0

Egypto-Judeo Commentaar Hosea voor predikanten rgg 1970-2021 Voorwoord Dit boek is hard nodig. We gaan zien dat in de oude talen de eeuwige verdoemenis gewoon eeuwige tucht en eeuwige zorg betekent, een eeuwige opvoeding, en dat het niet iets letterlijks is, maar iets metaforisch. Het is niet voor de zondaren, maar voor de rechtvaardigen. Het zijn dichterlijke

gelijkenissen, zoals ook niemand de woorden van Jezus letterlijk neemt wanneer hij zegt dat wanneer je oog of arm je tot zonde verleidt, ruk het dan eraf. Predikanten hebben een grote verantwoordelijkheid en die verantwoordelijkheid ligt er ook in dat ze ter dege taalkundig behoren te wezen. Vandaar dat dit boek allereerst een commentaar op Hosea is speciaal voor predikanten, vanwege de hoge nood hier in Nederland en in de gehele wereld. Allereerst : Hosea was een profeet. Als je als predikant niet streeft of gebaseerd bent op de profetische gave, dan zal het moeilijk zijn Hosea te begrijpen. Alleen profeten kunnen namelijk profeten begrijpen. Ook is het boek dus op Israelitische basis en Israelitisch christelijke basis, waarvan we gaan zien dat dit voortkwam uit het veel oudere Egyptische christendom. Zij die westers christelijk blijven kunnen het niet verstaan. Vandaar dat na de reformatie de regressie komt, zoals in de jaren 1800 het mandaat al was : terugkeer en verlating, bij de afscheiding van de koningskerk. Uiteindelijk was dit een Ledeboeriaanse afscheiding (1840-1841) waaruit ook later de gereformeerde gemeenten zijn voortgekomen. Ledeboer was een profeet. Hij wilde geen familieknecht of letterknecht zijn. Het boek zal zowel in egyptologische als voortijdse context besproken worden. Hosea 1 1 Het woord des Heren, dat tot Hosea, de zoon van Beëri, kwam, in de dagen van Uzzia, Jotam, Achaz en Jechizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israël. Beeri is de put die leidt tot de grotten van de hieroglyphen, de graveringen, wat metaforisch is voor de verklaring. Het betekent het graven (ba'ar). Het wijst terug op de verborgen Egyptische diepte van Israël, de Afrikaanse wortels. De god(in) van het Egyptische archief is Dwd (Thoth, Grieks), als de Egyptische wortel van David. De oorlogen van David zijn metaforisch voor het verklaren van de mysterieën. De Egyptische DI-wortel (dai) betekent het veroveren van land. Diwt betekent vijf delen of vijf stenen, wat ook weer terugkomt in het Israëlitische David en Goliath verhaal, waarin David vijf stenen neemt om Goliath te verslaan. Diwt is ook in het Egyptisch een troep, een leger, of bende van vijf, en het betekent schreeuw, gegrom en gegil (gejoel). De Egyptische dwyt wortel van David (Hebreeuwse wortel : Dwd) betekent de morgen, verbonden aan pr-dwt het morgenhuis waarin men zich aankleed, optuigt, voor de dag, als een metafoor van het aandoen van kennis, het woord. Dwt is ook de onderwereld en de onderkamer beneden het graf. De dwtyw zijn de bewoners van de onderwereld, met de dw-wortel van vereren, aanbidden. De dwi-wortel betekent het roepen tot god in de afzondering. De dfyt-wortel betekent de penetratie. Het hele David-verhaal was dus al gecodeerd in de Egyptologie. De dw-wortel is de nacht. Dwa ntr betekende "het prijzen (dwa) van god (ntr)" wat ook weer een Israëlitisch beeld was van David die God loofde. De ntr dww was de morgen ster. De Egyptische D-hieroglyphen beginnen vaak met een hand, de letter D. In het Hebreeuws betekent David de gekoesterde, en heeft als Hebreeuwse wortel dwd, wat het spirituele vuur van de verzoening betekent, als het overkoken, als de tekenen van verzoening. Dit wordt metaforisch voorgesteld als de "broer van de vader", of vriend van de familie. De vader is de climax van de man, van het horen en gehoorzamen, oftewel de gevoeligheid, als de verbrokenheid van de man. Het is een zintuig. De broer van de vader, als de schaduw van de vader, is dan de houder van deze gevoeligheid, als een tester, een beveiliger. De wortel van dwd is overkoken, als de climax, wat ook terugkomt in de Egyptische d'f wortel met dezelfde betekenis, als een diepere Egyptische wortel van David. De dai-wortel van het veroveren van land, wat ook weer terugkomt in de david mythe, betekent ook veerboot over het water, of door de hemel. Het oorlog voeren is dus meer metaforisch voor het verkennen, het onderzoeken. De dai-wortel brengt het ook in verband met een kind die

uitreikt naar de moeder borst. Met een M erbij, als in daim, komt dit ook voor, wat dan weer een wortelwoord is van het Hebreeuwse "dam", bloed, en ook van Adam, wat allemaal terugwijst op een kind die terugkeert naar de moederborst, door het trotse ego te laten doodbloeden. Het kind komt alleen terug tot de moederborst door "bloed". Dit heeft dus een enorme Egyptologische diepte. De dai of daim wortel betekent het verzetten tegen het ego, het doorboren. Er komt eindelijk antwoord, verklaring, in de Egyptische wortels van David. Dd betekent het spreken. Hier gaat het Kaïn mysterie verder, die door het afsterven van Hobel, de adem, oftewel door de gebondenheid van zijn spreken, de wachter voor de mond, uiteindelijk het pure woord aangeboden krijgt. Zo wordt Kaïn's mond geopend. Het ritueel van de opening van de mond van de dode is een belangrijke theologie in de Egyptologie, die een centrale plaats heeft. De Egyptische da-t(j) wortel is specifiek verbonden aan de boot van het zevende uur van de nacht, wat in de Amduat centraal gaat over de triomf over de vijanden van Ra en Osiris, iets wat ook weer terugkomt in de Hebreeuwse David-mythes. In het boek der poorten gaat dit uur over het komen tot het gebied van de Geb-palen waaraan de vijanden gebonden zijn om zo getransformeerd te worden, wat in de Egyptologie dus gaat om het komen tot diepere begrippen, als onderdeel van de etymologische exegese. Tot dit gebied leidt de da-t boot, de Egyptische davids-wortel. Het uur begint met het reinigen van de Ka, het Egyptische dubbel, of de dualiteit, het geestelijke. De letter K is in het Egyptisch de hieroglyph van de mand, als de houder. In de oertaal is de K een vissershieroglyph, een persoon met een net, als beeld van de literaire structuur van de educatie. Dan komen zij die door het zevende nachtuur gaan tot de diepte van hun Ka, K-bron. Zo kunnen zij hun armen gebruiken. Armen kunnen functioneren als ze hun gebruiksvoorwerpen vinden en aanwakkeren. Zo kunnen zij ook offeren, waardoor zij hun voeten weer kunnen gebruiken, en verder kunnen, door de woorden van Osiris (aser, suri). Zo worden zij ook gevoed door hun herstelde K-bronnen. Dan wordt de wet hersteld, zij ontvangen de veren van Moa(d) op hun hoofd, van de godin van de wet en de waarheid. In de begeleidende hieroglyphen zijn dit twaalf goden die een veer op hun hoofd ontvangen, als vlammen, wat ook weer terugkomt in het boek Handelingen waarin de twaalf apostelen de vlam van pinksteren op hun hoofd ontvangen op de pinksterdag, de tongen van vuur. Deze twaalf goden hebben de wet beoefend, en daardoor ontvangen zij de veer of de vlam. Ook zijn het die voor hun godin hebben gevochten (gestudeerd). Zij mogen nu de rust van de aarde ingaan, om zo tot de tabernakel te gaan waar de grote godin de vijanden vernietigt (de onwetendheid). Op de boot komen zij tot de hal van de palen waaraan het ego, de onwetendheid, sterft. Er wordt hier gegrepen (ra), er wordt hier geperst (atum), er is hier geweldadigheid (chepri), er is hier vreselijkheid (shu), en er is hier nauwkeurigheid (geb). Er is hier verdrukking (osiris), en autoriteit (horus), opdat het goud naar boven zal komen. Het zijn beelden van het snoeien, vruchtdragen en oogsten. In het zevende nachtuur van de Amduat moet de dode de valse slang (van onwetendheid en valse kennis) "overwinnen", rangschikken, om zo te komen tot de mehen-slang van de heilige gebondenheid, zijn beveiligings-systeem en leidsraad. De slang is ook een Egyptische wortel van David, als dt (cobra), wat ook lier betekent, harp (dt, ddt), wat ook weer gebruikt werd in de Israelitische Davids-mythe. Zij die in de mehen-slang zouden komen zouden rust ontvangen, omdat het een goed beveiligingssysteem is. Dit is een eeuwig beveiligingssysteem wat alles voor eeuwig in de gaten houdt, en niemand kan ontsnappen van dit toezicht. Serket, de schorpioenengodin, de doorboorder (een Egyptische wortel van David), brengt de heilige adem. Zij gooit haar lasso om de nek van de slang. Dan komen er vier straffende godinnen met messen. De eerste is genaamd dm-dyt, als zij die hen van de da-t-boot weer terugbrengt tot de moederborst. De vier godinnen zijn degenen die de slang van het ego straffen, ontleden, in de duat,

de onderwereld, in het archief (thoth). Het gaat hier dus om het rangschikken en inventariseren van de boeken. Dit leidt tot de troonzaal van Horus op de troon die twaalf goden met sterren op hun hoofd toespreekt. Eén van zijn namen is Duaty (David, Thoth), hij van de onderwereld. De twaalf goden komen terug in het Judaïsme als de twaalf stammen van Israël voor het aangezicht van David, en als de twaalf discipelen van Jezus op de troon van David in het christendom. Een andere naam is hij wiens tong een mes is, wat ook weer terugkomt in het Nieuw Testamentische boek Openbaring als een eigenschap van Jezus. De twaalf goden representeren de twaalf uren van de onderwereld. In tegengestelde richting staan de twaalf godinnen die de uren vertegenwoordigen. Eén van haar namen is duatjt, zij van de onderwereld. Voor hen ligt een krokodil, een beeld van de exegese. Een andere naam van haar is jani-t, zij die donker is. Openbaring 12 1 En er werd een groot teken gezien in den hemel; namelijk een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren; 2 En zij was zwanger, en riep, barensnood hebbende, en zijnde in pijn om te baren. 3 En er werd een ander teken gezien in den hemel; en ziet, er was een grote rode draak (de slang), hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden. 4 En zijn staart trok het derde deel der sterren des hemels, en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben. 5 En zij baarde een mannelijken zoon, die al de heidenen zou hoeden met een ijzeren roede; en haar kind werd weggerukt tot God en Zijn troon. De krokodil die voor de godinnen ligt ligt op een zandbank. Vanuit de krokodil komt het hoofd van Osiris, wiens lichaamsdelen door de krokodil gered waren uit het water, en die nu door de krokodil (exegese) worden bewaakt. Ook het "staan op het zand" is een thema in het boek openbaring, zoals Johannes die in de KJV op het zand staat, en in andere Westerse versies is dit de draak (slang). In het Egyptisch is ook de vijandelijke slang (apopis) op de zandbank. De zandbank is genaamd : "brenger van water". Dan komen we weer uit bij Beeri, de vader van Hosea. Beeri betekent ook bron. Uzzia is het luide geroep van Jehovah, oftewel van Havah, Eva, de godin van de inwijding tot kennis. 2 De Here zeide tot Hosea: Ga heen, accepteer een ontuchtige vrouw en kinderen uit een ontuchtige geboren, want het land wendt zich in schandelijke ontucht van de Here af. Ontucht kan ook ironisch en figuurlijk bedoeld worden voor iemand die veel anderwereldse contacten heeft. Het Hebreeuws beperkt zich niet tot één zienswijze. De naam van Hosea betekent al 'hij die op het strijdveld wordt opgenomen', met yasha als wortelwoord. Hosea is meer het zelfstandig naamwoord, het principe, terwijl yasha meer het werkwoord is. Hosea moest dus aan zichzelf afsterven, en de anderwereldse vrouw moest hem opnemen, Gomer, wat compleetheid

betekent in het Hebreeuws. Gomer moest hem dus inwijden, als een strijdgodin of strijdgodinnen. Dat wordt ook duidelijk in vers 1 : 1 Het woord des Heren, dat tot Hosea, de zoon van Beëri, kwam. Woord is dabar, wat ook opname en hemelvaart betekent, al dan niet door een valstrik, zoals een net. In het Aramees is het ook een wapen of jachtgerei. God was dus al naar Hosea op jacht. Later wordt Gomer Efraïm genoemd, het Noordelijke rijk, wat het verborgene betekent. Hosea moest opgenomen worden tot het verborgene. In de worteltekst werd Hosea dus yasha genoemd. Wat is dat, het sterven aan het zelf ? Niets sterft zomaar. Het is maar een metafoor voor verandering. Het komt er op neer het ego zo te draaien totdat het bruikbaar is, opgelost, ontraadseld, begrepen. Het kwaad is de verdraaiing. Het goede is de terugdraaiing. Het sterven aan het zelf is een metafoor voor progressiviteit, waardoor je ironisch genoeg jezelf vindt als hemelburger, een ingewijde in de Hoseaanse psycho-filosofie. Ga heen, neem u een vrouw der hoererijen en kinderen der hoererijen, want ontuchtig en schandelijk heeft dit volk gehoereerd. Je zou zeggen dat dit pure zelfmoord is, zelfverdoemenis. Hosea hamerde hiermee zichzelf aan het kruis. Maar net als Jezus droeg hij het zondige vlees van het volk, en liet hij het kruisigen. Dit is hemelse technologie, oftewel theologie, die de mens niet begrijpt. Het is profetologie. Daarom zijn profeten kinderen van de verdoemenis, omdat ze niet begrepen worden, en ze hoeven ook niet begrepen te worden. Vele discipelen keerden zich van Jezus af omdat zijn woorden hard waren, en ze begrepen het niet. Zo werden de massa's opgezweept die riepen : Kruisig hem, kruisig hem. Maar wee u wanneer een ieder wel van u spreekt. God voert oorlog door profetie en kruis, door camouflage dus, zoals ook de indianen jagen door hun prooi te imiteren, zodat ze diep de kudde in kunnen gaan om hun slag te gaan, en dit is zinnebeeldig. Er is een hemelse jacht, en laat je niet verleiden deel te hebben aan de aardse jacht. Hosea was de meesterspion, de meesterstrikker. De mens strijdt door overmoed, door trots, opgeblazen met wapens en strijdkrachten, denkende alles te kunnen, maar God strijdt door geduld en met strategie. Jezus kwam niet om de Romeinen te verslaan, maar om aan het kruis te gaan. Daarom keerden velen zich van hem af. Daarom ruilden velen hem in voor de mammon. En velen hebben een soort van Mammon-Jezus gemaakt, als een soort superjezus. Vergeet het kruis maar. Ze hebben zelfs een markt gemaakt van Jezus, terwijl Jezus met de gesel door de markt heenging. Marktprofeten zijn geen ware profeten. Ook de mammon heeft zijn profeten. Laten we goed op het teken van Simson letten hoe hij de vijand overwon. Hij werd blind gemaakt en diep in de tempel van de vijand geleid en tussen de pilaren geketend, en moest iets doen wat ook zijn eigen val betekende, namelijk de pilaar waaraan hij geketend was breken. Dat is iets zinnebeeldigs, als een heilige zelfmoord en zelfverdoemenis, van het vlees dus. Hierover gaat ook ons 1996 artikel : Het leger van zelfmoordenaars. Het was in zeer christelijke taal geschreven, maar hier kwam het in het kort op neer : Het leger van zelfmoordenaars Het leger van zelfmoordenaars, het leger van tranen. Komende van boven, vanuit de pijn van Gods hart. Het leger van zelfmoordenaars, komende van boven. Mensen schudden het hoofd. Weer zo'n groep extremelingen. Mensen lachen erom en leven verder. Het leger van zelfmoordenaars, nog weinig vruchten, maar onder de grond sterk geworteld en daarom voorbeschikt om eeuwige vruchten te dragen.

Het leger van zelfmoordenaars, Wat doen ze ? Waar zijn ze mee bezig ? Ze verliezen zichzelf, tellen zichzelf niet. Ze haten zichzelf, ze worden moordenaars. Het leger van zelfmoordenaars, omdat het zondige 'ik' uitgeroeid moet worden. Ze laten geen splinter van de oude natuur heel, ze zijn genadeloos voor het vlees. Ze worden opgeleid tot moordenaars, door de grote moordenaar, door de grote vleesmoordenaar, de slager van het paradijs. Het leger van zelfmoordenaars, omdat er bescherming moet zijn, omdat er veiligheid moet zijn. De duisternis wordt vermoord, vermoord door het licht. We kunnen er niets aan doen. Als het licht aangaat, is er geen duisternis meer. Het licht grijpt de dood en brengt hem naar het kerkhof. Het licht grijpt het kerkhof en laat het verdwijnen. Zo is het licht, zo is het leven. Zo is het paradijs van God. De dieren staan op en omsingelen de slang, bedreigen de boom der kennis van goed en kwaad, de valse vruchten worden bespuwd en vertrapt. Weg met de slang, weg met de valse vrucht. Weg met de valse zelfmoord, weg met de valse moord. We richten de moordlust op het kwaad, niet meer op het licht. We richten onze woede op de valse dierenwereld, niet meer op de dieren van God. Het beest en de draak in onszelf, we vermoorden het, het ik-beest en de ik-draak. We worden zelfmoordenaars, we doen het licht aan en de duisternis uit. Het leger van zelfmoordenaars, op weg naar het kruis, waar het beest en de draak hun nederlaag lijden, waar het licht is aangegaan. Een staatsgreep vindt plaats, een kroonwisseling. Het licht heeft overwonnen, heeft de duisternis van zich afgeschud. De graankorrel heeft de donkere grond opgezocht, is de dood binnengetreden. Nu staat er een boom. Een boom van het licht. De dieren nestelen zich erin, eten van z'n vruchten en worden genezen door z'n bladeren. Ja, voelen zich er veilig en weten zich geborgen en geliefd. De boom des levens, omdat de graankorrel een zelfmoordenaar wilde zijn, omdat het zaadje z,n leven weggaf. Het licht heeft de duisternis gehaat, anders zou er geen licht meer zijn. Kijken we nu naar de kerk, komen we daar binnen, wie staat er vooraan ? Een moordenaar, ja, maar wat voor een moordenaar, hij heeft het licht vermoord. Het leger van zelfmoordenaars. Er wordt veel gesolliciteerd. Er wordt veel geklopt op de deuren van hun kazerne. Nieuwe kandidaten melden zich aan, vol tranen en pijn. Vol zelfmoordlust en zelfhaat. Woedend op de draak, woedend op het ik-beest. Er wordt een deur geopend. Ze worden aangenomen en krijgen hun soldij. Het leger van zelfmoordenaars, op weg naar het paradijs, op weg naar het Eeuwig Leven. Laten hun oude leven achter. Het leger van zelfmoordenaars, van Godvruchtigen. Nu een bezienswaardigheid voor de wereld. Nu in een kooi, nu in ketenen, achter tralies, achter tranen en verdriet. Opgesloten in dierentuin, voor het vermaak van de wereld. De tralies, de fototoestellen, een weerspiegeling van het eigen-ik. Er groeit iets in je hart, je haat het eigen-ik, de zonde-macht waarvoor je hebt gekozen. Je ziet jezelf in de drinkbak van je hok, het is als een spiegel, je walgt ervan. Er groeit iets in je, woede, zelfmoordlust, moordlust. Je richt het op de tralies, op de fototoestellen, ja, op alles wat je benauwd. Je wil weer vrij zijn. Vrij als een vogel. Jezus zei: kruisig jezelf. Jezus zei: kruisig je hartstochten en begeertes, je zondige natuur. Jezus zei: pleeg zelfmoord, verlies je leven en haat het. Begin opnieuw. Doe het licht aan. Laat de woede maar ontploffen ! Geef er uiting aan, maar blijf het richten op het kwaad, niet op het goede, Want:

Het leger van zelfmoordenaars is ook te vinden in het domein van de duisternis. Ze komen op van onderen en doven elk licht, elk lampje. Ze komen op uit de afgrond, ze komen vanuit de zwarte zee. Ze haten het licht. Hun aanvoerder is het beest, hun koning de draak. Er zijn twee legers van moordenaars, elkaars tegenpolen en nu is het oorlog. Wie gaat het winnen. Het goede of het kwaad ? Er is maar één manier om dat vast te stellen: Ga naar een donkere kamer en doe daar het licht aan en je zult zien wie de sterkste is. Overal waar het duisternis is, kan het licht binnenkomen en is er geen duisternis meer, maar overal waar het licht is, kan de duisternis niet binnenkomen.' Je bent niet helemaal goed bij je hoofd als je dit letterlijk neemt. De ark is een beeld van de vagina, een opening in het Aramees, wat bedekt is met een kleed van verraad en plundering in het Hebreeuws (beged). De mens komt alleen door de baarmoeder tot wedergeboorte, en dan zal de mens eerst door verraad heen moeten gaan, zoals Hosea werd verraden. 3 Toen ging hij heen en huwde Gomer, de dochter van Diblaïm, en zij werd zwanger en baarde hem een zoon. Als eerste is daar ook het Hosea principe dat je je soms moet hechten aan onreine dingen om het zo rein te maken door het vermengen, om te komen tot de reine kern. Hosea moest hier doorheen toen hij met de hoer Gomer trouwde, als beeld van het onbekende en vreemde waarmee verbindingen moeten komen, zodat alles gerangschikt kan worden. Ook is het een beeld van de godin die de man weer terugneemt nadat de man onrein is geworden doordat de man werd uitgezonden naar vuil gebied voor een opdracht. De godin neemt de man weer binnen na de jacht. Hosea moest met een innerlijk verdeelde vrouw trouwen die hem altijd bedroog, een overspelige vrouw. Wat beeldt dit uit in de diepte ? De natuurkennis gepersonificeerd als de godin bestaat uit verschillende delen die allemaal een bepaalde cryptische waarde hebben en zich aan verschillende elementen hechten. Vandaar dat dit niet allemaal alleen tussen Hosea en Gomer blijft. Er is een verbinding tussen monogamie en polygamie, zoals er een verbinding is tussen monotheïsme en polytheïsme, omdat er eenheid in verscheidenheid is. Het is een dualiteit in de zin dat het zowel goed als verkeerd is. Er is een groot lijden voor de mens hierin totdat de mens hiertoe ontwaakt, en dan is het nog een bepaald lijden, maar dan meer vanuit de rust en een dieper inzicht. Hosea is het portaal tot de kleine profeten, het eerste boek, en het betekent de leegte, het geven van ruimte. Hosea moet ook leren te accepteren hoe Gomer, zijn vrouw, is. Hij moet leren haar die ruimte te geven. Toch mag hij haar ook niet opgeven. Hij moet dus een balans leren vinden, en diepte vinden in het probleem. Ook Hosea is een dodenboek. Hij moet een tocht maken door de onderwereld. Hosea hangt aan een ingewikkelt kruis en gaat door een moeilijke initiatie. De oorlog is dus geestelijk, filosofisch. De oorlog is een vertaalproject. De Gemara, het

commentaar op de mishna, betekent compleet maken, voleindigen, binnen de Talmoed. Dit is ook wat Gomer betekent, de vrouw van Hosea, en de reden waarom Hosea tot haar moest komen. Het commentaar moet compleet gemaakt worden, zodat er geen misverstanden meer over bestaan. Als we kijken naar het hele Mozes verhaal dan had het een veel diepere laag in Egypte. Als de mens door de metaforische 'dood aan zichzelf' verlost werd van zichzelf, en zo de onderwereld inging, de aarde, dan gebeurde dit door Anubis, de zwarte jakhals, hond of hyena. Hij was de gids van de doden, van de uittocht, de exodus, wat Mozes later werd in het Judaïsme. Anubis balsemde de dode, en mummificeerde de dode, en nam zo de ziel van de dode mee tot de wet in de onderwereld, tot Duaty, Thoth, zoals Mozes ook de mens tot de wet leidde in de uittocht. Mozes liet het volk door de zee trekken als een beeld van de balseming door Anubis. David, Dowd in de Hebreeuwse worteltekst, komt van de Egyptische Duaty, en was een personificatie van de wet. Jezus was een personificatie van de wet in het NT. Zoals Anubis en Mozes leidde Johannes de Doper het volk in de woestijn tot Jezus, tot de wet van het NT. Dit begon bij de doop in de Jordaan. Ook Jezus werd gedoopt in de Jordaan door Johannes de Doper, ging het watergraf in, als beeld van de balseming van de aan zichzelf gestorvene. Door de Wet werd het Woord tot sieraad gestrekt. Het zijn de twee vleugels van de ibis die niet zonder elkaar kunnen, en die hun compleetheid krijgen in de Gemara, in Gomer dus, waartoe Hosea moest komen. Dit is een diepte-commentaar, 'het commentaar op het commentaar'. In die zin is Anubis altijd een wachter van de Talmoed geweest, en een gids. Het christendom heeft deze lagen allemaal vergiftigd, en zette het NT van het Westen op een voetstuk om deze lagen verborgen te houden. In de 40-er en 50-er jaren was er het commentaar van de bijbel toegelicht voor het nederlandsche volk. W.H. van Zuylen (1909-1989) schrijft in zijn commentaar op Hosea dat Gomer een volleerde was, want haar naam betekent de voleinding. In die zin kunnen we stellen dat zij verbonden is aan Areta die de geoefendheid is, een godin die ook door Petrus en Paulus werd vereerd in de grondteksten. [1] Van Zuylen stelt dat zij volleerd was in hoererij. Gomer was in die zin ontrouw. Hij vraagt zich af of dit echt heeft plaatsgevonden of slechts in een visioen, zoals ook Calvijn hierover schreef. Gomer was de dochter van Diblaim, waarvan van Zuylen stelt dat het met de offerdienst te maken had. Uithuwelijking of profetische uithuwelijking kwam standaard voor in de bijbel. Dit is dus geen menselijke uithuwelijking, maar een profetische uithuwelijking. Als profeet zijnde kunnen dit soort dingen gebeuren. Het geschrift spreekt over een exogame ballingschap. De profeet is op een missie en moet met een vreemde vrouw trouwen, als beeld van de relatie die de mens heeft met de gnosis, niet door menselijke wil, maar door kennis. Hosea moest met een twistzieke vrouw trouwen. Ze was heel moeilijk. Het kruis werd hem niet bespaard. Zo is dat ook met de gnosis, de hogere kennis. Het vlees gaat eraan. De gnosis is diep en streng, en het vlees begrijpt de gnosis niet. Dat is in de huidige samenleving heel anders. Men gaat naar de snoepwinkel en denkt : 'Wat zal ik nu eens voor snoep uitkiezen ?' En zo gaan ze te gronde. Het volk gaat te gronde door een gebrek aan kennis. Daar waar openbaring ontbreekt, verwilderd het volk. 'Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.' voetnoten : [1] De geoefendheid is de godin Arete (Areta), ook een beeld van kennis en studie. Zij is ook een oorlogsgodin. De stoicijn moest op het pad niet zomaar steken bij goede daden, maar moest geoefend worden, om zo te komen tot Arete. Eens probeerde Kakia, de zwaar opgemaakte verleidster tot het kwaad, Heracles te verleiden door hem weelde en plezier aan te bieden, terwijl

Arete hem een leven van worsteling met het kwaad aanbood (de demonologie). Heracles koos toen het pad van Arete. Ook Paulus stelt in de Griekse bijbel dat de mens op Areta gericht moet zijn, de geoefendheid (Fil. 4:8). Petrus stelt dat we alleen door Areta, geoefendheid, tot de kennis kunnen komen (2 Petr. 1:5). In de grondtekst van het NT waren zowel Paulus als Petrus volgelingen van de godin Areta. Deze geoefendheid, arete, moet altijd in overeenstemming zijn met de logos, de rede, volgens Aristoteles, ook een volgeling van de godin Areta. Het gaat er dus niet om door genade te komen tot God, oftewel geestelijke luiheid (protestantisme), en ook niet om door goede werken tot God te komen (katholicisme), maar door de geoefendheid, Areta, wat Aristoteles al predikte, en de stoïcijnen, en wat toen door Petrus en Paulus werd overgenomen. De natuur is moeilijk te vatten. Daar moet de mens moeite voor doen, want de natuur is niet goedkoop. In de stoïcijnse leer was Areta de opvoedster en onderwijzer tot de logos. Iedere stoïcijn moest ernstig streven een ontmoeting met haar te hebben, zoals christenen wordt geleerd ernstig te streven naar het ontvangen van de heilige geest. 1 Petrus 2:9 : Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om Areta, lofprijs, geoefendheid, te verkondigen van God, die u uit de duisternis geroepen heeft. (De Aretaïtische Filosofie, coab 2019, p. 4, 6) 4 De Here zeide tot hem: Noem hem Jizreël, want het zal niet lang meer duren of Ik zal de bloedschuld van Jizreël bezoeken aan Jehu’s huis, en een einde maken aan het koninkrijk van het huis Israëls. 5 Te dien dage zal het geschieden, dat Ik Israëls boog verbreken zal in het dal van Jizreël. We kunnen stellen dat hier flink gedreigd wordt, maar toch ook nog een zeker uitstel, een zeker geduld, een zekere barmhartigheid wordt hier getoond. Is dit een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke profetie ? Soms helpt het bangmaken, maar we zien dat het hier in principe ook al aangekondigd wordt. Hoe dan ook : Israel's boog zou verbroken worden, zijn vlees. Is dat ook niet wat de geslachtsgemeenschap uitbeeldt ? En de geslachtsgemeenschap beeldt de relatie tussen God en mens uit. Van Zuylen stelt dat Hosea dit moest uitbeelden in zijn verhouding met Gomer. Omdat Gomer volleerdheid en voleinding betekent kunnen we ons vervolgens afvragen wie nu wie is. Er is in de grondteksten zeer zeker geen eenzijdige uitleg. Het eerste kind werd aangesteld om te dreigen, bang te maken. Een leraar zei eens tegen mij dat het innemen van het beloofde land hier mee te maken heeft : het leren van de benodigde vakken. Er is heel veel misbruik van geestelijke oorlogsvoering, van de bijbel, van theologie, religie. Ook Israel misbruikte de oorlogsvoering en gaf er een verkeerde betekenis aan, een oppervlakkige, vleselijke betekenis. Het ging hier om een vals, vleselijk vertrouwen op eigen wapenmacht. Allereerst moet elk wapengebruik getoetst worden en verdiept worden. De wapenmacht van Israel werd vernietigd vanwege misbruik. Dit stelt C. van Leeuwen, in zijn commentaar op Hosea (1968) in de serie Prediking van het Oude Testament (P.O.T.). Ook stelt hij dat Jeremia later door zijn celibaat een levend teken van God's oordeel over het trouweloze Juda moest zijn, terwijl Hosea juist moest prediken door zijn gezin. C. van Leeuwen zag het OT als wetenschapsgebied. Hij leefde van 1924-2016. Zijn wetenschap richtte zich op het OT en de geschiedenis van de Israelitische godsdienst en theologie. Hij schreef verschillende

commentaren voor de POT serie. Ook was hij predikant. De naam Jizreël komt op meerdere plaatsen voor : I Koningen 21 23 En ook aangaande Izebel heeft de Here gesproken: de honden zullen Izebel verslinden aan de voorwal van Jizreël. Jizreël betekent het zaaien in de grondtekst, en het afzonderen. Ook betekent het zwangerschap, dat er een nieuw kind zal komen. Daarom moet het volk van de Vur, van de gnosis, de hemelse kennis, volharden op het smalle pad van de eenling, en de volle prijs van spot betalen, want dit is het zaad dat overwint, en geboorte zal geven aan de honden die izebel zullen verslinden, oftewel de geboorte van Anubis, de hond van God. Het zaad moet gezaaid worden op de akkers van spot, anders zal het zaad niet sterven en geen leven geven. We hebben het dus over een absolute noodzaak, hoe zwaar dat ook is. Het lijden van de tegenwoordige tijd weegt niet op tegen de eeuwige heerlijkheid die geopenbaard zal worden. II Koningen 9 10 en Izebel zullen de honden verslinden op de akker te Jizreël, en niemand zal haar begraven. 35 Zij gingen heen om haar te begraven, maar vonden van haar niets dan de schedel, de voeten en de handpalmen. 36 Toen zij terugkwamen en hem dat berichtten, zeide hij: Dit is het woord, dat de Here gesproken heeft door zijn knecht, de Tisbiet Elia: Op de akker te Jizreël zullen de honden het vlees van Izebel verslinden, 37 en het lijk van Izebel zal op de akker te Jizreël zijn als mest op het veld, zodat men niet kan zeggen: Dit is Izebel. Dit staat in de demonologie ook in verband met Jom die door haar eigen honden werd verslonden. In de Griekse mythologie was de jachtgodin Artemis aan het baden. Actaeon was haar aan het bespieden en probeerde indruk op haar te maken door te roepen dat hij een beter jager was, en als straf werd hij door zijn eigen honden verslonden. Dit is een metafoor van de medische industrie die zich boven God probeert te stellen. Het is dus van belang niet mee te doen met hoogmoedige spelletjes, maar het spotkleed te dragen, opdat de hond van God voor ons zal strijden. Misschien is je wijngaard afgenomen, net als van Naboth, maar Izebel zal hier niet ver mee komen. Zij die het spotkleed dragen hebben het zegel van God als het oordeel komt. Laten wij ons door het spotkleed en de spotkroon te dragen afscheiden van het kwaad en ons daardoor laten tuchtigen, opdat wij niet onder het zware oordeel gaan komen wat over het kwaad zal komen. Het is beter te sterven als iemand die goed doet dan te sterven als iemand die kwaad doet. Dat is een heel groot verschil. Hosea moest met een hoer trouwen, en hun eerste kind moest Jizreël genoemd worden. Vonk stelt in de Voorzeide Leer van 1983 in zijn commentaar op Hosea dat dit een symbool was van Israël's boog die verbroken zou worden. Het zou een tijd zijn van grote militaire afzwakking van Israel. 6 Zij werd wederom zwanger en baarde een dochter; Hij zeide tot hem: Noem haar Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer over het huis Israëls ontfermen, dat Ik hun iets vergeven zou. 7 Doch over het huis van Juda zal Ik mij ontfermen, en hen verlossen als de Here, hun God. Maar Ik zal hen niet verlossen door boog of zwaard of oorlogstuig, door paarden of door ruiters. Zijn dochter moest hij Loruchama noemen, wat 'geen moederschoot' betekent. Dit was een teken van oordeel, dat Mare de moederschoot van de mensen zou weghalen, de grote moeder zou vervangen worden door alleen een vader, wat ook gebeurt is door het christendom.

Van Zuylen stelt dat dit kind verwerping bracht : het volk had zowel de gaven als de liefde van God verloren. Het volk gaat in ballingschap. Het tweede kind heette Lo Roechama, en het volk hoefde geen ontferming meer te verwachten van Jahweh, stelt Vonk als de betekenis ervan. Over Juda was echter wel ontferming. Calvijn stelt dat de mens geboeid is door de betovering van de duivel. Hij heeft het over de materialistische mens die ook heel religieus is, en die niet alleen heel onverstandig is maar ook volslagen waanzinnig. Calvijn bidt dan dat de mens wordt teruggeroepen van een boosaardig hart tot een gezond verstand. Hij stelt dat dit een genezingsproces is. Die verlossing, stelt hij, ligt niet in het materialisme, niet in ruiters, paarden, wapens en machten. De mens moet stoppen te vertrouwen in mensenkracht, want daarmee gaan ze het niet redden. Vlees vertrouwd altijd weer op vlees. Maar Calvijn bidt dat de mens het geestelijke zal aanhangen. Hij stelde dat de profeet Hosea spotte met de vleselijke dwaasheid van de mens. De vleselijke mens minachtte namelijk zorgeloos de profeten. Calvijn stelt in zijn commentaar op het boek Hosea dat Hosea het volk met de toekomstige wraak had gedreigd, want Israel was zichzelf te buiten gegaan aan rijkdom en macht, onder Jerobeam. Voorspoed had het land totaal dronken gemaakt, en daarom trad Hosea er tegen op. Het volk werd door God verworpen. De boog van Israel zou verbroken worden. Hosea komt van het Hebreeuwse woord os, sterkte, alertheid, s, wat ook weer terugwijst op de sa gids van Ra in de dodenwereld, dus ook op sarah, op Suri. De godin Suri is dus verscholen achter het boek H-os-ea wat haar voorhangsel is. Calvijn noemt Hosea een voorbeeld van geduld. Soms kunnen we van de vrouwelijke Hosea, oftewel sa, sa-rah, Suri uitgaan, en soms van de mannelijke Hosea. In de pyramide teksten lezen we al dat de Egyptische goden ook vrouwelijk zijn, vrouwelijke kwaliteiten hebben, zoals de moederborst van heru, here (horus, grieks). Egypte heeft weer zijn wortels in de voortijden. In het voortijds heeft aser (usir, gr. : osiris) als wortel de godin suri. 8 Nadat zij Lo-Ruchama gespeend had, werd zij zwanger en baarde een zoon. 9 Toen zeide Hij: Noem hem Lo-Ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn. Van Zuylen stelt dat God de verkiezende liefde hier tenietdoet. Zij zijn niet meer het uitverkoren volk. We kunnen stellen dat hier het volk metaforisch gezien 'voor eeuwig verdoemd' is. In de context van Hosea is dit niet letterlijk. Ook zijn kinderen waren slechts beelden. De laatste twee kinderen staan voor de eeuwige verdoemenis, die alleen maar over het vlees van Israel komt. Het is een verbrokenheid die de mens nodig heeft, en staat dus niet op zichzelf. Voor eeuwig betekent voleinding, volleerdheid, oftewel waar Gomer voor staat. De eeuwige verdoemenis is dus een eeuwige verbrokenheid die Hosea ontving. Als we naar Samuel kijken dan moest hij L of Eli dienen in tentendienst wat in het voortijds de honger is, oftewel de halal hieroglief, en Eli is slechts deel van hemzelf en zou achterover vallen om zijn nek te breken. Dit gebeurt dus in Samuel zelf, in zijn vlees. Dat is waartoe de honger leidt. Zo gaat de mens de eeuwige verdoemenis in, opdat zijn vlees niets meer kan beginnen, wat ook de hongerput van Calvijn is. In deze staat moet de mens zijn alvorens door de valkyries te worden opgenomen, of in de geheimen van het boek Vayikra, hebreeuws voor Leviticus. Klaas Schilder zei : Er is geen exodus zonder leviticus. Wij moeten ons dus ernstig uitstrekken naar de eeuwige verdoemenis. Dit is het doel van al het testen. Alleen de eeuwige verdoemenis kan de test volbrengen. Ook de Germanen aanbaden de eeuwige verdoemenis, omdat het een vruchtbaarheidsprincipe was, en de sleutel tot de verborgen kennis, wat de betekenis is van de naam Hel, en dit is inderdaad een huwelijk, en ook was zij de godin van de kinderen. De wilde jongens zijn de kinderen der verdoemenis. Dat is ook altijd wat de

gereformeerde gemeente mensen waren : zij waren kinderen der verdoemenis, en kinderen van de verdoemden. Zij hadden geen deel aan de hedonistische schranspartijen van de stad, maar leefden altijd in grote twijfel en angst. Zij waren verdoemd, zij waren verbroken, zoals Jakob op Pniël, zoals David en Jezus die aan het kruis uitriepen : Mijn God, Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten ? Waarom ben ik een voor eeuwig verdoemde ? Eli, Eli, riep Jezus, en de mensen dachten dat hij Elia riep. Hij riep tot L, de hongerhieroglief. Daarom draait alles ook in de islam om L, om allah. De hele koran gaat om het beoefenen van geduld en de hongerprincipes. Maleachi zei : Elia, L, zou terugkomen om de kinderen terug te brengen tot de moeder. De L is in die zin de hemelse navelstreng. Daarbuiten is geen leven mogelijk. Je bent of eeuwig verdoemd, of je bent gewoon dood. De eeuwige verdoemenis is ervoor om los te komen aan al die aardse afgoden die de mens tot de pensioneringsfondsen leiden en tot de dood. Wil je eeuwig dood zijn of eeuwig verdoemd ? De eeuwige verdoemenis is de sleutel tot de gnosis. Het derde kind heette Lo Ammi, niet mijn volk. Vonk stelt dat dit nogal dubbel was. Vonk stelt dat er een verschil is tussen een vonnis en de uitvoering van een vonnis, en ook dat het vonnis niet voor elke Israeliet geldde. Er waren dus uitzonderingen. Waarom is dit ? Ook omdat de mens zelf een eigen verantwoordelijkheid heeft en niet alles maar op iemand anders moet schuiven. De mens moet zelf volwassen worden en tot zijn hogere zelf komen om daaraan zich te hervormen, om zo eraan gelijk te worden. 'God' is vaak een excuus voor de luie die niet wil dat zijn ego sterft. Daarom is religie ook zo gevaarlijk, en moet men tot de onderliggende psycho-filosofie komen. Daarom zal 'God' de mens moeten verlaten. De mens heeft namelijk teveel valse godsbeelden, afgodsbeelden. Als men dan tot de diepere psycho-filosofie is ontwaakt, dan mag vers 10 in vervulling komen : 10 Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet – zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God. Het is dus een dualiteit, en wanneer de mens deze dualiteit begrijpt, dan mag vers 11 in vervulling komen : 11 Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, één hoofd over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Yizrael zijn, wat uw gebied zal uitbreiden. Hosea is een Israelitisch boek, niet christelijk. Ook het Nieuwe Testament was oorspronkelijk niet christelijk, maar Israelitisch. Het westen heeft alles corrupt gemaakt, zoals ze ook Hosea slechts eenzijdig hebben neergezet. Hosea 2 1 Klaagt uw moeder aan, klaagt haar aan, want zij is mijn vrouw niet, en Ik ben haar man niet. Laat zij haar ontucht van haar gelaat verwijderen en haar overspel van haar boezem, 2 anders zal Ik haar naakt uitkleden en haar laten staan als ten dage toen zij geboren werd, haar maken als een

woestijn, haar doen worden als een dor land, en haar doen sterven van dorst; 3 en over haar kinderen zal Ik Mij niet ontfermen, omdat zij uit ontucht geboren zijn. 4 Want hun moeder heeft ontucht bedreven; zij, die van hen zwanger geweest is, heeft schandelijk gehandeld. Want zij zeide: Ik wil achter mijn minnaars aan gaan, die mij mijn brood en water, mijn wol en vlas, mijn olie en drank geven. Er wordt hier flink gedreigd, want als ze zich niet bekeerd, dan zal ze naakt uitgekleed worden. Naaktheid is in de grondtalen een beeld van de ontmaskering en de openbaring. Dan zal Hosea dus de wildernis zien, de diepere realiteit. Hosea moest met een overspelige vrouw trouwen. Soms ontkomen wij er niet aan een onheilig verbond te sluiten, wat dan profetisch en strategisch is, om een bepaalde boodschap te brengen, om een bepaald gebied in te nemen. Wij mogen dit echter niet vanuit het vlees doen. Dat is een groot verschil. De reden waarom we iets doen kan een verschil tussen dag en nacht zijn, terwijl het ogenschijnlijk hetzelfde is. Zo is het soms ook belangrijk om in het celibaat te zijn (Jeremia 18), wat ook strategisch is. Zo is dit ook met de ouderbanden. Soms moeten we toenadering zoeken, maar soms is het tijd ons van onze ouders af te keren en zelfs onze ouders aan te klagen, zoals in Hosea 2. Dit kunnen ook geestelijke ouders zijn, leiders, degenen die over ons zijn aangesteld, of die ons hebben ontvoerd, in ballingschap hebben geleid, tot slavernij hebben gebracht, in gevangenschap hebben gezet, onze bronnen waaruit wij putten, vrijwillig of gedwongen. Van Leeuwen stelt dat de schuld van de moeder zo wordt geformuleerd : 'Zij is mijn vrouw niet.' Van Leeuwen stelt dat het ook andersom kan zijn, zoals op een kleitablet uit Mesopotamië, midden tweede millennium BCE, uit Hana, staat dat als de vrouw tot haar man zegt : 'Je bent mijn man niet,' dan moet zij naakt zijn huis verlaten. In het boek Hosea is er een zware strijd tegen corrupte moeders, corrupte ouders. Ouders die hun kinderen dwingen hen te zien, van alles mee dwingen, onder bedreiging, onder chantage, want als ze dit niet doen, dan worden ze zwartgemaakt bij anderen, worden ze eigenwijs, ziek, rebels, ongehoorzaam, opstandig genoemd. Je kunt een kind niet dwingen. Er zijn kinderen van hun ouders weggevlucht omdat ze bij hun ouders verplicht naar de tandarts moesten, en de tandarts verplicht rotzooi in hen implanteerde tot aan de zenuw toe, om deze kinderen zo in een coma te brengen en tot kasplantje te maken. Hetzelfde geld met andere gedwongen medicijnen, soms gewoon voor kinderen die een andere godsdienst hadden dan hun ouders. Ik heb hiervan genoeg voorbeelden in mijn werk. Zulke kinderen worden vervolgd. Het is vaak verboden de familie traditie te ontsnappen, op straffe van dood, al dan niet verkapt. Kinderen gedwongen met vullingen laten lopen waarvan ze in een coma raken of erger is alreeds niet meer verkapte moord, maar rechtstreekse moord. Tandartsen die dit doen zijn moordenaars, zoals slagers moordenaars zijn, maar het is nu nog legaal, vanwege dat de landregering vaak een duivelse secte is. Er is geen excuus voor tandartserij en de vleesindustrie. Dat het moord is ligt er dik bovenop, maar criminele organisaties proberen dit goed te praten. Ze willen het slechte voordoen als het goede, en omgekeerd. Het zijn verkoop truken. Al deze dingen zijn dan ook producten, zoals tandarts-implantaten en vlees. Geld is voor hen belangrijker dan waarheid, belangrijker dan gezondheid, belangrijker dan het goede. Het is bij dit soort families kiezen of delen : of je wordt een zombie zoals zij, of je wordt een kasplantje. Al hun macht, rijkdom en kracht hebben ze door het vlees, het vleselijke, het zondige, het schuldige. Daarom : Klaagt uw moeder aan, klaagt haar aan, want zij is mijn vrouw niet, en Ik ben haar man niet. Dat geldt ook voor corrupte vaders. Klaag hen aan. Van Leeuwen wijst op Gordis (1908-1992, rabbi) die stelde dat Hosea zijn huwelijk zag als symbool van het oordeel (hoofdstuk 1) en als symbool van tuchtmaatregelen als medicijn

(hoofdstuk 3). (Hosea's huwelijk en boodschap, 1954) Gordis stelt in zijn commentaar op Hosea dat geleerden en intellectuelen al tijden worstelen met het vraagstuk van Hosea's problematische huwelijk. We kunnen stellen dat dit boek een dodenboek op zich is, of een poortenboek, waarin wachters verslagen moeten worden en deuren geopend, zoals in de onderliggende Egyptologie. Van Leeuwen stelt dat er door het hele boek Hosea een strijd ligt tussen vormendienst en de ware kennis van God (gnosis). Zo is er ook een geestelijke burgeroorlog of koude burgeroorlog in dit land tussen de vormendiensten en de gnosis, wat dwars door de families van dit land doorloopt. Van Leeuwen beschrijft de tuchtiging in het boek Hosea wat als medicijn diende als het temmen van het volk. Van Leeuwen stelt dat het kennen van God niet zomaar verstandskennis is, niet slechts een theoretisch weten, maar een hartskennis die verstaat. We kunnen stellen dat het hier om demonologische kennis gaat. Van Leeuwen stelt dat de ware kennis van God in één adem genoemd wordt met de vreze des heeren. Er kan al snel een enorme kloof komen tussen het gebruik van het woordje god en het woordje gnosis, en wat is er ook veel religieuze angst en mensenvrees over wat mensen hebben gezegd, en daar wordt je als kind mee geprogrammeerd. In het gebruik van het woordje god moeten we heel voorzichtig zijn. Het mag niet zomaar te pas en te onpas gebruikt worden, ook omdat het maar al te snel door traditionele overlevering wordt losgekoppeld van gnosis. Een woord wat deze twee verbindt is Godsis. Gnosis kan zich personificeren als god, als metafoor, als iets in onszelf, maar als gnosis wordt losgekoppeld van god dan kan het ook snel weer clinisch en steriel worden. Het zijn maar woorden, en woorden kunnen misbruikt worden. We moeten daarom naderen tot Godsis, waar gnosis en god elkaar kruizen. Hosea 2:1 zegt : Twist met uw moeder, worstelt met haar, want zij is mijn vrouw niet, en Ik ben haar man niet. Laat zij haar ontucht van haar gelaat verwijderen en haar overspel van haar boezem. Hosea is in een gat gevallen. Hij is in een hemelse school gekomen, en hij moet testen. Hij worstelt met Gomer op Pniël, ook omdat er zoveel vleselijke Gomers zijn. Hij moet tot zijn eigen Gomer komen. Hier roept hij zijn kinderen op om tegen zijn vrouw te strijden. Van Zuylen stelt dat er teveel verharding is. Het volk luistert niet. Ze hebben brutale gezichten, stelt van Zuylen. Ze hebben geen schaamte. Calvijn's vertaling van Hosea 2 :1 – Twist met uw moeder, twist. (…) laat zij daarom haar hoererijen van haar aangezicht nemen en haar overspeligheden van tussen haar borsten. Calvijn noemt Hosea een profeet van strategie. Als wij moeten strijden tegen goddeloze mensen die het juk niet gewillig opnemen, ja, die ons hardnekkig tegenstaan, dan is Hosea, die zo lang onder verschillende koningen heeft gewerkt, een voorbeeld van geduld. De profeet dreigde het volk met de toekomstige wraak toen het rijk Israel bloeide door rijkdom en macht. De voorspoed had het land dronken gemaakt, zoals dat ook met Nederland aan de gang was, en toen kwam corona. Zijn we nog steeds dronken, mensen, of gaan we nu eens eindelijk luisteren ? Nemen we nu eens de natuurgrenzen in acht, of gaan we door met ons roekeloze leven ? Het volk was voorspoedig allemaal vanwege de triomfen van koning Jerobeam. Jerobeam had zich grote schatten vergaard, het volk verlost van de onderdrukking. Hij veroverde vele steden en uitgestrekte gebieden. Het volk leefde in rust en weelde. En Hosea sprak : Gij bent niet het volk van God. Gij bent onechte kinderen uit hoererij geboren. Hosea kondigde aan dat hun rijk hen ontnomen zou worden. Hij sprak dit tot een volk wat niet alleen hoogmoedig was, maar ook waanzinnig, stelt Calvijn. Hosea verklaarde openlijk de oorlog aan het volk en kondigde de ondergang van het volk aan. Calvijn stelt dat hij niet begon met vleiende woorden, en spoorde het volk ook niet vriendelijk

aan tot bekering, en hij gebruikt ook geen omwegen om de scherpte van zijn leer te verzachten. Hij wijst erop dat er niets van dien aard gebeurde, maar dat hij was gezonden zoals met onderhandelaars en oorlogsherauten, om de oorlog aan te kondigen. Waarom ? Omdat het een overspelig geslacht was, een walgelijk bordeel, stelt Calvijn. Zodra de profeet het leraarsambt op zich nam was hij scherp en bitter, stelt Calvijn. We weten allemaal namelijk dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken, en dat onomwonden bestraffingen soms beter zijn dan verborgen liefde. Hosea stond tegenover een monsterlijke dwaasheid en verdorven waanzin, tegenover een afvalligheid die de hoogste top van goddeloosheid had bereikt, stelt Calvijn. Door hun duivelse hardnekkigheid waren ze zo verblind dat ze aan hun bijgelovigheden bleven vasthouden. Hosea was hiertegen uitgezonden als een heraut van het hemelse woord. Als een profeet een volk de oorlog verklaart, hoe gaat dat dan ? Antwoord : door profetie en door het kruis. Deze profeet moest het volk zelfs imiteren. Hij moest een hoer als vrouw nemen en kinderen van hoererij met haar krijgen, als een profetisch beeld. Hoe diep gaat profetie dan ? Dit is daadwerkelijke hemelse dwaasheid en er ligt maar een hele dunne lijn tussen profetie en de zonde. De profeet dreef zo door zelfspot de spot met het volk, om het volk geheel te ontbloten, te ontmaskeren. Dat was oorlogsstrategie. 5 Daarom, zie, Ik ga uw weg met doornen versperren, Ik ga tegen haar een muur oprichten, zodat zij haar paden niet vinden kan. 6 Dan zal zij haar minnaars nalopen, maar hen niet bereiken; hen zoeken, maar niet vinden. Dan zal zij zeggen: ik wil heengaan en terugkeren tot mijn eerste man, want toen had ik het beter dan nu. 7 Zij echter beseft niet, dat Ik het ben, die haar het koren, de most en de olie heb gegeven, die haar het zilver rijkelijk geschonken heb en het goud, dat zij voor de Baäl gebruikt hebben. 8 Daarom zal Ik mijn koren weer wegnemen in de oogsttijd, en mijn most in zijn seizoen, en wegrukken mijn wol en mijn vlas, die haar naaktheid moeten bedekken. 9 Nu dan, Ik wil haar schaamte ontbloten voor de ogen van haar minnaars en niemand zal haar uit mijn hand redden. 10 Ik zal doen ophouden al haar vreugde, haar feest, haar nieuwemaansdag en haar sabbat, ja, al haar hoogtijden. 11 Dan zal Ik haar wijnstok en haar vijgeboom verwoesten, waarvan zij zeide: Die zijn het loon, dat mijn minnaars mij gaven. Ik zal ze maken tot een woud, en het gedierte des velds zal ze afvreten. 12 Zo zal Ik over haar bezoeken de dagen, waarop zij voor de Baäls het offer ontstak, zich tooide met ring en halssieraad en achter haar minnaars aan ging, maar Mij vergat, luidt het woord des Heren. Calvijn spreekt dan over dat de Heere het volk zal ontbloten als een grote ontmaskering. Dit is dus weer iets wat Suri [1] doet. De Heere zal hun feesten doen ophouden, en ze zullen niet door drogredenen de kastijding kunnen tegenhouden. Ze zullen niet van de Heere kunnen ontsnappen, stelt Calvijn, sprekende over het tweede hoofdstuk van Hosea. Calvijn stelt dat zij zo tot de honger werden geleid. Hierdoor zullen ook de akkers tot wildernissen worden. 'Ik zal haar schaamte ontbloten,' vergelijkt van Leeuwen met het akkadische baltu, schaamdelen. We kunnen dus ook denken aan schaamhaar. Hij stelt het is voornamelijk van een vrouw, maar het kan in principe dus ook voor een man gelden. Als dit gebeurt, stelt van Leeuwen, dan staan haar minnaars machteloos en hulpeloos. Van Leeuwen stelt dat het sieraad in vers 12 vergeleken wordt met de welving van de heup in Hooglied 7:1. We kunnen stellen dat de heupen van de vrouw breed zijn, gewelfd, wat ook nodig is voor de bescherming van de vrucht. Als het beeld van de bruid genoeg verdiept wordt totdat het de dualistische aard ervan laat zien, dan kan er ook weer verzoening zijn.

Dit is dus de rijpende vrucht van de leerschool van het toetsen. Soms als we het moeilijk hebben en we staan al klaar om de volgende klap op te wachten dan kan zo ineens ons lot keren, omdat het daarvoor het seizoen is. Er is niet alleen maar een oordeel wat steeds erger wordt. Neen. We moeten ons richten op wat het voort brengt, het uiteindelijke doel. Dan lees je over God die het volk oordeelt in de mythologie van Israël, in hun gelijkenissen, en als je dan denkt dat alles nog erger wordt, dan draait God ineens alles om, en dan oordeelt God niet meer, maar dan lokt God het volk tot de wildernis. Ook dat is een groot verborgen geheimenis : voetnoten : [1] een voortijdse, vrouwelijke vorm van aser, usir (osiris, gr.) 13 Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart. 14 Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop. Dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte. Het is dus heel dubbel, omdat het diepere betekenissen heeft. Hosea zal de diepere natuurkennis in haar ontdekken, het goddelijke zaad. Van Leeuwen stelt dat door de honger ook het feest zal vertrekken. Immers het koren en het most is er niet meer, en dus geen vreugde. Deze feesten waren namelijk niet ten dienste van God, de gnosis. Van Leeuwen stelde al dat het probleem was een 'zondig veronachtzamen van de kennis, da'at.' Dit is wat van Leeuwen ook 'schuldige onwetendheid' noemt. Dit gaat door het hele lichaam heen, en scheurt zo de mens van god af om de mens te grabbel te gooien aan de afgoden. Dit leidt tot een onheilspellende leegte en ontbloting. We kunnen stellen dat dit de ontmaskering is, en door diepte komen wij tot de dualistische benadering van deze teksten, want al deze teksten zijn dualistisch, zoals ook in de Aramese-Hebreeuwse grondteksten. Het Israel van de dagen van Hosea was opgebouwd uit hoereloon, het loon van de afgoden. We kunnen ook stellen dat dit bloedsloon is. Daarom moest het oordeel komen : ontmaskering, verdieping en dualisering. Alles zou dus gerecycled worden, ook dit hele Stockholm syndroom van uithuwelijking. Van Leeuwen stelt dat de sieraden van die tijd ook een bepaalde tekens taal waren om te laten zien of een vrouw beschikbaar was of niet. Van Leeuwen stelt dat het volk God had vergeten, maar dat dit geen onschuldig vergeten was, maar een teken van ontrouw. Het was zondig en schuldig vergeten. Hij definieert deze ontrouw als het volkomen miskennen en negeren van God. Van Leeuwen stelt dat Achor komt van akar, bedroeven, in het ongeluk storten. Hier was Achan namelijk gestenigd. Van Leeuwen stelde dat het God erom te doen was het hardste hart te breken om zo een band te maken die nooit verbroken wordt. Dit zou gebeuren door overvloedig uitzicht. Israel moest de geschiedenis overdoen, van de uittocht uit de Egyptische slavernij gaande tot het land van de wijngaarden, door de wildernis, en dat was een periode van het ontstaan van die band. Achan werd gestenigd in het dal van Achor vanwege vergrijp aan de gebannen goederen van Jericho, stelt van Leeuwen. Door de steniging kon Israel verder tot het beloofde land. Van Leeuwen stelt dat wat in het boek Hosea is opgetekend een door God gewilde intimiteit is tussen man en vrouw wat moet heenwijzen op de intimiteit tussen God en mens.

Telkens weer komt de dualistiek van Genesis 15:12-14 terug : Toen viel een diepe slaap op Abram. En zie, hem overviel een angstwekkende, dikke duisternis. En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, vierhonderd jaar. Doch ook het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik richten, en daarna zullen zij met grote have uittrekken. Van Zuylen stelt dat het dal Achor het ongeluksdal is, waar Achan werd gestenigd. In de Talmoed werden commentaren gegeven op commentaren, dus er werden kaders omheen gebouwd met kanttekeningen, en zo zal dat ook in de regressie moeten gebeuren, dat er regressieve commentaren worden gegeven op de gereformeerde commentaren. We kunnen stellen dat het dal Achor een beeld is van de eeuwige verdoemenis, die overigens nooit letterlijk door de Israelieten werd gepredikt, en ook niet door de Egyptenaren. In Germaanse context, en de context van de grondteksten, is de eeuwige verdoemenis de baarmoeder of vagina, zij die bedekt, zij die verbergt, zij die verdiept, waarin het menselijk vlees verstrikt raakt. Zij heeft haar valstrik gezet, en die is eeuwig, opdat het vlees niet meer zal opstaan. De mens wordt verbroken, zoals Jakob voor eeuwig op Pniël werd verbroken. De steniging van Achan is een beeld van het hard worden van de fallus, opdat de fallus zijn zaad geeft voor nageslacht, opdat de boodschap dus verder gaat. Het is een beeld van voortgaande openbaring. Gepensioneerden kunnen dit niet, dus zullen ook altijd aan de bijbel vasthouden als afgesloten geheel. Hosea bracht kinderen voort en zij stonden voor de metaforische eeuwige verdoemenis, de eeuwige verbrokenheid van het vlees. Hij was in het dal van Achor geweest en het werd tot een deur der hoop, en er zal gezang zijn. Niet voor eeuwig toornt de Heere, stelt het OT. De reformatie heeft alles dodelijk verletterlijkt. Vandaar dat er de regressie is. Overledenen van de gereformeerde gemeente en andere gereformeerde kerken bezoeken mij vaak in shamanistische dromen, en ik bezoek hen en help hen, om hen in te wijden in de regressie die na de reformatie komt. Ik weet dus dat ik niet zomaar boekjes schrijf. Zij zijn deel van de wolken der getuigen die aan onze zijde strijden. Enkelen van hen heb ik tijdens hun leven gekend. De eeuwige verdoemenis leidt tot hemelse ballingschap, wat een goede ballingschap is, die van studie. Er moet een zekere verdunde gehechtheid zijn, als vrucht, anders kun je niet leven. [1] Wat gebeurt er als een fallus opzwelt ? In het Aramees is de fallus het vlees of de man. Het is een soort arrestatie. De eeuwige verdoemenis komt zo over de mens en wordt zo tot hemelse ballingschap geleid. Alleen door die paradijselijke verlamming, de paradijselijke verbrokenheid, kan de mens zijn zaad geven. Dit is een hemels spasme. Het vlees is ontmaskert in de demonologie, en moet sterven in het dal van Achor. Het vlees wordt daar gestenigd. Het vlees verstijfd zo, raakt geisoleerd en onthecht, en geeft zo zijn zaad. Wat is deze sexualiteit ? Angst. Het is een kehatitisch verschijnsel. De heilige vreze is het begin van de kennis. 15 En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des Heren, dat gij Mij noemen zult: mijn man, en niet meer: mijn Baäl. De eeuwige verdoemenis is dus uiteindelijk een huwelijkscontract tussen God en mens. Het is in sommige gevallen een navelstreng, en in andere gevallen een huwelijksstreng. De mens komt er nooit doorheen. Zoals Calvijn stelt : Er is geen ontsnapping mogelijk van hemelse realiteiten. Hij heeft het dan over kennis, principes. De mens kan er niet van vluchten. De volharding van de heiligen, de vijfde wet, ontstaat in de hemelse ballingschap van de vierde wet, waarin de mens in gevangenschap gaat. God neemt de mens op tot school, of tot opvoeding, en dit is ook waar het huwelijk een beeld van is. De vrouw of moeder is een hemelse machine. Hoe zou een mens daarvan kunnen vluchten ? David zei dat zelfs in de hel God met hem zou zijn. Hoe kan het dan dat ze in de reformatie vaak zeggen dat de hel een plaats is waar God niet is, en dan eeuwig ? Ja, verstoten door God. Is het niet slechts een deelwaarheid ? Zo zijn er huurmoordenaars afgezonden op de mens. De

mens mag niet ontsnappen uit deze secte. Ingewikkelde bloedwraak. Vandaar dat de regressie moet komen om deze dingen te verdiepen anders zou je gek worden, compleet stapelgek. Wij vechten voor ons leven met de reformatorische erfenis. Het is een gevangenis-implantaat wat bij het minste of geringste hevig begint te piepen. Zie daar maar eens uit weg te komen. Je kunt eruit gaan, maar het zit nog steeds in je, en het stalkt. Dus : regressie, verdieping, teruggaan naar de contexten zodat het een plaats krijgt. Het kan niet weg. Het hoort erbij. Het is je leven. Het is je bloed. Geweldig dan : eeuwige verdoemenis. Halleluja. Alle oude profeten gingen er doorheen, en Jezus, en het was heel iets anders. De Germanen aanbaden haar. Hosea aanbad haar. Zij was Gomer. Hij onderwierp zich niet. Hij worstelde met haar, maar zij onderwierp hem. Ze hadden kinderen : de eeuwige verdoemenis, in het dal van Achor, die tot een beeld van hoop werd. Zo mag dit een korte beschrijving zijn van de kerkgeschiedenis, van de reformatie, waarin ze hun moeder, de katholieke kerk, maar niet los konden laten. Ook was het hun vrouw. Zij waren in deze ballingschap. Zij waren eeuwig verdoemden. Op weg naar de deur van hoop, maar waar is het, en wat is het ? Calvijn stelt dat in de wildernissen een honger heerst die leidt tot een duizenderlei dood, en dat was wat het volk nodig had : een diepere dood, maar in het dal van Achor zal er vruchtbaarheid zijn. Calvijn stelt zoals Hosea dat de verlossing niet door wapens, strijd en ruiters komt, dus mensen zouden in hun dwaasheid tevergeefs op eigen kracht vertrouwen, maar dat God zelf zou verlossen, dus eigenlijk als iets moederlijks. In Arabië is god genoemd ilah en allah, en in Israel alah (aramees) en el (hebreeuws, kanaanitisch), en de Germanen noemden het hel, als de moeder godin van de vruchtbaarheid, de baarmoeder, en we zien telkens weer de letter L terugkomen in verschillende vormen, wat helemaal terugleidt tot het voortijdse halal (ila), wat ook weer vandaag de dag in Arabië wordt gebruikt als het leven binnen de natuurgrenzen, oftewel de grens-gevoeligheid. Dit is verbonden aan het ijs en de honger, aangaande de restricties. Het is allemaal hetzelfde, en de voortijdse godin Halal verschuilt zich achter deze verschillende vormen. Zij is zeer krachtig. Halal is naast de ramadan een veelgebruikt woord in de islam, maar denk ook aan het judeo-christelijke 'halalluja', wat ook te maken heeft met het profetische leven, het blijven binnen de hogere grenzen. Halal moet natuurlijk symbolisch genomen worden. De mens moet de godin Halal weer leren kennen, en haar woorden leren interpreteren. Dit is dus de naam van de letter L in het voortijdse alfabet. In de Hebreeuwse bijbel wordt God ook wel Halal genoemd : 'Ik zal de heere roepen, die het waard is halal te zijn.' (2 samuel 22:4) Wil je dus tot god komen : blijf dan binnen de grenzen, wees grensgevoelig. Daar gaat het over. God wordt op dezelfde manier Halal genoemd in Psalm 18:3. Ook in Psalm 113:3 is de naam van God 'halal' : 'Van het oosten tot het westen, zij de naam des Heren halal.' Alleen door halal kunnen we tot god komen, omdat halal de grenzen betekenen waaraan we ons moeten houden, en god is dus een metaforische voorstelling van de grenzen. God betekent dus grens, of grenzen. Kunnen wij daarmee leven ? Dan hebben wij god daadwerkelijk gevonden. Telkens weer wordt god in de hebreeuwse bijbel samen genoemd met halal. Zij horen bij elkaar. De laatste zes psalmen, van 145-150, zijn halal psalmen, waarin halal veelvuldig wordt genoemd en voorkomt. Jozua heette eerst Hosea, maar Mozes noemde hem later Jozua. Het heeft in de voortijd de asogodin als wortel. Aso is de naam van de voortijdse letter S. Zoals Jozua het volk leidde, leidde de godin of natuurvrouw Aso ook het volk, wat in Egypte tot sa werd, de gids van Ra door de onderwereld. Calvijn stelt dat Jozua de overwinning niet kreeg door eigen kracht, niet door de boog, want dan zou de mens al snel door hoogmoed worden verblind. Het kwam van boven, zoals psalm 44 ook stelt, en deze verhalen moeten allemaal symbolisch genomen worden, omdat het over de geestelijke strijd gaat :

4 Want niet met hun mes hebben zij het land verworven, niet hun arm heeft hen gered, maar uw rechterhand en uw arm en het licht van uw aanschijn, omdat Gij in hen een welbehagen hadt. 7 Want niet op mijn boog vertrouw ik, en mijn mes verlost mij niet. We doen het dus niet door het vleselijke, maar door het geestelijke. Niet door het lagere, maar door het hogere. Het is iets moederlijks. Het leidt terug tot de voortijdse bronnen van de natuur. De stad kan het niet doen, maar de natuur. Calvijn noemt in het commentaar op het boek Jozua de eigen wil en de verkeerde omgang waardoor de mens besmet wordt het vleselijke. Calvijn stelt terecht dat als de westerse vertalingen spreken : wees sterk, dat deze sterkte oprechte ijver betekent, en een volhardende gehoorzaamheid aan het hogere. Als we dit niet hebben, dan kunnen we niks van God afdwingen. En deze gehoorzaamheid betekent volgens Calvijn niet afwijken ter rechterhand, en ook niet ter linkerhand, dus de grenzen in achtnemen, zoals dat ook in Jozua 23:6 en Deut. 5:32 wordt gesteld. Dit is dus volgens Calvijn niet voor huichelaars en lichtvaardigen. Het gaat dus om de gave van grens-gevoeligheid ontwikkelen, anders werk je voor niks, buiten de grenzen. De ijver moet dus gericht zijn, in het geestelijke, niet dat je als een materialist als een dwaas heen en weer gaat rennen. Er moet contact komen met het diepere geestelijke, waar de mens zich op mag richten, op de binnenwereld. Zowel de bijbel als Calvijn moeten we symbolisch nemen bij het lezen. Calvijn stelt dat de ijver altijd gematigd moet worden door niet hardnekkig aan te dringen en door niet te blijven bij vooroordelen. De mens moet voor rede vatbaar zijn. Calvijn stelt dat de geest van huichelarij overmoedig is en leeft in vooroordelen terwijl het vasthoudt aan de eigen wil. Dit noemt Calvijn de vrije teugel van lichtzinnigheid. Ze worden zo losbandig gedreven door de ziekelijke eigen wil. Calvijn stelt dan dat de ware God hoger is dan alle valse afgoden die de mens heeft gemaakt. We kunnen stellen dat hen die niet waarlijk aan hun eigen wil sterven en niet worden wedergeboren in de hogere, hemelse rede, telkens weer voor zulke afgoden vallen. En deze afgoden zijn zeer bedrieglijk en zeer heimelijk. Wanneer gaat de mens beseffen dat de kunstmatige realiteit om hem heen bedrog is ? Wanneer gaat de mens ontwaken ? Als we kijken naar de voortijdse godin Aso, de wortel van Jozua en Sa in Egypte die Ra leidde door de onderwereld, dan is zij niet slechts een gids die de mens door de wildernis leidt, maar ook de opvoedster van de mens. De mensen die denken dat orthodoxe christenen het hoogste ras zijn, en mensen die in de medische wereld werken, zijn vaak aan de alcohol in meerdere of mindere mate. Als je alcohol neemt kun je al niet eens meer helder denken. Daarom zijn ze ook zo volgzaam. Ze volgen altijd de massa's, altijd waar het geld rolt. Ze laten zich bedonderen door certificaten en andere zogenaamd waardevolle papiertjes, en die hebben ze gewoon gekocht of gestolen. Daarom moest Jozua komen. Het volk had verdere verlossing nodig. Daar gaat het boek Jozua over. Het gaat symbolisch over de strijd tegen de boze machten. De mens moest terugroven wat van hen geroofd was, en zo werden er weer grenzen gesteld en werd het land verdeeld. De mens moest in de voortijd in de wildernis heropvoed worden door Aso, en zij leidde tot de grenzen, tot grens-gevoeligheid, oftewel tot halal, net zoals Jozua, waarvan zij de voortijdse wortel is. De mens heeft een moeder nodig, als een gids en opvoedster in de wildernis, om tot het beloofde land te komen. Die moeder is slechts een metafoor van een principe, wat diep in ieder mens ligt. voetnoten : [1] Er ligt een dualiteit in de bijbel omtrend dit onderwerp. Je mag geen contact zoeken met de

doden vanuit het vlees, zoals je ook niet mag oordelen vanuit het vlees, maar wel door het geestelijke, zoals Jezus ook contact had met Mozes en Elia, en de doden opzocht in de onderwereldse gevangenis. Dat is het werk van shamanen. De bijbel is een shamaans werk. Ook is het metaforisch in de zin dat er verschillende soorten doden zijn. Er zijn 'dode' geesten die daadwerkelijk dood zijn als zijnde dood in de zonde, zonder geestelijk vruchtbaar leven, maar de doden die in de Heere zijn zijn niet werkelijk dood. Jezus sprak dat zij slechts slapen, maar ook dromen zij, en leven zij voort. Zij zijn in de wolk der getuigen, dus niet daadwerkelijk dood. Hij is de god van abraham, izaak en jakob, die al waren overleden, maar toch sprak Jezus dat hij de god is van de levenden. 15 En het zal zijn op die dag, zegt de Heere, dat gij mij Ishi noemt, en niet meer Baal. [1] Ishi, iysh, betekent dienstknecht, ondergeschikte, en Baal betekent heer, meester. Het is een heel slim vers, want er zal een dag komen dat we God geen meester mogen noemen, puur omdat we zelf meesterschap moeten verwerven, en onze lagere wil, waarvan de lagere goden, ook de lagere "God" van de stad, een beeld zijn, moeten we disciplineren en temmen, leren berijden. Je komt er niet zomaar vanaf. Het is een worsteling. Je kan de lagere wil niet zomaar wegsturen. Je moet de lagere wil overwinnen en ten goede laten meewerken. Je lagere wil is namelijk je verdraaide kennis-wil. Het is creatief materiaal en kan cryptisch gebruikt worden. Het zou zonde zijn om het in rijkeluis smetvrees allemaal weg te gooien. Vandaar dat de ruiter op het beest ook zo belangrijk is. Je lagere zelf is het raadsel van je kennis-zelf, je ware zelf. Je moet er mee puzzelen. Je moet ermee optrekken. Je moet het leren berijden, dieper mee gaan, leren onderscheiden, leren een diagnose op te stellen. Gebrek aan studie is de valkuil. Dit was ook de reden waarom Hosea met de hoer, Gomer, moest trouwen, als een metaforisch beeld. Het hele boek Hosea gaat over het liefhebben van hen die als de vijand leven, als een beeld van het dieper erin gaan om eruit te komen, wat ook direct de betekenis van de Messiaanse tekst "Hebt uw vijanden lief" is. Dit is niet roekeloos en letterlijk, maar strategisch en metaforisch. voetnoten : [1] vertaling van de geneve bijbel in de jaren 1500, hosea 2:16 17 Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken, en hen veilig doen wonen. 18 Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; 19 Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de Here kennen. Dit is het herstel van de Moeder God die in de vrouw cryptisch verborgen is, en de mens zal de Moeder God dienen, omdat het de natuurwet inhoudt, zonder welke geen leven mogelijk is. Hier zien we dat Kali, de oorlogsgodin, dan wordt tot Parvati, de huiselijke godin, opdat er rust komt. [1] De wapenen zullen verbroken worden. Zo kan er verzoening komen tussen God en de mens. De mens moet door de nacht van de ontwapening teruggaan naar de oorsprong. Hosea moest dus tot een soort wedergeboorte en ontwaking komen om alles anders te bekijken. In het derde hoofdstuk moest hij toen weer naar haar teruggaan.

voetnoten : [1] in de indische theologie Hosea 3 1 De Here zeide tot mij: Ga weder heen, bemin een vrouw, die zich door een ander laat beminnen en overspelig is, gelijk de Here de Israëlieten bemint, die zich tot andere goden wenden en minnaars zijn van druivenkoeken. 2 Toen kocht ik haar voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst. 3 En ik zeide tot haar: Vele dagen zult gij blijven zitten; gij zult geen ontucht bedrijven, geen man toebehoren; en ook ik zal tot u niet komen. In hoofdstuk 3 moet Hosea weer tot een Gomer gaan, haar 'kopen'. 'Kopen' is in het Hebreeuws het opgraven van een bron, als een beeld van het gaan tot de moeder aarde, zoals Gomer ook compleetheid betekent, als een godin. In het Hebreeuws bestond die betaling eruit dat hij wit moest worden, wat de wortel is van keceph, zilver, en wat staat voor de vreze des heeren en het gekastijd zijn. Homer, chomer, is het zwellen (als beeld van de intimiteit) en wenen, als beeld van de verbrokenheid. Gerst is saarah, trillen. Het gaan tot de moeder aarde in vers 1 is ook een beeld van de dood aan het zelf in het Hebreeuws. Als moeder aarde is Gomer dat wat in Egypte Nephthys wordt genoemd, de ziel, de dood, en wat overigens in de bijbel voorkomt als nephys met dezelfde betekenis. De ziel is in de Egyptologie ook de B, de voet, de diepte, wat een andere naam is van Nephthys. Het betekent ook het begin. Zij staat op de ark, op de Qebu (Aramees), oftewel Geb (Egyptisch). G is in het Egyptisch het smalle pad, het pad van de verdronkene, zoals ook Osiris in de kist, de ark, verdronken was in de Nijl. Geb, of G-B, is dan het smalle pad, het pad van de verdronkene, G, tot Nephthys, B, of het pad tot Gomer. G-b betekent dus het gaan tot Nephthys die op de ark staat. Om tot haar te komen moet je dus eerst zelf de ark in, de kist, kooi van Osiris. In de pyramide teksten van het oude rijk staat in uiting 259, paragraaf 312-313 dat Osiris alleen maar de Geb binnen kan gaan als hij zichzelf verliest en slaapt, en zo mag hij de aarde binnengaan, wanneer zijn touwen afdalen. Hosea moest in Hosea 3 hetzelfde truukje doen. Weer moest hij een relatie aangaan met een overspelige hoer, een afgodendienaar. Hij deed dit om haar af te zonderen. Dit alles was een beeld van hoe de Hemel met het zondige volk omgaat. De Vrouw rijdt op het beest. Zoals Paulus het zegt : "Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang." I Korinthe 9 24 Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó, dat gij die behaalt. 25 En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. 26 Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. 27 Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang. Paulus moest het dus winnen van zijn lagere wil. Dit is ook waar het boek Filippenzen in de grondtekst over gaat, over het liefhebben en berijden van het beest. Het is de betekenis van Filippe.

Dit liefhebben houdt een zorg en een aandacht in om alles tot sieraad te strekken. Dit is ook wat tucht, kastijding, betekent. Het betekent opvoeden. De lagere aardse wil is vaak ook het kind in onszelf. Ontucht ontstaat waar die opvoeding er niet is. Ontucht is een gebrek aan tucht, een gebrek aan richting en leiding. De lagere aardse wil moet dus terug in de baarmoeder. Hosea 4 1 Hoort het woord des Heren, gij Israëlieten, want de Here heeft een rechtsgeding met de bewoners van het land, omdat er geen trouw, geen liefde en geen kennis Gods is in het land. 2 Vloeken, liegen, moorden, stelen en echtbreken. Men pleegt geweld, bloedbad volgt op bloedbad. 3 Daarom treurt het land, en al wat erin woont verkwijnt, zowel het gedierte des velds als het gevogelte des hemels; ja, zelfs de vissen der zee komen om. Newton stelt dat in Hosea 4 Israel een hoer wordt genoemd. Newton stelt dat als de Israelieten afgodsbeelden maken vanuit hun eigen wil, dan is het verkeerd, maar als ze het doen om de ware god te dienen, dan is het goed, als God zelf het hen heeft opgedragen. 5 Gij zult struikelen bij dag, en met u zal ook de profeet struikelen bij nacht, en verdelgen zal Ik uw moeder. Van Leeuwen stelt in zijn commentaar de vraag : Wie bedoelt Hosea met deze moeder ? Is dat een moeder van een priester, of bedoelt hij het figuurlijk als de leiding van de israelitische gemeente ? Van Leeuwen overweegt dat het om een clan gaat, een familie, n.a.v. de grondtekst. Het oordeel luidt dan : 'Ik zal uw families, of priesterclans, doen omkomen.' De reden hiervan is omdat er een gebrek aan kennis is, aan da'at. Deze families hebben dus de studie van het hogere wederstaan, en hebben aards en vleselijk geleefd, in vormendienst. Van Leeuwen stelt dat de eigenlijke schuld bij de priesters ligt die het niet hebben onderwezen. Zij hadden moeten waken over de kennis, maar hebben dit niet gedaan. Wie zijn deze priesters ? Van Leeuwen stelt dat ze willens en wetens de da'at, de godskennis, hebben versmaad of verworpen en hebben vergeten, overgeslagen. Het onderricht hierover ontbrak. Van Leeuwen geeft als definitie van da'at elohim, oftewel de godskennis : 'het vertrouwd zijn met en het kennen van God's openbaring.' Het niet-kennen van God in die zin is een schuldige onwetendheid, omdat het berust op het 'verwaarlozen, het niet-erkennen, van de geschonken openbaring. (p. 97-98) Wordt het ons duidelijker ? We hebben het dan over de anti-charismatische hoek van de afgeweken reformatorische beweging, en over de psychiatrie, die op veel punten met elkaar samenwerken om de geestelijke gaven te bespotten. 12 Mijn volk raadpleegt zijn hout, en zijn staf moet het voorlichten. Want een geest van ontucht doet hen dwalen, zodat zij zich in ontucht aan hun God onttrekken. Van Leeuwen noemt het het ondervragen van een dood stuk hout, om de toekomst te weten te komen of om zich te laten raden voor het nemen van beslissingen. We kunnen stellen dat het hier om papier gaat. De klinische afgeweken reformatorische theologie laat zich leiden door het dode papier van de bijbel, en de psychiatrie laat zich leiden door hun dode paperassen. Van Leeuwen noemt het een afgodische cultus als men zich opstelt tegenover de openbaring van God. Hierover spreekt Hosea het oordeel uit : een storm die deze weerspannigheid zal omwikkelen en door zijn wervelingen zal wegvagen.

Hosea 5 1 Hoort dit, gij priesters, en merk op, gij huis Israëls, en neig het oor, gij huis des konings! Want u gaat het gericht aan, omdat gij een strik zijt geworden voor Mispa, en een uitgespannen net op de Tabor. 2 De afvalligen hebben een diepe valkuil gemaakt; terwijl Ik door hen allen ben terzijde geschoven. 3 Ik ken Efraïm, en Israël is voor Mij niet verborgen. Waarlijk, nu hebt gij, o Efraïm, ontucht bedreven; Israël heeft zich verontreinigd. 4 Hun daden gedogen niet, dat zij zich bekeren tot hun God. Want een geest van ontucht woont in hen, en de Here kennen zij niet. 5 De hoogmoed van Israël getuigt openlijk tegen hem. Israël en Efraïm zullen struikelen door hun ongerechtigheid. Ook Juda struikelt met hen. 6 Hun kleinvee en hun runderen zullen zij brengen om de Here te zoeken, maar zij zullen Hem niet vinden: Hij onttrekt Zich aan hen. 7 Tegen de Here hebben zij trouweloos gehandeld, want zij hebben bastaardkinderen verwekt. Nu kan elke nieuwe maan hen verteren met hun bezittingen. Vanaf het vijfde hoofdstuk gaat de strijd verder tegen Efraïm, een Israëlitische stam, die nogal Laodiceaanse kwaliteiten schijnt te hebben. Hosea zegt in hoofdstuk 5 : hoort, luistert, leent het oor. Van Leeuwen stelt dat het volk in bijgeloof leefde, en in afkoperij. Dit is de reden waarom God zich aan hen heeft onttrokken, als het uittrekken van lichaamsbedekkingen. God is naakt in de wildernis, ver weg van hen, terwijl God hen straft met steriele dorheid. Dit is ook de reden waarom de samenleving is ontwricht, stelt van Leeuwen. Het loopt door de hele kerkgeschiedenis heen. Hij noemt de zonde van het verleggen van de grenzen. In het Hoseaanse leven worden we soms in moeilijke relaties gezet, en in dit geval voor Hosea was dat Gomer als een beeld van Efraïm, het Noordelijke rijk, het verborgene. Het is de pijn die ontstaat als een mens zich moet afzonderen, de pijn van de onthechting. Maar Gomer betekent ook compleetheid in het Hebreeuws. Het is juist zo dat de compleetheid in de onthechting te vinden is, want het verborgene is juist een beeld van de brug tot de andere wereld. Het Noorden is ook het sieraad in het Hebreeuws. Ook Petrus heeft het hier over wanneer hij zegt : 'uw sieraad is in het verborgene van het hart.' (1 Petrus 3) Het boek van Hosea is dus dualistisch. Gomer is ook een beeld van de Israelitische Godin, en die is niet makkelijk, want het is een school van de psychofilosofie. Wanneer Gomer op de loop gaat en wij moeten zeggen : 'Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten ?' dan zegt Gomer : 'Maar gij had iets vergeten. Gij had iets over het hoofd gezien.' Gomer is namelijk een beeld, een archetype van de compleetheid, oftewel de context. Hosea moest daartoe ontwaken. Gomer's vader was Diblayim, wat betekent : 'de cirkel rondmaken.' Hosea's vader was Beeriy, wat 'het opgraven van een bron' betekent. Het gaat om de diepere betekenis. Daarom heette de eerste zoon van Hosea en Gomer : 'Yizrael', wat betekent : 'het gebied uitbreiden.' Er moet dus meer bijkomen. Toen kreeg hij een dochter genaamd Loruhamah, wat betekent : 'geen zachte liefde'. Wij krijgen hier op aarde geen zachte liefde van God, want wij moeten ontwaken. Hier op aarde krijgen we 'tough love.' M.a.w. ons wordt goed de waarheid

gezegd. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. De altijd maar zachte liefde die niet waarschuwt en niet wakker schudt, die niet wakker roept en die altijd maar overmatig aardig doet zonder de mens iets daadwerkelijk nuttigs te leren is geen ware liefde, maar pure haat. Het zijn giftige slaapliedjes. De duivel handelt zo vaak met zijn gevangenen, opdat ze niet ontwaken. Hij heeft het alarm gedoofd. Daarna kreeg Hosea weer een zoon : Lo-ammi, wat betekent : niet mijn mensen. God was namelijk weer op pad, had weer de negenennegentig schapen in de veilige schuilplaats achtergelaten om het ene verloren schaap te vinden. Dit komen we ook symbolisch tegen in de islam, waar God de mens zegt dat de mens niet haar kind is. 14 Want ik ben als een leeuw voor Efraïm en als een jonge leeuw voor Juda. Ik zal roven en heengaan. Ik zal wegnemen en niemand redden. De kennis komt niet om te redden maar om te roven. Er valt niets te redden. Calvijn stelt dat als mensen zich tegen de toorn van God verzetten die toorn alleen maar meer opgewekt wordt. Calvijn noemt het verzet tegen God's toorn ijdel zelfbedrog. In zijn commentaar op Mattheus 1 stelt Calvijn dat alleen de besnijdenis tot het beloofde land leidt (Romeinen 15:8). De mens moet dus worden tot een dienstknecht van de besnijdenis, waarvan Jezus een beeld was. Calvijn stelt dat dit door de afscheiding gaat (Efeziers 2:14). Het gaat hier om een werker, een harde werker, maar om die harde werker te worden moet de mens eerst de leegte in, zodat hij geen werker wordt naar het vlees, maar een geestelijke werker. De mens moet dus ook de gedaante van de werker aannemen door de leegte (Filippenzen 2:7). En deze werker komt niet om geloofd en geprezen te worden, maar om een smaad te zijn en veracht, stelt Calvijn, om uiteindelijk de vervloekte dood van het kruis te ondergaan. De werker is dus de vervloekte, de verdoemde, niet de goddeloze die hoog en droog in zijn gouden woninkje staat te pronken en zegt : 'Wat heb ik het toch allemaal fijn voor elkaar,' en vervolgens neerkijkt op hen die zwaar zwoegen buiten in het vuil. De werker moet wel in het vuil werken, want daar is veel werk te doen en daar ligt zoveel verborgen. De gepensioneerde komt daar niet. De gepensioneerde heeft smetvrees, dus die zal ook deze waarheden niet aanraken, en zal zijn leven niet inzetten om hierin te studeren en te werken, omdat het allemaal teveel is, en leeft liever uitbundig bourgondisch in plaats daarvan. In die zin heb ik het wel met Calvijn, omdat hij ook een harde werker was, ook al was dit in groot religieus en geestelijk materialisme, verletterlijkte, dichtgekoekte orthodoxie met vele woeste verscheurende dogma's als een stel theologische overdreven opgefokte waakhonden die iedere voorbijganger naar de keel vliegen, en wat dus nu verdiept moet worden om het een kwartslag te kunnen draaien. Ergens was alles vastgelopen. Calvijn stelt dat de komst van de werker niet direct aan een groot aantal mensen verkondigd mocht worden, maar het moest grotendeels geheim en verborgen blijven. Het was alleen voor de waardigen. De paarlen mochten niet voor de zwijnen geworpen worden. De werker mag ook niet pronken met zijn komst. Het gaat erom in het duistere en verborgene te werken, niet voor het oog van de mens. De werker werkt voor een hoger loon dan dat van de mensen. Calvijn stelt dus ook dat dit een grote beproeving is. We mogen hierin ook dat grote visioen zien, aan het begin van Mattheus, waar een amazone staat aan de hemelpoorten om de besneden mens binnen te roepen. Deze mens is een werker, niet naar het vleselijke, maar naar het geestelijke, in het verborgene. De hemel is een verborgen plaats van grote duisternissen waarin er gewerkt moet worden. Dat kan alleen vanuit de leegte, vanuit de honger. Daarom roept de amazone op tot het hongeren, om binnen de grenzen te blijven, oftewel tot halal. Er is dus een groot verschil tussen de besneden werker en de onbesneden werker. Calvijn stelt dat adoptie plaatsvindt op de basis van de besneden werker.

Dat de werker voortkwam uit een maagd is een symbool van de adoptie. Calvijn stelt heel terecht dat we niet helemaal moeten opgaan in de dankbaarheid naar dit voorbeeld van de werker toe, alhoewel het belangrijk is ons te richten op de hogere, geestelijke werker, maar tegelijkertijd zijn we ook geroepen deze werker zelf te zijn door de vrucht te verzamelen en te ontvangen. Deze werker zou zich onderwerpen aan het kruis, zich laten onderwijzen door de tucht, om zo niet overmoedig naar de wapens te grijpen en anderen te onderdrukken vanwege zijn eigen tuchteloosheid, kruisloosheid en leerafkeer, wat in principe gewoon een welvaartsziekte is. Alleen keiharde studie, door de tucht te aanvaarden als leermeester, doet de mens overwinnen. Studie, studie en nog eens studie, maar dit komt voort vanuit de leegte, vanuit de honger, dus het is niet een vleselijke studie, maar een geestelijke studie, en die is in het verborgene. Ook hierin moet de mens zijn grenzen kennen. De mens moet komen tot de grensgevoeligheid, tot halal. In de lagere aardse gewesten is alles erop gericht om te bedriegen en te bedonderen. Daarom moet de mens niet stoppen met studeren anders komt de mens er door om. Hosea 6 6 Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers. Natuurlijk mag het geen lippendienst zijn, en daarom wordt er ook gesproken van bekering als het ware offer. Het gaat dus veel dieper. Dat is de ware soberheid. Het woord vertaald in liefde is in het hebreeuws checed, wat zowel zorg als tucht betekent. Zorg voor jezelf, maar tuchtig en disciplineer jezelf ook, oftewel wees sober. Dat is ook de daadwerkelijke zorg naar anderen toe. Het is het grootste offer om jezelf op te stellen in dienst van het zorgen voor de natuur en voor anderen, wat begint met het zorgen voor jezelf. Als je voor jezelf zorgt kan dit ook doorstromen naar anderen, en die zorg is ascetisme, jezelf onderwijzen, niet jezelf te buiten te gaan. Je bent als moeder aangesteld over jezelf. Zo kan dat ook doorstromen naar anderen. Dat is het ware offer. Van Leeuwen stelt dat deze uitspraak een treffende parallel heeft in de egyptische wijsheid van Meri-Ka-Re (ca. 2100 v. Chr.): 'Aangenamer is in God's ogen het oprechte karakter van hart dan de offer-os van de boosdoener.' (p. 141) Want in eeuwige tucht, eeuwige zorg, checed, heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van Mare en niet in brandoffers. In het boek Hosea krijgt de stam Efraim er flink van langs. Calvijn noemt in zijn commentaar op Hosea de mens ongelovelijk dom wanneer de mens door erediensten die niet door God werden goedgekeurd zichzelf toch overtuigd God te vereren, en als door een duivelse betovering dan ook nog eens een behagen hebben in hun dwaasheden. Het staat er gewoon zwart op wit. Calvijn waarschuwt de mens, maar de mens luistert niet, want de mens is onder die duivelse betovering waarover Calvijn spreekt. Het is als spreken tegen een muur. De duivels betoverde mens is van zichzelf overtuigd en heeft ook nog eens hierdoor een welbehagen in zijn eigen dwaasheden. Wat kun je dan het beste doen ? Huilen of lachen ? Ik zou de hele dag wel door kunnen lachen of huilen om deze dingen, maar dan is er de noodzaak van onderwijs. En onderwijs heeft een zekere strengheid naar het vlees. Het probeert nog wat van dingen te maken zonder in allerlei lach en huil gezwelg te volharden. Ik zou zeggen : er is voor alles een tijd. Er is een tijd van lachen en huilen, maar veelal is er een tijd voor streng en sober onderwijs. Dat is iets van de asceten. Ze gaan niet al lachend of huilend door het leven, maar het komt zeker zo nu en dan langs. Zeker weten. De asceet lacht en huilt, maar het meeste nog is hij betrokken bij streng en sober onderwijs. Vaak lijdt de asceet in de stilte, om het tot sieraad te strekken, er iets van te maken, het te verdiepen, ermee te werken.

Hosea 7 8 Efraïm vermengt zich met de volken. Efraïm is een koek die niet gekeerd is. Dat is dus de taak van Hosea, om de koek te keren. Als er wordt gesproken dat Efraïm tot een woestenij zal worden, tot een wildernis, dan heeft dat twee betekenissen, want in de wildernis ligt ook de diepte. Het is een gimmick, en Hosea moet dat leren ontdekken. Hij moet het zich niet persoonlijk aantrekken wat Efraïm hem heeft aangedaan, maar hij moet het zien in de grotere context van de kennis. Hosea 8 4 Zij hebben koningen aangesteld, maar buiten Mij om; vorsten, zonder dat Ik ervan wist. Het volk had dus bijzaken tot prioriteiten gemaakt. 7 Want wind zaaien zij en storm oogsten zij: tot rijpheid komt het koren niet, het is een gewas dat geen meel voortbrengt; en brengt het al iets voort, dan verslinden het vreemden. Calvijn vertaalt als antwoord vers 7 als : Want zij zullen wind zaaien, en zij zullen wervelwind oogsten. Het uitspruitsel zal geen meel voortbrengen. Als het misschien iets heeft voortgebracht dan zullen vreemden het verslinden. Calvijn stelt dat het allemaal nutteloos is wat de Israelieten doen. Ze verontschuldigen tevergeefs hun bijgelovigheden. Toch zullen zij doorgaan, al zou het honderdmaal bewezen zijn dat ze verkeerd bezig zijn en schuldig zijn. Calvijn stelt dat ze zich niet laten overtuigen en gewoon doorgaan hun gal tegen God uit te spuwen. Hij stelt dat wind zaaien niets anders is dan een zekere schijn ophouden opdat ze de ogen van eenvoudigen verblinden. Het gaat hen er dus om nog zoveel mogelijk zielen te bedriegen, om die zo met hen mee te sleuren. Calvijn stopt dan ergens en stelt dat hij het die dag niet meer af kan maken, maar dan bidt hij voor volharding, en stelt hij ook dat in tegenstelling tot de bedriegers die schone schijn verspreiden God de mens aan blijft sporen tot volharding. De huichelende bedriegers zullen niet ophouden, maar God zal ook niet ophouden. Vandaar dat de vijfde zuil van het calvinisme ook de eeuwige volharding is. Wij moeten eeuwig volharden, hoe lang het ook zal duren, totdat God's storm ons opneemt. Wij moeten het kruis ten einde toe dragen en de beker van het lijden tot de laatste druppel leegdrinken. Het is ook mijn ervaring dat sommige mensen zich door niets en niemand laten stoppen, niet door enige kennis of bewijs verhinderd worden. Ze zijn niet voor rede vatbaar. Het gaat hen om hun wil, niet om kennis. Het is omgedraaide wereld, en wij worden erdoor beproefd en getest. Kijk naar de man, naar het theologische lichaam, hoe zijn anatomie werkt. Dit is iets metaforisch, en we kunnen stellen dat het buiten de demonologie geheel verdraaid en verletterlijkt is. Hoe zou het moeten zijn ? Als de demonologische man de wildernis ingaat om alles achter zich te laten en een ontmoeting heeft met God in de vorm van natuurvrouw, donker met grote borsten vol met melk, om hem van het hemelse woord gegeven, dan rijst zijn fallus op als beeld van de volharding hierin. Zou hij zijn fallus laten reiken naar de afvallige vrouwen van de samenleving, dan is dat een valse volharding in koppigheid naar het woord van God. Dat is een groot verschil. De mens moet in eerste instantie niet tot vrouwen gaan, maar tot de gnosis, die zich dan metaforisch als vrouw manifesteert. Het zijn slechts beelden. De fallus is het beeld van de volharding, maar kan bij

misbruik ook het beeld zijn van de verharding. De fallus is dus de vijfde wet van Calvijn, terwijl de vagina de eerste wet van Calvijn is, de noodzaak voor de mens om leeg te worden, te minderen, te hongeren. Dat is de ware, diepere betekenis van de geslachtsdelen. Hosea 9 7 Dwaas is de profeet, waanzinnig de man des geestes, wegens de grootte uwer ongerechtigheid en omdat er grote vijandschap is. 8 De wachter over Efraïm bij mijn God, de profeet – een strik van een vogelvanger is op al zijn wegen, vijandschap in het huis van zijn God. In de letterlijke zin is het niet waar, maar in de cryptiek is er een pad. Niet open zijn voor de cryptiek van dingen is een vorm van materialisme. Eerst grijpt het letterlijke de mens en test de mens, maar daarna ziet de toetsende mens de cryptiek. Zij leeft in een andere realiteit. Zij is niet rechtstreeks te bereiken, maar alleen over het natuurpad. Hosea haalt uit naar Efraïm als in een obsessie. Bijna het gehele boek gaat over Efraïm, maar Hosea moet eerst dieper aan zichzelf sterven om het raadsel te begrijpen. Hosea is in de Egyptische wortels een vissersgodin. Hosea is obsessief bezig met Efraïm die hem heeft verwond, en hij zit vast als een vis aan een lijn, maar zo wordt hij wel de natuurkennis ingetrokken. Efraïm die haarzelf rijk waant zonder gebreken komt terug in het NT als Laodicea, wat in het Grieks Laodika is. In de Sanskrite wortel is dit Ladika, wat dienstbaarheid betekent (slavernij, slavenjongen) en ladukka, wat zoet vlees betekent. Dukka is ook een Aramees woord voor slachtplaats. Metaforisch gaat het hierom dat het hele probleem van oordeel en slachterijen op aarde in de diepte iets heel anders is, zodat het allemaal enigszins "verzoet" kan worden in een bepaalde mate. Laodika is al in deze realiteit, dus dan gaat het botsen. In het Orions is zij een wildernis-stam, net zoals Efraïm. Er is een grote kloof tussen het stadse gebied en het wildernis gebied. Als er contact is tussen deze twee gebieden dan is het alsof alle glazen wanden breken. De armen en de benen van de mens staan de natuurkennis nog te vaak in de weg. Zij stribbelen nog teveel tegen, dus moet de mens eerst tot een vis worden, om zo opgetrokken te worden tot het wildernisgebied. Dit komt ook weer terug in de Vur : Zij vertelt een verhaal, Zij blijft niet bij de drama hangen, Het gaat altijd weer dieper (126:5) Deze zeeen zijn te groot, Deze zeeen zijn onoverbruggelijk, Deze zeeen zijn eindeloos, Allen zullen in deze zeeen in vissen veranderen Er is geen doorkomen aan, Zij kunnen hier alleen maar dromen, Totdat de nachtmerrie toeslaat, Een vis zullen zij zijn (126:1-2) Alleen als vissen kunnen wij tot U naderen, oh Heilig Vuur, in het duisterste van de nacht. Ja, de voorhangsels van tempels zullen scheuren.

Mijn gedachten kunnen mijn gevoel niet redden, ik heb Uw Woord nodig. (7:6-7) De velden van munt reiken tot aan de overkant, Zij gaan dwars door de rivier, Tot aan de oever waar een vrouw de was doet, Waar zij vist, Alleen als vissen zullen wij dit land binnen gaan (96:6) De mens moet de Jabbok rivier overgaan om in de leegte aan zichzelf te sterven, aan zijn armen en benen, om zo eerst tot vis te worden. Niemand komt op een andere manier tot de wilderniskennis. De armen en benen van de mens zijn corrupt. Ze snellen tot het kwaad en draaien alles om. De wilderniskennis zal niet rusten totdat alles is overstroomd en de mens tot vis is geworden. In de huidige situatie zal de mensheid niet kunnen bestaan. In de uitverkiezing zal de vissersgodin kijken wie zij ophaalt aan haar lijnen en in haar netten. Dit zullen alleen degenen zijn die daadwerkelijk volkomen aan zichzelf, aan hun armen en benen, hun woorden en daden, zijn afgestorven. Dat is een stuk Valkyrische Germaanse mythologie. Net zoals Jezus met zijn discipelen over de beek Kidron moest om de hof Getsemane binnen te gaan, als de voorbode van het sterven aan het ego. Zowel zijn handen als zijn voeten moesten doorboort worden. Vandaar dat Jezus ook wel de vis wordt genoemd, de ichtus. Ja, dat is en blijft een belangrijke mythe, maar alles wat er in het christendom van werd gemaakt is corrupt. Wij zullen dus in deze het spoor van de gnosis blijven volgen door de Jezus mythe heen, en er niet van afwijken. Het kan alleen daadwerkelijk begrepen worden in de context van het OT. De mens kan alleen als een vis tot de wildernis komen. Met armen en benen is de bedreiging tot de natuur te groot. De hoogmoed en overmoed van de mens is gebouwd op zijn armen en zijn benen. Daarom moet het vlees van de mens aan het kruis, of aan de paal geslagen worden. De wanden moeten doorstoken worden, zodat de mens niets meer vanuit zichzelf kan doen. Dat is het smalle pad die leidt tot de enge poort. Wie wil daar tegenwoordig naartoe gaan ? Het hedonisme viert vandaag de dag hoogtij, zoals voorspeld. Het christendom is hiervan één van de vormen. In het Grieks is het kruis, de stauros, ook de paal. In het Aramees is het zowel een kruis, een erecte paal, een galg, een executie-voorwerp of gewoon wreedheid. De Egyptische ballingschap begon al met Jozef. Toen de vrouw van Potifar hem benaderde verzette hij zich ertegen, maar de klem werd alleen maar zwaarder. Jozef kwam door dit verzet zelfs in de gevangenis terecht. Dit is hoe de gnosis werkt. Als wij ons verzetten tegen gedachtes die ons opdringen in het heilige toetsen, dan zal de gnosis ons hiervoor belonen en ons in gevangenschap nemen. Over dit heilige gevangenschap spreken zowel Jezus, Paulus, als de profeten. Daarom worstelt Hosea voortdurend met de stam Efraïm, oftewel de stam van Jozef. De Egyptische ballingschap is de toets-dynamiek van het heilige verzetten. Dit zien we ook in de daadwerkelijke Egyptische ballingschap in Exodus. Hoe meer de Israëlieten werden onderdrukt, hoe meer zij zich gingen vermenigvuldigen in verzet. Mozes die was onderwezen in de Egyptologie en erin was opgevoed begon zich te verzetten tegen de Farao vanwege het volk, maar de Farao begon de lasten alleen maar te verzwaren. Als wij ons in het heilige toetsen blijven verzetten tegen de gedachtes die zich opdringen aan ons, vanwege de heilige voorzichtigheid, en ons ook verzetten tegen het verzetten tegen het verzetten totdat wij in het ultra-verzet zijn aangekomen, dan pas zal de gnosis haar druk op ons verzwaren om zo een diepere ontmoeting met haar te hebben, om zo dieper in het heilige gevangenschap te komen. Een groot deel van het boek Hosea gaat over zijn strijd met Efraïm, een beeld van het Noordelijke rijk van Israël, zoals de profeet Jesaja dat ook aangeeft in zijn boek (7:17). Het Noorden is in het Hebreeuws altijd een beeld geweest van het verborgene. Hosea moest met Efraïm, het verborgene, strijden, om tot het verborgene te gaan, om te komen tot de verborgen manna, de diepere psycho

filosofische structuren achter het masker van religie. Hosea 12 1 Met leugen heeft Efraïm Mij omringd, met bedrog het huis Israëls – terwijl Juda zich voortdurend bandeloos gedraagt tegenover God en tegenover de Hoogheilige, die getrouw is. 2 Efraïm weidt wind, en jaagt de gehele dag de oostenwind na, het vermeerdert leugen en verwoesting. Laodice, oftewel Efraïm, zit op het beest, gewapend met gifpijlen. Zij moet de lagere natuur overwinnen, haar eigen zelf. Het lauwe Laodicea moet vergaan. Dit is geen materieel pad. Het is het pad van Tantalus, van de Vur, het natuurpad waarin wij moeten minderen, tot soberheid kunnen komen, om zo de rijkdom van de natuur te kunnen zien en ervaren. Hoe is dit gekomen dat zij zich zo rijk waande ? Laodicea lag in Frygisch gebied. In de mythologie kwamen diverse koningen daar vandaan, zoals Midas die alles in goud veranderde wat hij aanraakte. Zij zijn onder een zekere "air". Hierdoor kunnen anderen hen niet bereiken. Ook Tantalus kwam namelijk uit dit gebied. Tantalus staat bekend om zijn onbereikbaarheid. Alles wat hij wilde vastgrijpen gleed altijd van hem weg, ook als hij iets wilde eten, dan bewoog het voedsel van hem weg. Efraïm is in die zin ongrijpbaar. Toch kreeg Hosea een zekere sleutel. Efraïm betekent de dubbele, en dubbele vruchtbaarheid. En het is ook heel dualistisch : Efraïm weidt ruwach, wind, adem, de heilige geest, en jaagt de gehele dag de oostenwind na, het vermeerdert leugen en verwoesting. Efraim staat voor 'heilige geest junkies', zij die de heilige geest verafgoden, en de gnosis hebben verwaarloost, de profetie, de heilige kennis tot terugkeer en verovering van het paradijs. 9 Maar Efraïm zegt: Waarlijk, ik ben rijk geworden, ik heb mij rijkdom verworven; in al mijn vermogen vindt men bij mij geen ongerechtigheid die zonde zou zijn. Openbaring 3 14 En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods: 17 Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt. Hosea zag de naaktheid van Efraïm als een ontmaskering en een diepere betekenis. Zo kwam hij tot het verborgene. Laodice was in de mythe de vergiftigster, zoals ook de vrouw op het beest met haar giftige wijn, als de moeder der hoeren. In het OT was dat Efraïm, het naakte volk, wat een beeld is van ontmaskering en openbaring. Hosea zag nu de diepere naaktheid van zijn vrouw en wat het voorstelde. Het kon zich niet meer voor hem verstoppen. Hij was in zijn spionnenwerk en studie diep in deze duistere woestijntabernakel doorgedrongen, door het offer, door het kruis waaraan zijn ego stierf. Hij had te maken met een grote bedriegster.

15 Bitter krenkend heeft Efraïm gehandeld, maar Mare zal zijn bloedschuld op hem doen neerkomen, en hem zijn smaad vergelden. De valse kerk eet en drinkt het lichaam van Jezus, een slachtoffer bereid door de Vader God. Dan zeggen ze : 'De kerk is het lichaam van Jezus', dus in wezen eten ze elkaar, en hierin zijn er dan hierarchieen als een voedsel-keten. Hosea 13 2 Zij maken zich gegoten beelden van hun zilver, afgodsbeelden, naar eigen inzicht, alles het werk van metaalbewerkers. Men zegt van hen: De mensen die offeren, kussen kalveren. Newton was unitarisch en ariaans, dus die zocht naar bruggen en geheime boodschappen in de bijbel, dus beschouwde het niet orthodox. De exodus groeide ergens halverwege vast en de Israelieten waren materialistisch bezig in hun steden en offerden dieren, wat wel zo barbaars en primitief was dat ze daarmee in wezen afgoden, demonen vereerden, en niet de rede. Newton zegt dan dat er verschillende lagen in de tekst zijn, trouwens net als in de grondtekst. Newton interpreteerde het boek Openbaring als de val van het katholieke systeem. Hij stelde dat hij was uitverkoren door God om de bijbelse profetieën uit te leggen, want die hadden een diepere betekenis, en hij stelde dat hij de sleutel daartoe had ontvangen. Hij schreef hiertoe niet alleen exegetische teksten maar ook alchemistische teksten gewijd aan de natuurfilosofie, en daartoe verzamelde hij ook andere alchemistische teksten, bijvoorbeeld van William Bloomfield, een alchemistische natuurfilosoof opgenomen in Ashmole's Theatrum Chemicum Britannicum van 1652. In zijn alchemistische teksten stelde Bloomfield op prozaïsche en psalmistische wijze dat de planeten op zich ons geen toegang zullen verschaffen, maar alleen de diepere betekenissen, en die zullen ons eerst door de hel leiden, en dan pas tot de hemel. De filosofische mens wordt eerst geleid tot een plaats tussen leven en dood waar over al deze dingen gediscussieerd wordt. Hier moeten dingen opgelost worden en gescheiden, ook onderscheiden, maar dit mag niet op een corrosieve manier gaan, op een manier waardoor dingen totaal vernietigd of onherstelbaar beschadigd worden, manieren dus die door wijze filosofen worden geweigerd. Newton's mandaat is : meer bruggen bouwen, minder muren. De mens moet op zoek gaan naar het potentieel van dingen, en niet alles allemaal bij voorbaat geheel afwijzen. De mens moet leren begrijpen en leren ermee werken, nut te vinden. Bloomfield stelde : Er lopen meerdere natuurlijnen door dingen heen, parallelle werelden zogezegd, dus we kunnen niet alles zomaar geheel wegkappen, want dan kappen we meer weg dan ons lief is. Zo is dat dus ook met de theologie : Leer de natuurlijnen erin te ontdekken en werk ermee, als met een medicijn. Dat is de boodschap van zowel Newton als Bloomfield, en dat werd later door Kant uitgewerkt : Kijk niet zomaar naar het object als een bestaand object, maar zie het als een verschijningsvorm en niet het eigenlijke ding, want dat ligt achter de sluier. De manier waarop we met dingen omgaan bepaald dus of het afgoderij is of niet, in Newton's woorden en exegese. Niet het ding op zich bepaald of het afgoderij is of niet. Er kan dus volgens Newton ook een mengeling zijn geweest van de aanbidding van de ware god en ook de valse goden. Het had dus te maken met de taal en de metaforen van die tijd, de terminologie.

Dit zien we ook in het OT dat het volk werd gebeten door giftige slangen in de wildernis, en ze konden niet meer van de slang afkomen, en moesten tot de juiste slang komen, oftewel de juiste rangschikking. Ook Job had een gevecht met de slang, met de Leviathan, en moest de Leviathan leren berijden. Het was een beeld van de twistzieke vrouwen, en die lijn ligt ook door de kleine profeten, zoals Hosea ook met een twistzieke vrouw moest leven, en metaforisch gezien de andere kleine profeten ook. Allemaal hadden ze metaforisch gezien hun twistzieke, moeilijke vrouwen, oftewel hun moeilijke opdrachten. In de werken van Heracles komt dit ook weer terug in de tuin van de Hesperiden waar hij de schaapsherders slang moest verslaan om de appels van de twist te nemen. Ook loopt dit parallel aan het Adam en Eva verhaal. Het staat symbool voor zekere worstelingen waar de mens doorheen moet. Alleen rangschikking en analyse brengt de mens er doorheen, het opmerken van de overeenkomsten, want het gaat niet zomaar weg. Het gif van de Hydra is eeuwig. De mens is voor eens en voor altijd gebeten. Wat is de Hydra in je eigen leven ? Het is dus iets noodzakelijks. Zonder de Hydra zou je niets hebben. Alleen door het eeuwige gif van de Hydra zal het collectieve en individuele ego wat je klem houdt oplossen. 4 Maar Ik ben de Here, uw God, van het land Egypte af; een God nevens Mij kent gij niet en een verlosser buiten Mij is er niet. 5 Ik heb u in de woestijn gekend, in een verschroeid land. 6 Toen zij weidden, werden zij verzadigd; toen zij verzadigd waren, verhief zich hun hart; daarom vergaten zij Mij. 7 Zo ben Ik hun als een leeuw geworden, loer ik als een panter op de weg. 8 Ik val hen aan als een van jongen beroofde berin, Ik rijt hun borstkas open, en verslind ze dan als een leeuwin; het gedierte des velds verscheurt hen. 9 Het is uw verderf, Israël, dat gij u keert tegen Mij, uw helper. 10 Waar is toch uw koning, dat hij u zou verlossen in al uw steden, en waar zijn uw regeerders – gij die zeidet: Geef mij een koning en vorsten. 11 Ik geef u een koning in mijn toorn, en Ik neem hem weg in mijn verbolgenheid. 12 Welbewaard is Efraïms ongerechtigheid, weggeborgen zijn zonde. 13 Barensweeën gaan hem vooraf: maar het is een onverstandig kind; wanneer de tijd daar is, komt het niet ter wereld. 14 Zou Ik hen uit de macht van het dodenrijk bevrijden, van de dood loskopen? Dood, waar zijn uw pestziekten, dodenrijk, waar is uw verderf? Mijn oog kent geen medelijden. 15 Ook wanneer hij tussen broeders zou opbloeien, zou toch de oostenwind, de wind des Heren, opstekend uit de woestijn, komen, zodat zijn bron zou opdrogen en zijn wel droog zou worden; die zal de voorraad van alle kostbaarheden plunderen. Hosea (Howshea, Hebr.) moest met een zondares trouwen, om te laten zien hoe God getrouwd was met het zondige volk Israël. Dit heeft hele diepe, dualistische Egyptische wortels. In Egypte zien we het plaatje ook andersom : De Hesi of Hesu is de gezegende dode die ondanks zijn zonde toch uitverkoren was door Osiris of de godin van de onderwereld, om zo binnen te gaan in het hiernamaals. De Egyptische HES-wortel betekent 'verdrinken', 'verdronken worden', wat symbolisch is voor het sterven aan jezelf om zo tot ontwaking tot begrijpende kennis te komen, waar ook de waterdoop een beeld van is. De onreine, vervuilde ziel in de onderwereld komt tot de poort van de godin, en wordt of verworpen, of aangenomen, gebaseerd op een test. De HES is een lied, een spreuk (hesi) tegen de duivelse machten van het water. Dit lied is een lofzang tot de godin. Zo krijgt de ziel toegang tot haar melk, tot Hesa, de godin van de verdronkenen. De ziel wordt door het touw van Hesa uit het water getrokken. De HS-wortel is dus heel dualistisch. Dit vindt zijn diepte in het Izaak (Yishaq, Hebr.) verhaal, wat ook uit Egypte komt. SK, shkei, staat in het Egyptisch voor het doen oprijzen. Het oprijzen van de fallus is een beeld van het offeren aan de godin wat ook weer terugkomt in het zesde uur van de nacht in zowel het boek der poorten als de amduat. SK, skhi, is een god van de onderwereld, wat ook de hemelvaart betekent. SK is de god (re) van het zesde uur van de nacht. Het betekent het einde van materie (sek), als een slag van

verbazing, wat vergeleken kan worden met de Damascus-ervaring van Paulus. Het is een mes, een troon (ska). De saki is een warrior. In het dodenrijk komt SK tot een soort hemelvaart wat hem brengt tot de poort van de godin, waar hij wordt aangenomen, als een offer. SK.MT, de woeste leeuwinnengodin, is meer een titel dan een naam, als de wet (mt) van de warrior (sk), en de wet van het offeren, als de wet van Izaak (sk), het einde van het materialisme. Zij is dan ook een beeld voor Rebekkah, de vrouw van Izaak. In de Vur is Rebekkah een boek gericht tegen het materialisme. Het offeren is in die zin nodig om via de vrouwelijke poort in te gaan tot het hogere. Als we dan gaan inzien hoe belangrijk het oordeel is over het ego, dan gaan wij ernaar verlangen, zoals ook Iyowb verlangde naar Abbadown, en zoals Siva verlangde naar Kali, Kèlè. Hij wist dat hij alleen door Abbadown, de wachter van de afgrond, tot de oerbaarmoeder kon ingaan. Hier was hij naakt uit voortgekomen, en zou hij naakt tot wederkeren, wat symbolisch is in de zin dat er niets tussen ons en de natuurkennis mag zijn. Wij mogen niets voor de natuurkennis achterhouden. Ps. 119:20 - Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar uw oordelen ten alle tijd. Als we zijn "verdronken" door het water-alarm van de stad, en dan door de woestijn worden opgenomen, dan komen we in de Egyptologie tot Hes, de godin van de verdronkenen, de wortel van Hosea (hs). De hes is een lied, een spreuk (hesi) tegen de duivelse machten van het water. Zo krijgt de ziel toegang tot de melk van Hes. Door haar touw trekt zij zielen uit het water. Hosea is dus een soort EHBO, als de eerste kleine profeet, het Hes-mysterie van de verdrinking. Diep in de woestijn is de oermoeder, waartoe Hosea komt, als tot Gomer. Het stadse implantaat zegt dan direct dat het een verkeerde vrouw is, maar esoterisch, in de diepte, is dit slechts cryptisch. Gomer is een Israëlitisch beeld van Hes, de godin van de verdronkenen. Het was slechts een beeld van het "gemengde huwelijk". De mythe van Jael en Ciycera, Sesera (ssr, sr), is weer een van de vele voorbeelden van Israël die put uit de oorspronkelijke Egyptische mythe van Osiris, Aser (sr). Aser werd door Seth in een kist gelokt, en nagelde toen de kist dicht, zoals Jael het hoofd van Sesera nagelde. In het Aramees ging het hier om een inwijding in de geheime leer, wat ook in de Egyptische mythe de achtergrond is. Seth is de wildernis, en hiertoe moest Osiris ingewijd worden. Jael wordt nth, ntt in het Aramees genoemd, oftewel Nut (Nod), de moedergodin van de onderwereld waardoor Ra een tocht moest maken (Richteren 4). In de bijbel worden vrouwen vaak zo genoemd, als beeld van deze Egyptische oergodin. Zij is een inwijder. Het is geen letterlijke dood. Omdat het christendom al deze mythes heeft verletterlijkt is er nog steeds zoveel drama in de wereld. Alleen als de mens het doorvertaald tot de diepte ervan zal de mens tot het paradijs kunnen terugkeren. Er is dus nog veel te doen voor de mens. De mens blijft op het moment nog steken in deze cryptogrammen. Jael betekent in de wortels de hemelvaart, het geven van betekenis. Dit gaat door in de tweede kleine profeet met practisch dezelfde naam, Jael of Joel. De mens komt dus door de Hes-ervaring van het "verdrinken", de vermenging, waarvan ook het "gemengde huwelijk van Hosea en Gomer" een beeld van is, tot de tent van Jael in het boek Jael, Joel, waar de mens wordt ingewijd door de tentpin in het "hoofd". Het "hoofd" is slechts een metafoor van het begin in het Hebreeuws. Dit betekent dus dat de mens terug moet gaan tot de wortels.

Hosea 14 2 Bekeer u, Israël, tot de Here, uw God, want door uw ongerechtigheid zijt gij gestruikeld. 3 Komt met woorden van schuldbelijdenis, bekeert u tot de Here, zegt tot Hem: Vergeef de ongerechtigheid geheel en al, en wees genadig; wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen. Zoals Hosea 14:3 laat zien is het boek Leviticus een beeld van het mondoffer, het offer van onze lippen : 'Komt met woorden van schuldbelijdenis, bekeert u tot de Here, zegt tot Hem: Vergeef de ongerechtigheid geheel en al, en wees genadig; wij bieden als offer de belijdenis onzer lippen.' Geenszins een letterlijk boek dus. Calvijn stelt bij zijn bespreking van Leviticus 10:3 dat Paulus had gezegd dat de woorden van God ons gegeven waren om ons geduld te leren (Rom. 15:4). Als onze hartstochten teveel zijn opgewekt dan is dat het beste geneesmiddel om ze te onderdrukken en te beteugelen, stelt Calvijn, om ze aan God te onderwerpen, zoals ook David sprak in Psalm 39:10 : 'Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, maar gij hebt het gedaan.' Al met al zien we dat het boek Leviticus een boek is van beeldspraak over het offer van de mond, wat ook het offer van het zwijgen is. Stilzijn om te kunnen luisteren. Onze woorden kunnen namelijk tussen God en ons inkomen. Er moet leegte komen tussen God en ons, opdat wij naar God kunnen luisteren, en niet met ons gekwetter de woorden van God missen. Daarom stelde Calvijn dat onze oren doorboort moesten worden, als een besnijdenis van zowel de mond als het oor. Waar dit niet goed gebeurt daar worden zowel het oor als de mond roekeloos, en dan zal de mens vreemd vuur offeren, wat overigens ook in de kerk is gebeurd toen ze al deze dingen gingen verletterlijken, terwijl het om hun eigen mond en oor ging. Het hart kan zeer bedrieglijk zijn, zoals we ook zien in Leviticus 10:1 : En de zonen van Aäron, Nadab en Abihu, namen ieder zijn vuurpan, deden daar vuur in en legden daar reukwerk op; zo brachten zij vreemd vuur voor het aangezicht des Heren, hetgeen Hij hun niet geboden had. Mozes had hen onderwezen, maar de zonen van Aaron draaiden de hele orde om, stelde Calvijn, alsof ze nooit iets gezien of gehoord hadden. Mozes had ijver noch moeite gespaard om hen te onderwijzen en hij had ze gewaarschuwd, maar het werpt dus niet altijd directe vrucht af, en daarin moest Mozes ook geduld hebben. Hoe goed de leraren ook zijn, als de leerlingen niet luisteren en geen goed geheugen hebben, dan is het niet altijd iets wat vrucht voortbrengt. Het inscherpen door God is dus geen overbodige moeite, want de mens vergeet alles snel, en dwaalt snel weer af, stelt Calvijn. Daarom worden er ook zulke beelden gebruikt in Leviticus, maar het is dus van belang te weten wat het betekent. In de grondteksten is dit zeer duidelijk, maar de westerse bijbels hebben de mens op een dwaalspoor gebracht, vreemd vuur ontstoken, zoals de zonen van Aaron. De geschiedenis herhaalt zich. Calvijn biedt als medicijn dat er tegen vleselijke gevoelens gestreden dient te worden. Ook stelt Calvijn dat er soms angst en pijn is, en dat we elkanders zwakheden moeten verdragen en ook meedragen en meelijden, net zoals Mozes dit deed tot Aaron. Hebben wij een koud, religieus hart, dan is het slechts allemaal bijgeloof, maar ware kennis doet liefde kennen. God is veel groter dan de regeltjes die mensen gemaakt hebben. God is veel groter dan het vleselijke geharrewar van de mensen over dingen die er helemaal niet toe doen. God's woord is altijd weer anders, veel groter, en altijd verrassend. Daarom is het belangrijk dat de mens leert wat Leviticus daadwerkelijk betekent : de besnijdenis van het oor en de mond. Dit geeft ook richting aan het oor en de mond. Leren te openen en te sluiten, en te weten dat God altijd groter is. Het was verkeerd afgelopen met Nadab en Abihu, want ze kwamen om door het vreemde vuur wat ze nagelopen hadden, wat een beeld is dat het vleselijke tot verderf leidt. Het loon van de zonde is

de dood. Dat is zeker niet iets letterlijks. Het waren gelijkenissen. De Israelieten waren sprookjesmakers, en zij hadden veel van deze sprookjes overgenomen uit Egypte en bewerkt. Deze sprookjes werden van geslacht tot geslacht overgedragen, en het westen heeft ze totaal uit hun verband getrokken. Het is iets geestelijks, en het vleselijke kan het geestelijke niet verstaan, en ook niet uitleggen. Aaron en zijn overgebleven zonen mochten niet rouwen over Nadab en Abihu, opdat het gedenkwaardige waarschuwende voorbeeld waardoor de godsdienst op indrukwekkende wijze bevestigd was niet door hun rouwmisbaar verduisterd zou worden, stelt Calvijn. We kunnen daardoor stellen : we mogen niet rouwen over het afgedane vleselijke, anders zou het de ernstige boodschap en waarschuwing tegen de zonde teniet gedaan worden. Het rouwen over de weggedreven zonde is een soort van met pensioen gaan, want er zijn juist zoveel andere dingen te doen. We mogen rouwen over mensen, maar niet rouwen over de afgelegde zonde, want we moeten er juist verheugd over zijn als we loskomen van de zonde. We mogen niet zo gehecht zijn aan de zonde dat we er om rouwen als het van ons losgemaakt wordt. De mens die rouwt over het vleselijke wat hij heeft verloren is nog steeds een verslaafde aan de zonde. Dit is een zwaar verouderende, pensionerende macht, van oude vrouwtjes die zeer veel rituelen hebben om over de gedode zonde rouw te bedrijven. Ze gaan in het zwart, met zwarte panties aan en nauwzittende schoenen, en daar dansen ze, en wenen ze. Het zijn de nakers. Het is een rouw cultus, allemaal van en voor het vlees, de zonde. Wil je daaraan deelhebben ? Mozes verbood het aan Aaron en zijn overgebleven zonen. Dit staat ook in verband met het boek des levens in het eeuwig evangelie : 'Ook kwamen er vrouwen vanuit de zeeen en strekten zich uit naar de hemelpoorten, maar voor hen werd niet opengedaan, omdat de Heere met Zijn oordeel gekomen was. En zij droegen een vreemd zegel op hun voorhoofden, en vreemde tekens op hun handen. En een groot gehuil steeg op, maar de Heere opende de deuren niet. En de vrouwen kleedden zich als arme vrouwen en begonnen op de hemelpoorten te kloppen, en sommigen maakten zich op als oude vrouwen, maar de Heere opende voor hen niet. Zo was dan het oordeel over de rijken en hen die de lusten der wereld aanhingen. En zij begonnen te smeken en te klagen, of de Heere hun namen wilde optekenen in het boek des levens, maar de Heere luisterde naar hen niet. En de vrouwen brachten enkele gezalfden op die niet van de Heere waren, maar de Heere verteerde hen door vuur. En enkele van de vrouwen die nog overwaren ontdeden zichzelf van kleding, en trachtten de Heere te verleiden, maar het vuur van de Heere kwam in grote verbolgenheid over hen, en hun ogen smolten in hun kassen weg. En de laatste vrouw die over was was genaamd de koningin der haaien, en zij was als een skelet, en ook werd zij heks genoemd. En zij vroeg de Heere om toegang, en haar macht was zo groot dat zij ware het mogelijk de Heere zou kunnen verslinden, maar door Zijn beker kon zij het niet, en moest zij op afstand blijven. En zelfs de verheerlijkte engelen durfden haar naam niet uit te spreken, en brachten geen oordeel over haar uit. Zij hielden hun mond, terwijl de Heere het boek des levens nam, wat in een zwaard veranderde. En zo had de Heere een gevecht met haar wat duizend dagen en nachten duurde. En na dit gevecht nam de Heere haar op, en wierp haar in de poel des vuurs. En de prometheus, de hades, de tantalus en de atlas moesten hun zielen uitspuwen.' (boek des levens, 2:7-8) Wij mogen medelijden hebben met mensen, en over hen rouwen, maar als wij van de zonde zijn verlost dan mogen wij niet rouwen over de zonde en over het vlees, en wij mogen geen medelijden hebben met het kwaad. Dit komt ook naar voren in het eeuwig evangelie in het boek de nieuwe openbaring III : 'En vele heiligen kregen medelijden met het lam, ook enkelen die van de Heere waren. Maar de toorn des Heeren ontbrandde tegen het lam en hen die medelijden hadden, en de grote oven verzengde hen allen. En grote angst viel op de rest van de profeten, en zij waren ziek voor enige tijd

en kregen visioenen.' (2:7-8) Natuurlijk is dit beeldspraak. Het zijn sprookjes met een diepere betekenis. We zien dat de wereld om ons heen een rouwcultus is. Ze rouwen als hun materialisme wordt afgebrokkeld, ze rouwen om oppervlakkige dingen. Het zijn oude dames in het zwart, met zwarte panties, met vele rituelen om hun dierbare zonden en vleselijkheden te bewenen. Zo voeren ze 's nachts hun heksendansen op in een poging het weer tot leven te wekken. Daarom riep Calvijn de mens op om in soberheid te leven, niet verslaafd te raken aan nutteloze, onzinnige dingen, en wees daarbij op de woorden van Mozes hierover. Hij noemt het rouwen over afgedane vleselijke dingen bezoedelingen die de mens dwingen hun hemelse taak in de steek te laten of te onderbreken. De wereld is geheel in de ban van de vleselijke rouwcultus van nachtvlinders die hun hemelse taak overboord hebben gegooid. Dit is waar ze hun tijd mee verdoen, het klagen over het ten onder gaan van hun dierbare materialisme, hun dierbare mammon en bacchus. Daarom wordt er in Leviticus 11 figuurlijk een scheiding gemaakt tussen het reine en het onreine, het geestelijke en het vleselijke. De mens mag het dus niet verletterlijken. Calvijn wijst hierbij op Noach, die figuurlijk het reine tot de ark moest brengen. Calvijn stelt dat hij dit niet had kunnen doen als hij geen verborgen ingeving had gehad, en als het slechts een overlevering van mensen zou zijn geweest. Calvijn stelt dat Noach een mens was die door God was onderricht in het verborgene, anders had hij dit nooit kunnen doen. Er waren hier volgens Calvijn grote kenmerken van onderscheid, zodat de waarneming vanuit hemels perspectief zou blijven, en niet vanuit aards perspectief, en zo kon er geen overtreding in onwetendheid binnensluipen. Daarom moest Noach ook eerst tot de sabbat gaan om door God onderwezen te worden, als een beeld van rust en luisteren. Geduld betekent het vlees tot rust brengen. Wij mogen de hemel niet in de weg staan. Het vlees moet losgelaten worden, en men mag er ook niet meer om rouwen. De zondvloed moest komen. Calvijn stelt dan ook dat de sabbat het fundament van de hemelse wet is. Er was eerst de sabbat en toen de hemelse wet. Er is geen hemelse wet zonder de sabbat, zonder het luisteren. De mens is verdwaald in overleveringen van mensen, van dogma's en drogredenen, omdat hun oren niet doorboord zijn, en ze geen zwijgoffers hebben gebracht. Daarom is Leviticus in diepte ook zo belangrijk, zoals broeder Klaas Schilder altijd al opmerkte : Er is geen exodus, geen uittocht uit het vleselijke, zonder Leviticus. Calvijn stelde dat het reine van het onreine werd gescheiden door hun namen en hun kentekenen. Adam moest in het paradijs ook alles een naam geven. Natuurlijk is dit figuurlijk, en Calvijn merkte al op dat deze opsomming in letterlijke zin nutteloos is, omdat de mens in het westen het allemaal niet kent, en een hele andere taal heeft. We leven ook in een heel ander tijdperk. Calvijn gaf al aan dat de Israelieten die in die afgelegen plaatsen geboren waren en daar hadden geleefd met gemak begonnen te fantaseren. Deze verzinsels moeten dus ook niet letterlijk geloofd worden, stelt Calvijn. Calvijn bestrijdt dan ook de opvattingen dat dit gezondheidsvoorschriften zijn alsof God een arts aan het woord is hier. Dat zou een goddeloos verzinsel zijn om de kracht en het nut van deze passages teniet te doen door het te verdraaien. Calvijn zag namelijk iets veel groters en diepers in deze teksten, wat ook in de grondteksten naar voren komt. In letterlijke zin zouden we het niet mogen toepassen, ook al zouden deze volkeren vroeger daadwerkelijk zo hebben geleefd, stelt Calvijn. Calvijn staat dus ook voor een diepe en innemende relativering van deze teksten, en roept de mens op tot nuchterheid. Terecht stelt hij dat het slechts schaduwen zijn van hogere, hemelse dingen, en wij behoren deze dingen ook te zoeken, niet de aardse afschaduwingen, niet de verdwaasde letterlijkheden die de mens van deze dingen heeft gemaakt. Het komt er op neer dat we deze dingen geestelijk op onszelf moeten leren toepassen. Het beeld gegeven in Leviticus 11, het verschil tussen rein en onrein, was volgens Calvijn ook belangrijk om een ruw en ongetemd volk restricties te leren, tot soberheid, als een manier waarop God hen bracht tot luisteren en gehoorzamen, en zodat zij een afgezonderd vok zouden zijn, niet in gemeenschap leefden met de vleselijke volkeren, zoals ook psalm 1 het gebiedt dat wij niet zouden

moeten wandelen in de raad van de goddelozen en aan de tafel van onrechtvaardigen zitten. Het gaat dan niet om daadwerkelijke volkeren of rassen, maar geestelijk gezien. Het westen heeft hier haar nazisme en racisme op gebaseerd, maar God bedoelde het als natiologie van de hemelse natie, niet naar het vleselijke bekeken. Het gaat om hen die God's hemelse bezit zijn. We hebben het dan niet zoveel over personen als dat het over principes gaat. Paulus stelt dat wij zelf een gode welgevallig offer behoren te zijn, niet gelijkvormig aan de wereld, maar hervormd in de vernieuwing van het denken, om de wil van god te kennen (Rom. 12:1-2). Calvijn wijst er nadrukkelijk op dat God geestelijk is, en alleen maar geestelijk gediend wil worden, en als de mensen dat allemaal doorvoeren in vleselijkheden dat het dan allemaal bijgeloof is. Het duitse Keil-Delitzsch commentaar (KD) uit de jaren 1800 stelt dat gebed een soort van offering was. Het offer was een soort gebed. Gebeden waren geestelijke offers en offers waren symbolische gebeden. Vele theologen en predikanten worden hiervoor afgehouden, en hun lekenpubliek helemaal. Daarom moet de regressie komen. Het is een ijzeren gordijn wat neergehaald moet worden. De mensen worden van kinds af aan bedrogen, ook in de theologische scholen waar alle kennis wordt uitgezifd, beknopt en populair wordt gemaakt, omdat het bestuurd wordt door het marktwezen. Mensen worden moedwillig bedrogen, allemaal voor geld. Daarom is er de rgg, de regressief-gereformeerde gemeente, als onderdeel van de profetische ondergrond. Dit is een charismatisch project. KD stelt dat in hun tijd er een wijdverspreide leer was dat het offeren stond voor het doen van boete, dus als boete-offering die uitbeeldde dat de zondaar de dood verdiende in de heilige tegenwoordigheid van God. KD stelt dat de offers een beeld waren van de afhankelijkheid van de mens aan God, oftewel aan de kennis. Dat dit zo uitvoerig en gedetailleerd wordt beschreven was volgens KD een beeld van zorg. Zo kon de relatie tussen God en mens hersteld worden. Het had allemaal een speciale betekenis in verband met de Israelitische economie, stelt KD. Het vormde het centrum van al hun aanbidding. We kunnen stellen dat het afleggen van het vlees een hemels betaalmiddel is. KD stelt dat het ook staat voor het aangeboden werk aan God. Alles wat tussen de mens en God instaat moet weg door het offer, wat dus ook een werkoffer is. Wat betekent het geven van tienden ? Het betekent je zaad geven, oftewel je innerlijke kind, als een kind tot God komen. Doem betekent gewoon besnijdenis in het Egyptisch. De eeuwige verdoemenis is de eeuwige besnijdenis van het vlees, eeuwig in de zin van volkomen. Toen Hosea tot Gomer kwam, de volkomenheid in het Hebreeuws, was dit als een eeuwige verdoemenis, oftewel volkomen besnijdenis voor hem, van zijn hart. We noemen dit ook wel het eeuwige kruis, als een beeld van de volharding. Geduld heeft zijn eigen oogst, op zijn eigen tijd. Volkomenheid is ook thummim in de israelitische talen, en zoals we weten was dat een toetssteen. Dat is alles wat de eeuwige verdoemenis is. Het ligt diep in de mens om alles te toetsen. Leviticus is een kruis in het OT. Dit boek gaat vaak over het volkomen offer, als een volkomen overgave. Ook het kind is hiervan een beeld. Merk op hoe het kind in verbinding staat met de eeuwige verdoemenis. Abraham moest zijn innerlijke kind offeren : Izaak, wat ook het sukki woordritme in zich heeft wat volharding betekent in het voortijds. Abraham moest zijn innerlijk kind offeren, als een beeld van het geven van tienden, zijn zaad, om zo tot God te kunnen komen. Hij moest Ismael overleveren aan de honger, de tocht door de wildernis. In de islamitische theologie bouwden Abraham en zijn innerlijke kind, Ismael, zo Mekka, of Bakkah, de oorspronkelijke naam

van Mekka. De eeuwige verdoemenis is dus het rondmaken van de cyclus, als een cirkel, als een lasso, een strop. We kennen allemaal het anaq teken van Egypte wat een kruis is met een rondje erop als beeld van de strop waaraan het vlees moet sterven. Het is een beeld van de eeuwigheid, en de anaq komt ook weer voor in het boek Spreuken, waarin het een lieflijke krans van hemels onderwijs is om de hals. Ook Jezus moest deze tienden betalen. Hij werd verraden, verstrikt door Judas, en Judas is Grieks voor Juda, waaruit Jezus voortkwam, als zijn innerlijke kind, en Juda komt van yad, de fallus, oftewel de zaadgever. Judas, Juda, of de yad, eindigde aan de strop, oftewel werd van zijn vlees besneden. Jozef, het innerlijke kind van Jakob, moest de put in, werd ook verraden, vals beschuldigd, verstrikt, en kwam zo de gevangenis in, wat ook allemaal een beeld is van de vagina binnengaan. Toen Noach de ark binnenging ging hij ook de vagina binnen om zijn zaad te offeren, om te komen tot de besnijdenis, waar ook de wijngaard een beeld van is waar hij toen tot kwam, na de zondvloed. De man is de iysh in het Hebreeuws, ook een woord voor dienstknecht, de geleide, en de vrouw is een beeld van de provider, de leider, de verschaffer van kennis, zoals Eva in het paradijs (eva, jahavah, god). Het is allemaal heel logisch. De man is de plug, en de vrouw is de opening waardoor het signaal gaat. De plug pikt het op en geeft het door als kanaal. Het zijn allemaal technische termen. Theologie is een model van hemelse technologie. Dit kan op verschillende manieren weergegeven worden. Ook visnetten zijn beelden van de eeuwige verdoemenis, en de boom beeldt uit dat een mens hierin verstrikt raakt om zo opgenomen te worden nadat hij dus voor eeuwig aan zijn vlees is gestorven. Hij wordt dus opgenomen door de valkyries, en het is niet zo vreemd dat het boek leviticus Vayikra heet in het Hebreeuws. Opname na eeuwige verdoemenis van het vlees dus, na eeuwige besnijdenis, als door een lasso. Het vlees moet hiertoe verstrikt raken. Dit is een mysterie in de duitse bossen, waar de valkyries leven, ook wel de walkuren genoemd. Zij brengen de mens terug tot odin, of eden, oftewel het paradijs, wat een omheinde hof betekent. Eden, van de aramese dn wortel : marteling als beeld van de exegese, inwijding in de geheimen. Het kruis waar Jezus aan hing had aan de bovenkant de doornenkroon, als een beeld van het afsterven van alle vleselijke gedachten, ook weer terugwijzend op de anaq, het egyptische kruis, en de salomonische krans van hemels onderwijs, als het ware beeld van de eeuwige verdoemenis, waartoe Jezus afdaalde, om door zijn voorbeeld de gevangenen vrij te zetten. Dit is een eeuwig onderwijs. 4 Assur zal ons niet verlossen, op paarden zullen wij niet rijden. En wij zullen niet meer zeggen tot het werk onzer handen: Onze God! Want van U verkrijgt de wees barmhartigheid. 5 Ik zal hun afkerigheid genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want mijn toorn keert zich van hen af. 6 Ik zal zijn als de dauw voor Israël, hij zal bloeien als een lelie, en zijn wortelen uitstrekken als de Libanon. 7 Zijn loten zullen uitlopen; zijn pracht zal zijn als die van een olijfboom en zijn geur als die van de Libanon. 8 Zij die in zijn schaduw wonen, zullen weer koren verbouwen. Ja, zij zullen bloeien als een wijnstok, beroemd als de wijn van de Libanon. 9 Efraïm, wat heb Ik nog met de afgoden te doen? – Ik verhoor hem en zie hem aan. – Ik ben als een altijdgroene cypres, aan Mij is uw vrucht te danken.

Assur zou ons terugleiden tot de eeuwige tucht, en juist niet tot de behoudenis-leer van het NT. Hierom ging het volk in de ballingschap van Assur. Het bloed van de vijandelijke prooi moet vergoten blijven worden, anders zullen zij onschuldig bloed vergieten. Schuldig bloed moet vergoten worden. Dit is waar het rode paard voor staat. Dit is waar Gad voor staat. Assur betekent grote oorlog, zoals het rode paard dit betekent, en ook : weg, be-weg-en. Assur is een rode lijn die leidt tot het land van Assur. Adam kreeg dit paard toen hij door de nachten van de paal was gegaan in het eeuwig evangelie. Calvijn stelde : Nee, de mens komt niet vrij van boeien, maar zal tot de hemelse boeien moeten gaan. Boeien zijn slechts verbondenheden. Je ontkomt er nooit aan. Ontboeien heeft dus altijd weer te maken met boeien. Altijd weer gaat het om het hongeren, nog dieper gaan, oftewel het geduld. Exodus staat niet los van Leviticus, en ook niet van Numeri. Jeremia riep op het slavenjuk te dragen, en Hosea nam de boeien van een huwelijk met een twistzieke vrouw voor lief, als beeld van het hongeren. Hongeren betekent : dieper erin. Dieper in het kleine wat je hebt gekregen, het moeilijke. Niet zomaar kiezen voor snelle oplossingen. Het probleem ligt namelijk veel dieper en je kunt niet zomaar weg, want dan zou je teveel achterlaten. Het is een profetisch orakel, en dit orakel is datgene wat je op je levenspad hebt gekregen. Werk ermee, kijk ernaar, staar ernaar. Wees een zelfkastijder. Er moet eerst geofferd worden. Het offer is het zelf. 10 Wie wijs is, geve op deze dingen acht; wie verstandig is, erkenne ze. Want de wegen des Heren zijn recht: rechtvaardigen wandelen daarop, maar overtreders struikelen er. Dit staat aan het einde van het boek Hosea. Het boek Hosea is een dualistisch boek, kan op meerdere manieren vertaald worden. Calvijn stelde dat de mens in soberheid diende te leven om zo niet de door de natuur aangestelde limieten te overtreden. Het was een symbolisch boek, maar het westen bouwde er een walgelijke, letterlijke vertaling overheen, waardoor ze niet meer in soberheid leefden en zo de natuurlimieten overtraden. Met alle gevolgen ervan : van Calvijn tot corona. Calvijn was een enigma. Verletterlijkingen waren in die tijd al gaande, waar Jesaja en Jeremia tegen optraden. Ze streden tegen de leugenschrijvers van de priesterlijke ordes. Priesterlijke ordes kunnen al snel corrupt raken. Al snel kan het tot marktbedrijf worden, zelfverheffing en weelde. Calvijn zei : Blijf sober. Oh, hoe de reformatie van deze soberheid is afgeweken. Alle natuurlimieten werden doorbroken, vooral van het negende gebod : Gij zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste, en ook niet over uw naaste. Vandaar : van calvijn tot corona. Nu is het cirkeltje rond. Nu is de natuur weer aan het woord. Conclusie : de eeuwige verdoemenis is niets anders dan een beeld van de eeuwige besnijdenis. regressief-gereformeerde gemeente 2021

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
Home


You need flash player to view this online publication