en de tools die helpen om onderzoek in de school aan te vliegen, en om de aanpak voor starters. In het najaar van 2017 worden nog twee katernen opgeleverd over de startende leerkracht. Brigit: ‘Het kennisdelen houdt niet op. Ik geloof daar heel erg in, laten weten wat je aan het doen bent, zodat niet iedereen het wiel samenwerken. We wilden eerst zelf onderzoeken wat er al gebeurde op dat gebied. Door eerst de weg aan te leggen, kunnen we het nu op elk inhoudelijk thema toepassen. Ik heb gezien dat andere partnerschappen die begonnen vanuit de inhoud moeite hadden om die te vertalen naar een duurzame praktische samenwerking. Ik vond het mooi om te zien welke effect een bepaalde insteek tot gevolg kan hebben.’ 1 Namelijk 5 katernen voor de academische opleidingsschool, 1 katern voor de besturen, 2 katernen rondom de startende leerkracht en 1 katern over kwaliteitszorg. Versterking samenwerking 45

DE DEUR STAAT OPEN. Jos nodigt mensen die geïnteresseerd zijn in het traineeship van harte uit om een keer te komen kijken. ‘HET IS EEN WERELD VAN VERSCHIL.’ Hoe kijk je terug? ‘Ik vind het een hele intensieve en vruchtbare periode geweest, ik ben er twee jaar lang bijna elke vrijdag mee bezig geweest, en daarnaast met mensen zoeken, programma’s afstemmen enzovoort. Het rendement is ongelofelijk en echt iets om heel trots op te zijn. Als ik zie hoe de starters er in het begin bij zaten en nu, dat is een wereld van verschil. Ze zijn zelfverzekerder, weten waar ze het over hebben, zijn volledig eigenaar van hun eigen leerproces, heel bijzonder. Ze weten heel goed: hier ben ik goed in, dit vind ik lastig, dit heb ik nodig en ik weet waar ik het kan vinden. Ze zijn heel pro-actief, betrokken bij de ontwikkeling van hun school, kritisch, en durven ook in hun team meer te zeggen en tegengas te geven. En teamleden komen ook naar hen toe met vragen, ze worden als volwaardige collega gezien. Dat doet wat met hoe zij in het vak staan en het biedt hen kansen om door te groeien.’ En het effect in jullie bestuur? ‘Het heeft even tijd nodig gehad voordat het traineeship ging leven, maar inmiddels zeggen directeuren: ‘waarom hebben wij nog geen trainee?’. Er komt steeds meer besef dat zo’n starter van grote waarde is om als school door te ontwikkelen; het is een innovator in de school. Ook daar zie ik een enorme meerwaarde, een kans om de kwaliteit van je onderwijs te verbeteren. Ook POS breed zie ik dat alles wat gefaciliteerd wordt voor de starter steeds meer een plek begint te krijgen en dat op dat vlak de samenwerking wordt gezocht. De modules die we samen voor het traineeship ontwikkeld hebben, zijn nu ook in een minder intensieve variant beschikbaar onder de naam ‘Startersblokken’. In de ontwikkeling van het derde startersblok ‘Educatief Partnerschap’ is er een fijne samenwerking geweest met Marie-Louise van Lieshout vanuit het POS. Aan de hand van deze startersblokken kunnen starters binnen onze stichting kiezen wat bij ze past en werken we toch vanuit dezelfde kaders.’ Hoe gaan de trainees nu verder? ‘Zij moeten nu zelf zorgen dat ze blijven werken aan die professionalisering, die behoefte hebben ze ook echt. Zij pakken zelf de regie en zoeken kanalen en manieren om binnen Xpect Primair bezig te blijven met innovatie. Ze melden zich bijvoorbeeld aan als innovatiecoach, een rol die we vorig jaar binnen de stichting hebben geïntroduceerd. Om daar samen met directeuren en bestuurders een bijdrage aan te leveren en dat te zien ontstaan, dat is voor mijzelf een mooi leerproces geweest.’ IN SEPTEMBER 2015 GINGEN 8 STARTENDE LEERKRACHTEN VAN XPECT PRIMAIR IN TILBURG VAN START MET HET TRAINEESHIP. AFGELOPEN JUNI RONDDEN 6 DAARVAN DIT TWEEJARIGE TRAJECT AF. INMIDDELS IS OOK EEN TWEEDE GROEP GESTART EN IS ER HET VOORNEMEN VOOR EEN DERDE LICHTING IN 2018. IN TOTAAL HEBBEN DAN ZO’N 22 'HIGH POTENTIALS’ VAN DE STICHTING XPECT PRIMAIR DE BESCHIKKING OVER EEN INTENSIEF INDUCTIETRAJECT. ERVAREN LEERKRACHT JOS MONTULET WAS DE AFGELOPEN JAREN COORDINATOR VAN HET TRAINEESHIP EN BEGELEIDDE ZELF DE EERSTE GROEP. ‘HET IS EEN DUURZAME INVESTERING IN JE PERSONEEL. JE HAALT DE KRACHT NAAR BOVEN BIJ DE MENSEN DIE VOOR DE KLAS STAAN, JE GROOTSTE KAPITAAL.’ Lees ook de artikelen ‘Een kijkje in de keuken van het traineeship’ (november 2015) en ‘Dankzij traineeship sterker voor de klas’ (november 2016) waarin een aantal trainees worden geïnterviewd over hun ervaringen: www.partnerschapopleidenindeschool.nl/ professionaliseren. 46 TRAINEESHIP XPECT PRIMAIR JOS MONTULET beleidsadviseur onderwijs Xpect Primair

SAMEN LEREN Juli 2015, een bloedhete zomerdag. Mijn eerste kennismaking met het traineeship. Nerveus loop ik het Expertisecentrum van Xpect Primair binnen, het bestuur waarvoor ik de komende twee jaar aan de slag mag inclusief een opleidingstraject voor startende leerkrachten. Na twee jaar invallen kijk ik uit naar een vaste baan in het onderwijs. Mijn eigen klas, eindelijk! Maar er is ook spanning. Kan ik dat wel? Wat gaat er allemaal op me afkomen? En op deze warme zomerdag in juli; met welke anderen zal ik aan dit traject gaan beginnen? Juni 2017, twee zomers later, afronding van het traineeship. Waar sta ik nu? Wat heeft het traject me gebracht? Hoe ben ik als leerkracht veranderd? Ik mag het volgende week in mijn eindpresentatie gaan vertellen. Maar ik hoef er niet lang over na te denken. Ik heb de afgelopen twee jaar iedere vrijdag bewust stil gestaan bij mijn ontwikkeling. Heb iedere acht weken mijn opbrengsten gepresenteerd. En heb me door de weken heen heel regelmatig gerealiseerd hoe ik als leerkracht ben gegroeid. Het traineeship was een traject dat voor mij op het juiste moment kwam. Het was een proces van mezelf leren kennen. Niet in mijn eentje binnen de vier muren van de klas, maar wekelijks met een groep gelijkgestemden, met een coördinator die de helikopterview had en ons kritisch bevroeg. Het was leren gebaseerd op theorie, maar altijd gekoppeld aan de praktijk. Iedere vier weken jezelf in de klas filmen, waardoor ik leerde waar mijn valkuilen en krachten lagen. Vieren als iets slaagde, maar ook reflecteren op de dagen die niet lekker liepen. Mijn rol binnen de school is veranderd. Van een nieuwkomer die bovendien starter was, ben ik doorgegroeid naar kartrekker en initiator. Ik geniet van de groei die ik heb doorgemaakt en die zichtbaar is bij de kinderen in mijn klas. Zij weerspiegelen waar ik als leerkracht voor sta. Ik mijmer over de toekomst… waar zal ik over vijf jaar staan? 25 juni 2017 MARIEKE SCHOENMAKERS leerkracht De Stappen Tilburg MIJN ERVARING ALS TRAINEE Versterking samenwerking 47

Lees ook het interview met Frouke Boel, basisschoolcoach op Kindcentrum ’t Schrijverke op www.partnerschapopleidenindeschool.nl/professionaliseren. DE KRITISCHE DIALOOG HEB IK ALS ZEER WAARDEVOL ERVAREN. Afgelopen schooljaar heb ik een periode mee les gegeven op de pabo in de propedeuse, bij het thema ‘Onderwijs’. Gedurende twee maanden heb ik iedere woensdag een groep P-studenten begeleid in het vormgeven van hun activiteiten voor de ‘kenniskermis’. Aangezien ik in mijn dagelijkse werk lesgeef in de onderbouw van de basisschool en mij gespecialiseerd heb in mijn Master opleiding tot specialist jonge kind, ben ik in overleg met de pabodocenten, studenten gaan begeleiden die stage liepen in de onderbouw. Het is mooi om aankomende leerkrachten iets te kunnen leren over mijn eigen praktijk. Dingen die ik vanzelfsprekend vind, worden door studenten ervaren als ‘aha erlebnis’. Ik heb gemerkt dat ik studenten, door het geven van simpele tips, kan helpen om zelf verder te gaan met het ontwerpen van een eigen activiteit. Studenten gaven aan dat ze het prettig vonden om met iemand te praten die direct verbonden is met de praktijk. Zij gaven mij terug dat de tips, ideeën en feedback ook daadwerkelijk effect hadden in hun eigen stagegroep. Ze vertelden mij dat de soms simpele, maar praktische tips hielpen in het samenstellen van hun activiteiten. Ik heb zelf van de studenten ook veel geleerd. Originele ideeën, waar ik soms wat sceptisch tegenover stond, werden leuk en goed uitgevoerd. Ik heb ideeën van studenten meegenomen naar mijn eigen groep en die toegepast. Met name op het gebied van ICT heb ik zelf een aantal dingen bijgeleerd. Door samen met de pabodocenten de lessen voor te bereiden en resultaten te beoordelen, heb ik een goed beeld gekregen van hoe de pabo werkt met competenties en kritische handelingen. Tevens heb ik met docenten samengewerkt en met hen gesproken over mijn ervaringen. We hebben tips en ideeën uitgewisseld over wat ik bijvoorbeeld heel goed vind aan de opleiding, maar ook wat ik als leerkracht mis bij leerkrachten die net afgestudeerd zijn. Deze kritische dialoog heb ik als zeer waardevol ervaren. Kortom, ik heb deze periode ervaren als een nieuwe uitdaging, waar ik in de toekomst wellicht nog vaker iets mee wil doen. SJOERD KIVIT leerkracht unit 1-2-3, basisschoolcoach en afdelingsleider Het Palet ’s-Hertogenbosch 48

SAMEN NETWERKEN REGIOBIJEENKOMSTEN BESTUREN O.L.V. TEAMLEIDER EN STUURGROEPLID LEERNETWERKEN STARTENDE LEERKRACHTEN BASISSCHOOLCOACHES EN STUDIELOOPBAANBEGELEIDERS ’S-HERTOGENBOSCH STARTERSCOACHES VENLO TILBURG SCHOOLDIRECTIES POS VEGHEL EINDHOVEN REGIOBIJEENKOMSTEN COÖRDINATIE WERKVELD/OPLEIDING MENTOREN ONDERZOEKSGROEP ASSESSOREN NOOT VAN DE REDACTIE Wat een energie, wat een opbrengsten, wat een prachtige verhalen. Dat is de indruk die bij mij achterblijft nadat ik de afgelopen drie jaar het POS met tekst en advies heb mogen ondersteunen. Al samenwerkend met velen en schrijvend voor onder andere de website, communicatiehandreiking, twitter en dit magazine leerde ik over inductiefases, brokers, feedbackfuncties en ontwikkelscans. Er ging een wereld voor me open, een wereld die ook voor de mensen die er deel van uitmaken niet een-twee-drie te doorgronden is. Dat vraagt om elkaar meenemen, om vertellen en luisteren, om verder denken dan je eigen bureau, klas of organisatie. Precies wat de mensen in dit partnerschap zo goed doen. Door offline en online hun vragen en voorbeelden te delen steken zij elkaar en anderen aan met de POS vibe. En die vibe is zelfs vanaf de zijlijn voelbaar. Sietske Mol, tekstschrijver en communicatieadviseur www.meisjeopzee.nl Versterking samenwerking 49

ALLE KLEINE BEETJES BIJ ELKAAR MAKEN EEN PARTNERSCHAP. IN 2013 DEDEN DE PENVOERDERS VAN DE OPLEIDINGSSCHOOL EN DE ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL EEN SUBSIDIEAANVRAAG VOOR HET PROJECT ‘VERSTERKING SAMENWERKING LERARENOPLEIDING EN BASISSCHOLEN’. HET DOEL VAN DE SUBSIDIE VAN DRIE JAAR VOOR BEIDE WAS: HET VERSTERKEN VAN DE ALGEMENE SAMENWERKING, HET VERSTERKEN VAN DE INHOUDELIJKE SAMENWERKING EN HET VERSTERKEN VAN DE STARTENDE LEERKRACHT. OM OVERLAP TE VOORKOMEN EN WEDERZIJDSE VERSTERKING TE BEVORDEREN WERD BESLOTEN OM ÉÉN PROJECTLEIDER AAN TE STELLEN, DAT WERD BRIGIT VAN ROSSUM. ZE GAF RICHTING, BRACHT MENSEN BIJ ELKAAR EN STUURDE EEN HEEL TEAM VAN DEELPROJECTLEIDERS AAN. BRIGIT: ‘IN HET EERSTE JAAR BEN JE AAN HET INRICHTEN, IN HET TWEEDE JAAR AAN HET EXPERIMENTEREN, EN IN HET DERDE JAAR KUN JE EEN WERKWIJZE NEERZETTEN WAARMEE JE VERDER KUNT.’ Versterking algemene samenwerking ‘Terugkijkend op het project voor de opleidingsschool, denk ik dat het geslaagd is. De fusie van de Fontys pabo’s en uitbreiding van het POS versterkte de noodzaak om rollen en taken in de opleidingsschool te verhelderen zodat andere regio’s daar ook op hun manier mee aan de slag kunnen. Het werd belangrijk om duidelijk te maken hoe je samen zorgt voor kwaliteit, dat het POS geen hiërarchisch aangestuurde organisatie is maar een netwerk van samenwerkende partners, en echt iets van opleiding en werkveld samen, en om gedeelde opvattingen te hebben over wat een goede basisschoolcoach doet, een goede studieloopbaanbegeleider en een goede opleidingsschool zodat besturen daar keuzes in kunnen maken. Die hebben we in ons partnerschap immers de leiding gegeven als het gaat om het vormen van een rijk palet aan opleidingsscholen.’ Samen beoordelen ‘Waar we elkaar enorm hebben gevonden 50 in de algemene samenwerking is het stuk samen beoordelen. We zijn er gaandeweg achter gekomen dat er heel veel verschillende fasen zijn in de loopbaan van een professional waarin we samen aan het kijken zijn naar de kwaliteit. Bij de intake, competentie-examens, start- en basisbekwaam, tot aan de masteropleidingen. Overal zetten we nu veldassessoren in. Het is samen een leven lang beoordelen geworden.’ Inhoudelijke samenwerking ‘We hebben waar dat nog lukte in de tijd samen het curriculum ontworpen en een werkwijze uitgedacht om dit ook in de toekomst te kunnen doen, zodat het blijft aansluiten bij wat het onderwijs van professionals vraagt. We hebben ook voorbeelden opgehaald van inhoudelijke samenwerking. Dan blijkt: de kracht van inhoudelijke samenwerking is dat mensen elkaar kennen en elkaars praktijk op waarde schatten. Met de verzamelde voorbeelden gaan we de toekomst in, ze dienen als startpunt voor een dialoog in iedere regio om te kijken wat er mogelijk is en hoe we de inhoudelijke samenwerking verder en vaker kunnen vormgeven met elkaar. Dit is opgenomen in de verlenging van het project.’ Academische opleidingsschool ‘Het project voor de academische opleidingsschool was met name bedoeld om de onderzoekende houding te bevorderen op scholen en door onderzoek schoolontwikkeling aan te jagen.

NAWOORD Ook hiervoor hebben we eerst paden gecreëerd, daarna zijn tools ontwikkeld. We zien dat onderzoeksgroepen in de scholen nadrukkelijker een plek hebben gekregen. Onderzoekscultuur is bij veel scholen echt in het DNA gaan zitten. Het project heeft geleid tot het verder openstellen van de academische opleidingsschool. Waar toetreden eerst was voorbehouden aan een selecte groep scholen, vanwege de capaciteit van het lectoraat, hebben we nu gezegd: als scholen de doorontwikkeling willen maken dan moet dit kunnen. Als ze de infrastructuur van het opleiden in de school goed op orde hebben, en ze willen door onderzoek schoolontwikkeling aanpakken, kunnen ze nu makkelijker doorstromen. Om dit op te vangen is een coördinator aangesteld voor de academische opleidingsschool. Ook is er een onderzoekscommissie ingesteld die kijkt naar de aanvragen van scholen die academisch willen worden en naar onderzoeksthema’s die overal spelen.’ Projectaanpak ‘Van begin af aan heb ik het ontzettend belangrijk gevonden om niet het project centraal te stellen, maar de opbrengsten. Ik heb de landelijk gebruikelijke term VSLS bewust nooit gebruikt, maar wel termen als startende leerkracht, veldassessor, inhoudelijke samenwerking, onderzoekscultuur. Daar herkennen mensen zich in, ook na dit project. Als je een willekeurig iemand in het POS zou vragen naar het project, zou het zomaar kunnen dat hij niet weet waar je het over hebt. Als je vraagt naar de instrumenten die zijn ontwikkeld, kent iedereen ze. We hebben ook gewerkt aan communicatie, zoals een website en nieuwsbrief, zodat we met elkaar dezelfde taal blijven spreken.’ Vonken en vuren ‘Wat ik ook belangrijk heb gevonden, is de olievlekwerking. Ik geloof erin dat mensen op het moment dat ze ergens iets met elkaar hebben uitgeprobeerd, zij daar vanuit hun enthousiasme anderen bij kunnen betrekken. Dat is volgens mij de manier waarop je iets groter maakt, dat je elkaar aansteekt met vonken en vuren. Bijna alles in het project is eerst klein getest en verbeterd voordat we ermee verder gingen. We hebben ook steeds de betrokkenen het verhaal laten vertellen. Mensen vertellen vanuit hun passie.’ Nieuwe structuur ‘Om met elkaar grip te houden op alle regionale initiatieven hebben we de structuur van het POS anders ingericht. Zo is iedere regio vertegenwoordigd in de stuurgroep en heeft iedere regio een coördinatieduo gekregen. Doordat de coördinatoren ook met elkaar overleggen, zorgen ze dat POS-brede aanpak gewaarborgd blijft. De hoofdcoördinator sluit altijd aan bij de stuurgroep.’ Borging ‘We hadden met elkaar ontzettend veel geld te besteden. Dat is nog niet op. Gelukkig maar, want de fase van het borgen is nu pas aangebroken. Een groot deel van de restsom zal voor de reguliere opleidingsschool nog worden gebruikt voor het verder verdiepen en verankeren van inhoudelijke samenwerking en voor de academische opleidingsschool aan het onderzoeken van bovenschoolse samenwerking en kennisdeling, en het inzetten van masterstudenten in de scholen. Ook het project van de startende leerkracht krijgt een extra zetje mee, zodat de leernetwerken in alle regio’s een plek en vorm kunnen krijgen. Het samen beoordelen, dat in de regio Den Bosch is getest en succesvol bleek, kan eveneens in andere regio’s een plek krijgen. Ook het werken aan de dialoog over kwaliteit via de ontwikkelscans mag nog verder geborgd worden. Borgen doen we ook op papier ook met de nieuwe samenwerkingsovereenkomst die begin 2017-2018 getekend wordt. Alle instrumenten en werkwijzen die we hebben ontwikkeld hebben een plek gekregen in de bijlage die hoort bij deze overeenkomst. Borging in de beschrijving en in de beleving dus.’ Trots ‘Mensen zijn gecommitteerd aan het hogere doel van het POS, en iedereen geeft daar binnen zijn eigen mogelijkheden invulling aan. Al die beetjes invulling bij elkaar maken dat je een partnerschap bent. Ik vind het mooi dat mensen zich de dingen die ik heb gefaciliteerd eigen hebben gemaakt. En ik ben trots op de horizontale carrièreperspectieven die het project mensen heeft gegeven. We hebben vanuit het POS ook ons steentje bijgedragen aan de landelijke ontwikkelingen, door het verzorgen van presentaties op allerlei congressen en de katernen die we hebben geschreven voor het Steunpunt Opleidingsscholen: vijf voor de academische opleidingsschool, een voor de besturen, twee rondom de startende leerkracht en een katern over kwaliteitszorg. Ook daar ben ik heel trots op. Alle deelprojectleiders hebben met elkaar onschatbare netwerken gebouwd, dat zijn echt boundary crossers geweest. Ik vind het heel mooi om te zien dat het voor hen zo normaal is om bij elkaar binnen te lopen en door stichtingen en aanstellingen heen te werken. We zijn allemaal voor hetzelfde doel bezig: goed opgeleide professionals die elke dag kunnen genieten van het verzorgen van geweldig onderwijs in onze regio!’ BRIGIT VAN ROSSUM projectleider Versterking samenwerking 51

Postbus 104 5240 AC Rosmalen (073) 850 78 50 info@partnerschapopleidenindeschool.nl www.partnerschapopleidenindeschool.nl @SamenOpleiden samen leren creëren EEN LEVEN LANG LEREN DEEL 1 Mees, eerstejaars pabostudent DEEL 3 Van startbekwaam naar basisbekwaam DEEL 5 Het partnerschap, samen leren creëren! DEEL 2 Op naar DEEL 4 Mees wil meer. startbekwaamheid!

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
Home


You need flash player to view this online publication