BORDUREN met een verhaal
Borduren met een verhaal De expositie Voortborduren, najaar 2009 in Breda’s Museum, ging over borduurtradities in verschillende culturen. Centrum voor de kunsten Nieuwe Veste sloot hierop aan met een bijzonder eigen project. – Wie borduurt de petten voor Willem-Alexander en de adjudanten van de Gouden Koets? – Waarom is het zo moeilijk om te stoppen als je eenmaal met borduren bent begonnen? – Zijn er nog kinderen die van hun oma leren borduren? Achter elk borduurwerk schuilt een verhaal. Deelnemers aan de cursus Creatief schrijven I haalden die verhalen naar boven in interviews met bordurende Bredanaars. Deze teksten, de borduurwerken zelf en foto-impressies van de makers werden in november 2009 tentoongesteld in Nieuwe Veste. Breda 2009
Tine Merkx: Handwerkwinkel Het begon allemaal toen ik zo’n acht jaar oud was. Als kind was ik altijd al in de weer met papier, karton en textiel, en later kreeg dat de vorm van poppenhuizen. Binnen ons gezin werd al snel gezegd: ‘Ons Tine is zo handig.’ Het was dus logisch dat ik de opleiding Textiele Werkvormen ging doen. Vervolgens heb ik 23 jaar mijn kennis doorgegeven als lerares. De poppenhuizen groeiden in de loop der jaren uit tot ware miniaturen in diverse stijlen. Kamers, keukens, winkels, tot complete huizen met alles erop en eraan, inclusief zijgevels en daken. Ik maakte het meeste werk op schaal 1:12, omdat ik allerlei dingen die ik niet kon maken op dat formaat kon bestellen in Amerika en Engeland. Soms werkte ik in opdracht, maar de meeste miniaturen maakte ik voor mijn plezier. Het werd een passie. In de interieurminiaturen komt eigenlijk alle handwerk aan bod, alleen ‘in het klein’. Bij de vraag om een borduurwerk voor deze tentoonstelling dacht ik dan ook direct aan mijn miniatuur-handwerkwinkel, waarin enkele voorbeelden van borduurwerken aanwezig zijn. Maar ook groter borduurwerk heb ik gemaakt, zoals een vergrote versie van De Aardappeleters van Van Gogh in diverse kleuren en stoffen. Mijn grootste werkstuk is een geweven wandkleed van drie bij drie meter, voorstellende ‘Brood en wijn’. Verder verzamel ik heel oude merklappen en borduurwerk uit de negentiende en twintigste eeuw. Na het lesgeven werd mijn passie mijn werk, en heb ik negen jaar een winkeltje gerund in artikelen die je nodig hebt bij de vervaardiging van interieurminiaturen. Nu ben ik 73, minder actief, maar wel nog elke week aanwezig in het museum op het Begijnhof, waar ik mijn collectie miniaturen tentoonstel. Tekst: René Waijers Foto: Liesbeth den Hartigh
Marianne van den Berg: Tafelkleed Wij zijn nogal ‘van de eterige’, zeg maar, en ik wilde weleens een keer zo’n tafelkleed maken. Het wordt gewoon gebruikt. Er zitten vlekken op van het eten, maar dat vind ik niet erg, dat hoort erbij. ’s Zomers leggen we het buiten en ’s winters binnen op tafel. We gebruiken het tafelkleed eigenlijk altijd als we net een beetje anders eten dan anders of als we mensen te eten krijgen. Mijn man is heel veel weg voor zijn werk. Als hij thuis is en we eten op ons gemak, zal ik het altijd gebruiken. In het midden zie je een paellapan met zijn ingrediënten. Dat vinden we lekker, paella. Ik heb er twee jaar over gedaan om het kleed af te maken. Het was een gigantisch karwei. Het was ook gewoon te groot. Ik kan goed even op de bank gaan zitten, dan doe ik een lichtje aan, werk een uurtje en leg het weg. Maar als je zo’n lap hebt, is dat veel te veel gedoe. Zo groot – dat was één keer, maar nooit meer. Ik maak alles voor een ander eigenlijk. Ik borduur al heel lang, maar ik heb van mezelf niet zoveel thuis. Mijn schoonmoeder borduurde ook veel, daar kan ik heel mijn huis mee vol hangen. Zij heeft me heel wat handigheidjes bijgebracht. Van haar hebben we een geborduurde Toren van Nijmegen aan de muur hangen. Mijn man is in Nijmegen geboren; zijn moeder heeft voor al haar kinderen zo’n toren geborduurd. Dat borduurwerk zit nu al veertig jaar in de familie. De toren betekent veel voor mijn man, vooral omdat mijn schoonmoeder afgelopen januari is overleden. Tekst: Rianne Brinkman Foto: Ina Dijstelbloem
Daphne Montizaan: Sneeuwbol met schaatsen Mijn ouders zijn op hun eerste date gaan schaatsen, daar is hun liefde ontstaan, zeg maar. Dus toen ik een paar jaar geleden iets wilde maken voor hun trouwdag, koos ik schaatsen. En een hart natuurlijk. Voor de liefde. Ik heb het ontwerp helemaal zelf bedacht toen ik dertien jaar oud was, en ook uitgeteld. Dat is best moeilijk. Al had ik voor de schaatsen wel een voorbeeldexemplaar van juffrouw Sylvia. Via haar heb ik leren borduren. Al kan mijn moeder het ook wel hoor. Maar juffrouw Sylvia gaf handwerkles. Toen mijn moeder daarvan gehoord had, wilde ik er wel op. Ik ben altijd al creatief geweest, met vouwblaadjes, knutselen en zo. Wat ik er leuk aan vind, is moeilijk uit te leggen. Het is gewoon fijn om te doen en als het af is, heb je iets van: Yes, dat heb ik afgemaakt! Bij juffrouw Sylvia heb ik van alles geborduurd. Het eerste was een boekenlegger. We mochten altijd zelf kiezen, al gaf ze wel voorbeelden. Op deze sneeuwbol ben ik het meest trots. Al was de zakdoek die we een keer maakten het moeilijkst. Dat is rare stof om mee te werken, er zijn niet vier gaatjes om in te borduren. Ook op de middelbare school ben ik er nog een tijdje mee doorgegaan, maar toen ben ik gestopt. Geen tijd meer. Druk met school en sporten. Plus: het handwerken was op vrijdagavond. En dan doe ik liever dingen met mijn vriendinnen of ga ik naar een feestje. Mijn broertje en zusje hebben later ook nog bij juffrouw Sylvia in het handwerkgroepje gezeten. Dat is leuk, dat we dat alle drie hebben gedaan. Ik mis het handwerken en het borduren eigenlijk niet. Ik zit nu in de vijfde klas en straks ga ik hopelijk diergeneeskunde studeren. Dan heb ik er ook geen tijd voor. Maar ik ben wel blij dat ik het kan. En de dingen die ik heb gemaakt, zal ik niet vlug weggooien. Daar vind ik ze te mooi voor. Tekst: Petra Huijser Foto: Arne van Alten
Corry van Ginneken: Het Begijnhof Borduren heb ik van mijn moeder geleerd. Toen er een gezin kwam, had ik er even geen tijd voor. Maar toen ik mijn handicap kreeg, begon ik weer met handwerken. Eerst het grove werk: tapijten knopen. Daarna breien en toen borduren. Bij dat laatste ben ik gebleven. Ik borduur ook voor andere mensen, bijvoorbeeld in opdracht. Zo hangt er ergens in Australië een Toren van de Grote Kerk. Soms repareer ik werk van mensen die er niet meer uit komen. Dan hebben ze ergens een fout gemaakt en zijn ze de weg kwijt. Ik moet het borduurwerk dan redden. Vaak zie ik meteen waar het mis is gegaan. Niet netjes genoeg gewerkt, met te weinig concentratie. Dat zie je ook aan de achterkant. Bij mensen met weinig geduld is de achterkant slordig. Terwijl ook die netjes moet zijn, bijna het spiegelbeeld van de voorkant. De voorkant zelf moet helemaal strak zijn. Met de steekjes precies gelijk, allemaal even groot, allemaal in dezelfde richting, en helemaal zonder fouten. Borduren is heel rustgevend. Ik kan het uren doen en laat dan alles achter me. Ik ben er ook trots op. Ten eerste omdat het zo mooi geworden is, en omdat ik iets heb gemaakt dat helemaal uniek is. Want van het Begijnhof bestaat geen tweede borduurwerk. Maar ik ben ook trots omdat ik op die manier laat zien dat ik mijn ziekte overwin. Ik heb een spierziekte, ik kan al jaren niet meer eten of drinken, alles gaat via het infuus. Lopen gaat ook niet meer. Vorig jaar heb ik veel maanden in het ziekenhuis gelegen, toen was ik zo ziek dat er van het borduren niets meer kwam. Maar nu heb ik weer plannen, het kan weer, en dan ben ik blij dat het me lukt om ondanks alles iets echt moois te maken. Ik weet niet wat er met het Begijnhof gaat gebeuren. Mijn kinderen hebben daar denk ik geen interesse in. Cora van Beek wel, die woont in het Begijnhof en wil het graag voor haar verzameling. ‘Pas als ik er niet meer ben, dan mag je het hebben,’ heb ik tegen Cora gezegd, ‘maar tot die tijd blijft het hier in huis.’ Tekst en foto: Frits Achten
Irene Mol: ‘ Nooit af ’ Dit zijn twee lappen waarvan ik nog niet weet wat ik ervan ga maken. Ik wist niet eens meer dat ik ze had. Sowieso is één ervan nog niet helemaal af. Ik hou erg van grafische motieven en van Portugese en Arabische invloeden. Ik denk dat ik er ongeveer acht jaar geleden aan ben begonnen. Zonder vooropgezet plan. Ik heb er vooral tijdens vakanties aan gewerkt. Het is heerlijk om weer gewoon dingen te kunnen maken die ik zelf leuk vind. Zo ben ik oorspronkelijk ook aan het borduren begonnen. Ik kon er alleen niet van leven, daarom heb ik ruim achttien jaar voor modetijdschriften patronen ontworpen en de bijbehorende werkbeschrijvingen gemaakt. In dat onzekere bestaan als freelancer, met alle deadlines en stress, borduurde ik eigenlijk niet meer voor mezelf. Ik had echt een heel ander leven. Ik mis dat leven niet: nu ik erop terugkijk lijkt het leuker dan het was toen ik er middenin zat. Nu ik totaal ander werk doe, merk ik hoe ik het borduren gemist heb en hoe leuk het is. In mijn huidige werk gebruik ik vooral mijn hoofd, dan is borduren een prettige ontspanning. Al die steekjes werken meditatief en geven rust. Het ordelijke en overzichtelijke is heel fijn. En eigenlijk is het resultaat nu ondergeschikt; het doen is belangrijker. Er is geen enkele prestatiedrang aan verbonden, het hoeft geen Kunst te zijn met een grote K. Wel heel leuk om al dat werk ‘uit een vorig leven’ weer terug te zien, nadat het al die jaren in een kast heeft gelegen. Tekst: Joost van Stuijvenberg Foto: Johan van Dongen
Paul van Gulick: Alfabet Dit borduurpakket heb ik samen met mijn vrouw uitgezocht; ik denk dat het uit de periode rond 1995 is. De grootte, de hoeveelheid kleurtjes en het patroon gaven de doorslag om deze merklap te gaan maken. Het is voor mij één groot pretpakket. Alles is al voor je uitgeschreven, het patroon, de kleuren en het garen. Je hoeft zelf eigenlijk niet meer na te denken. Op zo’n moment kom ik helemaal tot rust. Het uittellen, kleuren zoeken, garen splitsen, daarop ben ik geconcentreerd. Alleen zijn met mijn borduurwerk, dat poetst mijn geheugen schoon. Dat werkt voor mij als een mantra. Zodra ik met mijn borduurwerk aan de slag ga, sluit ik me af voor alle andere zaken waar ik mee bezig ben. Niet de creatieve zingeving, maar het tot-rust-komen is voor mij het belangrijkste. Het borduren zelf neem ik heel serieus, ik wil het zo netjes mogelijk doen. Mijn doel is om de achterzijde van het borduurwerk net zo mooi te laten zijn als de voorzijde. Ook dwing ik mijzelf om zo zuinig mogelijk met garen om te gaan. Borduren is niet makkelijk, ik leg de lat erg hoog. Hierdoor ben ik nog geconcentreerder bezig en krijg ik extra rust, met als uitwerking meer energie. Ik heb het borduren van mijn ouders geleerd. In 1956 herstelde iedereen zijn eigen kleding en maakten de mensen ook veel zelf. Ik stop nu nog steeds mijn eigen sokken. Ook dat doe ik dan zo netjes mogelijk. Als ik iets doe, doe ik het goed. Dat dit doek tentoongesteld wordt, is toeval. Het had ook de Kersenbloesem kunnen zijn. Ik heb heel mijn inboedel ergens opgeslagen in verband met een verbouwing, en deze zag ik het eerst staan. Op dit moment ben ik niet met een borduurwerk bezig. Borduren is nogal tijdrovend, en die tijd heb ik nu even niet. Tekst: ®n Bekker Foto: Louis Warnier
Jeanine Huysmans: Prinsessenjurkje Dit jurkje heb ik gemaakt toen mijn kleinkind Lieve vijf jaar oud was. Zij tekende in die tijd een prinsesje, dat ik op haar jurk heb geborduurd. Lieve kan heel leuk tekenen, haar twee zusjes ook. Toch zit zij het meest met mij te prullen. Het is hier een creatief gezinnetje; mijn dochter ontwerpt meubelen. Het borduurwerkje is gemaakt van dunne stikzijde met kruis- en kettingsteekjes. De zachte kleurtjes heeft Lieve zelf zorgvuldig uitgekozen. Vooral de twee kleuren roze en de pailletten mochten niet ontbreken. Lieve heeft het jurkje zeker twee jaar gedragen. Toen ze het te kinderachtig ging vinden, paste het eigenlijk nog steeds. Voor haar zusje maakte ik ook een jurkje met een prinsesje dat door haar is getekend. En nu komt Roos, de jongste van vijf, aan de beurt. De tekening ligt al klaar. Ik ben veel bezig met stofjes en wol. Toen de kinderen nog klein waren, naaide ik hun kleren. Tegenwoordig is dat een stuk minder, ze krijgen zo hun eigen smaak! Op het verjaardagsfeestje van Lieve heb ik alle kinderen een topje laten versieren. Ze begonnen aarzelend en keken eerst naar elkaar, maar al vrij snel was ieder voor zich bezig. Het resultaat was erg verrassend. Tekst: Marie-Louise Willemse Foto: Judith van den Dam
Ineke van den Berg: De Efteling Ik weet niet meer precies wanneer ik dit gemaakt heb. In ieder geval leefde mijn man toen nog. Hij heeft het borduurwerk af gezien en ik weet nog dat hij zei dat hij het mooi vond. Ik denk dat ik er rond ’98 aan ben begonnen. Toen was mijn man al jaren ziek en kreeg ik steeds minder tijd omdat ik hem verzorgde. Dat heb ik tot bijna het einde gedaan, totdat het echt niet meer ging. Halve dagen kwam ik bij mensen thuis om daar schoon te maken, en ’s middags was ik er dan voor mijn man. Ik heb het patroon van mijn nicht gekregen en er zeker een jaar aan gewerkt. In de winter brak ik mijn been. Ik zat zes weken lang in het gips thuis. In die weken heb ik het borduurwerk afgemaakt. Dat was heel raar, want we kregen in die maanden hulp in huis, van de instelling waarbij ik zelf werkte. Ik kon bijna niets. Een beetje stoffen, wat afwassen, en dat was het dan. Mijn man deed ook niets. Ik vond dat allemaal niet prettig. Het was gewoon vreemd, te onrustig, niets doen en dan die mensen in huis. Het borduren deed ik als mijn man sliep en ik ook zelf een beetje tot rust kon komen. Daar is borduren heel goed voor: het is echt een manier om tot rust te komen. Soms werkte het ook andersom. Als ik ging borduren, werd mijn man rustiger en viel hij in slaap. Borduren is leuk om te doen en ook mooi. Je ziet het groeien, de kleuren komen naar voren, er komt steeds meer leven in. Het resultaat mag er ook zijn. Echt zoals De Efteling vroeger was, toen we er met de kinderen naartoe gingen. Niet de achtbaan en zo, maar het Sprookjesbos. Dat is toch het leukste. Ik heb het pas twee jaar geleden laten inlijsten. Dat was toen ik van Dordrecht naar Breda verhuisde. Tekst en foto: Frits Achten
Siska Verhagen-Poppelaars: Kerstkleed Het is dertig jaar geleden eigenlijk gewoon per ongeluk begonnen. Met kerst zaten we altijd langer te tafelen; onze drie kleine kinderen verveelden zich, dus die gaf ik toen pennen om wat op het oude tafelkleed te schrijven. Ik was niet van plan het te bewaren, tot ik spontaan bedacht om wat iedereen had opgeschreven te borduren. Hoe ik daarop kwam, weet ik niet. Vandaar uit is het toen eigenlijk vanzelf gegaan. Want het volgende jaar wilden de kinderen natuurlijk weer wat op het kleed schrijven. En zij niet alleen, iedereen aan tafel wilde dat. Ik heb er geen seconde bij stilgestaan dat het een familietraditie zou worden. Nu ben ik er blij mee. Aan de hand van wat er op het kleed staat, zie je de kinderen opgroeien. Je leest welke vriendjes en vriendinnetjes ze ooit hadden, die meekwamen. Vrienden en familie, ze zijn er zo altijd bij. En nu zijn het de kleinkinderen weer die niet kunnen wachten tot ze mogen schrijven op het kleed. Binnenkort hebben we een derde nodig want het tweede, grotere kleed is ook goed vol. Het is wel veel werk. Na het diner kan het kleed niet in de was, want dan verdwijnt wat er is geschreven. Het gevolg is wel dat er weleens een vlekje op het kleed blijft zitten. Maar dat vind ik niet erg, je ziet zo dat we geleefd en genoten hebben. Het kost na de kerst veel uurtjes om de tekst na te borduren in losse steekjes, dat is een heel gepriegel. Lang niet iedereen schrijft tenslotte in blokletters en je wilt het wel leesbaar houden. Eén jaar waren er dertien mensen die wat hadden geschreven, toen was ik maandenlang ’s avonds bezig. Ik doe het in rood en groen borduurgaren om in de kerstsfeer te blijven. Het kleed is in de familie zo populair dat we nu voor we de tafel dekken voor het kerstdiner eerst een tijd lang alleen het kleed neerleggen. Dan kan iedereen het op zijn gemak alles bekijken. Als ik dat niet doe, schuiven ze allemaal aan tafel hun bord opzij om te lezen en komt er niets van eten. Tekst: Petra Huijser Foto: Johan van Dongen
Sylvia Huisman: ‘ De kunst doorgeven ’ Borduren, en ook haken, heb ik altijd leuk gevonden. Gewoon als hobby. Het meeste hangt thuis aan de muur, maar ook voor vrienden en bekenden heb ik het een en ander gemaakt. Ik heb nog nooit met mijn borduurwerken geëxposeerd en ook nog nooit iets verkocht. Het gaat me er gewoon om dat ik het leuk vind om te doen. Vroeger thuis handwerkte mijn moeder ook: voorgedrukt borduurwerk en breien. Zelfs mijn vader heeft een keer wat geborduurd. Het borduurwerk dat hier hangt is een pakket dat ik kreeg van mijn collega's bij mij afscheid van mijn eerste werkgever. Ik was toen 21. Vanaf die tijd ben ik fanatieker gaan handwerken. Op de middelbare school heb ik, als een van de laatsten, nog handwerkles gehad. Toen ben ik ook begonnen met het borduren van kruissteekpatronen. Andere borduurtechnieken, zoals Richelieu, wit borduren en Engels borduurwerk, heb ik me eigen gemaakt in de tijd dat ik als vrijwilligster werkte bij het Nederlands Centrum voor Handwerken (NCH), dat vroeger op het Spinveld zat. Ik heb dat ongeveer zes jaar met heel veel plezier gedaan, totdat het NCH in Breda opgeheven werd. Ik geef inmiddels bij mij thuis al tien jaar handwerkles aan kinderen tussen de zeven en dertien jaar. Nog steeds zijn er genoeg kinderen die liever hier komen handwerken dan dat ze thuis achter de computer zitten. Ik bied ze verschillende dingen aan, zoals borduren, haken en weven; na een aantal jaren zie je dan precies waar de voorkeur van het kind ligt. Zo wordt de kunst van het handwerken toch nog doorgegeven. Dat geeft mij een goed gevoel. Tekst: Yvonne van Winckel Foto: Arne van Alten
André van der Schoot: ‘ Eerst borduren, dan naar Thuis ’ ‘Emotioneel? Het is schitterend, maar ik heb er geen binding mee’, zegt André van der Schoot over de kragen, kleppen, vaandels en emblemen die hij met zijn borduurbedrijf maakt. ‘Voor ik dit bedrijf opzette, zat ik in de lederwaren. Holsters en riemen voor officieren maakte ik. Ons bedrijf heb ik in 1996 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Becla is de naam, dit is een samenvoeging van Betsie (mijn overleden vrouw), Bettine (mijn overleden dochter), Claudia (mijn enige overgebleven dochter) en mijn eigen naam: André. De pet van prins Willem-Alexander heeft een klep met een dubbele rij en eikels. Hij is namelijk generaal. Die klep heb ik voor hem gemaakt. Het borduursel is opgezet met een speciale draad, die een zeker gehalte aan goud bevat. Ik haal die draad uit Frankrijk, Lyon. Alleen daar wordt hij gemaakt. Hoe precies, dat is een familiegeheim. De prijs is er ook wel naar: een doosje kost makkelijk 400 euro. De staatsiekledij van het Koninklijk Huis en de adjudant van de koningin heeft borduursels met deze draad. Het borduurwerk is werkelijk schitterend, het ligt er mooi dik op, hierdoor heeft het diepte. Ik houd van dit handwerk, het is veel mooier dan machinaal borduurwerk. Daar heb je niks aan, dat kun je zo in de container gooien. Het leeft niet! Hoe lang ik doorga met ons bedrijf, weet ik niet. Maar voorlopig heb ik het nog druk genoeg. Vorige week heb ik een opdacht binnengekregen om een vaandel te maken voor de schutterij. Daar gaan weer heel wat uren in zitten. Ook ben ik druk met lezen, en sinds kort speel ik keyboard, waar ik elke dag weer beter op word. Als ik over een tijd afscheid neem van het werk en het leven hier, ga ik terug naar Thuis. Mijn overleden vrouw Betsie is daar al.’ Tekst: ®n Bekker Foto: Robbert Nijs
Lieve Herremans: Versierde lapjes Ik ben Lieve, elf jaar, en ik zit vaak aan lapjes te werken samen met mijn oma. Op dit lapje heb ik een boom geborduurd van kleine steken, het roze bloemetje heb ik vastgezet met een zilverdraad en een knoop. Alle steken heb ik met de hand geborduurd. Wij hebben een grote rommeldoos waar knoopjes, lintjes, strikjes en allerlei lapjes in liggen. Ik kan er altijd wel iets in vinden om wat moois van te maken. Dit worden een zomer- en een winterlapje met verschillende steken en kleurtjes. Tekenen vind ik ook heel leuk. Ik heb al een keer een rokje op de naaimachine gemaakt en toen ik jarig was, mochten de kinderen op mijn feestje een eigen hemdje versieren. Oma heeft mij toen geholpen. We zitten vaak samen hier aan tafel te werken. Eerst zoeken we lapjes uit en dan bedenken we samen wat. Een paar vriendinnetjes van mij vinden het ook wel leuk om dit te doen, maar met oma is het toch wel het fijnst. Ik wil later als ik groot ben naar de kunstacademie. Tekst: Marie-Louise Willemse Foto: Judith van den Dam
Jeani Dielemans: Zeilschip De Batavia In 1996 maakten mijn man en ik een bootreis over de Rijn. Toen we thuiskwamen, lag er een brief voor ons klaar. Daarin stond dat ik borstkanker had. Eén borst werd geamputeerd, ik werd 25 keer bestraald. In die zes maanden mocht ik niets en kon ik niets. Het liefst was ik gaan breien, maar de breinaald onder mijn arm, dat lukte niet. Op een dag kwam mijn man thuis en zei: ‘Ik heb wat voor je meegebracht.’ Het was dit borduurpakket. Ik snapte wel waarom hij het had uitgekozen, want mijn man heeft zeven jaar gevaren en hij is gek op boten. Maar ik dacht meteen aan het borduren en zei: ‘Oh, dat wordt moeilijk, want dat heb ik nog nooit gedaan.’ Het lukte toch. Vooral ’s ochtends, als ik de meeste energie had. Even dit stukje borduren, dacht ik dan, en voordat ik het wist was ik meer en langer aan het borduren dan ik wilde. Want dat is het mooie, dat het je helemaal bezig houdt. Zolang je borduurt, denk je aan niets anders, dus ook niet aan de ziekte. Ik heb gelukkig geen chemokuur gehad. Andere vrouwen kregen die wel, en die verloren hun haren. Eén vrouw die ik kende heeft daarna de pruik verbrand. Een andere vrouw heeft de pruik op een nephoofd gezet. Ter herinnering, want ze wilde laten zien dat de ziekte een deel van haar leven mocht blijven. Zo zie ik dit borduurwerk ook. Het is een teken van de wil die ik had om de kwaaie tijd door te komen, en dat ik toch altijd positief ben gebleven. Ik zal het schilderij dan ook nooit weggeven. Mijn man heeft het laten inlijsten in een eikenhouten lijst, omdat we veel eikenhout in het interieur hebben. En ik ben blijven borduren, want het is een echte verslaving geworden. Tekst en foto: Frits Achten
Jopie Stuifmeel-Boudewijns: De Grote Toren Ze noemen me weleens een naaldkunstenares. Dat vind ik een mooi compliment. Ik heb ook al heel wat ervaring; borduren doe ik namelijk al sinds mijn dertiende. Vaandels borduren doe ik ook al heel lang. Voor fanfarecorpsen, schuttersgilden, jubilea, dat soort dingen. Maar ik heb ook meegeborduurd aan veel officiële kleding en uniformen van het Koninklijk Huis. Het is allemaal goudborduren, dat is iets anders dan het reguliere borduren met een kruissteek. Dit vaandel heb ik gemaakt voor het Klokkenluiders Gilde Breda, naar aanleiding van het 500-jarig bestaan van de Grote Toren. Mijn man heeft het ontwerp getekend en ik heb het uitgevoerd. Zo doen we dat altijd. We zijn een goed team! Ik vond het erg leuk om aan dit vaandel te werken. Ik heb altijd al iets met de toren gehad. Elke keer als ik hem zie als ik Breda binnenkom, denk ik bij mezelf: Ik ben weer thuis. Ook als ik langs de kerk loop, moet ik altijd even kijken. Om de juiste kleur te bepalen van de kerk, heb ik een streng garen naast de stenen van de kerk gehouden. Het moet wel kloppen natuurlijk. Van de top weet ik de kleur niet precies, daar kon ik niet bij! Op 21 juli heb ik het vaandel overhandigd aan het klokkenluidersgilde. Het was een heel speciale dag voor mij. De Grote Toren bestond niet alleen 500 jaar, het was ook mijn 66e verjaardag. Dubbel feest. De leden van het gilde zijn heel erg blij met het vaandel. Ze vinden het uniek. En voor mij was deze verjaardag uniek. Eentje om niet te vergeten. Tekst: Miriam Caspers Foto: Marieke van Riel
Annie Stijlen: Jachttafereel met houten lijst Dit is het enige borduurwerk dat ik niet weg kan doen, ik heb het al meer dan veertig jaar. Toen ik drie jaar geleden hier naar mijn aanleunflat ging, heb ik hartstikke veel naar de rommelmarkt gebracht. Er wonen hier mensen in zo’n volgepropt huis, dat wilde ik niet. Maar dit, ik kreeg het niet over mijn hart. Het heeft weleens op een kast gelegen maar och, dan miste ik mijn jachtschilderij toch. Ik vind het gewoon heel mooi, ook door de prachtlijst. Die is er speciaal voor gemaakt door kennissen van ons uit Eindhoven. Die kenden we van de camping, mijn man en ik. Daar zaten we vroeger hele zomers, want mijn man was vanwege zijn nieren afgekeurd. Op die camping heb ik uren en uren zitten borduren. Dan kwamen mijn man en die vrienden om de zoveel tijd even over mijn schouder kijken, dan wilden ze van ieder stukje, ieder mannetje zien hoever ik al was. Toen het af was, misschien wel na een jaar werk met ik weet niet hoeveel steekjes, namen zij het mee en hebben er speciaal deze lijst voor gemaakt. Ik krijg er ook nog steeds complimenten voor. En dat terwijl het een van mijn eerste is. Ik had het net geleerd op de handwerkclub en ik vond het gelijk leuk. Je bent lekker rustig bezig en je moet opletten, anders gaat het fout. Daar hadden we vroeger het geduld voor, maar dat heeft niemand nu nog. Het leukst vond ik het altijd als iets af was. Dat je aan iedereen kon laten zien dat je iets moois had gemaakt. Ik borduur al een tijdje niet meer. Mijn ogen zijn te slecht. Breien lukt niet meer sinds een operatie. Maar haken kan ik gelukkig nog wel. Ik heb net een pet gehaakt die precies over mijn gehoorapparaatjes past. Bij andere petten gaan die namelijk piepen als het niet precies goed zit. Nu ben ik bezig met een das, want het wil best koud zijn op mijn scootmobiel als het waait. Ik kan gelukkig dus nog wat doen. Want helemaal niks maken… Ik zou het echt erg gaan missen. Tekst: Petra Huijser Foto: Liesbeth den Hartigh
Judith Zijtregtop: Vier portretten Dit zijn portretten van mijn kinderen, afgeleid van schilderijen die ik eerder van ze heb gemaakt. Al tijdens het schilderen van het eerste portret wist ik dat ik met verf en doek nog niet alles uit het thema zou halen. Om het verder te onderzoeken koos ik ervoor om afgeleide portretten te maken en deze te borduren – als kunstenares ben ik namelijk gespecialiseerd in textiele vormgeving. Tegelijkertijd wilde ik er als moeder ook mijn visie op hun persoonlijkheid in leggen en ze meegeven dat ze hun plek op deze wereld verdienen, dat ze het waard zijn om geportretteerd te worden zoals ze zijn. Het gaat er dus niet om of het goed gelijkende portretten zijn; de lading ligt wat mij betreft voorbij het begrip ‘mooi’. Het zijn vier compleet verschillende portretten geworden, al heb ik in bepaalde zaken bewust gezocht naar gelijkwaardigheid. Qua formaat zijn ze bijvoorbeeld identiek en ze zijn alle vier gebaseerd op dezelfde soort foto, namelijk een klassenfoto. Om kunst te kunnen maken is het voor mij van belang dat het thema dicht bij me staat, maar verder is het uitdenken en ontwerpen een proces dat zich niet laat sturen. Wat dat betreft ben ik schepper en toeschouwer tegelijk. Ik begin ergens en geef het creatieve proces volop de ruimte. Voor de uitvoering heb ik een veel striktere benadering. Als het telpatroon af is, wijk ik daar bijvoorbeeld niet meer van af en ik stel mezelf duidelijke doelen. Het eigenlijke borduren is daarom een soort routinewerk, erg ontspannend en goed te combineren met het gezinsleven. Ook al zien en interpreteren mijn kinderen hun portretten anders dan ik dat doe, ze herkennen zichzelf erin. Als kunstenares en als moeder ben ik daar tevreden mee. Tekst: Joost van Stuijvenberg Foto: Johan van Dongen
Dini Koning: Geboortetegel Ik ben nog niet zo lang geleden begonnen met borduren. Iedereen zei altijd dat ik het toch niet kon. ‘Ga jij maar breien,’ zeiden ze dan, ‘of haken’, óók al zoiets… Dat vond ik niet leuk. Ik kan ’t wel, maar ik vind het niks. Ons moeder was linkshandig en die zei dat ze het me niet kon leren. Want ja, dat zit allemaal net tegen de draad in. Onze moeder heeft alle kinderen een schilderij meegegeven dat ze zelf geborduurd had. Voor mij heeft ze een lezende vrouw gemaakt met een lange jurk uit de achttiende eeuw, mijn broer kreeg een soort stoere zeeman. Ik ben van het lezen, daar hield ze rekening mee. Zo heeft ze voor ieder van ons gedaan wat ze dacht dat moest. Deze geboortetegel heb ik voor mijn zoon gemaakt. Hij was toen al 33. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik er een voor hem moest maken. Hij hangt bij mij in de kamer. In het midden staat de schouw, aan de ene muur hangt de lap van mijn zilveren bruiloft en aan de andere muur hangt deze geboortetegel. Mijn zoon vindt hem prachtig, maar ik heb meteen gezegd: ‘Ik hang hem hier op, en je mag hem pas meenemen als ik dood ben.’ Hij vindt dat ik daar nog maar even mee moet wachten; dat ben ik ook zeker wel van plan. Tekst: Rianne Brinkman Foto: Ina Dijstelbloem
Ans van Klaveren-Bakker: De kinderen Ik wilde iets speciaals maken voor mijn neef, de zoon van mijn zus. Ik heb daarom zijn kinderen geborduurd. Ónze kinderen, want het voelt alsof ze ook van mij zijn. Ninna, Isa, Tijn en Xante. Ze zijn erg belangrijk voor me. Zelf heb ik geen kinderen, maar ik heb er genoeg om me heen. De kinderen uit de buurt noemen me Tante Ans. Ze komen iedere week een snoepje halen. Ik ben gek op al dat kleine grut. Vroeger was ik onderwijzeres op de basisschool. Het mooiste daaraan vond ik natuurlijk het bezig zijn met kinderen. Sinds mijn pensioen moest ik op zoek naar nieuwe bezigheden. Ik ging schilderen, pottenbakken, breien, haken, borduren enzovoort. Ik kan niet stil zitten. Ik wil bezig zijn. Inmiddels ben ik 75, dus ik heb heel wat ervaring in borduren kunnen opdoen. Dat is ook wel nodig voor een borduurwerk als dit. Het was behoorlijk pittig. Mijn bedoeling was ook echt iets te maken waar ik een hele kluif aan had. Niet zomaar iets. Meer dan honderdduizend kruisjes... Daar was ik wel even zoet mee. In ieder geval meer dan een jaar. Ik was er natuurlijk niet de hele dag mee bezig, maar meestal ’s avonds op de bank. Op een gegeven moment wilde ik toch weleens dat het af was, maar opgeven doe ik nooit. Als ik ergens aan begin, maak ik het af ook. Ik ga niet zomaar in het wilde weg iets borduren. Het moet nut hebben. Het moet een doel hebben. Dit was voor mij het allermooiste doel. Tekst: Ineke Goes Foto: Cootje Versteeg
Wilko Hovingh: Schellekoord ‘Je kunt doorlopen hoor!’ Een vriendelijke stem roept me terwijl ik de verkeerde trap neem. Het geluid komt uit een deuropening aan de overkant. Twee ogen volgen me terwijl ik door de motregen loop. Bij de deur staat Wilko. Achter hem hangt het schellekoord. Attent neemt Wilko mijn jas aan en twee minuten later zitten we samen met zijn vrouw aan de thee. De kamer is warm en nostalgisch. ‘Tja, dat schellekoord...’ Even is het stil. ‘Eigenlijk was het de bedoeling dat mijn vrouw dat zou borduren, weet u.’ Ze knikt. Zijn stem is rustig en plezierig om naar te luisteren. ‘In de jaren tachtig was ik veel bezig met modelbouw.’ Bij dat laatste woord zoeken zijn ogen een beetje weifelend de mijne. Even weet ik niet waarom, maar dan besef ik opeens dat mijn generatie er misschien minder moeite mee heeft om stereotypen te doorbreken en voel ik bewondering voor de man en zijn hobby. Wilko vertelt. ‘Het was de tijd van de kostuumfilms, met van die oude villa’s, daar zag je vaak schellekoorden.’ Zijn vrouw knikt. ‘Sommige mensen weten niet eens wat dat is, weet u, een schellekoord?’ Terwijl Wilko praat, wordt me langzaam duidelijk dat hij er hele avonden aan heeft gewerkt en dat het schellekoord daarna een hele generatie heeft meegemaakt. Kinderen, kleinkinderen, herfst, winter, lente en zomer… Aldoor heeft het daar gehangen. Met alle kruissteken en rechte steken was het moeilijk borduren. ‘Op de tv was in die tijd helemaal niets! Het was echt de tijd dat je alles wel een beetje gezien had op tv.’ Wilko vertelt ook nog over herinneringen aan het Breda van vroeger. Het is een fijn gesprek. Bij het afscheid lopen we opnieuw langs het schellekoord. Dan dwaalt Wilko’s aandacht af naar een mooi klein zeilbootje, dat hij met minstens even veel toewijding heeft gemaakt. Tekst: Pascal Eekhof Foto: Louis Warnier
Borduren met een verhaal Idee: Frits Achten Coördinatie: Linda Moes Begeleiding schrijfcursisten, redactie & lay-out: Judy Elfferich
met een verhaal BORDUREN
1 Online Touch