0

Romeinen 3 en Gods Rechtvaardigheid Henk Vink Een concordante studie met vertaling

Colofon Titel: Romeinen 3 en Gods Rechtvaardigheid © 2023 Henk Vink Eerste druk: juni 2023 Uitgever: Stichting Evangelie Om Niet, Papendrecht Vormgeving & technische realisatie: EON, evangelieomniet.nl Foto cover © Marjan_Apostolovic via Canva ISBN 978-90-8310-043-2 Dit alles mag voor persoonlijk gebruik en/of zonder winstoogmerk worden gereproduceerd ten behoeve van het evangelie Gods.

INHOUD Blz. Wat is er aan de hand met Romeinen 3? Luther Authorised Version Revised Version (1881) Staten Vertaling en NBG Verkeerde uitleg van Gods Rechtvaardigheid Set forth, voorgesteld?! Waarom los van de wet? Geopenbaard vanuit het geloof van Jezus Christus Gods rechtvaardigheid niet alleen geopenbaard maar ook getoond De oplossing van de impasse Medegekruisigd Van nu af aan echter Veroordelend? Rechtvaardiging Vertrouwen 7 8 8-9 9 10 10-11 11-13 13-15 16-17 17-20 21-23 23-25 25-29 29-31 32 32-34 5

Vers voor vers De bescherming van het “hilastèrion” De probleempunten 35-43 43-46 47-48 6

Romeinen 3 Wat is er aan de hand met Romeinen 3? Wat is er toch aan de hand met Romeinen 3, want hoe het in onze bijbelvertalingen staat is het nauwelijks te begrijpen. De zinnen staan er wel, maar de betekenis is er erg moeilijk uit te destilleren. Zoals het er staat kan mijn verstand er niet zoveel mee en dat kan toch niet de bedoeling zijn? Tegen dit probleem ben ik jaren geleden aangelopen en het is heel lang een probleem gebleven. Er kwam wat licht doordat ik mocht zien dat het om het geloof van Christus draaide en Gods vertrouwen in Hem. Het duurde echter nog lang voordat ik mocht begrijpen wat God hier te zeggen had en nog langer voordat ik kon opschrijven wat de grondtekst in het Grieks aan mensen zou moeten overbrengen. Het staat in verband met één van de belangrijkste vragen die gesteld kunnen worden, namelijk: “Hoe is God rechtvaardig in deze wereld?” 7

Luther Toen Luther dit stukje moest vertalen deed hij dit zo: “Nun aber ist ohne Zutun des Gesetzes die Gerechtigkeit die vor Gott gilt offenbart … durch den Glauben an Jesum Christum” (Rom. 3:21) Dat is niet naar de grondtekst, maar vele vertalingen hebben woorden die dichter bij de vertaling van Luther blijken te staan, dan dat ze letterlijk de grondtekst weergeven. Het is mij duidelijk geworden dat er vele vooringenomen ideeën bestaan over de onderwerpen die hier worden genoemd en dat deze ideeën het de vertalers onmogelijk hebben gemaakt het juist weer te geven. Het lijkt wel alsof de vertalers al wisten wat er moest staan en de tekst hebben aangepast aan wat er naar hun idee moest staan. Met als resultaat slecht lopende zinnen die niet meer in de context passen. Luther “vertaalde” Gods rechtvaardigheid met de rechtvaardigheid die voor God geldt en het geloof van Jezus Christus met het geloof aan Jezus Christus. Dat is meer interpreteren dan vertalen. Authorised Version Niet alleen Luther ging in de fout met de vertaling van dit stukje, want toen later de King James Authorised Version verscheen leek het wel alsof men de vertaling zo wilde laten luiden: “But now the righteousness of God without the law is manifested … which is by faith of Jezus Christ … whom God 8

has set forth to be a propitiation through faith in his blood, to declare his righteousness for the remission of sins that are past …” Dit alsof het één enkele lange zin is met veel tussenzinnen. Deze vertaling is naar de grondtekst juister omdat er wordt gesproken over de rechtvaardigheid van God en niet de rechtvaardigheid die voor God geldt en ook over het geloof van Jezus Christus en niet het geloof aan Jezus Christus. Maar de resulterende zin werd te moeilijk om te kunnen begrijpen zonder uitleg. Hier waren het de uitleggers die de mensen leerden dat men niet de rechtvaardigheid van God moest verstaan, maar de rechtvaardigheid die God vereist. En niet het geloof van Jezus Christus, maar het geloof in Jezus Christus. Dat leek goed, want waarop is anders de “remission of sins” gebaseerd? Revised Version (1881) Toen de Revisers hun versie in 1881 uitbrachten vertaalden ze niet langer “het geloof van Jezus Christus maar “het geloof in Jezus Christus.” Ook lieten ze de “remission of sins” vallen en vertaalden: “because of the passing over of the sins done aforetime in the forebearance of God.” Daarbij probeerden ze het nog steeds één hele lange zin te houden met vele tussenzinnen. Hoewel deze laatste vertaling veel letterlijker is dan de “remission of sins” van de Authorised Version, wordt ondanks dat de “remission of sins” weg is, het geheel toch onbegrijpelijk door de verandering van het “geloof van Jezus Christus” naar “het geloof in Jezus Christus.” 9

Staten Vertaling en NBG Iets soortgelijks is gebeurd in onze Staten Vertaling; er staat hier wel “het geloof van Jezus Christus” en tevens staat er “door de vergeving der zonden die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods.” Toen de NBG-vertaling van 1951 kwam vertaalde men ook hier “het geloof van Jezus Christus” met “het geloof in Jezus Christus.” Daarnaast verdween “de vergeving van zonden” om plaats te maken voor “daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden.” Het laatste is veel letterlijker, maar het wordt ook onbegrijpelijk doordat er wordt gesproken over het geloof in Jezus Christus. Verkeerde uitleg van Gods Rechtvaardigheid Die onbegrijpelijkheid wordt dan door de uitleggers aangegrepen om de rechtvaardigheid Gods (SV) of de gerechtigheid Gods (NBG) uit te leggen als zijnde de rechtvaardigheid die God schenkt of vereist : • Als het wordt gelezen alsof het de rechtvaardigheid is die God vereist, dan is het het geloof in Jezus Christus dat God eist. • Als het wordt gelezen alsof het de rechtvaardigheid is die God schenkt, dan wordt de gelovige een rechtvaardigheid geschonken op het geloof in Jezus Christus waarmee hij blijkbaar aan alle eisen kan voldoen. En daarmee krijgt in dit geval ook de wet het 10

laatste woord want aan haar eisen kan alleen worden voldaan met een geschonken rechtvaardigheid die men krijgt wanneer men in Jezus Christus gaat geloven. Is dit niet vreemd? Volgens Romeinen 3:21 was het toch buiten de wet om? En nu heeft de wet toch weer het laatste woord! Dit laatste is voor de Nederlandse situatie erg belangrijk, want bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus gaat er als vanzelfsprekend vanuit dat de wet het laatste woord heeft en zulk een uitleg zal die opvatting onderbouwen ook al heeft het geen grond in de grondtekst. Set forth, voorgesteld?! “Hem heeft God voorgesteld als …” Het Engels van zowel de Authorised Version als de Revised Version heeft hier “set forth.” In het Grieks staat hiervoor het woordje proetheto, wat een eenvoudige verleden tijd is. Het woord is een werkwoord dat te maken heeft met het zelfstandig naamwoord prothesis dat in Efeze 3:11 voorkomt in: “prothesin tōn aiōnōn,” de opzet van de eonen1. Lezen we in Romeinen 3: “Hem heeft God voorgesteld” dan denken we onwillekeurig dat er sprake is van keuzeruimte. God heeft iets voorgesteld en je kunt dat aannemen of niet. Maar in Efeze 3 is er bij het zelfstandig naamwoord die keuze niet. De eonen gaan hun koers, een door God bepaalde weg die wordt afgelegd zonder van de tevoren bepaalde opzet af te wijken. 1 Voor meer informatie over de eonen (of eeuwen) verwijzen we naar andere publicaties die specifiek over dit onderwerp gaan. 11

De stamwoorden van proetheto zijn pro voor en the– dat is plaatsen of stellen. De vertaling voor-stellen is qua stamwoorden juist, maar heeft het de vrijblijvendheid die ons Nederlandse woord voorstellen heeft of is het meer een van tevoren opstellen? Misschien is een voorbeeld verduidelijkend. Stel, je bent belast met het beheer van een huis terwijl de eigenaar naar het buitenland gaat. In dat geval maakt het een groot verschil of de eigenaar zegt: “Ik stel deze nachtwaker voor” of “ik heb deze nachtwaker tevoren aangesteld.” In het eerste geval zou jij als beheerder de nachtwaker moeten inhuren, terwijl in het tweede geval dat al geregeld is en dan gaat het buiten jou om. Toch is er in beide gevallen sprake van de woorden “voor” en “stellen.” De Engelse Concordant Version heeft hier “purposed” en dat heeft de betekenis van met opzet opstellen en mist elke keuzevrijheid. Net zomin als er een mogelijkheid is om van de koers van de eonen af te wijken kan de wereld er omheen dat God Jezus Christus een positie heeft gegeven die Hij tevoren bepaald heeft. Het is dwingend en van tevoren geregeld. Hij is niet voorgesteld, maar tevoren opgesteld, met opzet. Dat is de betekenis van de grondtekst. Dat Hij deze positie zou krijgen stond al vast sinds de moederbelofte van Genesis 3:15, ja al eerder, want het lam was geslacht sedert de grondlegging (letterlijk: nederwerping) van de wereld (Openb. 13:8). Romeinen 3 maakt daarom Jezus Christus ook niet als Redder bekend, dat kon men al weten. Romeinen 3 maakt Gods eigen rechtvaardigheid bekend die men nog niet kon kennen. De positie van Christus is een essentieel onderdeel 12

van het bekendmaken van Gods rechtvaardigheid. Vandaar het triomfantelijke “Nu echter …” Waarom los van de wet? Het eenvoudige antwoord op deze vraag staat er direct boven in onze vertalingen: “Niemand is rechtvaardig, ook niet één.” En de wet doet zonde kennen. Letterlijker: “want door de wet is het besef van zonde.” Maar op dat punt is het betoog van de apostel Paulus in een impasse geraakt. Er is niemand rechtvaardig en dus verdient niemand het te leven. Beloofde de wet niet het leven aan een ieder die haar hield? Rechtvaardigheid en wet zijn in het verstand van een sterveling onlosmakelijk met elkaar verbonden en het is bijna onmogelijk in het denken een rechtvaardigheid los van de wet voor te stellen. Misschien is het ook daarom dat de wet zo’n belangrijke positie heeft gehouden in de christelijke religie van onze eeuwen. Maar dat is niet altijd zo geweest, de wet is pas na Mozes gekomen. Voor die tijd werd de relatie tussen God en mensen niet door de wet gedomineerd. Hoewel toen ook de zonde heerste (Rom. 5:14). En Abraham gold los van de wet als rechtvaardig. De wet is een selectief instrument. Ieder die overtreedt valt af. Bij iedereen die afvalt wordt het selectieve groepje nog selectiever. En Paulus maakt duidelijk dat er in feite niemand overblijft. Vandaar onze behoefte aan vergeving. Maar helaas is vergeving ook geen oplossing, want er moet steeds opnieuw worden vergeven zolang men onder de wet is. Paulus slaat 13

daarom dit onderwerp helemaal over. Het woord vergeving komt helemaal niet voor in het eerste gedeelte van Romeinen 3. En zo komt de apostel tot een impasse. Niemand is rechtvaardig en de wet brengt juist het besef van zonde. De situatie is hopeloos. Niemand verdient het om te leven. Dit brengt echter een andere kwestie met zich mee: Als de wet nu het instrument was waarin God Zijn rechtvaardigheid toonde, hoe zit het dan met Gods rechtvaardigheid als de wet faalt; … als er niemand is die aan de voorwaarden kan voldoen? Waarom heeft God deze schepping überhaupt tot stand gebracht als er louter universele veroordeling op moet volgen? Als er niemand rechtvaardig is, dan is de wet niet langer geschikt om Gods rechtvaardigheid te zijn! Immers God zou onrechtvaardig zijn wanneer Hij een schepping voortbrengt waarin alles ijdel is en vernietigd moet worden. Het zou volkomen doelloos zijn en dus ook onrechtvaardig van de kant van de Schepper. Op deze manier gaat Gods eigen rechtvaardigheid bij deze impasse ook een belangrijke rol spelen. Het falen van de wet heeft effect op hoe wij over God denken. We moeten Gods eigen rechtvaardigheid de ruimte geven om in de Schrift genoemd te worden. De consequenties die volgen wanneer we dat niet doen zijn niet te overzien; dan zullen we onbewust Gods eigen rechtvaardigheid louter in de wet belichaamd zien, waardoor we niet voorbij de impasse komen van Romeinen 3. Daarom mogen we niet zomaar van Gods rechtvaardigheid de rechtvaardigheid die God eist maken, of de rechtvaardigheid die God schenkt of zelfs de rechtvaardigheid die voor God geldt. 14

Want dan laten we de Schrift buikspreken en maken we van Gods rechtvaardigheid, die Hijzelf bezit, een rechtvaardigheid van mensen die door God wordt vereist, geschonken of beoordeeld. En dat niet alleen, zij die dat doen, doen dat overal, zodat Gods eigen rechtvaardigheid geheel uit de Schrift verdwijnt en overal een rechtvaardigheid van mensen wordt, die wordt vereist, geschonken of beoordeeld door God. Niet alleen komt men niet voorbij de impasse van Romeinen 3; de wet neemt dan in het denken onbewust de lege plek weer in en houdt deze zo de allesoverheersende positie van de laatste stem bij de beoordeling van het leven van de mens. Dit doet dat wat Paulus zegt over “buiten de wet om” volkomen teniet. Als er rechtvaardigheid door de wet bestaat is Christus om niet gestorven (Gal. 2:21) dan zou het sterven van Christus tevergeefs zijn geweest. De wet is een bediening des doods (2 Cor. 3:7). Los van Christus is iemand die ‘door de wet gerechtvaardigd’ wil worden (Gal. 5:4). Daarom moet het wel buiten de wet om zijn! Gods eigen rechtvaardigheid moet zelf los van de wet zijn; het enige alternatief is een universele veroordeling — een hopeloze situatie. Dezelfde situatie waaraan Paulus refereert als Christus niet zou zijn opgestaan (1 Cor. 15:12-19,32). We zouden dan in zonde blijven. En dat door de wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk; immers zal de rechtvaardige uit geloof leven (Gal. 3:11). 15

Geopenbaard vanuit het geloof van Jezus Christus Niemand heeft zulk een geloof gehad als Jezus Christus dat had. Ondanks de verschrikkingen van de kruisiging bleef Hij op Zijn God en Vader vertrouwen. Romeinen 3 zegt dat dit geloof van Christus Gods Rechtvaardigheid openbaar heeft gemaakt. Mensen kunnen hieruit leren en weten dat God Rechtvaardig is. Immers Jezus Christus heeft niet tevergeefs op Zijn God en Vader vertrouwd. Voor de duidelijkheid kunnen we wel stellen dat Gods rechtvaardigheid nog niet is bewezen; dat zal ook gebeuren, maar pas bij het binnengaan van de gemeente in hun bediening temidden van de hemelingen. Hun totale redding zal hen het eerstelingenbewijs maken van Gods Rechtvaardigheid (vergl. 2 Cor. 5:21). Dan zal het geloof van Christus de eerste tastbare gevolgen hebben in ons mensen. Zonder dit bewijs kunnen we wel geloven naar aanleiding van wat het geloof van Jezus Christus openbaar heeft gemaakt. Hij werd uit de dood gered op de derde dag. En als we weten Wie Hij is en Wie Hij was voordat Hij mens werd, dan is dat alles vol beloften die we mogen geloven en waarop we mogen vertrouwen. De redding van Hem die de Levensvorst is en de Opstanding zal ook de rest van de schepping aangaan, immers Hij zal alles onder de voeten krijgen (1 Cor. 15:27,28). Het vertrouwen van Christus en de redding van Hem die de zonde niet kende maakt Gods rechtvaardigheid openbaar. Maar de redding van de gemeente, die uit voormalige zondaars bestaat, zal het bewijs zijn van Gods rechtvaardigheid, zozeer zelfs dat zij Gods rechtvaardigheid in Hem zullen zijn, zij zullen Gods rechtvaardigheid belichamen (2 Cor. 5:21). Zij zullen niet 16

anders kunnen dan met hun lichamen van de nieuwe schepping overal waar ze komen Gods rechtvaardigheid uit te stralen. Dan is hun aanwezigheid alleen al evangelie in al de plaatsen waar ze zullen komen. Want met wat God aan hen gedaan heeft, zijn ze tevens een belofte van wat God nog met het oude gaat doen. Immers álles moet nieuw worden (Openb. 21:5). Gods rechtvaardigheid niet alleen geopenbaard maar ook getoond Het tonen of aantonen van Gods rechtvaardigheid wordt tweemaal genoemd in dit stukje van Romeinen 3. Voor mij bleek dit de sleutel tot de structuur van hoofd- en bijzinnen die hier worden gebruikt. Letterlijk vertaald staat er: nbtot aantoning van Zijn •rechtvaardigheid, wegens het voorbij gaan aan de tevoren geworden °gebeurde zonden in de verdraagzaamheid van •God, naartoe de aantoning van Zijn •rechtvaardigheid in het nuhuidige seizoen, nbtot het Hem④ te zullen zijn: rechtvaardig alsook |rechtvaardigend degene die uit het geloof van Jezus is. Op twee manieren wordt Gods rechtvaardigheid aangetoond, de eerste in het verleden (d.w.z. voor kruisiging en opstanding van Jezus Christus). Daar werd voorbijgegaan aan de zonden, God verdroeg de zonden van zowel Israël als de overige 17

naties die Hij hun eigen weg had laten gaan (Hand. 14:16). Dit alles kon Hij verdragen en toch rechtvaardig zijn vanwege hetgeen er van Hem verteld wordt in het voorafgaande zinsdeel. Maar nu, na het kruis en de opstanding, kan God nog meer! Hij zal rechtvaardig zijn alsmede ook hen rechtvaardigen die uit het geloof van Jezus zijn. Dat zijn wij, die geloven, en het staat er op een specifieke wijze, namelijk alsof wij helemaal passief zijn. Er wordt niets van ons gevraagd, er wordt alleen van ons omschreven, dat we uit het geloof van Jezus zijn, we hebben onze oorsprong in Zijn geloof. Zonder Zijn geloof was er geen opstanding en zonder opstanding is ons geloof ijdel en zijn we nog in onze zonden (1 Cor. 15:17). We zijn werkelijk uit Zijn geloof. En het is niet zo dat we onszelf kunnen rechtvaardigen, dat is iets dat God aan ons moet doen. Hier staat bevestigd dat Hij dat ook doet. In Romeinen 8 staat dat eveneens: Hij bestemt voor, roept, rechtvaardigt en verheerlijkt, er is niets van onszelf bij. Deze aantoning van Gods rechtvaardigheid in twee aspecten heeft niets met een wettische rechtvaardigheid te maken en vertalers die wettisch over rechtvaardigheid denken hebben met dit stuk grote moeilijkheden. De wet eist veroordeling, maar God gaat juist voorbij aan de zonden. Wettisch zou dat onrechtvaardig zijn! Deze beschrijving van de aantoning van Gods rechtvaardigheid moet wel los van de wet zijn. Buiten de wet om wordt Gods rechtvaardigheid aangetoond in zaken die minstens barmhartig en zelfs ook genadig zijn. 18

Hoe kon God dat doen? Welnu, dat staat er direct boven: Die •God –opzette⨀ als④ bedekkende bescherming, door het geloof in Zijn •bloed, (Het woord hilastèrion kennen wij als het “verzoendeksel” op de ark van het verbond, vandaar dat het gewoonlijk vertaald wordt met zoenmiddel, maar het is eigenlijk een beschermdeksel, dus een beschermingsmiddel. Het gaat te ver om hier diep op alles betreffende het hilastèrion in te gaan.) Waarom kon God aan de tevoren gebeurde zonden voorbijgaan? Omdat God tevoren al Christus Jezus als bescherming had opgesteld! De mensen die de zonden pleegden hadden een zekere bescherming, maar dat kan toch niet omdat Jezus nog niet gekomen was? Het is juist dat deze bescherming al voordat Jezus werkelijk kwam voor hen werd aangerekend. Inderdaad, God paste het bloed van Christus al in het verleden toe. Hoe kan dat? Ook dat staat er bij … door het geloof in Zijn bloed. Wiens geloof? Gods geloof! Omdat God al rekende met de realiteit van kruis en opstanding voordat het werkelijk plaatsvond kon Hij in het verleden ook barmhartig zijn. Die vroegere wereld had helemaal niet kunnen en mogen bestaan als er geen bescherming geweest zou zijn. Christus Jezus, de Opgestane, is deze bescherming en Hij zal de zonden behandelen, want daartoe heeft God Hem uit de doden opgewekt (Hand. 17:31). Ondertussen gaf God regen en vruchtbare seizoenen, waardoor de harten van mensen voldaan werden en zich met blijdschap vulden (Hand. 14:17). En deze vertoning van barmhartigheid is nu, na het kruis en opstanding, juist de 19

vertoning van Zijn toenmalige rechtvaardigheid geworden; een rechtvaardigheid die losstaat van de wet. Zo wordt Gods rechtvaardigheid aangetoond in een tussenzin, want dit gedeelte is in een andere zin geschoven die zonder deze tussenzin luidt: Gerechtvaardigd⨀ wordend⨀ om niet met③ Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is, — () — waar dan is het roemen? ... Het –wordt◊ – uitgesloten◊! (Sommige vertalers plakken het eerste stuk aan het vers ervoor met het woordje “en”, maar dat “en” staat niet in de grondtekst, zodat hier een nieuwe zin moet beginnen.) Deze zin stelt de zaak eenvoudig zoals ze is en vraagt dan waar is het roemen? Er kan geen roemen zijn als alles afhangt van de rechtvaardige God die in ons belang handelt met een rechtvaardigheid die los van de wet is. Alles is volbracht, we worden gerechtvaardigd met genade. Genade handelt, ja, God handelt met genade, alles is van Hem, Hij roept en rechtvaardigt en ontfermt (Rom. 8:30, 11:32). Voor ons, die Hem al hebben leren kennen als een liefhebbende God, doet Hij alles nu al medewerken ten goede. Wij worden behandeld met een genade die mogelijk is door de verlossing die in Christus Jezus is, en daarmee worden wij gerechtvaardigd. Maar ook de anderen zullen tot de verlossing die in Christus Jezus is worden gebracht en met genade gerechtvaardigd 20

worden. Dat gaat misschien via allerlei omwegen, waarin het eigen kunnen een nederlaag moet lijden, totdat Gods rechtvaardigheid ook op hen komt en gaat handelen. Dan zullen zulke nederlagen de genade van God beter doen uitkomen en wordt de verlossing in Christus Jezus ook tot hen gebracht. Zo worden ook zij gerechtvaardigd en leren zij God door Christus Jezus als Vader kennen om uiteindelijk ook de knieën te buigen in een universele verzoening. De oplossing van de impasse Het feit dat de wet allen veroordeelt — dat er niemand rechtvaardig is — was de impasse. Paulus heeft de naties, de niet-Joden beoordeeld in het tweede hoofdstuk voorafgaand aan vers 17. En vanaf vers 17 beoordeelt hij de Jood die de wet had en hij komt tot een conclusie in 3:9-18. Er is geen partijdigheid bij God, want zovelen als zonder wet zondigen zullen ook zonder wet verloren gaan, en zovelen als zondigen onder de wet zullen door de wet gericht worden (2:11,12). Maar er bestaat geen rechtvaardige, zelfs niet één en er is niemand die God zoekt, ze vermijden Hem allemaal (3:1012). Paulus bespreekt dit alles zonder het onderwerp vergeving op te pakken en dat is terecht. Want vergeving kan alleen een bestaande situatie langer laten voortduren, vergeving bedekt de zonden, maar neemt ze niet weg. Vergeving is absoluut niet het instrument om “in de hemel te komen,” de Schrift spreekt er nooit zo over! Vergeving is geen oplossing en vergeving kan de 21

nieuwe schepping niet binnenbrengen. Vandaar dat Paulus dat onderwerp helemaal vermijdt en zich op rechtvaardiging richt, wat, in tegenstelling met vergeving, wél met de nieuwe schepping samenhangt. Vlak voor vers 21 waar een nieuwe ontwikkeling wordt geopenbaard komt Paulus tot een conclusie. En die luidt dat de hele wereld rechtens aan God is komen te vervallen en dat de wet zonde doet beseffen. Als er een rechtvaardige was geweest — rechtvaardig naar de eisen van God — dan had hij rechten bij God kunnen laten gelden die God verplicht was te accommoderen. Dat geldt niet alleen voor de Jood, maar ook voor de niet-Jood, want dan zou zijn onbesnedenheid tot besnijdenis gerekend worden (2:26), maar er is niemand waarmee op deze manier rekening moet worden gehouden. God is nu vrij met de wereld te doen wat Hij wil. De wereld is rechtens aan God vervallen, want er blijkt niemand te zijn die maar iets van recht bij Hem, de Schepper, kan laten gelden. In deze voor aardse schepsels penibele situatie klinkt dan het “Nu echter …” Er wordt een nieuw principe geïntroduceerd dat de wereld nog niet kende en dat komt op het moment waarop is vastgesteld dat God volkomen vrij is om te doen wat Hij wil. Van nu af aan gaat Gods rechtvaardigheid handelen en dat openbaart Hij op dit moment in de tijd. Voor dat moment was het zo dat Gods rechtvaardigheid als vanzelfsprekend moest worden aangenomen. Maar hoe het zat met Gods rechtvaardigheid wist niemand. Ook iemand als Job heeft het niet geweten. Maar nu wordt Gods rechtvaardigheid in 22

het evangelie geopenbaard (1:16,17) te beginnen bij vers 21 van hoofdstuk 3. En deze handelende rechtvaardigheid van God is tevens de oplossing van de impasse waarvoor we in de voorafgaande verzen gesteld waren. Maar voordat we naar de oplossing toegaan is het zinvol een paar vragen te stellen die bij de impasse horen: “Heeft het nog zin om aan de mensen die zijn beoordeeld als zijnde zoals in 3:9-18 beschreven, iets te vragen? … of te vereisen? … of te schenken ter verbetering?” Nee, in het geheel niet; wat ze nodig hebben is opnieuw geschapen te worden. Want wanneer er iets opnieuw wordt geschapen dan verdwijnen de gebreken van het oude; zoals ook wordt beschreven in het beeld van de pottenbakker die Jeremia moest gaan bekijken (Jer. 18) En hoewel Paulus hier niet over de nieuwe schepping spreekt, spreekt hij er wel over in 2 Corinthiërs 5, een brief die rond dezelfde tijd werd geschreven als de Romeinenbrief. Het helpt als we ons realiseren dat er een nieuwe schepping zal zijn die zal resulteren uit de hier aangedragen oplossing waarin, zoals we al hebben gezien, degenen die uit het geloof van Jezus zijn verlost en gerechtvaardigd zullen worden door God. Medegekruisigd In Romeinen 6 zegt Paulus dat de oude mensheid met Christus was gekruisigd (v. 6) en dat wij met Hem door de doop in de dood begraven werden opdat ook wij, net als Christus uit de doden opstond door de heerlijkheid van de Vader, in nieuwheid des levens zouden wandelen (v. 4). 23

De oude mensheid wordt niet verbeterd, maar is al medegekruisigd met Christus. Christus stierf niet in onze plaats opdat wij mogen doorleven in het oude, en in de zonde zouden achterblijven. Nee, wij stierven met Hem opdat wij ook met Hem zouden opstaan. Het oude kon niet gerepareerd worden, het is het nieuwe, de nieuwe mensheid die overeenkomstig God is, die wordt geschapen in rechtvaardigheid en integriteit van de waarheid (Efz. 4:24). De oplossing uit de impasse is dood en opstanding met Christus en dat wordt hier omschreven als de verlossing die in Christus Jezus is (Rom. 3:24). Met het oog op de toen toekomstige dood en opstanding met Christus kon God aan de tevoren gebeurde zonden voorbijgaan.2 In de dood en opstanding met Christus kan God een ieder rechtvaardigen die uit het geloof van Jezus is. Zonder geloof van Jezus Christus zou er geen opstanding zijn geweest en kon Gods rechtvaardigheid niet getoond worden of openbaar worden. Allen hebben dat nodig, want er is geen onderscheid: Want allen zondigden en hebben gebrek aan de heerlijkheid van God (Rom. 3:23). Dit is wel een heel mooie manier om het te formuleren, dit tekstgedeelte gaat over de rechtvaardigheid van God en het zou niet rechtvaardig zijn creaturen te laten bestaan in een situatie die de heerlijkheid van God als Schepper niet zou weerspiegelen! In de nieuwe schepping zal er geen gebrek meer zijn, zij zullen Gods heerlijkheid als schepsel steeds met zich 2 En is dit geen aanwijzing dat God ook met al de mensen die voor de komst en kruisiging van Christus hebben geleefd nog plannen heeft? 24

meedragen, dan zijn er mensen die Gods rechtvaardigheid zullen zijn (2 Cor. 5:21). Door het zo te stellen heeft de heilige geest, die Paulus inspireerde het zo op te schrijven, elk verwijt vermeden; het stelt de situatie zoals die is, Gods heerlijkheid wordt nu nauwelijks gezien in ons mensen en het is aan Gods rechtvaardigheid om daar iets aan te doen. Het is geen verwijt aan mensen. Zij zijn hierin volkomen hulpeloos. Van nu af aan echter Het “nu echter” betekent niet dat het moet worden beperkt tot één moment, maar dat er iets nieuws is begonnen dat voortduurt. Vandaar dat het beter kan worden weergegeven met “van nu af aan.” Van nu af aan echter °is⨀, los van de wet, rechtvaardigheid van God °geopenbaard⨀ °geworden⨀ (wordend⨀ getuigd⨀ onder de wet en de profeten), echter een rechtvaardigheid van God door het geloof van Jezus Christus, nbtot allen, en op al de |gelovenden, want er is geen onderscheid: Door het geloof van Jezus Christus is een rechtvaardigheid van God openbaar geworden die op allen zijn uitwerking heeft. Het meeste zal echter in de toekomst geschieden, want Gods rechtvaardigheid is nu slechts op de gelovenden. Maar hij is wel tot in (of naar binnen in: Gr. eis) allen. 25

Paulus stelt dat in deze zelfde brief later zo: Want hiertoe is Christus gestorven en levend geworden, opdat Hij èn over doden èn over levenden heerschappij voeren zou. (Rom. 14:9 NBG) De aanstelling van Christus, mogelijk gemaakt door Zijn dood en opstanding gaat allen aan; Hij gaat de heerschappij voeren en in Hem is de verlossing waarvan later gesproken wordt (v. 24). Het moeten wel allen zijn, de context in dit vers dwingt daartoe, anders verliest het “want er is geen onderscheid” haar betekenis en past dan ook niet meer in het geheel. Sommige vertalingen proberen het te beperken tot de gelovigen, maar de grondtekst staat dat niet toe. Zij die dat toch doen creëren een vertaling die ten diepste niet begrepen kan worden en evenmin Gods rechtvaardigheid openbaart. En dat is nu juist het hele punt van dit tekstgedeelte, want in het evangelie wordt Gods rechtvaardigheid geopenbaard (1:16,17). En als dat in Romeinen 3 vanaf vers 21 niet gebeurt, blijft Gods rechtvaardigheid verborgen. Dan wordt het aan ons overgelaten om die in te vullen, wat tot hele gevaarlijke misverstanden leidt en schisma’s. Juist hier is goed vertalen essentieel. Wat is dan die rechtvaardigheid van God? Allereerst moeten we weten dat deze tot in allen is, hoewel nu alleen nog op de gelovenden. En het gevolg van Gods rechtvaardigheid staat er vlak achter, al staat er een tussenzin tussen: 26

Gerechtvaardigd⨀ wordend⨀ om niet met③ Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is, — () — waar dan is het roemen? ... Het –wordt◊ – uitgesloten◊! Dit staat er alsof het een vanzelfsprekendheid is. Een vanzelfsprekendheid die het gevolg is van Gods handelende rechtvaardigheid. Een stelling die het antwoord is op de impasse die eraan voorafging; met een vraag en antwoord dat nog eens extra onderstreept dat het een proces is dat buiten menselijk handelen om wordt uitgevoerd (en daarmee ook buiten de wet om) en alleen afhangt van Gods handelen. Hetgeen wordt bevestigd in vers 26 waar dat expliciet wordt gezegd. Sommigen zullen misschien schrikken van de geïmpliceerde reikwijdte van de rechtvaardiging, maar om goed duidelijk te zijn heeft de Schrift het goed geacht het ook op te schrijven in Romeinen 5:18 waar staat: Derhalve dan zoals het door één krenking nbtot alle mensen nbtot veroordeling kwam, aldus ook door één rechtmatigheid nbtot alle mensen nbtot rechtvaardiging van leven. Hierin gaat Paulus niet mee met de andere apostelen. Dat hoeft ook niet, want hij was van hen afgescheiden tot een speciale bediening die hij niet samen met de anderen kon doen (Hand. 13:2). De andere apostelen bereidden de Joodse gelovigen voor op het koninkrijk. Paulus neemt hen mee tot 27

Gods einddoel, wat veel later komt dan het koninkrijk. De voltooiing van de eonen heeft hen bereikt (1 Cor. 10:11). Hun opstanding en verlevendiging3 zal hen tot voorbeelden maken van het einddoel dat God op het oog heeft en waartoe hij de eonen heeft gemaakt. Zij zullen Gods rechtvaardigheid zijn (2 Cor. 5:21). Dit zijn aspecten van het goede bericht van God betreffende Zijn Zoon waartoe Paulus was afgescheiden (Rom. 1:1) De grootste hindernis om Gods rechtvaardigheid op deze wijze te kunnen zien is het verlangen van een mens om zelf rechtvaardig te zijn, of in de woorden van de Schrift: Want onbekend met Gods rechtvaardigheid en trachtende hun eigen rechtvaardigheid te doen gelden, hebben zij zich aan de rechtvaardigheid van God niet onderworpen. (Rom. 10:3 NBG) Gods rechtvaardigheid is buiten de wet om en om de eigen rechtvaardigheid te vestigen wordt er steeds wet als criterium binnengebracht. In het denken van de mens kan Gods rechtvaardigheid niet eens worden waargenomen door hen die de wet allerhoogst maken. Maar voor een ieder die gelooft is Christus het einde van de zoektocht om door de wet rechtvaardig te worden (vergl. 10:4:) “Want Christus is de voltooiing van wet tot gerechtigheid, voor een ieder die gelooft … (Rom. 10:4 pCV). 3 Dit wordt in de NBG-vertaling levend-making genoemd. 28

Christus is de voltooiing van de zoektocht om door de wet rechtvaardig te worden. (Hij is trouwens niet het einde van de wet zelf, al lijkt dat wel zo door de verkeerde plaatsing van een komma in de .) En dat is volkomen in harmonie met het stuk uit Romeinen 3. Waarom is dat zo moeilijk te geloven? Waarschijnlijk omdat mensen graag hun eigen rechtvaardigheid laten gelden. Helaas weten ze dan ook niet hoeveel genade ze missen. Veroordelend? God wil niet veroordelen maar redden. Hij wil dat alle mensen worden gered (1 Tim. 2:4). Dit is vreemd aan ons calvinistisch gedachtegoed, dat God eerder als Rechter ziet om schuldig te verklaren, dan een wijze Almachtige die alles in het hele heelal zó stuurt dat Zijn einddoel wordt bereikt, namelijk dat Hij alles in allen zal zijn. Het woord schuld komt in de grondtekst van de Bijbel helemaal niet zo vaak voor als men zou verwachten op grond van de calvinistische theologie. Luther heeft in Romeinen 3:20 het woord schuldig geïntroduceerd: auf daßaller Mund verstopft werde, und alle Welt Gott schuldig sei; darum daß kein Fleisch … De Staten Vertaling maakt het nog erger: opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zei: daarom … 29

De NBG-vertaling heeft dat iets afgezwakt: opdat alle mond gestopt en de gehele wereld strafwaardig Maar gelukkig staat dat niet in de grondtekst. En eigenlijk is het heel kwalijk dat dit van God gezegd wordt op een punt in het betoog waarin God Zijn oplossing gaat aandragen. Hij wil hier niet veroordelen, maar vaststellen dat er niemand is waarmee Hij rekening zou moeten houden op grond van de eigen rechtvaardigheid van een werelds schepsel. In het Grieks staat er hupodikos wat letterlijk ONDER-RECHT betekent. De wereld komt dus onder het recht van God, maar hoe moeten we dit verstaan, als we denken dat de wereld altijd al onder Gods recht moet vallen? Het introduceren van de wet maakte het in principe mogelijk dat God rekening moest gaan houden met een ieder die de wet kon houden! De wet beloofde leven aan een ieder die dat kon, “eeuwig” leven. Dat was echter geen directe belofte van leven in de toekomende eeuw(en), maar een voortduren van leven in deze huidige eeuw zolang als de wet kon worden gehouden. Dat bracht een beperking aan de zijde van God met zich mee, want dat moest worden geaccommodeerd. Maar omdat er niemand rechtvaardig is naar de wet, vervalt dat, en komt de gehele wereld ONDER-RECHT van God als Schepper. Er hoeft niets te worden geaccommodeerd. Na deze constatering volgt het op natuurlijke wijze dat er nu een weg wordt ingeslagen die los van de wet is. Daar is op zichzelf niets veroordelends aan! 30

Wat erg belangrijk is om te zien, is dat de oplossing die, met Gods rechtvaardigheid die buiten de wet om is, wordt geboden, van Gods kant geheel in vrijheid is gekozen. En dat is in overeenstemming met Zijn liefde, die in Christus Jezus wordt getoond. Daarom wordt het hier zo gezegd: opdat elke mond |gestopt⊙ moge |worden⊙, en de hele wereld onder rechtens aan③ •God moge worden |vervallen, vanwege-dat uit werken van de wet geen enkel vlees |gerechtvaardigd◊ zal |worden◊ in Zijn ogen, Is de wereld dan niet te veroordelen? Jawel, zolang de wet nog een rol speelde en mensen daar rechten aan konden ontlenen is de veroordeling duidelijk, vooral in de verzen voorafgaand aan vers 19. Maar vers 19 en 20 vormen een overgang en inleiding op het “Nu echter” van vers 21 en de conclusie luidt ongeveer, in eigen woorden, dat de wereld alle inspraak heeft verspeeld en dat daarom God als Schepper Zijn natuurlijke recht vrij mag laten gelden. En dat resulteert juist niet in veroordeling, maar in een verlossing buiten de wet om. Juist om te gaan luisteren naar wat God te zeggen heeft is het zeer noodzakelijk dat alle mond gestopt wordt. Gods rechtvaardigheid gaat uitgelegd worden en dan zou een mens stil zijn. Gods oplossing komt op tafel en alleen bewondering is op zijn plaats. Zeker van hen van wie zojuist is vastgesteld dat ze geen eigen rechtvaardigheid hebben. Elk recht van spreken is hier ingetrokken. Maar wat volgt is wijsheid in liefde die de oplossing biedt welke aan God als Schepper recht doet en mensen tot zegen is. 31

Rechtvaardiging Want wij zijn hiermee |rekenend⨀: een mens zal |gerechtvaardigd⨀ te |worden⨀ met③ geloof, los van werken van de wet. Tot waar deze rechtvaardiging zich zal uitstrekken wordt duidelijk gemaakt in hoofdstuk 5 vers 18: … aldus ook door één rechtmatigheid nbtot alle mensen nbtot rechtvaardiging van leven. en zij zullen tevens als rechtvaardigen gegrondvest worden (v. 5:19), wanneer ze deel krijgen aan de verlevendiging in Christus (1 Cor. 15:22). Want God zal alles in allen worden (1 Cor. 15:28). Dat is Gods rechtvaardigheid buiten de wet om. Vertrouwen De verlossing, die in Christus Jezus is, is buiten de wet om. Dit is omdat Hij stierf onder de vloek van de wet. Het is een verlossing door geloof, in vertrouwen. Ja, een rechtvaardiging door geloof, in vertrouwen (v. 30). In ons gewone spraakgebruik lijkt geloof iets anders te betekenen dan vertrouwen, maar in de Bijbel is het hetzelfde. Geloof en vertrouwen zijn zelfs in het Grieks hetzelfde woord en men doet er goed aan dat steeds te beseffen en zich af te vragen of geloof voor vertrouwen kan worden verwisseld in de teksten die men onder ogen heeft. Onder de wet was het gehoorzaamheid waar alles om draaide. Nu, buiten de wet om, mogen we God vertrouwen, want 32

toen we nog vijanden waren stierf Gods Zoon voor ons en werden wij verzoend met God. Wij werden veranderd en zullen gered worden in Zijn leven (5:10). Dat vertrouwen zal gerechtvaardigd worden, het zal uitkomen. Zo zullen we in geloof gerechtvaardigd worden. We worden nu nog niet rechtvaardig gemaakt naar de maatstaven van de wet, maar het vertrouwen (of geloof) zal niet beschaamd worden gemaakt. Pas in de nieuwe schepping, in de opstanding en na onze verlevendiging zullen we als rechtvaardigen gegrondvest worden (5:19) wanneer we niet langer ziels, maar geestelijk zijn (1 Cor. 15:44,46). Door Christus zullen we het doel bereiken dat God voor Zijn schepselen gesteld heeft. Zo is God rechtvaardig. Zo worden wij gerechtvaardigd. Het is alles genade. Na deze bespreking is het goed het hele gedeelte uit Romeinen 3 eens rustig door te lezen. Daarbij heb ik geprobeerd de structuur grafisch weer te geven. ecNu °hebben we °waargenomen dat zo-veel-als de wet |zegt, ze |spreekt tot③ hen onder de wet, opdat elke mond |gestopt⨀ moge |worden⨀, en de hele wereld onder rechtens aan③ •God moge worden |vervallen, vanwege-dat uit werken van de wet geen enkel vlees gerechtvaardigd zal worden in Zijn ogen, want door wet is het besef van zonde. Van nu af aan echter °is⨀, los van de wet, rechtvaardigheid van God °geopenbaard⨀ °geworden⨀ (wordend⨀ getuigd⨀ onder de wet en de profeten), echter een rechtvaardigheid van God door het geloof van Jezus Christus, nbtot allen, en op al de |gelovenden, want er is geen onderscheid: 33

Want allen –zondigden en hebben gebrek aan② de heerlijkheid van •God. Gerechtvaardigd⨀ wordend⨀ om niet met③ Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is, — (Die •God –opzette⨀ als④ bedekkende bescherming, door Zijn •geloof in Zijn •bloed, nbtot aantoning van Zijn •rechtvaardigheid, wegens het voorbij gaan aan de tevoren geworden °gebeurde zonden in de verdraagzaamheid van •God, naartoe de aantoning van Zijn •rechtvaardigheid in het nuhuidige seizoen, nbtot het Hem④ te zullen zijn: rechtvaardig alsook |rechtvaardigend degene die uit het geloof van Jezus is. — ) waar dan is het roemen? ... Het –wordt◊ –uitgesloten◊! Door welke wet? Van •werken? Nee! Maar door de wet van het geloof. Want wij zijn hiermee |rekenend⨀: een mens zal |gerechtvaardigd⨀ te worden met③ geloof, los van werken van de wet. Of is Hij alleen de God van Joden? Nietʹ ook van natiën? Ja, ook van natiën, aangezien •God Eén is; Die de Besnijdenis zal |rechtvaardigen uit geloof en de Onbesnedenheid door het geloof. Zijn wij dan de wet teniet aan het doen door •geloof? Moge dat geen bestaan |krijgen⨀! Nee, wij |houden de wet |staande. 34

Vers voor vers Ook is het goed al deze verzen van Romeinen 3 nogmaals, in de juiste volgorde, te bekijken. ecNu °hebben we °waargenomen dat zo-veel-als de wet |zegt, ze |spreekt tot③ hen onder de wet, opdat elke mond |gestopt⨀ moge |worden⨀, en de hele wereld onder rechtens aan③ •God moge worden |vervallen, vanwege-dat uit werken van de wet geen enkel vlees gerechtvaardigd zal worden in Zijn ogen, want door wet is het besef van zonde. Hier bevinden we ons in de impasse, maar er volgt geen verwijt. Ons wordt louter verteld dat elke inspraak terecht is ingetrokken. Zij die zichzelf op iets lieten voorstaan zijn door de wet vernederd, ze kunnen daardoor niet gerechtvaardigd worden. Zij die op zichzelf vertrouwen komen bedrogen uit. Ze hebben geen rechten meer: de gehele wereld is rechtens aan God vervallen — onder het recht van God komen te staan. De maatstaf van God, de wet, heeft alleen een besef van zonde kunnen bewerkstelligen en geen rechtvaardiging. Van nu af aan echter °is⨀, los van de wet, rechtvaardigheid van God °geopenbaard⨀ °geworden⨀ (wordend⨀ getuigd⨀ onder de wet en de profeten), Nu is het God die rechtvaardig zal handelen, nu alle menselijke claims op recht, wegens onrechtvaardigheid, zijn 35

vervallen. Dat gaat echter wel op een nieuwe manier, want de wet is niet langer de belichaming van Gods rechtvaardigheid, en daardoor is Gods rechtvaardigheid van nu af aan los van de wet en laat zich niet meer door de wet sturen. De wet en profeten getuigen daar wel van. Hoe worden de beloften van God, waarvan de wet en de profeten vol staan, verwerkelijkt als dit niet door de wet kan worden gerealiseerd? Bevindt God Zich in een impasse? Nee, als grote Pottenbakker kan Hij iets nieuws scheppen. De beloften worden hoe dan ook vervuld, ook zonder medewerking van de wet. God handelt nu buiten de wet om. echter een rechtvaardigheid van God Toen ik mocht ontdekken dat hier Gods eigen rechtvaardigheid werd bedoeld dacht ik lange tijd dat ik hier alleen in stond, maar dat was niet zo. Een citaat uit de Korte Verklaring van Dr. J.A.C. van Leeuwen en Dr. D. Jacobs kan dat bevestigen (pag. 74, 75): Zeer verschillend is de uitdrukking “Gods gerechtigheid” verstaan. Luther bijv. dacht aan de geloofsgerechtigheid, de mens geschonken, en vertaalde “de gerechtigheid, die voor God geldt”. Anderen vatten haar op als een gerechtigheid, waarvan God de auteur is, dus in de zin van Fil. 3:9 “de gerechtigheid, die uit God is”. Hoe ook verstaan, in de regel wordt bij “gerechtigheid Gods” gedacht aan iets, dat van de 36

(gelovige) mens geldt, en niet aan iets, dat van God wordt gezegd. Toch ligt deze laatste opvatting niet alleen voor de hand, maar wordt ook door het verband sterk aanbevolen. Reeds een verwijzing naar vs. 25 en 26 maakt dit duidelijk; hier toch is tot tweemaal sprake van “een betoning van zijn” (d.i. Gods) “gerechtigheid”. Buiten twijfel is het, dat hier niet kàn zijn gedacht aan een geschonken of toegerekende gerechtigheid van de gelovige, maar moet gedacht zijn aan de gerechtigheid Gods, die Hij betoont. Dit wordt verder nog bevestigd door de conclusie, waartoe vs. 26b komt: “opdat Hij”, nl. God “zou zijn rechtvaardig” enz. Nu zou het wel zeer zonderling zijn, terwijl de gedachte aan Gods gerechtigheid geheel vs. 21-26 beheerst, en het woord gerechtigheid tweemaal, zonder dat verschil van opvatting mogelijk is, van een Goddelijke “eigenschap” moet worden verstaan, dat ditzelfde woord in vs. 21 en 22 zou gebruikt zijn om iets aan te duiden niet in God, maar in de (gelovige of gerechtvaardigde) mens. 37

Daarbij komt, dat onze opvatting geheel strookt met de betekenis, die de uitdrukking “Gods gerechtigheid” heeft in het thema van de brief, 1:17, en met de gedachtengang van 1:18-3:20 in zijn geheel. Zij heeft dus betrekking op God, … Jammer is wel dat de Korte Verklaring niet zag dat er ook “het geloof van Christus” staat en wordt bedoeld in ditzelfde vers. Ook zij vertalen “geloof in”. Als ik hen daarin zou volgen zou het geloof van een aardse sterveling Gods eigen rechtvaardigheid openbaar maken, en dat is absoluut onmogelijk. echter een rechtvaardigheid van God door het geloof van Jezus Christus, In een voetnoot zegt Ds. C. den Boer: * Steeds spreekt Paulus over het geloof (rechtvaardigheid uít of dóór het geloof). Het ‘geloof van Jezus Christus’ kan hier niet betekenen, dat Jezus Christus gelooft of dat ‘Hij er Zich doorheen geloofd heeft’. Maar het geloof ín de mens heet hier geloof van Jezus Christus als aanduiding van de nieuwe heilsweg, Christus-geloof. Geloof, gewerkt door Christus en helemaal rustend in Hem. 38

Ook als we deze uitleg zouden volgen, zou Gods rechtvaardigheid geopenbaard worden door ons geloof in Jezus Christus! Dat is dwaasheid, ons geloof kan dat niet. Het kan en moet wel het geloof van Jezus Christus zijn. Hij heeft wel degelijk geloofd, vertrouwd, want Hebreeën 12:2 noemt Hem “de overste Leidsman en Voleinder des geloofs” en zo heeft Hij geloofd: “Jezus, Dewelke voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht …” De opmerking en stelling van Ds. den Boer (en vele anderen met hem) heeft geen grond en verduistert de Schrift met traditie. echter een rechtvaardigheid van God … nbtot allen, en op al de |gelovenden, want er is geen onderscheid: Ds. den Boer geeft het citaat uit de Staten Vertaling zo weer: Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want daar is geen onderscheid. met de plaatsing van de komma’s lijkt het alsof “en over allen” een tussenzin is, zodat het “tot allen” eigenlijk “tot allen die geloven” zou moeten betekenen. Maar wat is dan “geen onderscheid” als alleen gelovigen worden genoemd? Het Grieks kent echter geen leestekens en deze komma’s zijn van menselijke oorsprong. Het is duidelijk dat er iets wringt, want het zinsdeel “want er is geen onderscheid” verliest haar betekenis, omdat het niet duidelijk meer is waarnaar het verwijst. 39

Als men “en op de gelovenden” als tussenzin neemt zoals de Concordante Vertaling dat doet, dan loopt de zin wel goed. Dan kan men de tussenzin weglaten en een betekenisvolle zin overhouden. Daarom is dit de juiste bepaling van de posities van de komma’s: echter een rechtvaardigheid van God … nbtot allen, …, want er is geen onderscheid: Het volgende vers stelt de betekenis vast van “want er is geen onderscheid.” Gelovigen en niet-gelovenden hebben gezondigd; allen hebben gezondigd, dezelfde allen als het “tot allen” tot wie Gods rechtvaardigheid werkzaam zal zijn, er is geen onderscheid. Want allen –zondigden en hebben gebrek aan② de heerlijkheid van •God. Het allen van dit vers verwijst naar de woorden “tot allen” van het vorige vers. Deze “allen” zijn dezelfde allen tot wie de rechtvaardigheid van God zal komen en dat is de rechtvaardigheid die hen rechtvaardigt die uit het geloof van Jezus zijn. (v. 26) Zij zullen met geloof gerechtvaardigd worden (v. 28) De schepping zou de heerlijkheid van God als Schepper weerspiegelen, maar nu er sterven en dood is doet ze dat niet meer. Alle mensen zijn stervelingen, daardoor komen ze tekort aan de heerlijkheid die ze, als Gods schepselen, zouden moeten hebben, de heerlijkheid die Adam eens bezat in het paradijs van de hof. Ze sterven en daarmee alleen al missen ze het doel. Dit 40

vers is een nuchtere constatering van de situatie, een vaststelling van feiten zonder een verwijt te maken. Ze kunnen er niets aan doen dat ze die heerlijkheid niet hebben (vergl. Rom. 5:12-19). Gerechtvaardigd⨀ wordend⨀ om niet met③ Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is, — () — waar dan is het roemen? ... Het –wordt◊ – uitgesloten◊! Dit vers geeft het gevolg aan van het handelen van Gods rechtvaardigheid die nu openbaar is geworden door het geloof van Jezus Christus. Door dat geloof is er nu een verlossing in de Opgestane; en we hebben genade nodig om dat te kunnen gaan zien. Aan deze voorwaarde kan worden voldaan omdat de zonde niet langer heerst, maar de genade (Rom. 5:21). Het is een proces dat zich, door God gestuurd, in de gelovige voltrekt; genade brengt tot Christus en de verlossing die in Hem is zorgt voor de rechtvaardiging. Het is volledig zonder verdienste en elk roemen wordt uitgesloten. Zo werkt het in de huidige huishouding van genade. Maar dit vers staat in het verband van de andere verzen los van de tijd. Het geldt van nu af aan (v. 21), het is ten diepste een absoluut proces dat voortduurt tot het einde van de eonen, waaraan andere stappen die in de eonen gezet worden ondergeschikt moeten zijn; allen zullen eens Jezus als Here loven (Fil. 2:9-11). 41

Die •God –opzette⨀ als④ bedekkende bescherming, door het geloof in Zijn •bloed, nbtot aantoning van Zijn •rechtvaardigheid, Als we een wereldse situatie in dezelfde zinsbouw zouden vatten is het begrijpen ervan geen enkel probleem, maar oh, oh, wat heeft men moeilijk gedaan in uitleg en vertaling! Er is bijna geen beginnen aan om de misverstanden één voor één op te ruimen. Als het een werelds voorbeeld was zoals: die de trainer tevoren opstelde als verdediger, door het geloof in zijn capaciteiten, nbtot aantoning van zijn kunnen, dan zou een ieder begrijpen dat het om het geloof van de trainer gaat en niet om het geloof van een ander. Waarom dan zo moeilijk doen over vers 25? Kan God niet geloven? Ja, wel degelijk, Hij gelooft echter niet in ons, (wat ik soms wel hoor van christenen,4) maar Hij gelooft wel in Zijn Zoon, in Christus Jezus. Hoe zou Hij anders Hem de volledige heerschappij over alles, behalve Hemzelf, kunnen geven, terwijl Hij er ook op rekent alles van Hem terug te krijgen, opdat Hij alles in allen kan worden (1 Cor. 15:28). Daar is een groot geloof voor nodig van de zijde van God, Zijn Vader. God geloofde nog op een andere manier en dat was dat Hij er tevoren al mee rekende dat Jezus Christus zou komen en Zijn bloed zou geven. Hij zou Zichzelf geven als een losprijs voor allen (1 Tim. 2:6). In dat 4 In de uitdrukking: Geloof je niet in God? Hij gelooft wel in jou! 42

geloof stelde Hij Christus tevoren op die positie en daarom kon Hij toen al aan zonden voorbijgaan. Dat was Zijn opzet en met het oog daarop zijn de eonen opgezet (Hebr. 1:2 CV.) De bescherming van het “hilastèrion” De rituelen in Israël gingen er niet over om “verzoening te doen” over zonden. Er moest bescherming worden gemaakt, de zonden moesten worden bedekt. Verzoenen heeft met heel andere woorden te maken, namelijk katallassō en apokatallassō en die hebben niets met de offers of zonden van doen. Het is heel jammer dat onze gebruikelijke vertalingen op dit punt tekort schieten. Want dat heeft z’n weerslag gehad op hoe de vertaling van Romeinen 3 begrepen werd. Hier staat “hilastèrion” in het Grieks en dat is het deksel op de ark des verbonds. Op dat deksel moest één maal per jaar bloed worden gesprenkeld ter bescherming. Er moest worden beschermd tegen (de uitvoering van) de wet, die in de ark werd bewaard. Want de wet bewerkt toorn (Rom. 4:15 NBG) of beter, de wet werkt verontwaardiging uit (Rom. 4:15 CV). Zolang de cherubim het bloed zagen waren de zonden van Israël bedekt en was er bescherming. Op Yom Kippoer werd deze bescherming gemaakt. nbtot aantoning van Zijn •rechtvaardigheid, wegens het voorbij gaan aan de tevoren geworden °gebeurde zonden in de verdraagzaamheid van •God, Het “hilastèrion” is een toepasselijk beeld bij de realiteit van de bescherming die in Christus Jezus is, zodat aan de 43

veroordelende wet kan worden voorbijgegaan, terwijl toch de rechtvaardigheid, welke de cherubim bewaakten, gewaarborgd is. God is vrij dat bloed toe te passen waar Hij wil, ook voordat de bloedstorting feitelijk plaatsvond. Zeker als Hij Hem, Die de bescherming is, alles zal geven. Hij geeft Hem het oordeel (Hand. 17:31, heerschappij over levenden en doden (Rom. 14:9), alles komt Hem onder de voeten (1 Cor. 15:25). Hij kan de zonde wel aan. De bescherming loopt vooruit op de verlossing van vers 24. naartoe de aantoning van Zijn •rechtvaardigheid in het nuhuidige seizoen, nbtot het Hem④ te zullen zijn: rechtvaardig alsook |rechtvaardigend degene die uit het geloof van Jezus is. — Dit is waar God nu op uit is; niet veroordelen, maar rechtvaardigen. Zij die Hem vertrouwen zijn uit het geloof van Jezus. Hij zal dat vertrouwen niet beschamen. waar dan is het roemen? ... Het –wordt◊ –uitgesloten◊! Door welke wet? Van •werken? Neeʹ! Maar door de wet van het geloof. Er valt niets te roemen. De wet veroordeelt. Werken schieten tekort. Maar we kunnen geloven, kunnen vertrouwen (vergl. Rom. 5). Het is Zijn volbrachte werk, wie roemt roeme in de Here (1 Cor. 1:31). 44

Want wij zijn hiermee |rekenend⨀: een mens zal |gerechtvaardigd⨀ |worden⨀ met③ geloof, los van werken van de wet. Vele vertalingen hebben hier “door het geloof,” dat is echter geen letterlijke vertaling, want daarvoor zou het voorzetsel voor door (dia) noodzakelijk zijn, en dat staat er niet. Er staat “pistei” zonder voorzetsel, zonder lidwoord en in de derde naamval, de datief. De naamvallen worden geregeerd, ofwel door voorzetsels, ofwel door grammatica en omdat hier het voorzetsel ontbreekt is het de grammatica. Daarin is de eerste naamval het onderwerp. De vierde naamval, de accusatief, is het lijdend voorwerp. De tweede naamval is altijd “van.” En de derde naamval is wat er grammaticaal overblijft en dat kan het beste worden omschreven als “indirect object.” Dat omvat ook het meewerkend voorwerp maar is breder. Het meest letterlijk kan dat worden weergegeven met de voorzetsels aan of met en zo wordt het ook vaak vertaald in de bekende vertalingen. Hier moet het met zijn, evenals in vers 24. Met een geschonken geloof zal een mens gerechtvaardigd worden los van werken der wet. Of is Hij alleen de God van Joden? Nietʹ ook van natiën? Ja, ook van natiën, aangezien •God Eén is; Die de Besnijdenis zal |rechtvaardigen uit geloof en de Onbesnedenheid door het geloof. Zijn wij dan de wet teniet aan het doen door •geloof? Moge dat geen bestaan |krijgen⨀! Nee, wij |houden de wet |staande. 45

De wet blijft staande; de wet blijft hen veroordelen die denken recht van spreken te hebben voor God, terwijl God hen die Hem vertrouwen zal verlossen met de verlossing die in Christus Jezus is. Dat vertrouwen wordt gerechtvaardigd. Henk Vink 46

De probleempunten Uiteindelijk zijn er ongeveer 12 punten die anders worden uitgelegd of vertaald waardoor Gods openbaring van Zijn rechtvaardigheid zodanig wordt verduisterd dat mensen het niet langer kunnen begrijpen of zien. 1. Gods rechtvaardigheid is Gods eigen rechtvaardigheid en niet een rechtvaardigheid van mensen die ze van God gekregen hebben. 2. Deze wordt geopenbaard, er wordt iets nieuws verteld en niet teruggegrepen op het oude bekende dat met de wet te maken heeft. 3. Het geloof van Jezus Christus openbaart dat, niet Zijn dood op het kruis en ook niet ons geloof in Hem. 4. Gods rechtvaardigheid is tot in allen en niet louter tot de gelovenden. Al kan het nog eonen lang duren tot daadwerkelijk allen worden bereikt. 5. We hebben gebrek aan dat wat Gods norm is, dat is een constatering en geen veroordeling alsof het onze schuld is. 6. Christus Jezus is door God opgezet: tevoren opgesteld, niet als een keuze voor ons voorgesteld. 7. Als bescherming en geen zoenmiddel, het Griekse woord voor verzoening wordt hier niet genoemd. 47

8. door het geloof (vers 25) is Gods geloof in Hem, niet ons geloof. 9. Er is sprake van het voorbijgaan aan tevoren gebeurde zonden, vergeving wordt in heel Romeinen 3 niet genoemd. 10. rechtvaardigend degene die uit het geloof van Jezus is, niet in Jezus, het is Gods werk en het wordt aan ons gedaan. 11. gerechtvaardigd met geloof, zelfs het geloof wordt geschonken. 12. los van werken van de wet (v. 28) en van nu af aan … los van de wet … (v. 21) Het is een nieuw principe waarmee Gods rechtvaardigheid werkzaam is en we moeten de wet hier niet door de achterdeur weer binnenlaten alsof ze toch het laatste woord heeft. 48

Henk Vink In samenwerking met: Stichting Evangelie Om Niet Het Evangelie spreekt van de ene God, Die OM NIET alle mensen redt, verzoent, levend maakt en rechtvaardigt! Gratis online boeken lezen, delen en downloaden (publicaties zijn ook OM NIET als fysieke uitgave verkrijgbaar) Evangelieomniet.nl

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
Home


You need flash player to view this online publication