DE WEGRUKKING Gerard Oudijn GEZONDE WOORDEN
Colofon Titel: De wegrukking Waarom de dag van de Heer óns niet zal overvallen © 2024 Gerard Oudijn, gezondewoorden.nl Alle rechten voorbehouden Verschijningsdatum: september 2024 Uitgever: Gezonde Woorden, Hendrik-Ido-Ambacht Vormgeving: EON Foto cover © Jplenio via Canva ISSN 2949-7337 NUR 707
INHOUD Blz. INLEIDING Doden in Christus en levend overgeblevenen Wij zullen allen veranderd worden Van gedaante veranderd Overkleed worden Het podium van Christus Samen-lot-bezitters van Christus Zonen van God Regeren met Christus De completering van Hem De dag van Christus De volheid van de natiën zal binnengaan Gaan kinderen mee? Wanneer? Het optreden van Michaël Als een dief in de nacht? Die ons uitredt vanuit de toekomende toorn De dag van de Heer reeds aangebroken? Uit-opstanding uit de doden De mannelijke zoon (slot) 5-8 9-12 12-16 16-19 19-22 22-27 27-30 30-35 35-38 38-41 41-44 44-46 46-50 50-55 55-59 59-61 61-66 66-71 71-77
De Bijbelteksten zijn een meer letterlijke (werk)vertaling, tenzij anders aangegeven. Bronnen: ISA, scripture4all.org en geschriften.nl.
INLEIDING De verwachting van de gelovigen van nu is de wegrukking. In veel kringen wordt deze gebeurtenis aangeduid als de opname van de gemeente. Beide termen hebben uitleg nodig. Zelf geef ik de voorkeur aan de wegrukking, omdat dit het beste benadert wat de Schrift zelf over deze gebeurtenis zegt. Het voordeel van het aanduiden van een gebeurtenis met een specifieke term, is dat het ons spreken erover vergemakkelijkt. Het nadeel ervan is dat we daardoor andere Schriftplaatsen, die over dezelfde gebeurtenis gaan, kunnen missen, omdat daar andere terminologie wordt gebruikt. Wegrukking of opname van de gemeente? Beide begrippen zijn gebaseerd op 1 Thessalonicenzen 4. Daar wordt dit moment beschreven, dat ik in de hierna volgende hoofdstukken nog uitgebreider zal gaan behandelen. Kort gezegd wordt hier door Paulus voorzegd, hoe bij de wederkomst van Christus, de overleden gelovigen eerst zullen opstaan en tegelijkertijd, samen met hen die tot dat moment nog leven, weggerukt of weggegrist zullen worden om de Heer te ontmoeten in de lucht (1 Thess.4:17). De NBG zegt hier weggevoerd worden en zowel de Statenvertaling als de Herziene Statenvertaling, vertalen hier met opgenomen worden. Wellicht komt daar het woord opname vandaan. Zoals dit vertaald is, doet het ons denken aan de geschiedenis van de hemelvaart van Jezus (Hand.1:9). Daar wordt een Grieks woord gebruikt dat inderdaad betekent: opheffen of opnemen en zo is dit ook vertaald in de genoemde vertalingen. Uit het verband van Handelingen 1:9 blijkt echter, dat de hemelvaart, die hier beschreven wordt, een rustige en geleidelijke wegvoering betreft. 5
Weggrissen of wegrukken Maar in 1 Thessalonicenzen 4:17 wordt een ander woord gebruikt, dat meer te maken heeft met grijpen, (weg)grissen of wegrukken. Het wordt in verband gebracht met geweld (Matth.11:12): - de geest die Filippus van het ene op het andere moment weggriste (Hand.8:39); - Paulus die weggerukt werd tot in de derde hemel (2 Kor.12:2,4); - iemand uit het vuur redden door hem daaruit weg te rukken (Jud.:23) - en het roven van iets (Matth.12:29, 13:19; Joh.10:12). De overeenkomst is dat het bij alle voorkomens gaat om iets wegnemen door een snelle beweging. Overeenkomst Bij de diverse toepassingen van het begrip, dringt de overeenkomst met de wegrukking zich op: het wegnemen van Filippus door de geest, Paulus die naar de hemel wordt weggevoerd en iemand redden door hem weg te rukken. Maar ook het roven is veelzeggend in verband met 1 Thessalonicenzen 4. Want in 1 Thessalonicenzen 5 vervolgt Paulus zijn betoog en gaat hij nader in op het tijdstip van de wegrukking. Hij zegt daarover: 1 Thessalonicenzen 5 2 want jullie weten zelf nauwkeurig, dat de dag van de Heer zó komt, als een dief in de nacht. 6
Wel of niet ‘als een dief’? Uit de volgende verzen blijkt dat de Heer zal komen als een dief in de nacht voor degenen die Hem niet verwachten, maar dat het voor zijn lezers anders zit (1 Thess.5:3-4). Voor degenen die Hem niet kennen, komt de Heer “als een dief in de nacht”. De Heer gaat namelijk net als een dief dat doet, iets wegnemen, namelijk zijn ecclesia (>gemeente). Het zal een heimelijke gebeurtenis zijn, die de wereld overvalt, want zij zijn in duisternis (1 Thess.5:4). Het is een vergelijking “als een dief”, omdat een dief iets wegneemt wat hem niet toebehoort en de Heer juist iets wegneemt wat Hem wél toebehoort. Op deze verzen zal ik later nog uitgebreid terugkomen. Voor zover men binnen het christendom gelooft in een wegrukking (of: opname van de gemeente), baseert men dit meestal slechts op enkele teksten. Natuurlijk het eerdergenoemde 1 Thessalonicenzen 4 en daarnaast 1 Korinthe 15:51-52. Maar is dat niet wat mager? Zou je in de brieven van Paulus, die het geheim, dat Christus en Zijn lichaam één zijn onthult, niet veel meer verwachten? De wegrukking handelt immers over de toekomst van de ecclesia en onze hoop. En van Christus wordt gezegd dat Hij vanwege de vreugde die Hem was voorgesteld, het kruis heeft verdragen en de schande heeft veracht en nu is gezeten aan de rechterhand van de troon van God (Hebr.12:2). Alles heeft God aan Hem onderworpen (Hebr.2:8) en Hij wacht nu op het moment dat daadwerkelijk alles aan Hem onderschikt zal worden (Hebr.10:13). Startpunt Maar let op! De taak van het onderschikken van het heelal zal Christus Jezus niet in Zijn eentje vervullen, maar dat deelt Hij met een gezelschap, zij die Hem toebehoren: de ecclecia, die Zijn 7
lichaam is (Ef.1:22-23). De wegrukking zal hiervoor het startpunt zijn. De Heer zelf verlangt dus eveneens naar het moment van de wegrukking! Het mag dan ook niet verbazen dat er veel meer dan ‘enkele teksten’ zijn die spreken over deze gebeurtenis en wat daarmee samenhangt. Daarover meer in de volgende hoofdstukken. 8
1. Doden in Christus en levend overgeblevenen Er zijn verschillende manieren om een thema zoals ‘de wegrukking’ te behandelen. Je kunt alle Schriftgedeelten behandelen in de volgorde waarin het nieuwe testament die geeft. Je zou ook een aantal vragen kunnen beantwoorden, zoals: wie, wat, waarom, wanneer en hoe? Het is net als met het leggen van een puzzel, waar begin je? En dat zal voor iedereen anders zijn. Maar het uiteindelijke doel is het compleet maken van de puzzel. Ik zal de Schriftgedeelten hier in (nogal) willekeurige volgorde bespreken, maar wel zo compleet mogelijk. Bemoedigen omtrent de ontslapenen 1 Thessalonicenzen 4 13 Maar wij willen niet dat jullie onwetend zijn, broeders, wat betreft hen, die ontslapen zijn, opdat jullie niet bedroefd zullen zijn, zoals de overige mensen, die geen hoop hebben. 14 Want indien wij geloven, dat Jezus stierf en opstond, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus, leiden samen met Hem. 15 Want dit zeggen wij tot jullie met een woord van de Heer, dat wij de levenden, die overblijven tot in de parousia van de Heer, absoluut niet degenen die ontslapen zijn zullen inhalen… Paulus wilde de Thessalonicenzen bemoedigen omtrent degenen die al ontslapen waren (:13). Hij had hen verteld over de wegrukking en blijkbaar leefde onder hen het idee dat de gelovigen die al waren overleden geen deel zouden hebben aan deze gebeurtenis. Wat Paulus in dit gedeelte aan hen bekend maakt, is, dat op het moment van de wegrukking, de doden eerst 9
zullen opstaan en degenen die levend overblijven hen niet zullen voorgaan, maar bij hen zullen aansluiten. Jezus stierf en stond op en zo zal God ook de ontslapen gelovigen opwekken. Parousia Het Griekse woord parousia in vers 15, wordt meestal vertaald met komst of wederkomst. Letterlijk betekent het aanwezigheid. Het staat tegenover apousia (= afwezigheid, Fil.2:12). Het wijst op méér dan het moment van Zijn komst, ook op de periode erna. Zoals we eveneens spreken over Zijn eerste komst, die niet slechts Zijn geboorte inhoudt, maar Zijn hele aardse wandel tot Zijn dood en opstanding. De aartsengel 1 Thessalonicenzen 4 16 want de Heer zelf zal in een commando, in de stem van de overste van de boodschappers en in de bazuin van God, neerdalen vanaf de hemel, en de doden in Christus zullen eerst opstaan. Op het eerste deel van dit vers zullen we later nog terugkomen als we het tijdstip van de wegrukking bezien, want de overste van de boodschappers blijkt de aartsengel te zijn (zie Statenvertaling en NBG) en die aartsengel zegt ons iets over het moment waarop dit plaatsvindt. In 1 Thessalonicenzen 4:15 zagen we al dat degenen die levend overblijven tot het moment van Zijn komst, hen die al ontslapen zijn niet zullen inhalen (>voorgaan). En dat wordt hier bevestigd: de doden in Christus zullen eerst opstaan. 17 Vervolgens zullen wij, de levenden die overblijven, tegelijkertijd samen met hen weggerukt worden in 10
wolken, tot ontmoeting van de Heer in de lucht. En zó zullen wij altijd samen met de Heer zijn. Overlevenden of levend overgeblevenen? Er zullen er zijn die nog leven op het moment van Zijn parousia. Sommige vertalingen geven hier in plaats van de levenden die overblijven weer met de levenden, die overleven. Het woord dat hier wordt gebruikt, bevat het woord leven niet, maar is opgebouwd uit RONDOM + ONTBREKEN. Vandaar dat ik de voorkeur geef aan de levenden die overblijven. Zij zijn weliswaar overlevenden ten opzichte van degenen die al ontslapen zijn, maar men concludeert wel eens de verkeerde dingen op basis van het vertaalwoord overlevenden. Bijvoorbeeld dat deze overlevenden de grote verdrukking hebben overleefd. Dat staat hier niet en kun je ook niet uit dit woord opmaken. Vandaar dat ik de voorkeur geef aan bovenstaande vertaling. Meer hierover als we het tijdstip van de wegrukking bezien. Wegrukking 1 Thessalonicenzen 4:17 is één van de Schriftplaatsen waar wordt gesproken over weggerukt worden. Daar is dan ook de term de wegrukking van afgeleid. De doden zullen opstaan en degenen die levend zijn overgebleven zullen gelijktijdig samen met hen worden weggerukt of weggegrist. Dit zal uitermate snel gebeuren, zullen we zien in andere Schriftgedeelten en vandaar: een wegrukking. 1 Thessalonicenzen 4 18 Bemoedig elkaar dus met deze woorden! Dit zijn de woorden die Paulus ons doorgeeft met betrekking tot overleden medegelovigen. Hoe vaak heeft u dit gehoord op een begrafenis? Is het niet zo dat men een heel ander zicht heeft op 11
wat ‘dood’ is? Een mens heeft een onsterfelijke ziel, zo wordt alom geredeneerd en de overledene zou nu juichen voor Gods troon. Paulus zegt iets anders. De doden slapen en zullen bij Zijn komst worden opgewekt en tegelijkertijd met de levend overgeblevenen de Heer ontmoeten in de lucht! 2. Wij zullen allen veranderd worden Hoewel 1 Thessalonicenzen 4 en 1 Korinthe 15 de bekendste Schriftplaatsen zijn die spreken over de wegrukking, is niet alles wat er in deze gedeelten staat even bekend. Reden te meer om beide passages te behandelen en ook als eerste, omdat veel van wat we in deze gedeelten lezen op andere plaatsen terugkomt. Opstanding van doden 1 Korinthe 15 50 Maar dit zeg ik met nadruk, broeders: vlees en bloed kunnen het koninkrijk van God niet als lotbezit ontvangen en ook niet ontvangt de vergankelijkheid de onvergankelijkheid als lotbezit. 1 Korinthe 15 is een lang hoofdstuk en hier zijn we al in vers 50. Het hoofdstuk spreekt uitgebreid over de opstanding van doden. Ook in vers 50 gaat het over opstanding. Vlees en bloed (onze lichamen) kunnen het koninkrijk van God niet als lotbezit ontvangen. Een lotbezit of lotsdeel is dat wat iemand wordt toebedeeld en wat hij als bezit ontvangt. Dat kan een erfenis zijn en zo wordt het dan ook vertaald in vertalingen als de Statenvertaling en de NBG. Op zich is dit een prima woord om te gebruiken, zolang we maar weten waar we het over hebben. God geeft een erfenis of erfdeel, 12
maar sterft natuurlijk niet bij het geven van ons deel, zoals bij ons het geval is bij een erfenis. Daarom geef ik de voorkeur aan het woord lotbezit of lotsdeel. De gelovigen van nu, die behoren tot het lichaam van Christus, zijn één met Hem en zullen delen in Zijn heerschappij. God heeft de hele schepping gegeven aan Zijn Zoon, als Zijn bezit (Ps.8:7; Hebr.2:6-8). En wij delen in die positie en zijn samen-lot-bezitters van Christus (Rom.8:17). Dat het een lotbezit is, betekent ook dat God het ons doet toevallen. God geeft het zonder dat de mens daarin een aandeel heeft. Hij heeft het zo bepaald, het is ons lot (Spr.16:33). Zoals het land Kanaän onder de Israëlieten verdeeld werd door loting (Joz.18:10; Hand.13:19) en elke stam zo zijn lotsdeel ontving. Vlees en bloed kunnen dat Koninkrijk niet ontvangen. Ons huidige lichaam is onderworpen aan de vergankelijkheid en kan daarom niet de onvergankelijkheid ingaan. Daarom ontvangen wij een nieuw lichaam. Geheimen 1 Korinthe 15 51 Neem waar, ik zeg jullie een geheim. Wij zullen niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden. Wat Paulus hier bekend gaat maken, behoort tot de geheimen of verborgenheden die hij van de Heer Zelf ontvangen heeft. In 1 Thessalonicenzen 4:15 zegt hij: “want dit zeggen wij tegen jullie met een woord van de Heer”. De geheimen die Paulus bekendmaakt, zijn door Christus Jezus Zelf aan Hem doorgegeven. Het zijn zaken die niet eerder bekend werden gemaakt aan mensen (Ef.3:5), ze zijn de aeonen (>wereldtijdperken) verborgen 13
geweest (Kol.1:26). Over de gebeurtenis van de wegrukking is dus ook niet door de profeten van Israël geprofeteerd. Het was tot dan toe verborgen in God (Ef.2:9) en werd als eerste aan Paulus onthuld. Paulus gaat hier iets soortgelijks openbaren als in 1 Thessalonicenzen 4. In dat hoofdstuk ligt het accent op de ontslapenen. Paulus wilde immers zijn lezers bemoedigen wat betreft hen die ontslapen zijn (:13). In 1 Korinthe 15 ligt de nadruk op degenen die levend overblijven tot in de parousia (>komst) van de Heer. Niet allen zullen ontslapen en degenen die niet ontslapen zijn op dat moment, maar nog leven, zullen veranderd worden. Ondeelbaar ogenblik 1 Korinthe 15 52 In een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, in de laatste bazuin… De doden zullen razendsnel veranderd worden. In 1 Thessalonicenzen 4 heet het daarom weggerukt worden. Hier heet het: veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik. De weergave ondeelbaar ogenblik is in het Grieks slechts één woord: atomos. Daar herkennen we natuurlijk het woord atoom in. Men dacht blijkbaar dat het kleine deeltje in de materie dat men ontdekt had, niet te delen was en noemde het daarom atoom. In een oogwenk? Andere vertalingen geven in plaats van oogwenk weer met: ogenblik of: in knippering van oog. Dan zou het een aanvulling zijn op het ondeelbaar ogenblik en een nadere uitleg met betrekking tot de snelheid waarmee het plaatsvindt. 14
In het Grieks staat er “en ripē ophthalmou” Het woord ripē dat vertaald is met knippering of wenk betekent: gooien of werpen. Ophthalmou betekent: blik of oog. Het zou dan ook vertaald kunnen worden met “(in het) werpen van een blik”. Zou het wellicht te maken hebben met het moment dat we de Heer zullen zien? Vergelijk onze uitdrukking: een blik werpen. Op het moment van de wegrukking, als wij veranderd worden, zullen we Hem meteen op dat moment zien. Wij worden weggerukt tot een ontmoeting van de Heer in de lucht (1 Thess.4:17). Zij die nog leven, worden veranderd in (het blazen van) de laatste bazuin. Sommigen concluderen hieruit dat dit de zevende en laatste bazuin uit Openbaring 8-10 betreft, maar dat kan niet, want die serie bazuinen vindt (jaren) later plaats. Er zijn vele gelegenheden in de Schrift waarop de bazuin klinkt. Die van Openbaring 8-10 en 1 Korinthe 15 zijn onderscheiden reeksen. Bij zorgvuldig lezen zien we dat het hier in 1 Korinthe 15 twee bazuinen of bazuinstoten betreft. Twee bazuinen 1 Korinthe 15 52 …Want Hij zal de bazuin blazen, en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. In vers 51 en het eerste deel van vers 52, ging het over degenen die nog leven bij het moment van de wegrukking. Zij zullen veranderd worden in de laatste bazuin. Dan staat er in het tweede deel van vers 52: want Hij zal de bazuin blazen, en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden. Dit vindt dus plaats bij de eerste bazuin. Er wordt gesproken over twee bazuinen. Het is dezelfde volgorde als we lezen in (1 Thess.4:15-17): eerst worden de 15
doden opgewekt, daarna de levend overgeblevenen veranderd en vervolgens worden zij gelijktijdig weggerukt en gaan de Heer tegemoet. Aantrekken 1 Korinthe 15 53 Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. Vlees en bloed (vergankelijkheid) kan het Koninkrijk niet ontvangen (onvergankelijkheid aandoen) en daarom staan de doden op en worden degenen die levend overblijven veranderd. Dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. Let op, dat er niet staat “dit dode” of “dit gestorvene”, want het gaat hier om de doden in Christus, inclusief de levend overgeblevenen. Het woord dat vertaald wordt met aandoen wordt ook gebruikt voor het aantrekken van kleding (Matth.6:25, 22:11; Ef.6:14). Dat klinkt nogal laconiek en zo is het ook. De levende God verandert ons in een ondeelbaar ogenblik van rupsen in vlinders! 3. Van gedaante veranderd In het vorige hoofdstuk over 1 Korinthe 15, zagen we dat bij het moment van de wegrukking twee bazuinen zullen klinken, waarbij achtereenvolgens de doden in Christus overgankelijk zullen worden opgewekt en de op dat moment nog levende gelovigen zullen worden veranderd. De doden zullen opgewekt worden en een onvergankelijk lichaam ontvangen en het lichaam van de levend overgeblevenen zal worden veranderd in een onvergankelijk lichaam. 16
Navolgers van Paulus Filippenzen 3 20 Want ons burgerschap is in de hemelen, van waaruit wij ook de Redder verwachten, de Heer Jezus Christus … De zin vangt aan met het woord want. Daarmee wijst Paulus op het voorgaande waarin hij zijn lezers oproept hem te volgen en anderen die zo wandelen als hij (:17). Ook elders vinden we deze aansporing (1 Kor.4:16) en voegt hij er aan toe: zoals ook in van Christus (1 Kor.11:1). Er waren in de ecclesia van Filippi, net zoals bijvoorbeeld onder de Galaten, leraren gekomen die predikten dat de gelovigen uit de natiën zich ook moesten laten besnijden en andere Joodse gebruiken onderhouden. Paulus noemt dit: de natiën dwingen zich te verjoodsen (letterlijk: Judaïseren), Galaten 2:14. Niet aardsgezind Paulus noemt deze leraren: vijanden van het kruis van Christus (:18). Omdat het kruis symboliseert dat alles is volbracht en zij, door de natiën te prediken bepaalde gebruiken te onderhouden, aangaven dat er nog iets aan het werk van Christus kon worden toegevoegd. “Hun god is de buik en hun heerlijkheid is in hun schaamte”, voegt Paulus er aan toe, respectievelijk verwijzingen naar koosjer eten en de besnijdenis. Zij zijn aardsgezind (:19). Volgt hen niet na, maar volg mij na en anderen die ook zo wandelen (:18). Want ons burgerschap is in de hemelen. Zij zijn aardsgezind, maar wij zijn burgers van een hemels Koninkrijk. In deze wereld zijn wij ambassadeurs van Christus (2 Kor.5:20), niet behorend tot deze wereld, maar van Hem. Getrokken uit de macht van de duisternis 17
en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde (Kol.1:13). Onze Heer is in de hemel en daarom zoeken wij de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn (Kol.3:1-2). Van gedaante veranderd Filippenzen 3 21 … Die het lichaam van onze vernedering van gedaante zal veranderen, gelijkvormig aan het lichaam van Zijn heerlijkheid … Vanuit de hemelen verwachten wij onze Redder: de Heer Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam van gedaante zal veranderen. Want de Heer Zelf zal neerdalen vanaf de hemel (1 Thess.4:16) en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden (1 Kor.15:52). Wij ontvangen dan een lichaam dat gelijkvormig is aan Zijn verheerlijkt lichaam. Het lichaam zoals Hij heeft ontvangen in Zijn opstanding, ontvangen wij ook! Gelijkvormig aan Hem Romeinen 8 29 Want die Hij tevoren kende, bestemt Hij ook tevoren tot gelijkvormigen van de afbeelding van Zijn Zoon, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. 30 Die Hij echter tevoren bestemt, dezen roept Hij ook, en die Hij roept, dezen rechtvaardigt Hij ook; en die Hij rechtvaardigt, dezen verheerlijkt Hij ook. Op Romeinen 8 zullen we later nog terugkomen, want dit hoofdstuk beschrijft uitgebreid dat we bij de verlossing van ons lichaam in de positie van zonen zullen worden gesteld. We zullen als ecclesia (>uitroepsel) delen in alles wat Christus toekomt. 18
De ecclesia die God uit de natiën verzamelt (Hand.15:14) zijn geroepenen naar Gods voornemen (Rom.8:28) en God heeft hen bestemd tot gelijkvormigen van het beeld van Zijn Zoon en Hij verheerlijkt hen. Alles is Gods werk, Hij heeft het van tevoren bepaald (3x in vers 29-30). Een metamorfose Filippenzen 3 21 …naar de inwerking, waarmee Hij ook alles aan Zichzelf kan onderschikken. Bij de wegrukking zullen de doden worden opgewekt en degenen die nog leven, worden veranderd. Zij ondergaan een metamorfose, een complete gedaanteverwisseling. Dat gebeurt met kracht, namelijk naar de inwerking (Grieks: energeian) waarmee Hij ook alles aan Zichzelf kan onderschikken. En Hij zal alles onderschikken (1 Kor.15:27-28; Ef.1:22-23). Zij die van Christus zijn, zijn eerstelingen (Rom.8:23) en zullen als eerste delen in het leven van dé Eersteling (1 Kor.15:23). Maar het verzamelen van de eerstelingen gaat aan het binnenhalen van de hele oogst vooraf en is daarvan de belofte! 4. Overkleed worden Ook in de 2e Korinthe brief spreekt Paulus over het moment van de wegrukking, maar dat wordt zelden gezien, omdat hij hier andere bewoordingen gebruikt dan in 1 Korinthe 15 en 1 Thessalonicenzen 4. Paulus spreekt hier over ons lichaam, de uiterlijke mens, die nu eenmaal aan het verderf (> de vergankelijkheid) is onderworpen (4:16). Hij ziet uit naar de heerlijkheid die wij zullen ontvangen (4:17). 19
Tent 2 Korinthe 5 1 Want wij weten, dat als ons aardse woonhuis van de tent afgebroken wordt… Paulus vergelijkt hier ons lichaam met een tent. Het “aardse woonhuis” waarin wij wonen, ons lichaam, is slechts een tijdelijke verblijfplaats, zoals een tent dat is. Vandaar dat het wordt afgebroken, zoals wij bij een dood lichaam eveneens spreken van ontbinden. Tent vs gebouw 2 Korinthe 5 1 …wij een gebouw vanuit God hebben, een woonhuis niet met handen gemaakt, aeonisch, in de hemelen. Als we sterven, zullen we dit lichaam weliswaar afleggen, maar God zal in de opstanding ons een nieuw lichaam geven. Dat lichaam is geen kortstondige woning, zoals een tent, maar wordt hier vergeleken met een gebouw en een woonhuis. Een tijdelijke tent tegenover een solide en vaste woonplaats. Dit lichaam is een aards woonhuis, maar het nieuwe lichaam hemels. Dit lichaam gaat een paar decennia mee, maar het opstandingslichaam zal onze woning zijn gedurende de aeonen (en verder). Dit lichaam, deze tent 2 Korinthe 5 2 Want ook in dit zuchten wij: wij verlangen ernaar met onze behuizing vanuit de hemel overkleed te worden. 20
Het woord dat hier vertaald is met dit, is het Griekse toutō. Dat kan weergegeven worden met dit of met deze. Paulus verwijst hier naar de tent, of het lichaam. In dit lichaam zuchten wij. Of: in deze tent zuchten wij. Net als deze hele schepping is onderworpen aan zinloosheid en vergankelijkheid (Rom.8:20-21), zo zijn wij dat ook en daaronder zuchten wij. Paulus zegt hier dat wij ernaar verlangen om met onze behuizing vanuit de hemel overkleed te worden. Dat spreekt van het moment van de wegrukking, wanneer de levend overgeblevenen zullen worden veranderd. Hun “tent” wordt niet afgebroken, maar zij worden overkleed met hun behuizing vanuit de hemel. Niet sterven, maar veranderd worden 2 Korinthe 5 3 Omdat, wanneer wij het aantrekken, wij niet naakt bevonden zullen worden. Als wij het aantrekken, namelijk ons woonhuis uit de hemel, zullen wij niet naakt bevonden worden. Naakt spreekt hier van het sterven. Dan leggen we immers alles af. Maar als wij met onze behuizing vanuit de hemel bekleed worden, terwijl wij nog in dit lichaam zijn, worden wij overkleed. 4 Want ook wij, die nog in de tent zijn, wij zuchten bezwaard, omdat wij niet uitgekleed, maar overkleed willen worden… Dit vers lijkt erg op vers 2 waar Paulus al aangaf dat wij, nu we nog in dit lichaam zijn, zuchten. We zien uit naar het moment van de wegrukking, omdat, als we levend overblijven tot die gebeurtenis, niet zullen sterven. We worden dan in één keer overkleed met “onze behuizing uit de hemel”, ons nieuwe lichaam. 21
4 … opdat het sterfelijke door het leven verzwolgen zal worden. Het sterfelijke verzwolgen Uit wat Paulus hier zegt, blijkt wel dat hij het heeft over het moment dat de nog levenden bij de parousia van de Heer, zullen worden veranderd. Hij heeft het niet alleen over de doden, want dan zou hij hier kunnen zeggen: opdat het dode door het leven verzwolgen zal worden. Dat gebeurt óók, maar als hij het zo zou zeggen, zou het niet de hele lading dekken. Er zullen nog gelovigen leven op het moment van de wegrukking. Levend, maar niettemin sterfelijke mensen, dus vandaar: opdat het sterfelijke door het leven verzwolgen zal worden. Zoals hij zegt in 1 Korinthe 15:53: want dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aantrekken. 5. Het podium van Christus In het vorige hoofdstuk besprak ik het eerste deel van 2 Korinthe 5, waar Paulus spreekt over hoe de nog levende gelovigen op het moment van de wegrukking veranderd worden, doordat zij worden overkleed met een nieuw lichaam. Maar de uiteenzetting gaat nog verder, want Paulus bespreekt hier ook een belangrijke gebeurtenis die met de wegrukking zal samenvallen of hierop zal volgen. 2 Korinthe 5 5 Degene echter die ditzelfde uitwerkt in ons, is God, die ons het onderpand van de geest geeft. Garantie Het is God die alles bewerkt wat Paulus hiervoor beschreef. Daar komt geen mensenhand aan te pas. En God geeft ons ook het 22
onderpand van de geest. Wij zijn verzegeld met de heilige geest van de belofte (Ef.1:13). We hebben het waarborg en de zekerheid ontvangen dat God deze dingen gaat vervullen. 2 Korinthe 5 6 Wij hebben altijd moed, ook al weten wij, dat, terwijl wij thuis zijn in het lichaam, wij buitenshuis zijn ten opzichte van de Heer. 7 Want wij wandelen door geloof, niet door waarneming. Thuis? Dit aardse lichaam is, hoewel tijdelijk, nu nog ons thuis. Zo lang wij nog in dit lichaam zijn, zijn we niet samen met de Heer (1 Thess.4:17). Toch hebben wij goede moed, want wij hebben Gods geest als onderpand ontvangen en mogen daardoor weten dat dit slechts een korte tijd is (2 Kor.4:17). Nu wandelen wij dan ook door geloof, in vertrouwen dat Hij Zijn beloften vervuld. Maar straks zullen we dat geloof verwisselen voor aanschouwen en bij de wegrukking in een ondeelbaar ogenblik Hem zien en Hem ontmoeten (1 Kor.15:51-52; 1 Thess.4:17). 2 Korinthe 5 8 Wij hebben echter moed en wij hebben welbehagen om veeleer buitenshuis te zijn uit het lichaam en bij de Heer thuis te zijn. 9 Daarom ook stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij buitenshuis, Hem welgevallig te zijn. Wandel Paulus zag er veeleer (>veel meer, liever) naar uit om bij de Heer thuis te zijn en dus niet meer in dit lichaam. Maar hoe dan ook, Paulus stelde er een eer in om de Heer waardig te wandelen (Kol.1:10; 1 Thess.2:12). Want hoewel dit lichaam tijdelijk is en dit 23
leven vergankelijk, zal ons aardse leven wel degelijk zijn uitwerking hebben op het hemelse. Dat zegt hij dan ook in het volgende vers. 2 Korinthe 5 10 Want wij moeten allen voor het podium van Christus verschijnen, opdat een ieder voor zichzelf als beloning zal ophalen voor dat wat hij door het lichaam verricht, hetzij goed, hetzij slecht. Geen rechterstoel Wij zullen allen verschijnen voor het podium van Christus. De gangbare vertalingen geven dit meestal weer met “de rechterstoel van Christus”. Maar Hij zal vanaf die plek geen recht over ons spreken, wij zijn immers gerechtvaardigd (Rom.5:1). Het Griekse woord dat vertaald is met podium, is bēmatos en dat betekent letterlijk zoveel als een opstap. In Handelingen 7:5 gaat het over Abraham, die hoewel in het beloofde land, daarin geen bezit had, zelfs geen voetstap. Het werk van de Heer Bij de bēma zal beoordeeld worden wat God in ons leven heeft kunnen uitwerken. Een ieder zal zijn eigen loon in ontvangst nemen naar zijn eigen arbeid (1 Kor.3:8). Die arbeid bestaat niet uit onze werken, maar wordt bekroond naar de mate waarin wij standvastig hebben gestaan op Zijn beloften en Zijn werk. Niet ons werk, maar het werk van de Heer. 1 Korinthe 15 58 Zodat, mijn geliefde broeders, wees standvastig, onverzettelijk, altijd overvloedig in het werk van de Heer. Jullie weten, dat jullie arbeid niet voor niets is in de Heer. 24
Bij de bēma worden wij niet geoordeeld, maar worden onze werken beoordeeld. Dan zal niets verborgen blijven en zal ook bekend zijn met welk motief wij de dingen gedaan hebben. 1 Korinthe 4 5 Zodat: oordeel niet iets vóór de bestemde tijd, totdat de Heer komt, die ook de verborgen dingen van de duisternis aan het licht zal brengen, en die de raadslagen van de harten openbaar zal maken. En dán zal de lof van God aan een ieder komen. Goud, zilver en kostbare stenen, of: hout, hooi en stro In 1 Korinthe 3 zegt Paulus dat wij kunnen bouwen met goud, zilver en kostbare stenen. Dat wijst op onvergankelijke zaken en op wat God tot stand brengt. Of wij kunnen bouwen met hout, hooi en stro. Dat verwijst naar dat wat de mens voortbrengt aan werken en redeneringen. 1 Korinthe 3 12 En indien iemand op dit fundament bouwt met goud en zilver, kostbare stenen, hout, gras, stro, 13 van ieder zal het werk openbaar worden. Want de dag zal het duidelijk maken, omdat het door vuur wordt onthuld. En het is het vuur, dat ieders werk zal toetsen, van welke aard het is. 14 Indien iemands werk, dat hij erop bouwt, zal blijven, dan zal hij loon in ontvangst nemen. 15 Indien iemands werk verbrand zal worden, dan zal het verbeurd worden, en zelf zal hij gered worden, maar zó, als door vuur heen. 25
Onvergankelijk De redding van de gelovige is hier niet in het geding (:15), wij zijn verzegeld met Zijn geest (Ef.1:13). Wij zijn het ook niet zelf die geoordeeld worden, maar onze werken. Daarvan zal blijken of ze de toets kunnen doorstaan. Alles wat we in vertrouwen op Zijn werk hebben gedaan zal de toets doorstaan: goud, dat spreekt van de onvergankelijke God, zilver dat spreekt van de losprijs die Hij betaald heeft voor allen en kostbare stenen van Zijn veelkleurige wijsheid. Vergankelijk Hout(en delen) staat in een meervoud en spreekt van woorden van menselijke wijsheid (1 Kor.2:13), de zogenaamde “redeneringen van de wijzen” (1 Kor.3:20). Vernuftige constructies, maar net als hooi en stro (1 Petr.1:24) is het vergankelijk en zal het verdwijnen. In het beeld dat Paulus in 1 Korinthe 3 gebruikt, zal het verbranden: dan zal het verbeurd worden. Dat wil zeggen dat we het kwijtraken. Maar het is geen straf om dat te verliezen, ook dat is genade. Slechts wat er echt toe doet, dat is blijvend. Wij allen voor Zijn podium Paulus spreekt ook in Romeinen 14:10 over het podium van God. In dat verband gaat het erom dat wij ons niet zouden aanmeten dat de ander verantwoording aan ons schuldig is. Daarmee verheffen wij ons boven die ander en gaan als het ware op het podium zitten, de plek die alleen Hem toekomt. Maar straks zullen wij allemaal voor het podium van God gesteld worden en daarin zijn we allemaal gelijk. Erekrans Paulus noemt zijn lezers die gelovigen waren geworden doordat hij het evangelie aan hen mocht doorgeven: mijn erekrans (Fil.4:1; 26
1 Thess.2:19). Daaruit blijkt dat God het werk beloond wat Hijzelf door Paulus gedaan heeft. Blijkbaar zal daar zichtbaar zijn hoe God ons gebruikt heeft om anderen met het evangelie te bereiken. Uit hoe Paulus het zegt, blijkt dat bij de bēma, de Filippenzen en Thessalonicenzen zullen fungeren als zijn erekrans. Zouden zij daar wellicht letterlijk in een kring om hem heen staan? Hoe dan ook: zij zullen voor Paulus een blijvende herinnering zijn aan zijn arbeid in de Heer (1 Kor.15:58). Wij zullen na de wegrukking, daar bij de bēma, met alle gelovigen voor het podium van Christus verschijnen en lof van Hem ontvangen. Dat wordt nog eens een geweldige samenkomst! 6. Samen-lot-bezitters van Christus Romeinen 8 is een lang hoofdstuk waarin onder andere wordt gesproken over ons leven op aarde tegenover de geweldige hemelse toekomst die wij hebben (Rom.8:18). Wij hebben nu nog een vernederd en vergankelijk lichaam, maar ons lichaam zal verlost worden en wij zullen veranderd worden en een nieuw lichaam ontvangen (Rom.8:23; Fil.3:20-21). De geest van de zoonstelling We zagen eerder al dat als garantie hiervan, God ons Zijn geest heeft gegeven (Ef.1:13) en dat is ook waar Romeinen 8 van spreekt. We leven weliswaar in het vlees en in een sterfelijk lichaam, maar dat is slechts tijdelijk (Rom.8:11). In dit lichaam zijn we “op reis” naar onze bestemming: onze roeping is dat wij zullen worden aangesteld als zonen van God. Een zoon is een erfgenaam, of beter gezegd: een lot(sdeel)-bezitter. De roeping van de ecclesia is, dat zij als het lichaam van Christus, samen met Hem, deze hele schepping onder één Hoofd gaat samenbrengen (Ef.1:10). 27
Geplaatst worden in die positie, heet in Romeinen 8: aangesteld worden tot zonen of korter gezegd: zoonstelling. Maar ook al zijn we nu nog in het vlees, Gods geest leidt ons. En die geest wordt in Romeinen 8 genoemd: de geest van de aanstelling tot zonen. Als toekomstige zonen van God, leidt Hij ons door Zijn geest naar die lotsbestemming. Romeinen 8 15 Want jullie namen niet een geest van slavernij in ontvangst tot vrees, maar jullie namen de geest van de zoonstelling in ontvangst, in welke wij roepen: Abba! Vader! Die wandel of reis naar onze geweldige toekomst, doen wij niet vanuit het vlees, vanuit onszelf, het is God die ons daarin leidt door Zijn geest. 16 De geest zelf getuigt samen met onze geest, dat wij kinderen van God zijn. Zijn woord Dat de geest getuigt, laat ons zien dat Gods geest tevens Zijn woord is (Joh.6:63). God spreekt tot ons door Zijn woord. En wanneer wij instemmen met dat woord, getuigt onze geest samen met Gods geest. Romeinen 8 17 En indien kinderen, dan ook lot-bezitters: lot-bezitters van God, en samen-lot-bezitters van Christus; wanneer wij namelijk samen lijden, is dat, opdat wij ook samen verheerlijkt zullen worden. 28
Lot-bezitters Nu zijn wij nog kinderen, maar straks zullen wij ook lot-bezitters van God zijn. Lotbezitters ontvangen een lotsdeel. Wij delen in het bezit van de Vader! Dat het een lot-bezit is, wil zeggen dat het ons toevalt, het is ons lot, Hij heeft dat zo bepaald. Bij Israël was dat het land Kanaän dat zij als volk ontvingen en dat onder de stammen verdeeld werd door het lot te werpen (Joz.18:10; Hand.13:19). Zo ontvingen alle stammen hun lotsdeel van het land. Een lot-bezitter of zoon is zoveel meer dan een kind. Een kind is verwekt door de Vader, een zoon deelt in het bezit van de Vader! Samen-lot-bezitters We zijn lot-bezitters van God. Maar de zin in vers 17 gaat verder en vertelt ons wat wij precies ontvangen. We zijn samen-lotbezitters van Christus. Dat betekent dat wij samen met Hem ontvangen en alles wat Hij ontvangt, ook ons deel is! En aan Hem is het al gegeven, zowel wat in de hemelen is, als wat op de aarde is (Ef.1:10). Nu lijden wij nog en is deze heerlijke positie een verborgen positie. Christus is verborgen en miskend door de wereld en zo zijn wij dat eveneens, maar dat zal veranderen. Kolossenzen 3 1 Indien jullie dan samen met Christus opgewekt werden, zoek de dingen, die boven zijn, waar Christus is, die aan de rechterhand van God zit. 2 Wees de dingen gezind, die boven zijn, niet de dingen op de aarde. 3 Want jullie stierven, en jullie leven is verborgen, samen met Christus, in God. 4 Wanneer Christus geopenbaard wordt, die ons leven is, 29
dan zullen ook jullie samen met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. Geopenbaard in heerlijkheid Nu is het leven dat wij al hebben ontvangen nog verborgen, net als Hij verborgen is, in de hemel. En daarom zoeken we de dingen die boven zijn, waar Hij is. Maar hier vinden we de belofte dat als Hij geopenbaard wordt, wij samen met Hem geopenbaard zullen worden. Daarvoor zullen we Hem tegemoet gaan bij de wegrukking, om met Hem te kunnen verschijnen in heerlijkheid. Dus als de Heer verschijnt aan Israël (en later aan de volkeren) en daarmee geopenbaard wordt (Zach.14:4), zullen wij daarbij zijn! 7. Zonen van God Wij delen in de positie van Christus. Zoals Christus nu verborgen en niet erkend wordt door de wereld, zo is dat eveneens met ons. Maar dat betekent ook, dat wanneer Christus Zijn positie gaat opeisen (Ps.2:8) en deze hele schepping gaat onderschikken, wij óók daarin zullen delen en met Hem zullen zijn. Als Hij wordt geopenbaard, worden wij met Hem geopenbaard in heerlijkheid: (Kol.4:4). We zijn samen-lot-bezitters van Christus. Gesteld worden in die positie heet in Romeinen 8: aangesteld worden tot zonen. Onze toekomstige heerlijkheid vormt een groot contrast met het lijden van de tegenwoordige tijd. Romeinen 8 17 En indien kinderen, dan ook lot-bezitters: lot-bezitters van God, en samen-lot-bezitters van Christus; wanneer wij namelijk samen lijden, is dat, opdat wij ook samen verheerlijkt zullen worden. 30
18 Want ik reken dat het lijden van de huidige tijd niet waardig is ten opzichte van de heerlijkheid, die onthuld zal worden tot in ons. Niet waardig In deze huidige tijd lijden wij en is verborgen wie wij zijn. Dat lijden is, zoals het er letterlijk staat: niet waardig ten opzichte van de heerlijkheid die tot in ons onthuld zal worden. De meeste vertalingen geven weer dat het lijden niet opweegt tegen de toekomstige heerlijkheid, of iets dergelijks. Maar Paulus zegt het nog krachtiger, hij wil die twee niet eens vergelijken. Denk u eens in, dat al het lijden van deze wereld letterlijk in het niet valt bij de toekomstige heerlijkheid! En er is heel veel lijden, dat weten we allemaal. Hoe geweldig moet die toekomst dan wel zijn! Dat geldt voor ons als gelovigen, maar in het vervolg lezen we dat dit geldt voor de hele schepping. Tot in ons De meeste vertalingen geven het laatste deel van vers 18 weer met “heerlijkheid die aan ons onthuld zal worden”, of “…. voor ons onthuld zal worden”. Maar het staat er nog veel mooier, de heerlijkheid wordt tot in ons onthuld. Dat betekent dat we er zelf deel aan krijgen. Het is niet slechts iets dat voor onze ogen zichtbaar wordt, maar ook wij zelf worden verheerlijkt. Romeinen 8 19 Want het reikhalzend uitkijken van de schepping wacht op de openbaring van de zonen van God. De hele schepping is in afwachting van de onthulling van de zonen van God, van Christus en Zijn samen-lot-bezitters! 31
20 Want de schepping werd aan de zinloosheid onderschikt, niet vrijwillig, maar vanwege Hem, die haar onderschikt, op hoop, 21 dat ook de schepping zelf van de slavernij van de vergankelijkheid bevrijd zal worden tot in de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Onderschikt aan zinloosheid Het is God Zelf die de schepping aan de zinloosheid heeft onderworpen. Dat is niet de keuze van het schepsel, maar vanwege Hem. Dat betekent dat toen Adam en Eva van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad aten, dit niet uit vrije wil van henzelf was (zo hebben ze het ongetwijfeld wel ervaren), maar dat God het zo beschikt heeft. Het moest zo gaan. Adam en Eva, behorend tot de schepping, waren aan de zinloosheid onderworpen. Tot onvergankelijkheid en vrijheid De schepping is aan de zinloosheid onderschikt, (met het oog) op hoop dat de schepping van de slavernij van de vergankelijkheid bevrijd zal worden. God werkt door middel van contrasten. Adam en Eva aten van de boom en kregen daardoor kennis van goed én kwaad. Die dingen zijn niet los verkrijgbaar. Door te weten wat kwaad is, weet een mens ook wat goed is en weet hij tevens het goede te waarderen. Zo is het eveneens met zinloosheid en vergankelijkheid. Doordat we weten wat dat is, zullen we ook werkelijk kunnen beseffen wat onvergankelijkheid en vrijheid is. Daarom heeft God de schepping aan de zinloosheid en vergankelijkheid onderworpen, zodat Hij haar daarvan kan bevrijden. 32
Romeinen 8 22 Want wij weten, dat de gehele schepping samen zucht en barensweeën heeft tot nu toe. 23 En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eersteling van de geest hebben, ook wijzelf zuchten in onszelf, de zoonstelling verwachtend, de verlossing van ons lichaam. Zwangere vrouw De schepping wordt hier vergeleken met een zwangere vrouw. Zoals ook uit Romeinen 1 blijkt dat God het mannelijke representeert en de schepping het vrouwelijke. Door opstanding verwekt God nieuw leven in de schepping. Dat is wat door de seksualiteit wordt uitgebeeld. Het lijden van de tegenwoordige tijd van de schepping (:18) wordt uitgebeeld door het zuchten en de barensweeën van een zwangere vrouw. Dat is zwaar en heftig, maar de schepping is in blijde verwachting, het zal uitmonden in nieuw leven. Christus heeft als Eersteling dat nieuwe leven ontvangen en wij zullen volgen als zonen van God, bij onze zoonstelling en met Hem geopenbaard worden. Dat is de openbaring van de zonen van God (:19). Die zoonstelling vindt plaats bij de verlossing van ons lichaam. Ook wij zuchten onder de vergankelijkheid van de schepping en daarom zien we uit naar dat geweldige moment van de verlossing van ons lichaam bij de wegrukking. Vanaf dat moment zullen wij, met Hem aan het Hoofd, deze hele schepping onderschikken. Opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders (8:29). Mannelijke zoon Overigens is dit niet de enige plaats waar gesproken wordt over de geboorte van zonen, of een zoon in verband met de wegrukking. In Openbaring 12 vinden we een visioen van een 33
zwangere vrouw die in barensweeën is (Opb.12:1). Voor deze vrouw, die hier de uitbeelding is van Israël, staat een draak (> Satan), die haar kind wil verslinden. Deze mannelijke zoon wordt, zodra hij geboren is, weggerukt tot God en Zijn troon (Opb.12:5). Later zullen we dit gedeelte nog uitgebreid behandelen. Hier volsta ik met te noemen dat de mannelijke Zoon een uitbeelding is van het lichaam van Christus. Zodra dat lichaam compleet is, zal hij worden weggerukt tot God en Zijn troon om de heerschappij op zich te gaan nemen. In Romeinen 8 wordt dus gesproken over de openbaring van de zonen van God en in Openbaring wordt een mannelijke zoon gebaard. De hele schepping Romeinen 8 spreekt niet alleen van onze bevoorrechte positie als eerstelingen, maar beschrijft tevens dat de hele schepping in barensnood is en daarvan bevrijd zal worden. Deze hele schepping zal delen in het leven dat Christus als Eersteling heeft ontvangen. De wegrukking zal het startschot zijn van een hele serie gebeurtenissen die we voornamelijk beschreven vinden in het boek Openbaring. Christus is dan niet meer verborgen, maar zal geopenbaard worden. Zo heet het boek dan ook: de Openbaring van Jezus Christus (1:1). Maar inmiddels moet toch duidelijk zijn dat waar Hij verschijnt, en wat Hij doet, wij als Zijn lichaam daarin delen (1 Thess.4:17; 1 Kor.12:12, Kol.3:4; enz.). Dus als de schepping door Hem verlost wordt van de vergankelijkheid, dan spelen wij daarin eveneens een rol! 1 Korinthe 15 22 Want net zoals in Adam allen sterven, zó zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden. 34
8. Regeren met Christus Als we ons afvragen waarom we worden weggerukt, zijn daar meerdere antwoorden op te geven. Het antwoord dat voor ons misschien het meest voor de hand ligt, vinden we in de context van de gebeurtenissen hier op aarde. De wegrukking is namelijk geen op zichzelf staande gebeurtenis, maar vindt plaats in een turbulente periode waarin de ontwikkelingen elkaar snel zullen opvolgen. De wegrukking heeft een plaats binnen de gebeurtenissen met betrekking tot Israël, een periode van “vrede en zekerheid”, de grote verdrukking, de zeven zegels uit Openbaring 6, enz. Ik noem deze zaken hier slechts zonder ze uit te leggen, maar om er later op terug te komen als ik wat Schriftgedeelten wil bespreken die handelen over het tijdstip van de wegrukking. Één lichaam Maar we hebben tot nu toe gezien dat de wegrukking het moment is dat we in de positie geplaatst worden die onze lotsbestemming is. Dat richt onze blik niet op de omstandigheden hier op aarde, maar omhoog naar de hemel. We zullen aangesteld worden tot zonen van God en samen met Christus ons lotsdeel in ontvangst nemen: deze hele schepping! Wij zijn als het lichaam van Christus onlosmakelijk met Hem verbonden en bestemd om te regeren over hemelen en aarde. 1 Korinthe 12 12 Want net als het lichaam één is, en vele leden heeft, maar al de leden van het ene lichaam, die vele zijn, één lichaam zijn, zó ook de Christus. 35
De Christus Paulus gaat in deze hoofdstukken in de 1e Korinthe brief, uitgebreid in op de metafoor van het lichaam, dat, hoewel het zeer divers is met allerlei verschillende leden, toch één lichaam vormt. Dan zou je verwachten dat hij zegt: zó ook het lichaam van Christus. Maar Paulus zegt het nergens zo kort en krachtig als hier: zó ook de Christus. Hij noemt hier alle leden van het lichaam kortweg: de Christus. Één organisme De reden dat wij weggerukt worden, is dat we bij Hem horen, we zijn één met Hem. Als ik beschrijvingen zou gebruiken als: we zijn Zijn intimi, Zijn vertrouwelingen, of Zijn naasten, dan zouden die woorden te zwak zijn en onze verbondenheid met Hem tekort doen. We zijn één organisme (Rom.6:5), we zijn één lichaam met Hem! Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat de situatie zoals die nu is, niet normaal is. Hoofd en lichaam zijn nog gescheiden en moeten verenigd worden. Vanaf de wegrukking zullen wij immers altijd samen met de Heer zijn (1 Thess.4:17). De wereld en engelen oordelen Paulus schrijft aan de Korinthiërs over het feit dat zij bij hun geschillen hun recht zochten bij aardse rechters (1 Kor.6:1). Hij reageert daarop verbaasd en geschokt. Blijkbaar beseften deze gelovigen niet wie zij waren en voor welke toekomst God hen bestemd had. 1 Korinthe 6 2 Of weten jullie niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En indien de wereld door jullie geoordeeld wordt, zijn jullie dan onwaardig voor de minste rechtbanken? 36
3 Weten jullie niet, dat wij engelen zullen oordelen? (...) Broeders Paulus is verbluft dat broeders elkaar voor het gerecht sleepten en zich lieten oordelen door ongelovigen (6:6). Bedenkt dat een broeder een mede-erfgenaam of samen-lot-bezitter is (Rom.8:17), dus iemand met dezelfde roeping en toekomst. Een lid van hetzelfde lichaam. Wij zullen met Christus en onze medegelovigen gesteld worden over het heelal. We zullen de wereld en de engelen oordelen, want wij zullen hemelen en aarde onderschikken. Als je je dat beseft, dan ga je die ander1 toch niet voor een aardse rechtbank slepen? Paulus zegt als het ware: die rechter die je vraagt om recht te spreken, zal straks door jullie zelf gericht worden. Dan is het toch absurd wat jullie doen! Bestemd voor de troon Eerder wees ik al in verband met Romeinen 8 op het hoofdstuk Openbaring 12, waar wordt gesproken over de geboorte van een mannelijke zoon. Deze mannelijke zoon is een voorstelling van het lichaam van Christus, of korter gezegd: de Christus. Dit Schriftgedeelte geeft ons veel inzicht met betrekking tot de samenhang van de gebeurtenissen rond de wegrukking, dus zal nog uitgebreid besproken worden. Maar voor nu wil ik op één detail wijzen. _______________________________ 1 Ze zochten hun recht voor “onrechtvaardigen” (>ongelovigen) die een oordeel moesten uitspreken over een zaak tussen twee gelovigen. Blijkbaar bij de rechtbank, want Paulus refereert twee maal aan de rechtspraak/rechtbank (vers 2 en 4). Je kunt je op je recht beroepen in de maatschappij. Maar bij gelovigen onderling gelden er andere principes die hoger zijn dan je recht halen. 37
Openbaring 12 5 En zij bracht een mannelijke zoon voort, die op het punt staat alle natiën te hoeden met een ijzeren knots; en het kind van haar wordt weggerukt naar God, en naar Zijn troon. Heerschappij De mannelijke zoon wordt weggerukt tot God en Zijn troon. Dat laatste had er niet achter hoeven staan, als het alleen om het feit zou gaan dat de ecclesia wordt weggerukt. Maar het staat er wel, omdat het spreekt van de positie en taak van die mannelijke zoon. De ecclesia, het lichaam van Christus, is bestemd voor de heerschappij en daarom wordt de mannelijke zoon weggerukt! 9. De completering van Hem Eerder zagen we hoe door Paulus in 1 Korinthe 12 kortweg gesproken wordt over de Christus, wanneer hij wijst op Christus Jezus én Zijn lichaam. Zij horen bij elkaar en zijn één. Daarom is de situatie zoals die nu is, met ons Hoofd in de hemel en wij op aarde, geen blijvende. In Efeze 1 zegt Paulus zelfs dat het Hoofd incompleet is zonder het lichaam. Ook spreekt dit gedeelte over de ongekend hoge positie van de ecclesia. Roeping Paulus dankt God in dit hoofdstuk voor zijn lezers en bidt voor hen (1:16). Hij bidt voor een geest van wijsheid en onthulling (1:17). De alles overtreffende zegeningen die hij uiteenzet in Efeze 1:3-14 en de positie die ons toevalt, is nu namelijk verborgen (1:9). Er zijn verlichte ogen voor nodig om die te verstaan (:18). 38
Het is bijzonder dat Paulus, wanneer hij bidt om verlichte ogen, onze ogen niet op onszelf richt, maar bidt om zicht op Zijn roeping en de rijkdom van de heerlijkheid van Zijn lotbezit. Dat wat aan Hem gegeven is, is namelijk ook ons deel (1:18). En hoewel dat onze blik richt op de toekomst, is het de overtreffende grootte van Zijn kracht die nú al werkt in ons die geloven, (1:19). Over die kracht spreekt hij dan vervolgens: Efeze 1 20 Die Hij heeft ingewerkt in de Christus, als Hij Hem opwekt uit de doden, en Hem zet aan zijn rechter[hand] in de hemelen … De kracht waarmee God Christus heeft opgewekt uit de doden en Hem heeft gezet aan Zijn rechterhand, werkt nu al in ons, die geloven! 21 ver boven alle overheid en autoriteit en macht en heerschappij en alle naam die genoemd wordt, niet alleen in deze aeon, maar ook in de toekomende. Over-boven Christus is gesteld boven elke macht en autoriteit die wij ook maar kennen of die genoemd zou kunnen worden. Het woord huperanō, dat is vertaald met ver boven, is een overtreffende trap van boven (letterlijk: over-boven). Nu is Hij al in die positie gesteld, maar eist Hij die positie nog niet op (Ps.2:8). Deze positie heeft Hij niet alleen nu al, maar zal Hij tevens in de toekomende aeon(en) hebben. Efeze 1 22 En Hij onderschikt alles onder Zijn voeten en Hij geeft 39
Hem als Hoofd over alles aan de ecclesia, 23 die zijn lichaam is … Onder Zijn voeten Ziet u wat hier staat? De positie die Christus nu heeft en ook in de toekomst zal vervullen, deelt Hij met de ecclesia, die Zijn lichaam is. De ecclesia die Hij zich nu verzamelt, heeft de hoogste positie die maar denkbaar is, namelijk gelijk aan die van Hem! Als dan alles onderschikt wordt onder Zijn voeten, zijn wij die voeten (en andere leden van het lichaam). Efeze 1 22 … de compleet-making van Hem, die alles in allen compleet maakt. Completering De ecclesia, die Zijn lichaam is, is de completering van Hem. Hij is zonder ons, Zijn ecclesia, niet compleet, staat hier. Er staat niet dat wij niet compleet zijn zonder Hem. Dat is óók zo en dat is logisch, want zonder Hem zijn wij niets. Maar Hij is niet compleet zonder de ecclesia, daarom worden wij weggerukt. Want wanneer Hij de positie die God Hem gegeven heeft daadwerkelijk gaat opvragen, zal Hij zich niet meer verbergen, maar openbaren en dat zal zijn met Zijn lichaam. En zo zullen wij altijd samen met de Heer zijn (1 Thess.4:17). De vreugde die voor Hem lag Wij zien natuurlijk uit naar het moment van de wegrukking, de verlossing van ons lichaam (Rom.8:23). Maar ook van de Heer wordt gezegd dat Hij met het oog op de vreugde, die voor Hem lag, het kruis heeft verduurd en de schande ervan veracht, en is gaan zitten aan de rechterhand van de troon van God (Hebr.12:3). 40
De vreugde die voor Hem lag was natuurlijk dat God Hem uit de doden zou opwekken, maar óók de geweldige positie die Hij zou ontvangen. Hij zou gesteld worden over de hele schepping, hemelen en aarde, en die brengen tot God de Vader (1 Kor.15:2528). Als we dit overwegen, kunnen we ons voorstellen hoe Hij, net als wij, uitziet naar de wegrukking! 10. De dag van Christus De uitdrukking de dag van Christus en vergelijkbare termen, zoals de dag van onze Heer Jezus (2 Kor.1:14) en de dag van onze Heer Jezus Christus (1 Kor.1:8), vinden we uitsluitend in de brieven van Paulus. Het zijn vergelijkbare aanduidingen als de dag van de Heer (1 Thess.5:2; Opb.1:10). Zoals de dag aanbreekt bij zonsopgang, zo breekt de dag van Christus aan bij Zijn verschijning. Het aanbreken van die dag is niet vastgelegd op één moment, maar afhankelijk van de groep waaraan Hij verschijnt. Hij zal als eerste aan Zijn ecclesia verschijnen bij de wegrukking, dan aan Israël en vervolgens aan de volkeren. Zoals het aanbreken van een nieuwe dag ook afhankelijk is van de plaats waar wij ons op aarde bevinden. Op de ene plek op aarde is de zon al opgegaan, terwijl het elders nog nacht is. De dag des Heeren De dag van de Heer is een uitdrukking die we eveneens kennen uit het oude testament, letterlijk is het daar de dag van JAHWEH, in de gangbare vertalingen weergegeven met de dag des Heeren. 41
De dag van Christus is de dag van de intieme ontmoeting waarop Hij aan ons zal verschijnen, we Hem zullen zien en vanaf dat moment altijd samen met Hem zullen zijn. Dat is een ontmoeting die voor de wereld nog verborgen zal zijn. De dag van de Heer is de term die gebruikt wordt voor de periode waarin de Heer Zich zal gaan openbaren en voor iedereen zichtbaar gaat ingrijpen (Opb.1:1,10). Deze periode wordt in Openbaring beschreven en gaat gepaard met oordelen: de zegels, bazuinen en schalen. Op de dag van de Heer zullen we nog terugkomen als we 1 Thessalonicenzen 5 en 2 Thessalonicenzen 2 bespreken, waar deze term voorkomt. Het voert te ver om alle teksten met de dag van Christus in het verband waar ze voorkomen te behandelen, maar met wat we al besproken hebben rond het onderwerp van de wegrukking, moet het voldoende zijn om er een aantal te noemen en kort toe te lichten. 1 Korinthe 1 7 (...) terwijl jullie wachten op de openbaring van onze Heer Jezus Christus. 8 Hij zal jullie ook bevestigen tot het einde toe, zodat jullie onaanklaagbaar zijn in de dag van onze Heer Jezus Christus. 2000 jaar De Korinthiërs leefden in een spannende periode die beschreven wordt in het boek Handelingen waarin de deur voor Israël nog niet in het slot was gevallen en men nog gericht was op een spoedige wederkomst. Dat klinkt door in dit vers. Later zou 42
duidelijk worden dat Israël niet zou geloven en dat er een pauze zou komen in Gods handelen met het volk Israël. Een pauze die ongeveer 2000 jaar zal duren (2 Petr.3:8). Actueel Inmiddels zijn die 2000 jaar bijna voorbij en in die zin zijn bovenstaande verzen actueler dan ooit. Wij wachten nu op de openbaring (of: onthulling) van onze Heer. Hij zal ons vernederd lichaam veranderen en ons tot Zich nemen om Hem te ontmoeten. Tot die dag zal Hij ons bevestigen. Hij heeft ons tevoren gekend, Hij bestemt ons om gelijkvormig te worden aan het beeld van Zijn Zoon, Hij roept ons, Hij rechtvaardigt ons en Hij verheerlijkt ons (Rom.8:29-30)! Geheel in lijn hiermee is: Filippenzen 1 6 Hiervan ben ik overtuigd, dat Hij die in jullie een goed werk begonnen is, dit zal volbrengen tot op de dag van Christus Jezus. Tot op de dag van Christus Jezus God is een werk in ons begonnen en Hij zal dat werk ook voleindigen. Dit werk doet Hij in ons tot op de dag van Christus Jezus. Het is de dag waarop wij veranderd zullen worden, een nieuw lichaam zullen ontvangen en weggerukt zullen worden om Hem te ontmoeten. Dan zullen Hoofd en lichaam verenigd worden en zullen we samen met Hem zijn en delen in alles wat aan Hem beloofd is. Zijn werk Eerder zagen we dat we na de wegrukking ook zullen verschijnen voor het podium van Christus. Daar zal duidelijk worden hoe we 43
als gelovigen gebouwd hebben op Zijn werk. Dát zal namelijk beloond worden en al het andere zal verdwijnen. We vinden dan ook diverse malen dat in de dag van Christus de gelovigen roem of lof zullen ontvangen. 2 Korinthe 1 14 zoals jullie het ook al ten dele van ons beseften: dat wij jullie roem zijn, net als jullie dat ook van ons zijn in de dag van onze Heer Jezus. Filippenzen 2 16 ... het woord van het leven, mij tot roem in de dag van Christus, dat ik niet voor niets liep, noch dat ik voor niets arbeid. Erekrans In de dag van Christus zal Hij aan ons verschijnen en ons tot Zich nemen. Wij zullen dan voor Hem verschijnen en Hij zal het werk, dat Hij dóór ons gedaan heeft, belonen. Paulus stelt dit voor als een erekrans (2 Tim.4:8). Blijkbaar wordt bij het podium van Christus zichtbaar wie God door ons met het evangelie heeft bereikt. Onze erekrans wordt gevormd door hen (Fil.4:1; 1 Thess.2:19). 11. De volheid van de natiën zal binnengaan In de Romeinen-brief zet Paulus het evangelie van God uiteen (1:1), dat hem door de opgewekte Christus was toevertrouwd en dat hij zou bekendmaken onder de natiën (1:5). Zijn bediening als apostel, die ook doorklinkt in zijn nieuwe naam (Saulus werd Paulus), handelt over de pauze in Gods handelen met Israël. Het Joodse volk is tijdelijk terzijde gesteld en in de toekomst zal God 44
Zijn werk met het volk Israël weer oppakken en voltooien. In deze tussentijd verzamelt God Zich een volk uit alle natiën: de ecclesia, het lichaam van Christus. Gods beloften Het is ook in dezelfde Romeinen-brief, dat Paulus uitgebreid ingaat op deze kwestie (Rom.9-11). Nu is redding naar de natiën gegaan (Hand.28:28; Rom.11:11). Maar hoe zit het dan met Gods beloften aan Israël, zijn die vervallen (9:6)? Nee, God heeft Zijn volk niet verstoten, hun ongeloof is niet definitief (11:1-2) en ook niet volledig. Als volk zijn zij weliswaar verhard en verblind (11:7,8,10) , maar zelfs nu, in deze tijd, is er een klein deel van dat volk dat gelooft, een overblijfsel (11:5). En dat alles heeft God in Zijn ongekende wijsheid zo bepaald (11:33). Door de val van het Joodse volk ging redding namelijk naar alle natiën, zonder onderscheid (11:11). Israëls herstel Maar in de toekomst zal Israël alsnog als volk geloven en haar Messias aanvaarden. Door Paulus wordt dit zo uitgedrukt, dat zij tot volheid (> completering) zullen komen. Israël zal tot volheid komen (11:12) als geheel Israël zal worden gered (11:26). Israëls volheid spreekt hier dus van het tot haar bestemming komen van het Joodse volk. Maar ook van de natiën wordt gesproken over hun volheid. Romeinen 11 25 Want ik wil niet, dat jullie onwetend zijn, broeders, van dit geheim (opdat jullie niet eigenzinnig zullen zijn) dat verharding gedeeltelijk over Israël is gekomen, totdat de volheid van de natiën zal binnenkomen. 26 En zo zal geheel Israël gered worden ... 45
Geheim De geheimen of verborgenheden die Paulus mocht bekendmaken, spreken over de huidige periode waarin Israël als volk ongelovig is en God Zich een volk verzamelt uit de natiën (Hand.15:14). Ook hier in dit vers is dat het geval. Paulus legt uit dat de verharding van Israël een totdat heeft. Daarna zullen zij als volk tot bekering komen en zal geheel Israël worden gered. Het Joodse volk zal herleven (11:15) en tot haar bestemming komen, haar volheid. Eerstelingen Maar éérst zal er een ander “volk” zijn, dat tot haar lotsbestemming komt: de volheid van de natiën zal binnenkomen. Waar zou Paulus het anders over hebben dan de ecclesia die haar hemelse bestemming zal binnengaan bij de wegrukking? Wanneer de ecclesia, de mannelijke zoon (Opb.12:5), compleet zal zijn, zal hij worden weggerukt tot God en Zijn troon en met het Hoofd de heerschappij gaan vestigen over hemelen en aarde. Wij zijn een volk van eerstelingen (2 Thess.2:13) en zullen Israël voorgaan. Daarna zal God zijn beloften aan Israël gaan vervullen, want Zijn woord is vast en zeker! 12. Gaan kinderen mee? Veel gelovigen vragen zich af wat er gebeurt met hun kinderen bij de wegrukking. Gaan zij mee, of blijven zij achter? Daarover wordt nog wel eens gefilosofeerd en dan wordt er een beroep gedaan op indirecte aanwijzingen die we in de Schrift vinden en daarmee blijft het antwoord doorgaans toch onbevredigend. Toch meen ik dat de Schrift ons wel degelijk zekerheid geeft in deze kwestie. 46
Kinderen Van tevoren moeten we vaststellen dat het onderwerp hier is: de kinderen. Het gaat over kinderen van (een) gelovige ouder(s). Dan zou je je af kunnen vragen: wat is een kind? Of: tot wanneer is een kind nog een kind? Daar lijkt me vanuit de Schrift geen eenduidig antwoord op te geven. We kennen in de Joodse traditie het gebruik van Bar Mitswa (=zoon van het gebod) waarbij een Joods jongetje op de leeftijd van 13 jaar volwassen wordt verklaard. Hij wordt dan zelf verantwoordelijk voor het onderhouden van de geboden. Daarvoor waren zijn ouders dat. De bat mitswa bij een meisje, vindt plaats als zij 12 jaar wordt. Maar dit gebruik vinden we niet terug in de Schrift. Hoewel sommigen het er wel in lezen (Luk.2:42). Is het ook niet zo dat er rond die leeftijd juist grote verschillen zijn per kind? Het ene kind is nu eenmaal eerder zelfstandig en volwassen dan de ander. Jonge ongelovigen Duidelijk moet in ieder geval zijn dat we het niet hebben over jonge ongelovigen (2 Kor.4:4). Een ongelovige is iemand die het evangelie gehoord heeft en het heeft afgewezen. Een kind zouden we eerder kunnen definiëren als een onwetende. Wanneer de overgang van onwetende naar ongelovige plaatsvindt, is dan ook per kind verschillend. Het kind moet het evangelie gehoord hebben, begrepen hebben en het vervolgens hebben afgewezen, om een ongelovige te zijn. Indirecte aanwijzingen Er zijn nogal wat Schriftgedeelten te vinden waar God verlossing of redding geeft aan iemand met geheel zijn huis. Zowel in het oude als het nieuwe testament. Zo werd Noach behouden door de ark in 47
te gaan en met hem waren acht zielen (1 Petr.3:20): zijn vrouw, en Sem, Cham en Jafeth met hun vrouwen. Dit was Noach’s huis of huisgezin (Hebr.11:7). Bij Rachab werden allen gered die zich bij haar in huis bevonden (Joz.2:18-19). Paulus zegt tot de gevangenbewaarder van Filippi dat als hij gelooft in de Heer Jezus, hij gered zal worden, hij en zijn huis (Hand.16:31). En vaker wordt er in het nieuwe testament uitdrukkelijk melding gemaakt van iemands huis (Luk.19:9; Hand.18:8). Maar dit blijven toch indirecte aanwijzingen, want in de genoemde voorbeelden gaat het over iemand met zijn huis, maar wat nu als er zich in één van deze huizen een ongelovige had bevonden, zou die gered zijn? Lot’s vrouw werd immers uitgeleid uit Sodom, maar uiteindelijk niet gered (Gen.19:26). Zekerheid Toch meen ik dat de Schrift ons zekerheid geeft met betrekking tot dit onderwerp, en wel door Paulus in 1 Korinthe 7. In dit lange hoofdstuk bespreekt hij allerlei kwesties rond het huwelijk(sleven), relaties, scheiding, enz. In vers 10-11 bespreek hij de situatie van een scheiding tussen twee gelovigen. Zo’n scheiding zou niet plaatsvinden, want wat zou er kunnen zijn dat twee gelovigen die het evangelie kennen, zou kunnen scheiden? Wanneer er dan toch scheiding heeft plaatsgevonden zouden beiden dan ook gericht zijn op verzoening. Huwelijk tussen een gelovige en ongelovige Het kan natuurlijk ook dat een gelovige getrouwd is met een ongelovige. Paulus adviseert met nadruk om dat niet te doen (2 Kor.6:14), maar wat dan als het wel zo gegaan is? Of wat te doen 48
als binnen het huwelijk tussen twee ongelovigen, één van beiden een gelovige wordt? Als de ongelovige bewilligt in het huwelijk en het goedkeurt om bij de gelovige te wonen, zou de gelovige niet het initiatief tot scheiding nemen. Wil de ongelovige scheiden, laat hem of haar dan scheiden, zegt Paulus. Dan is de gelovige niet meer gebonden aan dat huwelijk (1 Kor.7:15). Wanneer de ongelovige wel besluit om het huwelijk in stand te houden, heeft hij een bevoorrechte positie. 1 Korinthe 7 14 Want de ongelovige man is geheiligd in de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders dus, zijn jullie kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig. Ge-heiligd De ongelovige is geheiligd in de gelovige partner. Dit betekent niet dat deze partner deel heeft aan het geloof van de gelovige. Ongeloof sluit altijd de weg af tot redding. Denk aan de eerder aangehaalde vrouw van Lot, die uiteindelijk ook niet werd gered vanwege ongeloof. Geheiligd zijn in betekent blijkbaar dat de ongelovige zich in een begunstigde of bevoorrechte positie bevindt. Hij bevindt zich onder een dak met iemand die het woord kent, spreekt en leeft. Heilig! Dan voegt Paulus daar nog iets bij wat essentieel is in verband met ons onderwerp: anders dus, zijn jullie kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig. De kinderen worden niet ontheiligd door de ongelovige ouder, maar zij zijn heilig vanwege die ene gelovige ouder. Let op: er staat: maar nu zijn zij heilig. Dat wat heilig is, behoort tot God en heeft deel aan Hem (Rom.1:2) en het zijn gelovigen die worden 49
aangesproken als heiligen (1 Kor.1:2; Ef.1:10). De kinderen van een gelovige zijn heilig en hebben deel aan het geloof van die ouder! 13. Wanneer? Het optreden van Michaël We hebben gezien wie er mee gaan met de wegrukking, maar ook waarom en waartoe we weggenomen zullen worden. Kort samengevat is dat, om onze hemelse positie in Christus in te gaan nemen. Daartoe worden wij verenigd met Christus, wij zijn immers Zijn lichaam en Zijn één met Hem. Maar we kunnen diezelfde vragen – waarom we worden weggerukt en waartoe –, ook vanuit een ander perspectief bezien, namelijk vanuit de context van de gebeurtenissen hier op aarde. Want ook daar valt veel over te zeggen. Thessalonicenzen-brieven Het zijn voornamelijk, maar niet uitsluitend, de Thessalonicenzenbrieven die daarover veel vermelden. Paulus was korte tijd in Thessalonica geweest (Hand.17) en schreef hen later twee brieven, omdat hij gehoord had dat er zaken nog onduidelijk waren voor hen. Daarom wil hij hen bemoedigen met de waarheid, zodat zij daar vast in konden staan (1 Thess.4:13, 18: 2 Thess.2:12). Spoedige wederkomst De Thessalonicenzen-brieven zijn geschreven in de Handelingen tijd, waarin de deur voor Israël nog niet definitief in het slot was gevallen. De vraag die in Handelingen klinkt en beantwoord wordt, is of Israël zich zou bezinnen en als volk tot bekering zou komen (Hand.1:6; 3:19-21) Gedurende het verslag van Handelingen wordt duidelijk dat dit niet zou gebeuren, dat Israël 50
voorlopig terzijde zou worden gesteld en redding naar de natiën werd gezonden (Hand.13:46-47; 28:28). Maar de Thessalonicenzen leefden nog in de verwachting van een spoedige terugkomst van de Heer. Later zou Paulus, maar ook Petrus, bekendmaken dat de wederkomst en het herstel van Israël zouden uitblijven en dat de dagen waarvan bijvoorbeeld de profeet Hosea spreekt, opgevat moeten worden als dagen van duizend jaar (2 Petr.3:8). Weer actueel Wij leven inmiddels bijna 2000 jaar later en daarom is de boodschap in deze brieven actueler dan ooit. Toen maakte God een omweg, die in de Schrift verborgen lag en door Paulus onthuld werd. Maar nu breekt binnenkort de tijd aan dat God deze beloften definitief gaat vervullen! 1 Thessalonicenzen 4 13 Maar wij willen niet dat jullie onwetend zijn, broeders, wat betreft hen, die ontslapen zijn, opdat jullie niet bedroefd zullen zijn, zoals de overige mensen, die geen hoop hebben. 14 Want indien wij geloven, dat Jezus stierf en opstond, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus, leiden samen met Hem. 15 Want dit zeggen wij tot jullie met een woord van de Heer, dat wij de levenden, die overblijven tot in de parousia van de Heer, absoluut niet degenen die ontslapen zijn zullen inhalen … Parousia Paulus informeert zijn lezers met betrekking tot de parousia (letterlijk: aanwezigheid) van de Heer. Meestal vertaald met 51
(weder)komst. Die zal aanvangen met de wegrukking (:17). De Thessalonicenzen worden door Paulus bemoedigd met betrekking tot hun medegelovigen die al ontslapen zijn. Zij wisten blijkbaar niet (meer) dat deze ontslapenen ook deel hebben aan de wegrukking. Sterker nog, zo zegt Paulus, de doden in Christus zullen eerst opstaan. 1 Thessalonicenzen 4 16 want de Heer zelf zal in een commando, in de stem van de overste van de boodschappers en in de bazuin van God, neerdalen vanaf de hemel, en de doden in Christus zullen eerst opstaan. De aartsengel We vinden hier drie dingen vermeld rond het tijdstip van de wegrukking: in een commando (> bevel), de stem van de overste van de boodschappers (> de aartsengel) en in de bazuin van God. Dit zouden drie aanduidingen kunnen zijn voor hetzelfde. De Heer zal, via de aartsengel, door middel van een bazuin, een bevel geven aan de doden in Christus om op te staan. Het woord dat hier wordt weergegeven met overste van de boodschappers is in het Grieks één woord: archaggelos, en wordt in de Statenvertaling en NBG weergegeven met aartsengel. De aartsengel is de eerste engel in rang en vandaar ook de overste. Het woord engel is oorspronkelijk een Grieks woord dat is “vernederlandst” en betekent boodschapper. Volgens de bijbel is er slechts één aartsengel en we weten ook zijn naam. Judas 1 9 Maar Michaël, de aartsengel … 52
Michaël is de aartsengel. Van de overste van de boodschappers is er slechts één, maar ook het bepaald lidwoord geeft exclusiviteit aan. Het is juist deze Michaël die we een aantal keren tegenkomen in de Schrift en die een specifiek tijdstip markeert. Daniël 12 1 En in die tijd zal Michaël opstaan, de grote overste die staat over de zonen van jouw volk. En het zal een tijd van benauwdheid zijn die niet is geweest sinds dat er een natie geweest is tot aan deze tijd. En in deze tijd zal jouw volk ontsnappen, elk die gevonden wordt geschreven te zijn in de boekrol. Israëls benauwdheid Michaël markeert hier de periode van Israëls benauwdheid. Jeremia noemt dit de tijd van benauwdheid voor Jakob (30:7). In Mattheüs 24 houdt Jezus een toespraak tot Zijn discipelen, die wel genoemd wordt de rede over de laatste dingen. Hierin verwijst Hij naar Daniël (:15) en refereert Hij ook aan de profetie uit Daniël 12. Mattheüs 24 21 Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zodanig als er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en ook absoluut niet meer wezen zal. Grote verdrukking De tijd van Israëls grote verdrukking, die een tijd van benauwdheid zal zijn zoals er niet eerder is geweest en nooit meer zijn zal, wordt gekenmerkt door het optreden van de aartsengel Michaël. Het gelovig deel van Israël zal voor die verdrukking aanvangt het land kunnen ontvluchten. Dat vinden we beschreven in Daniël 12:1 en Mattheüs 24:15-21. Deze grote verdrukking zal 53
1260 dagen duren (Opb.12:6; 11:3) – of een tijd, tijden en een halve tijd (Dan.12:7; Opb.12:14) – dat is 3 ½ jaar. Of nog anders gezegd: 42 maanden (Opb.11:2; 13:5). Openbaring 12 Meerdere keren hebben we in deze uitgave over de wegrukking al verwezen naar Openbaring 12; de wegrukking van de mannelijke zoon. Later zullen we dit gedeelte nog in het geheel behandelen. Ook daar vinden we Michaël. Openbaring 12 7 En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn boodschappers voeren oorlog tegen de draak, en de draak voert oorlog, en zijn boodschappers, 8 maar zij zijn niet sterk genoeg voor hem, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden, 9 en de grote draak werd uitgeworpen, de slang van de begintijd, die Duivel en Satan genoemd wordt, die de gehele bewoonde wereld doet dwalen; hij werd op de aarde geworpen, en zijn boodschappers werden met hem uitgeworpen. De mannelijke zoon In dezelfde periode als waarin de mannelijke zoon wordt weggerukt tot God en Zijn troon (:5), komt er oorlog in de hemel. Deze oorlog wordt aangevoerd door Michaël als overste van de boodschappers en is gericht tegen Satan en zijn boodschappers. Satan verliest de strijd, wordt de hemel uitgeworpen en komt op de aarde terecht. Daar zal hij de betrekkelijk korte tijd (:12) die hij heeft zijn toorn richten op de vrouw, Israël (:13,17). Bijzonder is dat Satan vanuit de hemel op aarde wordt geworpen en de ecclesia vanaf de aarde 54
naar de hemel wordt weggenomen, om de heerschappij op zich te gaan nemen. Conclusie Michaël markeert in 1 Thessalonicenzen 4:16 het moment van de wegrukking. Hij zal daarvoor het sein geven door middel van een bevel, een bazuin. In Openbaring 12 wordt deze wegrukking beschreven als de wegrukking van de mannelijke zoon, waarop direct een periode van 1260 dagen van grote verdrukking aanvangt. Voor deze periode wordt niet alleen de ecclesia in veiligheid gebracht, maar ook het gelovig deel van Israël zal de mogelijkheid hebben om te vluchten naar een plaats, die haar door God is bereid (Opb.12:6,14). Ook in Daniël 12:1 en Openbaring 12:7 zien we hoe Michaël opstaat bij het begin van de periode van de benauwdheid voor Israël. De wegrukking zal dan ook plaatsvinden vlak voor het aanbreken van deze grote verdrukking. 1 Thessalonicenzen 4 17 Vervolgens zullen wij, de levenden die overblijven, tegelijkertijd samen met hen weggerukt worden in wolken, tot ontmoeting van de Heer in de lucht. En zó zullen wij altijd samen met de Heer zijn. 18 Bemoedig elkaar dus met deze woorden! 14. Als een dief in de nacht? Bij het lezen van de bijbel, en dus ook bij de brieven van Paulus, moeten we er rekening mee houden, dat deze later zijn ingedeeld in verzen en hoofdstukken. Daar hebben we vaak erg veel gemak van, maar het kan ons soms op het verkeerde been zetten. In hoofdstuk 13 eindigde ik met 1 Thessalonicenzen 4:18 en 55
daarmee eindigt ook het 4e hoofdstuk van de eerste Thessalonicenzen-brief. Maar Paulus schreef een brief en ging gewoon verder met zijn onderwerp als hij vervolgens aangeeft in hoofdstuk 5: 1 Thessalonicenzen 5 1 Maar wat betreft de tijden en de gelegenheden, broeders, is het niet nodig dat er aan jullie geschreven wordt ... Tijden en gelegenheden Paulus gaat zijn lezers op de hoogte brengen van de tijden en de gelegenheden. Hij heeft het nog steeds over hetzelfde onderwerp: de wegrukking. Hij gaat hen informeren wanneer (> tijden) en in welke context van gebeurtenissen (> gelegenheden) de wegrukking zal plaatsvinden. Paulus had dit eerder met hen besproken en gaat ervan uit dat het eigenlijk niet nodig is dat hij hierover schrijft. 1 Thessalonicenzen 5 2 … want jullie weten zelf nauwkeurig, dat de dag van de Heer zó komt, als een dief in de nacht. 3 Want wanneer ook maar zij zullen zeggen: vrede en zekerheid, dan, onverwachts, is totale ineenstorting aanstaande, net zoals een barenswee over een zwangere vrouw, en zij zullen absoluut niet ontsnappen. Als een dief in de nacht De Thessalonicenzen wisten nauwkeurig wanneer de wegrukking zou plaatsvinden en kenden de samenhang met de gebeurtenissen die dan op aarde gaan plaatsvinden. De dag van de Heer komt als een dief in de nacht, maar let op, niet voor hen. Paulus zegt dat zij precies op de hoogte waren en ook uit de nog volgende verzen blijkt dat zij wandelden bij het licht van het woord en die dag hen 56
niet zou overvallen. Voor de wereld zal de Heer komen als een dief in de nacht. Vrede en zekerheid Want wanneer ook maar zij zullen zeggen: vrede en zekerheid … Er zal in de nabije toekomst een periode aanbreken van vrede en zekerheid. Daarvan zal de Joodse staat het middelpunt zijn. Deze vrede en zekerheid zal de mensen in slaap sussen, zodat zij niet werkelijk zien wat er aan de hand is (:5-6). Het zal namelijk blijken dat deze vrede slechts een valse vrede is, want onverwachts zal het uitmonden in verderf. Deze schijnvrede zal uitlopen in de grote verdrukking en dat is een verdrukking zoals er nog nooit eerder is geweest voor het Joodse volk en ook nooit meer zijn zal (Matth.24:21). Verdrukking Deze benauwdheid zal hen overkomen zoals de weeën een zwangere vrouw. Onverwachts en zeer heftig, er is niet aan te ontsnappen. In Openbaring 6:1-17 vinden we de grote verdrukking uitgebeeld in een aantal zegels die worden geopend en waarin een viertal paarden verschijnen. Het eerste witte paard brengt vrede (:2), die vervolgens weggenomen wordt door het volgende rode paard (:4). Ook hier wordt, maar dan in symboliek, dezelfde periode van schijnvrede en het einde ervan beschreven als in 1 Thessalonicenzen 5:2. Blijde verwachting Het is voor ons wellicht lastig om door deze oordelen toch nog iets positiefs te zien. De bijbel zegt niet voor niets dat deze grote verdrukking haar gelijke niet kent en als we de oordelen beschreven vinden in Openbaring, zien we vreselijke dingen. Maar bedenk dat deze dingen moeten gebeuren binnen Gods plan. Het 57
verderf wordt dan ook vergeleken met de weeën die over een zwangere vrouw komen. Dat is pijnlijk en heftig, maar heeft als doel het voortbrengen van nieuw leven. Hier geldt dat voor Israël in de eerste plaats, maar zoals we al eerder zagen voor de hele schepping (Rom.8:22). 1 Thessalonicenzen 5 4 Maar jullie, broeders, zijn niet in de duisternis, opdat de dag jullie als een dief grijpen zou; 5 want jullie zijn allen zonen van het licht en zonen van de dag. Wij zijn niet van de nacht of van de duisternis. Wij weten hoe laat het is De Thessalonicenzen waren nauwkeurig op de hoogte van de tijden en de gelegenheden. De dag van de Heer zou hen dus niet overvallen als een dief in de nacht. Wie wandelt bij het licht van het woord van God, weet “hoe laat” het is. Wanneer men zal zeggen “vrede en zekerheid”, dan weten wij dat deze vrede zal worden weggenomen en de grote verdrukking aanstaande is. Kort daarvoor zal de ecclesia worden weggerukt. 1 Thessalonicenzen 5 6 Laten wij dan ook niet sluimeren zoals de overige mensen, maar waken en nuchter zijn. 7 Want die sluimeren, sluimeren 's nachts en die zich bedrinken, zijn 's nachts dronken. 8 Maar laten wij, die van de dag zijn, nuchter zijn, en laten wij het borstharnas van geloof en liefde aantrekken, en de helm, de hoop van redding. 9 Want God plaatste ons niet tot toorn, maar tot verwerving van redding door onze Heer Jezus Christus. 58
Redding De overige mensen sluimeren en zijn niet wakker en nuchter. Zij laten zich in slaap sussen door valse claims over vrede en zekerheid en zijn niet waakzaam. Maar de gelovige wandelt in geloof en liefde en kent het woord: de hoop (=verwachting) van redding. Wij weten dat God ons niet gesteld heeft tot toorn en verwachten dat Hij ons zal redden. Wij zullen weggerukt worden en daarmee worden gered van de toorn van de draak (Opb.12:4-5, 12 en 17). 15. Die ons uitredt vanuit de toekomende toorn God heeft ons niet gesteld tot toorn en daarom worden wij weggerukt van het aardse toneel, voordat de toorn van de draak losbarst (Opb.12:12,17). Deze draak, die een voorstelling is van Satan (Opb.12:9), is erop uit om de mannelijke zoon te verslinden (Opb.12:4). Dat lukt niet, want zodra deze mannelijke zoon geboren is, wordt hij weggerukt tot God en Zijn troon. Dit is een uitbeelding van het tot volheid komen van de ecclesia. Zodra dit punt is bereikt, wordt de ecclesia weggerukt. Toorn Wanneer we Openbaring 12 lezen, krijgen we de indruk dat de wegrukking plaatsvindt onder dreigende omstandigheden. In die periode zal er een periode van valse vrede worden beëindigd en zal de grote verdrukking beginnen. Satan wordt op aarde geworpen en hij zal rondgaan als een brullende leeuw (1 Petr.5:8) en in grote toorn, omdat hij weet dat zijn tijd nog maar kort is (Opb.12:12). 59
Onverwachts In 1 Thessalonicenzen 5 zagen we dit bevestigd. Die dag zal immers voor de wereld komen als een dief in de nacht en hen onverwachts overvallen (5:2-3). In zijn inleidende woorden waarmee Paulus deze brief aanvangt, zegt hij iets treffends in dit verband. De Thessalonicenzen waren omgekeerd tot God en hadden de dienst aan afgoden daarmee achter zich gelaten. Zij kenden nu de levende en ware God (1 Thess.1:9) en hadden een toekomstverwachting waarnaar zij reikhalzend uitkeken. 1 Thessalonicenzen 1 10 en uit de hemelen zijn Zoon op te wachten, die Hij uit de doden opwekt, Jezus, die ons uitredt vanuit de toekomende toorn. Vanuit de toekomende toorn Dit vers lijkt op Filippenzen 3:20 dat we al eerder bespraken en waar staat: ... ons burgerschap is in de hemelen, van waaruit wij ook de Redder verwachten, de Heer Jezus Christus. Hij komt om ons te redden. In 1 Thessalonicenzen 1:10 staat ook waarvan Hij ons redt: vanuit de toekomende toorn. Andere handschriften hebben: van(af) de toekomende toorn, maar de oudste handschriften geven hier vanuit. Het lijkt er bij een eerste lezing wat vreemd te staan. De toorn is nog toekomend, maar toch worden we er (van)uit gered. In veiligheid Als we deze Schriftplaatsen naast elkaar leggen en elkaar laten uitleggen, komen we ook in 1 Thessalonicenzen 1:10 tot de conclusie dat de wegrukking een urgente gebeurtenis is, die zal plaatsvinden vlak voor het losbarsten van de toorn. Die toorn is 60
dan weliswaar nog toekomend, maar zeer nabij. We worden er als het ware uit gered. De ecclesia wordt in veiligheid gebracht! 16. De dag van de Heer reeds aangebroken? Ook in de 2e Thessalonicenzen brief gaat Paulus uitgebreid in op de wegrukking, al gebruikt hij daar andere termen om deze gebeurtenis aan te duiden. Hoewel Paulus zijn lezers in zijn eerste brief uitvoerig over dit onderwerp had geschreven, was er verwarring ontstaan onder de gelovigen in Thessalonica met betrekking tot de wegrukking en de gebeurtenissen die hiermee samenhangen. 2 Thessalonicenzen 2 1 Maar wij vragen aan jullie, broeders, ten behoeve van de aanwezigheid (> parousia) van onze Heer Jezus Christus en onze bijeenkomst tot Hem … Parousia Paulus gaat, net als in 1 Thessalonicenzen 4 (zie vers 15), spreken over de parousia. En over de gelegenheid die onderdeel is van die parousia, de wegrukking. Hier genoemd: onze bijeenkomst tot Hem. De NBG heeft hier: onze vereniging tot Hem en de Statenvertaling: onze toevergadering tot Hem. Het Griekse woord dat hier gebruikt wordt, is episunagōgēs. Daarin herkennen we het woord synagoge, een plaats van samenkomst of bijeenkomst. Het voorzetsel epi betekent op. Een oude versie van de NCV-vertaling had hier dan ook opzameling. Dat is ongetwijfeld geen goed Nederlands, maar het geeft wel het idee weer van een bijeenverzameling in een opwaartse richting en dat is precies wat de wegrukking is. 61
2 Thessalonicenzen 2 2 dat jullie niet snel geschokt worden in jullie denken en ook niet gealarmeerd worden, noch door een geestesuiting, noch door een woord, noch door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van de Heer nú zou bestaan. Onrust Paulus had de Thessalonicenzen onderwezen over de gebeurtenissen rond de parousia van Christus. Maar nu waren zij in opschudding gebracht en was er onrust ontstaan. Er waren namelijk andere leringen tot hen gekomen dan zij van Paulus hadden ontvangen. Blijkbaar was er zelfs een vervalste brief in omloop, die niet van Paulus was, maar waar wel zijn naam onder stond. Nu al in de dag van de Heer? De dwaling die in de valse leringen naar voren komt, is dat men de Thessalonicenzen wilde wijsmaken dat zij nu al leefden in de dag van de Heer. De Thessalonicenzen hadden namelijk met verdrukking te maken (1 Thess.3:4; 2 Thess.1:7). Maar Paulus had in zijn eerdere brief gesteld dat die dag de wereld weliswaar zou overvallen als een dief in de nacht, maar dat voor de gelovigen die leven bij het licht van het woord van God, die dag niet als een verrassing zou komen. Deze dag zal namelijk voorafgegaan worden door een periode van vrede en zekerheid, maar deze schijnvrede zal plotseling worden weggenomen en opgevolgd worden door een periode van verderf (1 Thess.5:2-5). De gelovigen zullen voor die periode van toorn die volgt, worden gered (1 Thess.5:8). Voor hen zal de dag aanbreken en zij zullen worden weggerukt voor de toekomende toorn (1 Thess.1:10). 62
2 Thessalonicenzen 2 3 Laat niemand jullie misleiden, op geen enkele wijze, want eerst moet de afstandneming komen en de mens van de wetteloosheid onthuld worden, de zoon van het verderf ... Afstandneming Afstandneming is een letterlijke vertaling van het woord apostasia (vanaf + staan). De gangbare vertalingen geven hier weer met afval, wat logisch lijkt, want de enige andere keer dat het woord voorkomt, spreekt het van godsdienstige afval van Mozes (Hand.21:21). Maar als werkwoord aphistemi komt het veel vaker voor, maar liefst 14 keer. Het heeft doorgaans de neutrale betekenis van afstand nemen. Zo wordt het vertaald met verlaten (Hand.12:10), zich losmaken (Hand.19:9), wijken van (Luk.4:13; 2 Kor.12:8) of weggaan van (Luk.13:27). Het kan ook een godsdienstig afstand nemen inhouden, in de zin van afvallen of afvallig zijn (Hand.5:37; 2 Tim.4:1; Hebr.3:12), maar de betekenis van een fysiek afstand nemen komt veel vaker voor. Afval? De vertaling met afval is dan ook meer een interpretatie dan een vertaling. Beter zou zijn om het woord afstandneming te laten staan. De lezer zal zich dan zelf moeten afvragen: wie neemt er afstand? En waarvan? Als we de term afstandneming laten staan, dan dringt de betekenis zich op van de ecclesia, die immers bij de wegrukking afstand van deze aarde neemt als ze de Heer tegemoet gaat in de lucht. De afstandneming is dan hetzelfde als onze bijeenkomst tot Hem in vers 1 en slaat dus op de wegrukking. Paulus zegt dan dat de dag van de Heer nog niet aangebroken kan zijn, omdat de wegrukking nog niet heeft plaatsgevonden. 63
Na de afstandneming (> wegrukking) zal de mens van de wetteloosheid onthuld worden. Waarom deze de mens van de wetteloosheid of de zoon van het verderf wordt genoemd, lezen we in het navolgende. 2 Thessalonicenzen 2 4 … de tegenstrever, die zich verheft tegen alles wat god of voorwerp van eerbiedige verering heet, zodat hij in de tempel van God gaat zitten, om te demonstreren, dat hij God is. Stoppen tempeldienst Na de periode van vrede en zekerheid zal de mens van de wetteloosheid een onverwachts verderf brengen (1 Thess.5:3), dat zich concentreert op de staat Israël. Daar zal inmiddels weer een tempel zijn waar godsdienstige activiteiten worden gehouden, zoals het brengen van het dagelijks offer (Dan.8:13; 12:11). Deze mens van de wetteloosheid zal de tempeldienst doen stoppen en in plaats daarvan een afgodsbeeld in de tempel oprichten om zichzelf te laten vereren dat hij God is. Daar spreekt niet alleen dit vers van, maar bijvoorbeeld ook de Heer Jezus wees hierop in Mattheüs 24:15. 2 Thessalonicenzen 2 5 Herinneren jullie je niet, dat ik, toen ik nog bij jullie was, dit tegen jullie zei? Toen Paulus hen de eerste brief stuurde, wisten zij dit alles nog nauwkeurig. Nu waren zij in verwarring gebracht door andere geluiden. Hoe belangrijk is het om ons te laten onderwijzen door de woorden van God, die Hij aan Paulus toevertrouwd heeft. Daarop kunnen wij vaststaan. 64
6 En jullie weten wat nu tegenhoudt, totdat hij onthuld wordt in zijn eigen bestemde tijd. 7 Want het geheim van de wetteloosheid werkt reeds in, alleen totdat hij, die op dit moment tegenhoudt, uit het midden [weggedaan] wordt, 8 en dán zal de wetteloze onthuld worden. De tegenhouder Er is “iets” dat de openbaring van de wetteloze tegenhoudt. Deze tegenhouder of vasthouder zorgt er blijkbaar voor dat de mens van de wetteloosheid zich niet kan onthullen. Pas als de tegenhouder is verwijderd, dán zal de wetteloze openbaar worden. Wat anders kan dit zijn dan de wegrukking van de ecclesia? Bedenk dat dit het onderwerp is waarover Paulus hen schrijft: de parousia van Christus én onze toevergadering tot Hem (:1). Parallel Merk ook op hoe vers 3 parallel loopt met vers 6-7. In vers 3 lezen we: … eerst moet de afstandneming komen en de mens van de wetteloosheid onthuld worden, de zoon van het verderf. En in vers 6-7 is de gedachte: eerst moet de tegenhouder verwijderd worden en dán zal de wetteloze onthuld worden. De afstandneming is dus gelijk aan het verwijderen van de tegenhouder. 2 Thessalonicenzen 2 8 (...) Die de Heer Jezus uit de weg zal ruimen in de geest van Zijn mond, hem teniet zal doen in de verschijning van Zijn aanwezigheid (> parousia). 65
Goede afloop Hoewel de onthulling van de wetteloze de verschrikkelijke periode van de grote verdrukking zal inleiden, wordt hier door Paulus ook meteen gezegd hoe het afloopt. De Heer zal deze mens van de wetteloosheid vernietigen wanneer Hij verschijnt. Dan zal Hij via Israël Zijn Koninkrijk gaan vestigen over deze hele aarde. 17. Uit-opstanding uit de doden Met het schrijven over de wegrukking zijn we bijna aan het einde gekomen, zonder overigens de intentie te hebben volledig te zijn. Want er zijn enkele uitdrukkingen in de brieven van Paulus, die we in deze uitgave niet stuk voor stuk zullen behandelen, maar die wel refereren aan deze gebeurtenis. Bijvoorbeeld termen als: de verkregen verlossing (Ef.1:14), de dag van de verlossing (Ef.4:30), de verwerving van de heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus (2 Thess.2:14), enz. Uit-opstanding Toch is er nog één uitdrukking uit Filippenzen 3:11, die ik wél graag wil bespreken: de uit-opstanding uit de doden (Grieks: exanastasin ten ek nekron). Dit lijkt op het eerste gezicht een wat merkwaardige uitdrukking en is het bespreken waard, omdat er nogal wat misvattingen zijn rondom deze woorden van Paulus. Het vers waarin het staat, zegt letterlijk: Filippenzen 3 11 … of ik, hoe ook maar, de uit-opstanding uit de doden zal bereiken. 66
De wegrukking Wanneer Paulus refereert aan de opstanding uit de doden van de ecclesia, het lichaam van Christus, dan duidt hij op de gebeurtenis die wij de wegrukking of de opname van de gemeente noemen. Bij deze gebeurtenis vindt er een opstanding plaats van tussen de overige doden uit, dat wil zeggen: met achterlating van de andere doden. We lezen dit bijvoorbeeld in het eerder besproken 1 Thess. 4:1318, waar Paulus de Thessalonicenzen bemoedigt met betrekking tot de ontslapenen (:13). Deze ontslapenen worden verderop in het gedeelte de doden in Christus genoemd (:16). Deze doden zullen als eerste opgewekt worden en bij de wegrukking tezamen met de levend overgebleven gelovigen, de Heer tegemoet gaan in de lucht. Zij staan dus op uit de doden, want de overige doden blijven in het graf. Het extra ‘uit’ Maar sommige gelovigen menen dat het in Filippenzen 3:11 over een andere gebeurtenis gaat. Paulus gebruikt nergens anders de term uit-opstanding uit de doden, dus moet het hier over iets anders gaan, zo concludeert men. Uit het gebruik van het extra uit- in de uitdrukking uit-opstanding, concludeert men dat de leden van het lichaam van Christus direct na het overlijden een “individuele opstanding uit de doden” meemaken en na het sterven direct bij Christus zijn. Naast dat het in tegenspraak is met het gedeelte in 1 Thessalonicenzen 4, zie ik tegen deze visie vanuit de Schrift een aantal bezwaren. 67
Context Het belangrijkste bezwaar is dat het Schriftgedeelte dit zelf tegenspreekt. Eerder bespraken we al een aantal verzen verderop in ditzelfde hoofdstuk. Daar beschrijft Paulus, net als in 1 Thessalonicenzen 1:10 en 4:16, dat we de Heer vanuit de hemel verwachten en dat dit het moment is waarop Hij de doden zal opwekken en de levend overgeblevenen zal veranderen. Dit zal niet alleen wachten tot dat moment, maar ook een gebeurtenis zijn die wij gezamenlijk beleven (1 Thess.4:17). Filippenzen 3 20 Want ons burgerschap is in de hemelen, van waaruit wij ook de Redder verwachten, de Heer Jezus Christus 21 die het lichaam van onze vernedering van gedaante zal veranderen, gelijkvormig aan het lichaam van Zijn heerlijkheid, naar de inwerking, waarmee Hij ook alles aan Zichzelf kan onderschikken. Geen individuele opstanding Het is dus niet zo dat, wanneer een gelovige overlijdt, er een individuele opstanding plaatsvindt van deze gelovige. Nee, de doden in Christus, maar ook de levenden, wachten tot het moment waarop onze Redder komt vanuit de hemel. Ten diepste ontkent deze zienswijze dan ook de dood. Men sterft immers en slaat daarna direct “aan gene zijde” de ogen weer op en men is dus nooit écht dood geweest. Dit doet wel erg sterk denken aan de leugen van de slang in de hof (Gen.3:4). De opstanding al plaatsgevonden? In 2 Timotheüs 2:17-18 zegt Paulus over twee mannen, Hymeneüs en Filetus, dat ze van de waarheid zijn afgeweken, zeggende dat de opstanding al gebeurd is. Wat Hymeneüs en Filetus precies leerden 68
wordt verder niet uitgelegd door Paulus, maar past de redenering van een individuele opstanding uit de doden niet perfect in de bewering ‘dat de opstanding al gebeurd is’? Het extra “uit” De opvatting dat de term uit-opstanding uit de doden spreekt over een ‘individuele opstanding’ van de gelovigen, is gebaseerd op het extra “uit” in uit-opstanding uit de doden. Maar uitdrukkingen met een extra voorzetsel komen veel vaker voor in de Schrift en zijn een manier om het gebruikte voorzetsel te benadrukken. In Filippenzen 3:11 legt Paulus met het extra uit in de term uitopstanding, er de nadruk op dat het een opstanding uit de doden is, dat wil zeggen: van tussen de overige doden uit en met achterlating van de overige doden. Dubbel voorzetsel De Schrift kent veel meer van dit soort uitdrukkingen met een dubbel voorzetsel en ook onze Nederlandse taal is er vol van. Dit laatste laat ik buiten beschouwing, maar hieronder volgen een aantal voorbeelden uit de Schrift: • De uittocht uit Egypte (Num.33:38). • Uit hun land uitgetrokken (Deut.29:28). • Uit de wereld uitverkoren (Joh.15:19). • Uit het diensthuis uitleiden (Ex.20:2, Rich.6:8) • Ingaan in het Koninkrijk der hemelen (Matth.7:21). Enige voorkomen? Zij die aan het begrip uit-opstanding de betekenis van een individuele opstanding van de doden in Christus geven, wijzen er vaak op dat het woord uit-opstanding slechts één keer voorkomt 69
in de Schrift en dus moét Paulus er wel iets speciaals mee bedoelen. Maar de bewering dat het woord slechts één maal voorkomt, is een halve waarheid. Het zelfstandig naamwoord exanastasin (G1815) komt slechts één keer voor, in Filippenzen 3:11, maar het werkwoord dat hiervan afgeleid is, exanistemi (G1817) komt ook drie keer voor in de Schrift. Twee maal vinden we het in een tamelijk eufemistisch gebruik en wordt het vertaald met zaad/nageslacht verwekken (Marc.12:19, Luk.20:28), letterlijk: dat hij uit-zal-doenopstaan zaad voor zijn broer. De derde keer dat het woord voorkomt, vinden we het in: Handelingen 15 (NBG) 5 Maar er stonden uit de partij der Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren, en zeiden, dat men hen moest besnijden en gebieden de wet van Mozes te houden. Letterlijk staat er: uit-opstaande echter enige (…). Ook in dit vers is het volstrekt duidelijk wat er bedoeld wordt. Uit de groep van Farizeeën stonden enigen op, namelijk degenen die gelovig geworden waren. Zij namen het woord, niet als vertegenwoordiging van de hele groep, maar als een deel van de groep. Ze stonden hiermee op uit de groep van Farizeeën. De dag van Christus Paulus opent de Filippenzen brief met te danken voor de gemeenschap in het evangelie van de Filippenzen (1:5). God was in hen een goed werk begonnen en Paulus vertrouwde erop dat Hij dit zou voltooien tot op de dag van Jezus Christus (1:6). Vergelijk 1:10, 2:16. 70
De dag van Christus is niet voor elke individuele gelovige een andere dag, maar spreekt over één moment. Het is de dag dat Christus Jezus, onze Redder, zal neerdalen van de hemel en waarop Hij ons lichaam zal veranderen, gelijkvormig aan Zijn verheerlijkt lichaam. Of wij nu op dat moment nog leven, of dat wij al zijn overleden maakt geen verschil. We zullen tezamen de Heer tegemoet gaan (1 Thess.4:16-17). 1 Thessalonicenzen 4 18 Bemoedigt elkaar dus met deze woorden. 18. De mannelijke zoon (slot) Tot nu toe hebben we ons in verband met het onderwerp van de wegrukking, uitsluitend bezig gehouden met de brieven van Paulus. Het is immers de volheid van de natiën die zal binnengaan bij de wegrukking (Rom.11:25) en Paulus is de apostel van de natiën (Rom.11:13). Hij maakt de geheimen bekend met betrekking tot de ecclesia, het lichaam van Christus. Ontdekken Maar sommigen concluderen hieruit dat we de gebeurtenis van de wegrukking niet ook op andere plaatsen kunnen vinden, zoals in Openbaring 12. En dat is vreemd, want het is juist Paulus die zegt dat het deze verborgenheid aan hem onthuld is (Ef.3:3) en dat hij dat zou bekendmaken (Ef.3:8). Paulus gaat ons zelf hierin voor door Schriftplaatsen uit het oude testament aan te halen en te demonstreren dat dit geheim al in de Hebreeuwse geschriften verborgen lag (o.a. Ef.1:20-22). 71
Vooroordeel Het is een noodlottig misverstand en vooroordeel dat het boek Openbaring uitsluitend over Israël en de natiën zou gaan en dat de ecclesia daar niet in kan voorkomen. Het boek Openbaring gaat over de openbaring van Jezus Christus (1:1). En nu we het geheim kennen dat Paulus onthult, zouden we juist ook daar de ecclesia kunnen verwachten, die Zijn lichaam is (Ef.1:23). We kunnen dit onthulde geheim nu in heel de Schrift vinden. Samen met Hem geopenbaard Nu we dat geheim eenmaal kennen, is de bedekking weggenomen en kunnen wij het ont-dekken in heel de Schrift! Overal waar over Christus gesproken wordt, gaat het over Hoofd én lichaam. Paulus schrijft in Kolossenzen 3:4 dat wanneer Christus zal geopenbaard worden, wij samen met Hem geopenbaard zullen worden in heerlijkheid, dus zouden we er juist bedacht op moeten zijn de ecclesia wél te vinden in Openbaring. We moeten er weliswaar naar zoeken, want het is een verborgenheid. In Openbaring, dat bol staat van de symboliek, vinden we in hoofdstuk 12 een uitbeelding van de ecclesia. Er wordt gesproken over een groot teken. Openbaring 12 1 En er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw, omhuld met de zon, en de maan onder haar voeten, en op haar hoofd een lauwerkrans van twaalf sterren. Sluitstuk Openbaring wordt wel het sluitstuk van de profetie genoemd en dat is niet onterecht. Het staat niet alleen achter in onze bijbel en 72
is daarmee het slot van de profetie, het grijpt ook terug op eerdere profetieën en verbindt deze. De vrouw Een vrouw komen we nogal eens tegen in het boek Openbaring. Bijvoorbeeld als bruid (Opb.21:2,9), die staat tegenover een hoer (Opb.17:1,5 en16). Deze bruid en hoer staan respectievelijk voor het trouwe Israël en het ontrouwe Israël. Een vrouw is in de profetie meestal een beeld van Israël (Jer.3:20). Ook de zon, maan en twaalf sterren bevestigen dit. De twaalf staat voor de twaalf zonen van Jakob, of de twaalf stammen, maar ook zon, maan en sterren, spreken van het huis van Jakob (Gen.37:910). Openbaring 12 2 En zij is zwanger, en zij schreeuwt in haar barensweeën, en zij wordt gekweld om voort te brengen. Nieuw leven In Romeinen 8:22-23 zegt Paulus dat de hele schepping zucht en barensweeën heeft. Hier is het Israël dat in verwachting is en nieuw leven voortbrengt. Wellicht dat de barensweeën een uitbeelding zijn van de geschiedenis van het Joodse volk, die immers gekenmerkt wordt door smarten. De vrouw staat op het punt een kind voort te brengen, waarvan gezegd wordt dat het een mannelijke zoon is die over de natiën zal heersen (:5), wat later in Openbaring wordt gezegd over de Messias (19:15). Maar van de Messias, of in het Grieks gezegd de Christus, weten we inmiddels dat het spreekt van Hoofd en lichaam (1 Kor.12:12). We zullen zien dat dit hier ook het geval is. 73
Openbaring 12 3 En er werd een ander teken in de hemel gezien, en neem waar: een grote vuurrode draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven diademen. De draak staat symbool voor Satan (:9), die het laatste wereldrijk met zeven koppen en tien horens uit de eindtijd aanstuurt, dat ook een hoofdstuk verder beschreven wordt en dat haar macht ontvangt van de draak (13:1-3). 4 En zijn staart sleept het derde deel van de sterren van de hemel mee, en hij werpt ze op de aarde. En de draak staat vóór de vrouw, die op het punt staat om voort te brengen, om zodra zij haar kind voortbrengt, het te verslinden. We zagen al dat de sterren een uitbeelding zijn van Israël (Dan.8:10). Uit Zacharia weten we dat twee derde deel omkomt in de grote verdrukking en één derde deel de naam van JAHWEH aanroept en wordt gered (Zach.13:8-9). Gaat het hier om het eerste derde deel dat wordt gedood? 5 En zij bracht een mannelijke zoon voort, die alle natiën zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind wordt weggerukt naar God, en naar Zijn troon. Heersen De mannelijke zoon is een uitbeelding van Hem, die alle natiën zal hoeden met een ijzeren staf, een rechtstreekse verwijzing naar Psalm 2:9 waar dit gezegd wordt over de Messias. Ook op andere plaatsen in Openbaring wordt deze profetie aangehaald en toegepast op de heerschappij van de Messias (2:27; 19:15). Traditioneel wordt dan ook uitgelegd dat het hier zou gaan over de hemelvaart van Jezus. Maar bij een nauwkeurige lezing, is dit 74
onbevredigend. Want bij de hemelvaart van Jezus lezen we niets over een acuut gevaar, zoals in we in Openbaring wel lezen van de draak die de mannelijke zoon wil verslinden. Ook vinden we de hemelvaart van Jezus niet beschreven als een wegrukking, maar als een rustig weggenomen worden van de aarde, dat de discipelen zien gebeuren (Hand.1:9-10). Het beeld van de geboorte van een mannelijke zoon past hier niet bij. Toekomst Daarnaast vindt de wegrukking van de mannelijke zoon in Openbaring plaats vlak voor de 1260 dagen van de grote verdrukking, waarin de vrouw (> Israël) wordt bewaard in de woestijn (Opb.12:6). Ook de tijd waarin de wegrukking van de mannelijke zoon plaatsvindt, is hiermee bepaald. Die is nog toekomst en kan daarom niet toegepast worden op een gebeurtenis in het verleden. De Christus Toch is de mannelijke zoon wel degelijk Christus, Zijn identiteit wordt bevestigd door de aanhaling uit Ps.2:9. In Psalm 2 gaat het over de Gezalfde (:2), Mijn Koning (:6) en (Mijn) Zoon (:7,12). We kunnen dit beeld alleen begrijpen als we de brieven van Paulus kennen, waarin hij het geheimenis bekendmaakt dat de Christus bestaat uit Christus en de ecclesia, die Zijn lichaam is. De ecclesia is één met Hem en wordt één met Hem gerekend. We hebben al gezien dat Paulus met betrekking tot de wegrukking ook spreekt van een geheim (1Kor.15:50). Het woord voor wegrukking (> harpazo) dat in Openbaring 12:5 wordt gebruikt, is hetzelfde woord als in Thessalonicenzen 4:17, waar Paulus spreekt over de wegrukking. 75
Bestemd voor de troon De mannelijke zoon wordt weggerukt naar God, en naar Zijn troon, dus naar de hemel, om daar de heerschappij op zich te gaan nemen. En dat is precies wat Paulus in Zijn brieven bekendmaakt, de Christus, Hoofd en lichaam (1 Kor.12:12) zal de heerschappij voeren over het heelal, hemelen en aarde. Efeze 1 10 … tot beheer van de volheid van de tijden, om het al, zowel wat in de hemelen als wat op de aarde is, in de Christus onder één Hoofd samen te vatten. De mannelijke zoon stelt dus, net als de vrouw, een volk voor. Een volk dat in de letterlijke zin geen volk is, maar toch een volk genoemd wordt in de Schrift (Rom.10:19). De ecclesia is een verzameling uit alle volken (Hand.15:14). Openbaring 12 6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, die door God gereed gemaakt is, opdat zij haar daar voeden, twaalfhonderd zestig dagen. Israël (>de vrouw) krijgt de mogelijkheid om naar de woestijn te vluchten. Dat vinden we ook in Jezus‘ zogenoemde rede over de laatste dingen beschreven (Matth.24:16). Daar, in een plaats buiten het land, zal het gelovige deel van Israël, bewaard worden voor de grote verdrukking, die 1260 dagen duurt (Opb.11:3). Opdat zij haar voeden Dan staat er nog: opdat zij haar daar voeden. Hier is “zij” een meervoud. En dat lijkt vreemd, want de enige logische uitleg is dat zij staat voor de mannelijke zoon. Want het is de vrouw die wordt gevoed en de draak is uit op vernietiging van de vrouw (:17). Dan 76
blijft er nog één optie over binnen dit teken en dat is de mannelijke zoon. Maar intussen zullen we er geen enkele moeite mee hebben om in de mannelijke zoon het gezelschap van Christus en Zijn ecclesia te zien. Zij zullen Israël voeden in de woestijn. Wellicht letterlijk met brood uit de hemel, zoals het manna in de woestijn. Maar ook zeker met het woord van God, de onnaspeurlijk rijkdom van de Christus (Ef.3:8). 77
Gezonde Woorden Woorden van mensen, hoe vroom ze ook klinken, zijn woorden van menselijke wijsheid en krachteloos. 1Kor.2:4 Het woord van God daarentegen is levend en krachtig en daarom roept de Schrift ons op om gezonde woorden te gebruiken. Heb.4:12; 2Tim.1:13 Zijn woorden vormen de gezonde leer die ons gezond maakt in het geloof. Tit.2:1-2 gezondewoorden.nl Bron: Oudijn, G. (2023-2024). De wegrukking GezondeWoorden, http://gezondewoorden.nl/wegrukking/de-wegrukkinginleiding/ tot en met http://gezondewoorden.nl/wegrukking/dewegrukking-de-mannelijke-zoon-slot/ 79
1 Online Touch