0

NEDERLAND 2025/2026

systabo.nl makers van Omega voor Metrohm

Nederland telt meer dan 3.500 bedrijventerreinen die samen goed zijn voor ongeveer een derde van ons bruto binnenlands product. Bedrijventerreinen variëren van logistiek tot industrie, gemengd terrein met verschillende soorten bedrijven en kennisparken, waar gewerkt, geproduceerd, ontwikkeld en geïnnoveerd wordt. Het zijn de motoren van onze economie. Toch staan ze onder druk. Schaarse ruimte, woningbouwambities, energietekorten en stikstofregels zorgen ervoor dat bedrijventerreinen steeds vaker onderwerp zijn van discussie. Met Industrie- en Bedrijventerreinen Nederland willen wij laten zien wat hun maatschappelijke én economische waarde is, en hoe overheden, bedrijvenverenigingen en marktpartijen samen kunnen zorgen dat die waarde behouden blijft. Een belangrijk uitgangspunt is dat bedrijventerreinen hun functie moeten behouden. Bedrijven in de hogere milieucategorieën horen niet tussen de woningen, maar op plekken waar ze kunnen ondernemen zonder beperkingen. Gemeenten spelen daarin een cruciale rol: door milieucategorieën te bewaken, ruimte te reserveren voor industrie en ondernemers actief te ondersteunen bij verplaatsing, herstructurering of verduurzaming. Veel gemeenten werken inmiddels samen met bedrijvenverenigingen om hun terreinen toekomstbestendig te maken. Denk aan het delen van schaarse stroomcapaciteit, gezamenlijke energieknooppunten, collectieve beveiliging en verduurzamingsprojecten. Ook het vergroenen van bedrijventerreinen krijgt steeds meer aandacht. Steeds vaker worden wandel- en fietspaden aangelegd, zijn er buitenplekken waar medewerkers kunnen lunchen en wordt gewerkt aan een prettige, veilige werkomgeving. Zo wordt het bedrijventerrein niet alleen groener, maar ook socialer. Dat alles vraagt om samenwerking én durf, waar gemeenten en markt de handen ineenslaan bij de aanpak. Ontwikkelaars laten zien dat herontwikkeling en circulariteit hand in hand gaan. En aannemers tonen dat duurzaam bouwen meer is dan techniek: het gaat om ontwerpen waarin mensen prettig kunnen werken en bedrijven kunnen groeien. Industrie- en Bedrijventerreinen Nederland wil al deze initiatieven zichtbaar maken en kennisdeling bevorderen. Dit magazine brengt bestuurders, ondernemers en ontwikkelaars samen rond actuele thema’s als verduurzaming, ruimtelijke ordening en circulaire economie met als doel onze bedrijventerreinen te behouden als krachtige, toekomstbestendige motoren van werk en welvaart. Veel leesplezier! D.A. Arthur Jager Crossmedia uitgever / directeur Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 3

NEDERLAND Magazine Industrie- en Bedrijventerreinen Nederland, jaargang 2025/2026 Redactie en advertentie-exploitatie Jager Media D.A. Arthur Jager Postbus 2711 7301 EE Apeldoorn M 06 - 223 91 776 E arthur@jagermedia.nl Journalisten Pieter Pulleman, Marc van Rossum du Chattel, Dianne Huijskens, Ger Dreijer, Sandra Put en Johan Koning www.lelystadairportbusinesspark.nl Jager Media Presentatie van vestigingslocaties in Nederland: Logistiek & Vastgoed Havenlocaties Stationslocaties Industrie- en bedrijventerreinen Website www.jagermedia.nl Monique Jager Social Media Team Blending Media Vormgeving Studio Transparant Fotografie Jager Media Volg ons ook online via LinkedIn Zakelijk www.tcvddool.nl www.bciglobal.com www.logisticscapitalpartners.com www.boveenendaal.nl www.mansveldtotaal.nl www.deventer.nl www.flevokusthaven.nl www.prodeltarealestate.nl www.heembouw.nl www.trilux.com/industry www.gelderland.nl/projecten/clean-energy-hub www.stec.nl www.schiedistrict.nl www.schiesquare.nl Deelnemers in deze uitgave www.ondernemen010.nl/bedrijventerreinen/ www.systabo.nl DIJKHAM BOUW www.dijkhambouw.nl www.verhoeven-leenders.nl www.hormann.nl Het magazine Industrie- en Bedrijventerreinen Nederland wordt duurzaam geproduceerd.

Industrie- en Bedrijventerreinen Nederland moeten hun maatschappelijke én economische waarde blijven behouden NEDERLAND 2025/2026 Coverpresentatie: Gemeente Rotterdam - presentatie Spaanse Polder en bedrijventerrein Noordwest; investeren in de revitalisering van het bedrijventerrein door te intensiveren en verduurzamen in de gebouwde omgeving en buitenruimte. 6 Rotterdam - Spaanse Polder en bedrijventerrein Noordwest. 10 STEC Groep - de ruimtelijke impact van circulaire economie op bedrijventerreinen. 14 SchieDistric - Schiedam maakt vaart met bedrijventerreinen van de toekomst. 18 SchieSquare - de herontwikkeling van het voormalige Sandvikterrein tot spil in de Mechatronics Innovation Campus Schiedam (MICS). 22 Heembouw - In een krappe markt is het zaak niet alleen te zoeken, maar vooral slim te vinden. 24 TRILUX - 5 tips voor logistiek en industrieel vastgoed: haal het maximale uit de verlichting. 28 100 Clean Energy Hubs in 2030 - Als facility center bij industrie, bedrijvenparken en distributiecentra. 34 Lelystad Airport Businesspark: Een voorbeeldlocatie voor duurzame en innovatieve gebiedsontwikkeling. 36 Flevokust Haven - Enorme ontwikkelingen in de Provincie Flevoland. 38 ProDelta verbreedt koers met mid sized industrial vastgoed. 40 Veenendaalse bedrijventerreinen zijn de toekomst. 44 Bouwen aan morgen op de plekken van vandaag. Hoe creëren we ruimte voor de toekomst binnen de bestaande omgeving? 48 MANSVELD Vastgoedonderhoud - Een duurzame toekomst voor industrieel vastgoed. 50 Deventer - Als je hier woont, moet je hier ook kunnen werken. 54 Dijkham Bouw - Machinefabriek Geurtsen vindt lucht op het A1 Bedrijvenpark te Deventer. 58 Ingenieursbureau Verhoeven en Leenders werkt aan uitdagende industriële projecten. 60 HÖRMANN - Degelijkheid opent de deur naar échte duurzaamheid. 62 T.C. v.d. Dool - Tilt bedrijfsruimten naar hoog niveau. 64 Buck Consultants International - Investeren op bestaande bedrijventerreinen: goudmijn of hoofdpijn? Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 5

De opgave van de stad: maak ruimte voor werk R Foto: Hans Tak In Rotterdam werkt de gemeente samen met ondernemers, ontwikkelaars en kennisinstellingen aan een toekomstbestendige economie. Doel: de juiste bedrijven op de juiste plek krijgen, binnen een stad waar de ruimte schaars is en de druk op bedrijventerreinen toeneemt. In Spaanse Polder en bedrijventerrein Noordwest zoeken beleidsmakers en ondernemers samen naar manieren om te investeren in de revitalisering van het bedrijventerrein door te intensiveren en verduurzamen in de gebouwde omgeving en gezamenlijk te investeren in de buitenruimte. Niet vanuit beleid alleen, maar vooral in de praktijk, met concrete pilots en projecten. 6 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 oel van der Bolt, projectleider Bedrijfsruimte bij de gemeente Rotterdam, schetst waarom iedereen om tafel zit: het vestigingsklimaat voor bedrijven moet steviger worden ontwikkeld, met de Spaanse Polder (inclusief Noordwest) als oefenruimte én voorbeeld. De energie- en circulaire transitie vraag extra ruimte en Rotterdam wil de (kennisintensieve) maakindustrie behouden “We willen dat er voldoende bedrijfsruimte is, en van voldoende kwaliteit. Voor grote gebruikers in hoge milieucategorieën tot en met de mkb’er in de spreekwoordelijke garagebox in de stadswijk. Het volume aan werkruimte staat al jaren onder druk, dat willen we stoppen”, zegt Van der Bolt. Met Van der Bolt aan tafel zitten Gabor Everraert, teammanager Ruimtelijke Economie bij de gemeente Rotterdam; Mees Verkerk, projectmanager/accounthouder bedrijven Spaanse Polder en Noordwest; Astie Bhattoe, programmamanager uitvoeringsprogramma Spaanse Polder en Noord-West; Matthijs Zorn, vestigingsdirecteur van Bidfood en Auke Brugmans, docent-onderzoeker bij het lectoraat Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagement van de Hogeschool Rotterdam. Marktpartijen zijn nodig De inzet die Van der Bolt noemt, heeft bestuurlijke prioriteit. Van dit college mag de hoeveelheid bedrijfsruimte niet afnemen en wil het waar mogelijk toevoegen, zuinig zijn op bedrijven in de hogere milieucategorieën en watergebonden activiteiten, en vooral: slimmer met de schaarse meters omgaan. Sturen op het reserveren van hoge milieucategorieën voor bedrijven die het nodig hebben,, intensiever grondgebruik, betaalbaarheid en mengen van wonen en werken. “Maar dat kunnen we niet alleen. We hebben marktpartijen nodig die willen meedenken en meedoen”, aldus Van der Bolt. Ambities concreet maken Gabor Everraert, teammanager Ruimtelijke Economie, vat het als volgt samen: “Het is mooi als je ambitie hebt, maar we willen vooral concreet zijn. Daarom brengen we cases naar voren en vragen we aan de markt: ondersteunt dit de boodschap, en hoe landt dit bij marktpartijen”, zegt hij. Astie Bhattoe, programmamanager voor Spaanse Polder, heeft de vertaling van visie naar praktijk op haar bord. “Er ligt een gebiedsvisie en we hebben met de bedrijvenraad Spaanse Polder Noordwest (vergelijkbaar met een wijkraad in een woonwijk -red.) een ambitiekaart gemaakt. Mijn opdracht is die ambities concreet te maken in een uitvoeringsprogramma, inclusief financieringsroutes en betrokken partners. Dat is geen papieroefening: we organiseren ateliers met ondernemers, investeerders en eigenaren. De vraag is simpel en lastig tegelijk: wat gaan we waar

Foto: Peter Schmidt doen, wie doet mee en wie betaalt wat”, zegt Bhattoe. Mees Verkerk eveneens vanuit de gemeente betrokken, benadrukt dat de bedrijvenraad hier het verschil kan maken. “De raad komt maandelijks bij elkaar en adviseert ons. We hopen dat het samenwerken met deze kopgroep van bedrijven ook andere bedrijven er toe beweegt mee te krijgen in de gebiedsontwikkeling: ambassadeurschap, mede-eigenaar zijn van maatregelen en projecten”, zegt hij. Praktische handvatten uit onderzoek Auke Brugmans, docent-onderzoeker gebiedsontwikkeling aan de Hogeschool Rotterdam, schuift de onderzoeksbril naar voren. “We zien landelijk dat ‘werk’ eindelijk weer op de kaart staat. Tegelijkertijd worstelen gemeenten met het uitvoeringsinstrumentarium. Ons onderzoek ‘Maak Ruimte voor Werk’ met de G4-steden en twee “Collectieven starten is één; ze volhouden en opschalen vraagt energie, kartrekkers en spelregels.” groei-gemeenten moet leiden tot praktische handvatten, zodat we niet alleen ambities formuleren maar ze ook kunnen waarmaken”, zegt Brugmans. Elkaar helpen Waar visie, onderzoek en beleid samenkomen, ontstaat de echte test: de bedrijfsvloer. Daarvoor zit ook horecagroothandel Bidfood aan tafel. Vestigingsdirecteur Matthijs Zorn beschrijft de opgave van een groot distributiebedrijf dat dicht bij de stad en tegelijk aan de Foto Joep Boute Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 7

Foto: Peter Schmidt snelweg moet zitten. “We rijden de stad in met emissievrije voertuigen. Dat betekent forse laadinfrastructuur. Die draait acht à negen uur per dag voor onze eigen wagens, de rest van de tijd staat het plein leeg. Kun je zo’n laadplein breder inzetten voor de buren, zonder dat het ons bedrijf ontregelt”, zegt Zorn. “Het gaat ook over netcongestie. Als de buurman geen aansluiting krijgt, maar wij capaciteit hebben, moet je elkaar kunnen helpen.” Organisatiegraad opbouwen Volgens Verkerk is dat precies het soort doorbraak waar Spaanse Polder bij gebaat is. “We onderzochten het delen van laadinfrastructuur en energie: er zijn door onzekerheid over toekomstige stroombehoefte weinig bedrijven met ‘stroom over’ die zich willen vastleggen op het delen van stroom. Het is daarom belangrijk dat een partij als Bidfood bereid is over de kavelgrens heen te kijken en een voortrekkersrol te nemen. Dat kan een olievlekwerking hebben”, zegt hij. Collectieve voorzieningen vragen ook om organisatie. Brugmans ziet daar een weerbarstige praktijk. “Collectieven starten is één; ze volhouden en opschalen vraagt energie, kartrekkers en spelregels. Het is goed als gemeenten die organisatiegraad helpen opbouwen, maar ook ondernemers moeten instappen”, zegt zij. Financiering Financiering is de andere vaste component in gebiedsontwikkeling. Everraert schetst drie geldstromen: publieke investeringen in de buitenruimte, private investeringen op het eigen plot en geld voor gebiedsbrede ingrepen. “Juist die derde categorie is moeilijk. Iedereen wacht op elkaar: wie gaat eerst, hoe voorkom je freeriders, hoe bundel je inzet? Je zoekt naar vormen die solidariteit organiseren en risico’s eerlijk verdelen”, zegt hij. SOFIE-fonds Van der Bolt haakt aan met de instrumentenkant. “We kijken naar een ondernemersfonds, scherper inzetten van erfpacht en naar fondsen zoals SOFIE voor betaalbare en collectieve werkruimte. SOFIE is een gemeentelijke ‘bank’ die het laatste gaatje dicht: met een lage rente of garantstelling wordt commercieel geld vaak alsnog mogelijk. Het gaat dan om bakstenen, niet om machines”, zegt hij. “De woningmarkt en bedrijvenmarkt zijn echt verschillende werelden. Bij woningen is de afzet voorspelbaar, bij bedrijfsruimte veel minder; investeerders beoordelen risico’s anders. Daar moeten we nieuwe combinaties en afspraken voor vinden.” Sturingsplanologie Everraert plaatst die zoektocht in het grotere verhaal van sturingsplanologie. “We gaan toe naar gerichte clustering: de juiste bedrijven op de juiste plek. Bedrijven met veel verkeersbewegingen of zware milieucategorieën horen niet tussen woningen; bedrijven die goed in een stedelijke plint passen, willen we juist dichter bij bewoners.” Dat vraagt richting en soms ook ‘nee’ als een aanvraag niet past bij de gewenste invulling van de bedrijfsruimte, zegt hij. Zorn begrijpt de noodzaak van regie, maar waarschuwt voor overkadering. “Begeleiden, ja; vastspijkeren, nee. Je moet als ondernemer kunnen bewegen. Wij hebben specifieke condities – dicht bij de stad voor levering, dicht bij de snelweg voor aanvoer – en die passen nu eenmaal niet overal.” Stel kaders op basis van condities, niet op basis van labels, zegt hij. Gerichter sturen Brugmans vervolgt: “We weten heel weinig van niet-wonen. SBI-code, milieucategorie, aantal werknemers: dat is te mager om fijnmazig te sturen. Zonder goede data over bedrijfsprocessen, logistiek en energieprofielen blijf je op hoofdlijnen redeneren.” Everraert knikt. “Bij woningen kennen we elke variabele. Bij werk durven we nauwelijks in te grijpen omdat we het niet precies weten. Foto: Joep Boute 8 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

En toch móét het; Nederland zit op slot, uitbreidingsruimte is op, ook in Rotterdam. Als je binnen bestaand stedelijk gebied wilt groeien, zul je gerichter moeten sturen”, zegt hij. Studenten In samenwerking met de gemeente worden door de Hogeschool Rotterdam structureel studenten ingezet die afstuderen aan het Urban Lab Spaanse Polder. Brugmans: “Als je het gebied en de bedrijven echt kent, kun je gerichte interventies plegen: niet breed overal een beetje, maar op strategische kavels aanjagen wat het vliegwiel op gang brengt. Dat is wezenlijk anders dan een modelmatige scan op afstand”, zegt zij. Samenwerking met de studenten is volgens Verkerk belangrijk om nieuwe kennis en energie op te halen. Om de stakeholders te kennen en ontwikkelingen op gang te brengen trekt Rotterdam volgens Verkerk “samen op met economie, beheer, veiligheid en politie. Als de basis – netheid, veiligheid, openbare ruimte – niet op orde is, investeert niemand.” Betaalbaarheid De tafel staat stil bij betaalbaarheid. Van der Bolt: “Net als sociale woningbouw heb je ‘sociale bedrijfsruimte’ nodig. Denk aan de loodgieter die de stad draaiende houdt, maar geen top-huur kan betalen. Door betaalbare werkruimte in de stad te behouden en waar mogelijk te stapelen of mengen, hou je op terreinen als Spaanse Polder “Als je binnen bestaand stedelijk gebied wilt groeien, zul je gerichter moeten sturen.” plek vrij voor bedrijven die daar echt moeten zitten.” Bhattoe vult aan: “Daarom is SOFIE opgestart, en zoeken we combinaties met ontwikkelaars en beleggers die ook op bedrijfsruimte durven te zitten. Met alleen woningbouwfondsen red je het niet.” De hamvraag blijft: hoe zorg je dat de puzzel niet alleen klopt op papier, maar ook buiten de deur? Everraert: “Door duidelijk te zijn over richting, en tegelijk ruimte te laten voor ondernemerschap. Door financiële instrumenten slimmer te stapelen. Door collectieve voorzieningen te organiseren waar het moet. En door partners uit te nodigen om mee te doen.” Van der Bolt knikt. “We willen voor ondernemers voorspelbaar zijn. Niet elke boodschap zal iedereen altijd bevallen, maar duidelijkheid geeft investeringszekerheid.” Allemaal winnaars Aan het einde van het gesprek tekent zich een pragmatische consensus af. De stad kan en wil meer sturen; ondernemers willen meebewegen als de randvoorwaarden kloppen; kennisinstellingen helpen met data, werkwijzen en ontwerpkracht. Zorn verwoordt het vanuit de praktijk: “Wij willen in Spaanse Polder doen wat we elders geleerd hebben, maar dan beter. Als we elkaar helpen met energie en logistiek, winnen we allemaal.” Verkerk sluit af met een nuchtere wens. “Laat Spaanse Polder Noordwest de plek zijn waar we laten zien hoe het kán: een gebied waar we samenwerken zonder te verzanden. Met een uitvoeringsprogramma dat niet in de lade verdwijnt, maar op straat zichtbaar is.” “Werk hoort bij de stad”, zegt Everaert.” Brugmans besluit: “Het gaat om het organiseren van vernieuwing. Als we dat voor elkaar krijgen, is Spaanse Polder niet alleen groener en productiever, maar ook een blauwdruk voor andere stedelijke werkgebieden.” Kortom, Rotterdam komt graag in gesprek met bedrijven en projectontwikkelaars om te zorgen dat we gezamenlijk invulling kunnen geven aan het duurzamer benutten van bedrijventerreinen in de stad. Roel van der Bolt: rj.vanderbolt@rotterdam.nl www.ondernemen010.nl/bedrijventerreinen/  Foto: Jan van der Ploeg Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 9

Van keten tot kavel: de ruimtelijke impact van circulaire economie op bedrijventerreinen Alkmaar: vestiging van recycle- en circulair sloopbedrijf GP Groot op bedrijventerrein Boekelermaar in Alkmaar 10 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Nederland staat voor een grote ruimtelijke opgave. Eén van de grootste uitdagingen is de overgang naar een circulaire economie. Die transitie raakt niet alleen productie- en consumptiepatronen, maar stelt ook nieuwe eisen aan onze bedrijventerreinen. In opdracht van de ministeries van EZ en IenW onderzochten Stec Groep en CE Delft wat deze transitie betekent voor de ruimte op bedrijventerreinen (exclusief de industrieclusters)1. Hun conclusie is duidelijk: overheden en bedrijven moeten nú ruimte maken voor circulaire bedrijvigheid, anders loopt deze transitie vast. Dat vraagt om visie én tempo. Het recent geactualiseerde Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE 2025) onderstreept die urgentie2. Circulaire economie: geen aparte sector, maar systeemverandering voor alle bedrijven De circulaire economie is geen aparte sector naast de bestaande bedrijvigheid. Het is een systeemverandering die de hele economie en dus alle bedrijven in meer of minder mate raakt. Steeds meer bedrijven passen hun bedrijfsmodel al aan: van reparatie en refurbishing tot recycling en hergebruik. Inmiddels is 6 tot 10 procent van de Nederlandse bedrijven circulair actief; op bedrijventerreinen ligt dat aandeel al rond de 15 procent, een verdrievoudiging sinds 2018. De meeste circulaire dynamiek komt van bestaande bedrijven die hun processen aanpassen, uitbreiden of intensiveren, zo blijkt uit het onderzoek van Stec Groep en CE Delft. Nieuwbouw op nieuwe kavels is goed voor ongeveer 45% van de circulaire ruimtevraag, maar het merendeel landt via herontwikkeling of intensivering op bestaande terreinen. De transitie voltrekt zich dus vooral binnen de huidige bedrijventerreinenvoorraad. Drie ketens in beeld: bouw, kunststoffen en maakindustrie Het onderzoek van Stec Groep en CE Delft zoomt in op drie ketens op bedrijventerreinen met een grote ruimtelijke en milieu-impact: bouw, kunststoffen en maakindustrie. Deze ketens zijn ook als prioriteit benoemd in het NPCE 2025. Per keten volgt uit het onderzoek het volgende ruimtelijke plaatje: • Bouw: ruimtevraag van 520 tot 905 hectare tot 2050 (+5 tot +10%). Vooral voor betonrecycling, houtbouw en circulaire bouwhubs. • Kunststoffen: ruimtevraag van 75 tot 275 hectare extra (+5 tot +20%). Met name voor sorteerinstallaties en mechanische kunststofrecycling. • Maakindustrie: 460 tot 1.205 hectare extra (+5 tot +15%). Vooral voor reparatie, refurbishment en metaalrecycling. Indicatief vertaald naar de totale bedrijventerreinenmarkt in Nederland komt dit neer op een uitbreidingsvraag van 4.000 tot 9.500 hectare netto tot 2050; een groei van 6 tot 15% ten opzichte van het huidige ruimtebeslag. De circulaire ruimtevraag staat bovendien niet op zichzelf. De transitie is sterk verweven met andere ontwikkelingen zoals digitalisering, energietransitie en veranderingen in productieketens, zo blijkt uit het onderzoek. Circulariteit is 1) https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2025/09/26/ bijlage-2-eindrapport-ruimtevraag-circulaire-economie-op-bedrijventerreinen 2) https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2025/10/13/ bijlage-1-bij-kamerbrief-nationaal-programma-circulaire-economie-2025 Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 11

onderdeel van een bredere beweging waar bedrijven op inspelen. In het hoge scenario ontstaat een tekort aan bedrijventerreinen van ruim 5.000 hectare. Het tekort manifesteert zich in alle provincies, maar de grootste tekorten zijn zichtbaar in Brabant, Gelderland en Noord-Holland. De piek in ruimtevraag wordt verwacht tussen 2030 en 2040, wanneer lineaire productie nog niet is afgebouwd, maar circulaire ketens al volop ruimte vragen voor opbouw. Die ‘dubbele’ vraag maakt de komende twintig jaar cruciaal. Bedrijven hebben tijdelijk extra capaciteit nodig om oude processen af te bouwen en nieuwe te laten groeien. Denk aan ruimte voor retourstromen, sortering, demontage, reparatie en tijdelijke opslag van materialen die in omloop blijven. Circulaire economie betekent dus niet minder, maar méér ruimte. De precieze impact is daarbij wel te beïnvloeden en afhankelijk van de keuzes die we in de circulaire economie maken. Niet alleen méér ruimte, maar ook andere mix aan locaties De circulaire economie vraagt ook om een andere mix van locaties. Naast reguliere productie- en logistieke terreinen groeit de behoefte aan campussen, broedplaatsen en strategisch gelegen circulaire hubs waar vraag en aanbod van circulaire materialen samenkomen. Vooral locaties met onderscheidende kenmerken, zoals watergebonden terreinen en terreinen voor milieubelastende activiteiten (HMC), zijn schaars maar gewild. Juist daar kunnen grootschalige en meer hinderlijke (geur, stof, geluid, externe veiligheid) circulaire activiteiten plaatsvinden. Naast de bereikbaarheid via weg en water spelen een gezonde werkomgeving, gedeelde voorzieningen en nabijheid van geschoold personeel een steeds grotere rol bij de locatiekeuze van circulair opererende bedrijven3. De ruimtevraag van de circulaire economie is dus zowel een kwantitatief als kwalitatief een uitdaging. Beschermen en beter benutten van bestaande terreinen cruciaal Nederland is te dichtbevolkt en de ruimte is te schaars om alle groei op nieuwe bedrijventerreinen te realiseren. Een belangrijke opgave zit daarom in het beter benutten van de bestaande bedrijventerreinenvoorraad. Veel bedrijventerreinen worden nu nog suboptimaal gebruikt: lage bouwhoogtes, versnipperde functies en kavels waar de bouwmarkt of de sportschool waardevolle industriële plekken verdringt. Juist daar liggen grote kansen voor de circulaire economie. Door herontwikkeling, intensivering en functiemenging kunnen bestaande terreinen weer toekomstbestendig worden. Dat vraagt om visie en regie: welke plekken behouden we en gaan we beter benutten voor hoogwaardige productie, recycling en maakindustrie? Bestaande terreinen hebben bovendien een belangrijk voordeel: ze beschikken vaak al over zware netaansluitingen, goede ontsluiting en voorzieningen. In tijden van netcongestie en andere tekorten is dat goud waard. Veel circulaire bedrijven zijn namelijk kapitaalintensief en honkvast; verplaatsing is kostbaar en complex. Bescherming Harderwijk: vestiging van Dolphin Metal Seperation op bedrijventerrein Lorentz in Harderwijk. Dolphin recyclet non-ferro metalen door reststoffen te scheiden en hoogwaardig te verwerken voor hergebruik. Focus ligt daarbij op aluminium, roestvast staal en metalen mixen zoals koper, messing en zink. Dolphin maakt van restmateriaal een hoogwaardig beginproduct voor de automobielindustrie, smelterijen en andere eindverwerkers. en versterking van bestaande locaties is daarom cruciaal, zodat bedrijven zoveel als mogelijk daar kunnen doorontwikkelen of zich vestigen. Herstructurering en intensivering kunnen op reguliere terreinen vaak 5 tot 10% extra ruimte opleveren, maar dat vraagt om investeringen, capaciteit en tijd. Zowel vanuit de markt als vanuit overheden. Mooi is te zien dat deze noodzaak steeds meer gevoeld wordt en politieke aandacht krijgt, bijvoorbeeld in Brabant met recent (7 november) aangenomen moties voor herstructurering en bescherming van strategische watergebonden locaties. Plus gericht investeren in nieuwe, strategische locaties met toekomstwaarde Het is verleidelijk om door alle belemmeringen te denken dat er ‘toch niks meer kan’ en de stekker te trekken uit de ontwikkeling van plannen voor nieuwe bedrijventerreinen. Maar naast het beschermen en beter benutten van bestaande 12 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Groningen: watergebonden locaties hebben een belangrijke rol in de circulaire economie terreinen is het harde noodzaak om ook door te gaan met plannen voor nieuwe terreinen. De doorlooptijden zijn lang (7-15 jaar), terwijl de piek in de ruimtevraag zich binnen tien jaar aandient. Als gemeenten en provincies nu niet doorgaan met het plannen van nieuwe bedrijventerreinen, ontstaat straks een structureel tekort aan ruimte voor de circulaire economie. Nieuwe terreinen zijn bovendien nodig als schuifruimte om bestaande terreinen te herontwikkelen en circulair-proof te maken. Ruimte is een strategisch goed TNO4 verwoordde het onlangs treffend: ruimte ís een strategisch goed. Bedrijventerreinen zijn geen restcategorie, maar cruciale bouwstenen van ons verdienvermogen. Net als energie of infrastructuur bepaalt ruimte onze economische veerkracht. Bedrijventerreinen zijn niet alleen locaties voor bedrijvigheid, maar ook dragers van nationale strategieën, zoals de circulaire economie. Dat besef vraagt om ander beleid. Gemeenten en provincies moeten ruimte voor bedrijventerreinen zien als een investering in toekomstig verdienvermogen. Net als infrastructuur of onderwijs is het een publieke waarde. Wie nu ruimte strategisch inzet – voor circulariteit, energiedelen, reststromen en innovatie – bouwt aan het vestigingsklimaat van morgen. Wie dat nu niet doet, betaalt hiervoor straks de prijs. Tijd voor actie! De komende jaren zijn bepalend voor de voortgang van de circulaire economie in Nederland, met bedrijventerreinen als ruimtelijk brandpunt van deze transitie. Het onderzoek van Stec Groep en CE Delft laat zien dat versnelling mogelijk is als overheden en bedrijven nu samen keuzes maken: ruimte reserveren voor circulaire ketens, bestaande terreinen slim herstructureren en gericht investeren in nieuwe locaties met toekomstwaarde. Dat vraagt om durf en samenwerking, maar vooral om het besef dat ruimtelijk beleid geen bijzaak is. Het is een strategische voorwaarde voor een concurrerende, duurzame en circulaire economie. Vandaag ruimte maken voor circulaire bedrijvigheid is cruciaal voor het verdienvermogen van morgen!  www.stec.nl Evert-Jan de Kort Wim Eringfeld 3) https://www.ruimtelijkeordening.nl/actueel/nieuws/2025/04/30/locatiekenmerken-circulaire-bedrijvigheid-in-en-rondom-de-stad 4) https://vector.tno.nl/artikelen/ruimte-strategisch-goed/?utm_source=linkedin&utm_medium=social&utm_content=ISP Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 13

Schiedam maakt vaart met bedrijventerreinen van de toekomst Nieuwe gronduitgiften, grondsaneringen, slopen, bouwrijp maken, bouwen en nieuwe bedrijven openen. Het gebeurt allemaal gelijktijdig en in een rap tempo op de Schiedamse bedrijventerreinen Spaanse Polder en ’s-Gravelandsepolder. Daar worden momenteel 80 verschillende projecten ontwikkeld op 145 hectare. De bedrijventerreinen zijn onderdeel van de grotere gebiedsontwikkeling SchieDistrict. 14 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Z o’n 10 jaar geleden slaagde de gemeente Schiedam, in een baanbrekend project samen met de gemeente Rotterdam en diverse overheidsinstanties, erin om de ondermijnende criminaliteit in het gebied terug te dringen. ‘Die aanpak is heel succesvol geweest’, aldus Liesbeth Roeles, projectmanager Gebiedsontwikkeling Bedrijventerreinen SchieDistrict. ‘De gemeente Schiedam heeft toen besloten om daar een economische opvolging aan te geven, door de bedrijventerreinen onderdeel te maken van de gebiedsontwikkeling SchieDistrict. Onze opdracht was om er duurzame, innovatieve en toekomstbestendige bedrijventerreinen van te maken. En daar zijn we vanaf 2018 voortvarend mee aan de slag gegaan. Het is een bewuste keus om van de bedrijventerreinen een dynamisch stuk stad te maken.’ Wat gebeurt waar? De activiteiten op bedrijventerrein Spaanse Polder spitsen zich veelal toe op Business-to-Consumer bedrijven. ‘Denk daarbij aan een bouwmarkt, de automotive business of ondernemers zoals een tegelzetter. Het is een mix van bedrijvigheid waar de stad behoefte aan heeft, maar die soms nog niet helemaal de transitie heeft gemaakt naar innovatieve business.’ De ’s-Gravelandsepolder valt uiteen in twee deelgebieden met ieder een eigen profiel. Het eerste deel – de ontwikkeling van de Mechatronica Innovatie Campus Schiedam (MICS) door ontwikkelaar SDK Vastgoed - spitst zich toe op mechatronica, een interdisciplinair vakgebied dat werktuigbouwkunde, elektrotechniek, informatica en besturingstechniek combineert om slimme en efficiënte systemen te ontwikkelen. Het andere profiel is circulaire economie & innovatieve maakindustrie. ‘Wij hopen dat die twee profielen in de toekomst heel goed samengaan en elkaar gaan versterken’, zegt Liesbeth. Het is de ambitie om het aantal arbeidsplaatsen op dit bedrijventerrein te laten groeien van de huidige 6.600 banen naar maar liefst 20.000. Een groei die van belang is voor versterking van de economie in de hele regio. Erfpacht De gemeente Schiedam geeft de grond op de bedrijventerreinen uit in erfpacht. De nieuwe contracten worden afgesloten voor een Een nieuwe ontwikkeling aan Kommiezenlaan 30 Liesbeth Roeles en Lydia Buist “Aan de oostzijde van het water komt een langzaam-verkeer-route, met fietspaden die aansluiten op de fietsroutes naar MiddenDelfland, Rotterdam en Delft.” duur van 99 jaar. Bedrijven moeten voldoen aan de criteria duurzaam, transparant, innovatief en toekomstgericht. Ook moeten ze minimaal 1.250 m² grond afnemen, om versnippering van het vastgoed op de bedrijventerreinen te voorkomen. ‘Met al gevestigde bedrijven die niet voldoen aan dit profiel, gaan we in gesprek en zoeken we samen naar een vestigingsplek elders in de polders of in de stad of wellicht in de regio, waar hun bedrijvigheid beter past’, vertelt Liesbeth. ‘Zijn de percelen te klein, dan onderzoeken we samen met de beoogde erfpachter de mogelijkheid om met verschillende ondernemers op één plot samen te gaan. Passen ze qua werkzaamheden wel nog binnen het profiel, maar is hun gebouw niet meer van deze tijd, dan moeten ze hun pand aantoonbaar verduurzamen. We gebruiken daarvoor een digitaal instrument dat de duurzaamheid van een gebouw berekent volgens de Gemeentelijke Praktijk Richtlijnen (GPR). Voor iedere (her)ontwikkeling moet de erfpachter-in-spé ook een Materialenpaspoort indienen.’ Transparant stenen stapelen De gemeente Schiedam stelt hoge stedenbouwkundige eisen aan de nieuw te bouwen bedrijfspanden. ‘Waar je vroeger als voorbijganger geen idee had van wat er zich in zo’n bedrijfspand afspeelde, krijgen we nu gebouwen met een open uitstraling en grote raampartijen. Zo willen we veel meer zichtbaar maken van die interessante activiteiten binnen’, vertelt Liesbeth. Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 15

Gebouw Atlas aan de Schie De openbare buitenruimte rondom al dit nieuwe vastgoed richt de gemeente Schiedam opnieuw in met veel groen en aantrekkelijke verblijfplaatsen. De Schie stroomt als een ruggengraat dwars door de bedrijventerreinen heen. Negen meter vanaf de oevers wordt geen grond meer uitgegeven. Liesbeth: ‘Aan de oostzijde van het water komt een langzaam-verkeer-route, met fietspaden die aansluiten op de fietsroutes naar Midden-Delfland, Rotterdam en Delft. De westelijke oever richten we in voor voetgangers waar mogelijk fietsers te gast zijn. We vragen ontwikkelaars van vastgoed aan de rand van de Schie nadrukkelijk om de voorkant van het gebouw met de entree aan de waterzijde te positioneren. Zo krijgen bedrijven een prachtige ‘etalage’ waarin voorbijgangers kunnen zien wat er binnen gebeurt. En voor de medewerkers van zo’n bedrijf geeft dit veel meer verbinding met buiten.’ Bouwen aan vertrouwen Die nieuwe transparantie geldt niet alleen voor de gebouwen. ‘We streven op onze bedrijventerreinen ook naar veel meer kennisdeling, om zo van elkaar te kunnen leren,’ licht Lydia Buist toe, directeur gebiedsontwikkeling SchieDistrict. ‘We stimuleren onze ondernemers om een kijkje in elkaars keuken te nemen. Als er een vertrouwensband ontstaat dan ga je veel eerder je kennis en technieken met elkaar delen. Elke derde donderdag van de maand organiseren we tussen 12 en 13 uur een Break to Innovate, een gratis lunch-event waar iedereen welkom is. We nodigen telkens een interessante spreker uit, gelieerd aan een van onze bedrijven. Het gaat vaak over uitdagende opgaven waar veel bedrijven mee te maken hebben, bijvoorbeeld op het gebied van innovatie of HR. De lunchbreaks worden goed bezocht en er ontstaan interessante cross-overs. Ondernemers leren van elkaar door met elkaar in contact te komen. En zo wordt stapje voor stapje aan een ecosysteem gebouwd.’ Robot als toegangspoort naar campus Pal langs de A20 staat sinds oktober 2025 een 16 meter hoge MICSrobot. Deze, in het oog springende, reus symboliseert de activiteiten 16 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 Liesbeth Roeles op de Mechatronica Innovatie Campus Schiedam (zie kader). In de toekomst zal het gebouw Spectrum een andere blikvanger worden op de campus. In dit megagrote pand aan de oever van de Schie komen straks centrale “boardrooms”, vergaderkamers en gezamenlijke ruimtes en voorzieningen waar iedereen op de campus gebruik van kan maken. Jonge talenten kunnen er les krijgen op de allernieuwste machines en apparatuur. ‘Nu zie je op scholen in de techniekruimte vaak verouderde apparatuur’, vertelt Lydia. ‘Bij MICS worden studenten straks opgeleid met de allernieuwste apparaten en snufjes om ze goed voor te bereiden op de arbeidsmarkt. En het mooie is dat we dat van buitenaf dan allemaal kunnen zien en het niet meer weggestopt is in een afgesloten ruimte.’ Op verkenning Het belang van de campus voor de regio is ook opgemerkt door de MRDH, Metropoolregio Rotterdam Den Haag. De MRDH heeft

Doekle Terpstra, o.a. oud-voorzitter van Techniek Nederland, aangesteld als bestuurlijke verkenner. Terpstra richt zich op onderwijs en bedrijfsleven met als doel dat zij zich langdurig duurzaam met elkaar verbinden en investeren in deze gezamenlijke leer- en werkomgeving op MICS. Om als regio internationaal concurrerend te blijven is het nodig om nu te investeren in innovatie, talentontwikkeling en samenwerking. Terpstra zal begin 2026 de resultaten van zijn verkenning bekendmaken. Perfect ontsloten De Schiedamse bedrijventerreinen zijn uitstekend ontsloten, met een ligging direct aan de A20/A4 en op loop- en fietsafstand van het Station Schiedam Centrum, met trein-, tram-, metro- en busverbindingen. In de toekomst komt daar mogelijk nog het nieuwe station Kethel bij, ten noordwesten van Schiedam. Lydia: ‘We willen hier, net als in Brainport Eindhoven, een regio creeren waarin bedrijven goed samenwerken en elkaar versterken over stads- en regiogrenzen heen. Dit is niet alleen een Schiedams feestje. Het is hoog tijd dat de regio met elkaar optrekt en versterkt om slim en accuraat in te spelen op veranderingen. Een loket van de high tech-industrie dat als vliegwiel dient voor de regio is hard nodig voor de toekomst van ons land.’ www.schiedistrict.nl Hotspot voor mechatronica in Zuid-Holland In Schiedam ontwikkelt SDK Vastgoed, samen met de gemeente, de Mechatronica Innovatie Campus Schiedam (MICS). Een bedrijventerrein van 42 hectare verandert hier stap voor stap in een groene, toekomstgerichte campus waar bedrijven, kennisinstellingen en talenten samenwerken rond mechatronica – het vakgebied op het snijvlak van mechanica, elektronica en informatica. Binnen de MICS Campuscoöperatie delen bedrijven faciliteiten, ontmoeten ze elkaar en kennisinstellingen tijdens netwerk- en kennisevents en werken ze samen aan innovatie en groei. ‘Bedrijven kunnen er uitbreiden en innoveren, professionals blijven zich er ontwikkelen, en talent uit de regio vindt er aansluiting bij de hightech maakindustrie’, zegt Niels Langenhuizen, directeur SDK Vastgoed. ‘We bouwen met MICS voort op de succesformule van de Brainport Industries Campus in Eindhoven.’  Kenmerken De campus biedt flexibele, duurzame gebouwen met BREEAM Excellent en energielabel A++++, en ligt strategisch aan de A20, dichtbij station Schiedam Centrum en Rotterdam The Hague Airport. Ook technische opleidingen zoals TU Delft, Hogeschool Rotterdam en Techniek College Rotterdam liggen binnen handbereik. Zo ontstaat een krachtige verbinding tussen onderwijs, onderzoek en ondernemerschap. Meer info: mics.nl Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 17

SchieSquare geeft Schiedam nieuw elan “We wilden meer dan een gebouw neerzetten. Dit moest een plek worden waar techniek, innovatie en duurzaamheid elkaar versterken,” zegt Rob van den Broek van Delta Development. Samen met Roeland van den Berg (VolkerWessels Logistics Development), Bart-Jan Luijk (Industrial Real Estate Partners) en Vincent Keiman en Tom van Veen van Ooms Makelaars werkt hij aan SchieSquare: de herontwikkeling van het voormalige Sandvikterrein tot spil in de Mechatronics Innovation Campus Schiedam (MICS). 18 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

D e herontwikkeling begon op het terrein waar Sandvik jarenlang zijn Europese distributiecentrum had. Na de verhuizing van dat bedrijf naar Den Hoorn kwam de locatie vrij voor iets nieuws. Delta Development en VolkerWessels Logistics Development grepen samen met Industrial Real Estate Partners en Ooms Makelaars de kans om het verouderde complex te vernieuwen. “De locatie waar we het over hebben, dat is een plek waar Sandvik jarenlang hun hoofdDC had voor Europese activiteiten,” vertelt Luijk. “Dat was verouderd vastgoed, dus het lag voor de hand om dat te herontwikkelen.” De eerste gesprekken met Sandvik dateren al van 2019, nog voordat de gemeente het MICS-concept vormgaf. “Nadat wij Sandvik hadden geherhuisvest en met hen in gesprek gingen over de huidige locatie, ging parallel de gemeente het MICS concept uitwerken,” zegt Van den Broek. Dat kostte tijd, maar leverde iets beters op: een project dat ingebed is in een groter geheel. Wat begon als een losstaande herontwikkeling groeide uit tot een campusproject waarin overheid en marktpartijen samenwerken aan één toekomstbeeld. Op het voormalige Sandvik-terrein verrijst Schiesquare in het hart van MICS Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 19

Gemeente als partner De MICS-visie bleek de katalysator voor samenwerking. Waar logistieke projecten vaak snelheid vragen, bood dit traject juist ruimte voor afstemming. “De gemeente is daar natuurlijk een hele belangrijke partij in,” zegt Van den Broek. “Je wil uiteindelijk allemaal naar hetzelfde punt op de horizon. Soms wil je het liefst snel naar het einde van de tunnel, maar dat betekent niet dat je dan het beste eindresultaat hebt.” Roeland van den Berg vult aan: “Je kan niet zomaar overal een campus creëren. De doelgroep moet al aanwezig zijn. In deze regio is gewoon veel maakindustrie aanwezig en met name in de mechatronica. Daarom past dit concept juist in Schiedam.” Campus als ecosysteem De campus groeit niet op een leeg veld, maar midden in een bestaand bedrijventerrein. Dat vraagt precisie en overleg, zegt Van den Berg. “Het interessante is dat MICS kavel voor kavel wordt ontwikkeld, tussen de bestaande activiteiten door. Dat maakt het complexer, maar ook realistischer.” Binnen de campus draait alles om verbinding. Bedrijven profiteren van elkaars nabijheid, onderwijsinstellingen leveren talent en studenten doen praktijkervaring op. Zo ontstaat een ecosysteem waarin techniek, opleiding en ondernemerschap elkaar versterken. Flexibel en modulair SchieSquare telt zo’n 24.000 vierkante meter bedrijfsruimte, verdeeld over vier zelfstandige of te koppelen units. Het ontwerp is modulair: gebruikers kunnen functies combineren en later aanpassen. Productie, magazijn, repairrooms en kantoor liggen binnen één flexibel stramien. “Ruim twintigduizend vierkante meter warehouse, in units vanaf vijfduizend,” zegt Luijk. “Daardoor kun je echt flexibiliteit bieden aan de gebruiker.” Ook over parkeren is goed nagedacht. Bovenop de expeditieruimtes ligt een parkeerdek voor circa 260 auto’s. “Daarmee behalen we een hoge efficiëntie,” aldus Van den Berg. “Het is een slimme manier om ruimte te benutten in een stedelijke omgeving.” Duurzaam tot in detail Duurzaamheid vormt de kern van het ontwerp. Het gebouw krijgt een BREEAM Excellentcertificaat en wordt ontwikkeld volgens de Cradle to Cradle-principes van Delta Development. “We laten het hele gebouw doorrekenen door Wisebrick,” zegt Van den Broek. “Ze meten tot op schroefjesniveau hoeveel CO₂ erin verwerkt zit.” Die precisie helpt bij materiaalkeuzes en vermindert de milieu-impact. Tegelijk sluit het aan bij de groeiende eisen van gebruikers. “We merken bij bedrijven dat het echt een vereiste begint te worden,” zegt Keiman. “Wie jonge medewerkers wil aantrekken, kan niet meer in een energieverslindend pand werken.” Luijk wijst op de zakelijke kant van duurzaamheid. “Duurzaam bouwen is ook goed voor de portemonnee. Je totale lasten liggen lager en het pand behoudt zijn waarde. Dat is gewoon slim ondernemerschap.” Slim omgaan met energie Ook de energievoorziening is vooruitstrevend. SchieSquare beschikt over een royale stroomaansluiting en gecontracteerd vermogen – een schaars goed in tijden van netcongestie. “Dat hebben we bijna geen enkel project meer, maar dit is een bestaande aansluiting,” zegt Van den Broek. Toch zoeken de ontwikkelaars verder. Bedrijven worden gestimuleerd om energie slim te gebruiken. Overdag heftrucks laden op zonnestroom, accu’s wisselen, pieken vermijden. “Door netcongestie gaan mensen anders doen,” zegt Van 20 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 den Broek. “En dat anders doen levert dan ook nog eens geld op.” Marktvraag en toekomstwaarde De Rotterdamse regio kampt al jaren met een tekort aan moderne bedrijfsruimte. Verouderde panden remmen groei, terwijl nieuwbouwlocaties schaars zijn. SchieSquare biedt een oplossing: hoogwaardige, flexibele en duurzame ruimte voor technische bedrijven. “Bij dit soort ondernemingen is er gewoon een sterke vraag naar goede bedrijfsruimte,” zegt Luijk. “Je bent bezig met de toekomst van Schiedam,” vult Van Veen aan. De sloop van het oude Sandvik-pand is in volle gang. De bouw start naar verwachting in het

SchieSquare; duurzaam, flexibel en klaar voor de toekomst van de maakindustrie in Schiedam tweede of derde kwartaal van 2026, met oplevering een jaar later. “De sloop is begonnen, volgend jaar kunnen we in principe starten met bouwen,” zegt Van den Broek. Een eerste huurder heeft zich al gecommitteerd, terwijl gesprekken met andere geïnteresseerden lopen. “Zodra er activiteit op het terrein is, groeit de interesse,” aldus Luijk. Werken en leren in Schiedam De campus moet uitgroeien tot een plek waar mensen graag werken én leren. “Er wordt een werkomgeving gecreëerd waar je als werknemer graag wilt zijn, waar je trots op bent,” zegt Van den Berg. De ligging langs de A20, vlak bij Rotterdam, versterkt die aantrekkingskracht. Binnen MICS spelen ook onderwijsinstellingen een rol. “De aanwezigheid van kennisinstellingen en de interactie met het bedrijfsleven door bijvoorbeeld het creëren van stageplaatsen is een vereiste voor een succesvolle campus,” zegt Van den Berg. Zo ontstaat een sociaal en economisch ecoysteem dat talent bindt en bedrijven laat groeien. SchieSquare is daarmee meer dan een modern gebouw. Het is het kloppend hart van een campus waar techniek, kennis en ondernemerschap samenkomen – en waar de toekomst van Schiedam vorm krijgt. www.schiesquare.nl Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 21 

Heembouw’s Robert Dolieslager: “In een krappe markt is het zaak niet alleen te zoeken, maar vooral slim te vinden” Voor veel ondernemers die willen groeien, nieuwbouwen of uitbreiden, is het vinden van een geschikte bedrijfslocatie een steeds grotere uitdaging. “Dat betekent niet, dat er niets mogelijk is,” zegt adjunct directeur Ontwikkeling Robert Dolieslager van Heembouw. Met zijn gespecialiseerde afdeling Gebiedsontwikkeling, neemt Heembouw het initiatief, waar anderen vastlopen. Heembouw biedt bedrijven die op zoek zijn naar ruimte, drie verschillende routes naar een nieuwe plek, elk met een eigen tijdspad en aanpak. Drie routes naar een nieuwe locatie Greenfields: De klassieke optie – een kavel op ongerepte grond. “Die zijn er nog wel, maar overheden zijn terughoudend in het initiëren van nieuwe bedrijventerreinen. Volgens de Ruimtelijke Economische Visie BROWNFIELDLOCATIE HYDRA UTRECHT Heembouw heeft verschillende van dit soort locaties herontwikkeld, zoals Hydra Utrecht op Lage Weide. Dolieslager: “Dit oude opslagterrein, hebben we herontwikkeld tot een duurzaam distributiecentrum. Geoptimaliseerd voor functionele logistiek, met veel aandacht voor natuur en een biodiverse invulling van de buitenruimte(s). Ook is hier een verbeterde waterhuishouding ontworpen, om regenwater makkelijker op te nemen. Zo ervaren de bewoners van de nabij gelegen woonwijk geen overlast meer bij zware regenval.” (2025) dreigt in grote delen van Nederland binnen vijf jaar een tekort aan ruimte voor nieuwe bedrijvigheid. Heembouw anticipeert hierop met strategische grondverwerving en herontwikkeling.” Brownfields: Slimmer omgaan met bestaande ruimte- verouderde of onbenutte bestaande locaties of objecten. “Daar zetten we al langer actief op in; we hebben een aantal mensen exclusief voor ons aan het

Voor ondernemers die willen groeien maar geen ruimte vinden, biedt Heembouw met haar integrale aanpak de oplossing. Met drie routes naar een nieuwe bedrijfslocatie. Van greenfields en brownfields tot gebiedsontwikkeling. Transformatie tot een toekomstbestendig bedrijventerrein werk, om her te ontwikkelen terreinen en leegstaande bedrijfscomplexen te spotten. Voordeel van dit soort plekken is, dat ze al de juiste bestemming hebben, met een stroomaansluiting en stikstofruimte. In onze Heembouw gronddatabank vind je overigens de data van dit soort plekken, net als van beschikbare greenfieldlocaties.” Gebieds- en grondontwikkeling: Grootschaliger én toekomstgerichtagrarische gronden omzetten naar bedrijventerreinen, of, in het geval van een grondontwikkeling, naar een bedrijfskavel. “Dat kan niet zomaar overal; er moet bijvoorbeeld een aansluiting zijn op een bestaand bedrijventerrein én het moet passen bij de visie en plannen van gemeente en provincie. Hier is ons eigen architectenbureau Heembouw Architecten van grote toegevoegde waarde. Er loopt nu een aantal trajecten, en provincies reageren Een actueel voorbeeld van een gebiedsontwikkeling betreft een ontwikkeling in Montfoort, een gebied van circa 14 hectare in de provincie Utrecht, waar Heembouw werkt aan de transformatie van agrarische grond tot een toekomstbestendig bedrijventerrein. Dolieslager: “Dit project sluit aan op bestaande infrastructuur en wordt ontwikkeld met aandacht voor klimaatadaptatie, biodiversiteit, vergunningverlening en regionale samenwerking.” Natuurinclusiviteit is voor Heembouw noodzaak -géén bijzaak. Dolieslager: “Bij gebiedsontwikkeling is dit een integraal onderdeel van het ontwerp. Denk aan biodivers groen, waterbuffering en gezonde werkomgevingen — elementen die bijdragen aan brede welvaart. Zo bouwen we aan morgen, op de plekken van vandaag.” positief en soms ook verrast op de gebiedsvisies van Heembouw Architecten, met oog voor de omgeving, natuurinclusiviteit en de wensen van de betrokken overheden. Dit traject duurt langer, agrarische gronden laten zich niet zomaar omzetten in bedrijventerreinen, maar biedt kans op een strategische, duurzame plek.” Oproep aan ondernemers en gemeenten Of u nu als ondernemer een nieuwe locatie zoekt of als gemeente een gebied wilt ontwikkelen: Heembouw biedt innovatieve, praktische oplossingen voor elk locatievraagstuk. Robert Dolieslager: “Met onze kennis en ervaring, gronddatabank en integrale aanpak weten we complexe locaties te transformeren tot toekomstbestendige bedrijventerreinen, passend bij de visie van de gemeente en regio. We helpen u graag verder.” Robert Dolieslager adjunct directeur Ontwikkeling Heembouw Bedrijfsruimten Voorbeeld van een ontwikkelde brownfieldlocatie: Hydra Utrecht | STELLAR Development | Heembouw Architecten | Gebruiker Mainfreight. (071) 332 00 50 www.heembouw.nl www.gronddatabank.nl

5 tips voor logistiek en industrieel vastgoed: haal het maximale uit de verlichting In de logistieke en industriële sector speelt verlichting een grotere rol dan vaak wordt gedacht. Het juiste lichtconcept kan niet alleen de efficiëntie en veiligheid in een hal verbeteren, maar ook de basis leggen voor een intelligente, duurzame en prettige werkomgeving. Bij nieuwbouw of renovatie is het daarom belangrijk om verlichting vanaf het begin mee te nemen in het ontwerp. Ryan Willems, key accountmanager industrie bij TRILUX, deelt zijn belangrijkste tips voor een toekomstbestendige verlichting in logistieke en industriële panden. 24 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Ryan Willems Dankzij het grid-principe en slimme technologieën, zoals sensoren en connectiviteitsmodules, groeit de verlichting mee met de wensen van de gebruiker en ontwikkelingen in de markt. De lange levensduur tot wel 100.000 uur en de extreme energie-efficiëntie maken het extra aantrekkelijk voor zowel verhuurders als gebruikers. 2. Smart Lighting verlicht netcongestie “‘Smart Lighting’ is tegenwoordig een echte nobrainer,” vertelt Ryan. “Met ons eigen LiveLinklichtmanagementsysteem stemmen we verlichting exact af op de daadwerkelijke behoefte. Denk aan armaturen die automatisch dimmen zodra er daglicht binnenvalt, of alleen branden wanneer bewe1. Kies voor een flexibel lichtsysteem dat meegroeit “Een nieuwe huurder wil vaak nét iets anders dan de vorige: een andere inrichting, ander gebruik van de ruimte, meer of juist minder licht. Daar moet je op voorbereid zijn,” begint Ryan. “Bij het uitlichten van een industrieel project werken wij vanuit een ‘grid-principe’ met flexibel aanpasbare lijnen. Zo kan de verlichting eenvoudig worden aangepast aan nieuwe wensen.” Vanuit deze ontwerpfilosofie ontwikkelde TRILUX het lichtlijnsysteem E-Line Pro, met maximale flexibiliteit en modulariteit. De basisstructuur blijft intact, terwijl modules, sensoren en afdekkingen tot op de centimeter nauwkeurig verplaatst kunnen worden. Het systeem kan volledig worden afgestemd op de specifieke eisen van een magazijn, productiehal of distributiecentrum, met een breed aanbod aan lichtmodules en optieken, van basisverlichting tot varianten voor visueel veeleisende werkplekken. Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 25 ging wordt gedetecteerd. Dat bespaart niet alleen energie, maar ook kosten. Door daglicht- en bewegingssensoren toe te passen, verleng je bovendien de levensduur van de installatie en beperk je de energievraag.” Deze aanpak speelt direct in op het actuele probleem van netcongestie en maakt zelfs een off-grid realisatie efficiënter. “Het elektriciteitsnet raakt steeds voller, en elke kilowatt die niet verbruikt wordt, hoeft ook niet opgewekt en door het netwerk getransporteerd te worden. Slimme verlichting met geavanceerde sturing, zoals LiveLink, helpt bedrijven hun energieverbruik te optimaliseren en het net te ontlasten, terwijl medewerkers en huur

liseerd en waar optimalisatie mogelijk is. Vooral in logistieke en industriële panden levert dit directe operationele en financiële voordelen op. 3. Optolux®: Eén netwerk voor licht én data Ryan vervolgt: “Onze flexibiliteit reikt verder dan verlichting alleen. Samen met FiberUnlimited bieden we via onze lichtlijnen ook de basis voor indoor connectiviteit: Optolux®. Dat betekent: geen gedoe meer met vervuilende koperen UTPkabels of aparte installaties. Het grid dat onze armaturen vormen, gebruiken we om op basis van Polymer Optical Fiber (POF) razendsnel internet door het hele pand te leveren.” Optolux®: licht én connectiviteitsoplossingen vanuit de TRILUX lichtlijnen ders altijd verzekerd zijn van de juiste lichtkwaliteit,” legt Ryan uit. “In een magazijn of distributiecentrum kan dit bijvoorbeeld betekenen dat armaturen in rustigere gangen automatisch terugdimmen, terwijl het licht weer volledig aanspringt zodra een heftruck of medewerker een stelling nadert. Zo brandt verlichting alleen waar en wanneer het nodig is, goed voor de energierekening én voor een veilige werkomgeving,” voegt hij toe. Daarnaast maakt LiveLink het mogelijk om verlichting centraal te monitoren en, indien gewenst, te koppelen aan een Gebouw Automatiserings- en Controle Systeem (GACS). Facility managers krijgen zo in real time inzicht in het energieverbruik, welke zones actief zijn, waar besparingen worden gereaSmart lighting in actie: het licht schakelt in op basis van aanwezigheid van personen POF biedt tal van voordelen: het is lichtgewicht, eenvoudig te installeren en volledig compatibel met de TRILUX-lichtinfrastructuur. Omdat POF ongevoelig is voor elektromagnetische storingen, blijft de dataverbinding stabiel en betrouwbaar, zelfs in industriële omgevingen met veel machines en apparatuur. Bovendien kan het netwerk moeiteloos worden uitgebreid of aangepast, bijvoorbeeld wanneer een hal wordt heringericht of nieuwe apparaten worden toegevoegd. “Voor vastgoedeigenaren is dit een unieke combinatie: in één handeling zowel licht als connectiviteit door het hele pand. Het systeem is ontworpen 26 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

voor snelle installatie en kan eenvoudig worden geïntegreerd in bestaande lichtlijnen. De door TRILUX ontwikkelde Optolux® IoT-modules maken het mogelijk om wifi-accesspoints, camera’s en speakers direct vanuit de lichtinfrastructuur te voeden en van een dataverbinding te voorzien. In een markt waarin snelheid en flexibiliteit steeds belangrijker worden, is deze oplossing een grote troef voor logistieke en industriële panden,” besluit Ryan. 4. Maak data inzetbaar voor efficiency “Onze bonus: data,” zegt Ryan. “Via de sensoren in ons verlichtingsgrid kunnen steeds meer functies worden toegevoegd of op een later moment geactiveerd, zoals asset tracking. Bij een grote online supermarktretailer in Geldermalsen hebben we recent de tablets waarmee orders worden gepickt voorzien van een tag. Zo weten zij altijd precies waar een tablet zich bevindt, omdat de tag communiceert met de sensor (met beacon functie) in het verlichtingsgrid. Deze tablets kosten al snel €1.200 per stuk, en dankzij dit systeem zijn er in de eerste weken van gebruik al meerdere kwijtgeraakte tablets teruggevonden.” Naast asset tracking kan sensordata ook worden gebruikt voor geavanceerde analyses van de hal. “Heatmaps laten zien welke delen van het magazijn intensief worden gebruikt en welke juist minder druk zijn. Ook kunnen rijroutes van heftrucks en medewerkers worden geanalyseerd, waardoor logistiek verantwoordelijken een betere stockand-flow kunnen realiseren. Zo kunnen processen efficiënter worden ingericht, verspilling worden beperkt en operationele kosten worden verlaagd,” legt Ryan uit. En dat is nog maar het begin. In de toekomst kunnen dezelfde sensoren ook luchtvochtigheid, temperatuur en andere data monitoren, zonder extra bekabeling of hoge installatiekosten. 5. Kies voor licht als dienst: rendement zonder zorgen “Een verouderde verlichtingsinstallatie kost geld, vaak zoveel dat een renovatie sneller rendeert dan verwacht,” vertelt Ryan. “Een rendabele renovatie vraagt niet alleen om een technisch perfect geplande installatie, maar soms ook om financiering op maat, zodat bedrijfskapitaal kan worden ingezet voor activa die direct van toegevoegde waarde zijn voor het bedrijfsproces.” Met Light as a Service (LaaS) wordt een verlichtingsrenovatie bovendien financieel aantrekkelijk. “Vastgoedeigenaren kunnen kiezen voor kwalitatief hoogwaardig licht zonder vast te zitten aan hoge investeringskosten of jarenlange verplichtingen,” legt hij uit. Het principe van LaaS is eenvoudig: in plaats van de verlichting aan te schaffen, wordt een vast maandbedrag betaald voor licht als dienst. TRILUX neemt de volledige verantwoordelijkheid op zich, van ontwerp en installatie tot onderhoud, monitoring en upgrades. “Zo is altijd de nieuwste technologie beschikbaar zonder verrassingen in kosten of prestaties,” vervolgt Ryan. Voor vastgoedeigenaren betekent dit meer flexibiliteit en lagere risico’s, terwijl huurders profiteren van duurzame, energiezuinige verlichting die meegroeit met hun behoeften. Kortom: tijd voor slimme keuzes “De toekomst van industrieel en logistiek vastgoed vraagt om flexibiliteit, snelheid en duurzaamheid. Juist op die vlakken kan verlichting veel meer betekenen dan vaak wordt gedacht. Bij TRILUX helpen we graag vastgoedeigenaren, ontwikkelaars én huurders om hun pand klaar te maken voor morgen,” besluit Ryan. www.trilux.com/nl  Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 27

100 CLEAN ENERGY HUBS IN 2030 Clean Energy Hubs als facility center bij industrie, bedrijvenparken en distributiecentra Alles onder één dak Een Clean Energy Hub (CEH) is een openbaar toegankelijke tank-, laad- of bunkerfaciliteit met voor de weg een mix van ten minste twee hernieuwbare brandstoffen1 en/ of energiedragers waarvan er ten minste één zero-emissie dient te zijn en voor binnenvaart minimaal één hernieuwbare brandstof en/ of energiedrager. Die hernieuwbare brandstoffen en energiedragers kunnen HVO100, bio-CNG en bio-LNG (groen gas), (groene) elektriciteit of (groene) waterstof zijn, maar ook toekomstige ontwikkelingen rond het gebruik van bijvoorbeeld bio-methanol kunnen hierin worden meegenomen. H et is belangrijk te weten dat iedere energiedrager ook zijn eigen transitie kent naar 100% groen. Afhankelijk van de lokale omstandigheden kunnen verschillende koppelkansen gelden. Denk bijvoorbeeld aan de combinatie met andere faciliteiten, zoals horeca, duurzame truckwash, betaalbare overnachtingsplaatsen/ truckparkings, walstroom, vergaderruimtes, werkClean Energy Hub van NXT Mobility in Alkmaar plekken, openbaar vervoervoorzieningen, ontkoppelpunten, voorzieningen voor pakketdiensten en voorzieningen voor de binnenstedelijke distributie. Daarnaast zullen ook digitaliseringsvoorzieningen op orde moeten zijn ten behoeve van reserveringssystemen, betalingssystemen etc. Iedere CEH is maatwerk. Er is geen blauwdruk voor een complete CEH. 28 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Transitiepad De ideale locatie van een CEH is gelegen bij de ontsluiting van een bedrijventerrein of distributiepark, tussen de hoofdweg en de betreffende locatie. Wetende dat 95% van het goederenvervoer van en naar deze locaties gaat. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de doelstelling van de European Alternative Fuel Infrastructure Regulation (AFIR) – de Verordening betreffende infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. Clean Energy Hub van Greenpoint in Veghel Anticiperen op nieuwe ontwikkelingen De definitie van een CEH is in de loop van de jaren op een paar punten aangepast. Net zoals er in de energietransitie geanticipeerd moet worden op ontwikkelingen, moeten wij dat als programma ook! Onze doelstelling is honderd Clean Energy Hubs in 2030. Nu zijn dat er al 65, verspreid over heel Nederland. Steeds komen er weer een aantal bij! Kansen benutten Het idee achter het maatwerk is, dat de CEH’s met hun aanbod van alternatieve energiedragers gaan bijdragen aan de verduurzaming van het goederenvervoer. De combinatie van functies maakt het mogelijk om het aanbieden van alternatieve energiedragers nu al commercieel aantrekkelijk en haalbaar te maken, ondanks het op dit moment nog geringe aantal afnemers. Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 29

Het is belangrijk om te beseffen dat de grond in Nederland schaars en duur is. Door een aantal zaken samen te brengen creëer je een facility center voor bedrijvenparken en distributiecentra. Het is noodzakelijk de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Op zichzelf staande oplossingen nemen uiteindelijk veel meer ruimte in en zorgen voor inefficiënt gebruik van schaarse ruimte. Daarnaast betekent het, dat er onnodig (veel zoek-)verkeer op deze terreinen ontstaat, wat leidt tot meer voertuigbewegingen, zwaardere belasting van (kwetsbare) infrastructuur en kunstwerken (zoals bruggen en viaducten) en een grotere kans op onveilige situaties. Mede doordat licht verkeer (voetgangers, fietsers, brommers/ scooters en personenauto’s) zich vermengt met zwaar goederenvervoer op deze terreinen. Omgevingsvisie Provincies kunnen hierbij een belangrijke rol spelen door het concept van CEH’s in hun omgevingsvisies op te nemen. Deze worden nu opgesteld. Daarmee kunnen provincies een efficiënter ruimtegebruik door het combineren van functies stimuleren. Het is belangrijk het kip-ei-probleem op te lossen, dat al jaren speelt bij het verduurzamen van het wegtransport. Zonder vraag geen aanbod en zonder aanbod geen vraag. In dit programma zetten we ons daarom in voor de komst van een landelijk dekkend netwerk van CEH’s. Clean Energy Hub Avia in Rilland Zo creëren we de infrastructuur die transporteurs nodig hebben voor het verduurzamen van hun wagenpark. Met hen gaan we ook actief en vaak één-op-één het gesprek aan over de kansen en mogelijkheden om te verduurzamen. Op die manier horen wij wat hen echt beweegt of waarover zij zich zorgen maken. Deze signalen vertalen wij richting beleidsadvies. Wij willen overheden en bedrijfsleven graag helpen om samen te zorgen dat de CEH’s op plekken komen die praktisch en aantrekkelijk zijn voor transportbedrijven en exploitanten. Op de website https://www.gelderland.nl/ projecten/clean-energy-hub staat daarvoor een nuttig hulpmiddel, de Locatietool. Ondernemers en uiteraard ook andere geïnteresseerde partijen, kunnen daarmee de kansrijke locaties in Nederland voor de aanleg van een CEH bekijken en kwetsbare natuur (zoals Natura 2000-gebieden) mijden. Commercieel gevoelige informatie wordt niet op de Locatietool gedeeld. Daarom is het verstandig om contact op te nemen met de gemeente op het moment dat de plannen een meer concrete vorm gaan aannemen. Doorbreken ‘kip-ei’’ probleem verduurzaming goederenvervoer Er schuilt een grote uitdaging in de ontwikkeling van adequate infrastructuur om duurzame energie efficiënt op te slaan en te distribueren. De initiële kosten om te komen tot een voldoende dekkende infrastructuur met bijbehorende vraag zijn hoog. De Europese Unie streeft ernaar om tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te zijn (Europese klimaatwet Fit for 55). Deze ambitieuze doelstelling vereist een grootschalige energietransitie waarbij fossiele brandstoffen worden vervangen door duurzame alternatieven. In de transportsector, en met name de binnenvaart, zijn aanzienlijke investeringen, maar ook technologische innovaties nodig om deze energietransitie mogelijk te maken. CEH’s kunnen hierin een cruciale rol spelen. Het bekende ‘kip-ei’-probleem: vervoerders aarzelen om te investeren in schone voer- of vaartuigen zonder een voldoende dekkend netwerk van energie-inname mogelijkheden, terwijl energieleveranciers terughoudend zijn om te investeren in infrastructuur zonder gegarandeerde vraag. Om deze impasse te doorbreken, worden pilotprojecten uitgevoerd en zijn subsidies nodig om de eerste locaties te ontwikkelen. Maar dit is niet voldoende om een blijvende transitie voor elkaar te krijgen. Haalbaar, schaalbaar en betaalbaar Ons motto is, dat we de noodzakelijke verduurzaming tot stand kunnen brengen als de keuzes die gemaakt moeten worden haalbaar, schaalbaar en betaalbaar zijn. Het programma CEH’s is een 30 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

samenwerking tussen de twaalf Nederlandse provincies, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Rijkswaterstaat. Het initiatief maakt deel uit van het BO MIRT-programma (Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) Topcorridors en richt zich behalve op het wegvervoer ook op de binnenvaart. Het programma vindt zijn oorsprong bij de provincie Gelderland. Het programmateam werkt nu namens alle provincies en is losgemaakt van de provincie Gelderland om op die manier ook haar onafhankelijkheid te waarborgen. Bij ieder van de twaalf provincies is er iemand actief binnen het programma CEH. Dit is voor ons de linking pin naar de vele andere beleidsterreinen die ook betrokkenheid hebben (Mobiliteit/Verkeer & Vervoer, Ruimte, Economie, Energie, etc.). We trekken samen op, delen kennis en informatie en ontwikkelen de visie en de te volgen strategie. Op dit moment zijn wij druk bezig met het ontwikkelen getankt of geladen kan worden. Denk bijvoorbeeld aan kademuren, ontgassen, overnachtingsplaatsen, walstroom en het bunkeren van schoon water. Onderzoeksbureau Panteia stelde in 2024 een Roadmap op voor de ontwikkeling van CEH’s in de binnenvaart. Deze Roadmap schetst de benodigde stappen om de transitie naar duurzame energiedragers te ondersteunen. Het ontwikkelen van een landelijk dekkend netwerk van CEH’s is noodzakelijk om de beschikbaarheid en distributie van alternatieve energiedragers te waarborgen. Het gaat om ‘near zero’ (biobrandstoffen) en zero-emissie energiedragers (batterij-elektrisch en waterstof). Hierbij is intensief samengewerkt met alle partners van de CEH’s. De locaties van CEH’s worden strategisch gekozen op basis van huidige en toekomstige behoeften. Hierbij wordt rekening gehouden met marktsegFrançoise van den Broek en Theo Heinink De Roadmap legt hiermee een basis voor de transitie naar een duurzame binnenvaart door middel van een gestructureerde en flexibele uitrol van CEH’s. De Roadmap is adaptief: technologische ontwikkelingen zullen voortdurend gevolgd moeten worden. Deze verbeteren de efficiëntie en prestaties van CEH’s. Dit omvat geavanceerdere en kosten-effectievere laad- en tankinfrastructuur, evenals verbeteringen in schone aandrijftechnologieën voor schepen. Het is van belang om de ontwikkelingen te (blijven) monitoren, zodat tijdig maatregelen getroffen kunnen worden om het netwerk aan te passen voor een voldoende aanbod van vulpunten, vanuit totale capaciteit, dekkingsgraad van het netwerk en de mix van verschillende energiedragers. Clean Energy Hub DC Berkel Energy in Assen van een eigen website voor de CEH’s. We hopen dat deze nog dit jaar in de lucht is. Verbindingen leggen Als business developer van het programma CEH’s is Theo Heinink de schakel tussen politiek en het bedrijfsleven. Hij legt verbindingen tussen partijen en zorgt samen met de provincies dat er op de meest kansrijke locaties ontwikkelingen met CEH’s kunnen plaatsvinden. De kennis die met dit programma wordt opgedaan wordt ook gedeeld met andere Europese landen met wie wordt samengewerkt via de internationale goederencorridors, zoals de Rhine Alpine Corridor, de Mediterranean Corridor en de Nothsea Baltic Corridor. Binnenvaart Voor wat betreft de binnenvaart trekt Françoise van den Broek de kar vanuit het programma. Ook hier bestaan koppelkansen op locaties waar menten zoals havengebonden locaties, scheepstypen en routes, zodat de voorzieningen zich bevinden op plekken waar de grootste impact kan worden bereikt. Samenwerking en afstemming tussen overheden, havenautoriteiten en marktspelers is essentieel voor de succesvolle implementatie van CEH’s. Het is belangrijk dat er voor de binnenvaart niet één netwerk van CEH’s zal zijn, maar meerdere netwerken. Verschillende netwerken van energiedragers zoals voor biobrandstoffen, LNG, methanol, elektriciteit en waterstof hebben elk hun specifieke kenmerken en vereisen elk hun eigen specifieke infrastructuur. De Roadmap CEH’s Binnenvaart gaat in op de ontwikkeling van deze netwerken voor elk van deze energiedragers, met aandacht voor de unieke kenmerken en vereisten van elke drager. Zo worden de ontwikkelingen ten aanzien van ZES (Zero Emission Services, elektrisch varen), RH2INE en Condor (varen op waterstof) op de voet gevolgd. Zoekgebieden voor CEH’s voor de binnenvaart Ten aanzien van de schonere brandstoffen HVO, (bio-)LNG en methanol is een aantal zoekgebieden gevonden: de AA-locaties. Deze zoekgebieden zijn rond Maasbracht, regio Rotterdam/Drechtsteden, regio Nijmegen, regio Amsterdam, Port of Zwolle en North Sea Port. Er is al een aantal verkennende haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd. Ten aanzien van elektrisch varen Zero Emission Services (ZES) en varen op waterstof (RH2INE en Condor) volgen wij de ontwikkelingen. Ook het varen op methanol en zogenaamde ‘flow batteries’ krijgen steeds meer aandacht. Het is jammer dat overheden en markt soms snel omschakelen, waarbij de eerste transitiestappen en de eerdere valkuilen snel vergeten zijn. Dit belemmert soms de kansen voor in opstart zijnde alternatieven om volwassen te worden en op eigen benen te leren staan. Ga uit van feiten en cijfers Om stappen te kunnen zetten met het verduurzamen van het goederenvervoer over de weg en het Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 31

alternatieven goed door kunnen rekenen om te bepalen wat in jouw situatie mogelijk is. Vanuit ons programma hebben we niet alleen intensief contact met de landelijke en regionale overheden en vele marktpartijen maar zitten we ook aan tafel bij internationale overheden en programma’s om te pleiten voor uniforme regelgeving en een gelijk speelveld. Tegelijkertijd laten wij ons informeren over keuzes die elders worden gemaakt om het goederenvervoer te verduurzamen. Zo proberen we door kruisbestuiving en kennisuitwisseling de noodzakelijke transitiestappen voor elkaar te krijgen. Elektrisch varen water is het belangrijk om de trends en ontwikkelingen in de markt te volgen. Er is niet één ‘silver bullet’. Net als nu, hebben wij de overtuiging dat er ook in de toekomst een mix van hernieuwbare brandstoffen en energiedragers nodig zal zijn om aan alle doelstellingen te voldoen. Dit heeft o.a. te maken met de ritkenmerken (de afgelegde afstand, Strategie CEH Binnenhavens het vervoerd gewicht en het aantal deelritten, maar ook of het langeafstandsritten zijn in het buitenland (het landschap, de daar beschikbare fysieke infrastructuur (zoals wegen en vaarwegen en de beschikbaarheid van tank en laadinfrastructuur voor hernieuwbare brandstoffen en energiedragers)). Als ondernemer moet je verschillende Well-to-Wheel en Tank-to-Wheel Daarnaast is het belangrijk om in (inter-)nationaal verband goede afspraken te maken. Het principe Zero Emission als norm kan op twee manieren worden uitgelegd. Volgens het Tank-to-Wheel principe (alleen emissies vanuit ‘de uitlaat’) of het Well-to-Wheel principe (ook de emissies die ontstaan bij productie, transport, gebruik en recycling van het voertuig en de energiedragers). Op welke brandstof of met welke energiedrager je ook rijdt, er komen op basis van het Well-to-Wheel principe altijd emissies vrij. Door de juiste stappen te zetten in het transitiepad, kunnen de beste keuzes gemaakt worden. Maak realistische afspraken Sommige gemeenten willen alleen een vergunning verlenen als een CEH alleen nog maar 32 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

hernieuw bare brandstoffen en energiedragers gaat aanbieden en fossiele brandstoffen afzweert. Het resultaat is dat er voorlopig geen CEH komt, want zonder fossiele brandstoffen is een CEH op dit moment nog niet levensvatbaar. Biobrandstoffen zullen ook een belangrijke rol spelen om de klimaatdoelstellingen van 2030 en daarna in het transport te kunnen halen. Omgekeerd kan het voor ondernemers wel interessant zijn om nu alvast vergunningen aan te vragen voor toekomstige alternatieven. Dat scheelt straks tijd en moeite als deze wel haalbaar en schaalbaar worden. Laaghangend fruit We doen er goed aan de kansen te pakken die er liggen in plaats van af te wachten tot nieuwe technieken doorontwikkeld zijn. Als voor de lange afstand elektrisch of waterstof (nog) niet haalbaar zijn is het verstandig om nu wel vast in te zetten op de hernieuwbare brandstoffen. Wachten levert ons nu niets op en geeft nog steeds een onzekere toekomst. Zonder grote investeringen te doen kunnen al forse stappen gezet worden door gebruik te maken van biodiesel (HVO100) in het bestaande wagenpark en groengas (bioCNG en bioLNG). Bij gefaseerde vervanging van het wagenpark worden op deze manier de benodigde transitiestappen gezet, waarbij voorkomen wordt dat partijen in fossiel blijven hangen. Goede gesprekken We zullen het nu en nog heel wat jaren, echt moeten doen met de beschikbare mix aan hernieuwbare brandstoffen en energiedragers. Er is niet één alternatief, er zijn er meer en die zijn allemaal nodig om stappen te kunnen zetten in het verduurzamen van, in dit geval, het goederenvervoer. Daarom is de inzet op haalbaar, schaalbaar en betaalbaar. Het belang van die mix hoeven wij ondernemers nooit uit te leggen. Die komen weer met andere vragen. Over de haalbaarheid bijvoorbeeld. Overheden hebben weer andere vragen en wensen. Zij zien misschien kansen om een bestaand tankstation uit te plaatsen uit de kern van hun gemeente en meteen in te spelen op de kansen om een aantal functies juist slim bij elkaar te brengen. Dan moeten de snelheden van de verschillende partijen wel met elkaar in overeenstemming gebracht worden. Ook bij dat soort gesprekken spelen we als provincies en het programmateam een rol. Juist omdat we als externe partij met veel kennis goed advies kunnen geven en kunnen helpen om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. Subsidies ten behoeve van Haalbaarheidsonderzoeken van CEH’s Medio 2026 ontvangen de leden van het programma CEH’s (lees de provincies) via het Rijk een bijdrage om een haalbaarheidsonderzoeken uit te voeren. Dat kan zijn voor locaties aan de weg, maar ook voor aan het water. Met deze middelen kan voor 50% worden bijgedragen in de kosten. Het resterende deel komt vanuit de regio en het bedrijfsleven, zodat iedereen ook in een ‘doe-stand’ komt te staan. De gelden worden beschikbaar gesteld via de eigen provincie. In deze haalbaarheidsonderzoeken kunnen koppelkansen, specifieke behoeften en alle aanverwante zaken worden meegenomen. Voor vragen kan altijd contact worden opgenomen met het programmateam: Theo Heinink t.heinink@gelderland.nl Tel. 06 528 02 026 of Françoise van den Broek f.vandenbroek@ gelderland.nl Tel. 06 528 02 524. www.gelderland.nl/projecten/ clean-energy-hub  1) Onder hernieuwbare brandstoffen of biobrandstoffen worden verstaan tweede generatie hernieuwbare brandstoffen geproduceerd uit nieteetbare organische biomassa die niet geschikt is voor consumptie. Voorbeelden zijn afvalproducten zoals gebruikt frituurvet, dierlijk vet en restafval uit de voedselindustrie en groen gas, opgewerkt biogas afkomstig uit mest, algen of rioolslib. Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 33

LELYSTAD AIRPORT BUSINESSPARK: Een voorbeeldlocatie voor duurzame en innovatieve gebiedsontwikkeling Waar veel bedrijventerreinen vooral gericht zijn op bereikbaarheid en omvang, onderscheidt Lelystad Airport Businesspark (LAB) zich door een toekomstgerichte en duurzame aanpak. Hier wordt niet alleen ruimte geboden, maar ook waarde gecreëerd. Toekomstwaarde. Voor bedrijven, medewerkers en de omgeving. Naast de strategische ligging in het hart van Nederland, wordt dit aspect steeds belangrijker. Proeftuin voor innovatie en duurzaamheid LAB is opgezet als proeftuin voor duurzame en innovatieve gebiedsontwikkeling. De aandeelhouders gemeente Lelystad, gemeente Almere en provincie Flevoland, gaven ontwikkelmaatschappij OMALA een duidelijke opdracht: maak van dit gebied het werklandschap van de toekomst. Dat gebeurt concreet met slimme oplossingen voor energie, water, ecologie en welzijn. Zo beschikt LAB over een innovatief vacuümrioolsysteem waarmee bedrijven tot 95% minder drinkwater verspillen. Grijs water wordt lokaal gezuiverd en opnieuw beschikbaar gesteld. Daardoor hebben bedrijven altijd toegang tot schoon water, iets wat in de toekomst alleen maar belangrijker wordt. Wat LAB bijzonder maakt, is dat duurzaamheid hier niet als losse maatregel wordt gezien, maar als integraal uitgangspunt bij elke beslissing. Van de aanleg van infrastructuur tot de eisen voor bouw en gebruik: alles is gericht op toekomstbestendigheid. Bedrijven die zich hier vestigen, weten dat ze onderdeel worden van een gebied dat voortdurend vooruitkijkt en meebeweegt met nieuwe ontwikkelingen. Toekomstbestendigheid is sleutelwoord De komst van grote internationale spelers, zoals modeconcern Inditex, gaf het gebied een enorme impuls. Inmiddels is Lelystad in trek bij bedrijven die kiezen voor méér dan alleen een centrale ligging. Toekomstbestendigheid staat centraal: 34 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 vestigen op LAB betekent ondernemen binnen kaders die duurzaamheid als randvoorwaarde stellen. Daarnaast biedt Lelystad meer dan alleen een strategische locatie. Er is ruimte om te groeien, een moderne infrastructuur en een arbeidsmarkt met vakmensen die gewend zijn aan innovatie en samenwerking. Ook de nabijheid van onderwijsinstellingen en kennispartners draagt bij aan een vruchtbare voedingsbodem voor ondernemerschap en vernieuwing. Bedrijven worden uitgedaagd mee te denken over circulariteit, energie-uitwisseling en vergroening van het terrein. Daarmee ontstaat niet alleen een modern bedrijventerrein, maar een gemeenschap waarin bedrijven elkaar versterken en samen groeien.

“Bedrijven die kiezen voor LAB, maken een strategische keuze voor de toekomst.” - Onno Zwart Unieke kavel van 11 hectare beschikbaar Op LAB is een topklasse perceel van 11 hectare beschikbaar. Een buitenkans voor bedrijven die de maakindustrie versterken en bijdragen aan de brede welvaart in Flevoland. Er wordt nadrukkelijk gezocht naar ondernemingen die samen willen bouwen aan innovatie en actief meebewegen met nieuwe ontwikkelingen. Bedrijven die daarin vooruitlopen en lef tonen passen goed binnen het profiel van LAB. Duurzame energie als onderscheidend vermogen Een van de meest in het oog springende innovaties is het gelijkstroomnetwerk. Met deze wereldwijde primeur kunnen bedrijven lokaal opgewekte zonne-energie efficiënt delen. “Wij creëren hier een betrouwbare, betaalbare en langdurig beschikbare groene energievoorziening, onafhankelijk van derden.” - Dennis Meerburg, gebiedsontwikkelaar duurzaamheid bij LAB Het vooruitdenken gaat verder: in de toekomst kan diezelfde energie benut worden voor de elektrificatie van de luchtvaart. Lelystad Airport, direct naast het businesspark, zal voor elektrische vliegtuigen enorme laadcapaciteit nodig hebben. Door zonne-energie van LAB te koppelen aan de luchthaven ontstaat een slimme balans tussen vraag en aanbod. Dit geeft bedrijven extra zekerheid over hun energievoorziening. Deze samenwerking illustreert de kracht van het gebied: door verbindingen te leggen tussen bedrijven, overheid en infrastructuur ontstaat een duurzaam en flexibel energienetwerk. Een netwerk dat niet alleen bijdraagt aan de transitie naar schone energie, maar ook aan de betrouwbaarheid van de bedrijfsvoering. Werkomgeving die aantrekkelijk blijft Naast logistieke innovaties en duurzame energieoplossingen investeert LAB ook in de kwaliteit van de werkomgeving. Groenstructuren zorgen voor verkoeling op hete dagen, verbeteren de biodiversiteit en vangen regenwater op. Het resultaat is een aantrekkelijk en gezond werklandschap dat medewerkers inspireert en bedrijven helpt hun duurzame ambities waar te maken. Het groene karakter van LAB draagt bovendien bij aan het welzijn van werknemers, een steeds belangrijker thema voor werkgevers. Een prettige omgeving vergroot de aantrekkingskracht op talent en versterkt de binding met het bedrijf. Katalysator voor groei De ontwikkelingen staan niet stil. Beslissingen rondom de openstelling van de luchthaven en een mogelijke komst van Defensie kunnen als katalysator werken voor een nieuwe groeifase. Samen met de verwachte bevolkingsgroei van Lelystad en de toename van bedrijvigheid wordt duidelijk: de regio staat aan de vooravond van een forse economische impuls. De ambitie is groot, maar realistisch. Lelystad - en LAB in het bijzonder - beschikt over de ruimte, een stevig duurzaam fundament en sterke samenwerkingen tussen overheden, bedrijven en kennisinstellingen. Belangrijke ingrediënten voor duurzame groei. Een voorbeeld voor Nederland LAB heeft al meerdere prijzen ontvangen voor haar vernieuwende aanpak. Toch zit de grootste trots niet in de bekroningen, maar in de rol als inspirator: andere regio’s nemen de opgedane ervaringen van LAB over. Daarmee is LAB niet zomaar een bedrijventerrein, maar een voorbeeldlocatie voor duurzame en innovatieve gebiedsontwikkeling. Het is een blauwdruk voor hoe bedrijventerreinen in Nederland toekomstbestendig ontwikkeld kunnen worden en hoe je meer waarde toevoegt voor mens en maatschappij. www.lelystadairportbusinesspark.nl  TE KOOP • KAVEL • RUIM 11 HECTARE • DIRECT BESCHIKBAAR TOPKLASSE BEDRIJFSLOCATIE OP LELYSTAD AIRPORT BUSINESSPARK Een kavel van 11 hectare, ideaal voor bedrijven die een positieve bijdrage leveren aan brede welvaart, ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.

SAMEN MAKEN WIJ FLEVOKUST HAVEN In het noorden van Lelystad verrijst het grootste bouwwerk van Nederland op dit moment: het distributiecentrum van JYSK. Verderop bouwt een ander Deens concern, BESTSELLER, een enorm toekomstbestendig DC en binnenkort volgen de plannen van bol. Deze drie grote namen vestigen op het bedrijventerrein Flevokust Haven, mede vanwege de ligging en de unieke combinatie met de haven. Hun komst betekent een enorme impuls voor de regio; dit brengt meer bedrijvigheid én werkgelegenheid met zich mee. Wethouder Dennis Grimbergen: “Lelystad is dé logische keuze. Bedrijven op Flevokust Haven, maar ook op de andere bedrijventerreinen in de stad, profiteren optimaal van de gunstige ligging ten opzichte van de rest van Nederland en Europa. De voorwaarden om te bouwen zijn interessant en daarnaast is er een goed ondernemersklimaat met kansen voor een duurzame toekomst. In Lelystad bouwen we vooral samen. We investeren in groei, duurzaamheid en verbondenheid met de stad”. Volop reuring op Flevokust Haven Door de enorme impact van de DC’s met highbays, kun je er letterlijk niet meer omheen. Het is een opvallende verschijning, vlakbij de A6 in Lelystad. Flevokust Haven wordt opgemerkt door diverse investeerders en gebruikers, waardoor een diversiteit van bedrijven de komende jaren actief is op het bedrijventerrein. Ook zijn de plannen voor een tijdelijk hotel voor werknemers van de bouwbedrijven die op Flevokust Haven bouwen, vergevorderd. Op dit moment zijn nagenoeg alle 160 hectare uitgegeven en de kade wordt grotendeels verhuurd en is in gebruik door TMA Multimodal. Flevokust Haven past perfect bij hun ambities en biedt hen een strategische locatie ten opzichte van Noord Nederland. Zeker met de gebruikers die nu nog aan het bouwen zijn. Unieke ligging, perfecte verbindingen Om te beginnen is de ligging van Flevokust Haven uniek: centraal in Nederland, aan het water met belangrijke verbindingen met Amsterdam, Rotterdam, het noorden van Nederland en Duitsland. Vlakbij het spoor, de snelweg om de hoek en de luchthaven in de nabijheid. Met bovendien de energiecentrale van ENGIE, de Maxima-centrale, op steenworpafstand. Daarnaast zijn de voorwaarden gunstig gebleken. Sterker nog, er is geen ander bedrijventerrein in de regio met dezelfde voorwaarden: zeer grote kavels, een bouwhoogte tot maar liefst 40 meter en een hoge milieucategorie. De voorwaarde die voor de meeste kavels geldt: dat je als bedrijf havengebonden of haven gerelateerd bent, gaf de doorslag voor de bedrijven die zich vestigen. Samen met de mogelijkheid van de open overslag van goederen, de import en export via de

grote (zee)havens en de combinatie van de verschillende vervoersstromen. En niet alleen de bedrijven op Flevokust Haven profiteren hiervan; ook de bedrijven uit andere delen van Lelystad en de regio maken gebruik van de mogelijkheden om via het water te vervoeren. Of om via de haven per vrachtwagen verder te vervoeren. De nabijheid van de haven maakt een wereld van verschil. “Tachtig procent van onze goederen komt per container. Dat we letterlijk op loopafstand van de haven zitten, betekent minder kilometers rijden, minder uitstoot en veel meer efficiency,” vertelt Hector Valencia, operationeel manager bij JYSK. Samen met de gemeente en andere partners in het gebied worden nu al voorbereidingen getroffen voor de grootschalige inhuizing van JYSK op de nieuwe locatie. Deze wordt in de zomer van 2026 voorzien; er worden dan 10.000 zeecontainers in één maand verwacht. Duurzaamheid hoog in het vaandel In de nabije toekomst wil Flevokust Haven een BREEAM-gecertificeerd bedrijventerrein zijn. Dit is het wereldwijd erkende duurzaamheidskeurmerk voor gebiedsontwikkeling. Voor ondernemers biedt dit concrete voordelen. Vastgoed in BREEAM-gebieden is doorgaans meer waard en trekt toekomstgerichte investeerders aan. Vestigen op Flevokust Haven is daarmee een strategische keuze. Bij BREEAM gaat het om de materialen die worden gebruikt, het hergebruik van grondstoffen en duurzame alternatieven. Maar ook om bijvoorbeeld het creëren van de juiste randvoorwaarden om toekomstbestendig te zijn. Ook al is het geen voorwaarde, als er bedrijven vestigen met dezelfde ambitie juicht de gemeente dit natuurlijk wel toe. Zo is het ontwerp van het gebouw van BESTSELLER de beste vertaling van de duurzame ambities. “Er is zo goed nagedacht over het ontwerp, de gebruikte materialen en de inpassing in het landschap. Het is echt een prachtig ontwerp. Een aanwinst voor de stad”, aldus Carolien Gase, acquisiteur van de gemeente Lelystad. Plannen en ambities De komende jaren staan in het teken van ontwikkelen, bouwen en vestigen. Het bedrijventerrein wordt optimaal aangesloten op de uitvalswegen en de infrastructuur op het terrein zelf wordt aangelegd. Met de komst van de bedrijven krijgt ook de werkgelegenheid een flinke impuls; er ontstaan allemaal mooie banen van allerlei niveaus. Van instapfuncties tot serieuze carrièrekansen. Daarvoor zoeken de bedrijven (nu al) actief de samenwerking met elkaar, met betrokken partijen in de regio en de gemeente Lelystad. Ook zoeken ze de aansluiting met het onderwijs en het lokale bedrijfsleven om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen voor nu en de toekomst. Als gemeente creëer je de randvoorwaarden, zorg je voor verbinding en faciliteer je waar mogelijk: uiteindelijk moeten de bedrijven het zelf doen. Carolien: “Samen maken wij Flevokust Haven.” Met dat in het achterhoofd worden de voorbereidingen voor parkmanagement getroffen. Zaken als collectieve beveiliging maar ook de inrichting en het onderhoud van het bedrijventerrein komen aan de orde. Kortom, de komende jaren maken we Flevokust Haven klaar voor de toekomst. Doordat de Markerwaard definitief niet werd ingepolderd, ontstonden er kansen in het noorden van Lelystad. Door de gunstige ligging aan het water én de twee diepe vaarroutes werd vervoer over water mogelijk: Flevokust Haven combineert een multimodale binnenhaven met een innovatief bedrijventerrein. Ideaal voor import, export en logistiek. Met XXL-kavels en een bouwhoogte tot maar liefst 40 meter is Flevokust Haven dé plek voor (grootschalige) bedrijven die op een duurzame manier willen groeien en ondernemen. Daarnaast draagt Flevokust Haven bij aan het verminderen van congestiedruk en zorgt het bedrijventerrein voor een boost van de lokale en regionale economie en werkgelegenheid. Building a future-proof Business Park www.flevokusthaven.nl

ProDelta verbreedt koers met mid sized industrial vastgoed ProDelta is bekend als ontwikkelaar en belegger in logistiek vastgoed. Sinds dit jaar richt het Rotterdamse familiebedrijf zich ook op zogenoemd mid sized industrial vastgoed: moderne bedrijfsruimten voor mkbmaakbedrijven en last mile logistiek. Het project aan de Konijnenberg in Breda geldt als eerste voorbeeld van deze koerswijziging. “D e logistieke vastgoedmarkt staat onder druk. Tegelijkertijd zien we veel vraag naar industrieel vastgoed voor het mkb. en naar (levensbestendige) woningen. Affiniteit met de mkb-maakindustrie hebben we zeker en in het verleden deden we ook al ontwikkelingen in de woningbouw. Inzetten op deze twee richtingen voelt voor ons als een natuurlijke stap”, zegt adjunct-directeur Vastgoed Sander van Zwienen. “Met onze visie op mid sized logistieke vastgoed sluiten we aan op de wensen die leven bij de hoogwaardige mkb- en maakbedrijven en last mile logistiek dienstverleners.” Langetermijnvisie ProDelta Real Estate is sinds 1946 actief in logistiek en industrieel vastgoed. Als ontwikkelaar én belegger legt het bedrijf de nadruk op kwaliteit, samenwerking en duurzaamheid. De logistieke portefeuille omvat circa 600.000 m², waarvan een derde geschikt is voor ADR-opslag. De focus ligt op de regio Rotterdam en de provincies NoordBrabant en Gelderland, maar ook daarbuiten is ProDelta actief. Omdat het vastgoed in eigen portefeuille blijft, kiest het bedrijf bewust voor degelijke oplossingen die ook op lange termijn waarde behouden. Herontwikkelen als specialisme Een belangrijk specialisme is de herontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen. Daarmee sluit ProDelta aan bij de maatschappelijke opgave om zorgvuldig met ruimte en milieu om te gaan. “Het voordeel van oudere terreinen is dat ze vaak gunstig liggen aan ontsluitingswegen en vaak beschikken over water- en/of railverbinding én een stroomaansluiting”, aldus Van Zwienen. “Maar natuurlijk zijn niet alle oude terreinen geschikt voor grootschalige herontwikkeling.” Herontwikkeling Etten-Leur Een lopend voorbeeld is de herontwikkeling van het voormalige Adidas-pand aan de Hoevenseweg in Etten-Leur, dat ProDelta in 2018 aankocht. Het pand was bij de aankoop verhuurd, maar nu wordt het terrein in fasen aangepakt. In de eerste fase gaat het om een warehouse van ruim 12.000 m² bvo, aangevuld met mezzanine en kantoorruimte. De tweede fase omvat een warehouse van ruim 18.000 m² bvo, plus faciliteiten. Daarmee krijgt het terrein een nieuw logistiek profiel, passend bij de vraag uit de markt. Flexibele units in Breda Het project in Breda, op de plek van het voormalige Mammoet-pand, laat zien wat ProDelta onder mid sized industrial verstaat. Het plan voorziet in bedrijfsunits voor het mkb, met bedrijfsruimten vanaf 1.700 m², kantoren en mezzanines. Flexibiliteit is daarbij het uitgangspunt: brandcompartimentering maakt sprinklers overbodig en de indeling kan eenvoudig worden aangepast. Van Zwienen: “Bijzonder is dat we niet alleen ‘maaivelddeuren’ voorzien maar ook laad/losdocks.” 38 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

‘Het netcongestieprobleem lossen we op met een combinatie van zonnepanelen, batterijen en een slim energiemanagementsysteem.’ Netcongestie en duurzaamheid De nieuwbouw in Breda wordt ontwikkeld volgens de nieuwste normen voor kwaliteit en duurzaamheid. Het complex krijgt een BREEAM-certificaat, is gasvrij en voorzien van energiezuinige installaties en wordt gebouwd met cement arm beton. Ook is er aandacht voor klimaatadaptatie, met 800 m³ waterretentie op eigen terrein. Manfred van Ginkel, technisch verantwoordelijk voor de nieuwbouwprojecten: “De netcongestie was wel een uitdaging die we hier moesten tackelen. We hebben een gecontracteerd vermogen van 157 kW. Dat is twinSander van Zwienen tig kW per unit, terwijl we veertig nodig hebben. We lossen dat – naast de netaansluiting – op met een combinatie van zonnepanelen, batterijen en een slim energiemanagementsysteem. Zo garanderen we onze gebruikers de noodzakelijke stroom en het is nog duurzamer ook.” Welzijn en gezondheid Naast energie en duurzaamheid staat ook het welzijn van gebruikers centraal. Van Ginkel: “We gebruiken bijvoorbeeld veel natuurlijke materialen, zoals houten liggers en groene gevels. Er is veel daglichtManfred van Ginkel toetreding voorzien en we zorgen voor goede ventilatie, verwarming en koeling.” Na de oplevering voert ProDelta een thermografisch onderzoek uit om eventuele koudebruggen op te sporen en wordt ook de luchtdichtheid gecontroleerd. Nieuwe standaard Van Zwienen: “Het wordt echt heel erg mooi. We beschouwen het als een voorbeeldcase van onze visie op dit type industrieel vastgoed. Dit wordt de nieuwe standaard waarmee we de komende jaren nieuwe ontwikkelingen vorm geven. Afhankelijk van het kavel zullen we wellicht wat moeten plussen en minnen, maar ‘Breda’ is het uitgangspunt.” Nieuwe locaties staan hoog op de agenda. Van Zwienen: “We zoeken continu naar terreinen vanaf twee hectare. Onze voorkeur gaat uit naar brownfieldlocaties op bestaande bedrijventerreinen, maar greenfield sluiten we niet uit.” Daarmee blijft ProDelta trouw aan zijn langetermijnstrategie: investeren in duurzaam vastgoed dat aansluit op de vraag in de markt én op de maatschappelijke opgaven van vandaag en morgen. www.prodeltarealestate.nl  Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 39

Veenendaalse bedrijventerreinen zíjn de toekomst Bedrijventerrein Ambacht Veenendaal Dronebotics 40 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

De Bedrijvenkring Ondernemend Veenendaal (BOV) is koploper als het gaat om innovatieve ontwikkelingen. Zowel op het gebied van groen als op beveiliging loopt Veenendaal ver op de rest van Nederland vooruit. Parkmanager Gerard van Barneveld (links) en Energiemanager Jaap Hazeleger D at BOV een geografisch informatiesysteem (GIS) heeft is niet uniek. Hoe die gevuld wordt is dat wel. Dat doet BOV onder andere met drones en kunstmatige intelligentie. Sinds een paar maanden heeft de kring één drone operationeel op bedrijventerrein AmbachtNijverkamp. In de loop van 2026 komen er drie bij. Die opereren uit een dronebox op een van de deelnemende bedrijven. De drones maken dagelijks een rondje over de bedrijventerreinen en brengen alles in kaart. Met behulp van AI worden afwijkingen gesignaleerd. Zo ziet GIS scheuren in het asfalt, maar ook herfstbladeren die zich ophopen. Een afvoer die niet functioneert en dus veel water op een plat dak, is een makkie voor dit systeem. GIS signaleert ook verkeerd geparkeerde auto’s, gedumpte lachgascontainers en pallets tegen gevels. Het systeem leert elke dag bij, van wat de drone ziet, en wat afwijkt van normaal. Als zo’n afwijking gesignaleerd wordt, dan gaat er automatisch een bericht naar de beheerder van het pand of gebied. Die krijgt een foto, om het probleem te laten zien. Aan het begin van de avond maakt de drone een tweede ronde over het bedrijventerrein. Dit is een aanvulling op de sluitronde van beveiligingsbedrijf Schipper. De drone en het GIS zien onder andere openstaande ramen, poorten en hekken. Bij een afwijking gaat er direct een bericht naar de meldkamer van Schipper. Veiligheid Als kers op de taart is er nog een derde moment waarop de drone het luchtruim kiest: bij een inbraakmelding bij een van de aangesloten bedrijven. In dit geval vliegt de drone automatisch uit. Aan boord heeft hij een normale camera, maar ook een warmtecamera en een zoeklicht. Zonder interventie van mensen vliegt hij naar het betreffende object. Vanaf dat moment kan de beveiligingscentrale meekijken. En die kan de beelden, indien nodig, doorzetten naar de politie of brandweer. Dan nog zijn de mogelijkheden van de drone niet uitgeput. Zo moet op termijn het systeem zelfstandig kunnen bepalen hoe dik een boom is, dat is nuttig om te weten, zodat je weet of er een kapvergunning nodig is. Al met al spaart de drone manuren. Daar worden BOV en de deelnemers blij van. De drones maken dagelijks een rondje over de bedrijventerreinen en brengen alles in kaart. Bij de Bedrijvenkring Ondernemend Veenendaal zijn ruim achthonderdvijftig bedrijven aangesloten. Via een belastingconstructie op reclame, voeden zij het ondernemersfonds, dat door BOV beheerd wordt. De kring gaat over de vier grote bedrijventerreinen in Veenendaal, Bedrijventerrein De Faktorij en De Vendel, Ambacht-Nijverkamp, Compagnie en Compagnie Oost, elk met twee deelgebieden en tenslotte De Batterijen. Via de BOV regelen de ondernemers praktische zaken. Maar er wordt ook collectief ingekocht, wat uiteraard belangrijke voordelen oplevert, bijvoorbeeld op het gebied van beveiliging, postservice en verzekeringen. En voor dat laatste helpt het dat alle terreinen van BOV beschikken over het Keurmerk Veilig Ondernemen – Bedrijventerreinen (KVO-B), dit certificaat levert bij verzekeraars een premievoordeel op. Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 41

Van links naar rechts: Gerrit Valkenburg, Gerard van Barneveld, Dick van Dam, Wim van Ginkel en Gerard Heuvelman De kring kent een lange geschiedenis die teruggaat tot halverwege de vorige eeuw. Toen was het nog een fabrikantenvereniging. Zo’n vijfentwintig jaar later werd er ook een vereniging voor het mkb opgericht, en in 2008 start het ondernemingsfonds. Via samenwerkingen en fusies komt het uiteindelijk in 2018 tot één vereniging. De drone en het GIS zijn uiteraard high-tech en het gebruik ervan zeer vooruitstrevend. Juist ook op iets ‘ouderwets’ als groenbeheer zijn de ondernemers in Veenendaal landelijke koplopers. Veranderende bestuurlijke inzichten stellen nieuwe eisen aan het beheer van openbaar groen. Nog niet zo heel lang geleden was een netjes gemaaid gazon het uitgangspunt voor fatsoenlijk openbaar groen. Maar tijden veranderen. Tegenwoordig moet groen bijdragen aan een gezonde biodiversiteit en aan de uitstraling van bedrijventerreinen. Het welzijn van de werknemers heeft ook prioriteit. Een fijne lunchwandeling door en langs mooi groen, draagt bij aan dat welzijn. En dus moet het groen op de Veenendaalse bedrijventerreinen omgevormd worden. Met al die doelen in gedachte doen ze het in Veenendaal sinds kort helemaal anders. Het is niet meer de gemeente die op zoek gaat naar de goedkoopste hovenier om alles plat te maaien. Het is BOV die vanaf nu via een slimme constructie verantwoordelijk is voor het beheer van het groen, maar belangrijker nog voor het omvormen en uitbreiden van de groengebieden. BOV en de gemeente zijn overeengekomen dat een aparte groen-stichting verantwoordelijk wordt voor het groen op de bedrijventerreinen. De gemeente stelt jaarlijks een bedrag beschikbaar en de bedrijvenkring wordt verantwoordelijk voor de inhuur van hoveniers. De gestelde doelen kan men alleen bereiken met een lange adem. En dus zijn ze die overeenkomst aangegaan voor een periode van tien jaar. Twee Veenendaalse hoveniers zijn onderdeel van het plan, zij moeten het gaan uitvoeren, de Koninklijke Ginkel Groep en Van Dijk Groenvoorzieningen. 42 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Dronebox Dronebotics open Met diverse kruiden en minder rigoureus maaien moet de biodiversiteit versterkt worden, met meer ruimte voor insecten, kleine dieren en vogels. Niet alle grond is van de gemeente of van BOV, en dus moeten de hoveniers andere grondeigenaren stimuleren om mee te gaan in deze mooie ontwikkeling. De hoveniers verwachten dat er binnen vier jaar zichtbaar verschil is in de beleving van groen op de bedrijventerreinen. Netcongestie Net als de rest van het land worstelt ook Veenendaal met netcongestie. BOV laat haar leden niet in de kou staan. Ook hier hoort Veenendaal bij de voorhoede. Op verschillende vlakken wordt gezocht naar creatieve oplossingen. Om te beginnen is er de Energie Coöperatie De Faktorij de Vendel. Netbeheerders werken met piekbelasting, per kadastraal perceel. Dat beperkt het optimaal benutten van de capaciteit van het net. Het ene bedrijf gebruikt de meeste stroom tijdens kantooruren bij de productie, terwijl de buurman juist ’s nachts stroom nodig heeft voor het opladen van vrachtwagens. Door het oprichten van een coöperatie wordt dat bezwaar omzeilt, en kan de capaciteit van het net optimaal benut worden. Deze constructie is elders in Nederland ook bedacht. BOV gaat verder met het Lokaal Energieteam Veenendaal (LEV). Daarin werkt BOV samen met de gemeente en provincie. Ook netbeheerders Stedin en Liander schuiven aan. In het verleden werden problemen op diverse platforms besproken. Door het bundelen van de krachten wordt men slagvaardiger. Dronebox gesloten LEV is het kleine zusje van REB-Foodvalley. Het Regionaal Energieteam Bedrijven in de Foodvalley kampt met een lastig probleem, een deel van de gemeenten ligt in Gelderland terwijl de rest, waaronder Veenendaal in de provincie Utrecht ligt. Het lokaal team heeft die handicap niet. LEV moet een systeemarchitectuur creëren van energieopwekking, het delen van energie en de opslag. LEV beperkt zich niet tot de vraag hoe Veenendaal meer stroom van het net krijgt. Het team heeft als uiteindelijk doel dat Veenendaalse bedrijventerreinen zelfvoorzienend worden op het gebied van energie. In het team zijn energieadviseurs actief, die in overleg met bedrijven snel resultaat boeken bij het besparen op energiekosten, bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar het gebruik van machines. Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 43 Binnen LEV wordt er gekeken naar manieren om de belemmeringen rond energie het hoofd te bieden. Zo wordt er geïnvesteerd in accu’s voor de opslag van zelf opgewekte zonnestroom. Daarnaast wordt er gekeken naar mogelijkheden op het gebied van warmte- en koudeopslag in de bodem. BOV kijkt niet alleen naar de toekomst, BOV is de toekomst.  www.boveenendaal.nl

Bouwen aan morgen op de plekken van vandaag Gebiedsontwikkeling in transitie Paul van Dijk, projectdirecteur bedrijventerrein Heesch West, ziet in de praktijk hoe groot de complexiteit is. “We werken al bijna tien jaar aan dit terrein, met drie gemeenten en een provincie. Ambitieus op de thema’s energie, klimaat, natuur en water. Toekomstbestendige ambities helpen helaas nog niet om te versnellen; in de formele planprocedures ervaren we dat juridische plantoetsers/vergunningverleners behoudend zijn en toetsen aan conservatieve kaders. Je wilt vooruit, maar kunt niet altijd vooruit.” Toch is de koers helder, zegt Van Dijk. “We gaan voor een toekomstbestendig bedrijvenpark. Dat geldt voor de energieoplossing en ook voor klimaatadaptatie en biodiversiteit. We realiseren een Hoe creëren we ruimte voor de toekomst binnen de bestaande omgeving? Deze vraag stond centraal tijdens het event ‘Over Morgen’, dat Heembouw op 25 november organiseerde. Overheden, ontwikkelaars en gebruikers zoeken naar manieren om ruimte, natuur en economie beter met elkaar te verbinden. Jager Media sprak met de vier praktijkexperts die vanuit gebiedsontwikkeling, beleid, gebruik en ontwerp hun inzichten deelden op ‘Over Morgen’. Samenwerking, kennisdeling en integraal ontwerp zijn onmisbaar om tot toekomstbestendige werklocaties te komen. landschapspark van 57 hectare met poelen, en herstel van landschapsstructuren. Aandacht voor natuur gaat zo verder dan alleen verplichte natuurmitigatie. In afstemming met het waterschap koppelen we het gebied af van het bestaande met agrarische nutriënten belaste watersysteem en benutten we lokaal wijstwater uit de ondergrond, waardoor bijvoorbeeld amfibieën kunnen terugkeren.” Een aantal in vestiging geïnteresseerde bedrijven toont belangstelling voor de gebiedsambities en hoe ze hierin concreet kunnen bijdragen.

Paul van Dijk, projectdirecteur toekomstig bedrijventerrein Heesch West Lodewijk Hoekstra, medeoprichter NL Greenlabel, tuinontwerper en tv presentator “De verduurzaming van bedrijventerreinen is geen abstract beleidsdoel meer, maar dagelijkse realiteit.” Natuur als randvoorwaarde Zijn verhaal toont aan dat duurzame ontwikkeling niet ophoudt bij de kavelgrens. Juist die brede blik is waar Lodewijk Hoekstra van NL Greenlabel voor pleit. Zijn organisatie maakt duurzaamheid van gebieden meetbaar via onafhankelijke labels en data. “De verduurzaming van bedrijventerreinen is geen abstract beleidsdoel meer, maar dagelijkse realiteit. Toch ontbreekt het nog vaak aan landelijke regie.” Hij pleit voor een integrale aanpak waarbij niet alleen energie, maar ook gezondheid, biodiversiteit en landschappelijke kwaliteit worden meegenomen. “Beleggers en gebruikers vragen er steeds vaker om. En het niet meenemen is ook niet slim, want Europese wetgeving rond waterkwaliteit en natuur dwingt tot actie. Net als de stikstofuitspraak van de Raad van State in 2019 en de Kaderrichtlijn Water, die strengere eisen stellen aan nieuwe en herontwikkelde Stedenbouwkundig en landschapsontwerp Heesch West Marco van Walraven, CEO ID Logistics Benelux Stefan Kolen, sr architect en directeur Heembouw Architecten locaties. Duurzaam en natuurinclusief bouwen is geen extraatje, het is een randvoorwaarde. De eerste stap is dat overheden het belang van die integrale benadering erkennen. Gelukkig ontstaan er initiatieven als ‘Werklandschappen van de Toekomst’, waarin we samen met NL Greenlabel de kwaliteit van bedrijventerreinen meetbaar maken via data en labeling. Daarmee kun je als ontwikkelaar of gemeente concreet sturen.” Gebruikersperspectief Hoekstra’s pleidooi voor integratie biedt kaders, maar wat betekent dit voor bedrijven op de werkvloer? Ook logistiek dienstverlener ID Logistics denkt verder dan het gebouw alleen. CEO ID Logistics Benelux Marco van Walraven: “Als logistiek bedrijf kijken wij naar de volledige keten. Het begint tegenwoordig bij nieuwbouw bij de vraag: hoeveel gecontracteerd vermogen is er beschikbaar om een operatie te kunnen draaien? Die vraag bepaalt of een locatie überhaupt toekomst heeft.” De onderneming ontwikkelt samen met partners duurzame concepten die verder gaan dan CO₂-reductie alleen. “In Medel werken we bijvoorbeeld aan een energyhub, waar bedrijven in de omgeving gebruikmaken van elkaars restenergie. En in onze gebouIndustrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 45

Afvalwater lokaal verwerken Waterberging Waterberging Groen voorterrein Opwekken van duurzame energie Afvalwater lokaal verwerken Hergebruik lokale grondstoffen Duurzaam gebruik dak Opwekken van duurzame energie Zichtlocatie Station duurzame brandstoffen Opwekken van duurzame energie Nieuw leefgebied flora en fauna Waterberging Groen voorterrein Robuuste bosrand Vleermuisroute Hergebruik lokale grondstoffen Duurzaam gebruik dak Fiets- en wandelroutes Nieuw leefgebied flora en fauna Klimaatadaptief landschap Waterberging Nieuw leefgebied flora en fauna - natuurven Robuuste singelbeplanting Bloemrijke bermen Bijenlint Robuuste bosrand Vleermuisroute Vleermuisroute Robuuste bosrand Boomgaarden Bloemrijke vochtige graslanden Insecten en bijenlandschap KruitKok Landschapsarchitecten Heesch West in vogelvlucht: energie, groen en circulair wen combineren we technologische innovaties met sociale functies. We willen mensen enthousiasmeren voor werk in de logistiek. Dat vraagt om gebouwen die prettig zijn om in te werken én goed zijn ingepast in hun omgeving.” Volgens Van Walraven is samenwerking hiervoor cruciaal. “Wij doen dat graag met partijen als Heembouw. Zo kunnen we vanaf het ontwerp nadenken over de rol van het gebouw in de regio. Een distributiecentrum kan best een kwaliteit toevoegen aan het landschap, mits je het goed aanpakt.” Ontwerpen vanuit brede welvaart Van Walravens oproep tot samenwerking sluit naadloos aan bij de ontwerpfilosofie van Stefan Kolen, architect en directeur van Heembouw Architecten. “Onze ontwerpen hebben invloed op verschillende schaalniveaus; van regio en de directe omgeving tot kavel en interieur. De vraag is hoe we die impact positief maken. Dat doen we bij Heembouw vanuit de vier kapitalen van de brede welvaart. Zij vormen ons maatschappelijk kompas en helpen ons om verder te kijken dan de directe vraag of het korte termijn resultaat. Dat betekent dat we ons bij ieder ontwerp afvragen: wat doet dit voor de natuur, hoe raakt dit mensen in hun dagelijks leven, en welke waarde voegt het toe aan de gemeenschap als geheel.” Kolen verwijst naar de zogeheten lagenbenadering als ruimtelijk kader, waarbij ontwerpers eerst kijken naar bodem en natuur, vervolgens 46 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 naar de aanwezige netwerken en pas daarna naar bebouwing. “Begrijp je de natuurlijke en economische netwerken waarin een gebouw functioneert, dan krijg je een beter ontwerp. We willen niet alleen bouwen voor de functie, maar ook bijdragen aan menselijk, sociaal en natuurlijk kapitaal.” Een voorbeeld is Haven 8 in Waalwijk, waar Heembouw het landschap liet aansluiten op de ‘Naad van Brabant’, het gebied waar zand en klei samenkomen, wat bepalend is voor de natuurwaarde. “Door water vast te houden en natte natuur terug te brengen, maken we de kwaliteit van het landschap weer zichtbaar en beleefbaar. Tegelijk verhogen we de gebruikswaarde door ruimte te bieden aan start-ups en aan te sluiten op al aanwezige recreatieve netwerken. Zo ontstaan koppelkansen tussen natuur, maatschappij en economie.” Kansen en knelpunten De praktijk laat zien dat investeren in kwaliteit en transitieopgaven noodzakelijk zijn, maar dat regelgeving, kennis en kosten nog vaak remmend werken. Van Dijk: “Overheden, vergunningverleners en netbeheerders worstelen soms met beperkte capaciteit en kennis en zijn ook daardoor juist behoudend. Daardoor komen vooruitstrevende initiatieven lastig of niet los.” Kolen herkent dat. “Gemeentelijke omgevingsvisies geven richting en sluiten aan op de nationale visie, maar er ontbreekt vaak nog een praktische vertaling, Een eenduidige waardering van toegevoegde waarde is daardoor nog niet altijd mogelijk.” Hoekstra vult aan: “Wij helpen gemeenten en ontwik

“De toekomst ligt in verduurzamen én verdichten. Meerwaarde creëren op dezelfde oppervlakte, dat is de uitdaging.” kelaars om die vertaalslag te maken, met meetbare instrumenten die duurzaamheid tastbaar maken.” Tegelijk groeit de urgentie, zegt Van Walraven. “Netcongestie en arbeidskrapte dwingen ons om slimmer te werken en gebouwen multifunctioneel te maken. Er ontstaan kansen voor gedeelde voorzieningen, gezamenlijke energieopwekking en circulariteit. Maar het moet wel betaalbaar blijven.” Van greenfield naar brownfield Een trend is de verschuiving van nieuwbouw op greenfieldlocaties naar herontwikkeling van bestaande terreinen. “Brownfields bieden de kans om de opgaven van morgen te realiseren, hoewel ook deze locaties hun aandachtspunten hebben”, zegt Kolen. “Je kunt verdichten, functiemengen en maatschappelijke waarde toevoegen. Bovendien is de infrastructuur vaak al aanwezig.” Van Dijk ziet dezelfde beweging. “Heesch West is weliswaar een greenfieldproject, maar we hebben tegelijk aandacht voor hoe deze ontwikkeling ook kan bijdragen aan vitaliteit van bestaande terreinen. De toekomst ligt in verduurzamen én verdichten. (Regionale) meerwaarde creëren is een kernopgave.” Functioneel en economisch haalbaar Bij verdichten is een zorgvuldige afweging noodzakelijk, wat functioneel werkt en economisch haalbaar is. Wat nodig is aan fysieke ruimte en wat op te lossen is met slimme technologie of gedrag. In dat kader komt ook meerlaags bouwen regelmatig ter sprake, maar volgens Marco van Walraven is dat voor de logistieke sector nog niet realistisch. “Meerlaagse logistiek is technisch interessant, maar economisch bijna niet haalbaar. Voor ons is het op dit moment verstandiger om de hoogte in te gaan binnen één laag of juist efficiënter met de beschikbare ruimte om te gaan.” Samen de lat hoger leggen Alle sprekers benadrukken dat voorbeeldprojecten de snelste manier zijn om verandering te versnellen. “Laat zien dat het kan”, zegt Hoekstra. “Dan willen anderen volgen.” Van Dijk: “De regio zit op slot door ruimtegebrek, maar als we goed samenwerken, kunnen we nieuwe kansen benutten. Bedrijven willen zich graag vestigen op terreinen met kwaliteit en toekomstwaarde.” Kolen ziet dat terug in de dagelijkse praktijk. “Opdrachtgevers staan open voor natuurinclusieve ontwerpen, zolang ze inzicht krijgen in de effecten en de businesscase. Het helpt als we kunnen laten zien dat een gebouw met een hogere Floor Space Index (meer bruikbaar vloeroppervlak op dezelfde kavel -red.) efficiënter gebruik van ruimte mogelijk maakt. De onderliggende boodschap is helder: duurzame vernieuwing begint met doen. Door kennis en expertise te bundelen, en samen te werken aan voorbeeldprojecten, ontstaat de energie om vooruit te komen, ondanks de beperkingen van wetgeving, ruimte of kosten. En ontstaat ruimte voor toekomstwaarde – op de plekken van vandaag.  Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 47

Een duurzame toekomst voor industrieel vastgoed Toen Leo Timmers in 2007 de kans kreeg om Mansveld Schilders over te nemen, twijfelden hij en zijn vrouw Luciënne Meijer geen moment: beiden zeggen hun baan op en springen in het diepe. I n 1914 is het familiebedrijf Mansveld Schilders opgericht maar na de derde generatie was er geen geïnteresseerde opvolger binnen de familie. Leo, destijds commercieel directeur van een dakdekkersbedrijf, kende de familie Mansveld als opdrachtgever. Toen Leo zijn (bonus)dochter, Noëlle van Loon, in 2025 het bedrijf betrok, ontpopte het zich wederom als familiebedrijf! Waar de focus oorspronkelijk lag op schilder- en spuitwerkzaamheden, hebben Leo en Luciënne het bedrijf ontwikkeld tot een betrouwbare partner die opdrachtgevers volledig ontzorgt in de revitalisatie van vastgoed. De samenwerking met vastgoedbeheerders, investeerders en pandeigenaren is logischerwijs gebaseerd op deskundigheid maar het onderscheidend vermogen van Mansveld ligt bij het stevige fundament van vertrouwen, transparantie en flexibiliteit. Leo benadrukt dat deze hechte relaties cruciaal zijn; het wederzijdse begrip van elkaars behoeften leidt tot projecten die niet alleen succesvol zijn, maar ook voldoening geven. Koen Hegenbart, Asset Manager Benelux bij Arrow Capital Partners - een private investeerder gespecialiseerd in value-add logistiek en industrieel vastgoed - bevestigt dat beeld. “Ze denken met ons mee en bieden een veelzijdig dienstenpakket, waardoor wij volledig worden ontzorgd tijdens verbouwingsprocessen,” vertelt hij. Onlangs heeft Mansveld van Arrow, en hun vastgoedbeheerder Propertyview, opdracht gekregen om het logistieke warehouse van Vinted in Breda te revitaliseren. Het object in Breda betreft zo’n 20.000 m2 waar staalreparaties en spuitwerkzaamheden aan de stalen gevel zijn uitgevoerd, specialiteit van Mansveld. Maar ook schilderwerk, asbestsanering en tot slot vervanging van kozijnen, glas, aanrijpalen en signing. Koen Hegenbart: “We hebben de gevelrenovatie aan Mansveld toevertrouwd omdat zij alle benodigde disciplines onder één dak hebben om een complexe renovatieopdracht zorgvuldig en professioneel uit te voeren. De combinatie van vakmanschap en het 48 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 Leo Timmers vermogen om onder grote tijdsdruk te leveren maakte hen een logische keuze. Tijdens de uitvoering bleek dat ook in de praktijk: ondanks de hoge kwaliteitseisen, de strakke planning, en een actieve logistieke operatie van onze huurder die ook tijdens de renovatie moest doorgaan, wist Mansveld zijn aandeel in de renovatie nauwgezet te sturen.

voor bedrijven om representatief te blijven, maar het draagt ook bij aan de waarde van het terrein. “Wanneer een bedrijventerrein er goed uitziet, straalt dat niet alleen professionaliteit uit, maar trekt het ook nieuwe kansen aan,” zegt hij met enthousiasme. In een tijd waarin duurzaamheid en kostenbesparing steeds belangrijker worden, speelt Mansveld hier proactief op in. Renovatie blijkt vaak duurzamer te zijn en resulteert in minder CO₂-uitstoot en afval dan nieuwbouw. Door de levensduur van vastgoed te verlengen, kunnen eigenaren hun rendementen aanzienlijk verbeteren. Leo benadrukt dat verbouwingen meestal sneller en goedkoper zijn; bovendien zorgen slimme, energiezuinige oplossingen ervoor dat exploitatiekosten dalen. Koen Hegenbart, Leo Timmers en Noëlle van Loon De flexibiliteit van het team, evenals de samenwerking met andere betrokken aannemers, projectmanagers en stakeholders, droeg eraan bij dat de werkzaamheden voorspoedig, gecontroleerd en binnen het gestelde tijdspad konden worden afgerond.” De diensten van Mansveld zijn niet alleen gericht op het verlengen van de levensduur van (industrieel) vastgoed, maar ook op het creeren van een duurzame toekomst. De buitenzijde van panden krijgt een nieuwe bescherming door middel van hoogwaardige coatings en schilderwerk. Voor de binnenzijde zorgen ze ervoor dat de functies voldoen aan de hedendaagse duurzaamheidseisen, waarbij ze samen met hun vaste partners onder andere installaties, vloeren en plafonds vernieuwen. Leo legt uit dat revitalisatie op bedrijventerreinen de uitstraling en functionaliteit aanzienlijk kan verbeteren. Het is niet alleen essentieel Wanneer Leo kijkt naar de toekomst van vastgoedonderhoud, ziet hij kansen die verder gaan dan een traditionele visie. “We willen onderhoud niet simpelweg zien als een kostenpost, maar als een kans om waarde toe te voegen,” legt hij uit. Flexibiliteit en snelheid zijn daarbij essentieel. Renovaties kunnen vaak plaatsvinden zonder dat bedrijven stilvallen, en het doel is om praktische en efficiënte oplossingen te bieden met minimale overlast en maximaal resultaat. Met deze visie en toewijding positioneert Mansveld Vastgoedonderhoud zich als een essentiële speler in de sector, met een sterke focus op kwaliteit, duurzaamheid en waardevolle samenwerkingen. Het is duidelijk dat Leo Timmers en zijn team niet alleen de toekomst van vastgoedonderhoud vormgeven, maar ook een positieve impact hebben op de bedrijven die zij bedienen. www.mansveldtotaal.nl  Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 49

WETHOUDER JAIMI VAN ESSEN VAN GROEIEND DEVENTER “Als je hier woont, moet je hier ook kunnen werken” Deventer is een stad die groeit. De komende jaren komen er duizenden nieuwe woningen bij. Maar in Deventer betekent bouwen altijd méér dan huizen neerzetten. De stelregel is eenvoudig: wie hier woont, moet hier ook kunnen werken. “Elke 500 nieuwe woningen staan bij ons voor 350 banen,” zegt wethouder Jaimi van Essen. “Zo houden we wonen en werken in balans. Dat principe is ons kompas.” D ie benadering maakt Deventer een economische motor. Niet alleen vanwege de ligging aan de A1 en de IJssel, maar ook dankzij een van de grootste aaneengesloten bedrijventerreinen van Nederland. En vooral door een mentaliteit van samenwerken, innoveren en vooruitdenken. Met ook de focus op duurzaamheid, een onderwerp waar Van Essen veel belang aan hecht. Duurzame energie als voorwaarde voor groei Wie banen wil, moet zorgen dat bedrijven energie hebben. Duurzame energie. “Energiebeschikbaarheid is de nieuwe randvoorwaarde,” zegt Van Essen. “Nieuwe kavels zonder stroom? Die verkoop je niet. Daarom investeren we net zo hard in energie-infrastructuur als in grond.” Dat leidt tot unieke projecten. Op het A1 Bedrijvenpark bundelden ondernemers hun vraag en sloten samen met gemeente en OostNL het eerste groepscontract in het gebied van Liander. “Iedereen leverde iets in voor het collectief: tijd, geld of moeite. Dat kenmerkt onze samenwerking. Het resultaat is dat bedrijven nu toch een grootverbruiksaansluiting hebben. Dat is bijzonder.” De Energy Hub die hieruit voortkwam, koppelt duurzame opwek, opslag en distributie op één plek. “Dat is niet alleen technisch innovatief, maar ook een landelijk voorbeeld van hoe je samen oplossingen organiseert.” Vooroplopen met waterstof Daarnaast zet Deventer stevig in op waterstof. “We ontwikkelen lokaal een waterstofnetwerk met partijen als Firan, Essent, Nefit Bosch en de asfaltcentrale. Het zou fantastisch zijn als we straks de eerste aftakking krijgen van de landelijke backbone tussen de Eemshaven, Zuid-Limburg en Rotterdam. Dan mag ik samen met onze ondernemers letterlijk de kraan open draaien.” 50 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Volgens Van Essen is dat geen verre toekomstmuziek. “We hebben maakbedrijven die nú behoefte hebben aan waterstof. Je kunt niet alles elektrificeren. Als zij bereid zijn voorop te lopen, hoort daar een gemeente bij die lobbyt en faciliteert. Dat doen wij, samen met omringende gemeenten in de Stedendriehoek DeventerZutphen-Apeldoorn.” Balans tussen wonen en werken Deventer koppelt woningbouw en werkgelegenheid bewust aan elkaar. Van Essen: “Gemeenten die alleen woningen realiseren maar geen ruimte reserveren voor bedrijven, zien de werkgelegenheid teruglopen. Dan moeten inwoners de auto of trein in. Dat willen wij voorkomen. Hier zeggen we: groeien doe je samen, met woningen én banen.” Daarvoor rekent de gemeente met een vaste ratio: Wethouder Jaimi van Essen van gemeente Deventer A1 Bedrijvenpark is één van de duurzaamste bedrijvenparken van Nederland met een innovatieve energievoorziening Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 51

In Deventer wordt stevig ingezet op waterstof 52 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

“Van oudsher waren we een Hanzestad. Dat DNA zie je nu nog steeds terug.” Ruimte voor het eigen MKB Om die koppeling wonen-werken waar te maken, zoekt Deventer de komende jaren 45 hectare extra bedrijventerrein. “Die ruimte reserveren we vooral voor ons eigen mkb,” zegt Van Essen. “Circulair werken vraagt nu eenmaal meer plek. Je moet materialen opslaan, uit elkaar halen en hergebruiken. Daar hoort fysieke ruimte bij en die willen we bieden.” Strategische ligging blijft een troef Deventer profiteert eigenlijk al eeuwenlang van zijn ligging. Dat deed het al in de Hanzetijd en nu weer. De A1 is verbreed, de haven vervangt steeds vaker vrachtwagens door schepen, en het spoor is een knooppunt in alle richtingen. Op het A1 Bedrijvenpark bundelen ondernemers hun krachten, waardoor ze nu via de Energie Hub een grootverbruikaansluiting hebben elke woning leidt tot een bepaalde ruimtevraag voor bedrijven. “Zo blijft het evenwichtig.” De drieslag bedenken, maken en vervoeren Deventer heeft bovendien de drie-eenheid die een economie sterk maakt. “We hebben het dan over bedenken, maken en vervoeren. In Deventer hebben we de knappe koppen en denkkracht van Saxion en ROC. We maken het hier, met bedrijven als bijvoorbeeld de toonaangevende beddenfabrikant Auping en Machinefabriek Geurtsen en ook mkb-maakbedrijven. En we vervoeren via de A1, het spoor en de haven. Die drieslag bedenken, maken en vervoeren moeten we overeind houden,” zegt Van Essen. Het vraagt politieke moed om dat in balans te houden. “Extra ruimte voor logistiek is geen populaire boodschap, maar wel nodig. Anders verlies je de samenhang. Als je het ene versterkt, moet je het andere ook ruimte geven. Logistiek is immers ook nodig om bijvoorbeeld winkels te bevoorraden.” “De nightjet uit Oostenrijk stopt hier. Treinen uit Zwolle, Arnhem, Twente en Apeldoorn komen hier samen. We zorgen voor verbinding tussen West- en Oost-Nederland en tussen het noorden en het zuiden; met Duitsland ook. Dat maakt ons een logische plek voor landelijke investeringen in bereikbaarheid, zeker ook op het spoor.” Samen koers zetten Alles draait om samenwerking. Ondernemers bundelen hun vraag, onderwijs sluit aan, de gemeente faciliteert. “Dat is een gouden combinatie,” zegt Van Essen. “Van oudsher waren we een Hanzestad. Dat DNA zie je nu nog steeds terug.” Voor hem is de ambitie duidelijk: een groeiende stad waar wonen en werken hand in hand gaan. “Deventer is een stad waar je nog kunt ondernemen én innoveren. Dankzij onze ligging, de samenwerking en het lef van ondernemers. Samen zorgen we dat elke Deventenaar niet alleen een huis, maar ook een baan dichtbij heeft. Zo kunnen we de komende jaren groeien naar de 120.000 inwoners, die hier hun boterham ook kunnen verdienen.” Kijk voor meer informatie op www.deventer.nl Het A1 Bedrijvenpark in Deventer. Foto: Bart Ros Fotografie iov gemeente Deventer  Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 53

Machinefabriek Geurtsen vindt lucht op het A1 Bedrijvenpark “Wij zaten hiervoor aan de achterkant van het station.” Patrick Geurtsen wijst vanuit zijn hagelnieuwe kantoor denkbeeldig richting de binnenstad van Deventer. Decennialang werkte de machinebouwer in een verouderde tapijtfabriek midden in de stad. Nu staat Machinefabriek Geurtsen aan de A1, met lucht in de logistiek en ruimte in het hoofd. D e oude plek werd een knelpunt. Smalle straten, scholen om de hoek, vrachtwagens die slalommen. Investeren in grotere opstellingen lukte nauwelijks. Het machinepark bleef modern, de omgeving remde. De druk van buiten werd katalysator van binnen: weg uit de woonwijk, op zoek naar een terrein dat meegroeit. Twintig jaar voorbereiding Bijna twee decennia sprak Geurtsen met ontwikkelaars over woningbouw op de oude locatie. Lang zonder resultaat. Beperkte speelruimte bij de gemeente hield plannen tegen. “We zitten al bijna 100 jaar in Deventer, maar we zitten klem,” zei Geurtsen op een gegeven moment. Die boodschap kantelde het gesprek. Er kwam een ontwikkelaar met een haalbaar plan voor de oude locatie met voldoende woningbouwvolume om een serieuze stap mogelijk te maken. Corona vertraagde de planning, maar blokkeerde het plan uiteindelijk niet. De toon verschoof van afhouden naar samenwerken. Van kavel tot energiehub Na jaren praten komt in 2023 de doorbraak. Eindelijk ligt er een kavel die past: twee ontsluitingswegen, een zichtlocatie langs de A1 en vooral ruimte om te bouwen. Patrick Geurtsen herinnert het zich precies: “In 2023 hebben we de optie gekregen. Dit is voor ons wel een mooie kavel.” 54 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 De route naar de nieuwe plek loopt via een perceel dat al bij Dijkham Bouw in beeld is. Wat toeval lijkt, groeit uit tot samenwerking. Het contact verloopt soepel; de intentie om samen te werken ligt er vanaf het eerste gesprek. Dan dient de netcongestie zich aan. Stroom wordt schaars, zekerheid cruciaal. Juist daar biedt Dijkham Bouw de sleutel: hier ligt nog vermogen klaar. “Het eerste wat wij gedaan hebben is die stroom aanvragen,” zegt Dijkham-directeur Marcel Huveneers. “Dat hebben we nog net op tijd gekregen.” Het sein springt op groen. Waar anderen stilvallen, kan Geurtsen beginnen. “Dan kunnen we starten met de bouw,” zegt hij. Binnen korte tijd rijst een

hal op die niet de machines huisvest, maar zich aanpast aan hun ritme. Energie delen als ontwerpprincipe Op het A1-terrein krijgt het project nieuwe betekenis. Bedrijven bundelen hun stroom in de Smart Energy Hub: één contract, één verdeling. Software bewaakt het evenwicht. “Bij pieken schakelt het systeem eerst de laadpalen uit,” zegt Patrick Geurtsen. Zijn fabriek werkt in dagdienst, dus de nachten blijven vrij. Zonnepanelen voeden de hub, batterijen kunnen daar later aan toegevoegd worden. “We brengen onze aansluiting én onze eigen opwek in,” vertelt hij. Zo wordt stroom delen iets tastbaars – een samenwerking die letterlijk energie geeft. Ontwerpen vanuit de werkvloer De nieuwe hal ontstaat aan tafel. Vanaf het eerste schetsmoment zit Geurtsen samen met Dijkham Bouw, DOC17, Bessels Architecten en later Hollander. Geen dichtgetimmerd plan, maar een bouwteam dat vanuit de werkvloer denkt. Eerst de functies, dan de schil. “Het logistieke deel en het productiedeel, daar staat onze handtekening wel onder,” stelt Marcel Huveneers. De praktijk stuurt het ontwerp. Monteurs en teamleiders vertellen hoe de productie loopt, waar ruimte nodig is en waar juist rust. Hun ervaring bepaalt de lijn van de hal. “Zo ontstaat een logische flow,” zegt Huveneers, “een gebouw dat werkt zoals het bedoeld is.” Duurzaamheid: BREEAM én WELL Duurzaamheid blijft hier niet bij woorden. Geurtsen kiest bewust voor twee certificeringen: BREEAM én WELL. De plannen voldeden al grotendeels aan de eisen, maar het team besluit door te pakken naar het hoogste niveau. “Wij willen op deze plek weer minimaal een generatie verder,” zegt Patrick Geurtsen. “Dat begint bij een goed gebouw, maar ook bij een prettig klimaat voor de mensen die er werken.” Patrick Geurtsen en Marcel Huveneers BREEAM kijkt naar het gebouw zelf, WELL naar wat het doet met de mensen. “Die combinatie maakt het verschil,” zegt Marcel Huveneers. “Je voelt het in licht, lucht en geluid – en in de trots van iedereen die hier werkt.” Verhuizing in fases De overgang naar de A1 verloopt in fases. Machines verhuizen één voor één, de productie draait intussen door. Noodzakelijk voor de continuïteit. Slechts één installatie gaat niet mee en krijgt een opvolger. “Je moet continu investeren in deze branche,” zegt Patrick Geurtsen. “Niet alleen in techniek, maar ook in opleiding, kantoor en software.” De verhuizing is meer dan een adreswijziging. Ze markeert een volgende stap: ruimte om te groeien, dichter bij klanten en met zicht op de toekomst. Specialist in maatwerk In de nieuwe hal bouwt Geurtsen speciaalmachines: maatwerk voor defensie, farmacie, chemie en levensmiddelen. Geen standaardmodules, wel terugkerende technieken. Servo’s, hydrauliek, pneumatiek en robotica vormen de vaste gereedschapskist. De besturing brengt alles in beweging en bepaalt het ritme. Sectoren verschillen, de bouwstenen blijven herkenbaar. Zo ontstaat maatwerk met de snelheid van routine. De verhuizing van Geurtsen staat voor meer dan een nieuw pand. Het is het resultaat van vasthoudendheid, slimme keuzes en partners die vroeg aan tafel zaten. Een fabriek die ruimte vond door samen te bouwen aan stroom en vertrouwen. Of zoals Marcel Huveneers het zegt: “Ik vond het echt wel een voorbeeld van hoe het moet.”  Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 55

Dijkham Bouw feliciteert Machinefabriek Geurtsen met hun prachtige nieuwe pand!

Naast dit prachtige pand voor Machinefabriek Geurtsen, bouwen wij nog veel meer mooie panden. Bent u ook geïnteresseerd in zo’n mooie ontwikkeling? Neem dan contact op met Dijkham Bouw DIJKHAM BOUW

Ingenieursbureau Verhoeven en Leenders werkt aan uitdagende industriële projecten Constructieve veiligheid, dát is de spil waar alles om draait bij ingenieursbureau Verhoeven en Leenders uit Volkel. Of het nou gaat om staalconstructies voor industriële gebouwen, infrastructuurprojecten of een rigoureuze verbouwing in de particuliere sfeer: ‘Veiligheid staat bij ons altijd op nummer 1,’ aldus directeur Patrick van Asseldonk. ‘Dat zie je terug in onze werkwijze, onze constructies en onze processen. We hebben daar veel in geïnvesteerd en het is goed te zien hoe iedereen daar nu, tot in de vezels van het bedrijf, van doordrongen is.’ H et ingenieursbureau werkt in opdracht van ontwikkelaars, aannemers en ook direct voor eigen klanten. In 2024 maakte het bedrijf een verdere veiligheidsambitie waar met het bereiken van trede 3 van de Safety Culture Ladder. ‘Het bewustzijn rondom veiligheidszaken is enorm vergroot’, vertelt Patrick. ‘Dat zit hem ook in zoveel kleine dingen. Waar we vroeger de neiging hadden om binnen 24 uur na een telefoontje in de auto te springen om alvast in te gaan inmeten, bereiden we dat soort zaken nu veel beter voor. We bellen eerst met de aannemer om een goed idee te krijgen van de bouwplek en of we overal goed bij kunnen. We nemen zelf veel meer de regie op het gebied van veiligheid op de bouwplaats met betrekking tot onze eigen werkzaamheden.’ Het team van Verhoeven en Leenders bestaat uit 35, veelal jongere medewerkers, inclusief een groepje werkstudenten en stagiaires. Het bedrijf kent drie ‘afdelingen’, ieder met een eigen direcInnovatieteams Medewerkers van verschillende afdelingen werken bij ingenieursbureau Verhoeven en Leenders samen in Innovatieteams. In deze werkgroepen worden nieuwe ontwikkelingen binnen het vakgebied op de voet gevolgd en onderzocht op toepasbaarheid. Ieder jaar komen er rondom diverse onderwerpen nieuwe innovatieteams bij. ‘Op dit moment is de houtbouw echt hot’, vertelt Ruud. ‘Daar hebben we nu dus een innovatieteam op gezet, zodat we ons daar verder in kunnen ontwikkelen. Ook is er een team dat zich bezighoudt met het toepassen van Artifical Intelligence in onze werkzaamheden. Zo kunnen we onszelf steeds weer naar een hoger niveau brengen. Een ander voorbeeld zijn de interne trainingen over parametrisch ontwerpen die alle medewerkers nu volgen. Die zijn voortgekomen uit een innovatieteam over dat onderwerp.’ teur: Leon Leenders is verantwoordelijk is voor de organisatie en innovatie-gerelateerde zaken, Patrick van Asseldonk voor het bouwkundige gedeelte en Corné van Weert voor de civieltechnische kant. Een goede naam Het ingenieursbedrijf heeft in de afgelopen 30 jaar een goede reputatie opgebouwd. Met jarenlange samenwerkingsverbanden met grote klanten, o.a. in warehousing en de productieindustrie. Patrick: ‘Een bekende én betrouwbare naam is een groot goed. Toen medeoprichter Henk Verhoeven dit jaar met pensioen ging, hebben we dan ook besloten de naam van ons bedrijf niet te veranderen.’ • Hoofdconstructeur: Verhoeven en Leenders • Architect/Bouwmanagement: RHDHV • Aannemer: Cornelissen aannemingsbedrijf • Start bouw (fase 1): Maart 2025 • BVO begane grond: ca. 4.500 m² • BVO verdiepingsvloer ca 2.100 m² • Gebouwhoogte 15 m • 608 ton staal • Sprinklersysteem door het volledige pand • Laadkuil met 9 docks Peka Kroef, Odiliapeel Uitdagende projecten bij Peka Kroef Peka Kroef in Odiliapeel is een toonaangevende fabrikant van gekoelde aardappelproducten, met klanten in veel Europese landen. Al sinds 2006 is Verhoeven en Leenders hun vaste constructiepartner tijdens de vele uitbreidingen en verbouwingen die het alsmaar groeiende bedrijf meemaakte. ‘Dat zijn altijd uitdagende projecten, omdat de productie gewoon door moet draaien, terwijl er verbouwd of aangebouwd wordt,’ vertelt Patrick. Al sinds 2018 bestaan er plannen voor ‘Fabriek 3’ op het enorme bedrijfsterrein in Odiliapeel. Pas in maart 2025 werd gestart met de bouw. • Leidingbrug en palletbrug naar bestaande Fabriek 2 • Brandcompartimentering tussen 3D-magazijn en expeditie • Expeditie met vakwerkspanten met vrije overspanning van 25 m voorzien van kanaalplaatvloer en druklaag met een veranderlijke belasting van 12 kN/m² • Operationeel: eind 2026 • Bouw in 2 fases 58 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Intracare, Veghel Ruud van den Bogert en Patrick van Asseldonk • Hoofdconstructeur en BIM-regie engineerings- en uitvoeringsfase: Verhoeven en Leenders • Bouw management: Acuro B.V. • Architect: Pepers Architecten • Aannemer: Bouwbedrijf van de Ven • Start bouw: April 2025 • BVO begane grond: ca. 6.000 m² Patrick: ‘Veranderende inzichten, de coronacrisis en onverwachte prijsstijgingen; dat alles zorgde voor een lang voortraject, maar we zijn blij dat er nu gebouwd wordt.’ Naast de bestaande productielocatie (Fabriek 2) wordt een hal gebouwd van 200 meter lang, 50 meter breed en 15 meter hoog. Hierin komt een volautomatisch, gekoeld hoogbouwmagazijn, met in het voorste gedeelte een verdiepingsvloer voor de verpakkingslijnen en daaronder het gekoelde expeditie gedeelte. In een latere fase wordt Fabriek 3 verder uitgebreid met een productiehal. ‘Voor de constructie van zo’n industrieel gebouw werken we nauw samen met de architect RHDHV en met Addverb, de leverancier van de geautomatiseerde systemen die er later ingebouwd worden. En natuurlijk ook met de aannemer, Cornelissen uit Zeeland. Vanaf het begin trekken we samen op in een bouwteam, waardoor we flinke efficiencyslagen kunnen maken.’ Dynamisch samenwerken in nieuwbouw Intracare Dicht bij huis, aan de rand van Veghel, ligt Intracare, een klant waar Verhoeven en Leenders al ruim 20 jaar mee samenwerkt. Intracare houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en levering van producten voor de moderne veehouderij en tuinbouw, waaronder hygiëneproducten, diergeneesmiddelen, en voedingsstoffen. • 335 ton staal • Diverse functies, zoals: kantoor, productie, warehouse en expeditie • Prefab betonnen PGS-15 warehouse voor de gevaarlijke stoffen met brandwerendheid van 120 minuten • Sprinklersysteem door het volledige pand • Bouwtijd: ca. 12 maanden Het bedrijf kocht jaren geleden, tegenover hun huidige locatie, een braakliggend terrein. Daar wordt nu, aan de rand aan de A50, een geheel nieuwe, klimaat-neutrale productiefaciliteit gebouwd ter grootte van 15.000 m². Hierin zijn laboratoria, cleanrooms, kantoren, opslag, productie en distributie ondergebracht. Ook is er een kantoorruimte gebouwd en een ondergrondse betonnen bluswaterkelder voor de opvang van sprinklerwater dat, na een calamiteit, eventueel gevaarlijke stoffen kan bevatten. Verhoeven en Leenders verzorgde voor dit grote project ook de BIM-coördinatie. ‘Echt een mooi project, met veel uitdagingen’, vertelt projectleider Ruud van den Bogert. ‘Het is zo anders dan het bouwen van een DC, waar aan het begin van het project de uitgangspunten voor gewichten en belasting vaak al vrij helder zijn. Bij een productielocatie als deze ligt dat echt anders. Daar heb je met zoveel verschillende facetten te maken, zoals de inrichting met de vele zware procesinstallaties. Om de gebruiker van het gebouw maximale flexibiliteit te geven is het belangrijk om al in een vroeg stadium de uitgangspunten voor de belasting van het gebouw zo goed mogelijk te definiëren. En dan nóg worden er gedurende het proces vaak nog zaken aangepast. Het komt neer op heel nauw samenwerken met alle partijen die betrokken zijn bij de bouw. Dat maakt het echt dynamisch.’  www.verhoeven-leenders.nl Feest! Het ingenieursbureau bestaat 30 jaar. En dat werd, op zijn Brabants, uitbundig gevierd in 2025. Met maar liefst drie evenementen. In september togen alle 35 medewerkers naar de Ardennen voor een cultureel en sportief teambuildings weekend. ‘We hebben een relatief jonge ploeg mensen en samen hebben we een super weekend gehad, vol actie en plezier!’ aldus Ruud. In oktober was er een receptie voor de zakelijke klanten op de bruisende Noordkade in Veghel. Geen onbekende plek want op die locatie werkt het ingenieursbedrijf ook mee aan de constructieve uitwerking van nieuwe woningen en een parkeergarage. Onder de ruim 160 gasten bevonden zich veel architecten, aannemers en bouwbedrijven. ‘Zo werd het één groot ons-kent-ons netwerkfeest’, zegt Patrick. Natuurlijk werd er ook stilgestaan bij het afscheid van medeoprichter Henk Verhoeven, die in 2025 met pensioen ging. Begin november was er dan nog het afsluitende jubileumfeest voor alle medewerkers met hun partners. ‘We vinden het belangrijk om ook het thuisfront nadrukkelijk te betrekken bij de verdere ontwikkeling van ons bedrijf’, aldus Patrick. ‘En hoe kun je dat nog beter doen dan met een leuk feestje?’ Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 59

HÖRMANN: “WAT NIET STUKGAAT, HOEF JE NIET TE VERVANGEN” Degelijkheid opent de deur naar échte duurzaamheid Iedereen wil meer duurzaamheid. Niemand zit te wachten op meer kosten. Op bedrijventerreinen leidt dat tot een simpele vraag: wat gaat lang mee zonder gedoe? Hörmann heeft daar een uitgesproken antwoord op. “Onze producten vragen een hogere investering, maar leveren structureel de laagste kosten in gebruik op.” zegt Bert Verrips, actief als Head of Sales B2B. D ie uitspraak van Bert Verrips is meer dan een soundbite. Ze raakt aan de manier waarop Hörmann al zijn producten benadert: met technische degelijkheid als vertrekpunt. Gedreven specialisten met een missie Hörmann ontwikkelt en produceert alles in eigen huis. Van sectionaaldeuren tot snelloopdeuren, van motoren tot besturingen: elk onderdeel komt uit één van de gespecialiseerde fabrieken wereldwijd. Elke fabriek heeft zijn eigen focus, elk detail wordt technisch uitontwikkeld. “Bij ons werken echte techneuten met een passie voor producten” zegt hij met een grijns. “Mensen die ’s avonds op de bank bedenken hoe het nóg beter kan. Die liefde voor techniek zie je terug in de levensduur van onze deuren.” Hörmann kiest voor maximale degelijkheid. Dikker staal, slijtvastere onderdelen en motoren die moeiteloos honderdduizenden cycli kunnen maken. Dat doen ze niet omdat het mooier klinkt, maar omdat het beter werkt. Met die benadering van het woord duurzaamheid onderscheidt Hörmann zich. 60 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Duurzaamheid zit in wat je maakt Hörmann voldoet aan alle bekende duurzaamheidslabels. Groene stroom, zonnepanelen, normeringen – het hoort erbij. Maar echte duurzaamheid zit ook in de lange levensduur van de producten zelf. Afval voorkomen begint bij onderdelen die langer meegaan. Zoals de staalkabels in Hörmann-deuren. “Veel andere merken verplichten bijvoorbeeld vervanging daarvan na iedere vijf jaar,” zegt hij “Ook als de kabels nog prima zijn. Dat levert onnodig afval op.” Hörmann doet dat bewust anders. De kabels zijn zwaarder uitgevoerd en gaan aantoonbaar langer mee. Monteurs inspecteren ze standaard tijdens onderhoud. “Blijkt alles nog in orde? Dan blijft het gewoon zitten.” Geen verborgen vervangingen Hörmann hanteert dezelfde logica bij andere onderdelen: van spiraalkabels tot rolhouders en panelen. “Bij schade is een paneel vaak te herstellen en opnieuw te monteren en hoeft niet altijd direct vervangen te worden. In offertes staan dan ook geen optische vervangingen verstopt. Onze adviezen zijn gebaseerd op techniek en levensduur.” Niet uitsluitend de aanschafprijs , maar vooral de gebruikskosten bepalen de echte waarde. “Onze oplossingen zijn bedoeld voor professionele partijen die betrouwbaarheid en lage downtime belangrijk vinden.” Hörmann kiest voor TCO: Total Cost of Ownership. “Een lage aanschaf lijkt voordelig, maar tel onderhoud, vervangingen, verplichte revisies, downtime en energie erbij op; dan wint kwaliteit. Altijd.” Met duidelijke rekenvoorbeelden laat Hörmann zien waar het verschil zit. Voor locaties die continu draaien, is dat cruciaal. Daar betaalt een deur die simpelweg blijft werken zichzelf terug. Want stilstand is geen optie. Service en onderhoud zonder verkooppraatjes Waar veel gebeurt, gaat ook weleens iets mis. Denk aan een heftruck die tegen een deur rijdt of botsingen door intern transport. Op zulke momenten moet de service kloppen. Bij Hörmann wordt Service uitgevoerd door eigen monteurs, aangevuld met een landelijk netwerk van industriële partners. Hörmann heeft een sterke landelijke dekking met industriedealers die klanten ondersteunen bij nieuwbouw, vervanging en service. “Onze dealers kennen het merk, de locatie en de klant. Regelmatige trainingen op het hoofdkantoor in Apeldoorn houden die kennis actueel. Zo blijft ongewenste stilstand beperkt en is de klant snel geholpen.” “En onderhoud draait bij Hörmann niet om extra verkopen”, benadrukt hij. “Geen vervangingen op leeftijd, geen checklisten die omzet moeten genereren, het uitgangspunt is techniek. Een onderhoudscontract geeft zes jaar volledige garantie op een nieuw product. Monteurs adviseren op basis van echte slijtage. Onze monteurs hanteren een simpele regel: alleen vervangen wanneer het technisch noodzakelijk is. Zo simpel is het.” Volop inzetten op innovatie Slim onderhoud begint bij slimme techniek. De techneuten van het bedrijf blijven volop innoveren om stilstand te voorkomen. Een voorbeeld van zo’n slimme innovatie is de nieuwe Zipperdeur: de flexibele snelloopdeur met rits-technologie. Rijdt een heftruck het doek uit de rails, dan herstelt de deur zichzelf. Eén druk op de knop en het doek sluit zich automatisch in de geleider. “Geen wachttijd. Geen busje op pad. Minder CO₂ en lagere kosten.” Ook buiten het product om blijft Hörmann vooruitdenken. Bedrijventerreinen worden duurzamer, Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 61 Hörmann en ST&D: één ingang, meer expertise Sinds juli 2025 maakt ST&D uit Apeldoorn deel uit van Hörmann Nederland. Het bedrijf, specialist in dynamische afsluitingen en entreebeheer, is al bijna 30 jaar actief en staat bekend om maatwerk, service en oplossingen voor onder andere campings, vakantieparken en parkeervoorzieningen. Met circa 30 medewerkers en een sterke positie in de Benelux brengt ST&D precies wat Hörmann zocht: een stevig netwerk en veel praktijkkennis van toegangscontrolesystemen. Hörmann ontwikkelde de afgelopen jaren een aparte productgroep voor toegangstechniek – met onder meer slagbomen, pollers en parkeersystemen. “We vullen elkaar aan, zowel technisch als commercieel met als doel elkaar te versterken zonder snelheid, flexibiliteit of klantgerichtheid te verliezen.” slimmer en strenger beoordeeld – door gemeenten, provincies én opdrachtgevers. In tenders telt niet alleen de prijs, maar vooral wat een deur kost in gebruik. Daarom rekent Hörmann met TCO, deelt praktijkvoorbeelden en maakt het verkoopteam het verschil: met feiten, met verhalen van klanten die dag en nacht doordraaien, en met oplossingen waarin toegang, energie en logistiek samenkomen. “Geen trucjes, wel toekomstbestendig. Dat is eerlijker voor de klant en beter voor het terrein.” www.hormann.nl 

Veel bedrijfshallen op industrieterreinen stammen uit de jaren 80 en 90 en vormen al snel een bottleneck. Ze zijn vaak niet hoog genoeg, slecht geïsoleerd en flink gedateerd. Wie hiervan af wil, staat voor de keuze: nieuwbouw of renovatie? T.C. v.d. Dool bv heeft een antwoord: dakverhoging en slimme renovatie. T.C. v.d. Dool bv tilt bedrijfsruimten naar hoog niveau H et revitaliseren en verduurzamen van bedrijfsterreinen is een flinke opgave. “En dat is precies wat we doen”, zegt Vincent van den Dool, directeur-eigenaar van T.C. v.d. Dool bv, specialist in dakverhoging en renovatie van bedrijfsruimten. “Veel bedrijfspanden op bestaande industrieterreinen zijn laag en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd”, zegt technisch-directeur en mede-eigenaar Marco van Ardenne. “Het verhogen van het dak kan dan een goede oplossing zijn.” Van den Dool: “Extra hoogte maakt een pand meer geschikt voor uiteenlopende bedrijfsactiviteiten, van logistiek en opslag tot productie en assemblage.” Hoogte is niet het enige wat ontbreekt aan deze vaak verouderde bedrijfspanden. Ze ontberen ook goede isolatie, moderne installaties en een representatieve uitstraling. “Wij moderniseren en verduurzamen bedrijfsruimten volledig met behoud van de bestaande constructie en fundering.” En dat is exact de meerwaarde van renovatie boven nieuwbouw: voortbouwen op bestaand. Renovatie kostenbesparend en duurzaam De argumenten voor dakverhoging en renovatie boven nieuwbouw zijn evident. “De kosten zijn veel lager”, zegt Van Ardenne. “Ga maar na, de fundering, constructie, het leidingwerk, aansluitingen, alles blijft intact. We verbruiken daardoor veel minder materiaal: 70% wordt hergebruikt. Dat is 62 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 ook duurzamer door minder CO2, dankzij minder transport en minder productie. Er is ook geen stikstofprobleem, want je situeert alles op dezelfde locatie. En we bouwen sneller: in een derde van de tijd.” “Maar”, werpt Van den Dool op. “soms valt nieuwbouw gunstiger uit. Dan zijn we daar ook eerlijk over. We starten altijd met een nauwkeurige schouw. Vervolgens berekent onze eigen construcWaalwijk Van der Valk Shipyards Zes meter dakverhoging: van 8 naar 14 meter voor jachtbouwer Van der Valk. Volledig nieuwe beplating en constructieve aanpassingen. Zes meter in één lift was nieuw: T.C. v.d. Dool bedacht hiervoor een oplossing ter plaatse. Tevens volledige renovatie. Resultaat: ook de grote jachten worden voortaan in z’n geheel in dezelfde hal gebouwd. YouTube: Van der Valk verhogen en renovatie

YouTtube: Almere Bolderweg 30 verhogen en renovatie Vincent van den Dool en Marco van Ardenne Almere Bolderweg 30 Voormalig distributiecentrum: in totaal 5.000 m2 gerenoveerd, waarvan 2.352 m2 dak met 4 meter verhoogd. Volledige technische upgrade: klimaat, verlichting, energie. Betere isolatie, sandwichpanelen, dak verstevigd voor zonnepanelen. Resultaat: moderne, toekomstbestendige bedrijfsruimte. teur wat er mogelijk en nodig is. Dat beschrijven we in een transparante offerte. Na akkoord produceren we de staalconstructies in huis. Het gehele bouwkundige traject coördineren we. Onze eigen monteurs zorgen voor de realisatie ter plaatse, overal in Nederland en België.” Uniek vakmanschap Dat T.C. v.d. Dool met veel eigen mensen werkt, is niet verwonderlijk. Dakverhoging is specialistenwerk. En het engineeren van het hele project blijft in huis. Het bedrijf ontwikkelde hiervoor door de jaren zelf unieke werkwijzen, gereedschappen en hydraulische appratuur. Hoe werkt het? Het bovenste deel van een gebouw wordt losgekoppeld, de doorgezaagde kolommen worden met hydraulische vijzels op oliedruk omhoog gedrukt - tot zes meter in één keer- en voorzien van het benodigde staalwerk. “Voor een jachtenbouwer uit Monnickendam moest een hal van 9 meter nog eens 3 meter omhoog. Daar maakten we een tijdelijke verdiepingsvloer om van daaraf het dak verder omhoog te duwen. Onder de vloer kon het werk bovendien redelijk ongestoord doorgaan”, vertelt Van Ardenne. Het toont de innovatieve kracht van het bedrijf. Van den Dool: “We zijn gespecialiseerd in maatwerk, waarbij geen project te complex is. Dankzij onze jarenlange technische kennis, praktisch inzicht en een flexibel team kunnen we snel schakelen. Zodat onze oplossingen altijd aansluiten op de specifieke wensen van de opdrachtgever.” 90 jaar expertise De expertise van T.C. v.d. Dool komt voort uit jarenlange ontwikkeling. In 1934 werd de provinciale weg naar Delft aangelegd. Het tuinbouwbedrijf van opa Van den Dool moest ervoor wijken. Hij verzon hoe hij zijn druivenkas, met de staalconstructie in delen, via rails kon verplaatsen. Al snel vroegen collega-tuinders hetzelfde voor hen te doen. Het was de start van T.C. v.d. Dool bv. In de jaren 60 ging de kassenbouw vervolgens letterlijk de lucht in, toen tuinders omschakelden naar telen op hoge draad. Kassen werden steeds groter en het verhogen werd vaak in combinatie met nieuwbouw gedaan. “En dat is wat we eigenlijk nog steeds doen: staalconstructies begrijpen, berekenen, produceren en monteren. Alleen dan groter, zwaarder en moderner. En allang niet meer alleen in de kassenbouw”, aldus Van den Dool. Inmiddels beschikt het bedrijf over precisievijzels die tot 36 ton per stuk omhoog duwen. Compleet in renovatie en verduurzaming Prima, dan staat het dak omhoog. Maar de gevel moet ook weer dicht. Uiteraard is ook de afwerking in goede handen. “We realiseren volledig nieuwe beplating inclusief isolatie. Maar bijvoorbeeld ook dakverzwaring, omdat bestaande daken vaak niet stevig genoeg zijn voor zonnepanelen.” En moeten er kolommen of deuren verplaatst of verwijderd? Ook daarvoor is T.C. v.d. Dool het juiste adres: compleet in renovatie en verduurzaming van bedrijfsruimten. Bekijk de projectvideo’s op het YouTube-kanaal.  www.tcvddool.nl YouTube: T.C. v.d. Dool Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 63

Investeren op bestaande bedrijventerreinen: goudmijn of hoofdpijn? Nederland staat voor een enorme herontwikkelingsopgave. Terwijl de ruimte voor bedrijven steeds schaarser wordt, liggen er duizenden hectaren bedrijventerreinen vol onbenut potentieel. Toch blijven veel initiatieven steken in goede bedoelingen. Hoe komt dat – en belangrijker: hoe komen we wél in beweging? Overheid en markt moeten elkaar versterken in het vinden van rendabele investeringen in toekomstbestendige bedrijventerreinen. Herontwikkeling is geen soloactie van overheid of marktpartij, maar altijd een samenspel tussen publieke en private spelers met wederzijdse afhankelijkheden gedurende het proces. De landelijke urgentie en potentie van herontwikkeling Wie naar de ruim 70.000 hectare aan bedrijventerreinen en 16.000 hectare zwaardere industriële locaties van Nederland kijkt ziet een enorme bron van werkgelegenheid en innovatieve bedrijven. Dit is een belangrijk economisch fundament waarop Nederland draait. De totale omvang van het vastgoed op bedrijventerreinen in Nederland bedraagt 273 miljoen vierkante meter. Maar onder die robuuste laag schuilt een probleem: 20 tot 40 procent van de ruimte op een bedrijventerrein wordt gemiddeld gekwalificeerd als verouderd of inefficiënt benut. En dat aandeel groeit met de dag Systabo - DC Waalwijk omdat veel gebouwen het einde van de technische en/of economische levensduur bereiken. Herontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen is een belangrijke en urgente uitdaging die voortkomt uit de veranderende economische, ruimtelijke en ecologische eisen van deze tijd. In elke stad of regio zijn er wel (delen van) bedrijventerreinen aan te wijzen die gedateerd zijn, kampen met inefficiënt grondgebruik en/of onvoldoende aansluiten bij wensen van moderne bedrijven. Nieuwe uitleglocaties zijn schaars, terwijl de vraag naar steeds duurzamere bedrijfsruimte stijgt. Daarmee verschuift als vanzelf de focus van uitbreiding naar inbreiding: de toekomst van de economie ligt niet buiten de stad, maar ín de bestaande ruimte. Succesvol gerealiseerde projecten illustreren wat herontwikkeling kan opleveren: slimmer ruimtegebruik, nieuwe banen, verduurzaming en kwaliteitsverbetering van gebieden die decennialang uit beeld raakten. Uit de Leidraad Herontwikkeling Bestaande Bedrijfslocaties in 2024 door BCI opgesteld voor het ministerie van Economische Zaken en vijftien leidende vastgoedontwikkelaars- en beleggers blijkt hoe groot de potentie is. Sinds 2016 zijn 116 herontwikkelingsprojecten gerealiseerd (met minimale omvang van 15.000 m² bvo) 64 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026

Bodem & Water Ecologie Energie Bouwregels Stikstof Verkeer & Parkeren Figuur 1 Herontwikkeling vraagt om een integrale benadering en duidelijkheid over de te doorlopen stappen – samen goed voor 4,4 miljoen vierkante meter nieuw bedrijfsvastgoed. De bebouwingsgraad op deze bedrijfslocaties steeg gemiddeld met 92%, zonder extra ruimtebeslag. In feite is door deze projecten 320 hectare nieuw bedrijventerrein uitgespaard. Toch blijft het potentieel grotendeels onbenut. Niet elk terrein waar veroudering zichtbaar is, kent ook reële investeringskansen. Sommige gebouwen zijn technisch nog te goed, of de concrete vraag vanuit de markt is te beperkt. Maar de opgave groeit, en daarmee de urgentie om te handelen. De Ruimtelijk Economische Visie van het Rijk bevestigt dat beeld. Daarin wordt de herontwikkelingsopgave tot 2030 geschat op 10.000 tot 15.000 hectare. Toch is het contrast groot tussen ambitie en uitvoering. Gemeenten erkennen het belang, ontwikkelaars zien de kansen, maar de vaart zit er nog niet in. De barrières die herontwikkeling belemmeren Iedereen ziet de potentie, maar in de praktijk blijkt de realisatie stroperig. De oorzaken liggen niet alleen in het ontbreken van financiering of verlenen van vergunningen en regelgeving, maar vooral in organisatie en samenwerking tussen gemeente en ontwikkelaar. Zonder een helder proces en duidelijk eigenaarschap komen projecten niet van de grond. De meest hardnekkige barrière van herontwikkeling is organisatorisch van aard. Veel herontwikkelingsprojecten starten zonder duidelijke rol ver deling of aanspreekpunt binnen de gemeente. Beleidsafdelingen, vastgoedbeheer en econo mische zaken werken daardoor langs Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 - 65 elkaar heen, terwijl initiatiefnemers – gevestigde bedrijven of ontwikkelaars – op zoek zijn naar één loket dat kan meebewegen. Het gevolg is trage besluitvorming, onduidelijkheid over planregels en toenemende frustratie en hogere ontwikkelrisico’s bij investeerders. Deze organisatorische onduidelijkheden werken door in de planologische fase. De vaak sterk gedateerde bestemmingsplannen op verouderde bedrijventerreinen stammen vaak nog uit een tijd dat er andere eisen aan bedrijfsmatig vastgoed op bedrijventerreinen werden gesteld. De praktijk leert dat het lang kan duren (soms jaren) voordat een bestemmingswijziging is afgerond – een tijdshorizon die voor private investeerders onhaalbaar is als gronden zijn aangekocht waarover financieringsrente betaald wordt. De genoemde organisatorische onduidelijkheden en planologische onzekerheden werpen een onnodige extra financiële drempel op. Herontwikkeling kost geld – veel geld. Grondaankoop, sloop, sanering, bodeminvesteringen en rentelasten drukken zwaar op de businesscase. Zeker bij kleinere kavels is het risico dat de kosten aan de voorkant niet opwegen tegen de toekomstige opbrengsten. Als er vertrouwen is dat de lokale overheid meebeweegt en de juiste ontwikkelkaders schept dan is er veel meer mogelijk. Kortom, herontwikkeling stokt niet op onwil, maar op onduidelijkheid en onzekerheid. En die is Herontwikkeling Hydra in Utrecht op industrieterrein Lage Weide Ontwikkeld door Stellar Development en Heembouw

alleen te doorbreken door beter samenspel tussen overheid en markt – door te doen waar je goed in bent, en de ander dat ook te laten doen. Het belang van goed samenspel tussen overheid en markt Het goed organiseren van een publiek-privaat samenspel is de kern van de Leidraad Herontwikkeling Bestaande Bedrijfslocaties. De boodschap is dat alleen door taakzuivere samenwerking projecten van de grond komen. Gemeenten kunnen in dit samenspel grofweg drie rollen vervullen. Elke rol vraagt een andere houding, andere instrumenten en een andere mate van regie. Succesvolle herontwikkeling begint met het besef welke rol past bij de situatie op het terrein en hoe die aansluit op de dynamiek van de markt. • De stimulerende gemeente neemt het initiatief, brengt partijen samen en zet vernieuwing bestuurlijk op de agenda. Zo weten marktpartijen dat het terrein prioriteit heeft en durven zij te investeren. • De faciliterende gemeente creëert de condities: actualiseren van bestemmingsplannen, snelle procedures en ruimte voor maatwerk. Dat biedt investeerders duidelijkheid en verkleint risico’s. • De reactieve gemeente laat de markt leiden, maar ondersteunt op verzoek initiatieven die bijdragen aan publieke doelen met bijvoorbeeld cofinanciering of snellere vergunningen. De kunst is om de juiste rol te spelen op het juiste moment – proactief waar regie nodig is, faciliterend waar de markt het kan dragen. Zo ontstaat een samenspel: de overheid schept de Gemeente Omgevingsplan Participatie Vergunningverlening 66 - Industrie- en bedrijventerreinen 2025/2026 condities, de markt investeert en realiseert de vernieuwing. Belangrijke voorwaarde is dat overheid en markt open kaart spelen. De overheid moet helder zijn over wat wél kan en wat niet – bijvoorbeeld bij het aanpassen van bouwhoogtes, functiemenging of parkeernormen – en toelichten waarom. De initiatiefnemer moet transparant zijn over zijn businesscase, acceptabele risico’s en eventuele onrendabele top. Alleen zo ontstaat wederzijds vertrouwen en kunnen belemmeringen worden weggenomen. Vijf randvoorwaarden voor een goed samenspel: • Eén aanspreekpunt bij de gemeenten, met mandaat om te schakelen • Risico’s en uitdagingen van het project zo snel mogelijk op tafel • Transparante businesscases met inzicht in maatschappelijke opbrengsten • Flexibele planprocedures die meebewegen met marktdynamiek • Integratie van duurzaamheid, energie en klimaatadaptatie vanaf het begin Waar deze randvoorwaarden in hoge mate aanwezig zijn, blijkt herontwikkeling niet alleen vaker haalbaar, maar ook aantrekkelijk voor de investerende partij en voor de gemeente die zijn herontwikkelingsdoelstellingen kan realiseren. Van brownfields naar brightfields Herontwikkeling is geen goudmijn waar het laaghangend fruit voor het oprapen ligt. Het zijn complexe, langdurige trajecten waarin belangen, Ontwikkelaar Planontwerp Financiering Realisatie regels en risico’s samenkomen. Hoofdpijn wordt het als je het als initiatiefnemer helemaal alleen probeert te doen, zonder actieve betrokkenheid van de gemeente. Overheid en markt zullen elkaar moeten versterken in het vinden van rendabele én toekomstbestendige oplossingen. De sleutel ligt niet in nieuwe extra regels of meer subsidies, maar in gezamenlijk eigenaarschap en samen investeren in economische vitaliteit, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De Ruimtelijk Economische Visie van het Rijk maakt duidelijk dat herontwikkeling een topprioriteit is voor het nationale ruimtelijke beleid. Er is simpelweg te weinig ruimte voor de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Het beter benutten van bestaande locaties is daarom essentieel om economische groei en verduurzaming te combineren. Herontwikkeling vormt een cruciale schakel in de groei en ombouw van de Nederlandse economie. De opgave op een verouderd bedrijventerrein vraagt niet om één groot masterplan, maar juist om vele concrete projecten verspreid over het terrein. De meeste plannen zullen worden ontwikkeld en gefinancierd door bedrijven en investerende partijen, die de vernieuwing daadwerkelijk realiseren. De rol van de overheid is richtinggevend: aangeven welke ontwikkelingen waar wenselijk zijn, onder welke voorwaarden, en binnen welke ontwikkelkaders. Zo ontstaat een samenspel waarin publieke belangen en private investeringskracht elkaar versterken. Wachten tot bedrijventerreinen nog verder verouderen is geen optie met het oog op de grote economische, ruimtelijke en maatschappelijke uitdagingen. Jordi Hubers Senior Adviseur Buck Consultants International 

DE EXPERT IN SLIMME LICHTOPLOSSINGEN VOOR LOGISTIEK & INDUSTRIE trilux.com/industry

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
Home


You need flash player to view this online publication