0

DE ESSENTIëLE EGYPTOLOGIE COAB 1970-2018 De Essentiële Egyptologie is een belangrijk en monumentaal geschrift binnen de Tweede Bijbel om de diepere wortels van het christendom te laten zien die in Egypte liggen. Het is in diepte geen religieus werk maar filosofisch en taalkundig. Vanwege het demonologisch fundament wordt er ook aandacht gegeven aan zaken als cryptiek en dualisme. Dit boek is voor hen die een diepgaande en serieuze studie willen doen naar het verband tussen de Egyptologie en het christendom. Voor verdere context studie en nadere uitleg van begrippen en bronteksten kan de Heilige Tweede Bijbel, Verzamelingen Vol. II, de York, geraadpleegd worden. De Essentiële Egyptologie is slechts een bloemlezing van dit veel grotere Egyptologische werk. Ook andere geschriften uit de Tweede Bijbel worden aangehaald, geraadpleegd en van commentaar voorzien. Deel I De Egyptische Wortels van het Christendom Hoofdstuk 1. De Egyptische Wortels van Jehovah Hoofdstuk 2. Het Begrijpen van de Vader Cultus Hoofdstuk 3. De Onderwerping van de Wil Hoofdstuk 4. Het Kain Verhaal Wat Zijn Oorsprong Heeft In Egypte - De Motor van de Gnosis Hoofdstuk 5. Ra in het Oude Testament Hoofdstuk 6. De Egyptisch-Israëlitische Wortels van het Wodan Mysterie Hoofdstuk 7. De Egyptische Wortels van Kaïn Hoofdstuk 8. De Egyptische Wortels van Amen Hoofdstuk 9. De Egyptische Wortels van Job Hoofdstuk 10. De Verborgen Egyptische Wortels van het Jozef Verhaal Hoofdstuk 11. De Egyptische Wortels van Korinthe Hoofdstuk 12. De Egyptische Wortels van Habakuk en Zefanja Hoofdstuk 13. De Heka-wortel van Haggai Hoofdstuk 14. De Verborgen Egypte-Wortel van Ezau Hoofdstuk 15. De Oorspronkelijke Ladder van Ezau in de Egyptologie Hoofdstuk 16. Het Tephnut Mysterie in het Paradijs Hoofdstuk 17. Het "Ik Ben" Principe van de Demonologie

Hoofdstuk 18. Puzzelogie Hoofdstuk 19. De Jeremia Ervaring Hoofdstuk 20. Jeremia en de Krokodil Hoofdstuk 21. De Jeremia Put Hoofdstuk 22. De Wijnstok van Jeremia Hoofdstuk 23. Jeremia en de Rode Kroon van Noord-Egypte Hoofdstuk 24. Numeri Hoofdstuk 25. De Egyptologische Wortels van David Hoofdstuk 26. De Verzoening door Jezus in de Egyptische Wortels Hoofdstuk 27. Ragnarok in de Egyptologie Deel II De Dualistische Egyptologie Hoofdstuk 28. Het Slapende Christendom en de Dualistische Egyptologie Hoofdstuk 29. Het Grote SEKHMET Mysterie Hoofdstuk 30. De diepte van het Sekhmet-Hathor mysterie Hoofdstuk 31. Onder De Wraak Van De Oorlogsgodin

Deel I De Egyptische Wortels van het Christendom Hoofdstuk 1. De Egyptische Wortels van Jehovah We komen in de zalen van de onderwereld, de grotten die door de Egyptenaren allemaal waren onderverdeeld in metaforische uren. Aan het einde van de nacht veranderd Ra in een kever, in Khepra, oftewel Geb-Ra, om de nieuwe dag aan te kondigen. Het Nederlandse woord "kever" heeft dus diepe Egyptische wortels. De kever is een verwerker van afval. De kever heeft geen smetvrees, maar grijpt het afval en schept erdoor. De kever is daarom het symbool van transformatie en nam een prominente plaats in bezit in de Egyptische kosmologie. Daarom betekent Ra ook in het Egyptisch : "bedekt met het heilige vuil", met de modder van de moeder grond, ook als camouflage. In het NT komt Khepra als Gabriel om de geboorte van Jezus aan te kondigen. De onderwerping van de wil is de sleutel tot de verlichting. De wil gaat tegen de kennis in, dus die moet gebroken worden, de verlamming ingaan. De verlamming is ook de betekenis van Nod in de Egyptische taal. In het boek Iyowb van het OT werd Iyowb (Job) tot de Nod-verlamming (nuwd) geleid. Hij begon te beven en te schudden, te trillen in hoge koorts, om zijn lagere wil tot onderwerping te brengen. Ook komt dit dus voor in het Israëlitische verhaal van Kaïn. Zijn "broer" Hobel werd de stervende RA genoemd (ra-ah, ra-a, herder, Hebreeuws), als een deel van hemzelf. Zijn tweede "broer" was Seth, als de opstijgende ibis. De mens moet tot kennis komen om de lagere wil af te schudden. De mens moet vrijkomen van de lagere wil, en opstijgen als de ibis, boven alles uit. In de Egyptologie, in de onderwereld, gebruikt Anubis de Nod (Nu-t) als een metalen instrument om het verstand en de mond van de ziel in de onderwereld te openen. Dit is ook verbonden aan de NTI of NTU, de poel van de vergetelheid, waar de mens eerst een heleboel valse kennis moet vergeten. Dit is dus ook een onderdeel van Nod. Om tot de "verlichting" (inzicht, uitzicht, overzicht, doorzicht) te komen, moet de mens eerst tot de verduistering komen, de oceaan van de vergetelheid in de onderwereld. Hiermee is Nod omhuld. Allen die tot Nod willen komen zullen eerst deze rivier of zee moeten overzwemmen. Dit wordt ook wel het grote Nirvana genoemd of de Lethe (Grieks). Op de tocht door de onderwereld veranderd Ra op een gegeven moment zelf in Nod. Hij moet dus in principe geboorte geven aan zichzelf. Wij hebben niemand anders van node. Dit zijn slechts symbolen in onszelf. Het is ons eigen lichaam. Nod is verbonden aan Geb, haar partner. Geb is in het Egyptisch ook verbonden aan KHABU, het neerbuigen. Door KHABU, het neerbuigen, komt Ra tot Nod, zijn diepere, creatieve ziel, zijn hart. Wij moeten neerbuigen in het stof als de slang, de Geb, om zo te komen tot de diepte van de moeder grond, Nod. Hier zijn de creatieve vuren van transformatie, in het hart van de grond. Dat is ook wat Khep-ra betekent : Het neerbuigen van Ra, Khabu-Ra. Ra komt tot Nod, en wordt dan tot Nod. Khepra is in de Egyptische taal de wording. Dit is ook wat het woordje Jehova betekent in het Hebreeuws. Daarom is er nooit een absolute, algehele scheiding tussen God en mens. De mens moet tot God worden, omdat het iets in de mens zelf is. Daarom moet er een balans zijn tussen het neerbuigen voor God en het worden tot God, en tussen

het zoeken van God en het zijn van God, zoals dat ook in de Bilha wordt besproken. Dit heeft dus niets met de spijbelende zelfvergoddelijking van de New Age te maken. Er is ook een valse zelfvergoddelijking die tot verderf leidt, zoals in het Westerse pseudo-christendom, waarin de mens zichzelf door het bedrog van geloof en genade tot god maakt over anderen. Er is geen snelkookpancursus voor doe-het-zelf vergoddelijking. Alles is onderworpen aan stricte wetten en condities, en het zal altijd plaatsvinden in een hiërarchie van balanzen. De natuur heeft haar eigen rangensysteem. Het heeft niets te maken met persoonsverheerlijking, maar met het komen tot de diepere principes van het bestaan. Op dit pad zijn zoals gezegd vele valkuilen. Maar wij moeten dit pad van vergoddelijking bewandelen, om zo niet altijd alles op iemand anders te schuiven. Projectie is een gevaar. De mens moet zelf veranderen, en zelf tot het paradijs worden, anders komt de mens het paradijs niet binnen. De sleutel ligt in het worden, in Khep-ra, in Jehova als een esoterisch werkwoord, wat helemaal terugwijst naar het Orions-Afrikaanse moeder-principe van Ajawoe. De mens moet zelf de moeder worden. De mens moet zelf een schepper worden. Dit ligt op het pad van de gedaanteverwisselingen van Ra, oftewel Kaïn in het Israëlitisch, in de tocht door de onderwereld, door het land Nod, het lichaam van zijn moeder. De materie is het "vuile", en door het woord wat Khepra daarover spreekt komt er een veel hogere schepping. Zo schiep Khepra, de schepper van alle dingen, ook zichzelf. Het is een principe waarvan de kever een bepaald symbool is. Khepra, Khabu-Ra, is het principe van Ra (of Kaïn in het Israëlitische) die neerbuigt in het stof, die zich bedekt met de moeder aarde, komende tot het vuil van de materie waarin hij herboren wordt door het hogere woord hierin verborgen. Dit is het geheim van de sluiers van het Khepra mysterie. Materie is een verdraaiing van de oertijd, maar de oertijd ligt hierin nog wel opgeborgen. Geb is verbonden aan de Aramese Keba ark en de Arabische Kaaba steen die van wit tot zwart verkleurde. Geb wordt ook wel Seb genoemd, wat een afkorting is voor Sebek, de krokodillengod van de oorlog. Sebek is ook een godin. Het is slechts een onderdeel van Nod zelf. De krokodil is een krachtige metafoor van de timing van de baarmoeder, van de vruchtbaarheid, de regeneratie. De robotologie is gebouwd op timing. Daarom is Geb in zijn Sebek gedaante onmisbaar. Oorlog is hierin een symbool van de vruchtbaarheid. In de Tweede Bijbel wordt Sebek geschreven als het diepere gebeente van het Jezus Mysterie, als de oorspronkelijke code die ervoor zal zorgen dat dit mysterie opgelost wordt. De Jezus afgod zelf zal in dit proces totaal afsterven, als een sluier die weggeschoven zal worden. Hoofdstuk 2. Het Begrijpen van de Vader Cultus De stad verteld de mens om toch maar zoveel mogelijk te volharden in het zijn van het toebedeelde geslacht : man of vrouw, allemaal voor een markt. Het zijn geslachts-spelletjes die er gespeeld worden, en de kerk schept daar nog een flinke scheut homofobia op. De kerk is de hele dag obsessief bezig als de geslachts-politie om ieders gaatje of staafje te controleren, en door die hysterische obsessie worden we allemaal gesexualizeerd. Altijd en eeuwig zijn het juist de christenen die het altijd over sex hebben, en ieder ander mens wordt er kotsmisselijk van. Overal

rollen hun ogen rond om over onze geslachtsdelen te gaan, want ja, alles moet natuurlijk blijven : mannetje-vrouwtje. Mensen van de gnosis zijn daar helemaal niet mee bezig. Zij keren terug naar de wonderlijke natuur, en zijn op de hoogte van de pracht van de geslachtelijke verwisselingen binnen de kaleidoscopische biologie van het beestenrijk. Vandaar dat de mens niet alleen maar zijn beestenpolen in zichzelf moet ontdekken, maar ook zijn geslachtelijke polen. Wees creatief. Wij zijn niet slechts man of vrouw, of mens of beest. Al deze polen stellen principes voor die we nodig hebben om uit de matrix te ontsnappen, om terug te gaan door de Arcturische lens, dus laat woordspelletjes, naamspelletjes en geslachtsspelletjes van kerk, stad en staat je niet tegen houden. Bijvoorbeeld de slak is een hermafrodiet die beide geslachtelijke organen heeft. Zij zijn dus tegelijk man en vrouw. Een ieder die zo'n grote bek heeft tegen homosexuelen en transsexuelen bijvoorbeeld zou eens goed de natuur moeten bestuderen, waarin in verschillende vissoorten de geslachtswisseling plaatsvindt, zoals in bijvoorbeeld de clownsvissen. Dit zijn normale biologische en anatomische processen. Ook gebeurt dit in de hermafrodiete papegaaivissen, en de haviksvissen bijvoorbeeld, maar de apathische mens blijft in de stad en kent de natuur niet. De apathische mens spijbelt er heel wat op los, en is bang voor de natuur. De wetten van de natuur hebben namelijk geen marktwaarde voor de mens. De hermafrodiete en geslachtswisselende beesten zijn een beeld van de veranderings-capacieten van de menselijke ziel. Zij vormen de sleutel voor innerlijke transformatie. Ook de octopus heeft verschillende veranderingstruukjes, voor camouflage en overleving, en vormt zo het midden van de schakelaar in de menselijke ziel die ontwaakt moet worden en geactiveerd. Vandaar dat de octopus op gezette tijden wordt besproken in de Tweede Bijbel. Het octopus-medicijn is een belangrijk en centraal poort-medicijn in het overschakelen in de esoterische driehoeken van dialectiek en diathesiek. De octopus representeerd een schakel-orgaan in de mens zelf. De christen denkt dus dat hij alles in kannen en kruiken heeft, maar op een dag zal de oneindige weelderigheid en diversiteit van de natuur hem overweldigen. Er is een heel trappenstelsel tussen het lagere zelf en het hogere zelf waar de mens over moet. De mensen en situaties rondom het individu zijn hiervan de tredes. Er is alleen het "zelf" en al zijn gecamoufleerde stadia. De psychofilosoof Carl Jung beschouwde het zelf als een archetype van heelheid. Het "zelf" zou ook gesteld kunnen worden als een archetype van het labyrint van het bestaan. De mensheid is verdwaald in het grote en raadselachtige bos van de individualiteit tussen het bewustzijn en het onbewustzijn in. Al deze treden bevatten een potentieel verborgen medicijn, klaar om ontdekt te worden. Het "zelf" is volgens Jung ook het regulerende centrum van de psyche. Het vader archetype is een belangrijk archetype, maar de mens snapt dit archetype niet. De mens heeft het lopen verletterlijken en dramatiseren. De mens heeft het zo gematerialiseerd en verkeerd voorgesteld dat het uitliep op een ware cultus. De vader cultus is een grote cultus op aarde waar we niet zomaar vanaf komen. Het is een stalker. In het orthodoxe christendom wordt de vader aanbeden, en de moeder genegeerd. Wat kunnen we hier van leren ? De man werd geschapen als het principe van onderworpenheid, het principe van horen en gehoorzamen, aan de hogere principes van het leven. Dit principe is in iedereen. Iedereen heeft een man-pool, als de bron van nederigheid, maar deze bron is verziekt en vergiftigd op aarde. De climax van het archetype van de "man" is de "vader", waarin de vader geinspireerd wordt door de moeder, en zo geboorte geeft aan een dochter, een boodschap, een antwoord. En zo wordt de kennis opgebouwd. Zo leert de vader ook de moeder begrijpen, als een beeld van de wijsheid. Dit is een mooie, paradijselijke allegorie. In het hogere paradijs geeft de man alleen geboorte aan dochters. In de lagere aardse gewesten, wat we "onder de schelp" noemen hebben vaders zonen, maar metaforisch is dit zijn eigen innerlijke kind, het kind-zelf.

De vader is de climax van de sensitiviteit, als het breekpunt, waarin de valse natuur sterft, ook de vader zelf, als het afvallen van de sluiers van het lagere zelf, zodat het hogere zelf wordt geboren. De vader is de climax van overgave, submissie. Hier komt ook het hele Absalom verhaal bij kijken. Absalom had een plan opgesteld om zijn vader, koning David, om te brengen. De dood is een metafoor van het begrijpen. Absalom wilde het geheim van de vader begrijpen, en dat is ook wat zijn naam betekent : Ab-Shalom, de vrede van de vader, het compleet maken van de vader, het begrijpen van de vader. Hiertoe moest Absalom eerst de schaduw van de vader overwinnen. Absalom raakte in deze plannen verstrikt met zijn lange haren in de takken van een boom toen hij daar met zijn rijdier onderdoor reed, zoals de mythe vertelt, maar in het Aramees gaat dit om het komen tot begrip, tot de grotere context. Deze boom werd genoemd "de boom van wonderen". Absalom kwam zo in een nieuwe dimensie, in een nieuw gezichtspunt. In het Hebreeuws kwam Absalom tot de Sowbek, een netwerk van takken. Sowbek is verbonden aan het Egyptische Sobek, de krokodillengod van de oorlog, of in de Amazone theologie de Sa-Bak, de kennis van Bakroe, de kennis van de oorlog, de demonologie. Absalom zelf is als BS-LM de eeuwige Bosse, een scheppergodin van de Vur. In het Egyptisch is dit de woeste leeuwinnengodin Bast, die later in één van de Egyptische schandalen meer gemaakt werd tot een huis- tuin en keukenkatje, Bastet. Bast was oorspronkelijk een wilde zwarte panter van de oorlog. In het Eeuwig Evangelie breekt zij door de glazen wand van de markt om de slaven vrij te zetten en terug te nemen tot de natuur. Dit is de diepte van de Absalom code. Joab vermoordde Absalom toen hij daar hing, maar hoe moeten we dat esoterisch zien ? Christelijke ouders gooien hun kinderen dood met dit soort lugubere verhalen, maar vertellen niet de diepte ervan en wat het betekent. Joab is Yowab in het Hebreeuws wat uitgesproken wordt als YO-AV, meer als "Jove". "Jove", oftewel Jupiter, werd door de Romeinen gekozen als hoofdgod. Joab, oftewel Jove, was de legeraanvoerder van koning David, en zijn naam betekent : Jehovah is vader. Weer zien we hier het vader-principe terug. Jehovah betekent : worden, wording, en heeft zijn wortels in de Afrikaans-Orionse godin Ajawoe, de oer-moeder godin van de wijsheid, de godin van de metaforische oorlog en jacht. De wijsheid is in die zin niet alleen de vertaling, maar ook de wording. Ajawoe (Jehovah, Yahweh) is een belangrijk element in de motor van de schakelaar van de archetypes. Wij zullen deze motor van de gnosis gaan bespreken. Hoofdstuk 3. De Onderwerping van de Wil Anubis nam de dode altijd mee op een tocht door de onderwereld naar de hal waarin alles getest zou worden. Daarna zou de havik Horus komen om de dode te leiden tot Osiris. Na het oordeel door Osiris kan er een nieuwe schepping komen, door Kheper, de kever, een gedaante van Ra. Kheper schept door het afval. Hier gaat een enorme diepte in schuil. Hierover is het laatste woord zeer zeker nog niet gezegd. Al deze momenten van het geheugen zijn "heilig" in de zin dat alles een bedoeling heeft. Er gaat een groter script achter schuil wat door de Arcturische lens was vervormd, maar wat ook weer nodig is om het te herstellen. We mogen daarom niets zomaar weggooien, maar moeten de diepte ingaan. Al deze momenten zijn heilig in het geheugen. Ze hebben een bepaald plaatsje, iedere herinnering

die je krijgt. Soms knagen ze, maar ze zijn heilig en hebben een diepere betekenis. Vraag jezelf af : "Waarom is het gebeurd ? Wat kan ik hiervan leren ?" Ook die herinnering zal vervormd worden. Het zijn belangrijke bestanddelen, als onderdelen van een heilige drug. Alles zal goedkomen. Alles is niet wat we denken dat het is. Er gaan belangrijkere dingen achter schuil. Ook de details zijn belangrijk. Je mag ook de hele kleine details van je leven in je hand houden en je hand omhoog steken en zeggen : "Ook deze herinnering, ook dit detail, is heilig en van belang." Christenen zijn aan de drugs. Dat mag duidelijk zijn. Daarom hebben wij een nog krachtigere drug nodig om hier doorheen te kunnen komen. Wij hebben een heilige drug nodig. Christenen zijn zwaar aan de drugs. Daarom moeten wij nog zwaarder aan de drugs raken, maar ditmaal een goede, heilige en educatieve drug. Christenen zijn aan een dodelijke drug, maar wij hebben een drug die tot het leven brengt, oftewel tot een hoger bewustzijn. Onze drug is de drug van verlichting, en dan hebben we het niet over daadwerkelijk licht, want teveel licht kan verblinden, maar we hebben het over overzicht, doorzicht en inzicht. Zowel in de Septuagint, het Griekse OT, als in het Gnostische scheppingsverhaal, is de boom van kennis, de boom van de gnoston (het gekende, een vorm van gnosis, kennis), een goede boom waar de eerste mens de heilige, paradijselijke drug van de hogere kennis ontvangt. Gnosis is namelijk in de Griekse grondtekst de sleutel tot de behoudenis in de woorden van Jezus. In het Grieks zien we dan in het paradijs de boom van de gnoston, de gnosis, als een poort tot de hogere wereld, die alles behalve een makkelijke wereld is, want er moeten zoveel raadselen in opgelost worden. Wij komen tot dit geheim als het zegel van de waterdoop is verbroken, wat ook een stokpaardje van de christenen is. De waterdoop is voor veel christenen één van de fundamenten van de redding en het christelijke geloof. Metaforisch gezien valt daar wel veel voor te zeggen, maar leterlijk gezien is dat natuurlijk pure onzin en volksverlakkerij. Het is groot boerenbedrog en een vorm van religieus materialisme. Wel kan het dus soms helpen als symbool, als een bepaalde profetische strategie, maar de christenen hebben de waterdoop veel te veel macht gegeven, en zo ontstond er dan ook een geest van teveel dopen tot het punt dat het een overdoop was. Het is een dooptik! Pure geestesziekte! Het is voor veel christenen een obsessie, en de werkelijke diepere betekenis is daardoor verloren gegaan. Achter deze sluier bevindt zich dus de heilige drug, waar de Vur ook veel over spreekt. Dit is een heilig kruid of zaad wat visionaire vermogens heeft, om de mens tot die andere wereld te brengen. Wij mogen door de sluier van de waterdoop gaan om zo te komen tot een diepere betekenis van het Adam en Eva verhaal. We mogen terugkomen door het sluier van de zondvloed, en dan een hapje nemen van de kennis. De christenen hadden deze boom 100% verboden, want ze willen niet dat mensen kennis krijgen. Ze willen mensen blind houden. De boom van kennis is een dualiteit. Er is een goede boom van kennis en een slechte boom van kennis, want er is ook valse kennis, en die is juist nodig om de goede kennis te vormen. Wij mogen inderdaad niet nemen van de boom van valse kennis, maar christenen hebben deze mythe geheel uitgebuit en de boom van kennis werd geheel gedemoniseerd, overgedemoniseerd zoals wij dat noemen. Het zegel van de waterdoop die een christen wordt opgedrongen is een geest van verkrachting. Nogmaals : soms kan dit symbool helpen, maar het mag niet overdreven worden. De waterdoop moet dus een stapje terugnemen. Het verkracht mensen. Het komt op privé terrein. Daarom is het ook belangrijk de heilige drug te nemen om je zo tegen deze geest te beschermen. Daar is de Vur ook voor gekomen. De heilige drug wordt geschonken door Nephthys, de zuster en schaduw van Isis. Nephthys en haar zuster Isis zijn in de Egyptische pre-Israëlitische mythologie de twee godinnen op de ark. Nephthys is de godin van het water en de nacht. Zij draagt een huis met een mand als dak op haar hoofd. Haar man, Seth, is de god van de wildernis, en haar zoon is Anubis. Zij is degene die de boot van Ra in de diepte van de onderwereld sleept, terwijl haar zuster Isis de boot weer optrekt. Deze zusters zijn een dualiteit. De drug leidt tot slaap, en dan tot een hogere

ontwaking als in een droom. De heilige slaap die dan vat is waar Anubis voor staat, haar zoon, haar vrucht. Dit is achter het zegel van de wedergeboorte. De wedergeboorte is een christelijk item wat zwaar wordt overdreven. In het christendom wordt de mens zogezegd "overgeboren". Alles draait om de wedergeboorte door een paswoord, en de diepte laten ze niet zien. Vandaar dat het verwende babies zijn die rondrennen om elkaar de hersens in te slaan. Ze groeien nooit op. Ze willen alleen geboren worden, maar niet opgevoed worden. De wedergeboorte, alhoewel belangrijk, is een overdreven, corrupt stokpaardje geworden in het christendom waaraan alles getest wordt via wachtwoord spelletjes. Het is een papier dictatuur. Het zijn aanbidders van blokken hout. Het christelijke zegel, de sluier van wedergeboorte, moet verbroken worden om tot de heilige slaap te gaan, om zo opgevoed te worden door dromen. Nephthys is als het meisje met de zwavelstokjes die deze heilige drugs aanbiedt. Zo komen wij tot het Anubis mysterie, de gids door de onderwereld, de slaap. Ook wordt er in het christendom veel gehamerd op het ontvangen van de heilige geest, maar zodra de geest is ontvangen slaan ze elkaar weer de hersenen in over wie de juiste geest heeft en de juiste interpretatie van de bijbel. Vele spelletjes worden gespeeld. Het is een arena. Vandaar dat het zegel van het ontvangen van de geest verbroken moet worden. Men moet door de sluier gaan, en komen tot de onderwerping van de wil, want de valse wil van de mens is tegen zichzelf verdeeld en moet overwonnen worden. Dit is waar de aardgod "Geb" voor staat. De mens moet dieper de aarde in, om zo zijn wil te onderwerpen aan het hogere. Contracten met de bijbel en met spoken en geesten zoals in het christendom heeft verder geen enkele zin als de wil nog niet verbroken en onderworpen is. Anubis leidt tot de aardgod Geb, een groot mysterie. Het is geen echte god, maar een archetype, een principe. De Geb-dynamiek moet begrepen worden in de filosofie en psychologie van de Egyptologie. Het is geen persoonsverheerlijking zoals in het christendom. Het is educatieve demonologie. Geb is in de Egyptische taal de poel van het vuur waarin de wil gebroken moet worden : KHEB. Dit is voor christenen een vies woord, want christenen willen altijd de poel van het vuur ontwijken. Ze willen de tucht niet. Ze verafschuwen de hel, maar de hel is zelfs in de bijbelse grondteksten vaak iets heel positiefs, als een medicijn, om zonden en leugens weg te snijden. Deze aarde is de hel, als een onderdeel van de hel, om ons te beproeven en te zuiveren, ja, zelfs om ons te genezen. Het is om ons wakker te schudden en op te leiden. Dit is waar Geb, de aardgod, voor staat. KHEB is in het Egyptisch als een wesp die ons moet steken om onze aandacht te trekken. Heb je die wesp al in je leven ontdekt ? Ook is KHEB een honingplant. De bij moet tot de bloem gaan om zo tot de honing te komen. Het leven lijkt misschien bitter, maar er is zoetheid binnenin. Geb is in het Egyptisch het diepste binnenste, de QEB, als een diepere reis, een circuit. Wij gaan telkens in cirkels, dieper en dieper, als een spiraal, dus het lijkt hetzelfde, maar het is net even iets anders. GEB kopieert en vermenigvuldigt. Geb verdubbelt, geeft loon. Deze wenteltrap bevindt zich in het midden van de poel van het vuur. GEB is het centrum (QAB). Het vuur van de geest in de Griekse bijbel is namelijk hetzelfde woord als het vuur van de hel. Het is precies hetzelfde. Wij moeten hier doorheen om onze wil te onderwerpen aan de gnosis. Het gaat niet om "Doe wat je wilt" zoals in het Crowleysche genade-christendom, die liefde onder de wil heeft gezet. Zij aanbidden de vleselijke wil, de lagere wil. Maar de gnosis wil de wil onderwerpen, zodat alle hogere kennis zichtbaar wordt. Dus niet "Do what thy wilt", zoals in het duivelse crowley christendom, "want alles is toch genade". Nee : "Uw Wil geschiede", en de gnosis is de ware wil, namelijk "kennis". Het is heel simpel. Het gaat niet om de wil, het gaat om de kennis. Daarom is Geb een prachtig esoterisch mysterie. In de Egyptische boeken van de onderwereld is Geb de paal waaraan het vlees moet afsterven, waar de wil aan gebroken wordt en zo onderworpen. De wil van de mens is namelijk een grote vijand. De Geb-palen in de onderwereld, als een beeld van het kruis, de stauros in het Grieks, wat ook paal betekent, hebben de koppen van Anubis, van jakhalzen, hyena's, wolven of honden. Anubis is de brenger van slaap. Alleen op het pad van de heilige slaap, na het nemen van de heilige drug, zal de wil onderworpen worden. Als wij gewoon in de stad en in de kerk blijven om te lofprijzen met zombies dan zal onze wil nooit gebroken worden.

We moeten de heilige slaap in. We moeten wachten op de nacht. Geb wacht op ons, een groot mysterie in de Tweede Bijbel. Hoofdstuk 4. Het Kain Verhaal Wat Zijn Oorsprong Heeft In Egypte - De Motor van de Gnosis Geloof en goedkope genade zijn twee zware drugsstromen in de kerk, die dan ook weer hun eigen wet maken. Het zijn spijbelaars die dan hun eigen school opzetten, en alles wordt getest aan een bepaald boekje. Het is het Crowleyaanse christendom van "Do what thou wilt", doe wat je wil, want alles is genade en het gaat om geloof. Het zijn spijbelfeestjes, want kennis willen ze niet. Ze zijn er vies van. "Ewwww," zeggen ze dan, al die verwende kinderen. Alles wat ze willen is snoep, veel snoep, een suikerzoete Jezus, maar die dan wel een ieder die hun konten niet kussen voor eeuwig naar de hel zendt. Het is dus zwaar giftig snoep. De suikerzoete Jezus is dus gemeen, achterbaks en hypocriet. Maar ja, die kent iedereen zo langzamerhand wel. Alleen de volgelingen van die Jezus doen alsof hun neus bloedt. Het is als praten met dronkaards. Ze zijn niet voor reden vatbaar. Geloof en genade zijn hun toverstokjes, en ook hun gesels. Ze martelen mensen hier mentaal mee en daar is zeker het laatste woord nog niet over gezegd. Geloof en genade, twee gevaarlijke zusters, twee sluiers waar we doorheen moeten. Wat is er aan de overkant ? Geloof en genade is een Noord Korea op zichzelf, als een extremistische islamitische staat cultus. De ware militaire dienstplicht van de gnosis hebben ze ontlopen, en ze hebben nu zelf hun eigen materialistische militaire bewind opgezet, als de december moorden van Suriname. Geloof en genade zijn twee uiterst onbetrouwbare corrupte leiders. Het zijn de ontstekingen van de samenleving. Als een kankergezwel woekert het voort. Geloof en genade, twee demonische toverspreuken. Zo komen de hersenen onder een vloek, en het hart gaat verloren. Wat is er toch gebeurd ? Wat is er aan de hand ? Deze geesten broeden en liegen dat het een lieve lust is, en zij sleuren velen met zich mee. Het is de zombie apocalypse. Deze wereld is verrot tot de pit. Het is een zieke appel. Ze aanbidden de dood. Niets schokkeert hen nog. De eeuwige hel is hun vader, hun obsessie. Maar daar mag niets over gezegd worden. Nee, want dan is het huis te klein. Zij dulden geen tegenspraak. Het is hetzelfde als hen die terrorisme bedrijven naar dieren toe door hen in slachthuizen en pelsfokkerijen te stoppen, en als er dan een tegen-actie komt van dierenbevrijdings fronten, dan worden die acties terrorisme genoemd. Het is totaal omgedraaid. Hierover gaat het oordeel van de gnosis komen. Er wordt gelogen, en men liegt totdat men barst. We hebben wel gezien dat dit oordeel vaak niet recht voor z'n raap is. Geweld is ook niet de oplossing. Educatie is de oplossing. Er is geen heil in oorlog in de materiële wereld. De oorlog moet in de hogere wereld uitgevochten worden, door de demonologie. Het oordeel komt door de kunst, door de educatie, waarin dingen rechtgezet worden. Het oordeel gaat door een hoger rechtssysteem dan het aardse. Het oordeel is metaforisch. De natuur zal zelf met dingen afrekenen, dingen omzetten, op haar tijd. De vleselijke mens wil altijd snelle afrekening zien en neemt vaak het recht

in eigen handen, maar de natuur neemt de tijd. De natuur doorziet alles en heeft een hoger plan. Mensen die de gnosis kennen hebben een onderwijs-plicht. Daar ontkomen we niet aan. Maar dit gaat niet op een materiele manier. Het gaat door het hart. Soms gaat dit onderwijs zonder woorden. Soms moet je je terugtrekken om de zielen in de andere wereld te onderwijzen, of om onderwezen te worden door hen. Alles komt van twee kanten. Geloof en genade zijn twee gevangenis-implantaten in de mens. Het ligt om het verstand van de mens heen, opdat het verstand van de mens dom blijft en onder de drugs, als een dokters-spuit. Het is heel demonisch. Geloof en genade verlammen de mens. Ik vind het verhaal van Kain en Hobel een mooi verhaal. Niet de Westerse versie, maar de Hebreeuwse versie. Hobel wordt RA (RA-A, Hebreeuws) genoemd, als een herder, en Kain was een abad, dienstknecht, van de adamah, de rode moeder aarde. Hobel betekent adem in het Hebreeuws. We kennen allemaal het verhaal van Kain die zijn broer vermoordde, maar dit is diep metaforisch in het Hebreeuws. Het is een beeld van het uitademen, van het doden van het vlees, de valse schaduwnatuur. Hobel was in die zin een deel van Kain, dus niet echt een broer, maar een onderdeel. Weer zien we hier de Egyptische wortels terug, want RA moest inderdaad sterven om zo in de baarmoeder van zijn moeder, Nuwd, te komen, als een tocht door de onderwereld voor wedergeboorte. Moeder Nuwd komt in het Hebreeuws terug als het land Nod, waar Kain zich dan vestigt. Nod betekent nomadisch, maar zelfs in het Hebreeuws wordt ook soms het woord Nuwd gebruikt. Genesis 4 12Wanneer gij de aardbodem bewerken zult, zal hij u zijn volle opbrengst niet meer geven; een nomade en een vluchteling (nuwd) zult gij in de onderwereld (erets) zijn. Kain moest door de dood van Hobel, de RA, dus in het Hebreeuws de onderwereld in naar het land Nuwd, zoals in de Egyptologie Ra in de baarmoeder van zijn moeder Nuwd moest, om een nomade te zijn in de onderwereld, om zo zijn weg te vinden tot de wereld van de ziel. Mozes die in de mythe deze verhalen zou hebben opgetekend had een enorme grote kennis van de Egyptologie, omdat hij daarin was opgevoed. In het Aramees, de andere moedertaal van Hebreeuws, is Nuwd het land van de ontwaking. In het Aramees wordt het woord "RA" gebruikt voor de grond. Nuwd is in die zin in RA zelf, in Kain zelf. 11En nu, vervloekt zijt gij, ver van de bodem, die haar mond, PEH, de baarmoeder, heeft opengesperd om het bloed van uw ach, broeder, van uw yad, mannelijk geslachtsorgaan, te ontvangen. De ach of akh, de broeder, komt voor in de Egyptologie als de levende ziel in de onderwereld, als het onderwereld-lichaam, dus "broeder" is puur metaforisch in de zin dat het gewoon een parallel van de persoon zelf is. Kain en zijn ach zijn dezelfde persoon. De ach is dus de RA die moet sterven om zo dieper in de onderwereld te komen om zo te ontwaken. Het Hebreeuws windt er verder geen doekjes om : Het gaat om een vruchtbaarheids-principe. De yad, het mannelijke geslachtsorgaan, komt in de peh, het vrouwelijke geslachtsorgaan, om zo het bloed van het sterven aan het vlees in haar uit te storten, als het zaad voor het nieuwe leven. Daarom is sexualiteit een metafoor van de demonologie. Een paar dagen geleden had ik een droom over moeder Nod, en haar gezicht was de kern-energie van de hogere dromen. Haar gezicht bleef veranderen. Ik kon niet lang in haar gezicht kijken, omdat

het te intens was. Als kind zijnde droomde ik vaak over de Egyptische moeder Nuwd, Nod. Ook het nageslacht van Kain is metaforisch, als zijnde zijn eigen gedaante-verwisselingen, zoals Ra in de onderwereld. Het is het principe van de vruchtbaarheid. 16Toen ging Kaïn weg van het aangezicht des Heren, en ging wonen in het land Nod, ten oosten van Eden. 17En Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw en zij werd zwanger en baarde Henoch; daarna werd hij de stichter van een stad en hij noemde deze stad naar zijn zoon Henoch. Henoch, Enak, betekent in de Hebreeuwse worteltekst de initiatie en de educatie. Hier moest Kain doorheen, als een vestiging in het land Nod. Ook betekent Enak overgave, als de onderwerping van de wil. 18En aan Henoch werd Irad geboren. Iyrad is in de Hebreeuwse worteltekst de afzondering, de isolatie. Dit is belangrijk om de overgave en de onderwerping van de wil verder te verdiepen. Dit heeft met het hele proces van de heilige gebondenheid, het heilige touw, te maken. Dit was het teken van redding in het boek Jozua, want Rachab werd gered door het touw. In de Egyptische onderwereld boeken heeft het touw een prominente plaats, en is vaak verbonden aan de slang, die een beeld is van het touw. In de Egyptologie wordt Geb soms afgebeeld als een slang, als de zoon van de aarde, als beeld van de onderwerping van de wil. Dit is waar Kain toe naderde in de onderwereld. Ook Nod zelf is als een touw in de nacht. Daar droomde ik als kind vaak over. Dan werd ze heel lang en dun en onbereikbaar. Dit gebeurde ook in de Egyptologie. Zij was de partner van Geb. Ik kende de Egyptologie als kind zijnde niet, maar droomde er al wel van. Het was altijd extra sterk als ik ziek was, koorts had. Ik kon gewoon in de onderwereld kijken. De moeder verandert in een koord om ons in veiligheid te brengen in de aarde, in Nod. Hier is de kern energie van de dromen, de motor van de gnosis. De ach, de akh, de Hebreeuwse broer-metafoor, het onderwereld-lichaam, is in de Egyptologie een ibis, die zo boven alles uitstijgt. In Genesis 4:7 wordt er aan Kain in het Hebreeuws beloofd dat als hij goed doet, dan krijgt hij Se'eth, het oprijzen, het opstijgen boven alles. In de wortels is dit een wapendrager. Kain krijgt inderdaad later deze nieuwe metaforische "broer", oftewel een ibis, erbij, genaamd Seth. Seth komt ook uit de Egyptologie, als de god van de wildernis en de nacht, een zoon van Nuwd en Geb. Het is één van de gedaantes van Ra, zijn oorlogs-gedaante. Se'eth was beloofd aan Kain, wat ook zwellen betekent in het Hebreeuws, als het zwellen van het mannelijke geslachtsorgaan voor de oorlog tegen het kwaad. Het zijn oorlogs-metaforen die de mens helemaal verkeerd heeft voorgesteld. Wanneer het mannelijke geslachtsdeel de schede van de vrouw ingaat, dan gaat hij de oorlog in tegen het vlees, om zo geboorte te schenken aan een andere gedaante in hemzelf. Dit is de diepte van de tocht van Ra door de onderwereld. Het is om geboorte te schenken aan het innerlijke kind. Ra moest daarvoor eerst zijn leven geven. Doet ons dat niet ergens aan denken ? Ook Jezus moest zijn leven geven, maar dat moeten we allemaal. Niemand ontkomt aan deze principes. In die zin is alles dus "communistisch" van aard. Iedereen gaat door hetzelfde heen. De tocht door de onderwereld, door moeder Nod, is standaard. Hoofdstuk 5. Ra in het Oude Testament

Timing is één van de belangrijkste dynamieken van de robotologie, als een belangrijk kenmerk, waar de krokodil symbool voor staat, oftewel de Sebek, Sa-buk, in de Egyptologie, een gedaante van de aardgod Geb, als onderdeel van de Nod-moeder. Ra ging op zijn bootje door het lichaam van de Nod-moeder, zoals Kaïn in de Israëlitische theologie door het land Nod trok. Ra werd op deze tocht bijgestaan door Sa, die de wachters van de poorten van de uren aansprak, als de timing van de kennis. Sebek komt in de Egyptologie ook voor als godin, en heeft haar diepere wortels in de Afrikaanse godin Buk, de eerste mens (Zuid-Sudan, Ethiopië), als een vruchtbaarheids-godin van de rivieren en de nacht. Zij is de Indiaans-Surinaamse oorlogs-godin Bakroe. SA-BUK betekent in die zin de timing van de demonologie, van de baarmoeder. In het Aramees is de ark de QEBU, de doorgang tot een diepere ruimte, waar een voorhangsel voor gehangen werd (Ex. 40:3). Ook is de ark een beker. Het voorhangsel is in het Aramees ook een vrucht van de ceder. Hier zien we de boom van kennis terug. De mens nam de vrucht en ging tot een andere dimensie, als een doorgang. Dit is wat de ark is. In Ex. 40:4 gaat het in het Aramees over die ruimte, die ingenomen moet worden, de ruimte van de tabletten, van het Woord. Ook is het de ruimte van een kandelaar wat in de Hebreeuwse wortels een juk is. In vers 5 moet tot 'Zij die zingt', de Aramese betekenis van een altaar, in dit gedeelte genaderd worden. Zij die Zingt is in het Egyptisch Nod, "Nu-ti", de zingende godin. Geb is dan de doorgang tot Nod, zijn partner, die de psalmen draagt. De Geb-Nod schakel is belangrijk in de Egyptologie, zoals dat ook in het OT is. De Geb is de tocht door Nod, als de boot van Ra, de Aramese ark, de Kebu. Ra komt veel voor in de Hebreeuwse tekst van het OT, in verschillende vormen, die allemaal net even iets anders worden geschreven, maar vaak dezelfde uitspraak hebben. Zo is er RA de herder, die de ayin A in het Hebreeuws heeft, en RA als de openbaring wordt geschreven met een alef A. Ze worden beiden hetzelfde uitgesproken, alhoewel soms de ayin vanuit de keel wordt uitgesproken. In het Mozes verhaal in het laatste hoofdstuk van Deuteronomium, hoofdstuk 34 wordt Mozes in de Hebreeuwse grondtekst geleid tot RA, de openbaring, en hem wordt het beloofde land getoond. Tonen is dan de vertaling van het woord RA in het Hebreeuws. RA werd gegeven aan Mozes als een visioen, maar er werd bijgezegd dat Mozes het beloofde land niet zou binnengaan. Het was voor het zaad van Mozes. Dit heeft een hele diepe betekenis. Mozes had een ontmoeting met RA gehad, en stierf. De PEH, oftewel de moederschoot van de aarde, opende zich in vers 5. En dan in vers 6 wordt hij begraven in de QEBU-RA (qebuwrah), een grafplaats in een vallei. We zien hier dus dat Mozes in de ark (qebu, Aramees) van Ra gaat, in de boot van Ra, om een tocht door de onderwereld te maken. QEBU-RA is in het Egyptisch Geb-Ra en Khepra, de kever als één van de gedaantes van Ra, die door Aker (Hagar), de veervrouw van de boot van Ra in de sarcofaag-teksten van het Middenrijk, in een sarcofaag door de onderwereld werd gedragen om hem in de morgen te verwekken (als de zoon van Hagar, Ismaël). Zo kreeg Mozes door de Khepra in vers 6 deel aan het geheimenis van wedergeboorte. Hij zou dus via een omweg naar het beloofde land geleid worden, door het sterven, zodat zijn zaad tot het beloofde land zou komen. Dit wordt ook in de Vur besproken, dat we niets direct kunnen bereiken, maar alleen door het cirkelen, de subtiele energie, door het ondergrondse pad te nemen. De QEBU is dus de ark in het Aramees, wat in het Hebreeuws de Arown is. Aäron, de broer van Mozes, stelt dus in die zin de ark voor. Het hele leven van Mozes was al een tocht door de onderwereld, de erets, in de Hebreeuwse grondtekst. Mozes moest plaats maken voor Jozua, Iesous in de Septuagint, als zijn zaad, wat verwijst naar Jèsoe, de Orions-Afrikaanse dynamiek van kennis. Mozes had dus RA ontmoet en werd aan RA gelijkvormig, en moest sterven aan zichzelf door de

baarmoeder van de onderwereld in te gaan in de boot van RA. Mozes kwam dus zoals RA tot moeder NOD, of het land NOD, het land van Kaïn. In het Hebreeuws is Mozes Mosheh, en in het Arabisch Moesa. MOA-SA betekent in het Egyptisch "de timing van de wet". Hoofdstuk 6. De Egyptisch-Israëlitische Wortels van het Wodan Mysterie Mozes wees op de slang in de woestijn als een groot geheim principe van redding, wat verdiept werd in het Jozua-verhaal wat erna kwam. In het boek Jozua, Iesous in de Septuagint, wordt het touw als het grote geheime principe van de redding aangewezen in het verhaal van de inname van Jericho. Zij die gespaard wilden blijven moesten een rood koord uit het raam laten hangen als een teken. De hoer, Rachab, gehoorzaamde aan dit bevel. Zij had met ditzelfde rode koord Israëlitische spionnen laten ontsnappen uit de handen van de koning van Jericho. Het is een mythe met een enorme diepte, Egyptisch van oorsprong, en helemaal verkeerd voorgesteld door het Westen. Het mysterie van het touw kwam al voor in Egypte, in de onderwereld boeken. Het touw moest de boot van Ra voorttrekken, en hield de boot van Ra veilig. Soms was dit touw een slang. Als leerling van Mozes moet Jozua een enorme kennis van de Egyptologie hebben gehad. Ra-chab komt van het Egyptische Ra-Geb, oftewel Geb-Ra, de Khepra-kever van de morgenstond, als een beeld van de wedergeboorte en de opstanding van Ra nadat zijn lagere wil is afgeschud in de diepte van de onderwereld. In Khepra, Rachab, ligt dus het mysterie van het touw opgeborgen. Rachab betekent in het Hebreeuws : grote leegte, grote ruimte hebben, "openminded" zijn. Dit is dus de weg naar het reddende touw wat ons altijd weer voorttrekt, en wat er voor zorgt dat we niet afwijken of verdwalen. Het touw leidt ons door het labyrint, zoals in de Griekse mythe van de draad van Ariadne. Wij kunnen alleen het touw ontvangen als we "rachab" zijn, oftewel vrij van vooroordelen, leeg. Wij moeten loskomen van het lagere zelf en de lagere wil. Dit gebeurt op de RA-tocht door de onderwereld. In Deuteronomium 33:26 wordt God beschreven als een Rakab, een soortgelijk Hebreeuws woord wat rijder van een beest betekent. Wij moeten niet door onze wil bereden worden, maar wij moeten de wil beteugelen en berijden. Dit is de definitie van het woordje "God", als het berijden van ons lagere zelf zodat het niet over ons heerst. Wij moeten onszelf disciplineren en temmen. Dit is ook de Egyptische woordwaarde van Khepra, namelijk dat de kever het afval gebruikt, tot nut maakt, erdoor schept. Dat is ook de symbolische betekenis van de hoer (Rachab), namelijk dat zij alles naar binnen neemt en zo dit van binnen transformeert en geboorte geeft, wat natuurlijk niet inhoudt dat wij letterlijke hoeren moeten zijn. Het is maar een metafoor, en we moeten klaar komen met deze dingen. Vandaar dat Jezus ook zegt dat hoeren zullen voorgaan in het koninkrijk der hemelen. Een hoer is een metafoor van iemand die het kruis draagt, die het niet van zich afgeworpen heeft, oftewel iemand die geen geestelijke smetvrees heeft. Ook de maagd is een bijbehorende metafoor die zich niet bevuilt aan de zonde. Wij moeten het lijden dragen, maar hierin mogen wij niet zondigen. We mogen niet materialistisch worden en dingen gaan verletterlijken. Zo moeten wij Maria Magdalena ook vertalen, dat zij geen letterlijke hoer was, maar iemand die net als Jezus haar kruis droeg. In de gnosis waren zij partners. Maria Magdalena was de vrouwelijke Jezus, de godin. Daarom is aan de goede kant van de dualiteit de hoer van Babylon die op het beest rijdt een beeld van de hoer Rachab, als de grote menger, als tegengesteld tegen het nazi-christendom. Het is een beeld van de opkomende Khepra die zichzelf regenereert door het afval. Dit is een mooie diep Egyptische symboliek. In de symboliek horen de hoer en de maagd bij elkaar, als twee kanten van dezelfde munt. De archetypes van de hoer en de maagd scheppen samen een nieuwe wereld, een paradijs, een

hemel. Het zijn diepe realiteiten van het zelf in de mens. Deze gestaltes zullen aan de oppervlakte komen. Zij zullen voortkomen vanuit de zee van het verleden. Zij zullen mysteriën gaan oplossen. In Genesis 41:43 wordt Jozef een Ra-kab (Khep-ra) waardoor alle knie zich voor hem buigt. Hij werd tot heerser over het land Egypte. Door Rakab, Khepra, wordt het lagere zelf onderworpen, en moet buigen. Zonder de rakab kon er geen hand of voet opgeheven worden (:44). Dit gaat dus om het ware principe hoe het zelf te overwinnen. In de Eliza mythe in het Hebreeuws-Aramees is Rakab verbonden aan de boogschietende donderstorm godin. De bliksem is hierin een voorstelling van het heilige touw. Dit is ook het hele mysterie van Wodan, de oppergod van de donder in de Germaanse kosmologie. Hoofdstuk 7. De Egyptische Wortels van Kaïn Het kwaad is in de Egyptologie een dualiteit. Het is iets heel relatiefs en neutraals in veel opzichten, en kneedbaar. Door slechte timing wordt het goede het kwade. Het kwade kan dan door de juiste timing weer het goede worden. Ook door een verkeerde volgorde of hiërarchie kan het goede het kwade worden, en ook dat kan weer teruggedraaid worden. Het gaat dus niet om het "ja" of het "nee", maar om het "hoe". In de Egyptologie zijn de vijanden, net als de goden en de godinnen, archetypes die een keerzijde hebben. In de Egyptologie moesten de goden en godinnen de vijanden overwinnen door de vijanden te worden en een andere invulling te geven. Tegenstander is een heel relatief begrip. Ook de Israëlieten en de Grieken hanteerden het principe van de dualiteit, en bij de Azteken kwam het ook voor. De christelijke wereld rekende af met deze dualiteit, en polariseerde alles, en begonnen de oude teksten heel eenzijdig zwart-wit te maken, en verschrikkelijk kortzichtig begonnen zij alles te verletterlijken. Hetzelfde lot onderging Kaïn, die oorspronkelijk uit de Egyptologie kwam. Ka-en-moat, de Wet van Ka-en, was de slangenwachter van het zevende uur in het boek der poorten. Ka-en was de Egyptische basis voor Kaïn, als de wachter van het zevende uur van de nacht. In dit uur ontvangt de ziel in de onderwereld de veer van Moat. Deze veer moest het vlees doden en testen. Zo kon de veer boven alles uitstijgen, om zo voor Nod te komen, het verhoogde bewustzijn, de kernenergie van de dromen. De veer is het symbool van het nomadische leven, van het land Nod, of moeder Nod. Het nomadische is de begrijpende, verdiepende en vertalende dynamiek. De veer is dus een teken van het overwinnen van het kwaad, als het begrijpen, transformeren, verdiepen en doorvertalen van het kwaad, door de keerzijde ervan onder ogen te komen. De wet is hierin verbonden aan de waarheid, die doorzichtig is en transcendent. Verderop in het uur ontvangt de ziel in de onderwereld de sikkel, wat een beeld is van timing. De sikkel weet wanneer het oogsttijd is. Dit is belangrijk, want zelfs het goede is het kwade als timing ontbreekt. Kaïn was de landbouwer in de Israëlitische mythologie, de drager van de sikkel. In het zevende uur van de Amduat komt de ziel in de onderwereld vrij van de apep-slang. Apep is een titel voor de vijand van Ra, en staat voor glibberigheid. De ziel krijgt hierbij hulp van de magie van Isis, wat in de Orions-Afrikaanse mythologie Jèsoe is, het principe van kennis. De ziel is inmiddels in de grot van Osiris, Aser, aangekomen, en komt tot de poort van Aser. Het zevende uur is genoemd : Het overwinnen en onthoofden van het kwaad, wat een metafoor is voor het analyseren. Dit is een groot mysterie. De ziel leert hier zeilen door de magie van Isis (Jèsoe). Dan

komt de ziel tot Osiris, Aser, die omhuld is door de Mehen slang. Mehen is de naam van een oud Egyptisch bordspel. Osiris is dus onder de hoede van een spel, en de slang betekent ook het touw, als een teken van leiding en bescherming. Het touw zorgt er namelijk voor dat de boot wordt voortgetrokken en niet afwijkt van het pad. Osiris is dus in de Mehen slang, op een troon. Zonder deze slang zou hij niet kunnen regeren. De slang is een teken van de heilige gebondenheid, oftewel de robotologie. Zonder deze slang zou Osiris van de troon afvallen, en afwijken van het pad. Door de Mehen slang heeft hij ook zijn vijanden overwonnen, oftewel zijn eigen lagere zelf, zijn lagere wil. Die is in drievoud geknield, gebonden en onthoofd voor zijn troon. De lagere wil is onderworpen. Dan spuwt de Mehen slang vuur om de lagere wil totaal te vernietigen. De drie delen van de lagere wil worden door de Mehen slang verslonden. In het middelste register is Ra ook omhuld door de Mehen slang, en ontvangt de ziel de Mehen slang. De Mehen slang leert de ziel te transformeren door verschillende beelden. Die beelden zijn onderdelen van het Mehen spel. In de Tweede Bijbel wordt Mehn besproken als een land. Op een bepaald punt in het zevende uur van het boek der poorten heeft Qaen, Kaen, een menselijke gedaante en heeft een touw om zijn nek, als beeld dat zijn woorden gebonden zijn en zijn adem. Adem is de betekenis van Hobel, de broer van Kaïn in de Israëlitische mythologie, wat een beeld is van zijn eigen sprekende capaciteiten die de heilige gebondenheid, oftewel leiding, ontvangen. Dit is de Egyptische diepte en oorsprong van het Kaïn en Hobel verhaal. Hoofdstuk 8. De Egyptische Wortels van Amen Kaïn (Hebreeuws : Qayin) komt uit het Egyptische Boek der Poorten. Ka-en was de naam van het zevende uur, als Ka-en Moat, de Wet of Waarheid van Ka-en, waarin de ziel op de tocht door de onderwereld de wetten van de metaforische landbouw moest leren kennen, en daarvoor de sikkel ontving als een symbool van de timing. Kaïn was daarom ook in de Israëlitische mythe een landbouwer. In het zevende uur zien we dan ook de god Qan of Qa-en met een ketting om zijn nek, als een symbool dat zijn spreken gebonden is aan de wet, oftewel zijn adem. Dit komt ook terug in Spreuken 1 : 8Hoor, mijn zoon, de tucht van uw vader en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet; 9want zij zijn een liefelijk sieraad voor uw hoofd, een keten voor uw hals. De halsketting is de ANAQ in het Hebreeuws, en ook die komt van het zevende uur van het Egyptische boek der poorten. ANAQ is de god van de bedwinging van de tong, de wachter van de tong, die ervoor zorgt dat een mens niet overmoedig of verkeerd spreekt. ANAQ is dus de leiding van de mond. De liefelijkheid is chen, of khan in het Hebreeuws, en dit betekent ook gebed. Het spreken is de adem, wat de betekenis is van Hobel in het Hebreeuws, dus het verhaal van Kaïn en Hobel gaat gewoon over het uitademen van Kaïn, het beteugelde spreken van Kaïn. Dat is ook de definitie van liefelijkheid, khan, als tegengesteld aan het roekeloze en overmoedige.

Ook Ra op zijn nachtboot is beteugeld. Hij is omhuld door de mhn slang, vaak Mehen genoemd, of de amen slang. Dit is ook een bordspel in het Egyptisch. Het laat dus duidelijk zien dat de tocht door de onderwereld maar een spel is, een puzzel. Amen betekent verborgen. De amen slang moet Ra veilig houden en voortleiden. Het is als een touw, een ketting. Amen is in de Egyptische mythe de verborgene en de getrouwe die de gebeden hoort. Er is maar één letter verschil tussen touw en trouw in het Nederlands. Zij horen bij elkaar. De mens moet loskomen van de lagere aardse wil door in het verborgene te gaan, tot het hogere touw waarvan de amen slang een beeld is. Vanwege deze Egyptologische kennis die Mozes had richtte hij de Israëlieten in de wildernis op de koperen slang die hij had laten maken, als beeld van redding. In het boek Jozua, van de leerling van Mozes, is het beeld van redding het touw. Slang en touw zijn hetzelfde. Ook in de poëzie van het Eeuwig Evangelie in de Tweede Bijbel wordt dit benadrukt dat het raadsel van de slang de enige is die de mens over de rivier van de dood kan brengen. Alles komt aan op dit gebed van David in Psalm 141 : 3 Here, stel een wacht voor mijn mond, waak over de deuren van mijn lippen; 4neig mijn hart niet tot iets kwaads om in goddeloosheid boze daden te volvoeren met mannen die bedrijvers van ongerechtigheid zijn, en laat mij van hun lekkernijen niet eten. 5Slaat een rechtvaardige mij, het is liefde, kastijdt hij mij, het is olie voor mijn hoofd, die mijn hoofd niet zal weigeren. Dat is dus oorspronkelijk de les van het zevende uur van het Egyptische boek der poorten, het uur van Ka-en Moat, oftewel de Wet van Kaïn. In het Amduat boek van het verborgene troont ook Osiris, Aser, in het zevende uur omhuld met de amen slang (mhn, Mehen, Mehn), wat erop duidt dat dit in het verborgene was. De mens moet alles achterlaten om de diepte in te gaan, om zo weer meester te worden over het zelf, als de onderwerping van de lagere wil. De mens die nog in de glitterwereld wil zijn vol van illusies kan deze meesterschap nooit behalen. De Amen roept ons tot het verborgene, het verlatene, om een tocht te maken door de onderwereld. Amen zelf zal ons beschermen en leiden. Het is een slapend deel in onszelf, als de slapende slang, het slapende touw. Het is een metafoor met een groot potentieel. Als wij dan omhuld zijn door de amen slang, zoals Ra en Osiris, dan zal ook de sikkel van timing tot ons komen. Dan gaan we inzicht krijgen in tijden en seizoenen. Dit behoort allemaal tot het grote spel van Amen. Door timing worden er weer nieuwe deuren in ons geopend die daarvoor nooit geopend konden worden. Ook Ka-en, Kaïn, had deze ketting in het boek der poorten, als een halssnoer. Het is een magisch halssnoer wat ons leidt door de onderwereld, als een amulet, wat ons alert maakt voor de gevaren en ons er tegen beschermt, die ons niet laat afwijken van het pad. In het Israëlitisch is dit dus de Anaq-ketting, of Enak-ketting. Enak, Anowk, oftewel Enoch, was de eerste zoon van Kaïn, die op het geheimenis van het halssnoer wees. Dit was dus de god Anaq, de poortwachter van de mond, in het zevende uur van het boek der poorten in de Egyptologie. In het achtste uur geeft het touw geboorte aan de mysteriën. Er komen hoofden uit het touw, als nieuwe avatars die de ziel nodig heeft om door de onderwereld te gaan, als het geheim van de transformaties. Het halssnoer bestaat dus uit meerdere personen, meerdere rollen, die samen de persoonlijkheid vormen. Het is dus een schijf van identiteiten die met elkaar mogen samenwerken. Elke identiteit is een sleutel voor een bepaalde poort. Na de dood van Hobel kreeg Kaïn een nieuwe broer : Seth. Ook Seth komt uit de Egyptologie. Seth behoorde ook tot de boot van Ra. Seth hielp Ra, als een andere gedaante van Ra, om de valse apep

slang te verdrijven. Seth is de wildernis gedaante van Ra, en de duisternis, als de oorlogsgedaante. Seth droeg een speer om de apep slang van de boot weg te houden. Om de duistere Seth op te roepen moest Ra er dus wel voor zorgen dat hij in de mhn slang, oftewel de amen slang, zou blijven, in de verborgenheid. Alleen in de verborgenheid, in de Amen, kon Seth opgeroepen worden. In het achtste uur blijkt dat het touw, oftewel het halssnoer (slang), die Ka-en draagt, de magische capaciteiten heeft van het scheppen van de uren, als de schepper van tijd en timing. De uren zijn verschillende avatars die de ziel nodig heeft in de tocht door de onderwereld, als de belichaming van tijd en timing. Seth kon alleen komen toen Hobel, de adem, metaforisch aan zichzelf was gestorven, oftewel uit was geademd. Ook Osiris, Aser, is één van de hoofden die uit het touw komt. De mehen of amen slang (mhn, mn) wordt ook weleens vergeleken met de ouroboros slang die zichzelf opvrat, als een beeld van de regeneratie. In dat licht moeten wij ook het Kaïn en Hobel verhaal zien. De broedermoord was al een allegorie in Egypte, namelijk in het verhaal van Osiris en Seth. Dit is nooit letterlijk geweest, maar dit waren diepe inwijdings-mysterieën om zo los te komen van het lagere aardse, de schaduwzijde, oftewel de lagere wil. Het heilige halssnoer doodt het vlees om zo de ziel van de drager veilig te houden. Het doden is een metafoor van het toetsen. Ook in de Vur wordt deze symboliek en cryptiek verder uitgewerkt. 87. Het Toetsen Het heilige halssnoer draagt de paradijselijke kennis, zegt vers 14. Er wordt gesproken dat alles getoetst moet worden in de tabernakel. 17. De opslagplaats van schatten, de opslagplaats van heilige literatuur. Het wordt niet gevonden in het land der levenden. Hoofdstuk 9. De Egyptische Wortels van Job Ra gaat dus in zijn bootje door de onderwereld om zijn problemen te transformeren. Dit is de reden waarom hij door de nacht gaat, om een ander gezichtspunt op dingen te krijgen, om dingen in een grotere cirkel, een grotere context te plaatsen. Ra is een reiziger voor die reden, een reis door de ziel. Hij is geen materialist. Neen. Hij heeft alles achtergelaten. Hij is teruggegaan naar de baarmoeder tot een nieuwe schepping. Dit is gewoon een metafoor van de droomwereld, het eigen innerlijk vermogen om te scheppen. In wezen bestaat er geen dood, want alles is telkens in transformatie. Het droomlichaam van Ra werd de Afu of de Af genoemd. Iedereen heeft een droomlichaam. In het Insectische Dodenboek van de Tweede Bijbel is dit Ova die in zijn bootje over de groene rivieren van de wildernis gaat, want dat is ook de oorspronkelijke bedoeling, namelijk het teruggaan tot de natuur, het natuurlijke. Ova is de prins van de eiken, de vader van Osiris, en kan daarom gelijkgesteld worden aan Ra en Geb (Seb). Dit zijn dus allemaal vormen van Ra waarin hij transformeert in de onderwereld. De Afu, Af (Ova) is dus zijn verborgen lichaam, zoals we allemaal een verborgen lichaam hebben. In het Egyptisch is dit verbonden aan de Afa, het zaad, het vuil, de paradijselijke grond, wat in het Hebreeuws de afar (aphar) is. In het Egyptisch is

de Afa ook weer een bepaalde klasse van goddelijke wezens in de andere wereld, en dit wordt metaforisch voorgesteld als een krokodil. Ook de krokodil gaat door de wateren heen, en het is een symbool van de timing. De afa-krokodil is een tegenstander, als een tester, in de zin dat hij zich niet zomaar met iedereen inlaat in goed vertrouwen. De afa-krokodil is waakzaam en toetst alle dingen. In de bijbel komen deze dynamieken terug in het Job verhaal. Omdat de letter "b" in het Hebreeuws, de BET, geen punt heeft in het woord Iyowb wordt de b als een V uitgesproken, als EYOVE. Zou de punt er wel zijn dan zou het gewoon als een b worden uitgesproken. We zien hier weer duidelijke de Egyptische oorsprong : Eyove of Eyova komt van de Egyptische Afu, Ave, van Ra, het verborgen lichaam. Ook Eyove maakt een reis door de nacht, door het lijden, en wordt geconfronteerd met de krokodil. Afu, Ave, of Eyove, is een vorm van Ra, en wordt door de christenen aanbeden als Jehovah en door de Romeinen als Jove (Jupiter). Job, oftewel Eyove, wordt beschreven in de bijbel als zonder zonde, dus goddelijk. In het Aramees is Eyove de thummim, de heilige steen van de hogepriester waaraan hij alles toetst. Thummim betekent perfectie. Er werd door de hogepriesters niet getoetst aan de bijbel of andere geschriften, maar aan de perfectie zelf. Jeremia waarschuwde voor de valsheid in geschriften, en viel zelfs de geschriften van Mozes aan, zoals ook Petrus en Paulus met elkaar in strijd waren. Zo zien we dus ook eindelijk het kruis van de vader in het OT, van Eyove, als Jehovah geincarneerd, die later door de Romeinen werd overgenomen. Oorspronkelijk was dit dus Afu, het verborgen lichaam en zaad van Ra, maar langzaamaan begonnen alle Egyptologische betekenissen verloren te gaan. Afu, Af, komt ook weer terug in het Hebreeuws als "vader", Av, wat ook geschreven wordt als "ab" waarin de b geen puntje in het midden heeft, dus als een V wordt uitgesproken. Ab en de uitspraak Av zijn dus nauw aan elkaar verbonden. In het Egyptisch is de AB (JB, IB) het hart, het zelf, de kennis. Ook is het de tegenstander, de toetser, die alles zuivert en zuiver houdt. AB is dan ook een goddelijkheid, soms de goddelijke dynamiek van het graan. Achter graan schuilt een diepe symboliek, die ook weerspiegelt in het Hebreeuws en Aramees. AB is het creatieve verbeeldingsvermogen, het vermogen tot mengen, en ook het zaad, als een medicijn. AB heeft dezelfde betekenis als eb in de Nederlandse taal en ebb in de Engelse taal. Ook is AB het gevlekt zijn. Door zijn lijden werd Eyove (Job) ook bevlekt. AB betekent het zien van verschillende kleuren. Wij mogen symbolisch door de natuur bevlekt worden voor die reden. De AB (ABB) is ook de kever, de scarabee, het symbool van de transformatie van vuil. Daarom is de Afu bekleed met de aarde, met de modder, met het "vuil", om dit tot transformatie te brengen, wat dus een pad is van de gnosis. Ook is dit ter camouflage. Ra was natuurlijk een spion in de onderwereld, en een heleboel gevaren bedreigden hem. Verder is AB in het Egyptisch de aandacht, de dorst. Nu is het zo dat de mannelijke Hebreeuwse pool, de shama, een mannelijk woord staande voor luisteren, horen en gehoorzamen, een beeld is van de gevoeligheid, gedreven door een dorst tot het hogere. De vader dynamiek is dan de climax van de gevoeligheid, waardoor er dus daadwerkelijk een verbinding komt met de moeder dynamiek, en dan is geboorte het resultaat, de ontvangst. De man-pool kan dus niet zonder de vader-dynamiek. De man-pool moet uitgroeien tot de vader, maar dan als doel om de moeder te bereiken. In het christendom is dit weggekapt. Jehovah betekent wording, wat de kever is in het Egyptisch, de kepra, oftewel Geb-Ra, Ra bedekt met de aarde. Om alles te transformeren moet de mens dus niet de aarde ontvluchten, maar dieper de aarde ingaan, zoals Ra. Als de manpool in de mens uitgegroeit is tot de vaderpool, dan is dat het punt van het ontvangen van de ziel, het komen tot transformatie. In de Egyptologie is de AB de vliegende kever (ABB), en het vliegen zelf, wat ook de kracht van de ibis is die boven alles en achter alles uitvliegt. De vaderpool is een belangrijke climax in de demonologie om een brug te slaan tot de moeder. Het stopt dus niet bij de vaderpool zoals bij de christenen, en die hebben daardoor ook een heel verkeerd vaderbeeld ontvangen vanwege het ontbreken van de moederpool. De manpool is dus allereerst een zoonpool die moet uitgroeien tot vaderpool om zo tot de moederpool te komen. Dit is waar esoterisch Absalom, een zoon van David, voor staat : Absalom wilde het geheim van de vader begrijpen, en dat is ook wat zijn naam betekent : Ab-Shalom, de vrede van de vader, het

compleet maken van de vader, het begrijpen van de vader. Hiertoe moest Absalom eerst de schaduw van de vader overwinnen. Hij moest dus afrekenen met het valse vaderbeeld. Het is een metaforisch verhaal wat niet letterlijk genomen mag worden. Absalom kwam met zijn haren in de eiken terecht. Deze boom werd genoemd "de boom van wonderen". Absalom kwam zo in een nieuwe dimensie, in een nieuw gezichtspunt. In het Hebreeuws kwam Absalom tot de Sowbek, een netwerk van takken. Sowbek komt van het Egyptische Sobek, de krokodil, wat ook weer verbonden is aan de Afakrokodil, als een beeld van de toetsende reis door de onderwereld. Hierom moest Absalom eerst "aan zichzelf sterven" oftewel de slaap ingaan, wat metaforisch door Joab, de generaal van David, gebeurde, die in de Hebreeuwse grondtekst drie maatstaven wierp in het hart van Absalom (drie toets-speren). In het Aramees waren dit drie "speren" van bliksem, drie plagen (ook : demonen). Joab heeft een bet, een b, in het Hebreeuws zonder een punt in het midden, dus het wordt uitgesproken als Joav, en dus weer in verbinding staat met de Romeinse oppergod Jove, Jupiter, de god van de donder, die als symbolen heeft : de eik en de bliksemschicht, wat ook weer terugkomt in het Absalom verhaal. We zien dus dat Eyove (Job) op verschillende plaatsen een dubbelrol speelt, als een dubbelspion. In het Absalom mysterie zien we dus de zoonpool worden tot de vaderpool door tussenkomst van het Eyove-Job mysterie (Joav-Joab), wat laat zien dat de reis door de onderwereld, door de nacht, van groot fundamenteel belang is. Het Eyove-Joav mysterie, waarin Joav de betekenis heeft van "Jehovah is vader" in de Hebreeuwse grondtekst, komt dus van het Egyptische Afu mysterie en het onderliggende Ova mysterie van "de prins van de eiken" (een symbool van Jove-Jupiter uit de Romeinse mythologie) uit de Insectische mythologie. Dit is dus van belang in het oplossen van de puzzel. Het Afu mysterie is dus beslissend in het schakelen tussen de polen binnen een mens zelf. Hoofdstuk 10. De Verborgen Egyptische Wortels van het Jozef Verhaal De vijand komt vaak niet als een brullende woeste leeuw die moordend in het rond gaat, plunderend en verslindend. Neen. Veel vaker komt de vijand als een vriendelijke vriend met allerlei cadeau's en verwennerij. Hij zal je niet onderwijzen over de dingen die je moet weten. Het is meer een gezellig slaapliedje. De vijand is een conformist die met de massa's meeloopt. Om de vijand te kunnen ontlopen moet je de diepte ingaan. We kennen allemaal het verhaal van Jozef die als slaaf werd verkocht door de Ismaëlieten. Hij kwam in het huis van Potifar, en we zien dan een soort Judas-verhaal waarin de vrouw van Potifar wil dat hij bij haar komt liggen. Omdat hij weigert komt hij door leugens van deze vrouw in de gevangenis terecht. In het Nieuwe Testament is de verrader een man, Judas, maar in het Oude Testament zijn dit vaak vrouwen. Denk aan Delilah, Eva en de vrouw van Potifar. Maar wat betekenen die verhalen eigenlijk in de diepte en de oorspronkelijke talen ? Wetende dat de Egyptische taal hieraan ten grondslag ligt, omdat Mozes een Egyptische opvoeding had gehad. Wat is nu werkelijk de diepere les van het verhaal van Jozef en de vrouw van Potifar ? In het Aramees zei de vrouw van Potifar dat Jozef ingewijd wilde worden in de mysteriën en de verborgen kennis ('LL) door tot haar te komen als zijnde een verpersoonlijking daarvan. Hij werd vervolgens in een kooi gestopt. In de Hebreeuwse wortels is de kooi (bayith, bayith cohar) de

adoptie (banah). Jozef had zijn ouders verloren, en kreeg nu een nieuwe moeder. De vrouw van Potifar wordt in de Aramese grondtekst NTT, NTH, genoemd, verwijzende naar de Egyptische moeder N'T, of NOD, die de tocht door de onderwereld uitbeeldde die Ra moest maken. Jozef begint dus net als Ra deze tocht. Als het verhaal zegt dat de vrouw van Potifar Jozef riep om bij haar te liggen staat er in het Aramees ook : om te sterven. De moeder Nod roept de mens op om aan zichzelf te sterven, aan de lagere wil. Vandaar dat dit een belangrijk verborgen portaal is in de bijbel. Jozef, en het Jozef verhaal is een Oud Testamentische verbeelding van Christus. Het kruis van Christus is een Egyptische hiëroglyph, de N'D, oftewel Nod (NTT), als de godin die haar ellebogen heeft uitgespreid om de mens binnen te nemen tot haar baarmoeder, wat ook de oorspronkelijke betekenis van de hel is. Het is de godin van vruchtbaarheid. Jozef kwam dus in de gevangenis terecht als een symbool van de tocht door de onderwereld, de wedergeboorte. In de gevangenis kwam hij ook alle andere gevangenen tegen die daar gebonden waren, in Genesis 39:20. In het Hebreeuws wordt aangegeven dat deze gebondenheid ook een harnas kan zijn, als een oproep voor de strijd. Het woord is ACAR, ASAR. Ook kan dit toewijding betekenen, een gelofte, een plicht. Gebondenheid is in die zin een verbondenheid. In de Hebreeuwse betekenis is dit een voorbereiding. Ook in het Aramees wordt dit woord gebruikt met dezelfde betekenis. Gebondenheid staat ook voor een bepaalde gelofte tot onthouding, als een vasten voor hogere doeleinden, wat absoluut noodzakelijk is als een mens de gnosis wil binnengaan. Jozef werd dus hiertoe voorbereid. In het Aramees is de gebondenheid ook het verbodene in die zin. De gevangene, de gebondene, ASIR, SYR, is de gordels voor de strijd, het verbodene, in de zin dat er eerst aan allerlei condities voldaan moet worden. De gebondenheid is de gebondenheid aan de wet, de voorwaarden. Dat is dus de diepte van het hele "verboden appel" gebeuren, wat zo een link maakt naar het Adam en Eva verhaal. Deze verhalen lopen parallel. Ook Adam moest een tocht maken door de onderwereld, door het lichaam van de vrouw, om zo tot wedergeboorte te komen, tot de gnosis te ontwaken, net als Jozef. Ook het Simson verhaal loopt hieraan parallel die in de gevangenis kwam en later meer vijanden versloeg dan ooit, juist door de gevangenis-ervaring. De Bet Asire, Bet Syr, is de gevangenis in het Aramees, als het huis van Asir, Aser, van Osiris, de oordeler van de doden in de onderwereld, wat dus ook het beeld is van bovenstaande gevangenschap. Osiris is de Griekse naam van deze Egyptische god. De Hal van Aser, Osiris, de gevangenis, is dus ook de hal van de adoptie, van de bewapening voor de strijd in de gewesten van de onderwereld tegen het lagere, valse zelf, en ook is het de plaats van de geloftes, van de toewijding. Jozef kwam goed door deze gevangenis heen en werd zo onderkoning in Egypte. Dit betekent dat hij een grote overwinning had behaald over zijn lagere wil. Hoofdstuk 11. De Egyptische Wortels van Korinthe De taalkunde is geen exacte wetenschap, en vaak bestaan onderlinge talen ook weer uit een heleboel dialecten. Bij de taalkunde hoort ook de etymologie waarin je de samenhang tussen de talen bestudeert en de oorsprong, dus dan ga je de verschillende lagen zien. In die zin is ook de cryptografie onlosmakelijk verbonden aan de taalkunde. Talen ontwikkelen zich door bepaalde code-structuren, en die codes moet je ook leren herkennen en decoderen. Zo wordt er door de taalcodes heel wat kennis opgeslagen die dan al snel verborgen raakt als een mens zich niet bezig houdt met de etymologie van dingen, de oorsprongsleer. Westelijk christendom is één groot terrein

van beunhazerij die dit allemaal hebben genegeerd vanwege een markt. De westelijke traditie verkoopt goed en heeft daarvoor allerlei theologische formules, dus al het ander zien ze als een grote bedreiging. Ra kwam tot N'T, Nod, en zo ook Kaïn die tot het land Nod kwam, en ook Jozef kwam tot NTT, NTH, oftewel Nod, waarvan de vrouw van Potifar een personificatie was. Hij was al in het land Egypte, waar N'T, NOD, de moedergodin van de vruchtbaarheid is. Hij moest door haar ingewijd worden, wat ook weer terug te vinden is in de oorspronkelijke Hebreeuws-Aramese grondtekst. NTH, Neith, is in Egypte de godin van de jacht, en ook dit is metaforisch. Deze code is zelfs terug te vinden in het Nieuwe Testament. Paulus kwam tot de Griekse stad Korinth, KR.NTH. KR is neerbuigen in het Aramees. KR.NTH is het neerbuigen tot de moedergodin, de baarmoeder van de onderwereld. KR is ook de moedermelk in het Aramees. Het boek I en II Korinth staat het best bekend door het stuk over de Agape, de liefde, en de charismatische gaven. De liefde is verbonden aan de baarmoeder in het Hebreeuws, en leidt helemaal terug tot het Hebreeuwse AQEP, de billen, als een beeld van de baarmoeder, en tot de oorspronkelijke Egyptische AQEP : de dualiteit, de tegenstelling. Dit is verbonden aan Geb, de god van de aarde, de poel des vuurs waarin de lagere wil gebroken wordt om getransformeerd te worden, als een loonsprincipe. De billen zijn een beeld van de dualiteit van de baarmoeder, de tegengestelde krachten om iets te scheppen. De kerk en de stad proberen dit allemaal verborgen te houden en als dat niet helpt, dan stellen ze het verkeerd voor. AQEP komt al voor in Genesis 3, als de billen en de voeten van de vrouw, vers 15. Dit vers wordt vaak veel te selectief vertaald in het Westen : "En Ik zal vijandschap zetten tussen u (de slang) en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen." Dit heeft de christenen voor eeuwig bitter gemaakt in de eeuwige strijd tussen hen en de satan. Het is als het dag in dag uit kijken naar voetbalwedstrijden. Je wordt er ziek van. Het is iets chronisch. En natuurlijk is er de strijd tegen het kwaad, maar de mens moet weten wat het kwaad is, en er is ook een andere kant aan verbonden, namelijk van de etymologie, het teruggaan naar de oorsprong en een nieuw zicht krijgen op dingen. Zoals het boek Leviticus in de grondtekst een metafoor is van de "sexuele" omgang tussen de mens en de godin, de gnosis, zo is het paradijsverhaal dat ook, en let wel : Sexualiteit is weer een beeld van de demonologie, en is dualistisch, dus niet eenzijdig, zoals in het christendom. "En Ik zal vijandschap zetten tussen u (de slang) en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen." In het Hebreeuws is dit zogenaamde "vermorzelen" : opengaan, opwachten en bedekken, shuwph. De hiel is de AQEP, wat zowel de voeten als de billen is in het Hebreeuws. Dit is ook het geval in het Aramees (QB, QEB). Als het om de voeten gaat, dan is de slang het beeld van de wijnstok, en de kop het beeld van de druiven die getreden worden, oftewel "begrepen" worden. Als het om de billen of baarmoeder gaat, of de schede van de vrouw, dan is de slang het symbool van de fallus die door de opengaande schede bedekt wordt. De AQEP wordt gepersonificeerd door ACHAB die de wijngaard van Naboth nam, oftewel de druiven trad. Vandaar dat ook de schenker in ere hersteld werd in het Jozef-verhaal. In het Aramees is de vrouw in Genesis 3:15 NTT, NTH, oftewel N'T, NOD, de moeder godin van de onderwereld. De definitie van de AGAPE wordt gegeven in Johannes 15:13 : Niemand heeft grotere agape, dan dat hij zijn leven neerlegt, geeft, voor zijn vrienden. In de valse kerk wordt er op die manier niet gegeven. Zij hebben hun leven niet afgelegd. Zij zijn niet aan zichzelf gestorven. Het is een markt. Zij hebben alles verletterlijkt, eenzijdig gemaakt en

gedramatiseerd. Het is hen verboden dualistisch, caleidoscopisch en cryptografisch te denken. Zij mogen niet dromen. De kerk fluit hen terug zodra zij dit doen. Hun vleugels zijn hen afgenomen. Nooit kunnen zij wegvliegen. Calvijn stelt terecht in zijn Korinthe commentaar dat vaak degenen die van de waarheid zijn afgeweken overal met hun hoge titels lopen te protsen, zoals de valse profeten dit deden met verheven minachting. Zij die uit zijn op roem leggen voor zichzelf een valstrik. Zij denken in kerkgroei statistieken, en doen graag water of gif bij de wijn om de nummers te verhogen. De KR van KR.NTH, Korinthe, neerbuigen in het Aramees, komt van het Egyptische KR wat hetzelfde betekent, en neervallen, KHR, KHER. Ook betekent het het sterven aan het zelf, het uitgieten, schenken van vloeistof, en de slang, wat een beeld is van de fallus, als het offeren van het levenszaad aan de godin, wat een metafoor is van zelf-opoffering. De KR, KHERU, is de gevallen strijder die zo door de godin wordt opgenomen in het hiernamaals. In de Germaanse mythologie gebeurde dit door de walkuren, die alleen degenen die hard aan zichzelf gestorven waren opnamen. De KR duidt op totale overgave en onderdanigheid, en duidt op het gebied van de godin, waar KR.NTH voor staat. KR is in het Egyptisch ook de zaadballen, de bron van het levenszaad. Calvijn stelt daarom ook terecht in zijn commentaar op Korinthe dat men niet praalziek tot God moet komen en niet met eergierigheid. Er is zoveel om af te leggen. De mens moet eenvoudig, sober en leeg komen tot de gnosis in die zin, niet met uitwendige, stadse opsmuk. Eerst moet de mens geheel ontwapend worden, als in een vasten. Welke mens durft dat aan ? Dit is de enige weg tot de heilige gebondenheid. Wij mogen niets voor de heilige gebondenheid achterhouden. De heilige gebondenheid zal ons omgorden. Doen wij dat buiten de heilige gebondenheid om dan is het slechts piraterij. We mogen wachten op de nacht die ons zal terugbrengen tot de natuur, geheel naakt, opdat wij in de aarde worden wedergeboren, in de baarmoeder van de godin. Dit is slechts een dynamiek binnen onszelf, als ons hogere zelf. Het is slechts een metafoor. Letterlijke religie heeft geen enkel nut. Het is slechts ter illustratie. Nooit mag de mens komen tot iets buiten zichzelf en dat gaan vereren terwijl de mens zelf niet veranderd. Dan zou de mens zichzelf bedriegen, wat in de valse kerk gebeurt. Alle uitwendige religie is zelfbedotterij. Projectie op de ander is een doodlopende weg. Het is de luiheid en gemakszucht van het lagere zelf die onder een sluier leeft. God is de wording in onszelf, wat ook de Hebreeuwse betekenis is van het woordje "Jehovah". In het Egyptisch is dit de Khep-Ra kever. Je zou KR daarvan ook als een afkorting kunnen zien, als de wording, de KR, door NTH, het baarmoeder principe, wat tegelijkertijd de diepte is van het Korinthe raadsel, van KR.NTH. Hierin ontstaat het loon van de charismatische gaven in de Griekse grondtekst, want charis betekent loon. Dit is de opening van de hemelse zintuigen die de mens nodig heeft om in het paradijs te leven, oftewel de onderwereld. Hemel en hel horen in die zin bij elkaar als een scheppende, wordende, dualiteit. Hoofdstuk 12. De Egyptische Wortels van Habakuk en Zefanja Habakuk is een wat korter profetisch boek van het Oude Testament, zogezegd behorende tot "de kleine profeten", net zoals Maleachi. Habakuk leed aan ernstige profetische visioenen van geweld, en aan woede-uitbarstingen ten gevolge hiervan. Vooral in het Aramees wordt dit dieper en beter beschreven dan de latere Westerse vertalingen. In het Hebreeuws wordt duidelijk dat alhoewel deze visioenen en uitbarstingen heel erg zijn het ook een orakel is. 1:2-4 Hoelang, Here, roep ik om hulp, en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: geweld! en Gij verlost niet? Waarom doet Gij mij ongerechtigheid zien, en aanschouwt Gij ellende? Ja, onderdrukking en

geweld zijn voor mijn ogen, en er is twist, en tweedracht verheft zich. Daarom verliest de wet haar kracht, en nimmer komt het recht te voorschijn, want de goddeloze omsingelt de rechtvaardige, daarom komt het recht verdraaid te voorschijn. Hier zien we even kort in de Westerse vertaling hoe ernstig dit was. De vijand is een van nature neutraal en dualistisch woord voor strijder. Dit is dus een metafoor voor de toetser. Ieder mens is opgeroepen om te toetsen en het goede te behouden, niet om een blinde gelover of navolger te zijn. De toetser is een beveiligings-systeem. Die toets moet zo diep gaan totdat het een robotische impuls geeft, anders kan er nog inmeng zijn van de lagere aardse gewesten, de lagere wil. De toets is er dus voor om tot de hemelse wil te komen, die gebaseerd is op de oneindige kennis. HBG, HBK van HBK.KK, Habakuk, betekent in het Aramees de tegenstander, maar dit heeft hele diepe Egyptische wortels. De HB wortel betekent de triomf, de overwinning (Heb). En deze overwinning over de lagere wil transformeert alles tot een spel, tot een simulator, in deze Egyptologische wortel. De HB wortel is een messenger (Hebu), maar ook een verbintenis, als een collectie (Hab). De HB wortel heeft als symbool de ibis vogel die boven alles is uitgestegen (Hab), en heeft ook de betekenis van de overstroming, en een boot. Denk aan de mehen-slang op de boot van Ra die ook een spelbord uitbeeldt in het Egyptisch. Eén van de opdrachten van het leger (hab) is het maken van spelletjes, om daarbij anderen te helpen, en om diepte te brengen en veiligheid. Het leger moet simulators opstellen waarin veilig geoefend kan worden. De KK wortel betekent zaad (khukha) en het mixen, als het opstellen van bruggen (khakha). Als twee energieën met elkaar in aanraking komen dan is er een enorme electrische ontlading en energie-uitwisseling, en dan moet er getoetst worden om het zuiver te houden, dus vandaar dat dit kan overkomen als een enorm geweld, maar men moet tot de metaforische diepte hiervan gaan, hoe moeilijk dat ook is. Dat wil niet zeggen dat we niet boos mogen zijn wanneer dat nodig is. Habakuk gaat over de heilige boosheid. Het is nodig om de metalen te smelten en ze aan elkaar te verbinden, als het werk van de smid. HB is in de Egyptologie de vragen steller, de twijfelaar, de toetser (Heb). Ook onze boosheid moet getoetst worden. Er mag alleen boosheid zijn in de gnosis, in de heilige gebondenheid, niet in overmoed, zelfzucht of vooroordelen. De boosheid moet dus nauwkeurig gericht worden en zijn rechtmatige plaats krijgen in het proces en systeem van de gnosis. Soms is het geen tijd om boos te zijn, maar om te toetsen, alhoewel er wel een toets-boosheid is. Soms is het tijd om eerst het lijden te aanvaarden. Hiervoor zijn er verschillende seizoenen als in de klok en kalender van de gnosis. De mens moet leren klokkijken in de gnosis. Zefanja, een ander kort profetisch boek in het OT betekent : sieraad van de wording. In de Egyptische wortel betekent het het aanvaarden van de eeuwige woestijn, als het lijden wat tot vruchtbaarheid brengt, de bron in de woestijn. Dit is de Egyptische definitie van wat genade is, gracieus, als het aanvaarden van de tucht die tot leven leidt, als geduld, S-FEN. Sefi-Neheh, SFN, Zefanja, is Aser, Osiris, die in de diepte van de kooi tot de eeuwige woestijn komt. In het westelijke christendom hebben ze een hele andere, meer luie, definitie van genade, en is genade ook losgekapt van loon. In het Grieks was genade een vorm van loon (charis), maar het Westen vertaalde dit heel erg selectief. Genade is alleen geldig in de zin van rechtvaardigheid, bijvoorbeeld wanneer mensen ten onrechte zijn benadeeld of een hogere straf hebben ontvangen dan nodig was, dan krijgen ze genade. Er is dus een groot onderscheid tussen valse genade en heilige genade. In de Egyptologie wordt er gesproken over een eeuwige genade als een sieraad van geduld in het lijden, de onderwerping en aanvaarding van het lijden, wat optreedt wanneer de menselijke kom breekt, wanneer de mens aan zijn lagere wil afsterft. De mens moet eerst toetsen en niet zomaar blindelings alles aannemen. Eerst moet de mens worstelen, onderzoeken, zoals Jakob op Pniël, totdat de mens zoals Jakob breekt en zijn lagere zelf heeft overwonnen, om zo in contact te komen met de gnosis. De mens moet deze strijd en dit lijden aanvaarden en in die zin gracieus zijn. In het Aramees spreekt de SPH, de SF-wortel van Zefanja, over een natuurlijk overgangsgebied tussen woestijn en water. Alleen in de eeuwige woestijn kan de mens aan zichzelf afsterven, want eeuwig is een

metafoor van het volkomene. Alleen als de mens diep genoeg doordringt in deze woestijn, door gracieus te zijn, door de Egyptische Zefanja wortel, dan komt de mens vanzelf als in een natuurlijk proces tot het levengevende water. Westelijke christenen zijn de aanbidders van luie, valse genade, helemaal uit de oorspronkelijke context gerukt. Deze valse genade is de poort tot hun valse hemel. Die genade kun je ontvangen door geloof, een andere luie afgod die zij aanbidden. Voor die genade en dat geloof hoef je helemaal niets te doen, en mag je ook niets doen. Het komt je zo je mond inrollen als je hun heilige toverformule opprevelt. Zorg dat je Jezus er in betrekt en dat je in Jezus gelooft, en dan is het klaar. Natuurlijk is dit allemaal vanuit een boekje wat van generatie tot generatie is doorgegeven, en ook van taal tot taal vertaald is, en waarin zo de werkelijke betekenis verloren ging. Het is allemaal van horen zeggen, terwijl hen die door geopende zintuigen zelf de hemel hebben gezien weten dat alleen degenen die de hemel worden tot de hemel kunnen gaan. En de hemel is gewoon de gnosis. Het goddelijke betekent wording in het Hebreeuws. Het is een werkwoord, een school, geen geloof. Door blindelings dingen vanuit een gegeven boekje te geloven begeef je jezelf op glad ijs. Het gaat ook niet om het materiële. Vaak moet je er ook nog grof geld voor betalen om het heilige boek van de westelijke christen op je bureau-tafel te krijgen. Men koopt dus gewoon genade en geloof in. Het is een truukje. Door de Arcturische lens is dit zo op aarde geprojecteerd. Het ware gracieuze is de diepte in alles zien, en dat je zo alles ook poëtisch kunt aanvaarden als een raadsel. Het is het pakpapier van een cadeau wat je zelf kunt worden. Het is iets wat je zelf kunt winnen en verdienen, als in een spel, op een school. Het gaat niet buiten jezelf om. Het gaat om de wording, maar dit wordt in het ongeletterde westelijke christendom verafschuwd, want zij moeten juist de mens dom houden voor een markt. Genade en geloof houden de mens dom, wat tegengesteld is aan de gnosis. Domme mensen zijn dus een sta in de weg, maar zijn ook een raadsel. Zij houden dus zelfs voor ons de sleutel vast om verder te kunnen komen. Daarom moeten wij veel aanvaarden, wat ook de boodschap is van de Egyptische wortels van Zefanja. We kunnen niet ontkomen aan de woestijn. We moeten er doorheen, en kunnen niet halverwege terugkeren. In de woestijn gebeurt vanzelf het wonder van de natuur, het wonder van de Vur en de Bilha. Als we blijven doorlopen zullen we vanzelf in het beloofde land komen. Dit is al om ons heen in alle dingen gecodeerd. Het is iets wat de mens moet ontdekken. De seizoenen zullen dus in elkaar overlopen door natuurlijke processen van verbrokenheid. De mens die toetst en hierin niet opgeeft wordt tegemoetgekomen in de gnosis door een soort van breekpunt, en dan stroomt er gnosis binnen die de mens niet meer kan tegenhouden. Er is een verbinding gekomen, een overstroming, want de mens is als Jakob op de heup geslagen, als een beeld van het open zijn van de hemelse zintuigen. Nu aanvaart de mens het lijden als metaforisch onderwijs, totdat de mens hierin nog een keer breekt, en de strijd weer begint. Zo vloeien de seizoenen telkens in elkaar over. Het eeuwig evangelie vertelt hier ook over, in de zin dat als er een wond is, dan zal ook de wond gestoken worden, zodat er nog meer diepte komt. Joringel 3 1. Te vaak in mijn wonden gestoken, nu ben ik tot onder het zachte gedaald, tot diep onder het roze. 2. In een doodstrijd, tot onder het zachte gedaald, een nieuwe pijn bevrijdde mij, in zacht vuur te ontwaken, tussen rozenschuim en lelieschuim, waar een donk're nacht het op heeft gegeven, tot onder het donk're gezakt. De Nieuwe Handelingen 4 7. Ze hebben me gestoken, die bijen des hemels, en nu ben ik dan honing van het kruis, driemaal verbroken, driemaal op dezelfde plaats gestoken. 8. Ze schiepen daar een wond in een wond, als een

waterig trauma, geen kracht meer om op te komen. 9. En de derde steek was dan om te doden, om mijn ogen te openen. Ze stak mij diep, de zoete spin, en nu stroomt geurige wijn. 10. Het gebak der eeuwen is niet meer te vertrouwen. Steek mij nu, voordat het te laat is. 11. Ziet het bloed is vlees geworden, waar winden tezamen komen, waar harten elkaar verstaan, zo diep gestoken. 8 1. Gij eet dan honing van de dood, nadat gij driemaal bent gestoken. Neem hen mee tot de velden, en maak hen wijs. 9 7. Hebben wij macht over de dood, als wij viermaal zijn gestoken, als bloed tot wijn wordt. Het bloed is vleesgeworden, het heeft onder ons gewoond, maar wij hebben het niet geweten, wij hadden alles vergeten, in de vierde dood. 8. Ik kom tot het morgenrood, om alles terug te draaien, maar ik kan de tijd niet draaien. 9. Ik wacht om een vijfde keer te worden gestoken. In al die ellende keer ik mij, we ontmoeten elkaar zij aan zij. 10 1. Zij heeft mij vijf keer gestoken, zij heeft mij vijf keer gebroken. 2. Alles deed pijn, maar van het kruis zingt zij, als van zoete dromen. 5. Na de vijfde maal, alles weer één taal, na de vijfde seconde, alles weer verbonden. Het leek wel duizend jaar, maar het was maar een seconde. 6. Als je zo diep gestoken bent, dan beleef je alles anders. De Openbaring van de Rode Steen V 4. Witte roos, tederheid na de steek, wonden veelvoudig gestoken, nu spiegelt het dan in de wind, al die gezichten die ik was vergeten. Hermitaten 34 1. Het zicht is als een spiegel. De witte spin heeft gestoken, om beminden tot de mystiek des Heeren te brengen. Als witte sneeuw kende de Heere u, hen die Zijn paarlen dragen. Het schuim van rozen droegen zij als het schuim der rozenwijn. De Nieuwe Openbaring III, 5 31. Goed is het dan om tot stilte te komen en goed is het dan om gebroken te worden, want zijt gij niet allen afgedwaald. 32. Ik dan ben de Goede Herder, en ben reeds geweest waar gij komt. Weet dan dat gij door het lijden elkander hebt leren kennen, en door de muren van elkanders harten bent heengebroken. Weest dan met elkaar verbonden in het lijden, en het ijs, want buiten lopen de wolven wachtende om datgeen te verslinden dat losgeraakt is en achtergebleven. Hoofdstuk 13. De Heka-wortel van Haggai

De gekooide ziel dwaalt in de diepte door de woestijnen, en kan de dingen die hij wil bereiken niet bereiken. Alles ligt ver weg, te ver. Het is onbereikbaar. Er zijn allerlei restricties opgelegd waar de gekooide ziel zich het hoofd over buigt. Het vierde uur van de nacht in het Egyptische Amduat-boek van de onderwereld gaat over deze tocht door de woestijn. Het uur is natuurlijk een metafoor voor een bepaald seizoen waardoor de mens heengaat. In het vijfde uur van de nacht vindt het wonder in de woestijn plaats. De mens bereikt hier de verborgen grot van de transformatie. Het vijfde uur is het uur van Heka, een mysterie wat altijd op de boot van Ra aanwezig is, achter de peddels, als de stuurman of veerman. In het uur van Heka vindt het wonder van de woestijn plaats waarin alles wat de mens in de woestijn verloren heeft weer opgebouwd wordt, weer bereikt wordt, maar dan op een hele andere manier, veel dieper, en beter, als de herbouw van de tempel. Dit komt ook weer terug in het boek Haggai in het Oude Testament, wat ook een kort profetisch boek is, als één van de zogeheten "kleine profeten". HEKA is namelijk de Egyptische wortel van Haggai. De verborgen grot is gelegen in het hartje van de woestijn, boven de poel des vuurs, die ook een poel van genezing, verjonging en wedergeboorte is. De poort wordt bewaakt door de tweekoppige leeuwin AKER, de Egyptische moeder aarde. De poel des vuurs is haar baarmoeder. In spreuk 96 van het Egyptische dodenboek wordt het speeksel van Aker besproken, de dubbelhoofdige leeuwengodin van de aarde verbonden aan het Haker-feest, het vastenfeest van de opstanding van Osiris, ook verbonden aan Hagar, de moeder van Ismaël. Dit speeksel is om de vijand tot rust te brengen. Hier komt dus oorspronkelijk de mythe van het speeksel van Jezus dat de blinde genas vandaan. Het speeksel was oorspronkelijk ook een beeld van de sexualiteit, verbonden aan de Aker, die de vijand overwon, dus in die zin is sexualiteit demonologisch, en als het eenworden met de godin van de aarde . De Aker-leeuwinnen kijken tegengestelde richting op, en zijn genaamd "gisteren" en "morgen", als een beeld van verleden en toekomst. In de Sarcofaag-teksten van het Midden Rijk komt Aker voor als de veervrouw van de nachtboot van Ra, wat haar gelijkstelt aan Heka. Het Hebreeuwse woord HAKA, hagah, is het grommen van een leeuw als beeld van het mediteren en het verbeelden. In de verborgen grot lag het lichaam van Sokar, een vorm van Osiris, en een mengsel met Ra. Sokar is hij die op het zand staat, of in de woestijn, als een beeld van Ismaël, die de woestijn was ingezonden, samen met zijn moeder, Hagar. Hagar bewaakt dus het lichaam van Ismaël, als een vorm van Heka, wat dualistisch is. Heka betekent ook transformatie, wat plaatsvindt door tegenstellingen, ook door de tegenstelling tussen de man-pool en de vrouw-pool. In die zin zijn het vierde en vijfde uur belangrijke onderdelen in het esoterische sieraad, van woestijn, tot wonder in de woestijn. Aan het einde van het vijfde uur staat Sokar tussen de dubbele Aker-leeuwinnen in. Zowel Heka (heqa) als Sokar (skr, skkr) betekenen ook de verhongering, als een beeld van het leeg worden, de ramadan. Dit is in het Egyptisch verbonden met komen tot de details, tot decoreren. Ook is het verbonden aan het openen en openbreken van een deur (seqer). Het tweede uur wordt in het boek der poorten omschreven als het uur van Aqebi, oftewel Geb, de baarmoeder van de aarde, de onderwerping van de lagere aardse wil. Aqebi werd in het Hebreeuws Aqep, de voet (of billen) die de kop van de slang zou "vernietigen", meer als in een persen en begrijpen. In het Grieks werd dit de Agape, maar dit is in het Hebreeuws nog steeds verbonden aan de baarmoeder. Ook het tweede uur van de nacht is een belangrijk onderdeel van het demonologische sieraad, om zo veilig te blijven tegen het christelijke hedonisme, oftewel het grote

Toronto (de genotzoekers, golddiggers). Het is dus om veilig te blijven tegen clownsgeesten die ons maar wat graag op hun joyride willen meenemen. Ook zijn dit verjaardagsgeesten. In de Egyptische uren van de nacht liggen hiervoor dus de antistoffen. Zo kunnen ook de verwesterlijkte spookverzen van de bijbel geneutraliseerd worden. Het is dus het noodzakelijke werk van de smid. Dit gaat verder in het derde uur, wat soms ook als onderdeel van Aqebi, Geb, wordt beschreven. De uren van de nacht beschrijven dus de verwondingen, de doorstekingen van het hart en tegelijkertijd de sieraden die er doorheen gaan, als piercings, als de demonologische sieraden van het hart. Vandaar dat de verscheuringen en doorstekingen van ons hart niet voor niets zijn. In het derde uur van het boek der poorten, wat ook een uur van Aqebi, de baarmoeder van de aarde, is (Geb), wordt dit extra intensief besproken. Hier gaat de boot van Ra over de poel des vuurs, een facet van Geb, en moet de mens leren loslaten en leren belonen met rechtmatig loon. Vandaar dat de mens hierin onderscheiding (s-ten) moet krijgen. De mens kan niet als een wilde weldoener zomaar overal loon gaan rondstrooien. Zij die juist leren belonen zullen meesters van transformatie zijn, wat wordt voorgesteld als graan wat vanuit de poel des vuurs groeit. Graan is ook weer een beeld van het hart en de troon, waarin overwinning dan transformatie door begrip betekent, oftewel inzicht in de diepte van de dingen. Ook wordt er zo een heilig bier van graan (gerst) gebrouwen in de poel des vuurs voor hen. In de poel des vuurs worden twaalf goden afgebeeld waarvan één een kruishieroglyph draagt, en een ander een omgekeerd kruis, en weer een ander een voet op een rond uiteinde. Deze hieroglyphen komen ook weer terug in de christelijke mythologie. De voet komt als het Hebreeuwse AQEP terug in Genesis waar deze de kop van de slang onder zich heeft. De AQEP, de voet, beeldt dan ook het zaad van de vrouw uit. Deze twaalf goden staan tussen het graan in waar de boot van Ra langsgaat. In het christendom werden dit de twaalf discipelen van Jezus. Zij vertegenwoordigen ook de twaalf uren, de twaalf seizoenen. De poel des vuurs is om te toetsen, iets waar ieder mens doorheen moet. Alles moet namelijk getoetst worden. Ook komt de mens op de boot in de poel des vuurs andere boten tegen, zoals besproken wordt in het Amduat-boek. In de poel des vuurs lopen namelijk alle dimensies over, en ontwikkel je de zintuigen van de gnosis. Hoofdstuk 14. De Verborgen Egypte-Wortel van Ezau Het leven bestaat uit zware worstelingen met energetische parasieten. Velen vechten er niet meer tegen maar hebben het gewoon op een contract of vriendschap gelegd met de parasieten, en gaan nu door het leven als vrolijke, gezellige mutsen en dozen. Zo zijn ze zelf een parasiet geworden, en willen daarom ook niets weten van de diepte en de demonologie, want dan gaan er teveel alarmen in hun hoofd af, en dan moeten ze weer worstelen. Ze gooien liever alles overboord om in een leugen te leven, de zachte, comfortabele, warme kokon van het eeuwige zelfbedrog. De weg van het kruis kennen ze niet. De prijs is hen te hoog. Ze hebben smetvrees. Zo schrobben ze hun huis, maar niet hun ziel. Het worden keukenfiguren : veel eten om alles te vergeten. Alles moet vooral mierzoet zijn, als een goed antidepressivum. Voor de rest gebruiken ze alcohol om alles weg te spoelen, en dat geeft ook nog eens een extra boost, een vrolijke hik. Zo gaan ze met een parasiet door het leven. Ze houden zichzelf voor de gek, en alles is omgekeerde wereld.

Jakob en Ezau worstelden al met elkaar in de moederschoot. Jakob werd een tentenman, een huiselijk type, een muurbloem, meer romantisch, terwijl Ezau meer buitenshuis was, een jager ... veel bruter ... Jakob was meer een gezelligheidsmens, terwijl Ezau een eenling was, altijd op pad, altijd in de natuur. Jakob was ook meer een prater, en had een goed contact met zijn moeder. Veel mensen kunnen zich daarom ook meer vinden in Jakob dan in Ezau. Ezau was veel ruwer en abstract, veel onbereikbaarder, en daarom ook veelal verkeerd begrepen. Ik hield er vroeger altijd van om naar dominees te luisteren om te horen wat ze over Jakob en Ezau te vertellen hadden, en het kwam meestal op dit soort dingen neer. Al het geneuzel blijft lekker aan de oppervlakte, terwijl de oorspronkelijke grondteksten en de Egyptische achtergrond veel interessanter zijn. In het Hebreeuws staat er dat Ezau zijn eerstgeboorterecht, oftewel de aan hem beloofde erfenissen, verkocht voor rebellie, het loskomen van het civiele, de sociale norm, wat de rode soep in de wortel betekent. Het is een "gewelddadige", vechtlustige passie voor de gnosis, en daar gaf Ezau graag zijn aardse, lagere rechten en verplichtingen voor weg. Ezau wilde nog meer loskomen en dieper de natuur in. Ezau wilde het barbaarse, wilde pad op, en dat verkocht Jakob aan hem, in de zin dat Jakob de sociale verplichtingen van Ezau op zich nam. Ezau liet zijn bezittingen achter voor Jakob, omdat Ezau niet wist wat voor baat hij zou hebben bij bezittingen. Naar zijn gevoel hielden zijn bezittingen hem alleen maar tegen. In die zin is het dus waarschijnlijker dat Jakob een wapen verkocht aan Ezau, of hem aanbood te ontsnappen uit zijn sociale gevangenis. De Egyptische achtergrond is nog interessanter. Ezau wordt Suw genoemd in het Aramees, de moedertaal van het Hebreeuws. Het Aramees ligt in tussen het Egyptisch en het Hebreeuws. In die zin is het Egyptisch zowel de moedertaal van het Aramees als het Hebreeuws. Deze drie zijn de brontalen van de bijbel. Zonder het Egyptische fundament te begrijpen is het daarom onmogelijk de diepte van de bijbelse boodschap te begrijpen. De Egyptische wortel van Ezau, oftewel van Suw, is de god Shu, de brug tussen hemel en aarde. Shu was de eerstgeborene van Ra. Hij was zeer nomadisch, net als Suw. Shu's naam betekent in het Egyptisch ontladen en leegheid, het loslaten. Hij was een strijder, een vechter, maar ondanks dat hij tot de overwinning kwam raakte hij enorm verzwakt als gevolg van de strijd. In de hal van Ma (Moa, Moat), oftewel de hal van wet en waarheid, de hal van het oordeel over de doden, was hij de vernietiger van de veroordeelde doden. Zijn naam betekent ook verkoop, en vooral het strijden over de verkoop, over de prijs, het onderhandelen, wat ook weer terugkomt in het Jakob en Suw verhaal. Dit is een metaforische verkoop, meer als een offering. Ook is hij in het Egyptisch de god van de kinderen. In zijn relatie tot de hal van Ma, wordt hij ook Sha-Ma genoemd. In het Egyptisch is de "sam" wortel de implantatie, het inprinten, graveren van de wet in het hart. De sam, sm, wortel betekent ook verbinden, de hemel met de aarde verbinden, en het gehoorzamen, wat ook weer terugkomt in het mannelijke Hebreeuwse werkwoord "shama". De sm, sma, is de fallus, de verbindingsplug hiertoe. Dit is ook de wortel voor Shama-el, oftewel Samuel, die als kind zijnde werd gebracht tot de tempel om God te dienen, wat ook de betekenis is van zijn naam. Er ligt dus een belangrijke esoterische verbinding tussen Ezau en Samuel. Samuel werd aan de tempel verkocht door zijn moeder Hannah. Samuel is een verdieping en verlengstuk van het Ezau verhaal. Suw, Ezau, komt tot Ma, de tempel van de onderwereld, en wordt zo Shama, Samuel. De sm, sma wortel betekent in het Egyptisch ook zowel tempel als haar, een ander kenmerk van Ezau, als de harige. Haar heeft in het Hebreeuws de betekenis van storm en van het mengen, wat ook de betekenis van de sm, sma wortel is in het Egyptisch. Suw gaf zich over aan drie vrouwen : ADAH – sieraad BASHEMATH – zoete odor OHOLIYBAMAH – nomadische tent in de wildernis van de hoge plaats, berg, oftewel tent van de berg van de moeder schoot, wat in de wortels ook oorlogsveld, arena betekent, en aanbiddingsplaats van een cultus.

Deze vrouwen staan metaforisch voor het inprinten van de wet, het komen tot de tempel, zodat suw werd tot suwma, samuel. Dit was uiteindelijk waar het hem om te doen was, en wat hij in diepte van Jakob had "gekocht" door zijn leven te geven. Hiervan is de rode soep ook een beeld, namelijk van het messiaanse bloed van zelfopoffering voor een groter doel, namelijk het komen tot de tempel in de wildernis, de zwarte tabernakel, de meownah. Dit bloed is de overwinning over de lagere aardse wil. Vandaar dat er in de tweede bijbelse poezie en gnosis ook een zware link ligt tussen Ezau en Jezus. Ezau kwam verzwakt tot Jakob, en kwam tot het mysterie van het messiaanse bloed, uitgebeeld door de rode soep, wat een beeld is van het sterven aan het lagere zelf. We komen hier dus tot de kern van de paradijselijke anus klier in de hersenen, tot de zon van water, die is als een kwal. Om deze zon draaien de andere planeten verbonden aan deze paradijselijke klier, zoals de planeet "hart en anus". Ezau werd tot een woestijnvolk, Edom, zoals ook Shu in de Egyptologie werd tot een woestijnvolk. In de apocalypse zou de zon veranderen in een haren vel, wat het teken van Suw is, en van Suw komende tot de tempel, als Suwma, shama-el, als het komen van de storm, het mengsel, de brug tussen hemel en aarde, en tussen dag en nacht. Ezau heeft te maken met het kruis van Christus. Zoals Ezau harig was is dat ook de betekenis van Golgotha. Suw die wordt tot Suwma om zo tot de duistere tempel in de wildernis te komen, de verloren geraakte natuurwetten, is het pad van Golgotha. De verloren geraakte Egypte-Israel link brengt dus leven en richting tot de mythes van het Nieuwe Testament. Hoofdstuk 15. De Oorspronkelijke Ladder van Ezau in de Egyptologie De rode soep die Ezau kocht in ruil voor zijn eerstgeboorterecht is een beeld van zijn bloed om los te komen van zijn lagere zelf en wil. Natuurlijk is dat metaforisch. Ezau is Suw in het oorspronkelijke Aramees, wat zijn wortels heeft in de god Shu, die ook besproken wordt in de sarcofaag teksten van het Midden Rijk. In Spreuk 75 wordt Shu beschreven als de woestste van de goden, en wordt er gesproken over de ladder van Shu in Spreuk 76, wat in de bijbel terugkomt als de Jakobsladder. Hier is het dus de ladder van Suw, van Ezau, en de ladder wordt gemaakt van het bloed van Shu. In deze spreuken wordt de ziel in de onderwereld zelf tot Shu, en kan uit de put komen door aan zichzelf te sterven en zichzelf te scheppen. De put komt terug in het Jozef verhaal, een zoon van Jakob. In de Egyptologie staat Shu op Geb, de aarde, en houdt Nut, de hemel, boven zijn hoofd. Geb en Nut zijn zijn twee kinderen die hij van elkaar gescheiden heeft, en waartussen hij de brug is. Shu is de leegheid, de god van de lucht, en hij wordt geboren uit de mond van Ra, als de adem. In Genesis komt dit terug waarin Suw als eerste uit de moederschoot komt, terwijl Yaqob als een Hebreeuwse transliteratie van Geb, zijn hiel vasthoudt. In de paradijs-profetie van Genesis 3 is dit net andersom, want daar staat (zit) Aqeb (voet, billen) op de slang, wat ook zo in de Egyptische mythe gebeurd dat Geb zich tegen Shu keert en tijdens de zwakheid van Shu zijn troon overneemt, wat in het Jakob en Ezau verhaal terugkomt als Jakob die het eerstgeboorterecht overneemt van Ezau wanneer deze zwak en hongerig terugkomt van de jacht. Ook Jezus moest tijdelijk onder de engelen geplaatst worden. Dit zijn seizoenen. Het zijn afwisselende realiteiten binnen de mens zelf. Zowel Shu als Geb zijn vormen waarin Ra zich veranderd tijdens zijn tocht door de onderwereld.

In die zin betekent Yeshua, Yah-Shu, niets anders dan "het worden van Shu". Het gaat niet buiten het zelf om. Yeshuwah betekent redding in het Hebreeuws, overwinning, en in de diepte betekent het in stand houden en wraak. Het is gewoon een Israëlitische woord voor het succesvolle verzet. In de diepte van de woestijn is er uiteindelijk de tornado van Shu, de ladder van Ezau, waardoor de mens aan zichzelf afsterft door zelf Shu, Ezau, te worden. Het is een ladder van bloed, en dit zijn niks geen hocus pocus toestanden zoals in het westelijke christendom, die er gewoon Engelse drop van heeft gemaakt. De Egyptologie is een metaforische filosofie gebaseerd op buitenaardse technologie van de natuur, en heeft niet veel te maken met christelijke stokpaardjes en verdere struisvogel-politiek. De Egyptologie ligt open en bloot, en windt er geen doekjes omheen. Het was nooit zo simpel als het westelijke christendom in haar achterlijke ongeletterdheid heeft voorgesteld. Er gaat een grote diepte achter schuil. Dit kun je niet even kopen of winnen bij Klaas Kinkhoest ergens op de kermis. Het christendom verkoopt het bloed van Jezus als popcorn, maar deze hele wetenschap is van zijn sappen ontdaan, en is totaal niet meer wat het oorspronkelijk was. Ik heb altijd de tintelingen gevoeld als er over het bloed van Jezus gesproken werd, en ik heb er zelf veel over geschreven, altijd vanuit de diepte. Ik wist dat de kerken iets groots achterhielden. Ik wist dat de kerken het verkeerd voorstelden. Het was een valstrik geworden. Dan loop je op de kermis, en dan zie je die grote clowns staan, en dan moet je je vinger in zo'n gat steken, en dan tappen ze alles van je af. Dat is wat de verwestelijkte kerk is. Wij moeten terug naar de woestijn, terug naar de gnosis die verborgen ligt in Egypte, waarvan de Egyptenaren altijd al beweerden dat het iets technologisch was, als een kunst. Zij leefden dicht bij de natuur. Zij waren gegrepen door het buitenaardse. Het westelijke christendom is gebaseerd op het stadswezen, op controle politiek, op een markt, als zaken doen met een beest. Dit gruwelijke monster is een gedrocht van vraatzucht, en vreet de mensen op met huid en haar, en zo dienen hun zielen dit monster voor de rest van hun bestaan. Daar waar de grondtalen van het natuur tijdperk nog poetisch waren en diep metaforisch, zo zijn de westelijke talen dit niet. Zij zijn plat, oppervlakkig en lomp. En maar pronken met allerlei rommel en met gestolen goederen. Alles is uit de context gehaald, alles is verdraaid. en ze maken kinderen ziek op school met gedwongen getalletjes en westelijke talen, maar diepere principes leren de kinderen niet. Kinderen worden op school gek gemaakt. Het is een grote schande dat de demonologie en de Egyptologie niet geleerd wordt, en zelfs niet de omliggende HebreeuwsAramese achtergronden. In de poezie van het eeuwig evangelie in de tweede bijbel wordt er gesteld dat als je in aanraking komt met gekken, dan moet je zelf nog wel gekker worden om eraan te kunnen ontkomen. Dit is ook te vinden in de worteldiepte van het woord Shu, want het leidt terug tot de heilige waanzin, de extase van de verscholen diepte van religie, de sih, waardoor je onder een hemelse, profetische hypnose komt, suh, vanuit een vrije geboorte, een heilige vrijheid, waardoor je in een hogere natuurlijke rang komt, als een ingewijde in de hemelse filosofie, sih. Dit leidt allemaal terug tot de achterliggende vrouwelijke Sé kern in de amazone theologie. De gnosis is er niet voor om de mens alleen maar dof te laten lijden, want lijden, en ook leegheid, is geen doel op zich. De mens moet komen tot de parallelle dimensie, tot de verdiepende dimensie die dwars tegen de huidige dimensie ingaat. De gnosis is creativiteit en extase, maar niet zoals de Toronto extase, en geen farizeeer extase van wat de boer niet kent dat vreet hij niet, maar van het hogere bewustzijn door het kruis. Confrontaties worden niet uit de weg gegaan. Als er een poort geopend moet worden, dan wordt er gestreden met de wachter, en dan gooit men het niet op een dealtje. Water of gif bij de wijn doen is nooit een betrouwbare gids. Mensen van de gnosis zijn radicale mensen, woest als Ezau. Lauwheid in de gnosis is ongetwijfeld fataal. De lat hangt zeer hoog, en maar weinigen zullen het poortje vinden. Ook dit komt weer terug in het Nieuwe Testament, dus we gooien zeer zeker het kind niet met het badwater weg. Ook Paulus sprak over de heilige waanzin, wat rechtstreeks uit de Egyptologie kwam : 1 Korinte 1

25 Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. De gnosis brengt uiteindelijk extase, oftewel inzicht, bar none. Hoofdstuk 16. Het Tephnut Mysterie in het Paradijs In de Aramese grondtekst van de bijbel was Ezau zowel jager als visser (sed, seda). Metaforisch staat de visser voor iemand die de diepte ingaat, en ook als het verwerken van het verleden. Ezau was een visser in de "yada", wat een Hebreeuws woord voor gnosis is, en onderscheiding (demonologie). Het is mythologie komende vanuit Egypte, dus het gaat niet om letterlijke vissers. De diepte van de oorspronkelijke Egyptische Ezau, Shu, kent verschillende wortelwoorden, zoals "seh" wat ook vissen betekent, vangen in een net. Ook Sa is zo'n wortelwoord, kennis, die altijd met Ra was op zijn nachtboot om de wachters van de poorten der uren aan te spreken. Sa kwam hiervoor ook uit de mond van Ra, zoals Shu uit de mond van Ra kwam, dus zij horen bij elkaar als het gesproken Woord. We kunnen hierbij ook denken aan het mes of wapen wat uit de mond van Jezus komt in de apocalypse. Jezus is hier in het Aramees als de sms, de gouden zonneschijf, de shamasa (Shamash), de zonnegod en de god van het recht in de Semitische religies. Shama-sa betekent het gehoorzamen van de kennis, en is verbonden aan Shu (Ezau) en Samuel. Shu moest in de hal van Ma de veroordeelde doden vernietigen. In het Nieuwe Testament komt dit dus weer terug in de openbaring, waarin Jezus de opgestane is, wat ook de titel van Shu was. In Spreuk 76 van de Sarcofaag teksten (Coffin Texts) van het Midden Rijk raakt Shu in gevecht met een stier, die een beeld is van zijn chaos-zelf, om zo orde te scheppen. In dit gevecht doet hij de stier bloeden, opdat het een ladder zou vormen. Hij was diep in een afgrond, wat in de bijbel terugkomt in het Jozef verhaal, de zoon van Jakob. Door de Arcturische lens wordt dit vervormd geprojecteerd in Spanje in het stierenvechten. Dit komt omdat zij de metaforische, diepere wortels niet kennen. Ze willen de demonologie niet, dus ze bevechten de dierenwereld in plaats van aan zichzelf af te sterven. Het is een demente geest die daar aan de gang is, en ze noemen het traditie, dus het hoort zo, en daarmee uit. Met die dronkenlappen valt ook niet te discussiëren. Ze zullen vanzelf vallen door het zwaard van de gnosis, wanneer de gnosis zich zal openbaren ten volle. Ze zullen verblind raken en wegsmelten. Ze zullen het niet kunnen verdragen. En het is waar : In zowel de veda's als het christelijke Nieuwe Testament draait alles om de sm wortel, wat ze soma noemen. Voor de hindoes is dit een goddelijke drank, en voor de christenen is dit het lichaam van Christus. In de gnosis leidt dit terug tot de Shama, Shu in de tempel van Ma, de hal van het oordeel, als Samuel, het gehoorzamen van God. Samuel was een richter, een shaphat, wat in diepte gewoon metaforisch een "slager" is verbonden aan het laatste oordeel. Ook in de Tweede Bijbel komt de slager voor als metafoor van het verwerken van het verleden, van het geheugen. Letterlijke slagers zullen dus ook nooit tot deze diepte kunnen komen. Zij willen een materialistisch loon, een materialistische demonologie, om even snel met hun problemen af te rekenen. Zij hebben hun loon reeds, en zullen het in de hemel niet krijgen. De Tweede Bijbel is een slager van slagers, een matador tegen matadors. En dat is dus ook wat Ezau in diepte was, en waarom hij zo werd gehaat. Maar Ezau werd tot een groot woestijnvolk, Edom. De roependen in de woestijn zullen elkaar ontmoeten op de ladder van Ezau in de diepte van de woestijn. Dit zijn eenlingen die eerst zwaar zijn getest. Velen komen niet door de beproevingen van de woestijn heen. Het kost je alles om tot het beloofde land te gaan, maar het is het waard om alles voor deze parel te verkopen. Shu, als de storm tussen hemel en aarde, droeg de hemel, zijn dochter Nut, staande op Geb. Het

staat in verband met Jezus in de christelijke mythologie en Atlas in de Griekse mythologie die de aarde moesten dragen. Shu wordt ook vaak afgebeeld met gespreidde armen. Shu raakte dus met zijn lagere aardse wil in gevecht als met de verschrikkelijke stier van chaos. Ezau had dus zijn eigen Pniël-ervaring, wat resulteerde in het verschijnen van de ladder. In het Nieuwe Testament komt deze hemelsladder terug in Tessalonicenzen. Hier gaan de heiligen de wolken in om Yeshua tegemoet te gaan, oftewel Yah-Shu, het worden van Shu, te worden als Ezau, en zo te worden tot Shama, Samuel, oftewel Shu in de hal van Ma, de heilige wet die geprint wordt in het hart, om zo de dolle stier van roekeloosheid totaal te overwinnen. Dit wil niet zeggen dat Ezau tot een zoete, lieve Gerritje wordt die nooit boos wordt en die als een ja-knikkende opa alles maar goedkeurt. Neen. De Gnosis is een woeste oorlogsvoerder die zich niet aan aardse en sociale normen en waarden houdt. Het wil zeggen dat Ezau zijn overmoed inwisselt voor heilige woestheid, in de zin dat hij ontembaar is voor het aardse systeem, rebels, voerende een hogere oorlog, zonder daarbij te vervallen tot materialistische methodes. Dit is het barbaarse pad van de demonologie, wat decoratief soms heel poetisch kan zijn, en zelfs plaats biedt voor zielen zoals Yaqob. Ezau en Yaqob zijn een bepaalde dualiteit binnen een mens. Ze staan voor bepaalde principes die met elkaar in balans moeten komen. Dit is dus de Geb en Shu relatie in de Egyptologie. Met alle dingen die tot ons komen moeten we worstelen en ze niet zomaar aannemen. Dat is de natuur van Ezau. Eerst moet alles getoetst worden, en deze toets moet zuiver en eeuwig zijn. Dit kan alleen gebeuren als de mens aan zichzelf afsterft, als Ezau komende tot het kommetje rode soep. Genesis 25 29 Eens had Jakob een gerecht gekookt, en Esau kwam vermoeid van het veld. 30 Toen zeide Esau tot Jakob: Laat mij toch slokken van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe. Daarom gaf men hem de naam Edom. 31 Maar Jakob zeide: Verkoop mij dan eerst uw eerstgeboorterecht. 32 En Esau zeide: Zie, ik sta op het punt van sterven; waartoe dient mij dan het eerstgeboorterecht? Edom, rood, heeft het wortelwoord Adam, ook rood, of rood zijn, rood geverfd. In die zin is Ezau dus ook verbonden aan Adam in het paradijs. In de Egyptologie was Tephnut, de regengodin, de vrouw van Shu. Tephnut betekent de appel of vrucht van Neith, de oermoeder en moeder van Ra. In de Aramese grondtekst van bovenstaande verzen gaat het om een implantatie, een gravering in het hart. Natuurlijk gaat het hier om een goddelijke, natuurlijke implantatie, als tegengesteld aan de implantaties van de tandarts, die daarvan een corrupte schaduw zijn door de Arcturische lens. Wij moeten de heilige, bovennatuurlijke implantaties en graveringen ontvangen om zo veilig te blijven tegen die van de lagere aardse gewesten. Het beeld van de hemelse implantaties en inprintingen is de heilige regen, oftewel Tephnut in het Egyptisch. Zij is de zus van Ma (Moa, Moat), de heilige wet, en werkt met haar samen. Tephnut is de installatie van de wet, van Ma. Ma, Moa, Moat, komt tot ons door Tephnut. Het Tephnut mysterie is van belang om los te komen van het lagere gezwam van tandartsen die de monden der mensen onder controle willen houden door hun giftige en valse implantaties van de lagere wil, de lagere, valse wet. Ook Tephnut is een woeste godin, vaak afgebeeld als een leeuwin. Zonder haar woestheid zou ze nooit de inprintingen in het hart kunnen verrichten. Shu beschermde Ra op zijn boot tegen slangen, oftewel tegen de sociale koorden die hem probeerden te strikken. In die zin was er een belangrijke Ra-Shu verbinding, als tussen vader en "zoon", als zijn innerlijke kind, zijn zoonzelf die luisterde naar zijn moederzelf. De ra-sha komt ook weer terug in de Hebreeuwse grondtekst van de bijbel als de recorders van de gerechtigheid, die alles vastleggen op tabletten in hieroglyphen in de heilige strijd tegen de stadgelijkvormigheid. Ra spuugde Shu uit als een wapen. Ook het spugen op zich is een beeld van Tephnut. Zij installeert

door het Woord. Een Hebreeuws woord voor inprinten, graveren, is "cha-rash". Cha of Ga is in de Egyptische wortel gewoon het zien of het uitreiken naar, en de Egyptische res wortel is het ontwaken. Van charash, het inprinten van de wet, komt ook het Griekse woord 'charis', wat loon betekent, en waar ook weer het woord 'kerst' van komt, maar wat ze later steeds meer los begonnen te trekken van het oorspronkelijke loon, zodat het meer een gift was, genade. In de Egyptologie is dit een proces van zaaien en oogsten, wat ook weer abstract te vinden is in het hele begrip van kerstbomen. Ook dit is weer verbonden met de boom van kennis. Eten is een beeld van het inprinten. Telkens als de mens eet dan print hij zichzelf wat in. Ook de zaaier is hiervan een beeld. Eva moest Adam inwijden in de vrucht van kennis, van de moederboom, oftewel de appel, teph, van Neith, Tephnut, opdat hij aan zichzelf zou afsterven. Bij hem moest de wet ingeprint worden wat het programma in hem zou afdraaien om zo tot het beloofde land te komen. In die zin speelt Eva in de Hebreeuws-Aramese versie Tephnut. Eva was als de regen in het hoofd van Adam. Tephnut is als het principe van de late regen, als het gevuld worden met het charismatische loon van de gnosis, in plaats van gevuld te worden met allerlei rommel van de tandarts. Dat is nogal een verschil. Het is daarom ook een dualiteit. Alle dingen hebben twee kanten. Eerst moet Tephnut daarom een soort zondvloed brengen, want ook de zondvloed was een uitstorting van het Tephnut principe. Hoofdstuk 17. Het "Ik Ben" Principe van de Demonologie Spreuk 339 van de Pyramide Teksten van het Oude Rijk : In de woestijn leidt het Shu en Tefnut principe, oftewel Ezau en zijn vrouw(en), de ladder tot de kern energie van de psychologie, tot de honger en de dorst opdat er eerst wordt losgekomen van de voeding van de lagere wil. In dit proces sterft de lagere wil dan ook af, opdat het morgen-brood, het manna, van Shu en Tefnut ontvangen kan worden. Het is het goddelijke voedsel, het beeld van openbaring. Het metaforische spijsoffer in Leviticus betekent in de grondtekst in principe gewoon "naakt" komen tot God, wat de betekenis is van het fijne meel. Naaktheid is een abstractie van openbaring, omdat zo de bedekkingen zijn weggeschoven. Naaktheid is dus een metafoor van iets profetisch. Wanneer Yah-Shu, Yeshua, in het Nieuwe Testament zegt dat hij het brood des levens is, dan komt dat rechtstreeks uit de Pyramide Teksten. De brood-mysteriën leefden al volop in het oude Egypte. In het Aramees is Tefnut getranslitereerd als Tw-ndd, Tw-Nod. Tw, taw is merkteken, en ndd is doen ontwaken door piercings, steken. De Tw is ook de laatste letter van het Aramese alfabet, zoals Yah-Shu zegt in Openbaring 22 : Ik ben de alaf, de eerste, en de taw, de laatste, het begin en het eind. De tw (Tav, Taf) is ook een kruis, waar de latere westerse T vandaan komt. De tw is de Semitische omega, de afsluiter. In de Pyramide teksten, in spreuk 254, komt Tefnut voor als de slangenstaf, wat ook weer terugkomt in de Mozes mythe. De slangenstaf, en ook de opgerichte staf in de woestijn, is een beeld van de installatie van de wet. Er moet een balans zijn tussen worden en zijn. Zoals Yah "worden" betekent, zo is de "Ik Ben" die Mozes ontmoette het "zijn". Dit gaat heel diep, en houdt zelfs assimilatie in, maar dan door het kruis. De mens lijdt onder de vijand, om zo vermengd te worden met de vijand om de verloren elementen over te nemen, en het kwade ten goede te keren. Aan het

kruis werd Yah-Shu de dood en zonde gelijkvormig, zowel als een spion en als herschepper. YahShu werd gelijk aan de vijand, de tegenstander, door het kruis, smolt er geheel in over, en werd zelf tot satan, maar dan op een hele andere manier. In het Oude Testament worden God of de engelen soms ook tot satan in de grondtekst, omdat het een neutraal woord is van iets wederstaan, als tegenstelling. Het gaat er dus om dit goed in te vullen. Wij moeten komen tot de Ik Ben, en dan kunnen we de naam van onze vijand erachter zetten, wat een mens kan zijn, of een monsterlijk probleem of wat dan ook. Het zijn losgeraakte onderdelen van ons die corrupt zijn geworden, en die we weer moeten terugclaimen. De Ik Ben is dus belangrijk in de demonologie, in de strijd. Ik Ben ... en dan kunnen we het hele rijtje afgaan van mensen en geesten die ons onrecht hebben aangedaan. Laat iemand anders het niet zijn, want dan ga je eraan. Wees het zelf en gebruik het ten goede, door het kruis. Assimileer het en gebruik het ten goede. Dit thema komt telkens weer terug in de tweede bijbel, en ook in de Egyptologie en de grondteksten van de bijbel. Ook komt dit voor in de Dorga theologie van het pre-atlantische tijdperk, het tijdperk van de natuurmens. De Ik Ben is een machtig wapen in de strijd. In het Egyptisch is dit de N'k. Zo worden de poorten tot de parallel werelden geopend. De Ik Ben is de sleutel. Het Kwaad is verdraaide goede principes die hun timing hebben verloren en hun oorspronkelijke hierarchieën en volgordes. Het Kwaad is de cryptiek van het Goede. Het gaat dus om het ontwaken in de Ik Ben, in de baarmoeder van Tefnut, de kern energie van de demonologie. De woestheid is dus scheppend en herscheppend, en ook weer ordenend, verdiepend, als een dualiteit, en niet een onbeheerste, overextreme, eeuwige aggressie zoals bij de fundamentalistische christenen, maar ook zij dragen een stuk van cryptische waarheid wat begrepen moet worden, dus ook zij moeten toegevoegd worden aan de Ik Ben. Ik Ben hen. Ik dring door tot hun goddelijke zaad, tot hun goede parallel. Ik ben hen. Je kunt ze dus desnoods naam voor naam gaan opnoemen. Jij bent ze allemaal. Het zijn delen van jou, losgeraakte stukken potentiele gnosis. Het is zaad waarmee gewerkt moet worden. Dit komt ook diep terug in de hindoeistische leer. Mozes kwam tot deze kern energie toen hij de brandende braamstruik ontmoette waarin Ik Ben verscheen, als de Tefnut moeder, de kern van de moeder. De braamstruik stond in brand, maar werd niet verteerd. Ditzelfde soort vuur wordt beschreven in het IJsroosje sprookje van de tweede bijbel. Mozes moest zijn gelaat verbergen want hij kon het niet aan, het was te intens. Ook ik kon er niet te lang naar kijken in mijn droom toen ik de kern energie van de Nod moeder zag (Tfnt). Het was zo wonderlijk dat het ondragelijk was. Ik kon het alleen verdragen in kleine beetjes. Ook als kind heb ik verschillende ontmoetingen met de moeder God gehad, en dat terwijl ik zwaar orthodox was opgevoed met alleen een vader God. Een moeder God was dus in principe onbekend voor mij in mijn opvoeding, maar Zij riep mij door donder en bliksem. Een heleboel dingen begreep ik niet. Van alles wat ik heb meegemaakt heb ik nog geen 1% aan de mensheid verteld. In ieder geval riep Zij mij bij mijn naam, als het Ik Ben principe. Voor de orthodoxe christenen is dat vaak : Ik Ben Niet, want voor hen is het altijd iemand anders die het moet zijn. Zij schuiven graag alles af. We hebben te maken met een diepe natuurlijke technologie van het zijn. Het is zeker niet simpel en makkelijk. Veel gevaren liggen er op de loer, die al uitgebreid besproken zijn, en waarmee verder gegaan zal worden. Elke vijand stelt een bepaald verloren wapen van je voor, wat je weer terug moet nemen, op waarde moet leren schatten. Elke vijand representeert een gestolen deel van jou. Het is van jou. Je bent het zelf.

Hoofdstuk 18. Puzzelogie Het "Ik Ben" principe wordt vaak overmatig en ongebalanceerd gerepresenteerd door India, en al helemaal door westerse New Age groepen die hier een soort van snelkookcursus zelfvergoddelijking van maken, vaak voor een bepaalde markt. Het is de "feel good" generatie, en er wordt zo overmatig "positief" gedacht dat er helemaal geen plaats meer is voor de demonologie. Het alarm is dus overboord gekieperd, en zo komt men in een soort van parasitaire realiteit, een illusie van vretend licht, een verschrikkelijk gulzig gedrocht wat over de steden heerst. De natuur wordt verloochend en ontkend met al haar principes en processen. Het is een heel oppervlakkig hindoeisme geworden, losgesneden van al haar sappen, terwijl van oorsprong het hindoeisme zwaar demonologisch is, waarvan de schatten nog steeds diep opgeborgen liggen in India. Oppassen geblazen dus, want de kruisloze Ik Ben is een valse Ik Ben, een kermis opblaaspop. Spanje is een stuk losgeslagen demonologie wat daarbij hoort om de boel in balans te houden. Ik houd van de Spanje-India link, waarin Spanje als het raadsel van Shu en Ezau is. Over de Spaanse brug kan men zo veilig tot India komen, tot de kern energie van de Ik Ben, de Tef van Nod (tfnt). Dit heeft dus een diep Egyptologische context. Zonder Egypte zou de Spanje-India link in de fik vliegen. De Egyptologie heeft zich verder ontwikkeld door de Aramese en Hebreeuwse grondteksten van de bijbel. Door het Ik Ben principe van de demonologie is het ook van belang de Spanje Code te begrijpen. Spanje is een beeld van Shu (Ezau) in gevecht met de stier van de chaos van de lagere wil. Spanje op zichzelf, als materiële entiteit, leeft in diepe hekserij door dit alles te verletterlijken en te dramatiseren. Ik Ben Spanje is dan een roeping terug te gaan tot de metaforische demonologie van Egypte en India. Het Hebreeuws-Aramese Judaïsme en christendom kan dan begrepen en op waarde geschat worden in deze context. De valse, overmoedige Ik Ben is een parasiet genaamd Kua. Zij heeft de realiteiten van de gnosis nagebootst en verdraaid. Zij troont op illusies met een hoofd als een waterzon, of ijszon, hebbende een hart van ijs. Om haar draaien alle parasitaire planeten die met haar dineren in haar dinerzaal. Zij is de verdraaide gnosis door de Arcturische lens. Zij troont in het materialisme als een heks. Haar hulpje is een leprechaun genaamd Tameer, die soms verschijnt als een varken met een arendskop. Hij doet verkrachtingen door implantaten, neemt wat hij wil en is dan weer weg. Het is een zwaar ziekelijke parasiet, als een afbuiging door de Arcturische lens (prisma). Deze valse geest van implantatie (gedwongen) heeft het "snode" materiaal gebrouwen en vervaardigd. Zij werken niet alleen in het medische systeem, maar ook in het rechtssysteem en het schoolsysteem. Deze valse Ik Ben kan zich niet in de ander verplaatsen, maar heeft zich gewoon boven iedereen als God aangestelt, als een dove heks. Als Shu (Ezau) dienst doet in de hal van Ma, dan wordt hij Shama, Samuel. Samuel stelt David aan als koning over Israël, als een ander deel van hem, zoals Ra in Aser, Osiris, veranderde, de koning van de onderwereld. In de Psalmen zien we de lijdensweg van David beschreven tot aan het kruis toe in Psalm 22 : 2 Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, bij de woorden van mijn jammerklacht? 3 Mijn God, ik roep des daags, en Gij antwoordt niet,

en des nachts, en ik kom niet tot stilte. 17 Want honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren. 19 Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. Ook spreekt David volop over zijn opgeslotenheid, zijn kooi. Er zijn vele parallellen met Aser, Osiris, S.R, waarin S, Shu, tezamen komt met R, Ra. De S is in het Matriarchische alfabet in het pre-dorgische tijdperk de proza, die een opslagplaats van de gnosis is. De R is in dit alfabet de psalmen, als de liturgische smeedkunst, wat allereerst gewoon literatuur is, en niet per sé gezongen. Het koningschap van David was één van de grootste evenementen van het Oude Testament, wat zelfs in het Nieuwe Testament gebruikt werd in het Jezus verhaal, die zal zitten op de troon van David. Er zal dus een brug zijn tussen de proza en de psalmen. Het is opmerkelijk dat het hele Mozes verhaal al in Egypte bestond. Mozes is in het Hebreeuws Mosheh, van het Egyptische M'sha, het opensplijten, wat Mozes ook deed : hij splitste de zee open. Ook betekent M'sha een doortocht. Het heeft de Egyptische m's wortel, van voortleiden, wat Mozes ook deed met zijn volk. Shu was ook degene die splitste. Hij splitste de aarde van de hemel. Mosheh komt van Ma-Shu, de wet van Shu, wat in de Hebreeuwse mythe gestalte krijgt in Mozes die de wet ontvangt en brengt tot het volk. Hij moet het volk door de woestijn, door de wildernis, leiden tot het beloofde land Kanaan, KNN, wat komt van de Egyptische knn, wat vochtig en riet betekent, en van kanu, wijngaard, tuin, riet. Khen is waterbron in de woestijn, als het diepste deel van het lichaam (khenu). Het is het meest heilige van een tempel. Ook is het een marktplaats. Khen is een Egyptische god. De Khena is de kooi en de vergetelheid, de eenzaamheid in de afgezonderdheid. Het is een vorm van ra als het Egyptische Khenra, wat opgesloten in de kooi betekent, of ra in de kooi, waarin hij dus ook loon ontvangt, als een hemelse marktplaats. De "khenru" zijn de eenlingen. De KN wortel (khn) is in het Egyptisch de afgezonderde en afgesnedene, wat in de Hebreeuwse mythe gepersonificeerd werd als Kain (Qayin). De khenr, khenr zijn de weggenomenen, de 'vernietigden' en de 'verlorenen'. Hobel, Abel, werd ook RA genoemd in de Hebreeuwse grondtekst, en werd door Kain 'omgebracht'. KN is het gehele pad van kooi tot woestijn tot loon, water, wat de mens in zichzelf moet ontdekken. De mens moet dus tot KN ontwaken. Het is de ontwaking van Kaïn, wat gebeurt in het zevende uur van de nachttocht door de onderwereld, het uur van de wet van Kain (kaen-moat). In dit uur ontmoet Ra de god N'K (anku, ankh), wat staat voor "Ik Ben", die Mozes ontmoette in de brandende braamstruik. De god N'K bindt de heilige touwen zo goed vast dat er geen ontsnapping van kan zijn. Het is een god (principe) van eeuwigheid. Door het Ik Ben principe worden zo niet alleen de heiligen in veiligheid gesteld, maar wordt er ook door de god N'K zo afgerekend met de vijanden van Asar, S-R (Osiris), oftewel met de vijanden van de proza en de psalmen. Kain was de landbouwer, zoals KN, kenu in het Egyptisch graan betekent, en het zevende uur van de nachttocht, KN-MT, de wet van Kaïn, over graan gaat. Zowel in het Egyptisch als het Hebreeuws is graan een beeld van openbaring, het begrijpen van het Woord. De Egyptische KN wortel (qn) is de overwinning en de voleinding, wat dus gewoon het verstaan betekent. Zowel in het Egyptisch als het Aramees is het een woord voor priester. Het gehele boek Leviticus is in die zin gebaseerd op het KN, Kaïn principe. Het leidt helemaal terug tot het vrouwelijke principe KN, qena, in het Egyptisch, wat borst betekent. Ra (Hobel, Abel) daalt in de onderwereld, sterft aan zichzelf, door het Kaïn principe, en komt zo tot de borst (kn, qn) van Nod. Ook is de KN wortel vermenigvuldiging (qn), waardoor het Ik Ben-principe geinstalleerd kan worden, N'K.

De mythe van Jael en Ciycera, Sesera (ssr, sr), is weer een van de vele voorbeelden van Israël die put uit de oorspronkelijke Egyptische mythe van Osiris, Aser (sr). Aser werd door Seth in een kist gelokt, en nagelde toen de kist dicht, zoals Jael het hoofd van Sesera nagelde. In het Aramees ging het hier om een inwijding in de geheime leer, wat ook in de Egyptische mythe de achtergrond is. Seth is de wildernis, en hiertoe moest Osiris ingewijd worden. Jael wordt nth, ntt in het Aramees genoemd, oftewel Nut (Nod), de moedergodin van de onderwereld waardoor Ra een tocht moest maken (Richteren 4). In de bijbel worden vrouwen vaak zo genoemd, als beeld van deze Egyptische oergodin. Zij is een inwijder. Het is geen letterlijke dood. Omdat het christendom al deze mythes heeft verletterlijkt is er nog steeds zoveel drama in de wereld. Alleen als de mens het doorvertaald tot de diepte ervan zal de mens tot het paradijs kunnen terugkeren. Er is dus nog veel te doen voor de mens. De mens blijft op het moment nog steken in deze cryptogrammen. Jael betekent in de wortels de hemelvaart, het geven van betekenis. Dit gaat door in de tweede kleine profeet met practisch dezelfde naam, Jael of Joel. De mens komt dus door de Hes-ervaring van het "verdrinken", de vermenging, waarvan ook het "gemengde huwelijk van Hosea en Gomer" een beeld van is, tot de tent van Jael in het boek Jael, Joel, waar de mens wordt ingewijd door de tentpin in het "hoofd". Het "hoofd" is slechts een metafoor van het begin in het Hebreeuws. Dit betekent dus dat de mens terug moet gaan tot de wortels. Hoofdstuk 19. De Jeremia Ervaring Als we kijken naar de Westerse bijbel, dan zien we dat het is opgedost met veel flair tot een product voor de markt, maar de oorspronkelijke Hebreeuwse en Aramese manuscripten hadden geen klinkers en geen leestekens. Vandaar dat het belangrijk is om terug te gaan naar de oorspronkelijke medeklinkers om deze cultuur te begrijpen, want de rest is er dus allemaal bijverzonnen. Jezus betekent "Jehovah is redding, opname van het strijdveld", yehowshua, Hebreeuws, Yah-shua. Jehovah, of de afkorting Jah, betekent worden, zijn, en vallen, als de gevallene op het strijdveld die aan zijn ego gestorven is. Shua is dus gewoon een Hebreeuws woord, wat achter Yah werd gezet, als een eigenschap. Shua is ook de zesde zoon van Abraham, die hij kreeg met Ketura, nadat Sara stierf. Het was de jongste zoon van Ketura. Uit hem voort kwam de Arabische stam van de Shuhieten voort. Bildad, één van Job's vrienden, was een Shuhiet. Shua betekent vernedering, zinken, verdrinken, depressie, sloot. Yah-shua betekent dus ook "de verdronkenen die opgenomen zijn", waarvan de Orionse vissersgodinnen een beeld zijn die de "verdronkenen aan hun ego" opvissen uit de wateren van de onderwereld, wat ook weer verbonden is aan de waterdoop. Jezus is dus niet zomaar een wachtwoord, maar in de diepte een proces van het verdrinken van het ego, waardoor de geheiligde ziel uit het water getrokken wordt, wat de Orionse mythologie achter de valkyries is. Ook Mozes is hiervan een Messiaans beeld als de "uit het water getrokkene". We noemen dit in de gnosis de Jeremia ervaring, van Jeremia 20. In vers 7 in het Aramees en Hebreeuws maakt hij duidelijk dat God hem "misleid" heeft, "bedrogen", "verleid". Dan zegt Jeremia dat God te sterk was en hem heeft overmocht. Jeremia kon geen kant meer op, en dat gebeurt als het ego verdrinkt en de vis in het net terecht komt, als een beschrijving van de opname. Jeremia verzette zich hiertegen, maar zonder resultaat (:9). Een ontwaking valt niet tegen te houden.

Het is een natuurverschijnsel. "Als God ons roept" in de metaforiek, als ons ego is verdronken, dan kan het niet gestopt worden. Daarna zegt Jeremia : "Vervloekt zij de dag waarop ik geboren ben; de dag waarop mijn moeder mij baarde, zij niet gezegend." (:14) Jeremia was zwaar depressief, oftewel afgezonderd van de matrix. Hij telde zijn vlees niet. Hij was apart gezet, en vervloekte het lagere aardse leven, zijn lagere aardse zelf. "God verdoem mij, mijn ego" ligt op dezelfde golflengte. In het Aramees vervloekt hij zijn opvoeding. Ook vervloekt hij het daglicht. Het is niet eens zo zeer dat hij de dag waarop hij geboren werd vervloekte in het Aramees en Hebreeuws, maar zelfs zijn hele leven. Ook heeft hij het in het Aramees over zijn leven in de stad, wat hij vervloekt. Jeremia, Yah-rm, betekent "uitverkoren door yah, het vallen (van het ego)", als de Hebreeuwse uitverkiezing die parallel loopt aan de Valkyrische Germaanse uitverkiezing. RM betekent de opname in het Hebreeuws, als een offer. Jeremia wordt de wenende en klagende profeet genoemd, en traditioneel was Jeremia de schrijver van het boek Klaagliederen. Dit is ook wat de RM-wortel betekent in het Egyptisch : wenen, klagen. RM betekent ook tranen, en vis. RM is het menselijke ras. RM is één van de vormen van Ra, als de wener, de klager. RM is een Egyptische vissersgod, en betekent ook de opname, tot een hoger niveau komen. RM-ra, of ra-rm, als een Egyptische vorm van yah-rm, is ook een vorm van de krokodillengod Sebek, een Egyptische watergod. Het water kwam voort uit zijn zweet. Hij is verbonden aan de bescherming die de zusters Isis en Nepthys geven, en helpt bij de geboorte. Ook is de rm wortel de leeuw, rema. In het Grieks komt de rema als het gesproken, profetische, woord, van rheo, uitgieten. Jezus sprak dat de mens niet alleen van brood moest leven, maar ook van rhema, rm, als het woord van god, yah-rhema, oftewel Jeremia. Romeinen 10:17 noemt "rhema" als de brenger van het horen. In Efeze 5:26 moet de mens gewassen worden door de rhema, rm, zodat het metaforische hemelse "huwelijk" kan plaatsvinden (de verzoening tussen de mens en zijn hogere zelf). De rhema, rm, is ook een gezegde, een metafoor, een gelijkenis : Lukas 2:49-50 En hij zeide tot hen: Waarom hebt gij naar mij gezocht? Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen van de hemel ? En zij begrepen het gezegde, rhema, niet, dat hij tot hen sprak. Ook in het Aramees is de RM de hoogte, de heuvel, verbonden aan Rimmon, de Syrische god van de donder, storm en regen, van Damascus (vgl. Damascus ervaring van Paulus, ook genoemd Had, Hadad, HT, de god van het bloed-orakel, oftewel van het ontvangen van het profetische woord door het doodbloeden van het ego. Dit leidt helemaal terug tot de Orionse Hiti stam. Het Jeremia verhaal heeft dus hele diepe wortels in andere culturen. In de mythologie moest de orakelgod HT het zevenkoppige zeemonster Lotan verslaan, de voorloper van Leviathan. Dit gevecht komt ook weer terug in het boek Openbaring. De Griekse rm, rhema, het profetische woord, het woord als orakel, komt dus van rheo, gieten. Gieten heeft in het Aramees de betekenis van het roddelen, het spreiden van geruchten, sd (st). Het komt veel voor in Leviticus, het boek van de offerdienst. Het is een natuurverschijnsel aan de voet van elk probleem, dat alles verdraaid en omgedraaid wordt. Dit zijn de voorhangsels van de tabernakel om de mens te testen wanneer hij tot de kennis komt. De offerdienst is een metafoor van de opname, waarin het ego moet doodbloeden. In de opname moet dus alles emaneren, uitgegoten worden, tot lagere vormen gaan, anders is er geen brandstof voor de opname, en geen beveiliging. Juist ook door die emanatie ontstaat er afzondering. Als de mens een profetisch woord ontvangt, dan mag de mens dit niet als een dolle bezetene gaan rondstrooien als parels voor de zwijnen, maar de mens moet zich gaan bezig houden met de architectuur. De bijbel is een roddelblad van die tijd, allemaal "dark humor", barbaarse mythologie. Het zijn duistere gezegdes, en de mens moet er mee klaarkomen. Als de mens "opgenomen" moet worden, dan betekent dit allereerst de opname tot een

diepere betekenis van deze dingen. Alles moet dus in lagere vormen omgezet worden opdat er voldoende brandstof is om weer tot hogere niveau's te komen. Hoofdstuk 20. Jeremia en de Krokodil Ra ging met zijn bootje over de wateren van de onderwereld, door de baarmoeder van zijn moeder Nod, Nuwd, en veranderde op een bepaald punt in RM, de klager, de wener, de vissersgod. Hij was in zijn afu-lichaam, oftewel zijn nachtlichaam (ova, jehovah), en hij zag alles tot lagere vormen komen, en hij weende en klaagde daarover, en werd RM (jeremia). Juist dit zou het geheim van zijn opname worden. Zijn "ego", zijn lagere vormen, was hiertoe de brandstof. Dit is een heel diep proces, en gaat eigenlijk alleen maar dieper. Dit was in zijn Sebek-krokodillenvorm. Hij moest nu ook de lagere vormen van zijn ego verslinden, om daarin diepte te vinden. Dit is een exegetisch proces (exegese = schriftuitleg). We zien hier Sebek en Ra kruizen, en het resultaat is RM, Jeremia. De krokodil is een exegetisch dier. Hij heeft een lange bek, als beeld van het komen tot de diepte van het voedsel. De brandstof moet omgezet worden. Hierin ligt dus een taak opgesloten voor de klagende, wenende mens. Het klaaglied moet ergens toe leiden. Het is het liturgische spijsverteringsproces. De krokodil zit zwaar in het harnas. De krokodil staat voor discipline, geduld en timing. Kom nooit tot de krokodil voordat het daarvoor tijd is, want hij grijpt je. De mens mag geen schrokop worden wanneer het komt tot exegese, de doorvertaling, de verwerking. Allereerst moet de mens het lijden leren aanvaarden, en geduld oefenen, wachten op rhema, het profetische woord, wachten op yahrhema, jeremia. De mens mag de natuur niet forceren. Eerst moet de mens de diepte in. Eerst moet de mens zien hoe alles tot lagere vormen gaat. De mens wordt in de diepte gezogen, en er is niet veel wat een mens kan doen. Ook Jeremia kon dit niet tegenhouden. Hij moest leren leven met spot en smaad vanwege de boodschap die hij bracht. Het brandde als een vuur in hem. Er moest brandstof zijn, dus vandaar dat Jeremia tot de lagere vormen moest komen, om daardoor omsingeld te worden, contact mee te hebben. Hij hield er niet van, maar het moest, anders zou hij geen brandstof hebben voor zijn vuur. Jeremia was een krokodil, een Sebek. Jeremia moest de emanatie onder ogen komen. Hij vereenzelvigde zich er niet mee, maar hij gebruikte het wel. Jeremia moest het vuur brengen. Jeremia was het profetische spijsverteringskanaal. Sebek, sbeq, betekent vergaderen, samenvoegen, in het Egyptisch, als de samenvoeger van het lichaam van Aser, Osiris. Dit is dan ook wat de exegese doet, namelijk tot de diepte en etymologie (wortelkunde) van de teksten gaan, en zo de verbindingen zien met andere teksten en culturen, waardoor syncretisme ontstaat. De krokodil is dus een belangrijk beeld van de verzoening van de culturen, waardoor het exclusieve, elitaire, racistische, kerkelijke ego sterft. Hoofdstuk 21. De Jeremia Put In een droom was mijn geestelijke Egyptische moeder, Neith-Isis, bezig alle ramen en deuren te sluiten. Er waren terroristen van Orion aan de gang, van het lagere Orion. Ik zag dat ze een klein raampje vergeten had dicht te doen. Ik vroeg of het kleine raampje dan niet dicht moest, maar volgens haar hoefde dat niet. Waar Sebek, de krokodil, en Ra op zijn boot elkaar kruizen, daar verandert Ra in RM, als ra-rm, of in het Hebreeuws ya-rm, Jeremia. Hoe werkt dit precies ? Hiervoor moeten we gaan kijken naar de

wortels van Sebek in de Egyptologie. De bak-wortel is het graveren. Bak is de god van de letters, en ook een klagende god. De BK (bek) wortel is de ladder, de trap. Ook Bak is een ladder. Net zoals de RM wortel betekent de BK wortel het wenen en het klagen, en ook weer vis (bg, bk). BK is ook verbonden aan het afdalen in de onderwereld. Juist in de betekenis van ladder, trap, afdalen en opkomen, is dit het emanatie proces, van hogere tot lagere vormen komen, om verbinding te maken, om een klankbord te hebben, en zo ook weer te komen tot verdere evolutie, van laag tot hoog. Sebek, of BK, heeft in die zin geen smetvrees, maar gaat gewoon de diepte in van alles. Dat is ook wat de definitie van de natuur is, als diepte. De natuur is de tedere, diepere wortel van alle dingen, dat wat verborgen wordt gehouden. BK als beq was een god van de dageraad die de boot van Ra voorttrok door de onderwereld. Dit zijn allemaal wortels van de Sebek-krokodil, en dit is de taal van de wildernis, want daar draait de gehele BK-wortel van Sebek om : de letters. Het is een tocht door het alfabet, en het alfabet spaart de mens niet. Elke letter heeft een functie. De taal heeft veel macht en kan het volk in een gevangenschap houden. De taal beslist de betekenissen. Vandaar dat het Jeremia mysterie een groot mysterie is, en heel diep gaat. Op de Jakobsladder gingen de engelen zowel op als neer, wat ook weer een beeld is van het emaneren en evolueren, en wat bij Sebek hoort, en waarom Sebek doet klagen, zoals bij Jeremia. Ook Jezus moest emaneren en tot het kruis komen, tot het klagen, en zo ook de engelen die afdaalden tot de aarde. Dit is hoe het alfabet werkt : alles wordt verwerkt door taal, en door de taal komt de mens tot de diepte. Waar Sebek Ra kruist komt Ra tot de heilige taal. Dit is dus Sebek-Ra of Ra-Bek, één van de vormen van Ra op zijn tocht door de onderwereld, als Ra, de klager, de wener, de RM, die Jeremia was in het Hebreeuws. RaBek, als Ra, de god van de letters, als een diepere wortel van Ra-Sebek, is Rebekkah in het Hebreeuws, de moeder van Jakob en Ezau. Jakob en Ezau vochten al met elkaar in de moederschoot, als een beeld van Jakob die moest leren emaneren. Jakob moest tot de diepte van Ezau komen, tot de diepte van de aarde. Dit gevecht in de moederschoot was al de Jakobsladder. Jakob moest dus de onderwereld in. Verder met de droom : Ik was dus met mijn geestelijke Egyptische moeder, Neith-Isis. Buiten waren de terroristen aan de gang, terroristen van Orion. Zij spraken de taal genaamd Orionix, ook wel het Sovard genoemd. Ze waren als buitenaarde mollen die ook stekels konden opzetten, ook electrisch, als egels. Die mollen konden heel groot en lang worden. Ze werkten met de Fjork chip, gedwongen implantaten, in de hersenen, de monden en de botten, als tandartsen. Het was een tandartsen-cultus, maar het doel was het bedwingen van de monden, als de taalpolitie. Taal is een gevangenis. Ook zij waren de Jabbok overgegaan, aan de linkerkant, als een valse reflectie, waar ze hun nederzettingen hadden gezet in de Èrk woestijnen, zelfs tot over de Jordaan tot in het Jaelgebied. Hoofdstuk 22. De Wijnstok van Jeremia De BK-wortel van de Sebek-krokodil in Afrika : Buk of Abuk, Abek (bk) is de eerste vrouw in Zuid-Sudan en Ethiopië mythologie, als de "Eva", en tegelijkertijd de godin. Zij is een riviergodin van de vruchtbaarheid, die de regen heeft voortgebracht. Zij wordt ook wel de luipaarden-godin genoemd en het luipaard van de nacht. Zij is de bron van het leven, net zoals Eva de "moeder der levenden" is. Het luipaard heeft vlekken als gebroken cirkels, wat een Vur-principe is. Dit is tegengesteld aan de christelijke "zonder vlekken" bruid, die vol met smetvrees staat te pronken in de stad over hoe vlekkeloos zij is, omringd met chemische schoonmaakmiddelen. Zij heeft zelfs haar troon in de

tuinen en in de natuur. Maar de natuur betekent diepte, en de mens moet niet zomaar de natuur in, maar komen tot de woeste wildernis, zonder smetvrees. Als de mens zonder vlekken en kleerscheuren door de wildernis wil gaan, dan kan de mens beter thuisblijven. De mens moet afdalen in de onderwereld, en niet te keurig, correct en compleet zijn, want vaak is dat voor de markt, de ongebroken cirkels, alles pico bello in orde. De natuur kennen zij niet. Zij hebben een stadse natuur gemaakt, en zijn nog steeds ommuurd. Het zijn de park-christenen, of park-atheisten. Ze komen de stad niet uit. Ze aanbidden de schoonmaakmiddelen. De mens moet dus afdalen in de wildernis van de onderwereld, tot het vaagheids-principe, het principe van het halve, waardoor de mens kan groeien. Als alles te vast en duidelijk wordt, dan sterft het inzicht van de mens af. Dat is de natuur van het ego. De luipaard met zijn vlekken van gebroken cirkels gaat hier dus tegenin. Alleen zo kan er een nieuwe taal komen. De luipaard emaneert, en rent zo de stad in, om het ego te doden. Buk is omringd met luipaarden, als de watergodin. Zij communiceert door dromen en verkiest zo hen die daadwerkelijk zijn afgedaald tot de gebroken cirkels, haar "luipaarden". Hierom moet Jeremiah de put in, en hierom moest Jakob tot Ezau komen, zijn wildernis deel. Zoals boek 109 in de Vur spreekt : VUILE PAARSE BLOEMEN VUILE PAARSE BLOEMEN 1. Vuile paarse bloemen groeien langs de kant van de grote rivier, Met vuile gezichten staren ze ons aan, Bedekt met modder 2. Zij zijn één met de natuur, Zo is het altijd geweest 3. De brug over de rivier komt nooit aan, maar leidt ergens anders heen, In het midden heerst altijd de mist, Deze twee landen kennen elkaar niet, De brug heeft hen nooit de waarheid over elkaar verteld 4. En vuile paarse bloemen groeien aan de waterkant, Met hun vuile gezichten kan het hen niet schelen, Ze bewaken het mysterie, In de rivier verdwijnt alle tijd Ook in het Aramees is de BK wortel het klagen en wenen (bkw, bky), verbonden aan het water, het afdalen in de diepte. De Afrikaanse moedergodin Buk komt als Rebekkah in het Judaïsme, de moeder van de Jakob-Ezau dualiteit, het beeld van het zoonschap van de gebroken cirkels. Ezau moest van het kommetje bloed drinken als een beeld dat hij diep genoeg was geëmaneerd opdat zijn ego zou sterven, als het komen tot het morgenrood. Hij kwam van een diepe tocht door de wildernis. Het is een beeld van de Jeremiaanse put. Als het niet diep genoeg gaat, dan komen wij nooit aan. We spreken dus over de wijnstok van Jeremia die terugleid tot de baarmoeder van de godin, van Buk, van Rebekkah. Jeremia moest leren leven met de Jakob-Ezau dualiteit in hem. Jeremia kwam in een strijd, een strijd met de taal van de goden van het directe, het letterlijke, maar waarin zij ook hun agenda hebben verscholen. Zij hebben hun eigen, valse, diepte. Hij raakte in gevecht met de Sovard geesten van de Fjork chip, van het lagere Orion, de geesten van het Orionix. Hun vlag is de letter "N". Deze letter is ook wel genaamd de Enix. De rechterhand van Enix is de

letter "K", de Klaru. De K in het Orionix is een gekantelde K, 90 graden naar rechts gedraaid. Hoofdstuk 23. Jeremia en de Rode Kroon van Noord-Egypte De BK wortel van de Sebek-krokodil wordt ook gebruikt voor de wachter van het derde uur. In het Amduat boek, in het derde uur van de nacht, is de Khepri kever van goud, als een teken dat al het vuil is verwerkt tot zaad. Het uur begint met de roeiers op de wateren van Osiris, Aser (Suri, Orions). Het gebied heeft een lengte van ongeveer 309 mijlen. Osiris, Aser, geeft ordes aan de schaduwen. De nema is het op en neer gaan van het water van Osiris, als aser-nema, of suri-nema. Nema is ook de roep van de overwinning (nema, nhm). In de Afrikaanse mythologie is Nema, of Nyami, Name, een riviergodin die water in bloed verandert, wat ook een teken is van het sterven van het ego. Dit is dus in diepte waar Suri-Name voor staat, wat ook weer terugkomt in het boek Openbaring en het wonder te Kana. Veel van de Afrikaanse goden zijn overgewaaid naar Suriname. Het derde uur gaat over de dief die grijpt in de nacht, wat ook voorkomt in Openbaring, en wat een beeld is van de ekster, het draaien van gezichtspunt, op en neer. Vandaar dat de mens ook steeds moet emaneren. Deze leidt tot de plaats waar de klaagliederen zijn, de RM, in het derde uur van de Amduat. Dit leidt tot de plaats waar de B-zielen hun geheimenissen spreken, en waarvanuit hun schaduwen gaan, om te klagen, en om de overstroming van het water te brengen. De gouden kever komt voort vanuit de wateren en het verborgene. Het leidt allemaal tot Osiris in het derde uur die ook Orion wordt genoemd. Osiris, Orion, draagt de rode kroon van Noord-Egypte, wat in het Egyptisch de kroon van mirre is, van de woestijn, en de kroon van de klaagliederen. Mirre is in het Egyptisch namelijk een beeld hiervan (aan, ugam-uga). Hoofdstuk 24. Numeri De ergste vijand van de christen is niet satan. Zijn ergste vijand is kennis. Daar vecht hij uit alle machtt tegen, dagelijks, iedere seconde van de dag, want wat de boer niet kent, dat vreet hij niet. De kennis zou hem ook van zijn troontje kunnen stoten, en daarom doet hij niets anders dan de kennis te bestrijden, onder het mom van dat hij strijd tegen satan. Satan is een neutraal Hebreeuws woord voor wederstaan en scheiden. Het heeft zijn wortels in de Egyptische taal, de moedertaal van het Hebreeuws. Stn betekent onderscheiden (s-ten, s-thn, sethenu) en is de witte kroon van het Zuiden van Egypte (stn, stenu), als de kroon van onderscheiding en afzondering (heiligheid, ijs). De kroon is bijna driehoekig, maar dan als twee tegengestelde golven die in elkaar opgaan en op de top een knop vormen. De Katholieke mijter komt daar ook uit voort. De stn was de afgezonderde, de onderscheidene (stn, stennu), wat ook de naam was van de witte kroon, ook wel sta genoemd, ook verbonden aan het golven, het op en neer gaan (stt, sett). De witte kroon is ook een beeld van de opname, van het ophalen van de vis (sta, setti). Toen het Noorden en het Zuiden verzoend werden kwamen ook de kronen samen, als de dubbele kroon, de skhemti, verbonden aan sekhmet, de leeuwinnengodin en dochter van Ra. In het Aramees : hokmet, wijsheid. De dubbele kroon is de kroon van wijsheid, van vertaling, de skhmt, de kroon over geheel Egypte. De witte kroon functioneert als een soort Jakobsladder, waardoor men door Nephthys, de godin van

de duisternis, afdaalt in de onderwereld, zoals Ra elke nacht, en zo komt tot de diepere betekenis van alles, als een opname. De witte kroon brengt afzondering en dan openbaring. Alleen door afzondering kan men de diepte ingaan en onderscheiden. Dit gaat door de rode kroon, de klaagliederen, de mirre, en dit brengt uiteindelijk een diepere vertaling met zich mee in de vorm van de dubbele kroon. We zien hier dus een stukje Egyptische technologie. Adam kwam tot de boom van onderscheiding van goed en kwaad, de boom van kennis, als tot de witte kroon, die hem dieper in de onderwereld zou leiden, door de rode kroon, de klaagliederen. Het Noorden en Zuiden van Egypte werd hier verzoend. Het is als een soort Egyptische urim en thummim. De mens moet zich diep genoeg afzonderen om te kunnen toetsen. De mens moet eerst loskomen van alles en onthechten, net als vogels die de leegte ingaan, en dan hun vleugels op en neer bewegen. De mens komt namelijk dan in de golven terecht, en bemerkt ook de gevangenschap, maar daar mag de mens in het hart afstand van doen. Zo leert de mens een andere taal. De mens krijgt zo het zicht van een vogel, zoals de witte kroon ook wel het oog van Horus wordt genoemd (of van Ra). Dit is ook het ijszicht, alles van een afstand bekijken. Zo mag de mens komen tot de oerbewegingen, tot de oerklok. Hierin is het Orionse ritme en rijm. Er zijn verschillende soorten rijmen. Rijmen is ook als je een bepaalde woord-structuur, een bepaald taalpatroon, weer terugvindt in een parallelle cultuur. Zo emaneert en evolueert alles, van laag tot laag, van cultuur tot cultuur, en betekenissen veranderen, worden verborgen of geopenbaart. Dit golvende proces van de Jakobsladder, van op en neer, is als het geestelijk leren ademen, en geestelijk leren eten, leren kauwen. Je lichaam moet het dan verteren, verwerken, vertalen, tot nut maken, als een beeld van de dubbele kroon. De troon is een beeld van het verborgene, het onbekende. De witte kroon manifesteert zich in het boek Openbaring als de witte troon, als een beeld van de hemelvaart, de afzondering. De rode kroon manifesteert zich als het tot bloed worden van de wateren, als het avondrood wat de nacht aankondigt. Hoofdstuk 25. De Egyptologische Wortels van David We zullen zien hoe die lijnen precies liggen tussen Egypte en Israel. Ze hebben veel met elkaar te maken en leggen elkaar uit. Het zijn twee belangrijke dynamieken in het klaar krijgen van de culturele puzzel. Hosea 1 1Het woord des Heren, dat tot Hosea, de zoon van Beëri, kwam, in de dagen van Uzzia, Jotam, Achaz en Jechizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israël. Beeri is de put die leidt tot de grotten van de hieroglyphen, de graveringen, wat metaforisch is voor de verklaring. Het betekent het graven (ba'ar). Het wijst terug op de verborgen Egyptische diepte van Israël, de Afrikaanse wortels. De god(in) van het Egyptische archief is Dwd (Thoth, Grieks), als de Egyptische wortel van David. De oorlogen van David zijn metaforisch voor het verklaren van de mysterieën. De Egyptische DI-wortel (dai) betekent het veroveren van land. Diwt betekent vijf delen of vijf stenen, wat ook weer terugkomt in het Israëlitische David en Goliath verhaal, waarin David vijf stenen neemt om Goliath te verslaan. Diwt is ook in het Egyptisch een troep, een leger, of bende van vijf, en het betekent schreeuw, gegrom en gegil (gejoel). De Egyptische dwyt wortel van David (Hebreeuwse wortel : Dwd) betekent de morgen, verbonden aan pr-dwt het morgenhuis

waarin men zich aankleed, optuigt, voor de dag, als een metafoor van het aandoen van kennis, het woord. Dwt is ook de onderwereld en de onderkamer beneden het graf. De dwtyw zijn de bewoners van de onderwereld, met de dw-wortel van vereren, aanbidden. De dwi-wortel betekent het roepen tot god in de afzondering. De dfyt-wortel betekent de penetratie. Het hele David-verhaal was dus al gecodeerd in de Egyptologie. De dw-wortel is de nacht. Dwa ntr betekende "het prijzen (dwa) van god (ntr)" wat ook weer een Israëlitisch beeld was van David die God loofde. De ntr dww was de morgen ster. De Egyptische D-hieroglyphen beginnen vaak met een hand, de letter D. In het Hebreeuws betekent David de gekoesterde, en heeft als Hebreeuwse wortel dwd, wat het spirituele vuur van de verzoening betekent, als het overkoken, als de tekenen van verzoening. Dit wordt metaforisch voorgesteld als de "broer van de vader", of vriend van de familie. De vader is de climax van de man, van het horen en gehoorzamen, oftewel de gevoeligheid, als de verbrokenheid van de man. Het is een zintuig. De broer van de vader, als de schaduw van de vader, is dan de houder van deze gevoeligheid, als een tester, een beveiliger. De wortel van dwd is overkoken, als de climax, wat ook terugkomt in de Egyptische d'f wortel met dezelfde betekenis, als een diepere Egyptische wortel van David. De dai-wortel van het veroveren van land, wat ook weer terugkomt in de david mythe, betekent ook veerboot over het water, of door de hemel. Het oorlog voeren is dus meer metaforisch voor het verkennen, het onderzoeken. De dai-wortel brengt het ook in verband met een kind die uitreikt naar de moeder borst. Met een M erbij, als in daim, komt dit ook voor, wat dan weer een wortelwoord is van het Hebreeuwse "dam", bloed, en ook van Adam, wat allemaal terugwijst op een kind die terugkeert naar de moederborst, door het trotse ego te laten doodbloeden. Het kind komt alleen terug tot de moederborst door "bloed". Dit heeft dus een enorme Egyptologische diepte. De dai of daim wortel betekent het verzetten tegen het ego, het doorboren. Er komt eindelijk antwoord, verklaring, in de Egyptische wortels van David. Dd betekent het spreken. Hier gaat het Kaïn mysterie verder, die door het afsterven van Hobel, de adem, oftewel door de gebondenheid van zijn spreken, de wachter voor de mond, uiteindelijk het pure woord aangeboden krijgt. Zo wordt Kaïn's mond geopend. Het ritueel van de opening van de mond van de dode is een belangrijke theologie in de Egyptologie, die een centrale plaats heeft. De Egyptische da-t(j) wortel is specifiek verbonden aan de boot van het zevende uur van de nacht, wat in de Amduat centraal gaat over de triomf over de vijanden van Ra en Osiris, iets wat ook weer terugkomt in de Hebreeuwse David-mythes. In het boek der poorten gaat dit uur over het komen tot het gebied van de Geb-palen waaraan de vijanden gebonden zijn om zo getransformeerd te worden, wat in de Egyptologie dus gaat om het komen tot diepere begrippen, als onderdeel van de etymologische exegese. Tot dit gebied leidt de da-t boot, de Egyptische davids-wortel. Het uur begint met het reinigen van de Ka, het Egyptische dubbel, of de dualiteit, het geestelijke. De letter K is in het Egyptisch de hieroglyph van de mand, als de houder. In de oertaal is de K een vissershieroglyph, een persoon met een net, als beeld van de literaire structuur van de educatie. Dan komen zij die door het zevende nachtuur gaan tot de diepte van hun Ka, K-bron. Zo kunnen zij hun armen gebruiken. Armen kunnen functioneren als ze hun gebruiksvoorwerpen vinden en aanwakkeren. Zo kunnen zij ook offeren, waardoor zij hun voeten weer kunnen gebruiken, en verder kunnen, door de woorden van Osiris (aser, suri). Zo worden zij ook gevoed door hun herstelde K-bronnen. Dan wordt de wet hersteld, zij ontvangen de veren van Moa(d) op hun hoofd, van de godin van de wet en de waarheid. In de begeleidende hieroglyphen zijn dit twaalf goden die een veer op hun hoofd ontvangen, als vlammen, wat ook weer terugkomt in het boek Handelingen waarin de twaalf apostelen de vlam van pinksteren op hun hoofd ontvangen op de pinksterdag, de tongen van vuur. Deze twaalf goden hebben de wet beoefend, en daardoor ontvangen zij de veer of de vlam. Ook zijn het die voor hun godin hebben gevochten (gestudeerd). Zij mogen nu de rust van de aarde ingaan,

om zo tot de tabernakel te gaan waar de grote godin de vijanden vernietigt (de onwetendheid). Op de boot komen zij tot de hal van de palen waaraan het ego, de onwetendheid, sterft. Er wordt hier gegrepen (ra), er wordt hier geperst (atum), er is hier geweldadigheid (chepri), er is hier vreselijkheid (shu), en er is hier nauwkeurigheid (geb). Er is hier verdrukking (osiris), en autoriteit (horus), opdat het goud naar boven zal komen. Het zijn beelden van het snoeien, vruchtdragen en oogsten. In het zevende nachtuur van de Amduat moet de dode de valse slang (van onwetendheid en valse kennis) "overwinnen", rangschikken, om zo te komen tot de mehen-slang van de heilige gebondenheid, zijn beveiligings-systeem en leidsraad. De slang is ook een Egyptische wortel van David, als dt (cobra), wat ook lier betekent, harp (dt, ddt), wat ook weer gebruikt werd in de Israelitische Davids-mythe. Zij die in de mehen-slang zouden komen zouden rust ontvangen, omdat het een goed beveiligingssysteem is. Dit is een eeuwig beveiligingssysteem wat alles voor eeuwig in de gaten houdt, en niemand kan ontsnappen van dit toezicht. Serket, de schorpioenengodin, de doorboorder (een Egyptische wortel van David), brengt de heilige adem. Zij gooit haar lasso om de nek van de slang. Dan komen er vier straffende godinnen met messen. De eerste is genaamd dm-dyt, als zij die hen van de da-t-boot weer terugbrengt tot de moederborst. De vier godinnen zijn degenen die de slang van het ego straffen, ontleden, in de duat, de onderwereld, in het archief (thoth). Het gaat hier dus om het rangschikken en inventariseren van de boeken. Dit leidt tot de troonzaal van Horus op de troon die twaalf goden met sterren op hun hoofd toespreekt. Eén van zijn namen is Duaty (David, Thoth), hij van de onderwereld. De twaalf goden komen terug in het Judaïsme als de twaalf stammen van Israël voor het aangezicht van David, en als de twaalf discipelen van Jezus op de troon van David in het christendom. Een andere naam is hij wiens tong een mes is, wat ook weer terugkomt in het Nieuw Testamentische boek Openbaring als een eigenschap van Jezus. De twaalf goden representeren de twaalf uren van de onderwereld. In tegengestelde richting staan de twaalf godinnen die de uren vertegenwoordigen. Eén van haar namen is duatjt, zij van de onderwereld. Voor hen ligt een krokodil, een beeld van de exegese. Een andere naam van haar is jani-t, zij die donker is. Openbaring 12 1 En er werd een groot teken gezien in den hemel; namelijk een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren; 2 En zij was zwanger, en riep, barensnood hebbende, en zijnde in pijn om te baren. 3 En er werd een ander teken gezien in den hemel; en ziet, er was een grote rode draak (de slang), hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden. 4 En zijn staart trok het derde deel der sterren des hemels, en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben. 5 En zij baarde een mannelijken zoon, die al de heidenen zou hoeden met een ijzeren roede; en haar kind werd weggerukt tot God en Zijn troon. De krokodil die voor de godinnen ligt ligt op een zandbank. Vanuit de krokodil komt het hoofd van Osiris, wiens lichaamsdelen door de krokodil gered waren uit het water, en die nu door de krokodil (exegese) worden bewaakt. Ook het "staan op het zand" is een thema in het boek openbaring, zoals Johannes die in de KJV op het zand staat, en in andere Westerse versies is dit de draak (slang).

In het Egyptisch is ook de vijandelijke slang (apopis) op de zandbank. De zandbank is genaamd : "brenger van water". Dan komen we weer uit bij Beeri, de vader van Hosea. Beeri betekent ook bron. Hosea 1 1Het woord des Heren, dat tot Hosea, de zoon van Beëri, kwam, in de dagen van Uzzia, Jotam, Achaz en Jechizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israël. Uzzia is het luide geroep van Jehovah, oftewel van Havah, Eva, de godin van de inwijding tot kennis. Hoofdstuk 26. De Verzoening door Jezus in de Egyptische Wortels Isis was degene in de Egyptologie die de lammen liet lopen en de blinden ziende maakte, wat later werd toegeschreven aan Iesous, Jezus. Horus werd verblind door Seth, en Thoth genas zijn ogen door zijn speeksel. Dit komt ook weer terug in het verhaal van Jezus die de blinde genas. Dit komt dus uit het Egyptische Dodenboek. Efeze 2 14Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, 15doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, 16en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. 17En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; Dit gaat over het verzoeningswerk van Jezus wiens gebroken lichaam, de kerk, weer verzoend wordt, wat ook weer verwijst naar de verloren stammen van Israël die verzoend zullen worden. Dit is oorspronkelijk een Egyptische mythe over het verscheurde lichaam van Osiris in veertien delen, veertien stammen, die later door Isis, met hulp van Sebek, werden opgevist uit de zee en werden samengevoegd, verzoend. Het was één van de belangrijkste mythes van de Egyptenaren en nu is het één van de belangrijkste mythes van het christendom. In de diepte gaat dit om de verzoening van de diversiteit, de eenheid in verscheidenheid. Het gaat om de verzoening van de religies en de culturen. Dit stond bekend als de opstanding en ontwaking van Osiris. Dit gebeurde dus door Isis, zijn vrouw. Beiden waren voorlopers van Jezus bij de Egyptenaren. Hierop is dus ook de visserscultus van de christenen op gebaseerd. Horus was de wreker van de dood van zijn vader, Osiris, en had een gevecht met Set (satan), of Typhon in het Grieks, de monsterlijke reuzenslang. In dit gevecht werd Horus dus verblind (zie Simson) en zijn armen werden afgekapt. In dit gevecht veranderde SetTyphon soms in een zwart varken. Ook Horus' lichaam moest verzoend worden door de lichaamsdelen uit de zee te vissen. Isis viste ze op met de hulp van Sebek die ze vond. Vandaar dat Sebek, de krokodil, van wezenlijk belang is in de verzoening van het lichaam. Er waren verschillende Horusen. De Horus die zijn ogen verloor was de hemelse Horus, de eeuwige overwinnaar van Set, het kwaad, en de Horus die zijn handen en armen verloor was de zoon van

Isis. Set werd niet als de christelijke satan behandelt, als het ultieme kwaad, maar meer als een dualiteit, want Set is ook een god aan de zijde van Ra. Het was dus meer een soort theaterspel met diepere waarheden. Set moest dit spelen, zoals ook de gnostische Judas, als een beeld van het toetsen en beproeven. In het Judaïsme gebeurde dit ook gewoon door de engelen van God die daartoe waren uitgezonden, en één van hen was satan. Vandaar dat het Judaïsme een vorm van satanisme is, maar dan in oorspronkelijke positieve zin. Ook God veranderde in satan in het boek Numeri, omdat het een neutraal woord is. In het Grieks kan een demoon ook goed en slecht zijn. Thoth was degene die het gevecht tussen Horus en Set ten einde bracht door de ogen van Horus te genezen met zijn speeksel. In de diepte gaat het erom dat Horus door Thoth, het Woord, de ibis, tot inzicht kwam, tot diepere openbaring over wat er gaande was. Verbonden hieraan is de mythe van Set als de reuzenslang Apep, apopi, die tegen Ra strijdt. In de Coptische bijbel (Grieks-Egyptisch) wordt apep genoemd in Genesis 6:4 over de nephilim - De reuzen, apopi, waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun kinderen baarden; dit zijn de geweldigen, apopi, uit de voortijd, mannen van naam. De krokodil is een beeld van de verzoenende exegese in de diepte, als een beeld van het werk van Isis. Ook één van de vormen van Apep is een oer-krokodil. De verzoening komt ook heel duidelijk naar voren in de hereniging tussen Jakob en Ezau en in Ezechiel 37. De verzoening van de verloren stammen van Israël is maar een metafoor van veel diepere dingen. Het gaat niet slechts om Israël, maar dus ook om de Egyptische achtergrond. Kolosse 1 19Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, 20en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is. 21Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, 22in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich te stellen, Dit gaat dus heel diep, omdat het ook vijanden met elkaar verzoend, omdat er een ander zicht komt op dingen. Dit vanwege het herstel van de ogen van Horus, of de ogen van Simson. De profetische gave wordt zo hersteld in het lichaam van de kerk. Dit is dus een kerk op basis van de natuur en de etymologie. Wie kan deze machine stoppen ? Dingen kunnen niet voor eeuwig verborgen blijven. De verzoening kan alleen ten diepste doordringen als de moeder in ere wordt hersteld. De moeder is de natuur en haar vruchtbaarheids-principes. Zonder de baarmoeder gaat alles dood en loopt alles vast. Zoals Isis was ook Horus verantwoordelijk voor de opstanding van Osiris. Horus beeldt namelijk het innerlijke kind uit van Osiris. Alleen kinderen kunnen het koninkrijk der hemelen ontvangen, wat ook weer overvloedig terugkomt in de Jezus mythe. Alleen aan kinderen zal het geopenbaard worden. In die zin is Horus dus een belangrijke esoterische sleutel tot de opname, en een groot medicijn, als een deel van Osiris wat tot hem terugkwam door toedoen van Isis, de moeder. Zij gaf geboorte aan hem. Keb, de vader van Osiris, of moeder, een beeld van de leegte, de diepte van de aarde, hielp ook mee, en zette zijn of haar voet op het hoofd van de vijand. Keb is een beeld van de baarmoeder van Isis, verbonden aan het Aramese Keb(a), de ark waarin zich het Woord bevindt (vergelijk Arabische kaba, de plaats van de zwarte steen, het heiligdom van de islam). De vijand was verslagen door Horus, het innerlijke kind van Osiris. Zo werd het lichaam van Osiris verzoend. Dit gaat dus niet zonder diepgaande demonologie. Ook Nephthys, de duisternis van Isis, haar zuster, hielp mee, als een bijmoeder, in het herscheppen en verzoenen van het lichaam van Osiris. Zij deed

dit in haar Seshat-vorm, de godin van het Woord en educatie, de godin van wijsheid, kennis en het schrijven, van de inscripties, vandaar dat zij vaak is afgebeeld in luipaardenhuid. Zij is ook de godin van architectuur, de woningbouw van de onderwereld. Zo bracht Keb vanuit de leegte het koningschap voort voor Osiris, als de overwinning van het ego, als meesterschap in de demonologie. Hoofdstuk 27. Ragnarok in de Egyptologie Sokar is het Egyptische mysterie of enigma van 'de poel des vuurs'. Zijn grot ligt er vlak boven, in de diepte van de woestijn. Dit is Zekaryah in het Hebreeuws, oftewel het Zacharia mysterie in de kleine profeten. Sokar staat voor het reinigen van de mond, oftewel het reinigen van het Woord, het verdiepen van het Woord totdat er verzoening plaatsvindt tussen de talen en de religies. Dat gebeurt in de diepte van de exegese, de schriftuitleg, als het herstel van de context (waarvan het communisme een metafoor is). In de Egyptische mythologie moest elke 'dode' (aan het ego) door de woestijn van Sokar heen om zo wedergeboren te worden. Dit gebeurde wanneer de dode de grot van Sokar had bereikt in de diepte van de woestijn en kwam tot het mysterie van de poel des vuurs. Ook Ragnarok in de Germaanse mythe draagt dit geheimenis, waarin de mens door het ijs en de nacht tot het mysterie van vuur zou moeten komen. In een droom kwam Ragnarok eens tot mij als een jongen, en hij wees op zijn mond met een lijmstick en begon zijn onderlip in te smeren, waardoor hij in een magische bevroren staat kwam, en toen was er zware hemelse, nibaanse magie. De Germaanse Ragnarok loopt parallel aan het Egyptische Sokar mysterie, oftewel het Zacharia mysterie in de bijbel. Sokar is de verhongering in het Egyptisch, als het heilige vasten, het leegworden, waarvan ook de Arabische Ramadan een beeld is. Dit is een beeld van het "minder is meer" principe, oftewel het minimalisme. In de Germaanse mythologie kon men alleen tot de godin Hel komen door Honger, haar wachter, soms voorgesteld als een bord of een mes. Hieraan stierf het ego. De mens moet daarom de leegte in, wat ook het boeddhisme predikt. Odin, die zichzelf ook Hoog noemde, beschreef Hel als een woeste donkere oorlogsgodin. Zij voert strijd tegen het ego, wat een beeld is van de vruchtbaarheid. In de mythe werd Zacharia gestenigd, wat een beeld is van het gereinigd en verdiept worden door het Woord, door de Wet. Gedurende ons hele leven worden zulke stenen op ons afgeworpen om ons te verdiepen. De stenen worden op ons afgegooid opdat de tempel gebouwd zal worden. Wij zijn de tempel, wij zijn de tabernakel. In het Nieuwe Koninkrijk werd Sokar (Zacharia) gelijkgesteld aan Osiris die in de onderwereld troonde. Ragnarok is in die zin ook verbonden aan Osiris. De poel des vuurs is als een testende steen, als de oerim. Dit is ook wat de betekenis van vuur is in het Aramees. Sokar bewaakt in die zin het geheim van het toetsen. De poel des vuurs is een beeld van het Woord van Sokar. Het komt uit zijn mond. Hij spuwt het. Zijn grot wordt bewaakt door de twee Akerleeuwinnen, godinnen van de aarde. De mens die hier komt raakt in gevecht met hen, zoals Jakob met hen vocht op Pniël. Niemand komt zomaar tot het geheimenis. Eerst moet het ego sterven en moet de mens aan de condities voldoen. De vlammen van Sokar leiden de mens, als inzicht, als een beeld van openbaring. De vlammen van Sokar zijn de dromen gegeven aan de mens die hiervoor klaar is. Dit is ten diepste wat de poel des vuurs is, als de poel der dromen. Het mes vernieuwt de aarde in de Egyptologie, en leidt tot de poort van het eeuwige mes. In de Germanologie is het mes een beeld van de honger, wat tot de eeuwige

leegte leidt, waarin de principes van vruchtbaarheid opgewekt worden. Sokar leeft door dit vuur der dromen wat opgewekt wordt in de leegte, wat opgewekt wordt in het ijs, en dit vuur is niet noodzakelijk warm, zoals ijs niet noodzakelijk koud hoeft te zijn. Het gaat hier dus om het Nibaanse vuur en ijs, twee metaforen. Het is het droomvuur en het droomijs wat de mens leidt. In de Egyptologie is het mes een deur in de onderwereld, en zo ook het eeuwige mes, als beelden van de heilige honger, het heilige minimalisme wat tot vruchtbaarheid leidt. De mens moet dus kiezen tussen minimalisme wat tot leven leidt (kennis), of het materialisme wat tot de dood leidt (onwetendheid). Sokar, de Egyptische leegte, is daarom ook een beeld van de Egyptische apocalypse, wat dus in het christendom Armageddon is, in de Germanologie Ragnarok en in de Amazonologie Tahulen. In de Egyptologie is dit niet alleen een beeld van de wedergeboorte, maar ook van de verjonging. De poel des vuurs is in de Egyptologie de voorbereiding voor de opname die leidt tot de troon van Osiris, of de godin Suri. De Egyptenaren hadden zo'n sterk moeder besef dat zelfs Horus, Here, soms als een moeder werd beschreven. In de Pyramide Teksten van het Oude Koninkrijk voedde zij haar kinderen aan de borst. Er was altijd een sterke geslachtelijke dualiteit binnen de Egyptische goden, wat ook weer terugkomt in de Germanologie bij bijvoorbeeld Loki. Ook in de Israelitische teksten is God in diepte een vrouw met vrouwelijke, metaforische eigenschappen, vandaar dat wij ook spreken over de verborgen Godin in de bijbel. In veel westerse vertalingen is zij vrijwel geheel weggestreept. Het vee met horens en hoeven is een beeld van de heilige volharding en verharding, van hen die door het Ragnarok zijn heengekomen. In dat opzicht is het tweede nachtgezicht van Zacheria van belang, over de horens. Het gaat over de heilige bevrorenheid die afzondering brengt. De gehoornde, by, komt in de grot van Sokar tot de slagers van de poel des vuurs, de slagers van het ego. Dit is een metafoor van het verdiepen. Ook het ego heeft zijn eigen volharding en verharding. In het nachtgezicht van Zacharia wordt dit opgelost door kennis in het Aramees, door vier geleerden, door de herbouw van de tabernakel, waar een ander nachtvisioen van Zacharia over gaat, wat een metafoor is voor het herstel, de verdieping, van het Woord. Je kunt de horens van het ego niet verbreken door geweld, maar alleen door het verdiepen, door het vergeestelijken. Het moet doorvertaald worden en gerangschikt. Deel II De Dualistische Egyptologie

Hoofdstuk 28. Het Slapende Christendom en de Dualistische Egyptologie Jeremia 2 gaat over ISRAEL (YISRAEL). YISRAEL is het andere deel, naast JUDA, van God's heilige volk, maar daar is de Heere dus helemaal niet over te spreken. In de grondtekst is YISRAEL het centrum van de verzameling van wijsheid (TEBUWAH), als de hoeksteen, als het voorhoofd, maar ook is het een vergif (klaarblijkelijk voor oorlogs- en jachtsredenen en medicinale redenen). Dan vraagt de Heere wat voor valsheden de clans, de stammen, in Hem hebben gevonden dat zij Hem hebben verworpen (vs. 5). In vers 6 gaat het over de uittocht uit Egypte, de exodus. MARYA, de Heere, installeerde sieraden, juwelen in de stam en bracht hen tot een hogere status. Dit staat in de Aramese grondtekst gelijk aan de hemelvaart, 'ascensie'. En dat wordt tegelijkertijd duidelijk wanneer we zien wat het land van Egypte eigenlijk inhoudt, want dat is dus weer de ONDERWERELD in de grondtekst. In de Hebreeuwse grondtekst betekent EGYPTE ook siege, burcht, isolatie, honger (TANTALOS), het verboden land (Vgl. de VERBODEN vrucht), en omheining (MATSOWR). Vervolgens zien we hoe MARYA hen leidde door de wildernis, het land van de bedreigingen, en door de woestijn (ARABA), het land van de bedekking met vachten in de grondtekst, van duisternis, en het donker worden, het land van de avond (ARAB), wat op de jacht duidt. In het Aramees betekent dit ook leegheid (HREB, HARBA). Ook werden zij geleid door het land van schaduwen, wat betekent : de neiging om weer te vertrekken (Vgl. Tantalos), en wat ook schild betekent, en weer donker worden en donker groeien. In het Aramees gaat het dan over het land waar geen man ter huwelijk wordt genomen. Dat zal dan het land van de AMAZONEN geweest zijn, waar mannen alleen goed waren als gevangenen en slaven, en waar elk huwelijk alleen maar een spot-huwelijk was, of schijn-huwelijk. Dit zijn allemaal gebieden in de onderwereld, zoals de grondtekst laat zien. Dan dreigt MARYA, de Heere, dat ze maar eens op de eilanden van de Kittiers moeten gaan (vs. 10). In de grondtekst is dit de plaats van honger (Tantalos), afgunst, lusten, vernedering, 'de plaats die hen laat neerbuigen'. In vers 12 wordt er dan opgeroepen om leeg te worden, tot de leegte te gaan in de grondtekst, en om je te hullen in verschrikkelijke vreze, want de duister gegroeide stammen, de met vachten beklede stammen van de jacht, hebben MAYIM, het goddelijke zaad, verlaten. Dit zaad komt van de fontein, wat een 'bron van het oog' is. MAYIM is de ogenzalf (melk en zaad). In de grondtekst is MAYIM zo krachtig, dat het opwekkings-kracht, opstandings-kracht, heeft. Als we het hebben over de Joodse Scheuring dan hebben we het niet alleen over de scheuring van het huis van David in een twee-stammenrijk en een tien-stammenrijk, maar ook de scheuringen daarvoor : Jakob werd door zijn zonde afgescheurd van zijn gezin en moest vluchten voor Esau. Jozef werd afgescheurd door de zonde van zijn broers. Mozes werd afgescheurd van zijn volk door Egypte, en we zien scheuringen tot aan het huis van David als een groot lijden van het volk, als een heilige besnijdenis. De Heilige Besnijdenis is het kloppende hart van het Kruis, die een relatie met ons wil. Zo kunnen we haar volgen over het pad van de Joodse Scheuring, helemaal tot aan de berg van Eeden. De scheuring is belangrijk geweest om ons harnas op te richten. Zorgvuldig zalft zij ons, en ent ons op de Joodse stam. Het is een snoei- en entproces. Als er één kruis is waaromheen alle kruizen draaien dan is het de scheur. Hierin staan de geschiedenissen van God en Zijn Volk opgetekend, als een vurige steen van het altaar van de godenberg. Wij hebben iets van die heiligheid gezien. Door de scheur kwam er verzoening, en uiteindelijk de nieuwe wijn. Ook wij mogen in deze wijngaard werken. De scheur leidt ons helemaal terug tot het altaar met de vurige stenen, door de Heilige Besnijdenis. Als het volk van God de Heilige Besnijdenis weer leert kennen en haar aanneemt zal dat het begin

zijn van het Vrederijk. De Heilige Besnijdenis is onze banier, de brenger van de nieuwe wijn. Door een scheur in Davids Huis kwam zij binnen. Het is voor ons van belang die scheur te kennen, en die te dragen als een heilig harnas. Als er iets is wat ons behoort te leiden dan is het de Heilige Besnijdenis. De Heilige Besnijdenis zal onze zintuigen besnijden om ons binnen te laten gaan in een nieuwe dimensie, het voorportaal van het Vrederijk. De besnijdenis zal ons verzoenen, maar ook afzonderen. Door de besnijdenis komen we tot de diepere waarheden van God en Zijn geheimenissen. Staat u daar open voor ? Ik bid dit met heel mijn hart. Dat de Heere uw hart zal verlichten, en zal laten zien waarop het aankomt. Het Woord van God staat vol met nuances die bij nader inzien ineens heel belangrijk schijnen te zijn. Mozes was een sleutelfiguur in de uittocht uit Egypte. Hij had een Midjanietische vrouw genaamd Sippora. De Heere wilde op een gegeven moment haar zoon doden. Sippora nam een stenen mes en besneed haar zoon, terwijl ze met de voorhuid zijn voeten aanraakte en hem 'bloedbruidegom' noemde. Toen week Gods toorn. Weer zien we hier hoe belangrijk de besnijdenis is, en hoe belangrijk de positie van Sippora was. Zij was de geestelijke moeder van de uittocht en een moeder van de besnijdenis tot het afwenden van Gods Toorn. Gooide Egypte Israelitische kinderen in de rivier ? In de grondtekst zien we iets heel anders gebeuren. De jongetjes werden uitgehongerd en in een mijnen-put geworpen, de YEOR. De meisjes konden doorleven in kracht. Degenen die dat deden waren de SHALAK, ontvoerders en slavendrijvers van kinderen. SHALAK-geesten zijn reuzen met doodskoppen als hoofd. Zij worden ook wel 'gooiers' genoemd. In het Aramees worden alle jongetjes in het vuur geworpen, wat ook weer verband houdt met de URIM, als een test-vuur. In ieder geval werden de jongetjes tot kinderslavernij in de mijnen gedreven, en de meisjes werden min of meer vrijgelaten. Het is allemaal wat gecompliceerder dan wat de vertalingen willen doen geloven. Het is natuurlijk nog maar de vraag of het wel daadwerkelijk om Egypte ging toen de Israelieten na de dood van Jozef in ballingschap leeften. Dit was weer in de ERETS, in de onderwereld. Telkens weer wordt het woord Mitsrayim gebruikt, wat belegering betekent, toren, burcht, als een omheinde plaats. Ook betekent het 'dubbele last'. De Paro, de leider, was in het Aramees een malaka, een wezen in de hemelse gewesten. Er was daar een ondergronds rijk waar kinderen in werden geworpen, de YEOR. In het Aramees was dit ook een vuur-rivier. De Paro wordt in Yechezqel 29 beschreven als de grote TANNIYN, de slang. In het Aramees de oude slang, de Leviathan. Deze heeft geslachtsgemeenschap in de vuur-rivier, of in de ondergrond, de put waar de kinderen in werden geworpen, de YEOR. De YEOR is eigenlijk de gradaties van de ondergrond, van de put, waar de mensheid in viel door de zondeval. Er zullen haken door zijn kaak gaan, in Yechezqel 29, en de Leviathan zal in de wildernis worden geworpen, met al zijn vissen. Ook betekent wildernis 'mond' in de Hebreeuwse grondtekst. De erfenis schreeuwde om geanalyseerd te worden, uitgelegd te worden, om enigszins een draai aan het verhaal te geven, om mensen te verlossen van de slavernij. Men moest het zien als code, en men kon de code veranderen. Hierdoor kwamen de vele gnostische en esoterische genootschappen opzetten. Het is tijd dat de zegelen van de voorouders gebroken gaan worden. De duivel had overal zijn verdraaiingen laten plaatsvinden. Ook het gehele christus-verhaal en het heilige geest verhaal is verschrikkelijk demonisch. Wij moeten onze weg hier doorheen zien te vinden, en komen tot de diepere structuren hierin. Zink er maar in weg, en grijp het nieuwe leven. Laten we beseffen dat al deze mannelijke superioriteit, de patriarchie, deze dingen als een code hadden opgesteld. De code moet verbroken en veranderd worden. Deze code was geinspireerd door

de geest van SEPTUS. Ook in Egypte houden de wortels van Jezus, of de machten achter Jezus zich verborgen. De zonnegod Iusu of Horus werd daar maagdelijk ontvangen door Meri (Isis), en zijn vader is Seb, waarvan Jozef en Maria zijn voortgekomen met het kindeke Iesous, Jezus. Ook Horus had de kwaliteiten die Jezus had. Oannes was de Babylonische visgod die de mensheid beschaving leerde. Deze in die tijd beroemde god werd door het christendom overgenomen als Ioannes de Doper, oftewel Johannes. Ook was deze figuur overgenomen van de Egyptische Anup, die Horus doopte. Jezus had zijn wortels in de Horus/ Iusu verering, maar Horus was de god van oorlog en jacht, en was altijd in strijd met Seth, Satan, zoals Mithras ook een god van oorlog en jacht was. Deze goden werden aan de kant gedrukt en overgenomen en bedekt door Jezus. De YAD is Adam, de penis, de speer, de IDOM, de oorlogs-fetish, die ook Horus gebruikte om het kwaad te overwinnen. Horus overwint door zijn erecte phallus, en werd ook vaak zo afgebeeld. In het christendom werd dit alles afgedekt, en was dit allemaal taboe. Dit kon namelijk de val van de elite betekenen. In de geheime leer van de elite, de vrijmetselarij, de illuminati, en andere geheime genootschappen, wordt de phallus volop aanbeden, en kun je dit ook telkens terugvinden in hun kunst en architectuur. Ook neemt de Egyptische cultuur een centrale plaats. Zij willen de burgers namelijk blind houden voor de feiten. In de kerken worden gewoonlijks de Egyptische achtergronden niet besproken. Jezus wordt gewoon als een marionet gebruikt door de hogere, verborgen machten, zodat het volk in slaap blijft. De Egyptische goden mogen dan de diepere waarheden van de gnosis vertegenwoordigen, die de kerk probeerde af te dekken. Ook Egypte is een zegel wat verbroken dient te worden. Ook etymologie is belangrijk, de oorsprong van talen. De waarheid, TRUTH in het engels, komt van Thoth, THTH, de Egyptische god van de wijsheid en schrijfkunst, ook YAH, de maangod, waar Yahweh vandaan kwam. Thoth kondigde de geboorte van Horus/ Iusu aan en is daarmee de Egyptische Gabriel. In de esoterie is Thoth het Woord en het Bloed. Het is datgene wat zich achter God en Jezus verscholen houdt. Horen, to hear in het engels, komt van Horus, Heru, de Egyptische. Het horen is in het Aramees een belangrijke poort, omdat het op de opening van de vagina wijst. Horen houdt ook verband met ge-hoor-zamen in de grondtalen. Zien, to see in het engels, komt van Shu, een machtige vader-god in het Egyptische godenstelsel, god van de lucht, de grootvader van Osiris en de overgrootvader van Horus. Hij is de rijzende god, de macht achter de opstanding van Jezus, als een Egyptische vorm van de Heilige Geest. De profetische bloedlijnen binnenin het christendom worden bewaakt door Horus, horen, en Shu, zien. Horus is de zon in de openbaring. Deze zal veranderen in een zwarte, harige sakkos, een dierenhuid. Zwart, melos, staat ook voor zwarte inkt, wat duidt op een nieuw boek. Aarru is het Egyptische paradijs, Eden. ARREN was wat de Israelieten uitleidde in de Exodus, tezamen met MOSY, het pad van zwakheid en honger. Nut was de hemelse boom, de boom des levens, waar zij fruit en water schonk. Zij is de Egyptische godin van de lucht, en het pad door de hel. Zij was de scheidingsmuur tussen chaos en orde. Zij houdt zich verborgen achter de boom der kennis en de slang. Nut is de slang achter de slang, om hemelse geschenken aan te bieden. Zij is ook een haaienkoningin. Ook is zij de watergodin Neith, Net, een oorlogsgodin, moeder van Ra, Apap en Sebek. Zij gaf wapens aan de doden. Zij was ook godin van de jacht. Neith is de moeder van de Egyptische demiurg, de Sebek-Ra. Ra en Apap, de draakslang van de abyss, waren altijd in gevecht. In de nacht slokte Apap de zonneboot van Ra op, zodat Ra de onderwereld inging en Osiris werd, de god van de dood. Ra reiste altijd als zonnegod door het lichaam van Nut, die geboorte gaf aan de zon in de ochtend, na het verslaan van de slang Apap. Het

bloed van Apap verscheen iedere morgen als het morgenrood. Er was altijd strijd tussen de abyssslang en Ra, omdat Apap heerste in de oertijd van de abyss, en Ra pleegde eens een staatsgreep om de macht over te nemen. Ra reiste op zijn zonneboot met verschillende wachters die hem beschermden. De meest krachtige was Seth die in het stuurgedeelte was, en die Apap spietste met een speer. Ironisch is het dan dat Ra, Seth en Apep één en dezelfde persoon zijn. Zij beelden de seizoenen van de Anu-Bisu-staf van Horus uit. Ra wordt ook wel ATUM genoemd, de Egyptische Adam. De Egyptische Adam wordt gezien als de eerste en de laatste, ATUM van het woord TEM, als de voleindiger. ADAM, IDOM, DM, was niet slechts een persoon, en niet slechts een man, maar een stam in de grondtekst. Het betekende ook bloed (DM). In de Aramese grondteksten is MARA God. MARA betekent bitterheid. MARA, MR, betekent ook baren in het Hebreeuws, als zijnde de geboorte door bloed. MARA is het teken van overwinning. In de Hebreeuwse grondtekst wordt dit YEHOVAH, YHVH, genoemd. De Israelieten waren in de Egyptische ballingschap gegaan, en de Egyptische maan-god YAH werd gehecht aan HAVA, EVA, wat ook kennis betekent, 'te kennen geven'. EVA is in de grondtekst het vermogen tot interpreteren. De teksten van de Tenach kwamen voort uit de Orionse paradijs teksten. Ook Egyptische mythologie was hier van afgeleid, waar ook veel naar verwezen wordt in Egyptologie, en ook in de Egyptische astrologie. Dit draait voornamelijk om Orion, maar Egypte is een zegel hierop. Veel Egyptische architectuur en geometrie was om Orion te channelen. MOSE, MOSHE, MOZES, kwam deels voort uit de Ma'at mythe van Egypte, de godin van de wet en het recht. Deze mythe was overgenomen van verschillende Egyptische voorvormen. Dit was om de dieptes van Judah te bedekken. De moeder werd MATER genoemd in het Latijn, als het Latijnse woord voor moeder, in het Engels MOTHER. In het oude Egypte was 'MUT' het woord voor moeder, en MUT was een moedergodin. Hier komt ook het Duitse MUTTER vandaan. In het Aramees kwam MTR, Mitra, om voor veertig dagen het merkteken te brengen. Het bracht de grote vloed. Ook MUT, MOET, heeft deze betekenis. Zij was de oergodin van de wateren waaruit alles geboren werd. Het Latijnse MATER is verbonden aan MA, MAT, de Egyptische godin van de wet. Mati is in het Sranan Tongo de vrouwelijke scheppingskracht en de vrouwelijke contacten onderling, als de matriarchie, waarin ook het woord mati zit opgeborgen. Mati is in het Egyptisch de wet, ook wel Maat genoemd, de godin van oordeel. Zij draagt een struisvogelveer, en is zelf een struisvogelveer, wat wordt gebruikt op de weegschaal om de harten te wegen van de overledenen in de hal van Mati of Maat. De harten behoren zo licht als de veer te zijn, om door te kunnen gaan tot de onderwereld. De harten konden in hun leven zo licht worden door goede daden. Als de harten te zwaar zijn door slechte daden, dan zouden ze verslonden worden door het monster Ammoet, om zo te gaan tot de eeuwige rusteloosheid. Zo zien we dus dat de Egyptische wet een reflectie is van de Mati van het Sranan Tongo. In de Sranan Tongo gnosis, de Surinaamse gnosis, is Mati de scheppingskracht van de moeder, wat steeds meer door het christendom werd afgedekt. De Egyptische Mati is slechts een heenwijzer daarnaar. De Afrikaanse Pygmeeen in Sumerie kenden de Egyptische Maat al als Matu, de moeder van God, de moederschoot en de onderwereld. Sebek is in de Egyptologie een beruchte oorlogsgod, een krokodillengod. Over deze god is veel geschreven, en deze god staat ergens hoog aangeschreven in de Egyptische godenlijst. Hij is de god van het water, als een groot vruchtbaarheids-symbool. Door zijn zweet zou de Nijl zijn ontstaan. Ook in de esoterie heeft hij een grote plaats als de botten van Christus. In het Aramees is Sebek als Sebeq, SBQ, de scheiding of echtscheiding. Het is ook de verbanning. Dit is wat in het Aramees het vergeven is, wat helemaal verkeerd door het christendom wordt voorgesteld. Vergeving, genade, is

als het bot van het christendom, maar oorspronkelijk was het een daad van afzonderen, van exorcisme. Vergeven kan juist dus ook heel negatief zijn. In het Aramees is SBQ bloedvergiet. In de Egyptologie wordt Sebek ook Sobki genoemd. In het Sranan Tongo is SABI het kennen en weten, als de Surinaamse gnosis. Dit is waar de Sebek of Sobki naartoe wijst. Het is slechts een reflectie. Wij moeten komen tot de diepte van SBQ, tot SABI. Ook is SBQ een rivier, of een rivierengebied. In de Egyptische Mythologie klaagde RA dat de mensen steeds minder respect voor hem hadden, en hij werd zelfs door hen bedreigd. Sommigen wilden RA vernietigen. RA verloor steeds meer vertrouwen in de mens, en begon zich steeds meer terug te trekken. Hathor, zijn dochter, werd woest toen ze van hem hoorde dat sommige mensen hem wilden ombrengen. Hathor veranderde toen in Sekhmet, de leeuwinnengodin van de oorlog en de wraak, om de mensheid te vernietigen. Hathor in haar Sekhmet vorm was zo woest, en vernietigde zoveel en bracht zoveel chaos, dat RA haar moest stoppen met een meer van bloed-gekleurd bier. Hathor wordt net als Sekhmet het oog van RA genoemd, als het alziende oog van kennis. Hathor is een grote moedergodin in de Egyptologie, en draagt een hoofddeksel met twee runderhoorns. In het Sranan Tongo is zij HATI, wat vurig en pijnigen betekent. In de esoterie staat zij voor de stam Isasschar van leegte en het piercen, wat haar dus aan Sekhmet verbindt. ATI is hart in het Sranan Tongo. HA, als HA-ATI, is de Egyptische god van de woestijnen van de onderwereld. Het paradijselijke hart van de onderwereld is in de grondteksten van de Bijbel de halsketen die de adem moet laten overgaan tot bloedgas. Dit is dus de manier waarop Hathor werkt. Oorspronkelijk was zij de oerslang, een slangengodin, als de wurgende. HATI, als het hart van de onderwereld, is de ANAQ, oftewel de halsketen, van het oerwoud. Zij is dus dat wat in de leegte leeft. Zij kan gevonden worden in de dieptes van de afgrond van de onderwereld. In de diepte gaat dit dus ook over de stam RUBEN, de ademloze, het zaad wat leeft door bloedgas, door bloedvergiet. In het Karaibs is de ANAQ de ANEKA, het halssnoer. In het Egyptisch betekent HATHOR 'huis van Horus'. Horus is een belangrijke vruchtbaarheidsgod in de Egyptologie. Hij staat voor de opstanding en wedergeboorte van zijn vader Osiris, de god van de dood en het oordeel. Horus is een god van de oorlog en de jacht. Ook is hij de god van de wraak. Samen met zijn moeder zorgde hij ervoor dat zijn vermoorde vader weer tot leven kwam. Zijn vader was vermoord door Seth, de god van het kwaad. De moeder van Horus was ISIS, de godin van de troon en de magie, die ook hem opwekte. ISIS is SIRI in het Sranan Tongo, wat zaad betekent. SIRI is de MAYIM in het Sranan Tongo, als de levenskracht. HORUS is HORI in het Sranan Tongo, wat tegenhouden en vasthouden betekent. HORI DORO is volharden en volhouden, en HORI NA ATI is een wrok koesteren. Dit is dus de beschrijving van het kwaad, wat dus neutraal is, en wat dus gebruikt kan worden aan beide kanten van de paradox. In de Egyptologie is HORUS degene die alle doden voor de troon van zijn vader, Osiris, brengt. Osiris is in het Sranan Tongo OSOYURU, wat huishuur betekent, oftewel toegangsbewijs. Alleen zij die loon zouden hebben ontvangen zouden toegang krijgen. Weer ging het hier dus om eerlijk verdienen en niet om genade. YURU is huur, maar ook tijd (uur). Je loon bepaalt dus voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. Dit is waar dit allemaal oorspronkelijk voor staat. In het Karaibs is dit OSU, wat polijsten betekent, kastijding. Dit is om je klaar te maken voor toegang ergens, en voor tijd ergens. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd. HORI, tegenhouden, een belangrijk toets-principe, leidt tot OSU, de tucht en de vastgestelde prijs om binnen te gaan. ANU is dan het daadwerkelijke loon wat daarvoor nodig is. Ook ANU-bis is een gids van de doden. Hij is de zwarte hondenwachter, de wachter van de weegschaal. Hij weegt de

harten van de doden tegen de veer van MAAT, om zo hun noodlot te bepalen, om te bepalen welk loon ze krijgen. In die zin werken deze principes : HORI, OSU en ANU met elkaar samen in het oerwoud. Dit alles binnen de RAI-tijdschijf, wat in Egypte door RA werd gereflecteerd, als de heilige klok. De Egyptische poorten waren gesloten voor een lange tijd, hun mysteries verzegeld. In het proces om los te komen van genade en wedergeboren worden in loon moeten wij gebroken worden. Dit gebeurt in de leegte, in de afgrond. De Egyptische god die dit uitbeeldt is dus NUN. Dit is NEN in het Sranan Tongo, wat naam betekent. In het hebreeuws is 'naam' ook 'merkteken' en 'piercing'. Wij moeten gepierced worden voor het nieuwe loon, als bescherming tegen genade. Genade misleidt ons. In het Karaibs is de NUN : NENTO, wat vrezen betekent. In de NUN vindt dus verlamming plaats, in de paradijselijke afgrond. De NEN voert dus oorlog tegen ons om ons te breken, om ons te piercen. De Egyptische NUN doet dit door SEKMETH, de godin van de oorlog, de wraak en pestilentie, vaak afgebeeld als een vrouw met een leeuwenhoofd. Zij wordt ook wel het oog van Ra genoemd. In het Karaibs is zij SEKE-META. SEKE betekent verlamdheid, en META betekent een merkteken krijgen of hebben. SEKETU is mankheid, en SEKEME is verlamde. Wij worden hierdoor dus als Jakob geslagen om ons mank te maken, om SEKETU en SEKEME te ontvangen. Dit is dus een bepaalde gevoeligheid. Zo worden wij wedergeboren in loon, los van genade. In het Sranan Tongo : SEKANTI = strand (zand = sieraden in het Aramees, en sieraden = wapens in het boek Iyowb) METI = beest SEKI = schudden Klaagliederen 3 Vers 48 gaat over de klaagrivier. Deze rivier komt ook terug in Iyowb 21 : 33 in de Vulgata, de Latijnse bijbel. 21 : 33 – De volgers van de duisternis (het 'kwaad', oftewel het tegengaan, degenen die vechten) gaan naar het zand van de Cocyti/ Cocytus, de rivier van klaagzang, een rivier in de lagere wereld, onderwereld, en waar ze hun volgelingen mee naartoe nemen. Vgl. De draak, de bewaker en bewaarder van de URIM, die op het zand der zee staat in Openbaring, oftewel : die bewapent is. Dit is de rivier van tranen. De draak is ook een slang of zeeslang, als beeld van een halsketen. In het Sranan Tongo en het Karaibs tezamen betekent SEKHMET dus : het merkteken van het beest, de piercing of halsketen die tot schudden leidt, tot de heilige vreze, om zo te bewapenen. Dit zijn de eigenschappen van de URIM, waar dit plaatje in het Aramees over gaat. Hoofdstuk 29. Het Grote SEKHMET Mysterie Alles wat we om ons heenzien verbergt een diepere betekenis, die ons zal verzwelgen als we de betekenis niet vinden. Zoals de slang wijst op de halsketen van de heilige slavernij, en de spin wijst

op de heilige tijdschijf. Zij die de gnosis der dingen afwijzen, en de dingen gewoon gebruiken als in materialisme en hedonisme (genotszucht), zullen hierdoor ten onder gaan. De diepere vertalingen der dingen laat ons dieper doordringen in het oerwoud. Zij zijn de sleutels tot de diepere vibraties. Wij moeten doorreizen tot de diepere paradijsen van de Moeder. Laten we even kijken naar een heel demonisch scenario waartegen we strijd moeten voeren om dieper in te gaan : De vrouw werd AFHANKELIJK gemaakt aan de man voor vruchtbaarheid. Zonder de man kon de vrouw geen nieuw leven voortbrengen buiten de hogere paradijsen en ook op de gevallen aarde. De gevallen engelen zagen de dochters der mensen, en wilden hen gebruiken om zichzelf voort te planten. Deze 'dochters' zijn in het Aramees ook : steden. De gevallen engelen wilden deze steden, of stadse dochters der mensen, dus gebruiken om zichzelf groot te maken. In het Aramees zijn de dochters der mensen ook gewoon bessen en zaden, als plantengroei. Ook betekent het : eieren. In ieder geval zagen de gevallen engelen daar een handel in. In het Aramees gingen de gevallen engelen zulke vrouwen, als personificatie en symbolen van de steden, verzamelen. Een 'dochter der mensen' is daarom een stad op zichzelf, een buitenaards organisme, wat dus niet meer menselijk is. Laten we afdalen in deze paradox. De gevallen engelen in Genesis 6 worden de nefilim genoemd, reuzen, mannen van naam. NEFI is mes in het Sranan Tongo, en LIM is varkenstong in het Orions. De nefilim vertegenwoordigen het zwaard van het varken. Het varken is een beeld van spijbelzucht. In het Aramees zijn de nefilim de ganbara, de Aramese vorm van de IYSH, oftewel een vechtslaaf. In het Hebreeuws zijn de dochters der mensen de dochters van Adam, de dochters van het rode volk, als een beeld van bloed, in de diepte van de grondtekst. Zo hadden de dochters van Adam dus vechtslaven, en brachten zo nog meer vechtslaven voort. Dit wekte de woede op van de valse god. In Genesis 6 in de diepte van het Hebreeuws gaat het om de mannen van naam, van SHEM, wat in de diepte piercingen betekent, merktekens. Het zijn de door de Amazones gepiercete, gebrandmerkte mannen, wat al een heel ander beeld geeft. GIBBOWR betekent dat zij jagers waren, dus ook jachtslaven. Ook zijn zij eeuwig, als eeuwige slaven, eeuwige jagers en vechters, in het Hebreeuws is dit OWLAM, en in het Aramees LM, ALAM, ALMA. Dit is dus de LiM in NEFI-LiM, als het eeuwige mes, de eeuwige tongen. Als we het Heilige der Heilige binnengaan en daar de ark zien, dan moeten we beseffen dat de ark komt uit het oude Egypte. Hier had Mozes zijn wijsheid vandaan, alhoewel hij het allemaal om begon te draaien voor de lichtgoden. We kijken naar de twee cherubs, de cherubim, op de ark, maar dit waren twee godinnen, twee vrouwen, op de Egyptische ark, namelijk ISIS en NEPHTYS, als een beeld van de dubbele vrouwelijke vruchtbaarheid. Dit is ook wat MATI in het Sranan Tongo betekent : de vruchtbaarheid tussen twee vrouwen. Mati is in het Sranan Tongo de vrouwelijke scheppingskracht en de vrouwelijke contacten onderling, als de matriarchie, waarin ook het woord mati zit opgeborgen. Mati is in het Egyptisch de wet, ook wel Maat genoemd, de godin van oordeel. Zij draagt een struisvogelveer, en is zelf een struisvogelveer, wat wordt gebruikt op de weegschaal om de harten te wegen van de overledenen in de hal van Mati of Maat. De harten behoren zo licht als de veer te zijn, om door te kunnen gaan tot de onderwereld. De harten konden in hun leven zo licht worden door goede daden. Als de harten te zwaar zijn door slechte daden, dan zouden ze verslonden worden door het monster Ammoet, om zo te gaan tot de eeuwige rusteloosheid. Zo zien we dus dat de Egyptische wet een reflectie is van de Mati van het Sranan Tongo. In de Sranan Tongo gnosis, de Surinaamse gnosis, is Mati de scheppingskracht van de moeder, wat steeds meer door het christendom werd afgedekt. De

Egyptische Mati is slechts een heenwijzer daarnaar. De ark van Egypte had ook vaak de zwarte hond, Anubis, op zich liggen, als bewaker. Anubis is de Egyptische god van de dood en de duisternis, en ANU is in het Sranan Tongo 'loon', waarmee het eigenlijk wil zeggen : 'Je kunt alleen door 'loon' tot de ark komen, en niet door 'genade'. Genade is het toegangskaartje van de dwazen, waardoor alles overhoop gegooid wordt. Anubis is een hooggeplaatste in de Egyptische godenwereld, de zwarte hondenwachter van de dood. Hij is de wachter van de onderwereld, en bewaker van de schatten van de onderwereld. In het Sranan Tongo betekent ANU loon en betaling. In het Karaibs, een andere indiaanse taal in het Surinaamse gebied, betekent ANU tong, wat wijst op de heilige tongen. In de grondtalen van de bijbel hebben de heilige tongen te maken met overwinnings-gejoel, wat dus niets anders is dan loon in het gevecht, en wat nooit zomaar genade of een gave mag wezen. ANU beheerst dus de heilige economie, en is een overwinnings-teken. Ook NU is in het Karaibs verbonden aan ANU en betekent tong. ANU representeert dus de wetten van het loon, en is dus nauwverbonden aan MATI. Ook wordt de Egyptische ark wel afgebeeld door een leeuwin die de ark draagt. Sekhmet is de leeuwengodin van Egypte. Ook Sekhmet komt voort van MATI, de wet, oftewel in het Sranan Tongo de dubbele vrouwelijke vruchtbaarheid : SEKH-MATI. In het Karaibs is zij SEKE-META. SEKE betekent verlamdheid, en META betekent een merkteken krijgen of hebben. Oorspronkelijk was SEKE-MATI een dubbele moeder, als een Urim en Thummim. SEKE is de verlamdheid en MATI, META, is de wet en het merkteken. Zo worden wij in elke verlamdheid en leegte voorbereid voor het merkteken, een piercing, als een teken van de wet. Ook gaat dit door sieraden en voetringen. Dit is ook de diepere esoterische betekenis van Jakob, die in het toetsgevecht met de Grote Moeder verlamd werd geslagen, om zo voorbereid te worden voor de stammen, als beeld van de piercingen van de wet. Jakob vocht dus met Sekhmet, met SEKE-MATI, de dubbele moeder. Hierin moest hij Sekh-Met overwinnen om tot de diepere betekenis te komen. Zo droeg hij dan de naam Israel, als een teken dat hij RA en EL had overwonnen, de EgyptischHebreeuwse goden die als poortwachters waren aangesteld van de gnosis. Aker of AKAR is de Egyptische wachter van de onderwereld en de duisternis, de wachter van dag en nacht, die aan de poorten staat als een meervoudig wezen. Hij wordt vaak afgebeeld als twee leeuwen, en daarom ook een beeld van de dubbele moeder. AKER, AKR, is een anagram van de ARK, en van KRA, het Levitische loon van de gnosis. In de ark ligt de wet, de MATI, waar we alleen kunnen komen door SEKE, de goddelijke verlamming. Daarom is het mysterie van Sekhmet groot. Wij moeten deze Urim en Thummim verdienen, in de heilige oorlog, om er zo mee te leren werken. Hoofdstuk 30. De diepte van het Sekhmet-Hathor mysterie Mozes werd door een Aramese hyt, hiti, oftewel vroedvrouw, tot een Egyptische wedergeboorte geleid, symbolisch gezien, als we het hebben over de Egyptische prinses die hem opnam vanuit het

water, wat terugwijst naar de amazone Hiti mythologie. De Hiti amazones leven aan de rivier van de verdrinking. In de Egyptologie is dat de Nijl. De Egyptische prinses die symbolisch als een Hiti functioneerde, als een vroedvrouw, is verbonden aan de Egyptische godin Hathor, de godin van de geboorte. Mozes werd in principe dus gewoon door Hathor opgenomen. Zij nam hem uit het water als de verdronken Osiris die was wedergeboren. In de Egyptologie werd Osiris namelijk gelokt tot een kist, en toen hij erin was werd de kist verzegeld en in de Nijl geworpen. Genesis 6 is een interessante dualiteit. In Genesis 6 worden de nefilim genoemd, reuzen, mannen van naam. In het Aramees zijn de nefilim de ganbara, de Aramese vorm van de IYSH, oftewel een vechtslaaf. Ganbara betekent ook Orion in het Aramees, dus het gaat hier om Orionse, mannelijke slaven. In het Hebreeuws zijn de dochters der mensen de dochters van Adam, de dochters van het rode volk, als een beeld van bloed, in de diepte van de grondtekst. Zo hadden de dochters van Adam dus vechtslaven, en brachten zo nog meer vechtslaven voort. Dit wekte de woede op van de valse god. In Genesis 6 in de diepte van het Hebreeuws gaat het om de mannen van naam, van SHEM, wat in de diepte piercingen betekent, merktekens. Het zijn de door de Amazones gepiercete, gebrandmerkte mannen van Orion, wat al een heel ander beeld geeft. GIBBOWR betekent dat zij jagers waren, dus ook jachtslaven. 1Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, 2zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. 3En de Here zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. 4De reuzen, ganbara, Orion, waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun kinderen baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam. Toen kwam de zondvloed, en we zien hier een herhaling van Exodus, want Mozes is in die zin Orion die tot de dochters van Adam ging, het rode volk. Hij werd uit de zondvloed gehaald, zoals Noach, door de Egyptische prinses, de Hiti, Hathor, om zo ingewijd te worden in de Egyptologie. In het Aramees zijn deze dochters nuances, samenhang, bra, brat, waar ook weer de germaanse Bertha Grootvoet uit voortkomt, oftewel de grote diepte, een naam voor de onderwereld, de hel en de aanvoerster van de wilde jacht tijdens het joel-feest, de Germaanse voorloper van het kerstfeest, waarin het kwaad werd verdreven. BRT (barit) is in het Egyptisch een kooi, en een verbond, een contract (barta), van het wortelwoord 'ber', put, uitgang, naar buiten. In het Germaans is Bertha verbonden aan het verborgene. Grote Bertha of Bertha Grootvoet ging op haar wagen door de lucht tijdens het joelfeest en bezocht dan de huizen van de kinderen om een zilveren munt in hun schoen te doen als ze goed waren geweest. Haar volgelingen waren de Berserkers, die bedekt waren met de moeder aarde, of zich hadden geverfd met zwarte verf. Zij waren degenen die aan zichzelf waren gestorven in de aarde, zoals de einherjars die door de Germaanse oorlogsgodinnen genaamd de Walkuren opgenomen waren. De walkuren namen de geselecteerde strijders die hard aan zichzelf gestorven waren mee om hen voor te bereiden op de eindstrijd, de Ragnarok. Het duidt dus op het moment waarop de walkuren een einherjar verkiezen, oftewel het moment waarop ze aankomen in dit geheime ondergrondse gebied doordat ze aan zichzelf zijn afgestorven. Het is het moment dat ze de zilveren munt in hun schoen vinden. Dit is dus de daadwerkelijke opname van Mozes door Hathor, oftewel door de walkuren. Hierom krijgt hij de wet in zich geprint. Dit is dus tegelijkertijd de opname van Noach. Zij worden uit het water genomen, als door zielenvissers. Zo wordt hun aarde, hun bestaan, geschapen, als in een cyclus. Ook de schepping van Adam is als het uit het water nemen. Zij worden dus gestoken door vissperen door de Hiti. Sekhmet is het steken, als Zukki-ma'at, de wet van Zukki. Zukki is de stam die het volk van Ishmael door de woestijn leidde tot het land Nod, wat beschreven wordt in de Bilha. In het boek Zukki :3b-5 staat :

3b. Vaak werden hen van het volk van Ismael 'verkocht' door de Hiti stam aan de Zukki stam. 4. Dit is niet letterlijk een 'slavenhandel', maar symbolisch. De 'handel' is een beeld van purificatie, een tocht, een rechts-systeem, de grens, een plaats in de onderwereld. 5. 'Slavernij' is een metafoor van heiligheid en bescherming. Alleen door opvoedkundige restrictie kon het volk van Ismael tot Nod komen. Nod is een gebied in het land Kanaan, het beloofde land. Dit gaat over het punt dat het volk wordt overgedragen aan de wildernis om de wet ingeprint te krijgen na uit het water te zijn gehaald, oftewel de exodus opname, wat parallel loopt aan de opname van Mozes. De slavernij is geestelijk als de heilige gebondenheid, de heilige slavernij tot God. De zonen Gods kwamen tot de aarde en werden opgenomen door de brt-dochters van Adam, zoals Jezus, de zoon van God, kwam tot de aarde, tot het kruis, om zo opgenomen te worden tot de hemel, zoals de Germanen tot Bertha werden opgenomen door haar walkuren. Dit is de diepte van het Sekhmet-Hathor mysterie. Hathor geeft geboorte aan de mens, en neemt wraak op de mens door Sekhmet, als het samenspel tussen de Hiti stam en de Zukki stam. NEPH is in de Egyptische mythologie ook genaamd NU of NUN, als de afgrond, de oerleegte. In het Sranan Tongo is dit NEN, naam, wat in het Hebreeuws piercing en merkteken betekent. Het SEK-MET principe vindt hierin plaats van verlamming en gepiercet worden, verbonden aan de wet, aan de MATI. Dit is hetzelfde als het Issaschar-principe van het zevende zegel. In de NEPH, de afgrond van de onderwereld, wordt dit principe vereeuwigd, OWLAM in het Hebreeuws, LM in het Aramees, als ILIM. Dit is de diepere betekenis van de NEPH-ILIM aan de andere kant van de paradox, als de eeuwige verlamming-piercing. Zo worden we voor eeuwig gebonden aan de MATI, de wet. NEPH (NEB) gaat dus over in THET, THOTH, bloedvergiet en van daaruit hardheid wat de Arawakse betekenis is van THOTH, als TATAN. Zo zien we hier dus de weg en het proces tussen zacht en hard.Wij moeten hard worden door de diepere zachtheid. Het Sekhmet-Hathor principe is dus een vissersprincipe. De vis is de ziel die de eeuwige verlamming is ingegaan. zachtheid-verlamming-piercing-wet-hardheid Dit is dus waar NEPH-TYS voor staat, NEB-THET, de godin van de dood, de slavernij, de geboorte, het klagen (klaagliederen) en de nacht. Juist in de nacht manifesteert zij zich door dit proces. Ook is op sommige Egyptische arken de zwarte hond ANUBIS te zien, als een wachter. Hoe kan de nephilim overwonnen worden ? Door tot de diepere betekenis van de nephilim te komen, de goede betekenis. In de diepte is de NEPH-ILIM een Urim en Thummim : NEPH : verlamming-piercing ILIM : eeuwigheid De Wet, de MATI is in de ark, bewaakt door de twee godinnen op de ark. De MATI is de TORAH. In het Arawaks is TORA het vrouwelijke, 'zij'. In diepte is dit de wet en de dubbele vrouwelijke vruchtbaarheid. Wij moeten tot de diepere, positieve betekenis komen. In de diepte komen we weer uit op het vrouwelijke en de wet.

Wij moeten dus zicht krijgen op Genesis 6 in de diepere lagen. De ark verschijnt in de dagen van de nefilim. KANAAN betekent de doorstekingen, de piercings. Ook AMOWC, Amos, had deze betekenis, en het merkteken van het beest, 666, oftewel SEKH-MET, het inprinten van de wet, als een belangrijke URIM en THUMMIM. In het Hebreeuws is RA'AH zien, visioenen hebben, waar het hele evangelie in de grondtekst om draait. Eén van de meest bekende goden uit Egypte was altijd Ra, de zonnegod en schepper. Ook hij is een oorlogsgod. Hij duikt veel op in de Egyptische geschriften. In het Sranan Tongo is dit RAI, advies, raad, strategie. In het Karaibs is RA het fundament, de vloer, en de borstvlakte. RA'A, of RAPA is herhaling, weer, terug, als dynamieken die telkens weer terugkomen, als in een cyclus. Hierom is RA een belangrijke cycli-realiteit waardoor alles weer terugkeert in vernieuwde vorm. Ra gaat in zijn ark voortdurend door de cyclus van de onderwereld. Jibril, Gabriel, komt van het Hebreeuwse Gabar, wat de heilige gebondenheid door overweldiging en onderwerping betekent. De KEBA is de Aramese ark, wat in het Arabisch de KABA is als een ark-gebied, het heiligste gebied. In de Egyptologie is dit verbonden aan Geb, de god van de aarde. Hij is de groene vruchtbaarheidsgod, als een equivalent van het groene paard van overwinning, het vierde paard, wat dan overgaat en nauwverbonden is aan het witte paard van de dubbele moederschoot die geboorte voortbrengt. Wij moeten dus terugkeren tot het mysterie van de ark en van Jibril, Gabriel, de metaforen van de heilige gebondenheid. Etsa 3 (De Egyptische Bijbel) 29. En zo is dan alle alverzoening in Egypte, waar de doden niet vergeten worden, maar omringd worden met zorg. Egypte was altijd veel meer met de dood en dodenreizen bezig dan het christendom. Hier zit een raadsel in verborgen, namelijk dat zij weten dat het verleden begrepen zal worden, en dat door andere combinaties van het verleden, binnen het verleden, dit de toekomst zal zijn, dus eigenlijk is er helemaal geen toekomst, maar alleen het veranderen van het verleden. Alles is dus al gebeurd. De derde alverzoening is de verzoening van de goden en hun opponenten, die hun plaats en samenhang in het verleden vinden. Alles staat of valt dus door dosering en samenhang. Alles zal onderhevig zijn aan terug-vertaling en door-vertaling, zodat de betekenissen zullen veranderen. Dit gebeurt allemaal in het verleden. Sokar is in de Egyptologie de god van de woestijnen en de dood, die aangesteld is als de wachter van de poel des vuurs. Zijn grot was op de poel des vuurs. Die grot wordt ook wel de geheime kamer genoemd en is soms een ei. Van de poel des vuurs drinken de gezegenden koel water en voor de verdoemden is het gewoon vuur, dus dat kan nogal verschillen. Ook in de grondtekst van de bijbel is de poel des vuurs niet alleen maar voor toorn, maar ook voor genezing en transformatie. Het is dus heel dubbel. Na de lange reis van het vierde uur van de nacht in de Amduat, het boek van de verborgen kamer, die een reis is door de woestijn van Sokar, komen we aan in het vijfde uur, tot zijn grot, zijn geheime kamer, die de poort en sleutel is tot de poel des vuurs, wat niets anders is dan de poel van verjonging en wedergeboorte. In de verborgen kamer bevindt zich een slang, die een vermenging is van Sokar, Osiris en Ra. Dit is een gevleugelde slang. De verborgen kamer wordt bewaakt door Aker, de dubbele leeuw, een oergod van de aarde. De Aker bewaakt het heilige vlees, waarvan de slang een beeld is, oftewel het oorspronkelijke paradijselijke lichaam. In die zin is de poel des vuurs dus onmisbaar om terug te keren tot het paradijs. Door het nieuwe lichaam wordt het zesde uur bereikt, de grote paradijselijke afgrond waar alle schepping begint : Nun. Ook wordt het

in het zesde uur duidelijk dat het verborgen vlees in feite van Nun was. Het verborgen en heilige vlees van het paradijs, het oorspronkelijke paradijselijke lichaam van Nun, wordt bewaakt door negen slangen. Zij bewonen het paradijselijke lichaam, zijn onderdelen van het paradijselijke lichaam, als de vruchtbare delen. Het is hun taak de vijand te roosteren, en de schaduwen van de vijanden in stukken te hakken, en zij vernietigen de geesten van de vijand. Zo komen we in de Egyptologie tot een veel eerlijker beeld dan dat van het traditionele christendom. In dit mogen we de Egyptische moeders leren kennen, vanwege dat juist het hele proces van de door woestijnen omgeven poel des vuurs een proces van barensweeen en wedergeboorte is, zoals Nut, Bastet, Sekhmet, Maat, Wadjet, Nekhbet, Neith en Mut, om zo tot diepere geboorte te komen, en dan mogen we dus komen tot de Amazones die deze maskers vasthouden. De maskers hebben al een veel grotere waarde dan wat het traditionele christendom ooit gebracht heeft, en liggen hieraan ten grondslag, wat het traditionele christendom juist verborgen trachtte te houden. Het is tijd dat de ware moeders terug gaan komen. Wij komen tot de vliegende slang in de Amduat, het boek van de onderwereld, het boek van de verborgen grot, waar op de poel des vuurs de grot van de vliegende slang zich bevindt, de grot van Sokar. Hier vooraf gaande is een lange weg door de woestijn van Sokar. Sokar is hij-die-op-hetzand-staat, wat ook een beeld is van de vliegende slang in de apocalypse. Sokar is deze slang samen met Osiris en Ra, als Sokar-Osiris-Ra. De woestijn die hier dus aan vooraf gaat in het vierde uur is de Restau, de Rosetau, het land van Sokar. Dit wordt ook wel de slangen woestijn genoemd. Alles is in golf bewegingen, golf-patronen, alles gaat tegen elkaar in, als het land van de paradoxen. Alles is een tegenstander van alles. Zo moeten wij dan naderen tot de grot van hij-die-op-het-zand-staat, van Sokar, de vliegende slang. Zand is in het Aramees kostbare stenen, als de geheimenissen van de gnosis. Het lijden is alles wat we niet begrijpen, maar de gnosis brengt daar verandering in. Zo komen wij tot de grote opstanding in de wildernis. Zand is een beeld van nuance en samenhang, als een beeld van de Hiti stam die aan de rivier leeft. De rode draak is een beeld van de opstanding in de wildernis. In het Aramees is de rode draak een beeld van de Urim. Er is ook een geheime weg om tot de vliegende slang te komen, beschreven in de Amduat. Dit geheim is de gruwel van Set. Ook is het het pad van Isis die haar broer volgt. Dit pad is gevuld met de vurige adem van Isis. Ook is het gevuld met de vurige adem van de Wamemty slang. De Wamemty slang leeft door de vurige adem van zijn mond, en is de bewaker van de steen of het ei. De vuur adem is in het Aramees de adem van de Urim, de toetsende adem. De mond met zijn twee kaken die tegen elkaar inwerken en zo ook samenwerken zijn een beeld van de heilige paradoxen. In het Aramees is de mond ook 'gebod', als de Wet. In het Hebreeuws is het een poort, en een slager. Ook in het Grieks is het een slager, de rand van een wapen, en de doorboring, de besnijdenis, van de borst. Ook in Openbaring in het Aramees komen we de vurige, giftige adem tegen, als een speer in de mond. Johannes zag de verschijning van de Alfa en de Omega, wiens borst in het Aramees was gepiercet, als een straf of tucht op de borst, als een verbod, als een eed van onthouding. Vaak wordt er vertaald dat deze persoon wit haar heeft, maar in het Aramees gaat dit om witte veren, en het kan ook een wit kleedje zijn van lamsvacht. In het Aramees is dit een gesel of een strafmiddel, als een doorborende speer of piercing. Al deze kenmerken zijn kenmerken van de vliegende slang, oftewel de rode draak zelf, oftewel de Urim, de toetsteen. Dit is dus de ware opstanding, wat leidt tot de ware hemelvaart, of hellevaart, oftewel de vrouw, de moederschoot. De Aramese piercings door de borst van de verschijning die Johannes ziet zijn van goud, wat in het Grieks de moederschoot betekent. Dit zijn dus in de diepte de piercings

van de moederschoot die tot wedergeboorte leiden, de ware hemel of hellevaart. De hemel is in het Aramees een belegering. De geboorte vindt dus plaats in de belegering door de Amazones. Dit is dus in de diepte het vijfde uur van de Amduat, de nachtreis door de onderwereld, waarin er gekomen wordt tot de vliegende slang, die verborgen wordt gehouden in de grot van Sokar. Sokar betekent : het schoonmaken van de mond, wat ook de schoonmakende mond zelf is, als de slachtende mond, de doorborende mond, ook vanwege de vurige adem. Deze adem is dus van de poel des vuurs, die onder de grot van Sokar ligt, en wat koel is voor de gezegenden en als vuur is voor de verdoemden. Dit is dus de Urim die een tweeledige functie heeft als toetssteen. In het tweede uur van de faraonische geschriften zien we Saa-Set, IU-SAA-SET, in de vorm van een slang die de poort van de tweede divisie bewaakt in het boek der openingen. Zij is in de Egyptologie de vrouw van Ra, de reiziger door de nacht. Ra reist altijd met de SA, de Egyptische gnosis, die voor hem de poorten opent. SAA-SET is de Sethiaanse gnosis, van de piercings, de initiaties in de onderwereld en de wildernis. SAA-SET is de godin van het tweede uur van de nacht, en de vrouw van Ra. In dit uur wordt er een speer gestoken door de slang. AMU-AA is de naam van deze slang. In dit uur zijn de vijanden van Ra gebonden, op weg naar het oordeel. Het is juist zo in de Egyptologie dat Seth de beschermer is van Ra. Het derde uur of de derde divisie is die van het monster AQEBI, een vorm van GEB, in het boek der openingen. Het pad wat leidt tot de derde divisie is genaamd SEPTET. Seb is een vorm van Geb inde Egyptologie, en Tet is Thoth, dus Geb-Thoth. Thoth is de god van het archief en Geb is de god van de aarde die slechte geesten en zielen gevangen zet. De valse slang wordt hier in stukken gesneden door MAAT, de godin van de wet, de belichaming van de wet. De naam van de godin van het derde uur is de Slager, zij die de ba-zielen besnijdt. In de Amduat is de naam van de derde divisie NET, NUT, oftewel de vrouw van Geb. Ook wordt Geb in deze divisie afgebeeld als een slang. In die zin is Geb de gesel van Nut. Het vierde en vijfde uur zijn de Sokar-uren, gewijd aan het vinden van de vliegende slang, oftewel de URIM. Het zesde uur is de paradijselijke afgrond in de Egyptologie, de Nun, als een beeld van de moederschoot. Bij de Amazones is de Urim en de Thummim, oftewel JANA en JANI, om het loon te bepalen. De Thummim, JANI, is het loon, en dat kan alleen binnengegaan worden door de toets-divisie, de JANA, oftewel het uur van de toets, de Urim. Zo zal er geen vals loon zijn, geen valse genade. Voor hen die geen JANI verdienen, geen loon, vanwege slechte werken, zal JANI een grote straf op hen zijn. In het Egyptisch is loon 'FEKA', wat ook volledigheid en overvloed betekent, als de Thummim. Wij moeten komen tot het paleis van FEKA, om zo onze vangst te laten zien en neer te gooien, om zo door FEKA beloont te worden. In het begin van de Egyptologie was daar de strijd tussen Ra en Apep. Ra als de god van licht, en Apep, de slang, als de god van chaos, duisternis en leegte. Apep kwam om Ra te initieren, om het licht te doorsteken, om hem zo dieper in de duisternis mee te nemen. Apep werd verschrikkelijk gedemoniseerd, overmatig. Pepe is de bron van alles in het Egyptisch. Apap betekent groots oprijzen als het monster van de duisternis. Dit is een beeld van de Amazones, van de oermoederschoot van de wildernis en de onderwereld. Ra gaf geboorte aan Geb en Nut, en Geb en Nut gaven geboorte aan Osiris en Set (naast Isis en Nephtys). Door de Horus cultus, ook een cultus van licht, werd ook Set meer en meer met Apep vergeleken en gedemoniseerd. ST betekent ook vrouw in het Egyptisch, wat ook verbonden is aan de Amazones. Apep is dus de schaduw van Ra, zoals ook Iusaaset, Saa-set, dit is, de vrouw van Ra, de meesteres van Ra. Zij is de schepper van alle goden en godinnen, als de grote Egyptische moeder godin, het tweede uur van de nacht, als de godin van het tweede uur. Apep is een andere vorm van haar om Ra

te tuchtigen en te initieren. Zij wordt ook genoemd : Iusaas, Juesaes, en Jusas. Alle overdemoniseringen van Apep en Set om Horus op te richten als almachtige koning van Egypte, hebben geleid tot Jezus die de plaats innam van de Moedergodin Juesaes, Jusas. Haar afgekapte deel, Judas, heeft toen wraak genomen. Ook was zij in haar naam, als Iusaaset, verbonden aan Set, maar dit werd in het christendom overgedemoniseerd als satan. Iusaaset, de vrouw van Ra, de godin van het tweede uur, heeft dus verschillende aspecten. Ook geeft zij Ra de macht om zijn vijanden te overwinnen. In de Egyptologie is zij ook de boom des levens. De Urim en de Thummim komen naar voren in het vijfde en zesde uur van de nachtreis. In het zesde uur zien we troon van Osiris verschijnen in de Nun, de paradijselijke afgrond. Zo worden de doden geoordeeld, want dit is de hal van het oordeel. Voorafgaande aan het zesde uur, in het vijfde uur, zagen we de rode draak, de vliegende slang, oftewel de Urim. In het Eeuwig Evangelie (EE) komt dit ook weer naar voren in de poezie van de vijfde nachtwacht, waar de rode draken spelen. In het Thummim uur vertalen we Osiris door in de Surinaamse talen. Osiris is de Egyptische god van de dood en het recht. Hij voert recht over de doden in de onderwereld, waar hij zijn vijanden onder zijn voeten heeft. Alle doden moesten tot zijn hal komen waar hun harten gewogen zouden worden. Hiertoe moesten ze door allerlei poorten gaan waar ze getest zouden worden. Hiervoor had Osiris een heleboel hulpgoden. Als hun harten werden gewogen en het hart was licht genoeg, dan kregen ze toegang tot de verdere onderwereld. In het Sranan Tongo is dit OSOYURU, wat huishuur betekent, oftewel toegangsbewijs. Alleen zij die loon zouden hebben ontvangen zouden toegang krijgen. Weer ging het hier dus om eerlijk verdienen en niet om genade. YURU is huur, maar ook tijd (uur). Je loon bepaalt dus voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. Dit is waar dit allemaal oorspronkelijk voor staat. In het Karaibs is dit OSU, wat polijsten betekent, kastijding. Dit is om je klaar te maken voor toegang ergens, en voor tijd ergens. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd. Hier zien we de Thummim als huur verbonden aan loon. We kunnen dus niet zomaar tot loon en huur komen, maar dit gaat door de Urim, het toetsende uur. In die zin moeten we allemaal voor de troon van Osiris verschijnen om ons verdiende loon te ontvangen. Dit is een belangrijk onderdeel in de nachtreis, de reis door de onderwereld. In het zevende uur worden de vijanden van Osiris, de vijanden van eerlijk loon, onthoofd. Dit zijn zij die de valse genade leer aanhangen. Het pad tot de zevende divisie wordt bewaakt door een monster slang genaamd AKHA-EN-MAAT, als KAIN-MAAT, de Wet van Kain. Genesis 16:9 “Keer naar uw meesteres terug en verneder u onder haar hand.” Dit is één van de belangrijkste verzen van de Bijbel, die geheel is ondergesneeuwd door de populariteit van het Nieuwe Testament en de Jezus cultus. Vers 11. Zie, gij zijt zwanger, en zult een zoon baren, en hem Ismaël noemen, want de Here heeft naar uw ellende gehoord. In het Hebreeuws gaat dit om zijn naam, se-mow Yismael. Naam is shem, wat ook piercings betekent. Noemen is qara, oftewel kra, de Levitische gnosis, een anagram van ark en Aker. Zijn moeder is Hagar, van Aker, de dubbele Egyptische wachter van de onderwereld, als de dubbele

Moeder. Ismael is 'hij met de dubbele piercing.' 12 Hij zal een wilde mens zijn; zijn YAD, geslachtsdeel, zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem, en hij zal ten aanschouwen van al zijn broederen wonen. Is-MA-al, Iysh-MA-al, als slaaf van de wet (ma, maat, Egyptisch) van AL, Delila. AL is in het Hebreeuws ook tegenstander, invasie, inneming, en is ook de god van de Israelieten. Iysh-RA-AL is slaaf van de tijdschijf van Delila. Zij staan bekend als tegenstanders, als AL. Naar haar beeld zijn zij geschapen. Ook duidt de tijdschijf op de bizonjacht, waar alles omheen draait. In die zin bracht IsMA-al het ware Is-RA-AL voort. Hij heeft een dubbele piercing in zijn YAD, waardoor hij tegen alles is. In het Hebreeuws staat er dat Ismael een wilde Adam zal zijn, een pere adam. In die zin mogen wij verwachten dat in Ismael een grote paradijselijke waarheid ligt opgeborgen. In het Aramees staat dat aan Hagar een zoon werd beloofd, omdat de Heere naar haar slavernij had gehoord. Hagar leefde dus in gedwongen slavernij tot de god van Abraham, als een vrouw tot een man, terwijl Hagar stond voor de AKER, de dubbele onderdrukte moeder, de wachter van de onderwereld. Zij was in gevangenschap, maar Ismael zou haar uit die gevangenschap verlossen. In het Aramees is Ismael in vers 12 een wilde man als een catapult, als belegerings-gerei. Dit is ook waar AL voor staat, Del-AL-lah, inname. Dit gebeurt door de YAD. In het Aramees is de YAD ook slaven-sieraden en manuscripten. De belegering is dus geheel door de gnosis en de onderwerping aan de gnosis. Inname gebeurt strategisch. Dit gebeurt in overleg en plansmatig. Ismael wijst dus terug op Hagar, de AKER, de dubbele Egyptische wachter van de onderwereld met de twee leeuwenhoofden, als een beeld van de dubbele moeder, de vrouwelijke vruchtbaarheid. AKR is een anagram van KRA, de Levitische gnosis, loon, en van ARK, die ook het dubbele karakter heeft vanwege de dubbele cherubs, die in de Egyptologie twee godinnen waren. De ark als boot moet door de tijdschijf heen om tot wedergeboorte te komen, door de uren van de nacht, door het ontmoeten van de godinnen van de uren van de nacht en de monsterlijke wachters van de uren van de nacht, wat zich uit in verschillende divisies. De ark is dus onlosmakelijk verbonden aan de tijdschijf, zonder welke er geen wedergeboorte kan zijn. Zo is de ark dan ook onlosmakelijk verbonden aan de bizonjacht. Ismael is zo als de wedergeboorte door de Aker, door de Hagar. In die zin is Ismael dus belangrijk. Ismael maakte de reis door de tijdschijf, als slaaf van de wet, en bracht zo Israel voort als slaaf van de tijdschijf. In die zin is Israel de opstanding van Ismael, en is er geen Israel zonder Ismael. In die zin is de Koran, het boek van Ismael, van levensbelang, als een zinnebeeld. Wij kunnen alleen tot het ware Israel komen door de diepte van Ismael, hij die de reis door de onderwereld maakte. Zonder Ismael is er in die zin geen wedergeboorte. Ismael leidt hiervoor helemaal terug tot Hagar, tot de AKER. In het Aramees kwam Ismael om te vernietigen en te slachten in vers 12, om zo te 'openen'. Hij moest verloren betekenissen hierdoor terugbrengen. In het Aramees is dit om de betovering te verbreken, als een vuur wat alles smelt. De ark was in Egypte altijd het principe van de dubbele Moeder, de Isis en de Nepthys, twee zusters, de dochters van Nut en Geb. Zij stonden op de ark om die te bewaken. Mozes ontving de Wet op de berg Sinai. Sinai betekent 'doornen' in de grondtekst, als een metafoor van piercings. Die piercings gaan door de spieren en/ of door de huid over de piercings, voornamelijk in het borst gebied en arm gebied De ark is in de Hebreeuwse worteltekst een slachtplaats. Hier is waar de mens dus zijn overmoed overwint.

Ook de christelijke apocalypse heeft zijn diepe wortels in de Egyptologie, in de boeken van de uren van de nacht, de Egyptische tijdschijf. Zo zien we in het elfde uur van de Amduat de godin van de tijd rijdende op een slang, zoals de vrouw van openbaring op het beest rijdt. Een andere slang met vleugels is genaamd Ziener, en boven hem zijn twee ogen, de zon en de maan, die staan voor het herstel van het bewustzijn. Dit is een beeld van de Urim en de Thummim. In de Koran is het samenkomen van de zon en de maan een beeld van de opstanding. Zo kan er schepping komen. In het Hebreeuws is RA'AH zien, visioenen hebben, en waar het hele evangelie in de grondtekst om draait. Het tiende tot het twaalfde uur van de Amduat gaan over het herstel van het oog, als beeld van het bewustzijn. In het Filistijnse verhaal gaat dit juist door de doorsteking van het oog van Simson. De Amduat is de Egyptische apocalypse, de wortels van de christelijke apocalypse. In Egyptische context gaat dit over de watergodin, Tefnut, een grote moedergod binnen de Egyptologie, als de moeder van Geb en Nut. Zij is degene die aan vele wateren zit, en zo werd gedemoniseerd door het christendom. Haar naam betekent spugen, TFN, als de vuurspuger of gifspuger. De geboorte vindt plaats in de belegering door de Amazones. Dit is dus in de diepte het vijfde uur van de Amduat, de nachtreis door de onderwereld, waarin er gekomen wordt tot de vliegende slang, die verborgen wordt gehouden in de grot van Sokar. Sokar betekent : het schoonmaken van de mond, wat ook de schoonmakende mond zelf is, als de slachtende mond, de doorborende mond, ook vanwege de vurige adem. Deze adem is dus van de poel des vuurs, die onder de grot van Sokar ligt, en wat koel is voor de gezegenden en als vuur is voor de verdoemden. Dit is dus de Urim die een tweeledige functie heeft als toetssteen. Zo zien we in het elfde uur van de Amduat de godin van de tijd rijdende op een slang, zoals de vrouw van openbaring op het beest rijdt, als een beeld van de samengekomen Urim en Thummim. In de ark bevindt zich de wet, het manna en de bloeiende staf van Aaron, wat in het Hebreeuws een roede is, een tuchtstok, met meerdere uithangsels, zoals ook gedragen wordt door de farao's. Dit wijst dus terug naar de Egyptische tucht. De Egyptische roedes hadden uithangsels met kralen. In Egypte is de Urim en de Thummim Ra en Thmei. Thmei is de godin van de waarheid, het recht en de wet (MAAT). De KORAN is in de Surinaamse talen : KORI-ANU, oftewel bloedsloon. In het Hebreeuws staat dit voor ADAM, DM. De DM als DUMA is de zesde zoon van Ismael. Wij mogen hier esoterisch mee omgaan. De Koran is in die zin de zesde zoon van Ismael, als een beeld van de Ismaelitische Adam in het Ismaelitische paradijs. Nahum 2 3 Het schild zijner helden is rood van kleur, de dapperen zijn in scharlaken gekleed; in de vuurglans van de stalen en ijzeren wapens van de Urim (Aramees-Hebreeuws) staan de wagens op de dag van zijn toerusting, en de lansen worden gezwaaid. In het Hebreeuws staat er : Het schild zijner helden is ADAM. In Ismaelitische zin is dat de Koran. Dit gaat om de Ismaelitische borstplaat, de Ismaelitische Urim en Thummim. Het orakel van de esoterische Koran brengt ons terug tot het Ismaelitische paradijs. Koran 82. Al-Infitar – Het Uiteensplijten 9. Nee, maar jullie noemen het Oordeel een leugen.

Het uiteensplijten is het uiteensplijten van de staf van Aaron, tot een roede met meerdere uithangsels, die in de ark werd gelegd. Dit is de derde zoon van Ismael : Adbe'el – kastijding, tucht, scheiding. De Koran als de Ismaelitische Adam, draagt de roede van Aaron, de Adbe'el, de derde zoon van Ismael, boek 82 van de Koran, de Al-Infitar, het uiteensplijten, de roede met de gekraalde uithangsels. Dit is een voorwerp wat in de ark ligt. Het rode paard van de openbaring is in het Hebreeuws het paard van Adam, oftewel het paard van de Koran, de tuchtroede. Dit is dus een allerhoogst heilig item. In Egypte is dit de Nekhaka, die door Osiris aan de farao werd overgedragen als een symbool van autoriteit. Dit was ook een vruchtbaarheids-symbool. Een variant hierop is de veer van Maat, de veer van de Wet, waardoor de doden geoordeeld werden. Ook de veer is een verdeler en onderscheider. Wij moeten komen tot grote onderscheidingen. Veel kennis moet hieraan opgeofferd worden. Iemand kan veel kennis hebben, maar zonder onderscheiding is hij nergens. De tuchtroede met de gekraalde uithangsels is de bezitster van de Urim en de Thummim. Zij is de Grote Onderscheider. Ook de paradijselijke rivier die zich in meerdere rivieren uiteen splitst is hiervan een beeld, en in de apocalypse waarin de Thummim de Urim berijdt, als de vrouw op het beest, is dit het beeld van de wateren waaraan zij zit. In de Griekse grondtekst zijn dit ook de wateren van de zondvloed. De vrouw op het beest wordt door deze wateren geleid. Het geeft haar onderscheiding. Neith is de Egyptische godin van de duisternis en de jacht. Ook is zij een oorlogs-godin. Zij werd genoemd : “Al wat was, is en zal zijn.” In de apocalypse staat het net iets anders : Openbaring 17 8 Het beest, dat gij zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve; en zij, die op de aarde wonen, wier naam niet geschreven is in het boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was en niet is en er toch zal zijn. Het beest is er wel en niet, omdat het beest zich als een vrouw kan manifesteren. Het getal van het beest is het getal van een mens. Dit gaat om een grote groep beesten, die als het nodig is in menselijke gedaante kunnen komen. Verbazen is in het Grieks weer aanbidden, en in de worteltekst gaat dit om een ontmoeting. Johannes bezocht de vrouw op het beest, als Hannah die haar zoon aan de Mara verkocht. Mara is een woord voor God in het Aramees, de bezitster. Dit is dus de Vrouw op het Beest, en ook het Beest zelf. In de genitalien zitten de creatieve krachten om in een beest te veranderen. Daarom worden vandaag de dag de genitalien overmatig gedemoniseerd of verkeerd voorgesteld. Men wil het geheim niet prijsgeven. Het Beest moet dus ontwaakt worden in ons. Dit gaat diep en is geen spelletje. De Egyptische godinnen zijn reflecties van de beesten die wij eens waren. Er is dus een nauwgezette cyclus gaande. In het EE wordt duidelijk dat juist door de onderdrukkingen we weer terugveranderd worden in beesten. De Egyptische godinnen staan dus voor beesten die uit het menselijke bewustzijn gingen. De mens kwam in een diepe slaap. Hathor is ook wat het merkteken van het beest inhoudt. Hathor betekent huis van Horus, wat in het Hebreeuws de bayith van Horus is, de gevangenis van Horus. Het huis is in de Egyptologie het vrouwelijke lichaam. Het getal of merkteken van het beest houdt in de grondtekst de vermenigvuldiging in, de massa, zodat het beest tot beesten wordt. Wij moeten in vele beesten veranderen.

Hathor is ook de grote godin van de vruchtbaarheid. Het merkteken van het beest is in de Griekse worteltekst ook de gnosis van het beest, de kennis van het beest. Hulda, Hel, was de moedergodin van het Germaanse gebied, die door de christelijke invasies werd gedemoniseerd. Hulda, Hel, was de Hathor van de Germanen. Dat wat men slap vertaalde in 'geest' is in het Grieks de scheppende, beestachtige pit waar het lichaam uit voortkwam. Deze beesten waren voortgekomen uit de leegte. In het Aramees zijn zij de belichaming van geur, odor. De IYSH kwam allereerst tot het Beest als slachtvee, en werd toen zelf tot beest, als leeuw van de duisternis, de leeuw van de jacht, de leeuw van Judas (Juda), oftewel de zwarte leeuw, wat geen echte leeuw is, maar een nog verschrikkelijker beest. Deze zwarte leeuw was onderworpen aan de alfa zwarte leeuwen, zoals Iyowb aan hen was onderworpen. De IYSH werd dus eerst zelf verslonden door de zwarte leeuwen, en werd later één van hen, zoals Iyowb. Leeuw is de RH in het Aramees, zoals de duisternis dat is, RH, wat men had misvertaald in 'geest'. De RH is de zwarte leeuw, een verschrikkelijker beest dan een leeuw. Het reukorgaan is het zintuigelijk vermogen van het beest, ook in de grondteksten. Dit orgaan ontstaat in de leegte, waarvan het beest de verpersoonlijking en belichaming is. In de hogere gnosis is dit een basis-vermogen. De reuk vertelt een verhaal. Allereerst moeten wij stom worden als vee om tot dit orgaan te komen. Wij voelen ons misschien vaak zonder woorden, of zelfs met een verlies aan concentratie, om zo in verwarring af te dalen. Wij willen misschien vaak onze vijand of hen die ons tarten voor schut zetten of het hen goed betaald zetten, maar voelen ons als slachtvee in veel situaties als wij tot de hogere gnosis komen, want zonder het worden tot vee zullen wij nooit beest worden. Het worden tot vee is de sleutel tot het beest. De opstanding van de IYSH staat voor het uiteindelijk worden tot beest. Dit is een reuk-orgaan, een grote verlichting in de nacht, als het komen tot het grote nachtvuur, de onderscheiding van de duisternis, oftewel het nachtzicht, de hel. Het beest leidt vervolgens tot de dieptes van het zijn van vee, dus dit is een grote, heilige paradox. Wij kunnen in die zin niet zonder 'het kruis' leven, zonder pasen. Die diepte vinden we terug opgeborgen in de islam. Wij moeten tot volledige overgave komen, en het verlies van het zoonschap. Alleen zo kunnen wij volledig beest worden. Zwarte leeuwen verstoten hun jongen. De verstoten zwarte leeuwen komen zo onder een alfa zwarte leeuw die niet hun moeder is. Hierin zien we ook weer Hannah (Johannes) terug, die haar zoon, Shama-Al, verkocht aan het Beest. Het beest komt in de grondtekst voort uit de leegte, als het beest van de afgrond. In het EE gaat het erom het beest in onszelf te vinden, een pit dieper dan de ziel. Dit is ook tot het herstel van de neus, het reukorgaan, om zo de valse stemmen en visioenen in ons te doven. Alle stemmen, dromen en visioenen moeten onderworpen worden aan het heilige reukorgaan. Het gaat dus niet om het Woord van de Geest, maar om het Woord van het Beest. Op de pinksterdag werden de profeten en vertalers (apostelen) vervuld met het Beest in plaats van de Geest. Waar vaak het woordje profeet in de Westerse vertalingen staat, daar staat in het Aramees 'vertaler' (apostel). In het Hebreeuws is dit in de worteltekst voort laten bubbelen, orakelse dichters en gekken, dwazen, of doen alsof. In de worteltekst wordt dit gelijkgesteld aan spasme. Dit zien we ook in het leven van jakob terug die door de Moeder Amazone op zijn heup werd geslagen, kreupel en spastisch werd geslagen, wat ook een belangrijk onderwerp is in de Amazone Mythologie. Dit gebeurde in de worteltekst ook met Shama-Al die spastisch werd geslagen, zodat hij niet meer door spieren leefde, maar door hogere paradijselijke impulsen. Dit is dus de ware betekenis van een OT profeet of vertaler. Zij waren wilden, raadselachtig, heilige idioten. Zij waren extravagant in hun

taal. Er is zoiets als een heilige krankzinnigheid, een heilig delirium in de OT betekenis. Hiertoe werd Shama-Al ingewijd. In het OT stond dit ook gelijk aan woede. Een voorbeeld hiervan was de profeet Habakuk die geweldadige visioenen had en woede-uitbarstingen. Ook was het tegelijkertijd het tegenovergestelde als extatische opgewondenheid. Profeet is dus een misvertaling, maar is een kreupel of spastisch geslagen slaaf, als een beeld van het worden tot vee, de enige manier om het Beest te ontvangen. De pinksterdag was dus een grote oogstdag, na de nacht van het kruis. Wij moeten streven naar de uitstorting van het Beest in ons leven. Dit kan alleen door het kruis. Wij mogen geen overmoedige beesten zijn. Het Grote Beest zal alle valse beesten slaan. Dit is waarom christenen het Beest demoniseren en verafschuwen. Zij vrezen het Beest, omdat het hen zal ontmaskeren en verslaan. Het merkteken van het Beest is daarom een groot taboe in de christelijke kerk, en verklaart ook hun haat tot dieren, die zij vaak nog elke dag eten. Zij proberen zich te verstoppen voor het Grote, Heilige Beest. Zij houden meer van de Geest, de bedrieger, de stedenbouwer. Zij verafschuwen de wildernis. Er moet een grote exodus komen. Terug tot het Beest. Hierin is Hathor, ILA TAGA, de Grote Slager, de sleutel. Het beest komt uit de afgrond, uit de leegte. De leegte kwam uit het Beest. De afgrond kwam voort vanuit het Beest. Hierin ligt alle duisternis opgeborgen, de Schepper van de Nacht. Wij kunnen niet zomaar tot het kruis komen. Wij moeten eerst tot de kribbe komen, de voederbak van het vee. Wij moeten worden tot jong vee, tot de geboorte van vee, onderworpen aan vee. Wij moeten door de kribbe komen tot Hathor. Toen Shama-Al aan de Mara werd verkocht door Hannah moesten er runderen kreupel geslagen worden, als een beeld van het worden tot jong vee, pasgeboren vee. In die zin is Shama-Al een beeld van de kribbe, van de Iysh in de kribbe. Hathor is een oud beeld van de moeder, bijmoeder of meesteres van Horus, als het huis van Horus, zijn gevangenschap. Maria is daar een Israelitische vorm van. In die zin werd de Iysh, als de Shama-Al, het kreupel geslagen vee als een beeld van jong, pasgeboren vee, opgedragen aan het Beest. Wij moeten het mysterie van de kribbe in de Egyptische en apocalyptische context leren begrijpen. Sekhmet – oorlogsgodin – witte paard Neith – jachtsgodin – zwarte paard Hathor – slachtsgodin – rode paard De Shama is daarom centraal in het hindoeisme. Zonder de Shama, de kribbe, de geboorte als vee, de verkreupeling van het vee, het onderworpen zijn aan sterker en ouder vee, kunnen wij niet tot de Godin, de Ila, komen. Het hindoeisme is dus een belangrijke cryptische sleutel om uiteindelijk te worden tot Beest. Het is als de zwavel-formule van de hel. SA-MA is in het hindoeisme de onsterfelijkheids-drank van de goden. SA-MA geeft goddelijke visioenen, opent de zintuigen. In de Psalmen van de Rig Veda wordt het duidelijk dat het grote tijdswiel van het Beest alleen maar werkt door de SA-MA, de rituele drank. Agni, GAN-NU, is de tuin van Nu in het Aramees-Egyptisch, als de wijngaard van Noach. In dit gebied wordt de Soma, SA-MA geoogst en gedronken. SA-MA is in het Egyptisch de gnosis van de Wet. SA, kennis, komt voort vanuit de vedische godin USA, de ochtendschemering, de dageraad. In het Sranan Tongo is SA 'vrouw'. SA-MA is in die zin de Wet van het vrouwelijke. USA-MA is de Wet van het nachtzicht. Dit is de diepte van het merkteken van het Beest, dat de goddelijke vrouwelijke wet in ons wordt geprint, en het maakt ons tot wedergeboren vee. Dit is waar de kribbe, de veevoederbak voor staat.

Het drinken van de SA-MA, USA-MA, is een belangrijk item in de Rig Veda. In de Bijbelse grondtekst is dit SHAMA, wat luisteren en gehoorzamen betekent, oftewel het item van heilige slavernij tot het goddelijke, tot de gnosis. Samuel, SHAMA-AL, is in de worteltekst gerei wat de slaaf tot gehoorzamen brengt. SHAMA brengt de goddelijke verlamming en kwetsbaarheid, gevoeligheid, om zo opgericht te worden in de heilige slavernij tot de gnosis. Door dit te drinken krijgen wij visioenen. Dat is wat de morgen betekent : een nachtvisioen. Dit is waar de Vedische nachtzon, de godin USA voor staat. SHAMA komt om gevoelig te maken voor het Beest, en maakt dat daaraan gehoorzaamt wordt, als 'horen en gehoorzamen'. Dit gaat door het reukorgaan. SHAMA is de profetische leidraad die het Woord (DABAR) omzet in acties, als de kracht tot gehoorzamen. DABAR bestaat uit de geboden, waarschuwingen, bedreigingen, liederen en beloftes. De mandala is hierin een map van de geografie van de gnosis. De SHAMA geeft dus eerst grote leegte, en daarna worden er visioenen gegeven. Ook betekent SHAMA onderscheiding. In die zin is het het drinken van de PESSA, de hogere gnosis, het Amazonische nachtvisioen. De SHAMA is dus een beeld van de heilige tuchtroede, de bloeiende staf van Aaron, in de ark. Zij belichaamt en geeft dit paradijselijke, rijkelijke sap. Het is waar de Amazonische vrouwenborst voor staat. Zij is de Grote Onderscheider. Ook de paradijselijke rivier die zich in meerdere rivieren uiteen splitst is hiervan een beeld, en in de apocalypse waarin de Thummim de Urim berijdt, als de vrouw op het beest, is dit het beeld van de wateren waaraan zij zit. In de Griekse grondtekst zijn dit ook de wateren van de zondvloed. De vrouw op het beest wordt door deze wateren geleid. Het geeft haar onderscheiding. In het Ismaelitisch is dit boek 82 van de Koran, Al Infitar, het Uiteensplijten van de staf van Aaron, tot een roede met meerdere gekraalde uithangsels, die in de ark werd gelegd. In Egypte is dit de Nekhaka, die door Osiris aan de farao werd overgedragen als een symbool van autoriteit. Dit was ook een vruchtbaarheids-symbool. Een variant hierop is de veer van Maat, de veer van de Wet, waardoor de doden geoordeeld werden. Ook de veer is een verdeler en onderscheider. Wij moeten komen tot grote onderscheidingen. De veer staat ook voor Sara, het paradijselijke zaad. Het zaad is een beeld van de stam Reuben, de sleutel tot de tent van Bilha. In die zin stelt SHAMA, de rituele drank, een grote cyclus voor. Ook voor ons is het belangrijk om SHAMA, 'mayim', het goddelijke zaad, te ontvangen. Hiervoor moeten wij het goddelijke teken in ons leven ontvangen, als een weg terug naar het paradijs, om zo niet in het oosten te blijven steken, maar op te gaan naar de zee van zaad, de zee van melk, in het westen, om zo door de leegte tot de Tehowm, de NU, de paradijselijke afgrond, te komen. In de paradox, in de worteltekst, is het Oosten juist het oudere paradijs, als een beeld van de paradijselijke afgrond. In die zin wordt het uitgebeeld door de wijngaard van Noach. De zondvloed is de terugkerende oerzee van melk, die het visioen van de wijngaard van Noach geeft, door de ark. In de derde psalm van de eerste mandala van de Rig Veda is dit de godin Sarasvati, de godin van kennis, die komt als een nachtvisioen. Dit is dus de bron van oudere paradijsen om de rituele drank, de SHAMA terug te brengen door de ark, als een visioen van tucht, waar de staf van Aaron voor staat. Dit is ook waar Samuel, SHAMA-AL voor staat, als de tuchtroede om tot gehoorzaamheid te brengen, de verjonging en wedergeboorte van het vee, door de verkreupeling. In Psalm 8 is de SHAMA een hoog zwellende hemelse oceaan, als wijde stromen komende van de hoogtes. De SHAMA wateren zijn vol met vee, vol met waterbuffels, rijp voor de aanbidders. Psalm 9 gaat over de SHAMA feesten. Indra, NU-DE-RA, giet de SHAMA uit. RA'AH, RA, is zien, onderscheiden, het hebben van visioenen in het Hebreeuws. Het gaat hier dus om het zien van Amazonische visioenen in de dieptes van de paradijselijke afgrond. In die zin is NU-DE-RA een

schenker en een beeld van SHAMA. NU-DE-RA is de goddelijke jager in de mythologie van het hindoeisme. In die zin komen we door NU-DE-RA tot SHAMA. De jacht in de gnosis is de sleutel tot deze oeroceaan. Dit is een oceaan van melk en vergoten bloed van de vijand. Melk is de bloedvergieter. Het gieten van de SHAMA door NU-DE-RA, de goddelijke jacht, brengt dan bloeds-vreugde van de geslaagde jacht in Psalm 9. Dit is het teken van vruchtbaarheid, van nieuwe schepping. Het is het teken van Ajuwth, de eerste zoon van Ismael. Dan wordt het loon naar werken gegeven door NUDE-RA, het oordeel. Dit is dus zeker geen lichtzinnig gebeuren. Zij die misbruik hebben gepleegd worden hierdoor zwaar gestrafd. Iedereen krijgt loon naar werken. De tucht en het oordeel komt tot een ieder. De Nia-ark verschijnt om zonde, schuld en oordeel te laten zien. Dan in Psalm 10 wordt NU-DE-RA, de Amazonische jacht, aanbeden. Dan wordt NU-DE-RA SA-KRA genoemd, oftewel de brug tussen de Egyptische Gnosis en de Levitische Gnosis. Ook betekent de SA-KRA de Levitische Gnosis van de Amazone (SA, Sranan Tongo = vrouw). Het is de Gnosis van de Amazonische offerdienst. Dan vragen de aanbidders aan NU-DE-RA om de stal van het vee, van de runderen, te openen, om hen nog meer te zegenen. Ze vragen NU-DE-RA ook om nog meer wateren van de hemel. Ook de psalmen en aanbiddingen zijn deel van SHAMA. Psalm 11 gaat over de grot van Vala, die veel runderen bevat. Ook USA, de godin van de ochtendschemering, de dageraad, het nachtvisioen, was hierin opgesloten. Hieraan verbonden is de SA, de amazone, het vrouwelijke (Sranan Tongo), de gnosis (Egyptisch). NU-DE-RA splitste deze grot open. Vala betekent omheining, wat de hof van Eden betekent in het Hebreeuws. Vala was een grot van steen, en de broer van de slang van het hindoeisme, de Vrtra. Beiden waren zij asura's, natuur-energieen, die in oorlog leefden met de deva's, de goden. Van de Asura's komt ook Assur voort, de boom van kennis. Vrtra was de tegenhouder, de stenen slang, de bewaker van de rivieren, die deze blokkeerde. Door SHAMA overwon NU-DE-RA deze blokkades. Dit komen we ook weer tegen in het verhaal van Mozes die water uit de rots sloeg, de geboorte van Mitra uit de Rots, de geboorte van de Kerk uit de Rots, Petrus, en de opstanding van Christus uit de grot. DANU was de moeder van Vrtra, die ook verslagen werd door NU-DE-RA. Danu staat voor de Dan stam en ook eDeN, DN. In de strijd tegen Vrtra werden de beide kaken van NU-DE-RA verbroken. Dat wil zeggen dat Vrtra alleen verslagen kon worden door grote stilte, het zevende zegel, oftewel de paradijselijke afgrond, de NU, oftewel de wijngaard van Noach, die de SHAMA rijkelijk voortbracht. In het Agni, GAN-NU gebied, wordt de SHAMA uitgegoten. Agni, GAN-NU, is de boodschapper van de goden, de grote vertaler. Dit is het gebied van de kreupelgeslagenen. Zoals de SHAMAdrank grote gelijkenissen vertoont met de PESSA steen van onderscheiding, so vertoont Agni, GAN-NU, grote gelijkenissen met de HADAR steen van vertaling in de teraphim. Zoals de Pessa het saffier is, zo is de Hadar het staal. Staal is in de Hebreeuwse worteltekst 'vertaling', wat wijst op spasme en verkreupeling, het sterven van de spier. Dit is de reden waarom het volk van de gnosis in de hogere regionen geleid worden door 'Saffier en Staal', oftewel 'Pessa en Hadar'. Deze vertalings-steen is in Ismaelitische termen de Hadar, de achtste zoon van Ismael – belegering, omsingelen, bed, plaats van bed, bedden, voorhangsel, achter het voorhangsel, binnenin. Deze steen had een belangrijke plaats in de Teheraphim, en heerste zelfs over de Pessa. De terafim was een bloed-orakel. HADAR = GAN-NU

PESSA = SHAMA Van 'deva' komt ook het woord divine, wat dezelfde betekenis heeft : goddelijkheid. Zij waren in oorlog met de asura's die steeds vaker gedemoniseerd werden in veel gevallen. Belangrijke asura's zijn Mitra en Varuna, de god van de oeroceaan, de oerduisternis en de wet. MI betekent in het Sanskrit binden. Dit is ook waar het Egyptische MA vandaan komt, de Wet. In diepte is de SHAMA, de SA-MA de SA-MI, de heilige gebondenheid in de gnosis. Ook dit is een aspect van de PESSA steen. De deva's namen de heerschappij, en demoniseerden veelal de asura's. Het Latijnse Deus, god, ging heersen, en demoniseerde Assur, de boom van kennis, overmatig. Hieruit voort kwam het engelse 'Divine'. De asura's waren natuur-energieen van de duisternis, terwijl de deva's 'de schijnenden' waren, de goden van het licht, om te verblinden. Oorspronkelijk ging het om het gnostische, het asurische, wat langzaam werd overgenomen door het g-OD-delijke, ODIN, de DEUS, de DIVINE, de machten van het licht. De asura's waren oorspronkelijk wachters in de Azteekse hemelen, maar werden tot slaaf gemaakt in het hindoeisme. Nadat het hart van het offer was uitgerukt door de Azteken werd het offer van de piramide trap afgeworpen. Dit is een beeld van wat er in het EE met Rian gebeurt, dat hij van de saffieren trap wordt afgeworpen. Saffier staat voor de PESSA, de steen van onderscheiding. Dit gebeurt wanneer de gnosis van de PESSA, de SHAMA, wordt hersteld, en de gnosis van de HADAR, GAN-NU, de steen van vertaling, waar staal een beeld van is. Rian zal hierdoor steeds dieper en dieper gevangen raken in Hathor, als een valstrik. In Psalm 14 worden de rode paarden, de vurigen, voor de wagen van Agni, GAN-NU, gespannen. GAN-NU is dan de ruiter van de rode paarden. GAN-NU is de grote vertaler, een beeld van de HADAR-steen. De HADAR is dan een hogere PESSA-steen, een hogere onderscheiding. Binnen de PESSA steen zijn er onderverdelingen van hogere levels, de Amazonische hierarchieen, en de hierarchieen van het Beest. Het Azteekse apen-medicijn verandert gif in een medicijn. In de mythologie van het hindoeisme hebben de apen een sterk bemiddelende functie in de bevrijding van het goddelijke vrouwelijke, Sita. Sita is in het Sanskrit de heilige gebondenheid. De apen vallen het eiland aan waar zij door een demoon gevangen wordt gehouden, waar zij een brug naartoe bouwden. Na het verbreken van de zegels wordt het reukoffer-altaar zichtbaar, als een beeld van het Beest. Het vuur daarvan wordt op aarde geworpen vanuit het wierrookvat. Wierrook is het teken van de aap in het sanskrit. Aap betekent ook harig, en is het beeld van de zon. Ook staat de aap voor medicijn, en is verbonden aan de kleur zwart en het donkere. In het Sanskrit is de aap de wapensmid, de maker van de wapenrusting. We zagen de zon zwart worden als een haren zak, wat het beeld is van de aap. De vrouw is bekleed met de zon, oftewel is bewapend door de aap, voor de oorlog en de jacht. De aap is het teken van scherpe ogen, van bovennatuurlijke visioenen, maar ook staat het voor blindheid. De aap is het goddelijke oog. Kubera is een opperhoofd van demonen, de demoon van weelde en geld. Zijn naam komt van 'kumba', wat verbergen betekent. Hij is de zoon van Vishrava, roem. Daarom wordt hij ook 'de zoon van roem' genoemd. Ook hij is een heer van het eiland Lanka, waar Sita naar ontvoerd was, en die gered werd door apen. Golgotha, Kranion, betekent 'doodshoofd' of 'plaats van doodskoppen'. Ook betekent het 'harige plaats,' of 'plaats van haar.' In het Sanskrit is het een plaats van apen, waar zij bezig zijn het medicijn te bereiden. Zij zijn in het Sanskrit 'boom-zwervers', zij die van boom tot boom gaan, van fundament tot fundament, om daar genezing te brengen.

In het Sanskrit zijn apen vuurgoden, zoals Agni, GAN-NU, een vuurgod is. Hanuman, GAN-NUAMEN, was één van de apenleiders van het hindoeisme. Amen is het verborgene in het Egyptisch. GAN-NU-AMEN is de verborgen tuin van Nu, de verborgen wijngaard van Noach, in de afgrond van de onderwereld. De aap staat in het Sanskrit voor “doden in het verborgene”, kinasa, KANA-SA, “het piercen, doorsteken in en door de gnosis”. Het betekent de verbondenheid aan Yama, de god van de dood. Ook is de aap in het Sanskrit een beeld van de zondvloed. De aap is de boodschapper van RAMA, de zevende incarnatie van VISHNU. RAMA is de belichaming van de gnosis, de leer van het hindoeisme, de dharma, het hogere, zuivere bewustzijn (brahman). Hierdoor verjongt de GAN-NU, de wijngaard van Noach, de tuin van de heilige afgrond, zich, in Psalm 26. In Psalm 27 verkoopt Agni, GAN-NU, de gaven, oftewel het loon (hetzelfde als in het Grieks waar gaven en loon ook onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Deze verkoop gebeurt door de stromen van Sindhu, een geheel van wateren als een zondvloed, komende van de lippen, van een olifants-slurf (GAN-NU-SA, de gnosis van de heilige afgrond), of van een slangendemoon, en door VISHNU, visioenen. Dit zien we ook terug in Openbaring, waar de slang een stroom van water uit zijn mond laat komen. In Psalm 28 geeft de godin geboorte aan de prooi, als het persen van de SHAMA, waarvan NU-DERA moet drinken. Haar brede heupen zijn ervoor om het sap vast te houden. Wanneer NU-DE-RA drinkt is er het helderste geluid van de drums van de overwinnaars. Alles wat overgebleven is van de SHAMA moet in bekers op buffelhuiden gezet worden. Psalm 31 laat GAN-NU zien als voortgekomen vanuit twee moeders. Agni, de god van het vuur en het offeren in de Indologie, is de Hopi god van het vuur, de dood en de onderwereld, en ook een god van oorlog, Mosau, wijzende op Mose, Mozes, de tocht door de wildernis. Mozes wijst weer terug op Maat, Ma, de Egyptische godin van de Wet, die op haar beurt weer terugwijst op MI, de heilige gebondenheid en het oordeel in het Sanskrit. Niemand kan in die zin aan het oordeel ontkomen. Waar Agni rijkdom geeft is dit natuurlijk de diepere rijkdom van het paradijs, van de gnosis. Rijkdom betekent ook opvoeding in het Sanskrit. In die opvoeding wordt geleerd dingen makkelijker te maken, makkelijker toegankelijk, SUPAYANA, wat leidt tot de rust en de stilte, de SVASTHYA. In het Levitisch is dit de NUWACH, rust, het knielen, als een berusting in de heilige slavernij. NUWACH is een beeld van Noach, NU, de paradijselijke afgrond, als het bereiken van de wijngaard van Noach. NUWACH is het wortelwoord van het Levitische NICHOWACH wat de zoetheid van het offeren is (Lev. 1:17). NUWACH heeft te maken met verlatenheid, verlaten en verbannen. De SHAMA is dus een groot gebied waarin vee wordt verjongd en verkreupeld. Dit wordt ook de KABA genoemd, de ark. De ware ark is dus de kribbe. Zonder de kribbe komen wij niet tot het kruis. Wij kunnen alleen als jong, pasgeboren vee tot de Godin komen, tot ILA. De KABA is een gebied van grote ontwapening. Zonder de KABA zou de Toorn en Wraak van de Godin, de Grote ILA, ons totaal vernietigen, en velen zullen gaan tot de totale vernietiging. De KABA is een groot en verschrikkelijk beest wat de menigtes zal keuren. Hierdoor verjongt de GAN-NU, de wijngaard van Noach, de tuin van de heilige afgrond, zich, in Psalm 26 van de Rig Veda. In Psalm 27 verkoopt Agni, GAN-NU, de gaven, oftewel het loon (hetzelfde als in het Grieks waar gaven en loon ook onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Deze verkoop gebeurt door de stromen van Sindhu, een geheel van wateren als een zondvloed, komende van de lippen, van een olifants-slurf (GAN-NU-SA, de gnosis van de heilige afgrond), of van een slangendemoon, en door VISHNU, visioenen. Dit zien we ook terug in Openbaring, waar de slang

een stroom van water uit zijn mond laat komen. In Psalm 28 geeft de godin geboorte aan de prooi, als het persen van de SHAMA, waarvan NU-DERA moet drinken. Haar brede heupen zijn ervoor om het sap vast te houden. Wanneer NU-DE-RA drinkt is er het helderste geluid van de drums van de overwinnaars. Alles wat overgebleven is van de SHAMA moet in bekers op buffelhuiden gezet worden. Hierdoor verjongt de GAN-NU, de wijngaard van Noach, de tuin van de heilige afgrond, zich, in Psalm 26 van de Rig Veda. In Psalm 27 verkoopt Agni, GAN-NU, de gaven, oftewel het loon. GAN-NU is Channah, het Hebreeuwse woord voor Hannah, de moeder van Shama-Al. Dit is het wortelwoord van Johannes. Hannah verkocht Shama-Al aan het Beest, als een slaaf, als een prooi. De Shama-Al boeken en Openbaring zijn dus onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Shama-Al staat voor de ware loons-gaven. De loons-gaven zijn prooi. In Shama-Al hebben wij de loons-gaven ontvangen, als de verdere merktekens van het Beest. Alleen in het Beest kunnen wij de loonsgaven, Shama-Al, SA-MA, ontvangen. Dit is waar het in het hindoeisme om gaat. Hindoeisme, de boeken van Shama-Al, en het boek Openbaring zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Zij vormen de basis voor de werking van het charismatische. De loons-gave van genezing is een prooilam. Ook de verdere loonsgaven zijn prooivee. In de Egyptische Bijbel, die ook grotendeels in het EE staat, gaat het over Seth. Seth is de OudEgyptische god van de wildernis, en in de Egyptische bijbel is hij degene die leidt tot Aton, de rode zon, oftewel de rode bal, het bloed van de vijand, als een beeld van de slacht. Aton is dus een zegel op Hathor, de Egyptische godin van de slacht. Seth was in oorlog met Osiris, maar in de Egyptische Bijbel is er een sieraad genaamd Sethon als de verzoening tussen deze twee. Het christendom demoniseerde dit sieraad. Osiris is de Egyptische god van de dood en het recht. Hij voert recht over de doden in de onderwereld, waar hij zijn vijanden onder zijn voeten heeft. Alle doden moesten tot zijn hal komen waar hun harten gewogen zouden worden. Hiertoe moesten ze door allerlei poorten gaan waar ze getest zouden worden. Hiervoor had Osiris een heleboel hulpgoden. Als hun harten werden gewogen en het hart was licht genoeg, dan kregen ze toegang tot de verdere onderwereld. In het Sranan Tongo is dit OSOYURU, wat huishuur betekent, oftewel toegangsbewijs. Alleen zij die loon zouden hebben ontvangen zouden toegang krijgen. Weer ging het hier dus om eerlijk verdienen en niet om genade. YURU is huur, maar ook tijd (uur). Je loon bepaalt dus voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. Dit is waar dit allemaal oorspronkelijk voor staat. In het Karaibs is dit OSU, wat polijsten betekent, kastijding. Dit is om je klaar te maken voor toegang ergens, en voor tijd ergens. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd. Seth is dus het ontvangen van huurloon, in de heilige jacht. Seth is in het Sranan Tongo SUTU, wat ontploffen, steken en piercen betekent. Van belang is dit voor het verbreken van het mannelijke suprematie syndroom, door de besnijdenis, de piercings, van de mannelijke borst.

In het Karaibs is Seth SITA, urine krijgen, moeten plassen, als een woord voor urine, als de paradijselijke urine. PUKA is in het Karaibs het woord voor doorsteken, voor de piercings. Seth komt terug in het Arawaks als SYTY, wat aap betekent. In de mythologie van India redde een leger van apen Sita, de vrouw van God, of vrouwelijke God, wat urine is in het Karaibs, als de paradijselijke urine. De aap is een beeld van de scalpering. Dit is dus waar Seth, SYTY, voor staat. Ook in Egypte werd Seth op een gegeven moment meer en meer gedemoniseerd. Horus, oftewel Rian, werd gezien als de overwinnaar van Seth. Seth, als de god van de wildernis en de duisternis, was als de Egyptische vorm van Mitra, de jager, de buffeljager, waardoor door Seth de lijn van Mithraisme verder loopt. De buffeljacht is een symbool van de overwinning over de leugen van de mannelijke suprematie. Het is niet alleen een strijd. Ook moeten wij het apen-medicijn toepassen, het medicijn van SYTY, Seth, om zo gif te transformeren tot medicijn. We moeten met het gif leren werken, er gewend aan raken, het leren gebruiken en toepassen tot genezing. Alles heeft een doel. Daarom is er ook het Seth-on sieraad, waar Seth en Osiris met elkaar verzoend zijn, aan elkaar gewend zijn geraakt en elkaar hebben leren gebruiken voor hogere doelen. We moeten niet fatalistisch of nihilistisch denken. We moeten overal het nut van inzien. In het Karaibs is Seth als de doorsteker, de piercer, de PUKA. EB 2:12-13 “Zo leeft dan ook Seth in de woestijnen, als een afgezonderde en als een wilde. Hij dan is de Osiris ontvlucht, na hem gedood te hebben, en draagt nu de nieuwe Osiris met zich mee. Zo is dan hij die Horus ontvlucht is, en Aam, als een vrije en een zalige, daar een overvloed van godenboodschappen de zielen te zeer zou verzoeten en bederven.” Horus, als de opgestane Osiris, moet dus beheerst worden. Wij moeten leren de Horus te berijden, en hem niet voor zijn tijd laten opkomen, anders is hij de verbreker van de tucht. Het komt erop neer dat de Jezus-opstanding een soort slaven programma was om mensen op te laten staan als slaven van de glazen stad. Hetzelfde als hoe Osiris, de dood van de Christus-figuur leidde tot Horus, de opstanding van de Christus-figuur. Maar dan wordt er iets heel belangrijks over het hoofd gezien, namelijk de oeroude mythe van Osiris en Seth, zijn broer. Osiris was de koning van Egypte, die door Seth in een kist werd gelokt. Toen sloot Seth de kist, en wierp het in de Nijl. Seth is de woeste god van de wildernis, de god van de chaos, de rode hond, die mensen initieert in de wildernis. Door het sterven werd Osiris door Seth geinitieerd in de onderwereld. Seth moest het koningschap van Osiris verbreken. Deze mythe is sterk symbolisch. Zo zien we dan een zuiverder beeld van hoe sterven en opstanding gaat. De opstanding is de opstanding in de wildernis, de initiatie in de onderwereld. Vandaar dat het om de Seth-Osiris relatie gaat, de Seth-On. De christenen noemen dit gnostische sieraad 'Satan', en strijden tegen 'Satan' om Horus-Jezus in de heersende positie te bewaren. Seth is in het Sranan Tongo SUTU, wat ontploffen, steken en piercen betekent. Van belang is dit voor het verbreken van het mannelijke suprematie syndroom, het mannelijke koningschapssyndroom, door de besnijdenis, de piercings, van de mannelijke borst. Seth moest op die manier het koningschap van Osiris piercen, doorsteken. Dit is de ware opstanding.

De mensheid werd gesplitst in de hersenen door het Jezus-en-de-Opstanding programma, die de hersenen liet leven vanuit de Opstanding van Christus, een zeer overmoedige opstanding na drie dagen, om hen zo tot slaaf te maken van de Glazen Stad. Dit was een corrupte opstanding, gebaseerd op het Horus principe. Wat is dan de ware opstanding ? In de Egyptologie is dit Seth, die de koning moest piercen, moest initieren in de onderwereld, in de wildernis. In het christendom is dit Judas, die de koning moest piercen. Judas is Grieks voor de stam Juda. Judas moest zo de koning initieren in de onderwereld en de wildernis. In die zin is Judas dus in de symboliek en de esoterie een belangrijk item. Judas werd door het christendom volledig gedemoniseerd, terwijl het gnostische geschrift het van een hele andere kant liet zien. Judas was een heilige met een belangrijke opdracht. Judas staat voor de ware opstanding, gebaseerd op de Seth mythologie. Het koningschap in ons moet sterven, doorboort worden, opdat wij geinitieerd worden in de onderwereld en de wildernis. Judas is in die zin dus de opstanding in de wildernis, de verlossing uit de stad, zoals Seth dezelfde betekenis heeft in de Egyptologie. Judas hing zichzelf op, wat symbolisch is voor de collar, het afsterven van de valse adem die ons aan de glazen stad verbonden houdt. Judas richtte weer de aandacht op het Aramese woord voor kruis : de galg, het hangkoord. Seth en Judas zijn een beeld van de Apocalyptische rode draak die strijd tegen het christendom. De draak is een vliegende slang, die veel waarde had in het OT. In de grondtekst en de symboliek is de vliegende slang de naakte oorlogsvoerders. Zij gooien zich naakt in de strijd. Zij hebben niets met de stad. Dit is de ware opstanding, de opstanding in de naakte wildernis, de initiatie in de naakte stam. Zij leven in leegte en duisternis, zoals Seth ook de god van de duisternis is. De adem van de vliegende slangen, de draken, is vuur, waardoor zij de glazen stad smelten. Dit is het vuur van de poel des vuurs, wat voor de gezegenden koel is, en voor de verdoemden is het vernietigend vuur. Het heeft dus een dubbele werking. Wij komen tot de vliegende slang in de Amduat, het boek van de onderwereld, het boek van de verborgen grot, waar op de poel des vuurs de grot van de vliegende slang zich bevindt, de grot van Sokar. Hier vooraf gaande is een lange weg door de woestijn van Sokar. Sokar is hij-die-op-het-zand-staat, wat ook een beeld is van de vliegende slang in de apocalypse. Sokar is deze slang samen met Osiris en Ra, als Sokar-Osiris-Ra. Dit staat dus voor het naakte paradijselijke vlees van de oorlogs-stam. De woestijn die hier dus aan vooraf gaat in het vierde uur is de Restau, de Rosetau, het land van Sokar. Dit wordt ook wel de slangen woestijn genoemd. Alles is in golf bewegingen, golf-patronen, alles gaat tegen elkaar in, als het land van de paradoxen. Alles is een tegenstander van alles. Zo moeten wij dan naderen tot de grot van hij-dieop-het-zand-staat, van Sokar, de rode draak, de vliegende slang, het naakte paradijselijke vlees van de oorlogs-stam. Zand is in het Aramees kostbare stenen, als de geheimenissen van de gnosis. Het lijden is alles wat we niet begrijpen, maar de gnosis brengt daar verandering in. Zo komen wij tot de grote opstanding in de wildernis, tot het Seth-on sieraad, wat gedemoniseerd werd door het christendom als 'satan'. Telkens als er tegen satan gestreden zou worden, zou de mens nog dieper in de glazen stad komen, nog verder verwijderd van de wildernis. Ook mogen wij komen tot het SethJudas sieraad, om zo het christendom onder Egyptische druk weer om te buigen tot het oorspronkelijke. De rode draak is dus een beeld van de opstanding in de wildernis. In het Aramees is de rode draak een beeld van de Urim. Er is ook een geheime weg om tot de vliegende slang te komen, beschreven in de Amduat. Dit geheim is de gruwel van Set. Dit is dus de ware opstanding, wat leidt tot de ware hemelvaart, of hellevaart, oftewel de vrouw, de moederschoot. De Aramese piercings door de borst van de verschijning die Johannes ziet zijn van goud, wat in het Grieks de moederschoot betekent. Dit zijn dus in de diepte de piercings van de moederschoot die tot wedergeboorte leiden, de ware hemel of hellevaart. De hemel is in het Aramees een belegering. De geboorte vindt dus plaats in de belegering door de Amazones. Dit is dus in de diepte het vijfde uur van de Amduat, de nachtreis door de onderwereld, waarin er gekomen wordt tot de vliegende slang als het naakte paradijselijke, oorlogsvoerende lichaam, die

verborgen wordt gehouden in de grot van Sokar. Seth wijst terug op WASET, de godin van het achtste uur, Zij van de middernacht. Neith is de godin van de nacht, wat Haar andere naam is. Neith is de jachtsgodin. Zij staat dus beeld voor de besnijdenis en de scalpering. Het eerste uur van de Amduat verschijnen de apen om de initiaat door het eerste deel van de onderwereld te leiden. De aap is het symbool van de scalpering. De scalpering is de hoofdbesnijdenis om de gnosis te ontvangen. Als een man een kale plek krijgt boven op zijn hoofd is dat een beeld van deze scalpering. Dit is dus heel natuurlijk en amazonisch. Het betekent het terugkeren tot de godin. Alle wegen van Seth en Judas leiden terug tot Neith, de jachtsgodin. Dit staat voor het ontvangen van huurloon, het ontvangen van “osiris”. In het eerste uur van de Amduat worden de apen beschreven als zij die de deuren in de onderwereld openen. Zo belangrijk is dus de scalpering. De godin van het achtste uur, WASET, NEITH, wordt ook genoemd : Meesteres van de diepe nacht. Judas heeft dus een hele vrouwelijke oorsprong. Neith komt van de Surinaamse godin Naat. Het wilde geheim van de gnosis wordt bewaakt door de meest verschrikkelijke, wilde beesten. Het geheim is diep opgeborgen in de Egyptische taal, in de Amduat, het OT van de farao's, en het boek der poorten, het NT van de farao's. De MOWED is in het Hebreeuws de aankondiger en oproeper van de kastijding. In het twaalfde uur van het boek der poorten zijn er vier godinnen die de rode kroon dragen : de hn-mwt, de Hannah-Mowed. Zij bepalen de levenstijden en de jaren van zware kastijding in de onderwereld. Hannah brengt in zekere zin haar zoon Samuel tot de arena's, waar hij getuchtigd wordt. Hannah is ook het wortelwoord van Johannes in de Openbaring. Zij leidt haar zoon tot de vrouw op het beest, de vrouw die half beest is, en verkoopt hem aan Haar, als slaaf. Het rode paard leidt hiertoe. In de Amazone theologie komen vele moeders met hun zonen tot de arena, waar hun zonen getuchtigd en getest worden, en zo komen hun zonen in de handen van andere moeders, door de tucht. Deze verkoop is in diepte dus de wisselwerking in de arena. Wanneer een zoon verliest, komt hij onder de moeder van degene die hem heeft overwonnen. Wanneer een zoon wint, komt hij ook onder de moeder van hem die hij heeft overwonnen. Dit is dus een middel van de moeder om haar zoon uit te leveren. In veel gevallen blijft de moeder gewoon bij haar zoon. Haar zoon krijgt dus meerdere vrouwen over zich, als een amazone institutie. Zo leert de zoon zich te onderwerpen zowel door het verliezen als het overwinnen. Het eerste Egyptische schandaal : De zonnegod Horus die de god van de wildernis, Seth, verslaat, die zijn vader, Osiris, had gedood, en die zo de troon van zijn vader overnam, zoals Jezus dit later zou doen in het christendom. De zonnecultus van Horus werd gevestigd door de wildernis op een lager plan te zetten. De draak gaf zijn macht aan het beest. Dit is een verschrikkelijke realiteit. Maar er is een nog groter Egyptisch schandaal. Dit is de degradatie van Bast, Bastet. Zij was oorspronkelijk een oorlogsgodin, Ubast of Bast, voorgesteld als een zwarte leeuwin, maar later werd zij meer en meer voorgesteld als de godin van vreugde, muziek en dans, meer als een gezelligheidsgodin, die men meer en meer Bastet begon te noemen. Zij werd meer en meer als een kattengodin voorgesteld in dit proces. Men probeerde de godin te betoveren door leugens over haar te verspreiden. Veel katten zijn betoverde zwarte leeuwinnen en leeuwen. De zwarte leeuw is niet noodzakelijk een echte leeuw, maar een nog verschrikkelijker beest dan een leeuw. Deze identiteit

probeerde men van de godin af te roven, als het tweede grote Egyptische schandaal om de weg voor het christendom voor te bereiden. Dit was nog wel een erger schandaal dan het Horus-schandaal. Baset was een andere naam van Bast, als B-SET. De letter B is de voet in het Egyptische alfabet. SET verwijst naar de godin van het achtste uur, WA-SET, de godin van de middernacht, oftewel NEITH, de jachtsgodin en de pest-godin. Bast, B-SET, is daarom ook 'de voeten van de jagersgodin', 'de voeten van Neith'. De voet is een beeld van kastijding, overwinning en onderdrukking, als een beeld van het laatste oordeel. In het Hebreeuws is de B, de AB, de vader. In die zin wordt er in het NT de nadruk gelegd op 'de vader', de AB, de B, de voet. Wij moeten komen tot het geheimenis van de voet. In het Hebreeuws is dit niet noodzakelijk mannelijk, maar als de schepper, de bezitster, het hoofd van een clan, wat dus ook een vrouw kan zijn. Wij moeten terugkeren tot de oorspronkelijke leeuwin Bast, de Egyptische oorlogsgodin. Wij moeten beide Egyptische schandalen aan de kaak stellen en verbreken. Zij vormen de pilaren van het hedendaagse christendom. De Toronto uitstorting was hiervan een beeld, dat men de ruige oorlogsgodin wilde omruilen voor een godin van laffe feestjes die ze als een katje op hun schoot konden aaien. Dit was om de leeuwin Bast te bespotten. Bast was de leeuwinnen-oorlogsgodin van Beneden Egypte (Noord), en Sekhmet was de leeuwinnen-oorlogsgodin van Boven Egypte (Zuid) De degradatie van Bast, één van de verschrikkelijkste schandalen aller tijden, was een brute verkrachting van de oergodin, het Moeder Beest. Hierdoor raakte de Moeder verschrikkelijk verwond, als een vuur wat eeuwig in haar brandde. Hierdoor verstootte Zij haar kinderen, waarvan de Islam een gevolg was. Zij werd hierdoor een nog verschrikkelijker beest, die Haar identiteit angstvallig verborgen hield. Alleen de geinitieerden zouden Haar kunnen zien. Ubast, Bast, komt van de Surinaamse godin Bos, Bossen (doen ploffen, doen barsten, Sranan Tongo). Zij is de godin van de oorlog en de slacht. Hoofdstuk 31. Onder De Wraak Van De Oorlogsgodin Oorspronkelijk werd het OT en NT van de faraonische bijbel verborgen gehouden voor het gewone volk. Het was bestemd voor de farao's om hen reizen door de onderwereld te laten maken, om hen de godinnen van de uren te laten ontmoeten die bij de poorten van de onderwereld stonden en die bewaakten. Zelfs vandaag de dag worden deze boeken veelal verborgen gehouden voor het gewone volk, in tegenstelling tot de christelijke bijbel die overal volop te koop is. Wat wordt er verborgen gehouden door de faraonische bijbel ? Deze teksten zijn veel ouder dan de christelijke bijbel, en laten zien hoe de christelijke bijbel gewoon een corruptie is van de faraonische bijbel. De christelijke bijbel leeft een leven op zichzelf, afgekapt van haar Egyptische wortels. Deze wortels gaan diep. De betovering van de christelijke bijbel laat mensen in een grote illusie leven, een illusie die opgelost kan worden in de context van de veel oudere faraonische bijbel. OT – De Amduat – Het Boek van de Verborgen Grot NT – Het Boek der Poorten

In de faraonische bijbel heeft niet alleen de poel des vuurs een hele andere betekenis dan de christelijke betekenis, namelijk dat het voor de gezegenden koel is en voor de verdoemden is het vernietigend vuur, maar ook is er een poel des levens, en een poel van slangen, in het vierde uur van het Boek der Poorten. De slang is een beeld van de paal, de oproeper tot de arena, de arena-paal, de hannah-mowed, de paal van de slavenverkoop, de hmwt in het Egyptisch, vier godinnen die de rode kroon dragen, de godinnen van de kastijding die de mate en de duur ervan bepalen, ook als een beeld van het rode paard. De poel van slangen wordt bewaakt door tien slangen, als een beeld van de tien tenen van de amazone, de tien arena-palen. Dit is bedoeld om het wenen op te wekken, als een beeld van wijn. Het water daar is wijn, in het vierde uur van het Boek der Poorten, als de heilige traan. Dit is een groot taboe, waartoe velen geen toegang hebben. Dit is de poel des levens. Slangen zijn ook het beeld van de uithongering, waardoor de poel des levens, de heilige traan ontstaat. Het hele gebeuren van Jezus die te Kana water in wijn verandert komt dus voort uit het vierde uur van het Boek der Poorten, het faraonische NT. De uithongering richt de arena-palen op, waardoor er vermenging, vervuiling plaatsvindt, als het vuil worden van de voeten van de amazone die de druiven treed met haar voeten om zo wijn te maken, de heilige traan, de poel des levens. De vuile voeten van de amazone zijn een teken van het uitgevoerde oordeel, waardoor de wijn stroomt, oftewel de tranen van spijt, berouw en boetvaardigheid, de tranen van een verbroken en gekastijd hart, wat zo gehoorzaamheid, overgave en onderwerping heeft geleerd, gemengd met de tranen van woede. Dit is de dualiteit van de poel des levens. Het is een deel van de pedagogiek van de amazones. De tucht door de arena-palen wekken agressiviteit op en woede, zodat het gevecht door blijft gaan, de grote vermenging en vervuiling. Dit is het vuile geheim van de gnosis, een heilige vuilheid, tegenovergesteld aan de valse schoonheid van de stad. Het vuile geheim ontmaskert, en werpt uit de stad, zodat de stad tot een ruine kan worden, tot een wildernis. De troon is een beeld van de verborgenheid. De wilde beesten geest van de man moet verbroken worden om onderworpen te worden onder de voet van de amazone. Die verbreking vindt plaats door isolatie, uithongering, en de arena, waarvan de slang een beeld is. Daarom is de slang altijd van groot belang geweest in de hof van Eden. Zonder de slang zou het mannelijke nooit tot verbrokenheid worden geleid, en zou de amazone ten onder gaan in de mannelijke suprematie leugen. De AB, UB, B, wordt in de christelijke bijbel aanbeden als de Vader, terwijl dit in het Egyptisch de voet is, de Ubast, de heilige leeuwin, de oorlogsgodin van Noord-Egypte. Zij leidt tot de poel des levens. Zij verandert water in wijn. De Ubast, Bast, de B-ST, is de voet van ST, de voet van de wildernis, als de poort tot de onderwereld, een poort van grote gnosis. Ook Zij is een nachtgodin, de godin van de middernacht, het achtste uur. Zij jaagt in de duisternis. In die zin is Ubast, Bast, de ware god, godin, van de Israelieten. De Egyptenaren van Noord-Egypte waren teleurgesteld in hun oorlogsgodin Bast, omdat ze vele oorlogen hadden verloren. Daarom veranderden ze haar van een woeste leeuwin tot een kat, een gezelligheids-godin van muziek, dans en vreugde. Maar in het OT van de Bijbel zien we hoe God, BAST, UBAST, het volk vaak de oorlog deed verliezen vanwege hun zonden. Zij waren onder de wraak van de oorlogsgodin. Zowel in het eerste boek van de christelijke bijbel, Genesis, als het laatste boek, Openbaring, speelt de slang een grote rol. De slang is een beeld van de uithongering en de arena-oproep, de arena-paal, als de perser van de wijn, de oproeper van de wijn, een oud Egyptisch beeld van de traan, de poel des levens. De amazone-moeders leiden hun zonen tot de arena's, zodat hun wilde beesten geesten worden verbroken, ja, zelfs hun wilde, ongehoorzame hart. Hier worden zij in vele delen gesplitst, om zo deel te hebben aan de amazone natuur, onderworpen aan de moeder grond. Zo ontvangen zij in dit proces het heilige beest met de meerdere koppen, als een beeld van die gespletenheid, de

goddelijke dualiteit. Vandaar dat in de christelijke bijbel het meerkoppige beest, de meerkoppige slang, een grote rol speelt, maar dan volledig gedemoniseerd. In de oudere en diepere grondteksten zien we een ander beeld. Hoe dieper we in de oudere grondteksten gaan, hoe dichter we bij de Egyptische interpretatie komen, zoals gebracht door de faraonische bijbel, die zelfs vandaag de dag angstvallig verborgen en geheim wordt gehouden. In Amazone mythologie werden zij die verloren hadden in de arena's vaak verdronken. Dit komt ook weer terug in de Azteekse mythologie waarin kinderen werden verdronken als offers aan de watergodinnen, de verdrink-godinnen. In de indiaanse mythologie is dit metaforisch. Wanneer de vrouw geslachtsgemeenschap heeft met de man, dan is dit een beeld van de verdrinking waardoor de man visioenen ontvangt. De man komt zo tot een hogere natuur. Dit wijst terug op een Amazone rivier, de rivier van het verdrink-offer. Een stam van Amazones aan de rivier van het verdrink-offer is de Hiti. Ook houdt dit verband met de farao in het OT die Israelitische kinderen van het mannelijke geslacht liet verdrinken. In het elfde uur van het boek der poorten zien we de godin BS in menselijke vorm zitten naast de godin Sekhmet met een leeuwenhoofd. BS is 'Zij die verdrinkt', als de verdrinkgodin. BS is de wortelwaarde van Bast, als de Surinaamse godin 'BOS', de oorlogsgodin en de slachtgodin. B-S, B-SA is in het Egyptisch ook 'de voet van kennis, gnosis'. De TANNIN, TANNINA in het Aramees is de slang, oftewel het geslachtsdeel van de BEHEMOTH, wat ook besproken wordt als de Leviathan. God draagt Iyowb op om met een stam ernaar toe te werken BEHEMOTH te offeren (zijn tong, zijn taal). Iyowb wordt opgedragen een haak door de APH (hart) van de slang, van het geslachtsdeel van BEHEMOTH, te halen, oftewel om de wurggreep te verbreken. In het Aramees wordt Iyowb ook opgedragen om de kaak of zijde van de BEHEMOTH te nemen door een navelstreng. De BEHEMOTH moet tot de BETEN, moederschoot van de onderwereld, gesleept worden voor geboorte daar om een eeuwige slaaf van hem te maken in de grondteksten. Ook zegt de grondtekst : doorsteken, uithuwelijken. Dit gaat dus weer heel diep. Dit gaat over de Hoseaanse/ Amazonische schijn-huwelijken (BERIYTH) om de vijand te ontmaskeren en te binden. LAQACH komt ook voor in dit betoog, als zijnde huwelijk, gevangenneming en (slaaf-)verkoop. Er zal een dogma worden opgericht, zegt de grondtekst. Maak hem tot een EBED OWLAM, een eeuwige slaaf. Maak hem tot een kip/ vogel (TSIPPOWR) om mee te spelen, en bindt hem vast voor uw meisjes (NA'ARAH). God spreekt tot Iyowb op een manier dat hij dat nooit alleen zou kunnen. God drijft hier eigenlijk een beetje de spot met Iyowb. Want wie kan nu die grote Leviathan verslaan ? Maar de grondteksten laten dus zien dat dit de slang is van het paradijs als het geslachtsdeel van de BEHEMOTH, van het demonisch vee. Aan het einde van het boek Iyowb, als God zijn oordeel begint, moeten er zeven geslachtsdelen van demonisch vee geofferd worden. God draagt Iyowb op om een vleesmaaltijd (KARAH) te maken van deze kip samen met zijn stam, om het in stukken te verdelen voor de Kanaanieten, om zijn huid te doorsteken, om hem kaal en naakt te plukken (GALAH), en om de URIM te gebruiken tegen zijn centrale deel, en op zijn hoofd. De slang had eerst vleugels, maar door de vloek moest hij door het stof gaan. In Openbaring heeft de slang weer vleugels als de draak. In de oorlog moeten de roofdieren zo ontwapend worden dat ze vee worden. Dan zal de oorlog overgaan in de jacht. Wij moeten de zegels verbreken en zien met wie of wat we werkelijk te maken hebben. Leviathan is in de grote ontmaskering een kip. Zo moet Iyowb hem behandelen, maar hij kan dit niet zonder God, dus eerst moet Iyowb in gaan zien dat hij God nodig heeft, en hoe hij God nodig heeft. God had Iyowb min of meer kreupel geslagen. We mogen ons het waarom hiervan afvragen. Iyowb was een rechtvaardige man. Waarom moest hij hier doorheen ? De rib in het paradijs, oftewel een mannelijk geslachtsdeel, in de diepte van de grondtekst, betekent 'kreupel'. De man had vele

'kreupelen', geslachtsdelen in zijn lichaam. De man werd min of meer kreupel gemaakt, en was geenszins de trotse haan die de man vandaag is. De slang voor de zondeval had benen, en was in de grondtekst het beeld van de naaktheid. In het tiende uur van het boek der poorten zien we de oorspronkelijke slangen terug met benen. Dit zijn dus volgens het boek Iyowb kippen en hanen. Dit is dus een beeld van openbaring. In het twaalfde uur zien we acht godinnen op slangentronen die geleid worden door een godin met een krokodillenhoofd : SBQRA, die een slangenstaf draagt en een hanenstaf, de was scepter, een gevorkte staf met een hanenhoofd. De krokodil is een tussenbeeld tussen de overgang van slang tot kemphaan, als een zegel dat verbroken moet worden. SBQRA met het krokodillenhoofd is een beeld van de overwinning over de krokodil. Zij is de krokodillengodin die de krokodillen heeft verslagen. QRA, KRA, is de Levitische gnosis en SB is BS omgedraaid. SBQRA groeit uit tot RBQA, Ribqah in het Hebreeuws, REBEKKAH, de arena-godin. In haar schoot vochten Jakob en Ezau. Haar naam betekent in het Hebreeuws : strikster, lasso, waarmee zij beesten vangt en haar gevangenen ophangt, wurgt, verstikt, ook als een beeld van de verdrinking, BS. Dit twaalfde uurs mysterie is zo groot en krachtig dat de openbaring ervan farao's vrijzette die in de onderwereld waren vastgeraakt. Het derde grote Egyptische schandaal is de vermannelijking van individuele godinnen. We zien dit ook terug in het christendom. Dit gaat diep. Osiris is de god van de dood, de onderwereld en het oordeel, als de grote slagers-god van Egypte, de vader van Horus. In het eerste uur van de Amduat, het OT van de farao's zien we een godin van de vuren van de duisternis, een slagersgodin genaamd BHNT, BANAT, zij die slacht. Zij werd vermannelijkt tot Osiris. In het vierde uur van het Boek der Poorten zien we de godin SWT ZAAW HADW, SAWATSAWAT, Zij die heerst over vernietiging, Zij die heerseres is over de valstrikken, de Strikster. Zij is de wortels van SHU, de leeuwengod van de leegte, lucht en de opstanding, erectie. SHU is een zoon van RA. In de christelijke bijbel komt hij terug als Ezau. HAKAR is een godin of groep godinnen die rondom het altaar of de tabernakel staat, als een beeld van de kroon, de hoofdtooi. In de Aramees-Hebreeuwse talen is de kroon een scalp of kop van prooi, als een beloning. Dit moest afgedekt worden door de bedriegelijke genade-theologie waar alles maar verkregen kan worden door kadootjes en een hoop gesmokkel, diefstal, omkoperij en oplichterij, een paradijs voor beunhazen, spijbelaars en cheaters. Dit gebeurde toen Horus aan de macht kwam, wat resulteerde in de komst van Jezus. Wij moeten terugkeren tot de oorspronkelijke godin van loon, HAKAR, die in de bijbel terugkomt als HAGAR, de moeder van Ismael. Ismael werd gemaakt om MAYIM te zuigen door HAGAR. Ismael betekent : 'gehoorzamen aan de slager', en 'slagers-slaaf' in de worteltekst. Hij gehoorzaamde de moeder, en leefde volgens de profetie 'in vijandschap naar alle mannen, en alle mannen leefden in vijandschap naar hem'. Hij was een vechter. Genesis 16 12 Hij zal een wilde, vruchtbare ezel van een man (adam) zijn; zijn hand (yad = penis) zal tegen

allen zijn en de hand (yad = penis) van allen tegen hem, en hij zal ten aanschouwen van al zijn broederen wonen. Hagar was gevlucht van SARA tot een MAYIM-bron in de wildernis. Die bron werd genoemd : Beer-la-chay-riy, wat put van honger-visioenen betekent. Deze put lag tussen Kadesh, wat heilig betekent, en in de wortels 'gewijde mannelijke sex-slaaf (tent-slaaf)' en Bered, wat scheiding betekent. Ruth en Ismael hebben dus dezelfde betekenis. Ismael was dus degene die door zijn moeder, Hagar werd ingewijd in MAYIM, zoals ook Mozes, MSY, het volk leidde tot MAYIM, om het vervolgens te splitsen, te onderscheiden, zodat het volk doorgang had. Ismael is een beeld van MSY. Hij leidt het volk als RA'AH (RUTH) tot de Boaz-pilaar, de slachtpilaar, tot de voeten van de Chasma. Ismael is een slagers-kind in de worteltekst. Joh. 7 38 Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van CHAY MAYIM (hongersap) zullen uit zijn binnenste vloeien. Zowel in het Grieks als Aramees staat er niet alleen : binnenste, maar : moederschoot. Geloof is in het Grieks ook veel dieper, namelijk : gehoorzamen. Schrift is in het Aramees inscriptie. Vloeien in het Aramees is kastijden en temmen, opvoeden. Dit is wat MAYIM doet. Toen HAGAR Ismael voedde met MAYIM werd er ook in het Hebreeuws soms gebruikt gemaakt van een voedster. Ook Abraham stelde een voedster aan, die HAGAR hielp Ismael op te voeden door MAYIM. CHEMETH wordt vaak gewoon vertaald in fles, maar het betekent in de worteltekst : CHOWMAH, muur, een meisje niet makkelijk te benaderen. Zij moest dus meehelpen ISMAEL te voeden met MAYIM. Ook Ismael wordt een NA'AR genoemd, een slavenjongen. De leugen kan de waarheid nooit helemaal opslokken en vernietigen, totaal wegvagen. Er blijven altijd sporen van de waarheid achter. De leugen is de slaaf van de waarheid. De waarheid is niet verloren, alleen verdraaid. Daarom moeten wij de waarheid terugroven. Romeinen 9 6 Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël, 7 en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn, maar: Door ISAAK zal men van nageslacht van u spreken. Het is belangrijk te zien hoe de vijand de schatten heeft ingedeeld, en de rode draad erin terug te vinden. Ze kunnen niet alles verborgen houden. ISAAK blijkt dus sleutel te zijn. We zagen de vier MAYIM-bronnen van ISAAK, die kwamen na de bron van HAGAR, de put van honger-visioenen. Als het om het evangelie gaat, dan gaat het altijd om 'geloof in het bloed', oftewel slavernij tot de bloedvergieter, slager, wat voor ISMAEL staat, de broer van ISAAK.

Kamelen betekent in de Hebreeuwse worteltekst : een kind grootbrengen, een loon-systeem, wat dan het tegenovergestelde van genade is. Op deze manier werd de MAYIM dus toegediend. Suiker daarentegen heeft met bedrieglijke genade te maken. Kameel heeft in de wortels te maken met 'betalen', als een beloning of een bestraffing. Het heeft te maken met de tucht, wat hier dus verbonden is aan de MAYIM. Rebekkah, RIBQAH betekent 'ensnarer' in de grondtekst, oftewel valstrik, wat ook weer een beeld van de vagina is. Zij is de voedster, de heilige misleidster, die de tucht terugbrengt. HAGAR betekent 'vlucht', wat ook weer duidt op de vlucht van de panter-vrouwen tot de oerwouden, om lost te breken van de stadse banden van slavernij tot de man in de boeken van GOR. Daarna zien we dat Isaak na zijn ontmoeting met REBEKKA, de brengster van MAYIM, zelf ook putten van MAYIM slaat, zoals in de dagen van Abraham, want die waren door de Filistijnen gedoofd. De knechten van Isaak vinden eindelijk een bron van 'chay mayim', 'honger mayim', wat een verhongerende werking heeft, een verzwakkende werking. Dit was ook wat MAYIM oorspronkelijk was. Mayim is een mysterie, hangende aan de boom des levens, wat in het hebreeuws verwijst naar het kruis en de martelaar. Ook is het een rijk. Mayim vertegenwoordigt het primitieve en paradijselijke beginsel van Christus, het zaad van het kruis, als bron van al het leven.” Ook de zondvloed was MAYIM, om de nephilim en de 'dochters der mensen', oftewel de 'nakers', het 'slangenras', te vernietigen. In de Bijbel was HAGAR degene die ISMAEL, haar zoon, voedde met MAYIM, met het matriarchische voetensap, waar ook de geschriften van VAR over spreken dat dit oorspronkelijk met jongetjes gebeurde. Niet alleen de borsten waren voedingsbronnen, maar ook de voeten : Genesis 21 17 En God hoorde de stem van de jongen, en de Engel Gods riep van de hemel tot Hagar en zeide tot haar: Wat deert u, Hagar? Vrees niet, want God heeft naar de stem van de jongen gehoord, daar waar hij is. 18 Sta op, neem de jongen op, en houd hem vast met uw hand, want Ik zal hem tot een groot volk stellen. 19 Toen opende God haar ogen, en zij zag een MAYIM-put, put van voetensap ; zij ging de zak met MAYIM, voetensap, vullen en liet de jongen drinken. 20 En God was met de jongen en hij groeide op; hij ging in de woestijn wonen en werd een boogschutter. Rebekka werd als aartsmoeder gekozen puur op de basis van het voeden van MAYIM : Genesis 24 14 Laat het nu zo zijn, dat het meisje, tot wie ik zeg: Neig toch uw kruik, opdat ik drinke, en dat zegt: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken, – dat Gij haar hebt bestemd voor uw knecht Isaak; dan zal ik daaraan weten, dat Gij genade bewezen hebt aan mijn heer. 43 zie, ik sta bij de MAYIM-bron; laat het nu zo zijn dat de maagd, die naar buiten komt om te putten en die, als ik tot haar zeg: Geef mij toch een weinig MAYIM te drinken uit uw kruik, tot mij zal zeggen: 44 Drink zelf, en ook voor uw kamelen zal ik putten, dat zij de vrouw zal zijn, die de HERE voor de zoon van mijn heer bestemd heeft. 45 Ik had dit nog nauwelijks bij mijzelf gezegd, of zie, Rebekka kwam naar buiten met haar kruik op haar schouder, en zij daalde af naar de bron, en putte. En ik zeide tot haar: Geef mij toch te drinken. 46 Toen liet zij snel haar kruik neerglijden en

zij zeide: Drink, en ook uw kamelen zal ik drenken. Toen dronk ik, en ook de kamelen drenkte zij. 47 Daarop vroeg ik haar en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Betuël, de zoon van Nachor, die Milka hem gebaard heeft. Toen deed ik de ring aan haar neus, en de armbanden aan haar handen. 48 Ik boog mijn knieën en wierp mij neder voor de HERE, en ik prees de HERE, de God van mijn heer Abraham, die mij op de rechte weg geleid had om de dochter van de broeder van mijn heer voor zijn zoon te nemen. Symbolisch gezien is MAYIM, het matriarchische voetenzweet voor de schepping, geweldenaren, het oordeel over hen die onderworpen waren onder de matriarchische voeten, oftewel aan CHASMA (waar Christus uit voort kwam om dit af te dekken). Suiker was de vijand uitgezonden tegen dit matriarchische voetensap van de onderwereld. De voet is in het Aramees het symbool van de voedingsbron, omdat het de mens met de aarde verbindt. Suiker wil dit contact verbreken. Suiker is jaloers op deze voedingsbron. Wij leven op een valse afspiegeling hiervan, genaamd de aarde. MAYIM leidt terug tot de CHASMA. MAYIM is een bloedvergieter. Wij kunnen suiker alleen overwinnen door veel bloedvergiet. Na de lange reis van het vierde uur van de nacht in de Amduat, het boek van de verborgen kamer, die een reis is door de woestijn van Sokar, komen we aan in het vijfde uur, tot zijn grot, zijn geheime kamer, die de poort en sleutel is tot de poel des vuurs, wat niets anders is dan de poel van verjonging en wedergeboorte. In de verborgen kamer bevindt zich een slang, die een vermenging is van Sokar, Osiris en Ra. Dit is een gevleugelde slang. De verborgen kamer wordt bewaakt door Aker, de dubbele leeuw, een oergod van de aarde. De Aker bewaakt het heilige vlees, waarvan de slang een beeld is, oftewel het oorspronkelijke paradijselijke lichaam. In die zin is de poel des vuurs dus onmisbaar om terug te keren tot het paradijs. Door het nieuwe lichaam wordt het zesde uur bereikt, de grote paradijselijke afgrond waar alle schepping begint : Nun. Ook wordt het in het zesde uur duidelijk dat het verborgen vlees in feite van Nun was. Het verborgen en heilige vlees van het paradijs, het oorspronkelijke paradijselijke lichaam van Nun, wordt bewaakt door negen slangen. Zij bewonen het paradijselijke lichaam, zijn onderdelen van het paradijselijke lichaam, als de vruchtbare delen. Het is hun taak de vijand te roosteren, en de schaduwen van de vijanden in stukken te hakken, en zij vernietigen de geesten van de vijand. Zo komen we in de Egyptologie tot een veel eerlijker beeld dan dat van het traditionele christendom. In dit mogen we de Egyptische moeders leren kennen, vanwege dat juist het hele proces van de door woestijnen omgeven poel des vuurs een proces van barensweeen en wedergeboorte is, om zo tot diepere geboorte te komen, en dan mogen we dus komen tot de Amazones die deze maskers vasthouden. De maskers hebben al een veel grotere waarde dan wat het traditionele christendom ooit gebracht heeft, en liggen hieraan ten grondslag, wat het traditionele christendom juist verborgen trachtte te houden. Het is tijd dat de ware moeders terug gaan komen. Ismael wijst dus terug op Hagar, de AKER, de dubbele Egyptische wachter van de onderwereld met de twee leeuwenhoofden, als een beeld van de dubbele moeder, de vrouwelijke vruchtbaarheid. AKR is een anagram van KRA, de Levitische gnosis, loon, en van ARK, die ook het dubbele karakter heeft vanwege de dubbele cherubs, die in de Egyptologie twee godinnen waren. De ark als boot moet door de tijdschijf heen om tot wedergeboorte te komen, door de uren van de nacht, door het ontmoeten van de godinnen van de uren van de nacht en de monsterlijke wachters van de uren van de nacht, wat zich uit in verschillende divisies. De ark is dus onlosmakelijk verbonden aan de tijdschijf, zonder welke er geen wedergeboorte kan zijn. Zo is de ark dan ook onlosmakelijk verbonden aan de bizonjacht. Ismael is zo als de wedergeboorte door de Aker, door de Hagar. In die zin is Ismael dus belangrijk. Ismael maakte de reis door de tijdschijf, als slaaf van de wet, en bracht zo Israel voort als slaaf van de tijdschijf. In die zin is Israel de opstanding van Ismael, en is er geen Israel zonder Ismael. In die zin is de Koran, het boek van Ismael, van levensbelang, als een zinnebeeld. Wij kunnen alleen tot het ware Israel komen door de diepte van Ismael, hij die de reis

door de onderwereld maakte. Zonder Ismael is er in die zin geen wedergeboorte. Ismael leidt hiervoor helemaal terug tot Hagar, tot de AKER. In het Aramees kwam Ismael om te vernietigen en te slachten in vers 12, om zo te 'openen'. Hij moest verloren betekenissen hierdoor terugbrengen. In het Aramees is dit om de betovering te verbreken, als een vuur wat alles smelt. Hagar wijst dus terug op HAKAR in het boek der poorten : HAKAR is een godin of groep godinnen die rondom het altaar of de tabernakel staat, als een beeld van de kroon, de hoofdtooi. In de Aramees-Hebreeuwse talen is de kroon een scalp of kop van prooi, als een beloning. Zij is de wortel van Horus, wat dus later vermannelijkt werd tot Horus, verkeerd voorgesteld, als een verkrachting van HAKAR. De kroon is in het Hebreeuws-Aramees een cyclus, als het sieraad van de uren. De kroon brengt tot knielen in de Hebreeuwse wortels (qodqod-qadad). JAKBYWT, JAKABAT, is een godin of groep godinnen in het twaalfde uur van het Boek der Poorten die doen wenen en die scalperen (kaal maken). Zij laten vogels niet meer terugkeren tot de lucht, zij maken kippen/ hanen. Dit is de wortel van de krokodillengod SEBEK waarin het vermannelijkt werd. STNWT, SATANAT, is een godin of groep godinnen die de witte kroon dragen, Zij die zijn gekroont, Zij die de Wet in RA hebben vastgesteld. Dit is de wortel van RA waarin het vermannelijkt werd. RNNYW, RNNW zijn opvoeders, verzorgers, fokkers, als een godin of groep godinnen, als een moederschoot. Dit is de wortel van NUN, NU, waarin het vermannelijkt werd. NJKW, NAJAKA, is het kastijdende, tuchtigende touw in het elfde uur van het Boek der Poorten. Zij is een godin die de kinderen van de onbewuste, van de coma, kastijdt. Zij werd vermannelijkt tot GEB, de groene god van de aarde en de onderwereld. In het vierde uur van het Boek der Poorten zien we ook de wortel van Anubis, de gids van de doden. SARRAT, SARARAT, geeft geboorte aan twaalf slangen, aan de uur-godinnen. In het Hebreeuws is SAR de heerseres van de heersers, God. In de wortels is dit SARAR, Heer, Lord, die haarzelf heeft aangesteld, zelfverwerkelijking, zonder tussenkomst van een ander, zonder genade, maar door eigen verdiensten. In de bijbel komt zij terug als SARA, met als wortels SAR en SARAR. Zij betekent bewaakster en officieel, autoriteit, opperhoofd, als Godin en Heerin, in het Hebreeuws. Dit is een testend zwaard. SARAT is de verborgen godin. Zij werd vermannelijkt tot de oorlogsgod van de onderwereld : Anubis, de zwarte hond, jakhals, wolf, hyena, die de doden beschermde en bewaakte. Hier is ook de hedendaagse politie macht op gebaseerd. Ook Thoth, de god van het archief, is een vermannelijking van een oudere godin uit het Boek der Poorten, in het derde uur. WJA-TA is het schip van de onderwereld, van de aarde. Het heeft runderhoofden aan de uiteindes, als een buffeljager. Dit brengt de manifestaties voort. Dit is de verdeler-steen. Ook Christus is een vermannelijking van een oudere godin. HLWN is hol, vagina, in het Aramees, wat werd tot chasma in het Grieks, de vagina, moederschoot, afgrond, wat het wortelwoord werd voor Christus die dat allemaal afdekte door de patriarchie en zijn eigen verraderlijke mannelijkheid, als vermannelijking van de godin HLWN, hel, hol, wat door het christendom gedemoniseerd werd. De christelijke Christus kwam voort uit de Mithras cultus, de buffeljager. Deze werd als man door de Romeinse soldaten vereerd, als hun idool die hen door zijn bloed redde. MYTR, MTR, MITRA,

is in het Aramees de moederschoot. Oorspronkelijk was zij een godin. Klaagliederen 3 1 Ik ben de man die ellende heeft gezien door de roede harer verbolgenheid. In het Hebreeuws is 'man' GEBER, 'sterke man', 'warrior', in de zin van met de capaciteit te kunnen strijden, wat in het Aramees GANBARA is, een woord voor ORION. GANBARA betekent sterke man, reus, als de mythische reuzen van Genesis, held, warrior, in de zin van het gewapend zijn. Deze man werd dus door de vrouw Sion en haar dochters overwonnen. 'Ellende' is in het Aramees SWBD, SUW-BADA, SUBAD, een woord voor 'slavernij en discipline'. SUW (Aramees voor EZAU) en BADA zijn verbonden aan de ASER-stam. BADA is de Amazone term voor de ASER stam. BADA is in het Aramees een religieus ritueel, en zelfs iets van de wet wat opgedrongen, gedwongen, wordt. Het is dwang. BADA is in het Sranan Tongos, in het Surinaams 'ergeren, druk maken', als 'klagen'. In het Hebreeuws is 'ellende' een proces waarin het slachtoffer door psalmen en allerlei vormen van verzwakking vernederd wordt om hem tot het punt te drijven van antwoorden en wenen, dus het temmen van slaven. Vers 2 gaat over de geboorte in de duisternis in het Hebreeuws. In het Aramees is dit de afneming van de verlichting, de NAHHIR, NHYR, wat de kennis van duisternis betekent, dus terugkeren tot de leegte van de duisternis, om daarin tot geboorte te komen. Zij worden in het Aramees als vee daartoe geleid, door verhongering, ook verbonden aan een schip. 3 Waarlijk, tegen mij keert Zij telkens weder haar hand, de ganse dag. Dit gaat over een handel in het Aramees. Het vee, of de slaaf, wordt verkocht. 4 Hij heeft mijn vlees en mijn huid doen wegteren, mijn beenderen gebroken. In het Aramees gaat dit over gevild worden, ook om leer te maken (vee-huid), MSK, MESAK. Ook wordt de slaaf moegemaakt, BLY. In het Hebreeuws wordt de ETSEM, de identiteit, het 'zelf' gebroken, de sterkte, het grote nummer, de groepsverbondenheid, wordt verbroken. Ook worden ledematen gebroken. In het Aramees gaat het hier ook over de identiteit. In vers 6 wordt de slaaf tot de eeuwige honger geleid. Dit is een verborgen plaats (machshak). In het Aramees gaat dit om een huwelijk, wat verbonden is aan een soort van bezetenheid en belegering. Zo wordt de slaaf dus ingenomen. In vers 7 krijgt hij een moeilijke opvoeding. 14 Ik ben een belaching geworden voor heel mijn volk, hun spotlied, ZMR (Aramees), heel de dag. Ook in vers 63 is hij een spotlied. Vers 48 gaat over de klaagrivier. Deze rivier komt ook terug in Iyowb 21 : 33 in de Vulgata, de

Latijnse bijbel. 21 : 33 – De volgers van het kwaad gaan naar het zand van de Cocyti/ Cocytus, de rivier van klaagzang, een rivier in de lagere wereld, onderwereld, en waar ze hun volgelingen mee naartoe nemen. Vgl. De draak/ Leviathan die op het zand der zee (YAM, klagen) staat. YAM is verbonden aan de dronkenschap van de zee. Openbaring 12 17 En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; 18 en hij bleef staan op het zand der zee. Zand is HL, HAL, HALA, HEL in het Aramees, wat ook 'sieraden' en 'stof' betekent, 'dust', wat APHAR is in het Hebreeuws. De draak, de bewaker van de URIM, stond op het zand van de Cocytus, de klaagrivier. Deuteronomium 33 18 Van Zebulon zeide hij: Verheug u, gij Zebulon, over uw tochten, en gij, Issakar, over uw tenten. 19 Volken zullen zij roepen tot de berg; daar zullen zij offers brengen naar de eis, want zij zullen gezoogd worden met de overvloed der zeeën en met de meest verborgen schatten van het zand der zee. In het Aramees is zand ook : kostbare stenen. Dit is dus een metafoor voor de stenen van de hogepriester. De steen die hen allen heeft onderverdeeld, de zogenaamde breker-steen, is de SHEBUW, de steen van ASER. Dit is het framewerk, de klaagsteen. Dit is dus de APHAR, het stof van het paradijs. APH-AR is dan de APH, oftewel de nekketen, het paradijselijke hart, van AR. Iyowb moest de BEHEMOTH overwinnen. De BEHEMOTH heeft OWN, lichamelijke kracht, welvaart, vruchtbaarheid, maar in de diepte betekent het afgoderij, het kwaad. Hij bezat OWN in zijn SHARIYR, wat spier betekent, en wat in diepte betekent : vijand (SHARAR). Ook betekent het navel van zijn buik (BETEN). We zien hier dus dat de satanische prosperity, gebaseerd op materiele lichaamskracht, huist in de spier, als de zetel van de afgoderij. AROWN, AR-OWN, oftewel AR van OWN, lichaamskracht, spierkracht, was de eerste hogepriester, die dus zelfs toegang vond tot de ark. AR-OWN is een anagram van ORION. AR moet dus ingenomen worden. De EBEN, de steentabletten, zijn de MAQOWM, het arsenaal, van saffieren, en het heeft het stof (APHAR) van ZAHAB, de weegschaal en exotische sieraden. Saffieren, CAPPIYR, zijn de stenen van de schrijfpriester, van communicatie, in het Hebreeuws. In Yechezqel 1 wordt de troon van God beschreven als van saffieren. Saffier, sapphire, is een anagram van SaPIER, van SPIER. DUKKA/ DUKKETA = rituele slachtplaats waar het saffier ligt, de steen van de schrijfpriester, van communicatie, van profetie, SAPPIL, SAPPILA, met de hoofdtooien.

We zagen hoe belangrijk de esoterische juwelen en sieraden zijn, de innerlijke sieraden wel te verstaan, de sieraden van het hart. Zij zijn namelijk onze wapenen. In Iyowb 28 is een plaats, een bron, een MOWTSA van de juwelen en sieraden. De KECEPH, de heilige lusten van de strijd. Een MAQOWM voor ZAHAB, de heilige weegschaal voor kastijding en reiniging. Dit is een plaats om vanuit op te rijzen met een wapenrusting, dus we hebben hier een arsenaal. Deze wapenrusting wordt gewonnen uit de APHAR, waarin het paradijselijke lichaam werd gemaakt. De APHAR is het stof en het vuil van de paradijselijke onderwereld. Deze wapenrusting is nogal geavanceerd, want het is ook een jachtrusting, fokrusting en slachtrusting, BARZEL, wat ook ijzer betekent. Dit wordt dus uit de APHAR gehaald, maar ook geselecteerd, gevangen genomen en getrouwd. Het heeft er dus mee te maken dat deels de wapenrusting van de vijand daar opgeborgen ligt, die we moeten gebruiken. Iywob zegt dat al zou zijn tegenstander een boek schrijven, hij zou het als een verentooi gebruiken (KLIL, KLILA). Ook worden wij dus eerst gevangen genomen en overwonnen door deze wapenrustingen. Ook is het de plaats van NECHUWSHAH, van NACHUWSH, rinkelende slavenbellen, en van NACHASH, de wetten van de heilige necromantie, van het observeren, en van de uitleg van de esoterische tekenen. Dit wordt gewonnen uit EBEN, stenen tabletten, relikwieen, monumenten (bijv. de gedenksteen van waar God de Israelieten hielp de Filistijnen te verslaan). Dit alles bevindt zich in een hart van vrees. Iywob zegt dat de Vreze des Heeren is de heilige secte des Heeren en de oorlogstaktiek, intelligentie en zintuig. EBEN is ook de hagelstenen die een onderdeel zijn van de apocalypse. Deze stenen worden gebruikt om een eeuwige plaats te bouwen, tot het oprichten van een stam. Het zijn de stenen van de duisternis, van ambush, surprise attacks : EBEN OPHEL. Men doorvorst het uiterste van de duisternis om zulke stenen te vinden, en de duisternis wordt onderverdeeld, zodat er zicht komt (het zogenaamde nachtzicht, waar ook het Eeuwig Evangelie over spreekt). De vervulling hiervan, de perfectie, is de schaduw van de dood, de TSALMAVETH, de honger, de vluchtigheid, de heilige jacht, overweldigd worden, afgezonderd en verborgen uit het zicht, plaats van schilden en slacht, heilige verhongering. Dit heeft dus te maken met het gebied van de THUMMIM, waardoor men binnengaat door de URIM, het toetsende vuur. THUMMIM is een hoge graad van God's heiligheid om nachtzicht te geven. Men boort hiervoor een mijnenstelsel, wat Iyowb 28 op verschillende plaatsen uitbeeldt in de grondteksten, NACHAL, wat ook bezit en erfenis betekent. Kinderen werden door PAROW in de mijnenschachten (YEOR) gegooid, waar de jongetjes moesten werken. De mens kwam hier in na de zondeval, als een put met vele van zulke mijnschachten, als een groot stelsel van slavernij. Hier moest de mens zwoegen. NUWA : Zij beefden, waren onstabiel, en moesten daar rondzwerven. Uit dit deel van de onderwereld, ERETS, komt vlees voort, LECHEM. Daaronder is het draaiende vuur van God, van God's Woede, altaarvuur, braad-vuur, ASH. Dat draaien is HAPHAK, wat tegendraads en rebels is, tegen alles in wat geleerd is. Iyowb 23 : 3 – Iyowb is zoekende naar de troonplaats van God/ URYA, de MAWTAB, de tafel van God, goddelijke wezens, de plaats van de jachtmaaltijd in het Aramees. : 4 – De MAWTAB is de plaats waar hij wordt klaar gemaakt voor de oorlog en de jacht, voor het oprichten van de wet en het recht. Het is de plaats waar zijn mond wordt gevuld met bestraffing en kastijding, de TOWKECHAH in het Hebreeuws. : 5 – Op deze plaats zou Iyowb in staat zijn God's woorden te horen en gehoorzamen, waaruit profetische liederen zouden voortkomen (chants). : 7 – Ervaring zal hem laten overwinnen.

: 11 – Zijn voet zou een institutie oprichten als een pad. Dit is het pad van Iyowb, van de THUMMIM. Ook IYOWB komt in aanraking met de SHEBUW, de klaagsteen, het stof van het paradijs, APHAR. Met de nekketen van AR. Dit begint als een spier om zijn nek die hij moet overwinnen. Wanneer wij de ANAQ hebben ontvangen, de heilige halsketen, oftewel de APH, het paradijselijke hart rondom onze nek, dan zal dit ons terugleiden tot de grond van het paradijs, de aarde van het paradijs, het stof en het vuil van het paradijs waarin wij gevormd worden, de APHAR. Alles kwam voort vanuit de APHAR, en ook zouden we daar weer naar terugkeren. Dit is waar het pad van IYOWB naartoe leidt. In 10 : 9 wil God hem terug brengen naar het stof van het paradijs, de APHAR. In het Hebreeuws is Iyowb in 7 : 5 bewapend met APHAR. Bewapend is LABASH. Zijn lichaam, BASAR, is hiermee bewapend, wat betekent zijn vlees, zijn vruchtbare (geslachts-)deel. In het Aramees is GSUM, GUSMA, GESMA lichaam, kerk, corpus van boeken en context. In 7 : 21 zegt Iyowb dat hij geleid wordt om neer te liggen (slapen) in de APHAR. Iyowb moest vuil gemaakt worden, anders zou hij in de onderwereld geen wapens hebben. In 17 : 14 laat de grondtekst zien dat APHAR brengt tot rust. Vanuit APHAR, de wapenrusting van Iyowb, die doorboort moest worden, werd BASAR, vlees, voortgebracht in het paradijs. APHAR zou een nieuw lichaam voortbrengen, gemaakt van BASAR, van YAD, van HARBA, het besneden, ontzegelde 'mannelijke' geslachtsdeel. Een jager dient zichzelf in te smeren met APHAR voor deze reden. Iyowb 28 beschrijft de Iyowbitische wapenrusting die wordt gewonnen uit de APHAR, waarin het paradijselijke lichaam werd gemaakt. De APHAR is het stof en het vuil van de paradijselijke onderwereld. Deze wapenrusting is nogal geavanceerd, want het is ook een jachtrusting, fokrusting en slachtrusting, BARZEL, wat ook ijzer betekent. Dit wordt dus uit de APHAR gehaald, maar ook geselecteerd, gevangen genomen en getrouwd. Het heeft er dus mee te maken dat deels de wapenrusting van de vijand daar opgeborgen ligt, die we moeten gebruiken. 7 : 5 – Iyowb's vlees is bekleed met sordes = vuil. Ook wordt het woord pulvis gebruikt. Dit is de Latijnse APHAR. Psalm 17 : 43 – En ik zal ze (de vijand) verpulveren in de pulvis (stof). De vijand wordt hier van elkaar losgescheurd en vernietigd in de zin dat de brokstukken ervan weer bruikbaar worden. De APHAR/ pulvis is een gevangenis, en een oven van oordeel. Het is het zegel van doem over de vijand. De APHAR is het laatste oordeel, waartoe alles zal terugkeren. Wij moeten leven vanuit de APHAR. Door de heilige halsketen worden we hiermee bedekt, zinken we hier in weg, om tot een strijder te worden, bewapend te worden, en ontwapend. APHAR is de plek van transformatie en waar het creatieve materiaal is. Dit is dus de SHEBUW-steen, de steen van ASER, oftewel de klaagsteen, het zand van de

klaagrivier. Zo overwinnen wij JOM. Wij komen van het valse klagen (JOM), tot het heilige klagen. Door de APH komen wij tot de APHAR. De APHAR troont in het paradijs. Iedere Iyowbiet zal tot deze plaats geleid worden. Het is als het thuiskomen. Hier kwamen wij uit voort, en hier zullen we tot terugkeren. Hier vinden we de hogere levels van de URIM-THUMMIM terug. In de APHAR is afgerekend met de vijand. In de APHAR komt de goddelijke verlamdheid tot groei. Hiermee moeten wij ingesmeerd worden, om veilig te zijn tegen de luchtgoden, de goden van prosperity. De APHAR is een diepere graad van goddelijke verlamdheid, waarin wij ontwapend worden. Dit is niet diep in ons, maar buiten ons, gesmeerd op onze huid. Het is als een oorlogsverf, als een jachtsverf, om ons tot een hogere graad van Iyowbitische oorlogsvoering te brengen. Wij moeten dus ingaan tot de eeuwige, heilige slacht, om van de valse natuur af te komen. In de tijdschijf zijn wij dus zelf het offerdier. Het boek Richteren is in de grondtekst het boek SLAGERS, SLAYERS. In 1:3 gaat het in de grondtekst over de PESSA steen in het Aramees. In het Hebreeuws is dit de GOWRAL. Naast de Urim en de Thummim werden er ook andere stenen gebruikt. De PESSA, de PES, wat 'lot' betekent in het Aramees, een kleine, 'verdelende' oftewel onderscheidende steen. Deze steen wordt in Leviticus 16 gebruikt om te bepalen welke bokken er zijn, en hoe ze apart behandeld moeten worden. De steen geeft dus raad in jacht, offer en oorlogs-strategie, en werkt dus samen met de URIM. De SHEBUW-steen heeft dezelfde betekenis als de PESSA in de worteltekst als de verdeler-steen, de breker-steen van onderscheiding. De steen brengt fragmentatie en is als de steen van ASER verbonden aan de runderslacht. Deze komt dus terug in het boek van Richteren, oftewel het boek der Slagers. In het Aramees is de PESSA ook een boek, een tekst, een compositie. Deze steen is dus het framewerk. Voor de slagers is dit een fundamentele steen. In het Hebreeuws is dit dus de GOWRAL, wat ook systematisch betekent en compensatie, wraak, wat in de worteltekst de ruige steen is. GOWRAL is loon in de grondtekst, wat dus verbonden is aan de runderslacht. De GOWRAL, oftewel de PESSA, of SHEBUW, is een loonsysteem voor de Urim en de Thummim. Ook staat deze steen voor kastijding in het Hebreeuws. In 1:3 wekt deze steen op tot de oorlog. Thoth, de god van bloed, en het woord, de god van het archief, is een vermannelijking van een oudere godin uit het Boek der Poorten, in het derde uur. WJA-TA is het schip van de onderwereld, van de aarde. Het heeft runderhoofden aan de uiteindes, als een buffeljager. Dit brengt de manifestaties voort. Dit is de verdeler-steen. Dit is dus een machtige godin van de buffeljacht. We komen tot de kern van de christelijke misleidingen. De shabath is in de Hebreeuwse grondtekst de dag van de rust en de vernietiging. In het Egyptisch is de shbt de poorten, waarvan de godin SWT, SAWAT, de wortels is, wat later werd vermannelijkt tot de god SHU, de god van de lucht. SAWAT is de heilige valstrik in het Egyptisch, en ook de heerseres van de vernietiging. De christelijke shabath probeerde deze wortel te bedekken. Wij moeten de heilige valstrik ontvangen, ingaan tot de eeuwige SAWAT, wat de ware rust is. Zo kan onze valse natuur geen kant meer op, en zal door elke poging van ontsnappen alleen maar dieper in de valstrik raken. Ook betekent deze valstrik dus het omsingeld zijn door de amazones, door de heilige beesten, zodat we niet aan hen kunnen ontkomen, en zo dus ook niet meer terugkunnen tot de gedwongen aanbidding van de patriarchie en de stad. De wortels van Abraham, BRM, is de godin BERIM.

De godin SWT, SAWAT, zien we in het vierde uur van het boek der poorten, wat dus in diepte het boek van SAWAT is, het boek van de heilige valstrikken. In het Egyptisch is de onderwereld de Duat of Tuat. Dit is verbonden aan Thoth, de god van de kennis en het archief. Ook is hij verbonden aan het oordeel in de onderwereld. Thoth is de Griekse naam voor het Egyptische DHWTY, DUATY, als de verpersoonlijking van de onderwereld, de DUAT, TUAT. Hij moest in de onderwereld de veroordeling, het vonnis, uitschrijven op tabletten. Thoth, TAUT, de god van bloed, en het woord, de god van het archief, is een vermannelijking van een oudere godin uit het Boek der Poorten, in het derde uur. WJA-TA is het schip van de onderwereld, van de aarde. Het heeft runderhoofden aan de uiteindes, als een buffeljager. Dit brengt de manifestaties voort. Dit is de verdeler-steen. Dit is dus een machtige godin van de buffeljacht. De verdeler-steen, de steen van onderscheiding, is de slagers-steen, de PESSA in het Aramees, wat ook een Egyptische wortel heeft. PESSA is in het Egyptisch bakker, slager, snoepmaker, vlees. PESI (PESS) is braden. De steen is verbonden aan de runderjacht, wat dus een diepe wortel is van Thoth, en wat dus een algeheel slagers-oog is. Vandaar dat de runderjacht een machtige en fundamentele poort is in het profetische. De PER-TUAT is de grot, het hol, van de andere wereld, een grot, hol, van de onderwereld waar rituele offers werden gebracht en waar de liturgieen daarvoor werden uitgesproken. Dit is dus de PER-WJA-TA of de PER-PESSA in de wortels. De draak is in het Aramees de Urim steen, en zo zijn alle dynamieken van het boek Openbaring verbonden aan de orakel-stenen van de teraphim, de hogepriesterlijke stenen. Zij beelden de cyclus van profetie uit. Het beest van de zee is in het Aramees 'het beest van YAM, YAMMA (YM, JOM)', wat ook moeras betekent, of meer. Dit is het eerste beest. Het tweede beest is JOM zelf, het Jezus Christus doolhof. Het eerste beest is dus in het Aramees 'het beest van het moeras', wat 'het beest van PEHU' is in het Egyptisch. PEHU betekent : 'beyond', boven, over, wat als wortel heeft PEH, de diepste nacht. PEHU is verbonden aan PEHUI, de billen, de dijen, en de borsten van de duisternis. In het Egyptisch is het eerste beest dus 'het beest van de billen'. De billen zijn in het Egyptisch ook de achterkant van een schip. De billen van de amazone hebben te maken met oordeel, met de jacht en de slacht, en niet met goedkope spijbelfeestjes in de stad. De billen van de amazone zijn in de diepste en duisterste wildernissen, als een groot religieus en ritueel geheim van duistere gnosis. Zowel de schoot als de billen van de amazone zijn vruchtbaar en baren kinderen. Ook het EE spreekt over anale geboortes. Oorspronkelijk was dit billen-beest dus een orakel, zoals de draak oorspronkelijk een orakel was, en daarom heel profetisch. Dit zijn dus de Egyptische wortels van JOM, die zij verborgen probeert te houden. JOM moet verslagen worden om tot dit beest te komen, en meer kennis van dit beest tekent het vonnis op over JOM. Voor de ghetto man zijn billen een bron van geld. Billen zijn voor hem financiele vruchtbaarheid. Hij slaat op de billen van de ghetto vrouw, en daar begint het geld te rollen in zijn illusies. Hij moet dan veel praten om dit binnen te krijgen. Het is een truuk. In de gnosis echter is de bil de tucht, en de valstrik. Het is een jachts-zintuig, een jachts-strategie. Ghetto mannen proberen dit te temmen, maar het is alreeds tevergeefs. De billen van de amazone zullen de patriarchie verbreken. Johannes keek in verwondering naar de vrouw op het beest, wat opkwam vanuit de PEH, een

Hebreeuws-Iyowbitisch woord voor 'afgrond', wat dus tussen de billen, PEHUI (Egyptisch) inligt. In Egyptische context gaf de vrouw door haar billen geboorte aan dit beest. Johannes keek naar de dodelijke billen van de vrouw op het beest en was in verwondering, aanbad de vrouw, in de Griekse grondtekst. De billen zijn namelijk een beeld van vernietiging en schepping, een beeld van de goddelijke verstrikking, van goddelijke tucht. Niemand komt daar zomaar overheen. Neen. Deze billen brengen verbrokenheid. Deze billen zijn dodelijk en zijn in een woeste jacht. Johannes zag het profetische orakel van het beest. Johannes zag de teraphim, het slagers-orakel, en ging daar niet lichtzinnig mee om. Johannes zag de Urim, de Thummim en de Pessa in de vorm van draken, slangen en beesten, die zich konden vormen tot vrouwen. Johannes was aan deze vrouwen onderworpen. Waarom is het getal 666 zo bedreigend voor de christelijke kerk van de patriarchie ? Omdat een man nog wel vijf vrouwen aankan, maar wanneer er een zesde vrouw bijkomt, dan zal de man het verliezen. Het getal zes is namelijk het breekpunt van de man. De man barst dan uit in wenen aan de voet van de vrouw. Dit breekpunt is de AKEBU in het Egyptisch. De AKEBU zijn de huilers in het Egyptisch, verbroken mannen, verbonden aan de god van de aarde, KEB, GEB. Zij worden zo gestript van hun valse goddelijkheid, hetzelfde zoals de christelijke god JEZUS slechts een vechtslaaf is in het Hebreeuws, IYSH. AQEP is in het Egyptisch dubbel, de dualiteit, als de wortel van de AKEBU. Juist door de dualiteit komt de man tot de traan, wat een poel des levens is. De dualiteit wordt uitgebeeld door de billen van de Amazone, de heilige verstrikking. De valse natuur moet verstrikt raken, om zo tot verbrokenheid te worden geleid, zonder te kunnen ontsnappen. Vandaar dat het niet alleen maar gaat om de heilige gebondenheid, maar ook om de heilige verstrikking = eeuwigheid. De PER-QEBH is het tranenmeer in de onderwereld. Het beest leidt hierin terug tot de tien hoorns, tien koningen, die in het Grieks de voet of voeten uitbeelden. Alles moet namelijk getreden worden in de wijnpers. De voet is een beeld van het laatste oordeel. De voet is ook niet iets wat zomaar schandelijk vertoont kan worden overal, om geexploiteerd te worden. Het is een heilig, duister beeld van de gnosis, een teken van oordeel. Er gaat een verschrikkelijk oordeel komen over alle valse, schaamteloze voeten van de stad. Deze voeten hebben de wildernis nooit gezocht. Deze voeten hebben de duisternis nooit gewild. In de teraphim, het orakel van de beesten, wordt het kind teruggeleid tot de moederborst, en onderworpen aan de voeten van de moeder. Er zal geen stadse vertoning zijn van de heilige lichaamsdelen van de moeder. Zij zijn in duisternis, naakt, en verborgen, in een woeste jacht en in een slacht ritueel. In het Aramees kan 'zee' ook vertaald worden als 'moeras' en 'meer'. In die zin kwam de schepping dus voort uit een groot moeras, was de ark van Noach een groot moeras-schip, en kwamen de vier beesten van Daniel's nachtvisioen voort uit het moeras. Toch klinkt dat niet helemaal volkomen. In de Egyptische wortels gaat het hier om billen, om de anale geboorte van de schepping en de beesten. De billen, PEHUI, zijn verbonden aan PEHU, beyond, over, van een diepere dimensie. In het OT en NT is de zee, oftewel het moeras, de billen, een teken van oordeel. De vijand wordt tot de zee, de billen, gedreven tot vernietiging, als een gevangenschap, een kooi. Matteus 8 32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen! Zij voeren uit en gingen in de zwijnen; en zie, de gehele kudde stormde langs de helling de zee, BILLEN, in en zij kwamen om in het water.

De zwijn wordt in het Aramees als een metafoor gebruikt voor dwaalleer. Marcus 9 42 En wie één van deze kleinen, die gehoorzamen, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee, BILLEN, was geworpen. Openbaring 15 2 En ik zag iets als een zee, BILLEN, van glas met vuur vermengd, en de overwinnaars van het beest en van zijn beeld en van het getal van zijn naam, staande aan de glazen BILLEN, met de citers Gods. Billen zijn aan beide kanten een gevangenis. Hier zien we de billen van glas, een beeld van de stad waarin de mens opgesloten zit. De ark kwam voort uit de zee, uit de billen, als een anale geboorte. Op de ark staan twee engelen in de tabernakel. In de Egyptologie zijn dit twee godinnen, maar dit kan ook gezien worden als de twee billen waaruit de ark voortkwam. Tussen de twee billen is verstrikking waardoor er nieuwe geboorte plaatsvindt. De vijand zal tussen deze billen in de afgrond ten onder gaan. In Matteus 8 zien we dat de billen de zwijndemonen overwinnen. Voor orthodoxe christenen is de bil een groot taboe. Daarom moesten al deze lagen in andere talen over deze duistere geheimen van de gnosis heen, en dit beest kwam toen tot de oppervlakte op een hele andere manier, buiten het religieuze om. Vandaar dat we de Egyptische wortels terugzien als we buiten de kerk kijken. Mozes die de zee splitste ging over de bilspleet, waardoor het volk uit de slavernij kon ontsnappen, en waardoor de slavendrijvende vijand werd opgeslokt. Ook zijn de billen een beeld van de twee stenen tafelen met de wet in de ark. De PES of PESSA steen van de gnosis en onderscheiding, de slagersteen die door het Thothmysterie verborgen wordt gehouden leidt helemaal terug tot de Egyptische godin PESI, de godin van het vuur, de wildernis en de woestijn, in de onderwereld. In het Egyptisch betekende de PESSHU al 'degene die verdeelt, onderscheid'. PESESH betekent : splitsen, verdelen, het openen van de benen, wat heenwijst naar de openbaring van de bilspleet en de moederschoot, als een teken van oordeel en slacht. In dit verband wordt ook PES-G genoemd, als een Egyptische wortel van PESACH, Hebreeuws voor pasen. PES-G, is speeksel om te genezen of te vervloeken, in het gevecht met de vijand. PESG is ook zalven en piercen. Vandaar dat elke kus of lik dit doel heeft. PESACH is het feest van de uittocht uit de slavernij, door de bilspleet. De gesplitste zee, de bilspleet in het Egyptisch, liet de Israelieten ontsnappen, en verzwolg de vijand. De bilspleet leidde de Israelieten terug tot de wildernis voor een nieuwe geboorte. Dit is de ware betekenis van het Pasen in de Egyptische context. Het oog van Horus is een groot mysterie. Oorspronkelijk was dit oog het oog van Ra, zijn dochter. Oorspronkelijk was het oog een godin, Wadjet, een gifspuwende cobra die de farao beschermde, een godin van oordeel en bescherming. Maar met de opkomst van de Horus cultus was dit steeds meer het oog van Horus, de nieuwe bezetter. In het Egyptisch is het oog de MERIT, wat de paal betekent. Wij zien door het piercen, door het lijden en het strijden. Het heeft de wortel MER, wat pijn en lijden betekent. MER-T betekent pijn en

wreedheid. Ook is de MER de dood. Dit is dus het fundament van het visioen. MERH is vernietiging. MERHI is een godin van de buffels, van de buffeljacht, als de moeder van Horus, een vorm van Osiris. MERI is een andere naam voor Hathor, de moeder van Horus, waar ook MARIA, de moeder van het christelijke Christus-kind vandaan komt. Zij was dus oorspronkelijk een buffeljager, een godin van de buffeljacht. Dit is wat het ware oog is. We moeten ons uitstrekken om de wet (Tohrah) van de afscheiding te ontvangen als ketenen, ANAQ, om de hals, wat in de grondtekst betekent de rijdster op beesten, leider van vele leiders, machtige koningin. Als eerste moesten de Israelieten Hebron veroveren om het beloofde land in te kunnen. Hebron betekent necromantie. De kinderen van ANAQ, de halsketenen, waren daar. Hebron was zeven jaar eerder gebouwd dan Zoan, plaats van afscheiding, waar de farao woonde ten tijde van de Exodus. Zoan behoorde tot Mitsrayim, Egypte, wat 'ketenen' betekent in de diepte, en siege, belegering (hemel). Zoan is Tanis in het Grieks, wat de hoofdstad van de Shepherd Dynasty is. Yaakob, Jakob, betekent ook siege, omsingelen, strikken, sluipen en bestormen. Ook betekent het 'aan de hiel/ voet' zijn. Iyowb klaagt erover dat hij uit de moederschoot werd getrokken en dat haar knieen hem opwachtten, als een overgangsfase in de onderwereld, van de BETEN (put, schoot), naar de BEREK (vrouwenknieen, vrouwenbenen). BEREK is in het Aramees een boog en een ploeg, in verband met de plaats waar kinderen worden opgevoed (Job 3 : 12). Yaakob, Israel, was onder de voet (BEREK) als een druif/ kind. Yaakob is de plaats van de kinderen, de derde scheppingsdag. Het was de taak van Jesaja om Yaakob weer terug te brengen tot de Moeder Heerin. (Jesaja 49 : 5), om de stammen van Israel op te doen rijzen. De derde scheppingsdag is hiertoe de persbak. In de onderwereld, ERETS, moesten de Israelieten Hebron innemen. Dat was hun eerste taak. Hier woonden de kinderen van ANAQ, de kinderen van de halsketenen. Dit worden sieraden van CHANAH ( Hannah, Johannes) genoemd in Spreuken 1, wat siege betekent, bezetting, omsingeling, en doen neerbuigen, als een belangrijk device om het volk in de goddelijke verlamdheid te houden, en de goddelijke verhongering (vasten). Dit hele idee bevestigt ook de bescherming tegen het groeien van de voorhuid door vleselijke inmeng. Dat is ook wat CHANAH betekent : verwerping. Daarom is CHANAH, ANAQ, de halsketenen, een blijvende besnijdenis. HARBA-ANAQ-CHANAH Dit is als een halsketen wat gedragen kan worden, wat in Spreuken wordt beschreven als de Wet van de Afscheiding (vers 8). Het is een belangrijk item in de heilige gebondenheid. Jozua versloeg uiteindelijk de Anaqieten in Hebron (Jozua 12). De halsketen, ANAQ, hield hen in de goddelijke verlamdheid, als eeuwige kinderen, NA'AR. De ANAQ is daarom een belangrijke sleutel tot de derde scheppingsdag, het rijk der kinderen, Yaakob, 'hij die onder de voeten is', als eerstelingen, als druiven voor de persbak. De tweede scheppingsdag gaat over de scheiding van mayim, het goddelijke zaad, zoals Mozes de zee splitste. Dit is het Zwaard van Mozes, de dag van de besnijdenis, het rijk van Zippora. Dit is de openbaring van de billen in de Egyptische wortels. Iyowb werd geplaagd door dromen en visioenen die hem angst aanjoegen. Dit was zo erg dat hij de hongerdood en de wurging verkoos boven het leven (7 : 14-15). In het Aramees staat er dat hij naar Abbadown verlangde, de Hel, de verlorenheid, de Vernietiger. In het boek Iyowb staat Zij naakt voor het Aangezicht van God. Wurging betekent in de diepte getemd worden, initiatie (inwijding) en overgave. Iyowb verlangde naar de heilige halsketen, de heilige gebondenheid en de heilige slavernij tot God (Abbadown, Shadday). Hij wilde zijn leven verliezen hiervoor. Abbadown is ook de plaats van vernietiging. Iyowb had een sterk doodsverlangen, en vernietigingsverlangen. In het boek Iyowb zien we dat God als zodanig naar hem op jacht was, als Shadday, de almachtige

goddelijke vernietiger (6 : 4). Het hart van het paradijselijk lichaam, de APH, betekent de ademnood, de wurging, maar die heeft dus de diepere betekenis van de halsketen. Door de zondeval was er de slavernij tot de windgod DOOR ADEM, door GEEST. De paradijselijke APH raakte verloren en in de vergetelheid. En geleidelijk aan werd de Geest over de Ziel geplaatst, en alles begon zijn betekenis te verliezen. De mens verloor profetie en werd gebonden aan vaagheid, prosperity geestelijkheid, loze wolken zonder wateren/ mayim (II Petrus 2). Prosperity is uitgezonden om gnosis te doven, om alles vaag en materieel te houden, waarin je ziel wordt opgesloten en tot een slaaf wordt gemaakt van de Geest van Prosperity, de Windgod, door ADEM. Om die keten van de APH terug te krijgen moesten de Israelieten HEBRON veroveren, het zg. contact-punt met de onderwereld, waar de kinderen van ANAQ woonden (de kinderen van de halsketen, de kinderen van wurging). ARBA was de vader van ANAQ naar wie Hebron was vernoemd als KIRJATH-ARBA. ARBA was 'de grootste der reuzen', en zijn naam betekent het getal VIER, een vee-fokkerij, neerliggen (verlamming), vrouw op/met beest. De Israelieten zouden de vrouw op het beest zien, en het zou hen verlammen. Het getal vier komt ook weer terug in het visioen van Yechezqel, en in de Openbaring waar de vier ruiters/ raiders verschijnen. Wij moeten de heilige ademnood, de heilige APH ontvangen en de ANAQ, de halsketen van de heilige wurging. De ANAQ wordt besproken in Spreuken 1. Dit is ook de Amazonen-kennis, ook van het Amazone gebied, de donkere moeder van het Hooglied, de duistere (verborgen, verre, uitheemse) tabernakels, tenten van God, de OHEL van Kedar. De halsketen, ANAQ, brengt ons terug tot deze tenten, waar het toetsen begint. Zoals gezegd mogen wij niet buiten de OHEL om toetsen, anders komen we onder het Levitische oordeel. Deze tenten zijn het symbool van de wildernis. In het Aramees verlangt Iyowb niet alleen maar naar Abbadown, maar onderzoekt haar ook, wat een onderdeel is van de heilige necromantie, het contact met de ERETS, de onder-aarde. Als God aan het einde van het boek Iyowb zijn plagers heeft geoordeeld krijgt Job hoofdtooien in het Aramees en halsringen (collars), als een teken dat hij eindelijk Hebron heeft overwonnen, en ANAQ heeft ontvangen. Ook is hij nu klaar voor hogere Levitische priesterdienst, door het ontvangen van de verentooi (KLILA), als teken dat hij de windgod heeft verslagen. Bij dit oordeel moesten zeven demonische runderen of demonische kalveren geofferd worden. Zeven heeft in het Hebreeuws in de diepte de betekenis van een eed afleggen, zweren, vervloeken, vastbinden en slavernij tot God. Daarom is het een heilig getal van de heilige ketenen. Ook moesten er zeven geslachtsdelen van demonisch vee geofferd worden in het Aramees, DKAR, DEKRA (Iyowb 42). In Spreuken 11 : 22 wordt onverstand en onbegrip, het niet willen luisteren, beschreven als een ring over de APH, het hart, van een zwijn, of in het Aramees kan dat ook een varken zijn. In het Aramees is de APH ook een slot. Wij moeten de valse APH overwinnen om verder te komen, het overwinnen van Hebron. Dit is dus een zwijnenjacht, waarin we het hart van de zwijn moeten bemachtigen. De Levieten hadden strijd te voeren tegen de BAQRA, demonische zwijnen van ongehoorzaamheid. Zij willen ons afleiden van de ANAQ, de heilige halsketen van goddelijke doctrine. Als wij ARBA, de hoofdman van de Anaqieten hebben verslagen, en Hebron hebben ingenomen, dan zullen wij ook zijn vee-fokkerij erven waar met het demonisch vee wordt afgehandeld. Alles zal getoetst moeten worden aan de URIM, in de heilige OHEL, de tabernakel. Zo zal ook het onschuldige vee vrijgezet worden. Ook zullen wij zo de goddelijke verlamdheid kunnen binnengaan wanneer wij ARBA, de grootste der reuzen, en de valse verlamming (Toronto) hebben verslagen. Daarom is de heilige slavernij tot God en het bemachtigen van de ANAQ-halsketen van groot

belang, het leven vanuit de goddelijke verlamdheid, vanuit het paradijselijke besneden geslachtsdeel. We gaan nu kijken naar de Egyptische wortels van de ANAQ. De ANAQ komt uit Egypte. De ANAQ was alreeds de gebondenheid en de beperktheid in Egypte, de restrictie. De ANAQ was het symbool van leven en eeuwig leven in de vorm van een lasso. Het betekent het zweren van een eed. Dit heeft zijn wortels in de ANAQ-T, het oog van Tephnut. Tephnut is een dochter van Ra, de godin van water en de vaginale wateren. Zij is een leeuwin. ANAQIT is een Nubische watergodin uit Sudan. Samen met Khnum en Sati werd zij vereerd als een drieenheid op het eiland Elephantine in de Nijl op de grens tussen Zuid-Egypte en Nubie. De Egyptische ANAQ wat hieruit voortkomt, de lasso, de nekketen met ketting, wordt soms afgebeeld als het geslachtsdeel van een god, een fallus. Dit is ook wat de fallus is, het is een jachtmiddel om de nek van de prooi te ketenen en voort te trekken. De eikel is dus een beeld van de lus van de lasso, de eigenlijke nekketen. De nekketen heeft te maken met de verstikking en de verdrinking. De Egyptische ANAQ wijst terug op de watergodinnen, de verdrinkingsgodinnen, waardoor nieuwe geboorte kwam. De oude adem moet sterven, zodat de nieuwe adem kan opstaan. Dit gebeurt in de diepe wateren van de moederschoot, waar de ziel verdrinkt, en zo opnieuw wordt gevormd. Osiris was hier een beeld van als de verdronkene. Ook zien we dit terug in de krokodillengod Sebek : SHEB = nekketen AGIU = verdrinken SHEB-AGIU = SEB-EK SEBEK is de god van de oorlog, en ook een god van de wateren van de Nijl. Ook was de verdronken Osiris verbonden aan Thoth als de brenger van de vloed, de overstroming. In en door Thoth werd Osiris een verdrinker. Osiris werd in het Egyptisch ook 'de lange fallus' genoemd. Daarom werd de fallus ook gezien als een jachtvoorwerp wat de wateren bracht, door de zaadlozing, om zo de prooi te verdrinken. De fallus is dus ook een beeld van de verdrinker, die de prooi verdrinkt door zijn voorvocht en zaad. STNWT, SATANAT, is een godin of groep godinnen die de witte kroon dragen, Zij die zijn gekroont, Zij die de Wet in RA hebben vastgesteld. Dit is de wortel van RA waarin het vermannelijkt werd. Oorspronkelijk ging het om de ogen van de SATANAT, jagende ogen die door hun blikken de nekken van de prooi konden vangen en ketenen. Dit is een andere reden waarom christelijke geesten SATAN overmatig demoniseerden. Dit is verbonden aan het oog van Tefnut, de godin van de wateren van de moederschoot waarin verdrinking en nieuwe geboorte plaatsvind, geketend tot de moeder godin. Het oog is een beeld van die wateren, waarin marteling plaatsvind, om de ziel te breken en te ketenen, zodat verjonging en vernieuwing plaatsvindt. Dit gebeurt in de jacht. In het Egyptisch is het oog de MERIT, wat de paal betekent. Wij zien door het piercen, door het lijden en het strijden. Het heeft de wortel MER, wat pijn en lijden betekent. MER-T betekent pijn en wreedheid. Ook is de MER de dood. Dit is dus het fundament van het visioen. MERH is vernietiging. MERHI is een godin van de buffels, van de buffeljacht, als de moeder van Horus, een vorm van Osiris. MERI is een andere naam voor Hathor, de moeder van Horus, waar ook MARIA, de moeder van het christelijke Christus-kind vandaan komt. Zij was dus oorspronkelijk een buffeljager, een godin van de buffeljacht. Dit is wat het ware oog is. Het oog staat dus voor een enorme verdrinkings-klok, wat geroofd werd door de geesten van Horus. Horus wilde de grote god van de verdrinking worden, opdat hij alles kon vormen naar zijn wil, de wil van Rian. In het Romeinse rijk begon dit steeds meer uit te groeien tot de Mercurius cultus,

waar ook de medische cultus op werd gebouwd, de medische markt waar zielen door bedrog aan werden geketend, bestemd tot verdrinking. Vele demonische kabouters werkten aan deze verdrinkingsklok, en bedekten het met een oog, het oog van Horus, Mercurius. In het christendom werd deze afleider Petrus genoemd. De diepere, ware verdrinkingsklokken van de moederschoot van de gnosis werden hierdoor verborgen gehouden. Deze nachtmerries had ik als kind : Grote vissen, voornamelijk haaien in reuzenvorm, bestuurd door een verdrinkingsklok die hing boven een massaal complex van kooien die onder water gezet konden worden, als een golfslagbad-klok die onbereikbaar was, hoog hing, als een reusachtige zon die enorme angst kon opwekken, want wanneer de schijf-klok begon te luiden met verschrikkelijke doordringende geluiden, dan werden de kinderen in deze baden verdronken doordat het water begon te stijgen. Dan hoorde ik één en al gekrijs, en werd ik zelf gillend of schreeuwend wakker. De grote vissen kwamen tot de huizen om de kinderen op te slokken om hen te slepen tot deze waterkooien. Vaak belden kabouters aan om zulke bezoekjes aan te kondigen, soms in de vorm van driehoeken. Deze vissen werden soms bereden door ongelooflijk lange, witte en dunne vrouwen van de stad. Dit is het afschuwelijke geheim van het oog van Horus. Het is een kinderfokkerij. De kinderen worden gemanipuleerd en bedreigd met verdrinking. Zij worden gemarteld door het water. De ANAQ-T is het leeuwinnen-oog van Tephnut. Tephnut is een dochter van Ra, de leeuwinnengodin van water, de vaginale wateren en verder alle andere lichaamssappen. Dit is ook de ANAQIT, een Nubische watergodin uit Sudan. Samen met Khnum en Sati werd zij vereerd als een drieenheid op het eiland Elephantine in de Nijl op de grens tussen Zuid-Egypte en Nubie. De Egyptische ANAQ wijst terug op de watergodinnen, de verdrinkingsgodinnen, waardoor nieuwe geboorte kwam. De oude adem moet sterven, zodat de nieuwe adem kan opstaan. Dit gebeurt in de diepe wateren van de moederschoot, waar de ziel verdrinkt, en zo opnieuw wordt gevormd. De Horus-geesten probeerden dit na te bootsen, en maakten een vervalsing, wat resulteerde in de opkomst van het christendom. Het oog representeert de lichaamssappen van de moeder en ook de anale geboorte hiervoor, als een beeld van de verdrinking en geboorte door de afgrond tussen de billen. In die zin is het beest uit de zee, uit de billen, het beest van de verdrinking, en tot dit doel uitgezonden om zielen te slepen tot verdrinking en nieuwe geboorte. De grote vissen die zielen hiertoe opslokken zijn daar een beeld van. Dit zijn niet alleen haaien, maar ook orca's, walvissen en andere soorten reusachtige vissen. In het EE wordt dit een groot geheimenis genoemd. Het is een enorme zeeklok, een klok van overstroming, die zielen meeneemt voor een eredienst. Deze klok moet overwonnen worden, en wij moeten tot de ware klok komen. Dit is ook een soort menstruatie-klok. Het mooie is dat de moeder gnosis de verdrinkingsklokken van de vijand gewoon gebruikt. In die zin heeft de verdrinkingsklok van de moeder altijd een grotere waarde en is altijd overheersend in het grotere geheel, in de grotere context. De verdrinkingsklokken van de vijand zijn slechts raadselen in Haar geheim. Mozes groeide op aan het Egyptische hof dus hij moet een enorme kennis van het Egyptische hebben gehad. Later deelde hij die kennis met het Israelitische volk volledig aangepast. Satan was voor het Israelitische volk altijd de beproever, de tester, één van de zonen van God. Met de opkomst van het christendom werd satan volledig gedemoniseerd. Satan heeft diepe wortels in het Egyptische. SAT = paal, tucht, als het heilige oog, wat dus weer doorverwijst naar de wateren van de moederschoot

AN = het wenen en smeken van de gevangene, de traan als de poel des levens, de poel van verbrokenheid De christenen zijn grotendeels verwerpers van de paal, verwerpers van de tucht, verwerpers van de goddelijke moederschoot, en verwerpers van de verbrokenheid. De patriarchie vreest de traan door de verbrokenheid, vreest dat de man op die manier verbroken en vernederd word. De christelijke patriarchie haat SAT-AN, omdat zij de moeder van de gnosis niet willen. Zij willen zelf heersen over alle zielen, door de leugen van de mannelijke superioriteit. Vrouwen behoren in hun ogen onderdrukt te worden, stil te zijn, onderworpen aan het goddelijke gezag van de man. Zo werd SAT-AN bestempeld als de grootste vijand van het christelijke geloof. Horus-Jezus moest grootgemaakt worden, als de man die over zijn moeder heerste. Het Egyptische SAT-AN is een reis van verbrokenheid door de verdrinkingsputten van de moederschoot van het oer. Hier wordt de ziel tot verbrokenheid geleid tot de nieuwe geboorte. Dit is een lange, diepe en duistere tunnel, een grote afgrond, door de paal, het symbool van de goddelijke restrictie. In vele opzichten wordt de ziel beperkt, wordt de ziel alles afgenomen, als een grote verdrinking, om zo de goddelijke halsketen te ontvangen, de ANAQ, door te komen tot de ANAQIT. Hierin sterft de ziel. De wortels van SAT-AN leiden terug tot de oeroude Egyptische en Amazone godin THENEM, de godin van de geboorte. De THENEM is de eerste melk in de borsten na de geboorte. THENEM betekent : aan het wenen maken. THENEM is de godin van het wenen, ook van het wenen van de pasgeborene, als de diepere wortels van SAT-AN. THENEM betekent ook verstoting, verwerping, afwijzen. Zij is dus ook een grote scheidings-godin, en zij die Haar kind verwerpt. Ook is Haar naam verbonden aan het offeren en slachten. Het vierde grote Egyptische schandaal is het afdekken van de enorme dieptes van Ma'at, Mahad, de Egyptische godin van de wet, het recht en de waarheid. Ook deze putten en tunnels mogen wij binnen gaan. Hierin zijn vele verdiepingen te ontdekken. In de hallen van Mahad vindt het oordeel plaats, maar wij moeten tot de dieptes hiervan komen. We zullen zien dat de Mahad helemaal terugleid tot de Egyptische MOWED, de paal van de oorlogs-oproep en de arena-oproep. Laten we eerst kijken naar de Levitische MOWED : In Psalm 6 wordt MOSY besproken als het proces om tot TESWI, te leiden, de voeten van de Amazone ILA, Haar fundament, ook als een bed. David maakt Haar voeten nat met tranen, waar hij ook tot zwakheid komt. MOSY moest YAM, JOM, de zee, verslaan, scheiden, door zijn YAD op te heffen, door de erectie van zijn geslachtsdeel. Dit is een Davidisch proces. In Exodus 34 : 4 nam MOSY de twee afdelingen van de wet in zijn YAD. De wetten werden dus in zijn YAD gegraveerd. Zo werd MOSY voorbereid om in Exodus 35 : 29 door zijn YAD offers te brengen. In Deuteronomium wordt de metalen KECEPH besproken, de YAD-piercing als de YAD-ring, een sieraad, om geleid te worden door de Gnosis. De besnijdenis en de scalpering (hoofd-besnijdenis) die door de Levieten gebeurde was dus allemaal om het contact met de Amazone ILA te herstellen, en om de YAD te herstellen als een boodschapper. Die besnijdenis zou moeten leiden tot de KECEPH, de YAD-piercing-ring. De ring wijst op de kringloop van de gnosis, de heilige tijdschijf, nauwverbonden met de MOWED.

De TEQAN betekent het vol worden met het bloed van de vijand, door de AIMA, de BloedVergieter. Het bloed van de vijand moet afgenomen worden, anders is de vijand nog steeds in volle kracht en gevaarlijk, heersende over ons. Dit is een oorlog. Ons verstand moet veilig zijn tegen ingeving van de vijand door het bloed van de vijand. De MOWED roept ons op tot die oorlog. Dit is hoe een erectie werkt : Bloed wordt in het geslachtsorgaan gepompt. Dit is geen onschuldig bloed. Het is het bloed van de vijand. Het geslachtsdeel is verbonden aan de paal van de oorlogsoproep, de paal van de arena-oproep, de MOWED. In de verre dieptes van de tempel van Zaralahm, de tempel van de draak, vinden we de verloren tabernakel van David en de tempel van Salomo, waar het Levitische pad doorheen gaat, door de Iyowbitische graden om te komen tot de verborgen doctrine. De verborgen doctrine is dat er wedergeboorte is door door de vagina binnen te gaan in de moederschoot, uitgebeeld door de brandende YAD. Jezus, YAM, JOM, kwam om af te leiden van deze poort, om de mens te leiden tot de aanbidding van het mannelijke. De MOWED zijn heel bewust palen vlak voor de tabernakels die dit uitbeelden. Leviticus 3 2 Hij zal zijn hand op de kop van zijn offergave leggen en die slachten bij de ingang van de tent der samenkomst. Hier staat in de grondtekst : 2 Hij zal zijn YAD, geslachtsdeel, op de kop, ROSH, genitalieen, van zijn offergave (boze geest) leggen en die slachten bij de ingang van de tent der samenkomst, MOWED. MOSY onderwees de feesten aan de Israelieten. MOSY, zwakheid, honger, deed dit, als een resultaat. Honger onderwijst. Feesten zijn ook MOWED. Deuteromium 5 12 Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, zoals de HEERE, uw God, u geboden heeft. 13 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, 14 maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God; dan zult gij geen werk doen.

In de grondtekst is de sabbat een oorlog, het tot rust brengen van de vijand. Werk doen is ASAH, wat offeren betekent. Soms moet het offeren gestaakt worden voor de oorlog en de jacht. 'Onderhoud de dag van de oorlog en de jacht, dat gij die heiligt.' Deuteronomium 6 8 Gij zult het ook tot een teken (van de wet) op uw YAD, geslachtsorgaan, bevestigen. Dit is een piercing-ring, waarin de wet is gegraveerd (Vgl. de KECEPH-piercing, voor leiding, ook door de YAD). In het boek Leviticus wordt het woordje LAQACH gebruikt als het aankomt op bokken, en dit woordje betekent jacht in de grondtekst. QORBAN wordt gebruikt voor de offering. Deze bokken zijn boze geesten. Het bloed van deze bokken moet vervolgens op het altaar besprenkeld worden en ook op de CABIYB, ringen. De piercings-ringen zoals de KECEPH, moesten dus gereinigd worden met het bloed van de vijand, om verbonden te blijven aan de MOWED. De ringen moesten in bloed gehouden worden om te kunnen functioneren. De zondepaal is een uitbeelding van het YAD-mysterie. Zelfs in de Jezus-mythes wordt het woordje 'stauros' gebruikt in het Grieks, wat ook een paal is, vaak puntig. Vandaag de dag geloven Jehovah's getuigen dat Jezus niet aan het kruis stierf, maar aan een paal. In die zin is het belangrijk voor ons om aan de paal te gaan, om de boze bokkengeest te overwinnen. Wij moeten de boze geest in ons aan de paal spietsen. Dit is waar de MOWED goed voor is. De MOWED, de palen van de tabernakel die het YAD-mysterie uitbeelden zijn in de grondtekst verbonden aan de schijf van de seizoenen, de verschillende feesten. Hierdoor werden de Levieten geleid. Dit kwam in hen persoonlijk tot uitdrukking door de piercings-ringen zoals de KECEPH. De kippenjacht was er voor om de moederschoot te openen, om vruchtbaarheid te brengen, terug te leiden tot de moederschoot. Dit ging recht tegen het werk van Jezus in. Met de vijfde offerschaal wordt het rijk van het beest verduisterd, de zonnegod wordt verslagen, en in het Grieks staat dat zij hun tongen opeten. In MOWED, de zondepaal, moeten we de jachtseizoenen leren onderscheiden. Roepen is KRA (QORY, Aramees) en betekent : oproepen door oorlogs of jachtgejoel voor de oorlog of jacht. Dit gebeurt vanuit de MOWED, de heilige paal van de Levieten, of de tent van MOWED. MOWED riep door KRA, daarom moesten de Levieten gevoelig worden voor KRA. Ze moesten gevoelig worden voor het heilig gejoel. Het was een belangrijk alarm in het Levitische kamp. Ook is de KRA een muziek-instrument. Het was een middel waardoor de Levieten getraind werden. De piercings beelden in de grondtekst de openingen in de tabernakel uit, de openingen van de tenten, en hetzelfde woord werd ook gebruikt voor voorhangsel. Ook stond het voor ontwapening, en de opening van de vagina. Het voorhangsel moest door de Levieten met bloed worden besmeurd voordat ze daardoor naar binnen konden. In de grondteksten van het OT wordt het duidelijk dat de Levieten geen monotheisme hadden, maar letterlijk heilige fetishen aanbaden. Deze heilige fetishen waren uitbeeldingen van de gnosis, waar de Levieten zich van bewust waren. De MOWED was de schijf van feesten, festivals en seizoenen,

en werd aanbeden als een tijds-fetish. Leviticus 2 12 Als offergave der eerstelingen, RESHIYTH zult gij ze de HERE offeren, maar zij zullen niet tot een liefelijke reuk op het altaar komen. RESHIYTH betekent begin, hoofd, geslachtsdeel, en is Genesis. Pinsteren is het feest van de eerstelingen, maar dit was oorspronkelijk een offerfeest waarin de eerstelingen van het gevangen genomen vee, als boze geesten, werden geofferd. Dit offeren, jagen, vinden we niet meer terug in het christelijke Pinksteren. Het christelijke Pinksteren moest dit namelijk afdekken, om zo de aandacht te richten op een wezen genaamd de Heilige Geest. Zo werd de jachts-gnosis en offergnosis afgedekt, uitgeblust, hetzelfde zoals Jezus Christus eens deed, als de verlammende religieuze fluor, lerende dat er niet meer geofferd hoefde te worden, want hij was nu het offer, en het was volbracht. De eerstelingen moesten geofferd worden als een onderdeel van de oorlog, maar de elite vreesde dit. Daniel 11 31 Dan zullen strijdmachten door hem op de been gebracht worden; zij zullen het heiligdom, de vesting, ontheiligen, het dagelijks offer doen ophouden en een gruwel oprichten, die verwoesting brengt. 32 En degenen die zich misgaan tegen het verbond, zal hij door vleierijen tot afval bewegen, maar het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen. 33 En de verstandigen onder het volk zullen velen tot inzicht brengen, maar zij zullen een tijdlang struikelen door zwaard en vuur, door gevangenschap en beroving. De Jezus-geest werd al in het OT aangekondigd als 'hij die het dagelijks offer zou staken'. Er zou een gruwel opgericht worden die verwoesting brengt, het NT, de Heilige Geest. Hetzelfde gebeurde al in de Egyptische religie. Maat werd volledig losgetrokken van haar woeste oerwortels als oorlogsgodin, Mahad, MOWED. Zij werd gemaakt tot een nette, geordende dame met vleugels, waar de christelijke engelen uit voort kwamen. Het woeste karakter van Mahad moest sterven. In het Levitische zien we nog veel van de oorspronkelijke Mahad, MOWED, terug, maar daarna gaat alles bergafwaarts. Wij mogen de Heilige Besnijdenis hiertoe aanroepen. Zij zal ons voorbereiden op de jacht en de oorlogsvoering. Alleen door smekingen, door ons hart oprecht voor de Amazone gnosis te openen en uit te storten zullen we deelhebben aan deze zegen. Laten we vanaf nu een relatie beginnen met de Heilige Besnijdenis, om aan haar gelijkvormig te worden. Wanneer onze ogen niet besneden worden staan

wij nog steeds in de ogendienst, en kunnen zo niet hogerop komen, en hetzelfde geldt voor de oren. Vandaag de dag zijn wij veelal slaaf van het boze oog en het boze oor. Alleen de Heilige Besnijdenis kan daar korte metten mee maken. De voeten van de kerk zijn niet lieflijk, maar hoererend, lomp, gierig, machtslustig, eerzuchtig en protserig. De Gnosis veracht de voeten van de kerk omdat het de voeten van het beeld van het beest zijn. De Gnosis zal dit beeld onder Haar Voeten vernietigen, door de grote steen die de aarde zal vervullen om te worden tot een berg. Dit is de Berg van de Amazone Gnosis die tot de aarde zal komen om de aarde te oordelen. De stem van de Heilige Besnijdenis besnijdt het hart. In hoofdstuk 5 van Hooglied staat dat er wordt gegeten van de raat en de honing, en van de melk en de wijn wordt gedronken, en dan staat er een oproep om dronken te worden. Ook staat er een oproep om genoten te worden, om te eten en te drinken. De Ogen van de Heilige Besnijdenis besnijden het geweten. Er is tijd genoeg voorbij gegaan in het doen van de wil van de machtigen van de kerk, maar nu is het tijd om terug te keren tot het doen van de Wil van de Amazone Gnosis. En Zij wil dat wij terugkeren tot de Heilige Besnijdenis, om zo terug te keren tot de berg (HAR, promoties, initiaties). MOWED – heilige tijd KRA – heilige gnosis HARBA – heilige besnijdenis MOWED, de paal van de Levitische oproep MOWED, de zondepaal, de Levitische tijd-schijf MOWED, oorlogs, jachts en overwinnings-gejoel, als een oproep Efeziers 1 4 In Christus immers heeft God, voordat de wereld gegrondvest, KATABOLE, werd, ons vol liefde, AGAPE, uitgekozen om voor hem heilig en zuiver te zijn, grondvesting = KATABOLE = zaadlozing in de moederschoot = het laten degraderen, KATABALLO (in de jacht/ oorlog) in AGAPE, wat feesten betekent, wat dus de seizoenen zijn van de MOWED, en wat vaak wordt misvertaald in liefde. In het Hebreeuws is liefde een ander woord voor moederschoot. 5 en hij heeft ons naar zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus zijn kinderen te worden, voorbestemd als PROORIZO, geselecteerd, gelimiteerd en gedefinieerd, wat weer op Efeze slaat, op de AMAD, door de tijdwijzer van de MOWED. HUIOTHESIA = aangenomen als slaven. Komt van : TITHEMI = neerknielen, dienstbaar zijn Door de MOWED, wat dus telkens weer misvertaald wordt in Jezus Christus. Door de THELEMA, het besnijdenismes, de vissersdolk/ speer

De misvertaling 'Jezus Christus' wordt dus gegrepen en wordt weer teruggeleid tot dat wat het oorspronkelijk voorstelde voordat het werd misvertaald : een Levitisch wapen, jachtgerei, een tijdschijf van Levitische vruchtbaarheid, een Levitische fetish. 1 Korinte 1 7 zodat gij ten aanzien van geen enkele loonsgave te kort komt, terwijl gij uitziet naar de openbaring van onze MOWED. apo-kalypto apo = uit, door kalypto = krypto = verborgen = ontsnappings teken = klepto = stelen 2 aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in MOWED, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze MOWED aanroepen, hun en onze Heere. Gemeente, kerk = Ekklesia = roeping, samenkomst van de Israelieten MOWED = roeping, tent van samenkomst = lichaam van mowed wij moeten worden zoals MOWED 9 Godin is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap door MOWED. Koinonia = gemeenschap = MOWED geroepen tot MOWED door MOWED. Godin is PISTOS = horen en gehoorzamen = EPHESOS = boom des levens die u roept tot gemeenschap, MOWED = sociologie, sociologische gnosis. Het volk had de plaag van de vliegende slangen (Maat) op zich geroepen door het geklaag en het afwijzen van de tucht en de honger. Dit was waarom zij werden overgegeven aan de Luciferiaanse slang, Jezus Christus. MOSY moest hiertegen de Levitische phallische speer oprichten, als de

MOWED. In de grondtekst zien we de NACHASH van MOSY opgericht worden, als een heilig orakel, een heilig schouwspel, het raadsel van 666, de Levitische MOWED. Het is een tuchtschool voor het volk, om hen veilig te leiden tot het beloofde land. In de grondtekst in Spreuken wanneer het gaat over het ontvangen van de tucht. De vliegende slang wil eigenlijk doorverwijzen naar de paradoxale gesel, een belangrijk item op het pad van de tucht, van de MOWED. MOWED bestond al in Egypte als de oerwortels van de godin Mahad, Ma'at. MOWED bestond als MUI-T, zaad, urine, als de Egyptische MAYIM. MUI-T is de Egyptische godin van de oerwateren. Ook bestond MOWED als MWYT-R, speeksel, verbonden aan de godin Tefnut. De uitscheidingen van het lichaam roepen op tot oorlog, tot een nieuwe schepping. Dit is wat MAYIM deed in de Israelitische bijbel. Het zaad van de gnosis is een sterk alarm. Sperma is overmatig gedemoniseerd en gedegradeerd in de kerk. Er werd niet over gesproken, en al helemaal niet in verband gebracht met het goddelijke. Vaak werd het op één hoop geschoven met de zondige natuur. Ze wilden het ingebouwde alarm uitdoven. Er is niets om over te lachen of vrolijk over te zijn. Het is een doodserieus iets. Zij die hun sperma misbruiken zullen hierdoor sterven, ten onder gaan. Zij weten niet wat voor spelletjes zij spelen. Ook zij die de waarheid van sperma achterhouden zullen sterven. Dit is het vierde grote Egyptische schandaal, waarvan de christelijke versie slechts een schaduw was. De Egyptische MOWED, MUI-T, was de godin van het zaad, een woeste oorlogsgodin van de schepping. Zij is de Egyptische oervorm van MAYIM. Zij is ook de wortels van de godin Tephnut. De Egyptische MOWED komt voort uit het Egyptische KANA, KHEN : KHENN : steken, verwonden, oorlog KHENA : stil gemaakt worden, gevangen gehouden worden, restrictie, afzonderen van anderen, gevangene KHEN : smeken, goed nieuws (evangelie), vergelijking, gevechten uitlokken, klagen, rebelsheid KHENU : huiler, baby, kind, wiegeliedjes, kinderliedjes, oproep KHEN/ KHENU : marktplaats Dit is de Egyptische KANA-wortel, de arena, de godin van de arena, de diepere wortels van Mahad, van MOWED. In de Israelitische bijbel is zij gepersonificeerd als CHANAH, CHANNAH, KHANA in het Hebreeuws. KHANA, CHANAH, is ook het wortelwoord van Johannes in de Openbaring, in het NT. KHANA is in de Griekse grondtekst een fetish-maker. KHANA, Hannah, in het OT verkocht (nathan) haar zoon Samuel aan een mara, een slavenbezitster,

waardoor Samuel een na'ar werd, een jonge slaaf. Hiervoor moest er een rund geslacht worden. KHANA, Hannah kwam met drie runderen in I Samuel 1. In de grondtekst kan het ook gewoon betekenen dat de rund werd geslagen, en niet geslacht. De rund is een teken van mannelijke suprematie, en de geest van mannelijke suprematie moest eerst geslagen worden voordat Samuel aan de slavenbezitster verkocht kon worden. KHANA, Hannah moest hiermee wachten totdat Samuel de juiste leeftijd had bereikt. Toen hij aan de mara werd verkocht moest Samuel voor haar neerbuigen. Dit gebeurde in de Qidmah, het diepere, westelijke deel van het paradijs, ouder dan eDeN. Hannah betekent in de grondtekst 'uithongering', 'omsingelen', tent en kamp, hetzelfde als CHANAH, het wortelwoord van Johannes. Hannah is een oorlogs-strategie en een jachts-strategie, en een oproep hiertoe Shama-Al komt op hetzelfde neer als Iysh-Ma-Al. Beiden betekenen : slaaf van AL, Del-allah. AL is in het Hebreeuws tegenstander, wat ook de OT definitie is van Ismael. In het Hebreeuws is Hannah 'CHANNAH', als de bron van dit principe, wat we dus weer tegenkomen in de worteltekst van Johannes in het Grieks. Samuel is in de worteltekst gerei wat de slaaf tot gehoorzamen brengt, zoals geluid. Hannah maakte in de Aramese grondtekst een hogepriesterlijke borstplaat van een fetish voor Shama-Al, als een soort terafim. De terafim heeft een Assyrisch-Babylonische oorsprong. Hadd, Add, Hat was de Assyrische god van de orakels. Als het offer was geslacht, dan werd er naar de ingewanden of de lever van het offer gekeken om zo de wil van de goden te interpreteren, te vertalen. De terafim was dus een bloed-orakel. Het urim en thummim orakel werd later meer en meer gebruikt als stenen, om zo de reflecties op te vangen. CHANNAH, Hannah, komt dus in de apocalypse weer terug, als het wortelwoord van Johannes. Zij benadert de vrouw op het beest. In de KJV bewondert Johannes de vrouw op het beest, en in de grondtekst vereert en aanbidt Johannes de vrouw op het beest. KHANA, Hannah komt tot de vrouw op het beest, om haar zoon aan Haar te verkopen, als vechtslaaf, als IYSH, voor de arena. KANA is de Egyptische oergodin van de arena-oproep. De vrouw heeft sexuele omgang met de koningen in de apocalypse. Maar dit gaat om slavenhandel in de grondtekst. Koningen zijn voeten. Voeten worden dus geketend en verkocht aan de vrouw op het beest. KANA, Hannah verkocht Samuel aan Haar als slaaf. Ook gaat dit in de grondtekst door piercingen, oftewel het merkteken van het beest. De piercings leiden in het Grieks tot de verharding, wat ook de erectie inhoudt, als vruchtbaarheids-symbool. In diepte betekent deze verharding het terugkeren tot de natuur van het beest, het veranderen in een beest. Volgens het EE zijn mensen beesten. Wij hebben dit diep in onze ziel en moeten hiertoe terugkeren. Wij moeten het merkteken van het beest ontvangen. Verbazen is in het Grieks weer aanbidden, en in de worteltekst gaat dit om een ontmoeting. Johannes bezocht de vrouw op het beest, als Hannah die haar zoon aan de Mara verkocht, aan de slavenhandelaar. Mara is een woord voor God in het Aramees, de bezitster. Dit is dus de Vrouw op het Beest, en ook het Beest zelf. In de genitalien zitten de creatieve krachten om in een beest te veranderen. Daarom worden vandaag de dag de genitalien overmatig gedemoniseerd of verkeerd voorgesteld. Men wil het geheim niet prijsgeven. De Egyptische godinnen staan dus voor beesten die uit het menselijke bewustzijn gingen. De mens kwam in een diepe slaap. Het merkteken van het beest is in de Griekse worteltekst ook de gnosis van het beest, de kennis van het beest. KANA, Hannah, maakte haar zoon op als vechtslaaf, en kwam toen tot de vrouw op het beest. Ook

dit hele proces komen we tegen in de dieptes van de SAT-AN putten. De wortels van SAT-AN en Mahad, Ma'at, MOWED, leiden terug tot de oeroude Egyptische en Amazone godin THENEM, de godin van de geboorte, als een beeld van de vrouw op het beest. De THENEM is de eerste melk in de borsten na de geboorte. THENEM betekent : aan het wenen maken. THENEM is de godin van het wenen, ook van het wenen van de pasgeborene, als de diepere wortels van SAT-AN. THENEM betekent ook verstoting, verwerping, afwijzen. Zij is dus ook een grote scheidings-godin, en zij die Haar kind verwerpt. Ook is Haar naam verbonden aan het offeren en slachten. KANA en THENEM werken dus in de diepte met elkaar samen, als Hannah die tot de vrouw op het beest komt, als de arena-paal die de heilige traan oproept, oftewel de poel des levens die we in de diepte van de hel vinden. De amazone-moeders leiden hun zonen tot de arena's, zodat hun wilde beesten geesten worden verbroken, ja, zelfs hun wilde, ongehoorzame hart. Hier worden zij in vele delen gesplitst, om zo deel te hebben aan de amazone natuur, onderworpen aan de moeder grond. Zo ontvangen zij in dit proces het heilige beest met de meerdere koppen, als een beeld van die gespletenheid, de goddelijke dualiteit. Vandaar dat in de christelijke bijbel het meerkoppige beest een grote rol speelt. Hannah, Johannes, die tot de vrouw op het beest komt heeft dus verschillende lagen van esoterische betekenis. De grote misdaad van het vierde grote Egyptische schandaal is dat de arena werd vervangen door de weegschaal. De arena was er om te toetsen, en dat ging door het lijden heen. In de apocalyptiek van Openbaring ging dit om de komst van een demonisch zwart paard met een weegschaal, als de komst van de valse Maat, wat op een ver Egyptisch verleden wees. Dit is verbonden aan de weegkabouter. De weeg-kabouter is geobsedeerd met wegen, en wil de ware principes van het toetsen verborgen houden. Willen we dieper in de gnosis komen, dan zullen we moeten afrekenen met de weegschaal van Maat. Dit is slechts een zegel. De weegschaal is een instrument van de stad. De godin Maat werd stads gemaakt en verloor haar woestheid. Wij moeten terugkeren tot de arena, en tot de paal van de oorlogs-oproep en de arena-oproep die de heilige traan voortbrengt, de poel des levens. Wij toetsen met de toets-wapenen : toets-messen, toets-bogen, toets-pijlen, toets-netten, toets-speren, toets-lasso's, toets-touwen, toets-ketenen, toets-collars. Het toetsen is een gevecht. De weegkabouter weegt alles in de weegschaal van Maat, en legt het tegen de veer van Maat aan om te zien of het licht genoeg is. In de Israelitische bijbel is dit precies omgekeerd. Daar kijkt de weegschaal of het zwaar genoeg is. De stad is gebouwd op het wegen. Dat wil niet zeggen dat de amazones niet hun eigen weegsystemen hadden, maar het probleem van het vierde schandaal is dat de weegschaal centraal werd gemaakt als een koning, de komst van het zwarte demonische paard, de weegschaal van Maat. Overmatig gebruik van weegschalen dooft de oorlogs-oproep uit. De weegschaal werd tot koning gemaakt in het derde zegel van de apocalypse. De woeste oorlogsgodin KANA, MOWED, MAHAD werd gemaakt tot de weeggodin, MAAT, en de weegschaal werd het symbool van de rechtspraak. Ook werd het het symbool van de handel, met als gevolg dat rechtspraak een handel werd. Ook overmatig handelen dooft de oorlogs-oproep. De weegschaal blijft verborgen als de

macht achter het christendom. Het christendom is een weeg-cultus, komende vanuit de weegschaal cultus van Egypte. Het is een strijd tegen de weegschalen. De weegschalen werden boven de steden opgesteld om hen te beschermen tegen de oorlogs-oproep, tegen de woeste KANA wortels van de arena-godin MUI-T, MAHAD. De valse weegschaal heeft zijn eigen leugenachtige taal, zijn eigen rechtssysteem, allemaal gebouwd op geld. De jacht en de oorlog wordt niet geleerd. Het is een valse vrede. Wegen of jagen ? Dat is de vraag. Wordt je een weger of een jager ? De jager toetst door het gevecht, in de arena. Natuurlijk wordt de jager gewogen door de amazones, en ingedeeld, maar de weegschaal is niet koning. Het absolute koningschap van de weegschaal is het vierde grote Egyptische schandaal. Zo kwamen christenen ertoe om hun eigen bedriegelijke, valse genade-weegschaal, Jezus Christus, de Romeinse LIBRA, te aanbidden, en voor de Egyptenaren was dat Horus al veel eerder, als de Weegschaal van MAAT, het grote oordeel in haar hallen. Dit oordeel werd steeds meer stads en als de zon, als tegengesteld aan de duisternis en de wildernis, SETH, SAT. De Weegschaal van MAAT moest het diepere oordeel doven, zoals Jezus Christus als de LIBRA dit deed in het Romeinse christendom. Horus was slechts één god op een lange trap van weegschaal-goden in de hallen van MAAT. Ook Horus moest die dieptes verbergen. Wij moeten komen tot de strijd tegen de absolute heersergeesten van deze weegschalen, de hoogste vormen ervan, om zo dit zegel te verbreken. De speelgoed-kabouter – Deze kabouter is erg gewiekst en betuttelend, zelfs naar volwassenen. Hij is een maker van speledingetjes die de oorlog en de jacht moeten uitdoven. Kinderen moeten al van jongs af aan leren dat er een strijd is om hun zielen, en dat kan spelenderwijs. Spel is goed en veilig, maar de speelgoedkabouter wil het kind, en ook de volwassene in slaap sussen. Vals speelgoed is als valse weegschalen om zielen te binden. Zo worden er gevaarlijke apparaten binnen gesmokkeld. Het valse speelgoed moet verslagen worden. Dit is een strijd tegen de speelgoed-kabouter. Hij doet gewiekste uitvindingen, en maakt allerlei grappen. Zo wordt de ziel van het kind, en de onoplettende volwassene in de val gelokt. Speelgoed moet doelgericht zijn, van de gnosis zijn, anders valt het kind en de onoplettende, nieuwsgierige volwassene ten prooi aan de speelgoedkabouter. De speelgoed-kabouter begint dan na aankoop de zielen af te tappen, en die komen onder allerlei bedriegelijke belasting-systemen. Zo komt er een konings-geest over hen, een weegschaalgeest, die ervoor zorgt dat ze de wildernis niet inkunnen. Altijd staan de lichten aan, en moet men naar buiten om de zon te vereren, want de speelgoed-kabouter laat hen niet toe in diepe duisternis. De speelgoed-kabouter is een weegschaal-wachter, en houdt zich ook op op kermis-terreinen. Je wint een spelletje, de jackpot, een of ander knuffelbeest, en je wordt gevangene van de weegschaal. Telkens als je naar de badkamer gaat wordt je gewogen en afgetapt. De weegschaal wordt de baas van de badkamer. Dat wordt zijn troonzaal. De poppenmaker-kabouter – Hij maakt poppen van de hele familie om zo langzaam maar zeker de identiteiten over te nemen. Hij wisselt babies voor poppen, en brengt zo het hele gezin ten onder in leugens. Ook hij is een wachter van de weegschaal. De pop zorgt ervoor dat je je eigen identiteit niet meer terugvind. De pop heeft je ziel gestolen. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen demonische poppen en beelden, en de poppen en de beelden van de gnosis.

Zo zijn we aangekomen bij het vijfde grote Egyptische schandaal. Het vijfde grote Egyptische schandaal is het afdekken van de enorme dieptes van Nut, Noet, de Egyptische godin van de hemel, lucht. Ook deze putten en tunnels mogen wij binnen gaan. Hierin zijn vele verdiepingen te ontdekken. Zij kon enorm lang en dun worden om de hemel te verbinden met de aarde. De zon werd door haar opgeslokt, en dan werd het nacht, en dan reiste de zon of de zonnegod door haar lichaam om in de ochtend door haar wederom geboren te worden. Zij is de moeder van de zon in die zin. We zullen zien dat Noet, Nut, helemaal terugleid tot de Egyptische vorm van KECEPH, de ringpiercing door het geslachtsdeel. Laten we eerst kijken naar de Levitische KECEPH : De Spreuken van Shlomoh (Salomo) is om YADA, doctrine, te schenken aan de TLE, TALYA, slavenjongens (NA'AR). We zien in het Oude Testament dat de archetypes vaak slaven had, en dit kunnen we esoterisch alleen begrijpen, wanneer die archetypes 'delen van God' zijn. In die zin zijn het dan slaven van de Heerin. Het boek Spreuken was geschreven voor zulke slaven, om YADA te ontvangen, doctrine, om PELA te verstaan, symbolen en enigmas, om YAYU/ YAYUTA te ontvangen, letterlijk : sieraden voor het geslachtsdeel, oftewel sieraden van de goddelijke verlamdheid (in het boek Iob zijn sieraden wapenen, werktuigen, gerei van overwinning, promoties). In het boek Spreuken wordt bestraffing en kastijding gezien als het inbrengen of inprinten van het testament, PUQDAN, PUQDANA. De slavenjongens worden opgeroepen om te leren luisteren. SLY betekent iets buigen (goddelijke verlamdheid), oor, luisteren, een net uitspreiden, een valstrik zetten. Het begint dus in de goddelijke verlamdheid waarvanuit we het Woord van de Heerin moeten ontvangen, wat ons zal vangen, gevangen zal nemen, en wat wij dan later weer in de goddelijke jacht kunnen gebruiken. Dit is dus ten diepste een jagers-opleiding. EUDN/ EUDNA is het oor, maar tegelijkertijd de vagina in het Aramees. In het boek Hooglied is de schoot omzoomd met lelien/ krijgsgejoel. In Psalm 6 wordt MOSY besproken als het proces om tot TESWI, te leiden, de voeten van de Amazone ILA, Haar fundament, ook als een bed. David maakt Haar voeten nat met tranen, waar hij ook tot zwakheid komt. MOSY moest YAM, JOM, de zee, verslaan, scheiden, door zijn YAD op te heffen, door de erectie van zijn geslachtsdeel. Dit is een Davidisch proces. In Exodus 34 : 4 nam MOSY de twee afdelingen van de wet in zijn YAD. De wetten werden dus in zijn YAD gegraveerd. Zo werd MOSY voorbereid om in Exodus 35 : 29 door zijn YAD offers te brengen. In Deuteronomium wordt de metalen KECEPH besproken, de YAD-piercing als de YAD-ring, een sieraad, om geleid te worden door de Gnosis. De besnijdenis en de scalpering (hoofd-besnijdenis) die door de Levieten gebeurde was dus allemaal om het contact met de Amazone ILA te herstellen, en om de YAD te herstellen als een boodschapper. Die besnijdenis zou moeten leiden tot de KECEPH, de YAD-piercing-ring. De ring wijst op de kringloop van de gnosis, de heilige tijdschijf, nauwverbonden met de MOWED. De TEQAN betekent het vol worden met het bloed van de vijand, door de AIMA, de BloedVergieter. Deuteronomium 6 8 Gij zult het ook tot een teken (van de wet) op uw YAD, geslachtsorgaan, bevestigen.

Dit is een piercing-ring, waarin de wet is gegraveerd (Vgl. de KECEPH-piercing, voor leiding, ook door de YAD). In het boek Leviticus wordt het woordje LAQACH gebruikt als het aankomt op bokken, en dit woordje betekent jacht in de grondtekst. QORBAN wordt gebruikt voor de offering. Deze bokken zijn boze geesten. Het bloed van deze bokken moet vervolgens op het altaar besprenkeld worden en ook op de CABIYB, ringen. De piercings-ringen zoals de KECEPH, moesten dus gereinigd worden met het bloed van de vijand, om verbonden te blijven aan de MOWED. De ringen moesten in bloed gehouden worden om te kunnen functioneren. De zondepaal is een uitbeelding van het YAD-mysterie. Zelfs in de Jezus-mythes wordt het woordje 'stauros' gebruikt in het Grieks, wat ook een paal is, vaak puntig. Vandaag de dag geloven Jehovah's getuigen dat Jezus niet aan het kruis stierf, maar aan een paal. In die zin is het belangrijk voor ons om aan de paal te gaan, om de boze bokkengeest te overwinnen. Wij moeten de boze geest in ons aan de paal spietsen. Dit is waar de MOWED goed voor is. De MOWED, de palen van de tabernakel die het YAD-mysterie uitbeelden zijn in de grondtekst verbonden aan de schijf van de seizoenen, de verschillende feesten. Hierdoor werden de Levieten geleid. Dit kwam in hen persoonlijk tot uitdrukking door de piercings-ringen zoals de KECEPH. De piercings beelden in de grondtekst de openingen in de tabernakel uit, de openingen van de tenten, en hetzelfde woord werd ook gebruikt voor voorhangsel. Ook stond het voor ontwapening, en de opening van de vagina. Het voorhangsel moest door de Levieten met bloed worden besmeurd voordat ze daardoor naar binnen konden. In de grondteksten van het OT wordt het duidelijk dat de Levieten geen monotheisme hadden, maar letterlijk heilige fetishen aanbaden. Deze heilige fetishen waren uitbeeldingen van de gnosis, waar de Levieten zich van bewust waren. Nut berijdt de grote vissen, als een lange dunne vrouw bekleed met de sterren, verbindende hemel en aarde. De vissen zijn het beeld van de tranen. Zij is dus de rijdster van de tranen. De arena leidt tot de traan, en de traan leidt tot de piercingring van het geslachtsdeel, opdat het scheppende deel geheel onder controle komt van de gnosis. De wortels van Nut, de woeste godin die zij oorspronkelijk was, is datgene waar de traan toe leidt. De traan is een teken van hulpeloosheid en gevangenschap, waarin dan de ringpiercing ingebracht kan worden. In het Egyptisch is dit de TEMET. TEMET is ook een naam voor de slachtplaats. TEM-T is slachten. Haar naam is verbonden aan alle eeuwigheid en het totaal. Zij was de oorspronkelijke oergodin voordat het werd bedekt door het NUT-mysterie. TEMET is het beeld van de ringpiercing door het geslachtsdeel. In het Hebreeuws is dit de KECEPH, wat ook bleek worden betekent, en schaamte. Het was een teken van grote vernedering, maar moest verbinden aan de Moeder Gnosis. TEMET is een groot sieraad van vernedering, een vissersgodin die woont aan de wateren. Zij leeft in haar eigen wereld. Zij heeft ons niet nodig. Wij zijn degenen die moeten ontwaken tot haar realiteit. Zij jaagt in haar wereld en overleeft. Zij heeft de vijand onderworpen, gepiercet. Zij is ook een zwijnenjager. Zij heeft het NOET-mysterie gemaakt als een sluier zodat niemand zomaar tot haar wereld kan komen. Zij leeft in grote mannenhaat. Zij negeert hen en ontwijkt hen. Het piercen door de ring door het geslachtsdeel is voor haar als het doorsteken van het zwijn. De poppenmaker-kabouter zombificeert mensen door allerlei gecompliceerde systemen waarin ze

sterven en opgewekt worden, om zo volledig hun eigen identiteit te verliezen en zo een marionet zijn van het systeem. De gnosis zombificeert veel dieper, en is voor zielen een weg uit het systeem van de poppenmaker-kabouter. De poppenmaker-kabouter heerst met strenge en zware slag over de aarde. Hierin is het sterven-opstandings programmaatje van Jezus Christus slechts een fragment. De poppenmaker-kabouter werkt door gaven die niet zijn verdient, door valse, overmoedige, bedriegelijke kadootjes. De poppenmaker-kabouter spot met het ware loon. De poppenmakerkabouter kan diep technisch zijn, maar hij haat de ware gnosis. Hij houdt er altijd dubbele bodems op na. De Moeder zombificeert dus veel dieper en veel organischer. Daarom is er een groot verschil. Ook de Egyptische goden en godinnen worden vandaag de dag helemaal verkeerd en afgeweken voorgesteld, en hun wortels worden verborgen gehouden. Daarom is de poppenmaker-kabouter verzot op het patriarchische Egypte door de Horus cultus, als een grote afleider. Hier houdt de poppenmaker-kabouter zich op als de wachter van de diepere, verborgen Egyptische gnosis. Dit is een grote poort, een poort die zich niet meer verborgen kan houden. Deze wachter moet verslagen worden, zodat we de diepte van Egypte gaan zien, de verborgen Egyptische oerwildernis die terugleidt tot de Amazones en hun beesten, en hun magische oerfetishen die in de tijd verloren zijn gegaan uit het geheugen van de mens. De mens werd diep gezombificeert door de poppenmaker-kabouter, ook het geheugen. Daarom moet het geheugen nog dieper gezombificeert worden door de gnosis, zodat de tralies van deze gevangenis zullen knappen. De Vijf Grote Egyptische Schandalen : 1. Horus die de wildernis-cultus demoniseert, en de macht overneemt van Ra, Osiris en Seth. 2. De degradatie van de oorlogsgodin Bast, de leeuwin, die vervolgens wordt vereerd als het vrolijke schootkatje Bastet, de gezelligheidsgodin. 3. De vermannelijking van individuele wildernis-godinnen. 4. Het afsluiten van de enorme dieptes van MAAT, de Egyptische godin van de wet, het recht en de waarheid. Het vervangen van de arena voor de weegschaal. 5. Het afsluiten van de enorme dieptes van NOET de Egyptische godin van de hemel, lucht. Het wegnemen van de fallus-ring. Dit zijn vijf pilaren waarop het christendom gebouwd werd, en waardoor het christendom in grote macht blijft, als de sluiers hiervan. Deze vijf pilaren moeten verbroken worden, anders is het dweilen met de kraan open. Zonder tot de dieptes van Egypte te komen blijft het christendom als een paal boven water staan. TEMET is de oorspronkelijke wildernis-godin die men later NOET ging noemen, of ging vervangen voor NOET. TEMET staat voor de fallus-zodiak-ring van de jacht. De fallus-ring riep zo op voor de jacht. De fallus-ring kwam in de fallus na de besnijdenis, als een jachtszintuig die de jachtseizoenen zou onderscheiden. In de fallus-ring waren deze seizoenen gekerft, zodat het een zodiak-ring van de jacht was. Ook de jacht die door de fallusring kwam werd in de Egyptologie verdoezeld. NOET slokte de zon op en gaf nieuwe geboorte aan de zon aan het einde van de nacht. De geboorte van de zon werd KHEPRI genoemd, de strontkever, de scarabee, de morgenzon. Deze god werd aanbeden in Heliopolis, en verspreidde zich door heel Egypte in de vorm van amuletten. KHEPRI, de scarabee, werd een belangrijke beschermer van het volk, als wachters op de muren. In het oordeel moest de

scarabee informatie achterhouden. Zoals NOET de KHEPRI, de zonnekever, voortbracht, zo bracht TEMET de jacht voort, als de fallusring die opwekt tot de jacht. Dit is de wildernisgodin KHEREN, de godin van de jacht, zowel een oeroude Egyptische godin als een Amazone godin. Zij wordt verborgen gehouden onder het KHEPRI-zegel, de gevleugelde zonnekever. De Egyptische kalender bestaat uit twaalf maanden die worden uitgebeeld in de EgyptischThebaanse Zodiak. Elke maand bestaat uit drie decanen, drie weken van elk tien dagen, tien graden. De Zodiak van de Amazones is de Jacht Zodiak, de Zodiak van de onderwereld, de TEMET, de godin van de fallus-ring. Deze bestaat uit zes jachten : 1. lammeren-jacht 2. vissen-jacht 3. kippen-jacht 4. bokken-jacht 5. varkens-jacht 6. runder-jacht Elk deel bevat dus twee tekens van de twaalf-delige Egyptisch-Thebaanse Zodiak. Als we naar de Egyptisch-Thebaanse Zodiak kijken dan zien we de Weegschaal, MAAT, als de godin van wet, recht en waarheid, maar de decanen en de graden spreken over een arena, zodat we uitkomen bij de MOWED en de godin KANA, de arena-godin. Wij moeten hier de weegschaal vervangen voor de ARENA. De arena is een beeld van het kemphanen gevecht, en behoort dus tot de hanenjacht (kippenjacht). Ook het schorpioenen-teken is een beeld van de kippenjacht. De krab, CANCER, is een beeld van KHEPRI, de zonnekever, maar deze houdt KHEREN, de jachtsgodin, verborgen, en vormt samen met CAPRICORN, de steenbok, de bokkenjacht. In de tweeentwintigste graad van VIRGO, de Maagd, is er de naakte vrouw met een bok en een lam om haar nek, als zegevierend in de jacht. VIRGO is NUT, die de runderjacht bewaakt, wat ook het centrum van de Zodiak is, en verbonden aan TEMET, de fallus-zodiac-ring. Door te zegevieren in de lamsjacht en de bokkenjacht wordt de jachts-initiaat ingewijd tot de runderjacht. Ook TAURUS, het rund, is een teken van de runderjacht. Het zegel van VIRGO moet verbroken worden om tot de runderjacht te worden ingewijd. Het gaat niet om VIRGO, maar om TEMET. Het Scorpio teken, de kippenjacht, is een voorbereidende jacht. Dieper in Scorpio, in de paradijselijke leegtes, waar het overvloeit in het bokkenteken, komen we tot de bokkenjacht, op bokken en renbokken, oftewel : 'van het letterlijke komen tot het symbolische'. Ook betekent het 'van komst tot buit'. We moeten stoppen te wachten op een wederkomst, maar ons richten op het verdienen, op loon, op de jacht. Er is geen wederkomst. Het gaat om de jachtbuit waardoor we dingen verdienen. We moeten stoppen met hopen en meer gedisciplineerd leven. Het gaat om de gnosis, en dat is een jacht. Wij moeten de vijand verslaan, en de prooi vangen. Alleen zo komen wij tot de kern van dingen. De twee watertekens, watervrouw en vissen, zijn de vissenjacht. Dit is ook verbonden aan de heilige traan, en de brenger van de traan, de godin THENEM, de vrouw op het beest waartoe KANA, Hannah, met haar zoon Samuel nadert. THENEM is de diepte van de SATAN put, waar wij tot wedergeboorte komen, als babies die de moederborst vinden. 1. lammeren-jacht ARIES LEEUW 2. vissenjacht

watervrouw – THENEM vissen 3. kippenjacht ARENA – KANA SCORPIO 4. bokkenjacht KHEREN 5. varkensjacht Boogschieter – SAWAT 6. runderjacht TAURUS – BOS VIRGO – TEMET In de onderwereld zijn er andere tijds-indelingen. Een maand in de onderwereld is onderverdeeld in weken van elk vijftien nachten. Elke maand bestaat uit veertien weken, dus uit tweehonderd tien dagen. De vijftien-daagse weken zijn de PAR-weken. PAR is vijftien in de onderwereld. In de onderwereld gaat het niet om dagen, maar om nachten, en de nachten zijn tien keer langer dan de nachten van de aarde. Een nacht is onderverdeeld in zes kleine jachten, de kleine uren, die dus in wezen heel lang zijn. Een jaar is onderverdeeld in zes maanden, de zes grote jachten, of grote uren. De namen kunnen per gebied verschillen. De TEMET – De Amazone ZODIAK en kalender van de onderwereld 1. lammerenjacht – ALAPH, ALEPH 2. vissenjacht – THENEM 3. kippenjacht – KANA 4. bokkenjacht – KHEREN 5. varkensjacht – SAWAT 6. runderjacht – BOS Zij delen dus de dagen in en de jaren. Ook de jaren gaan door een cyclus van zes op dezelfde manier. Dan staat het hele jaar in teken van een bepaalde jacht. Dit worden de rode jachten genoemd. Dit zijn dus de grootste jachten : 1. de kleine jachten – de uren 2. de grote jachten – de maanden – de grote uren 3. de rode jachten – de jaren – de grootste jachten – de rode uren Er zijn ook nog gele jachten, de jachten van de grotere tijdperken, die ook wel de vlekken worden genoemd. De Amazone Zodiak van de Gnosis in de Onderwereld is dus een Zodiak van tweehonderd tien nachten keer zes is twaalfhonderd en zestig graden, onderverdeeld in hieroglyphen.

De klokkenmaker kabouter is een hysterische kabouter die ervan houdt om zielen op te sluiten in klokken, in kalender systemen, in astrologische systemen. Hij bouwt klokken als gevangenissen, als fokkerijen, als slavenkampen, als concentratie-kampen. Deze kabouter veroorzaakt holocaust, en daarom belangrijk ermee af te rekenen. We gaan de duizend tweehonderd en zestig nachtse amazone jacht zodiak van de onderwereld bespreken om aan deze kabouter te ontkomen. De klokkenmaker-kabouter stal de fallus-ring van deze reusachtige zodiak met alle gevolgen daarvan, dus hij is medeverantwoordelijk voor het vijfde grote Egyptische schandaal, de komst en misvoorstelling van Noet en haar zoon KHEPRI, de gevleugelde zonnekever, de ochtendzon. Dit hield in de opkomst van de valse zodiak en haar verraderlijke astrologische systeem, als een grote slaven-fokkerij van zielen. De openbaring van de amazone zodiak van de onderwereld overtreft de aardse zodiak. Alle aardse zodiakken zijn slechts zwakke en corrupte schaduwen en weerspiegelingen van de reusachtige amazone zodiak van de wildernis. Zelfs het NT heeft een profetie over de twaalfhonderd en zestig daagse (nachtse) zodiak : Openbaring 11 3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen (nachten) lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. In het boek Openbaring zien we in de westerse vertalingen het geslachte lam en zijn bruid. In het Aramees is dit niet noodzakelijk een bruid, maar is het een woord voor de clitoris, en de schaamlippen van de clitoris. De vrouw van het geslachte lam is de ATTA, ATA, wat in de Amazone taal de moeder is, als de moeder van het lam. In het Egyptisch is de bruid of maagd in Openbaring de leeuwin, als een beeld van de jagerin. Zij heeft het lam als prooi genomen in de jacht, en slachtte het. De maagd, bruid, leeuwin is de NEFER-T. Ook is de maagd de RENEN-T, de godin van de opvoeding en de verzorging, RENENTI. We zien hierin de dualistische aspecten van de jagerin. Het lam wordt tot een nieuwe geboorte geleid, om zo volledig onder de zorg en tucht van de amazone te komen. Ook is de maagd of bruid in het Egyptisch het beeld van een put, een hol, als een beeld van de vagina die tot de moederschoot leidt, en als beeld van de anale geboorte. Zij is dus ook een beeld van de billen, een teken van de jacht, wat als doel heeft het veranderen van gezichtspunten. In het Egyptisch is mirre hier ook een beeld van, wat door de zodiak-aanbidders uit het oosten werd gebracht tot Jezus, het lam, als een geschenk. Geschenk is zowel in het Grieks als in het Egyptisch puur loon, dus als een beloning of een straf. Jezus, als beeld van het lam, werd onder MIRRE gebracht. MIRRE is in het Grieks SMYRNA en heeft diepe Hebreeuwse wortels. MIRRE betekent aan het wenen maken, als een beeld van de brenger van de verbrokenheid. Ook is MIRRE de pester in het Hebreeuws, als onderdeel van de tucht en het oordeel. De MIRRE godin was in Egypte de godin van de duisternis en de kennis. Zij was een geweldadige godin die in de jacht netten gebruikte. Een ander woord voor MIRRE is in het Egyptisch AAN, wat doet wenen of doet joelen. Een ander woord voor een soort MIRRE is UGAM, wat in de wortels de verzwakker betekent, UGA. UGA is ook een godin van de Nijl. UGA komt van UG, branden. In Egypte is MIRRE een beeld van rood graan. Graan is een beeld van de verhongering van de

prooi en de man, als een beeld van het heilige vasten en de leegte. Rood graan betekent het wassen in het bloed van de vijandelijke prooi na de uithongering. In Amazone theologie en mythologie hadden de amazones de gewoonte hun mannelijke uitgehongerde gevangenen te wassen of in te smeren met lamsbloed. Dit had een dubbele werking. MIRRE is in het Egyptisch 'rood worden', en bloed. Het rode land is een land van verschrikkingen. De Egyptische wortels van MIRRE wijzen op het piercen en de heilige dronkenschap. Ook is het verbonden aan de spraak. MIRRE is een beeld van het bloed van het lam, om zo een verbinding te maken met het profetische. Het geeft spraak aan hen die daar klaar voor zijn in de onderwereld en die het hebben verdient door de jacht. MIRRE is in het Egyptisch verbonden aan de rode woestijn, de rode wildernis, de wildernis van bloed. Alleen door de heilige traan kan men hierin groeien, en men groeit naar twee kanten : zowel lager als hoger. Alles moet altijd weer verdwijnen in de leegte, zodat er geen status-verstening optreedt. Kronen en tronen zijn gevaarlijk en kunnen zielen voor eeuwig ergens in laten vastgroeien. In die zin heeft deze hieroglyph ook nog een diepere betekenis. Het zwellen van de geslachtsdelen is vrees en verhongering, de gnosis betekenis, de verharding. Dit gebeurt in de oorlog. Hierdoor sterft de vechtslaaf aan zichzelf, en komt zo tot hogere geboortes. De hogere geboortes in de gnosis brengen grotere zwaktes met zich mee. Het kind zal eerst niet mogen jagen, en geen wapens mogen dragen, omdat het kind te zwak is. Het kind zal een tentslaaf zijn. In de hogere gnosis komen deze periodes vaker voor, ook in de volwassenheids status, dat mannen niet mogen jagen, omdat ze te zwak zijn, en dan eerst als tentslaaf moeten leven, vanwege hun diepere, grotere zwakte. Wel worden ze hierin voorbereid tot de arena, en wanneer ze daarvoor sterk genoeg zijn, dan komt er de arena-oproep. Het is belangrijk die seizoenen te onderscheiden. De moeder verhongert hen waarvoor nog steeds hoop is. Haar tenten zijn duister, zoals we in Hooglied lezen. Alleen de uitgehongerden, de verzwakten, kunnen tot haar komen, zij die geen tekenen van mannelijke suprematie meer vertonen. Het reukofferaltaar is in de grondtekst waar afgerekend wordt met vet, de plaats van uithongering. In Leviticus 9 komt het overwinnings-gejoel voort uit de uithongering, waar het reukofferaltaar een beeld van is. In Openbaring kwamen de bazuin-amazones voort door het reukofferaltaar, door het vee uit te hongeren. Ook is het reukofferaltaar in de grondtekst een omheining, een kooi, waarin de uithongering plaatsvindt. Het reukofferaltaar is een veefokker. De Levieten komen door de plaats van uithongering tot de grote moederschoot. Vaak moeten de Levieten in zulke kooien afgezonderd worden, om door het voorhangsel te kunnen gaan. Natuurlijk beeldt het vrouwelijke geslachtsdeel de kooi en de slavernij uit. Het vrouwelijke geslachtsdeel hongert het mannelijke geslachtsdeel uit, brengt het tot de leegte. Dit is ter voorbereiding op de oorlog en de jacht. Het vrouwelijke geslachtsdeel, waarvan de lelie een beeld is, bereid het mannelijke vruchtbare deel voor op de moederschoot, besnijdt het. Dit gebeurt door GAD. In het vrouwelijke geslachtsdeel sterft het mannelijke geslachtsdeel af, omdat het de vijandelijke prooi uitbeeldt, en geslacht wordt door GAD. Het mannelijke geslachtsdeel moet zijn zaad opgeven, zijn gnosis. De man wordt zo een kind, om onder de grote moeder geplaatst te worden, en moet blijven herinnert worden dat hij een slaaf is van de grote moeder, en dit moet ook een belijdenis zijn. Zo kan de mannelijke suprematie het kind niet ontvoeren. AQEP is in het Hebreeuws zowel de voeten als de billen, die de slang ten val zullen brengen in de profetie van Genesis 3:15. Het zijn de voeten en de billen van de amazone, de paradijselijke vrouw, die zullen komen als een oordeel. In het Grieks is dat de komst van de AGAPE, wat slap in liefde wordt vertaald, maar wat ook feesten betekent, en wat een transliteratie en anagram is van AQEP, de billen. De billen en de baarmoeder zullen komen, de AQEP, als een verwoester.

AQEP is in het Egyptisch dubbel, de dualiteit, als de wortel van de AKEBU, de huilende, verbroken mannen. Juist door de dualiteit komt de man tot de traan, wat een poel des levens is. De dualiteit wordt uitgebeeld door de billen van de Amazone, de heilige verstrikking. De valse natuur moet verstrikt raken, om zo tot verbrokenheid te worden geleid, zonder te kunnen ontsnappen. De PER-QEBH is het tranenmeer in de onderwereld. De billen zijn een teken van het water, van de sappen van de baarmoeder, de eeuwige tucht, als de AQEP-AGAPE. De billen wijzen dus op de visjacht om hierdoor kennis te vergaren. 1 Joh. 3 1 Ziet, welk een AGAPE de Moeder op ons heeft gelegd, dat wij kinderen van de Godin genoemd worden, en wij zijn het ook. Daarom kent de stad ons niet, omdat zij Haar niet kent. Ook in het Hebreeuws is liefde, AGAPE, verbonden aan de baarmoeder. AGAPE is de Griekse transliteratie van AQEP als een anagram, en staat voor de billen. In de VUR jaagt de baarmoeder, de Duizen, op ons. In dit vers hebben de billen ons overweldigd waardoor wij opnieuw geboren worden als Haar kinderen. Efeze 3 19 en te kennen de AGAPE, AQEP, billen, van CHASMA, de afgrond, onderwereld, baarmoeder, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods. Efeze 4 (Hebreeuws) 2 met alle depressie en vernedering, met volharding, en hardheid, in AGAPE-AQEP, de baarmoeder, billen. De AQEP is een arena. Deze slavernijen gingen vaak zo diep dat de heilige gebondenheid volkomen was, en het vuur, de URIM, hen zo had vervuld dat ze niets anders konden doen dan wat de Heerinnen hen ingaven. Door de MOWED werden ze opgeroepen om door de tent te leven, de OHEL, en door door de SHAMA hoorden en gehoorzaamden ze. Zo niet, dan zouden ze een slaaf van de afgoden worden. Zacharia 13 1 Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem ter ontzondiging en reiniging. 2 En Ik zal te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden; ook de profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen. 3 Wanneer dan nog iemand als profeet optreedt, zullen zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt hebben, tot hem zeggen: Gij zult niet blijven leven, omdat gij leugens gesproken hebt in de naam des HEREN; ja, zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij als profeet optreedt. 4 Te dien dage zullen de profeten beschaamd staan, ieder om wat hij schouwt, wanneer hij als profeet optreedt, en zij zullen geen haren mantel aantrekken om leugens te vertellen. 5 Maar ieder zal zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een man die de akker bebouwt, want iemand heeft mij gekocht in mijn jeugd. 6 En als men tot hem zegt: Wat zijn dat voor wonden tussen uw armen? dan

zal hij zeggen: Daarmee ben ik geslagen in het huis van mijn vrienden. Letterlijk staat er : 'Ik ben geen profeet, maar een iysh, een slaaf, om vee te houden, sinds bloedvergiet (adam, DM) mij gekocht heeft als jonge slaaf, na'ar, om de adamah, paradijselijke grond, te dienen.' Ook wordt het woord qanah gebruikt, wat in sommige vormen 'het bezitten van de gnosis van Eva' betekent. AQEP is in het Hebreeuws zowel de voeten als de billen, die de slang ten val zullen brengen in de profetie van Genesis 3:15. Het zijn de voeten en de billen van de amazone, de paradijselijke vrouw, die zullen komen als een oordeel. In het Grieks is dat de komst van de AGAPE, wat slap in liefde wordt vertaald, maar wat ook feesten betekent, en wat een transliteratie is van AQEP, de billen. De billen en de baarmoeder zullen komen, de AQEP, als een verwoester. AQEP is in het Egyptisch dubbel, de dualiteit, als de wortel van de AKEBU, de huilende, verbroken mannen. Juist door de dualiteit komt de man tot de traan, wat een poel des levens is. De dualiteit wordt uitgebeeld door de billen van de Amazone, de heilige verstrikking. De valse natuur moet verstrikt raken, om zo tot verbrokenheid te worden geleid, zonder te kunnen ontsnappen. De PER-QEBH is het tranenmeer in de onderwereld. NOD betekent het land van de nomaden, van de tijdelijke tenten, ook het land van de weeklacht. Dit was dus in feite dieper in het paradijs, dieper in de oorspronkelijke wildernis, dieper in de onderwereld. Kain was gekomen onder de heilige vloek. Dit is het land en de kennis van Kain, de kennis van de RASHA, de heilige rebellie en ongehoorzaamheid. NOD is in de wortel tekst van het Hebreeuws NUWD. Dit is ook de Aramese naam voor NOD. De rivier van de weeklacht is ook een vallei in de grondtekst. Kain heeft toegang tot deze afgrond. Dit is een heilig klagen, als het heilige smeken. Hier kwam Kain om te jagen. Openbaring was een manifestatie van het teken en de kennis van Kain, de 777 en de 666. Openbaring bevat de Kainitische kennis en het Kainitische loon. De rivier van weeklacht is nauwverbonden aan de paradijselijke afgrond als het land van Nuwt, het land van Kain. NOD is in het Egyptisch Neith, de jachtsgodin. Neith, NOD, is het achtste uur in de faraonische bijbel. Een centraal thema in het achtste uur is zij die op het zand staan, als het mysterie van Horus. Zand, SHAA, in het Egyptisch, is het slachten en het overwinnen. Ook is de SHAA het varken, en de overwinning over de varkensdemoon door Horus (SARAH, RASHA). Ook is een centraal thema het touw, of slangentouw. Zij die verbonden zijn aan het touw, en het touw voorttrekken, krijgen heilig bier te drinken. Het touw wordt ook de verslinder genoemd. Het touw staat voor de heilige gebondenheid en slavernij. Adam en Eva kwamen tot de kennis door de slang, het touw, oftewel de heilige gebondenheid. Er is geen kennis zonder het touw. De ANER is in het Hebreeuws een oudere slavenjongen dan de NA'AR, en dieper uitgehongerd, als een beeld van het vasten en de leegte, en de ANER is ook langer dan de NA'AR. SARAH had zowel NA'AR als ANERS. Dit komt ook weer terug in de Amazone mythologie. De ANER had soms gebonden testikels, SC, Izak, in de worteltekst, als een symbool dat het zaad

van de man niet heerste over het zaad van de vrouw (Genesis 14:24, Israelitisch). Wanneer er beloftes worden gedaan tot het zaad van Abraham, ZERA, SARAH, oftewel tot het vrouwelijke sperma. In de grondtekst is SARAH de weg tot het paradijs, tot de APHAR, de grond van de ERETS, onderwereld (Genesis 13:16, Israelitisch). Abraham was nomadisch en moest komen tot MAMRE, gesel in het Israelitisch, de heilige tucht, in Hebron, de heilige gebondenheid in het Israelitisch. In de Mythologie van Nod komt de Egyptische ballingschap voor in een andere vorm. In boek 22 van de Koran, het Gaan door de Nacht, staat dat op de dag des oordeels iedere vrouw haar zuigeling zal vergeten. In de Mythologie van Nod komt dit terug in de Amazone ballingschap. Het gaat hier niet om Mozes, maar om Abraham. Zowel de Farao als de amazones wierpen zuigelingen van het mannelijke geslacht in de rivier, maar dit is in de oude talen slechts symbolisch. In het Egyptisch betekent HERP niet alleen verdronken worden, maar iets diep in het hart en het verstand laten zinken. De K is niet alleen de verdronkene, maar ook de juiste betekenis. Verdrinken mag dus niet letterlijk genomen worden, maar is een metafoor voor vertaling, het begrijpen. De mannelijke zuigelingen werden symbolisch 'verdronken', wat een beeld is van de opvoeding. Zij kwamen tot een diepere gewaarwording in de baarmoeder waarin zij 'verdronken.' Hiervan is Mozes een beeld, wat in de mythologie van Nod Abraham is, als de ware betekenis van de dag des oordeels. Een stam van Amazones aan de rivier van het verdrink-offer is de Hiti. In het elfde uur van het boek der poorten zien we de godin BS in menselijke vorm zitten naast de godin Sekhmet met een leeuwenhoofd. BS is 'Zij die verdrinkt', als de verdrinkgodin. BS is de wortelwaarde van Bast, als de Surinaamse godin 'BOS', de oorlogsgodin en de slachtgodin. B-S, B-SA is in het Egyptisch ook 'de voet van kennis, gnosis'. De AB, UB, B, wordt in de christelijke bijbel aanbeden als de Vader, terwijl dit in het Egyptisch de voet is, de Ubast, de heilige leeuwin, de oorlogsgodin van Noord-Egypte. Zij leidt tot de poel des levens. Zij verandert water in wijn. De Ubast, Bast, de B-ST, is de voet van ST, de voet van de wildernis, als de poort tot de onderwereld, een poort van grote gnosis. Ook Zij is een nachtgodin, de godin van de middernacht, het achtste uur. Zij jaagt in de duisternis. In die zin is Ubast, Bast, de ware god, godin, van de Israelieten. De Egyptenaren van Noord-Egypte waren teleurgesteld in hun oorlogsgodin Bast, omdat ze vele oorlogen hadden verloren. Daarom veranderden ze haar van een woeste leeuwin tot een kat, een gezelligheids-godin van muziek, dans en vreugde. Maar in het OT van de Bijbel zien we hoe God, BAST, UBAST, het volk vaak de oorlog deed verliezen vanwege hun zonden. Zij waren onder de wraak van de oorlogsgodin. Een grote Amazone stam aan de rivier van scalpen is de Zukki stam. Dit is de stam van 'U', de vrouwelijke Kain. De Zukki stam leidde het volk van Ismael door de wildernissen tot het land van Nod. Ook Abraham behoordde tot het volk van Ismael. Vaak werden hen van het volk van Ismael 'verkocht' door de Hiti stam aan de Zukki stam. Dit is niet letterlijk een 'slavenhandel', maar symbolisch. De HEN-T, handel, is in het Egyptisch 'purificatie', een tocht, een rechts-systeem, de grens, een plaats in de onderwereld. Het is een meesteres, een koningin, koningin van de godinnen. HENT is de krokodil van Seth, de Egyptische god van de wildernis en de duisternis.

Seth wijst terug op WASET, de godin van het achtste uur, Zij van de middernacht. Neith is de godin van de nacht, wat Haar andere naam is. Neith is de jachtsgodin. Zij staat beeld voor de besnijdenis en de scalpering. Neith komt van de Surinaamse godin Naat en wijst op NOD. De HENTI zijn de krokodillen-goden van de onderwereld. HENTI is ook de naam van een god met een krokodillenhoofd in de onderwereld en een naam van Osiris. Als SHESHU is handel een vorm van Seth (Waset). Het Hebreeuwse BD, ABAD, slaaf, komt van het Egyptische ABATA, ABAD, slaaf, heiligheid, bescherming. Dit is de goddelijke restrictie. Alleen zo kon het volk van Ismael tot Nod komen. Nod is een gebied in het land Kanaan, het beloofde land. En Ismael werd een machtig heerser in het land Nod. Koningschap is symbolisch voor iemand die de valse machten heeft overwonnen, het kwaad. Dat is een ware koning. Ook 'God' is een metafoor, van kennis en loon. Hiertoe is het evangelie gekomen, om te laten zien dat er een weg tot God is door kennis en persoonlijk loon. God is verantwoordelijkheid. Gij moet zelf als God worden. Hierin zijn verschillende valstrikken. Er moet een rechtmatige balans zijn tussen God zoeken en God zijn. Ook moet er een rechtmatige balans zijn tussen jezelf onderwerpen aan God en God worden. Dit is het evangelie van Ismael. Zij die dit evangelie niet hebben staan schuldig aan projectie. Er wordt in de vertalingen van de bijbel veel gehamerd op : Een mens moet God ontvangen, in de vorm van 'de Heilige Geest'. De mens moet vervuld worden met de Heilige Geest, in een persoonlijk contact met God. Verder wordt het allemaal een beetje vaag gehouden wat het nu daadwerkelijk is. En velen uit de gereformeerde kerken komen nooit zover, want zij zien de Heilige Geest als een heilsfeit, niet als iets wat je ook nog eens persoonlijk moet ontvangen. Nu, wat is dan 'de Heilige Geest' ? Ten eerste is het een beetje selectief vertaald. PNEUMA in het Grieks betekent ook 'goddelijke kennis', "bezeten van de kracht van het weten". In het Aramees, de nog diepere grondtekst, is het RUH, wat "de Heilige Nacht" betekent. De oorspronkelijke bijbel roept dus op om tot de Heilige Nacht te gaan, te wachten op de Heilige Nacht, en de Heilige Nacht te ontvangen. Nu, dit is precies waar de Koran over gaat, en ook de Vur. In de Koran kan een ziel tot God komen door de Heilige Nacht. Die Heilige Nacht verschijnt na een tijd van alleen te zijn met God, na een tijd van alles af te leggen voor God, na een tijd van luisteren (en bidden) tot God. Dat is de kernboodschap van de Koran die telkens terugkomt. Het leven is een nachtmerrie, en daarom is het belangrijk te komen tot de Heilige Nacht. Dit is dus zowel de boodschap van de Bijbel, als van de Koran, als van de Vur. Waarom is de nacht zo belangrijk ? In de nacht is alles rustig, is er geen afleiding door de aardse dingen, en valt het lichaam in slaap, zodat God kan overnemen, en de ziel kan brengen tot de hogere wereld. Daarom is het zo belangrijk op de Heilige Nacht te wachten en ervoor te bidden om de Heilige Nacht te ontvangen. Het is dus iets heel moois. Het is iets wat de christen en de moslim kan verbinden, en zo kunnen ze van elkaar leren en langzaam doorgroeien tot iets groters dan alleen maar hun eigen religie. Het goddelijke is veel groter dan alleen maar één religie. De nacht in Egypte, de wortelreligie van zowel het christendom als de koran, was Neith of NT, de Moeder God van de Schepping en de Wijsheid. De mens moest in de nacht door haar lichaam heen reizen om het goede te ontmoeten, en het kwade te verslaan door het goede, om zo in de Moeder God tot wedergeboorte te komen, als het aanbreken van de dag. Dat is allemaal symboliek natuurlijk, maar dat is wat het is. Zo belangrijk is de Heilige Nacht. Van deze godin, Neith, komt het Westerse woord 'night', en in het Nederlands is dat 'nacht'.

Een vrouw in dikke, lange gewaden neemt een jongen mee aan haar hand. Zij gaan een stenen huis binnen, waar ze haar gewaden afdoet. Haar lichaam is geharnast met riemen, als een amazone. Zij leert de jongen de oorlog. De naam van de jongen is Ismael. De oorlog is het symbool van tijd, van de afwisseling van de seizoenen. De vrouw trekt haar gewaden weer aan, en neemt de jongen mee naar de markt. Zij gaat steeds trager en trager. Zij is de Heilige Nacht. Yeshua is in de wortels van het woord ook een enorme leegte die beveiliging brengt en weelde. Hoe kwamen de Israëlieten aan dit overwinnings-symbool ? In het Judaïsme was dit symbool er al, in de theocratie die Mozes had opgezet. Mozes was een Egyptische prins, opgevoed in de Egyptologie waar hij zijn eigen draai aan heeft gegeven. Het verbindt de god Yah met het Egyptische woord Shu, wat leegte en opstanding betekent (hij die oprijst). Het zogenaamde licht is een diepere duisternis waar de zintuigen open gaan, wanneer zij oog in oog staan met Hel, de baarmoeder. In het oude Egypte was de hel alreeds een dualiteit. Het is levendmakend voor de rechtvaardigen, maar zal de onrechtvaardigen vernietigen. Daarom is het enigma van de hel ook niet zomaar weg te denken. Het bestaat, maar wordt vaak verkeerd uitgelegd door leken, hen die de esoterische en geschiedkundige demonologie niet kennen. Zowel in het Egyptisch als in het Hebreeuws is RA het lijden, het 'kwaad'. Het was in het Egyptisch de mond van de onderwereld, en RA was ook de zon of de zonnegod die op een dodenboot door de onderwereld reiste om zo elke morgen wederomgeboren te worden, oprijzende vanuit de zich openende moeder schoot. Zowel in het Egyptisch als in het Judaïsme is RA de poort, de tester, als een engel die de mensheid moest beproeven. RA staat in het Hebreeuws gelijk aan Satan. Zowel in het Hebreeuws als in het Egyptisch had dit een positieve betekenis, maar met de opkomst van het christendom kreeg Satan een steeds negatievere betekenis. Er mag ruimte zijn voor de dualiteit zoals in het Judaïsme en het Egyptisch. In het Egyptische dodenboek in Spreuk 10 was het RA die de aarde doorkruiste om zijn vijanden te overwinnen, terwijl dat in het boek Job in Satan werd veranderd. Zowel in het boek Job als in het Egyptische dodenboek is dit een doorkruizing van de onderwereld. In Spreuk 15 leeft het schip van RA in de onderwereld op, als het vlees van RA wat zich verjongt, om zo zijn vijanden te overwinnen. Het schip achtervolgt zijn vijanden, als het verjagen van de zonden, het verdrijven van de leugens. Dit is in Spreuk 17 de besnijdenis van RA. Deze besnijdenis werd verricht door Isis en haar zuster Nephthys die in het Judaïsme werden tot de twee gevleugelde cherubs op de ark.

Spreuk 18 laat zien dat Thoth, het Woord, Osiris heeft doen zegevieren over zijn vijanden. Osiris, SRS, is een anagram van SA-RASHA, SRS. SA is de kennis, de gnosis, in het Egyptisch, en de RASHA is in het Hebreeuws het heilige kwaad als de heilige rebellie, ook verbonden aan het neutrale Hebreeuwse woord 'satan', wederstaan. OSIRIS, SA-RASHA is dus de kennis van de RASHA stam in het Israëlitisch-Egyptisch, als de demonologie. Horus, RS, is een anagram van de Rasha op zich. De RASHA stam is in het OT de stam van de overwinnaars. Voor de troon van Osiris worden de vijanden getransformeerd tot kuddes vee, en zij worden in het oordeel tot de slacht gebracht. Zo zal er afgerekend worden met de vijand. Dit gebeurt in Boesiris als het openhakken van de aarde. Er worden in deze nacht van Boesiris twee djed-zuilen opgericht, die de armen van de Horus van Letopolis zijn en die rondom Osiris zijn om hem te laten zegevieren door Thoth, het Woord. In het OT waren dit de armen van Mozes die opgeheven moesten worden om overwinning over de vijand te geven (Exodus 17). Dit is de nacht van het avondmaal in Letopolis, in spreuk 18 van het Egyptische dodenboek. Dit is de dageraad van de dag waarop Osiris begraven wordt, wat later werd overgenomen in het NT voor Jezus. In Abydos was er het haker-feest, het vastenfeest, de Egyptische Ramadan, om de opstanding van Osiris en de overwinning over zijn vijanden te vieren. HAKAR is in het boek der poorten een godin of groep godinnen die rondom het altaar of de tabernakel staat, als een beeld van de kroon, de hoofdtooi. In de Aramees-Hebreeuwse talen is de kroon een scalp of kop van prooi, als een beloning, een trofee. HAKAR komt in het OT voor als HAGAR, de moeder van Ismael. Toen HAGAR Ismael opvoedde werd er ook in het Hebreeuws soms gebruikt gemaakt van een bijmoeder. Ook Abraham stelde een bijmoeder aan, die HAGAR hielp Ismael op te voeden. Hakar wijst ook op de AKER, de dubbele Egyptische wachter van de onderwereld met de twee leeuwenhoofden, als een beeld van de dubbele moeder, de vrouwelijke vruchtbaarheid. De kroon is in het Hebreeuws-Aramees een cyclus, als het sieraad van de uren. De kroon brengt tot knielen in de Hebreeuwse wortels (qodqod-qadad). In de Israelitische literatuur is de moeder van Ismael soms Ketura, de vrouw die Abraham huwde na de dood van Sarah. Ketura wordt soms gelijkgesteld met Hagar. Hagar zou alleen een titel zijn, namelijk van vreemdeling, en geen naam. KTR, TR, is het anagram van RT, Areta, oftewel de donder, een beeld van de heilige Vreze. Areta is dus de moeder van Ismael. De uraei cobra's zijn in het Egyptisch de cobra's van de kroon. Zij bewaken de drager tegen overmoed. Naref is de nacht van de geheime ceremoniën van de begrafenis van Osiris, wat in het NT de geheime begrafenis van Jezus werd. Spreuk 92 is de opening van het graf waardoor de overledene naar buiten kan komen bij dag om zijn benen te gebruiken om zo tot de dagboot te gaan. Dit komt ook terug in het NT in de verhalen van Jezus. In Spreuk 102 komt de overleden god tot de hemelvaarts-boot van Ra, om het lichaam van Osiris te genezen door spuug. Het genezen door spuug wordt later gebruikt in de verhalen van Jezus waarmee Jezus een blinde geneest. Het Egyptische Dodenboek uit het Nieuwe Koninkrijk Tijdperk van Egypte wordt ook wel 'Het Boek van Thoth' genoemd.

In de Latijnse Bijbel, de Vulgata, was Jozef van Arimathea de occulte discipel van Jezus, vertaald de geheime discipel van Jezus, die ook Jezus in het geheim, in het occulte, begroef. Hij had een nieuw graf uitgehouwen in een rots, in een graftuin. In het Egyptische Dodenboek waar dit uitgehaald is om de christelijke mythe te formeren is dit de Naref-nacht waarin Osiris in het geheim wordt begraven in spreuk 18. Dit graf wordt in spreuk 92 geopend, waardoor Osiris gewekt wordt door het oog van Horus, door zijn zoon. Boven het graf bevindt zich de zonneschijf. Osiris zou dan mee gaan met het oog van Horus, opdat Osiris het terug zou geven aan RA. Oorspronkelijk was dit het oog van Ra, en het stelde zijn dochters voor, als de vrouwelijke zon. Het oog van Horus was een godin genaamd Wadjet, de uraeus, de slang op de kroon, die de opstanding uitbeeldde. Ook wordt aan het einde van deze spreuk de weg geopend om te komen tot de dagboot, als een beeld van de hemelvaart. In spreuk 100 zijn dit de grotten van Hapi die geopend zijn, om zo de wegen vrij te maken voor de zonneschijf. Hapi is een zoon van Horus, en de god van de overstroming van de Nijl. Ook is hij de god van de vissen en de vogels, en wordt genoemd als de grote renner en het belangrijkste kind van Horus in spreuk 521 in de sarcofaag teksten van het Midden Koninkrijk. De opstanding en wedergeboorte heeft te maken met eb en vloed, als het sterven en de wedergeboorte van de zee. Dit ligt ten grondslag aan het ondergaan en opkomen van de zon en het hele christendom wat daaruit voort is gekomen. De eb en vloed van de Nijl werd toegeschreven aan de zaadlozing van de scheppergod Atum, die vaak aan Ra gelijkgesteld werd als Ra-Atum. Dit hele idee komt ook terug in de Bilha, in boek 29. Het Zaad van Ham, waarin het zaad van Ham de zondvloed veroorzaakte, wat voorkwam in de Saramse mythologie, oftewel de mythologie van Mars, wat de Romeinse naam voor deze planeet is. Ham was één van de zonen van Noach in het OT. In Spreuk 100 van het Egyptische Dodenboek is Osiris overgevaren naar Boesiris, een belangrijke troonplaats van Osiris in het Laatste Oordeel. Hier wordt in spreuk 18 de vijand tot vee gemaakt, en geslacht, waarop het bloed tot de inwoners van Boesiris wordt gebracht. Dit wordt ook het openmaken van de aarde genoemd. Dit komt nog lichtelijk terug in de latere Aramese en Israëlitische teksten van het OT, maar wordt totaal verkeerd voorgesteld in het christendom in de cultus rondom het bloed van Jezus. Oorspronkelijk ging dit dus om het bloed van de vijand, als het teken van de overwinning over de vijand, wat voorgesteld werd als de jacht en de slacht. Ook Horus was oorspronkelijk de jagersgod. In spreuk 96 wordt het speeksel van Aker besproken, de dubbelhoofdige leeuwengodin van de aarde verbonden aan het Haker-feest, het vastenfeest van de opstanding van Osiris, ook verbonden aan Hagar, de moeder van Ismaël, Areta. Dit speeksel is om de vijand tot rust te brengen, en ook het bloed van het ruggemerg van Geb, de aarde, werd hiervoor gebruikt, als een beeld van de vijand die tot vee was geworden en werd geslacht in Boesiris, als het openhakken van de rug van de aarde. Hier komt dus oorspronkelijk de mythe van het speeksel van Jezus dat de blinde genas vandaan. Het speeksel was oorspronkelijk ook een beeld van de sexualiteit, verbonden aan de Aker, die de vijand overwon, dus in die zin is sexualiteit demonologisch, en als het eenworden met de godin van de aarde. Dit wordt verricht door degene die in het oog van Horus woont, die de Wet tot Ra brengt. In de daaropvolgende spreuk 87 wordt deze persoon 'de Overstroming' genoemd. Het speeksel wijst ook op de wet van eb en vloed, op het sterven en wedergeboren worden van de zee. Spreuk 101 is een spreuk om de boot van Ra te beschermen, terwijl spreuk 100 een spreuk was om aan boord te gaan van de boot van Ra. Spreuk 101 gaat over hij die het water splijt, als een beeld

van het sterven van de zee, wat ook terugkomt in de latere Mozes mythe. Vandaaruit rijst hij op uit de oerwateren, op het achterste van zijn boot. Dit is Ra waarvan in spreuk 87 gezegd werd dat hij de Wet zou ontvangen, zoals Mozes dus. Dit gebeurt in spreuk 101 door de majesteit van Thoth, het Woord, waarvan Hapi, de Overstroming, een belangrijk onderdeel is, als de wedergeboorte van de zee. Dit is in spreuk 101 het geheim van zijn grotten waardoor Re verlicht werd en Re werd, en een ieder die dit geheim kent. In de Egyptologie wordt ook telkens de lijn tussen god en mens doorbroken, opdat de mens zelf als god wordt, en niet afhankelijk, dom en onderdrukt wordt gehouden. De Egyptologie is dus de zwaar metaforische filosofie van de demonologische emancipatie waarin de aan zichzelf stervende mens deel kan hebben aan de goddelijke natuur. Nephthys is de duistere zuster van Isis, de dualiteit. In de Bilha staat vermeld dat zij de bijbel en de koran heeft geschapen, niet als waarheid, maar als de enigmatische sluiers van haar tempel. Nephthys en Isis waren de gevleugelde godinnen op de Egyptische ark : de boot van Ra. Dit werd overgenomen door Mozes : De boot werd tot kist, en de godinnen werden tot cherubs. Nog steeds is de ark Egyptisch en herbergt een groot geheim. Nephthys is in de Egyptologie de nacht, terwijl Isis de aanbrekende morgen is, als een grote dualiteit. Isis is de goddelijke kern, en Nephthys moest dit verhullen, en daarom is Nephthys ook onmisbaar in de verklaring van de apocalypse, Openbaring. Nephthys is de godin van het water, van de zee, en ook van de wedergeboorte van de zee. Zij is de godin van de geboorte, een hoogst-belangrijke dynamiek in de Egyptische filosofie. Zij brengt het diepste van de mens naar boven, als godin van de onderwereld. Isis betekent 'troon', en zij is als de goddelijke troon, de goddelijke koningin. Zij was de koningin en moeder van de goden, en was de kern-dynamiek waaruit later Jezus voortkwam om dit te vermannelijken en te bedekken. Nephthys zelf richtte de Jezus cultus op om haar zuster, Isis, te beschermen. Het was een oorlogs-strategie, om indringers in de tempel af te leiden. Nephthys is daarom ook de personificatie van de zwarte tempel en de verdonkering van de vrouw. Hoe dieper de mens in het paradijs komt, hoe donkerder de vrouw zal zijn, als een beeld van de verborgenheid. De vrouw ligt hier niet meer te grabbel zoals in de lagere aardse gewesten. Daarentegen zal de man steeds lichter zijn dieper in het paradijs, steeds blanker. Vandaar dat in de lagere aardse gewesten in het enigmatische racisme de donkeren worden onderdrukt, en de witte man wordt verheerlijkt. Zij willen niet dat de witte man een stapje terugzet. Zij willen de donkere moeder blijven onderdrukken. Toch is deze schijnrealiteit opgezet door Nephthys, om de mens door de illusies van controle af te leiden van het geheim. De Moeder wil geen indringers, en daarom zet zij deze leugen-labyrinten op. Het is niet haar realiteit, en die zal ze ook niet makkelijk delen. Voor de moeder is de ideale man niet de man van de lagere aardse gewesten die overal laat zien hoe wit hij is en hoe toegewijd aan de aardse systemen : dominant over de vrouw, dominant over de donkeren, als een vriend van de stad. Het witte wordt vereerd als de topkleur, en zij hebben hun grote witte troon opgericht. Ook in het enigmatische, maar racistische, recente boek van Mormon wordt het witte opgehemeld en wordt het donkere gezien als een vloek die over de zondige mens kwam. Vandaar dat nog niet zo lang geleden er geen donkeren in het Mormoonse priesterschap mochten worden toegelaten. En dit zijn wel hele verdraaide paradijselijke glimpen. De moeder wilde geen allemansvriend die altijd maar ja zou knikken bij alles wat het systeem uitvoerde. Neen. De moeder wilde een vijandige man, die een vijand was van iedereen, en iedereen een vijand van hem. De moeder wilde een afgezonderde man, een vechter. Geen materialistische vechter, een vechter voor geld en macht. Neen. Een vechter voor het hoogste goed, een vechter tegen de demonen van de tijd. Zo schiep de moeder Ismaël. Genesis 16 11 Voorts zeide de Engel des Heren tot haar: Zie, gij zijt zwanger, en zult een zoon baren, en hem Ismaël noemen, want de Here heeft naar uw ellende gehoord. 12 Hij zal een wilde man van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem.

Hagar-Areta was de moeder van Ismaël. De RASHA stam is in het Hebreeuws de stam die afrekent met het huichelende recht van de stad. Zij zijn aangesteld onder Areta. Ismaël is nauwverbonden met de rasha stam. Ook Egypte is onderdeel van de RASHA (Ex. 9:27). In I Samuël 2:9 zijn de rasha hen die een theofanie, godsverschijning, (damah) hebben ontvangen en daardoor in de duisternis met stilte (damam) zijn geslagen om zo afgezonderd te zijn. Zij leven niet door kracht maar door verbrokenheid. Zij staan niet stevig in het leven. Zij rennen van het leven weg. Zij zijn bewoners van de hel in Psalm 9, de baarmoeder. Zij leven en kampen met pijn en vrees hun hele leven, als op de golven, in Job 15:20, en overwinningen zijn altijd maar kort in Job 20:5. Rasha is oorspronkelijk een Egyptisch woord, een bijnaam van Ra, wat hetzelfde betekent. Rasha betekent in het Egyptisch 'het land dat overgaat in de zee'. Verbonden hieraan is RESU, RES, RS : wakker houden, priester, offeren, slachten, fokker, vee-kooi (van lammeren), veehouder en RESHA, RESHI : overwinning, triomf, alertheid, tederheid en RESH, RESHI, schaamteloos. Het was de volledige naam van Ra, als de oorspronkelijke Egyptische Ismaël. RASHA is geen eenzijdigheid, maar dualiteit, verbonden aan de visvangst, die in de Bilha een metafoor is voor het overwinnen van de eenzijdigheid. De strijd tussen eb en vloed is de strijd tussen eenzijdigheid en dualiteit. Nephthys is altijd de schaduw-stem in ons die precies het tegenovergestelde zegt, en dit is RA-SHA ook. SHU, SHA, is de zoon van RA als zijn innerlijke kind, die scheiding maakte tussen Geb en Nut, tussen de aarde en de hemel, opdat de sterren geboren zouden worden. Hiervan horen we de echo in Jezus die kwam om scheiding te brengen, het zwaard. Het is de strijd tussen sterven en wedergeboorte. In het Boek der Poorten wordt Osiris ook de zoon van Ra genoemd. Osiris, SA-RASHA als de zoon van RASHA. RASHA is dus de weg tot de SA, de Egyptische gnosis. Op Ra's tocht door de onderwereld op zijn boot vaart hij altijd met SA die het woord voor hem doet. SA spreekt de wachters aan, als beeld dat een mens geleid moet worden door de gnosis. Horus, RS, ook een vorm van Rasha, is het innerlijke kind van Osiris, de 'zoon' van Osiris, wat een sleutel is in de opstanding van Osiris. Dit komt ook terug in het NT dat een mens niet binnen kan gaan zonder een kind te worden. In die zin moet dus ook het Jezus verhaal begrepen worden dat Jezus het innerlijke kind is, en dat zonder kind te worden de mens niet binnen kan gaan. Daarnaast blijft de nadruk dus op de zoon in de zin dat de mens zich moet onderwerpen aan de Moeder, terug moet gaan naar de Moederschoot, de hel, om te worden tot de rasha, een rashiet. Er zijn dus twee redenen waarom een mens niet kan ontkomen aan het woord 'zoon'. Het is alleen de bedoeling hier esoterisch mee om te gaan en niet orthodox. Horus, Heru, was één van de vormen van Ra waarin hij veranderde op zijn tocht door de onderwereld, als het innerlijke kind wat overwon, maar het hele principe trad uit zijn bedding en resulteerde uiteindelijk in de Jezus Christus cultus, een allesverwoestend vuur. Daarom is het van belang tot een dieper begrip te komen wat Horus oorspronkelijk was. Horus was dus een element van Ra, als H-ra, H-rasha. De H is een belangrijke letter in de Egyptologie, en een belangrijk element in de dodentocht van Ra, of de Rasha stam, door de onderwereld. De H staat in het Egyptisch voor loon, zodat Horus, H-RA(SHA), het loon van de rasha betekent, het loon van de heilige rebellie, de heilige vijandigheid. Horus als HA-RASHA betekent in het Egyptisch de heilige gebondenheid van en door de heilige vijandigheid, als het loon van Ismaël. HA-RASHA betekent ook het binnengaan van de boot van RA, van de rasha stam. In die zin moest Ra dus wel in Horus veranderen om zijn eigen boot binnen te kunnen gaan. Horus als HAI-RASHA betekent het naakt zijn van de rasha stam, het leeg worden, het openbaren. HAI is de naakte god in het Egyptisch. HAI is ook een vorm van RA. Horus als HEH-RASHA is het eeuwige land van de rasha (ra). De impact van HERU, Horus, is niet meer weg te denken. Horus werd vermannelijkt en nam het hele Egyptische rijk over, en werd het fundament voor de komst van Jezus Christus. En dit terwijl Horus oorspronkelijk vrouwelijk was, wat ook werd aangegeven in de Pyramide teksten van het Oude Koninkrijk (2639-2216 BCE). In PT 42 staat : "Neem de punt van de eigen borst van HERI, HERE, Horus, en neem wat voor je

mond is : melk." HERA is ook een Egyptisch woord voor melkvat. Als HEER werd Horus groot in het Germaanse christendom. Zij was oorspronkelijk dus HERI, de godin. Wanneer het woord HERE gebruikt wordt in de christelijke liturgie, dan gaat dit helemaal terug naar de oorspronkelijke vrouwelijke Horus. HERE is ook de naam voor de Griekse moedergodin in het Ionisch en Homerische Grieks. Als we het over HERE hebben, H-RE, dan hebben we het over het touw van RE in het Egyptische alfabet, want de H heeft als hiëroglief het touw, wat een beeld is van de heilige gebondenheid. Zonder het touw komen wij niet op de boot van RE voor wedergeboorte in de onderwereld. De H, als HA, zorgt ervoor dat wij in die boot eerst afdalen in de onderwereld om hard werk te doen, waar de mens aan zichzelf sterft. De HA leidt de valse natuur van de mens tot de vernietiging. De HA is hiertoe ook een groot vuur in de onderwereld. Het Germaanse, Duitse 'Herr', wat Heer betekent, is in het Egyptisch vrouwelijk als het baren van kinderen. Dan leidt de HA de mens dieper in de honger, in de leegte, om van alles los te komen. HA A, HA, is ook het begin, zodat H-RE, HERE, het begin van RE betekent, als de wortels van RA. De mens moet de wortels van RE kennen om op de boot van RE te komen. H als HAI betekent wenen. H als HAU is boot, zodat HERE ook de boot van RE is. HA, HAA is ook het achterste, zodat HERE ook de billen van RE is, maar in het Egyptisch is de oorsprong van RE vrouwelijk. R, ER is namelijk een godin. R, als ER en ERR betekent namelijk : sterker dan de goden. Zij is de schepper van alle goden, en zij betekent ook : 'mooier'. De letter R betekent in het Egyptisch, net als RA : 'tegen', als tegenover en tegenstander, als de dualiteit. De Egyptische hieroglief van de letter R is de mond, wat dezelfde betekenis is van RE. RE betekent tegenspreken, R als RAAU betekent ook : onbereikbaarheid, weggaan. HERE is ook de seizoenen van RE, R. R is in het Amazone alfabet de godin van de psalmen. H als HA, HAA betekent het binnengaan van de boot, en ook binnengaan op zich, en het afdalen, een zeetocht. HA betekent ook copuleren. HERI, HERE, is de metaforische geslachtsgemeenschap met de godin R, ER. De boot is een beeld van haar vagina. De mens kan haar vagina alleen binnengaan door het heilige touw, door het afdalen in de onderwereld, door aan zichzelf te sterven. Zo kan de mens ook tot overwinning komen, tot de heilige vreugde en het aanbidden van R, ER (hai, haiu). In PT 697 splijt de mond van de aarde open, waardoor de aarde spreekt, waardoor de koninklijke R opkomt, zoals het beest uit de aarde in de Openbaring en de vrouw op het beest als zijnde de vrouw op de boot. Ook is dit in deze spreuk verbonden met Orion. Zij is aan vele wateren en koninklijk. Ook de opkomst van de wereldrijken in de teksten van Daniël zijn de verschillende vormen van R waarin Zij veranderd wanneer Zij door de onderwereld gaat op Haar boot. In PT 681 verandert R in Heri, Here, en zij wordt als zodanig gekroond door de dode, opdat de dode in Haar ascensie zal vinden. In PT 683 komt Horus in ascensie voort vanuit de Nijl, als de lange hoorn, als de adder voortkomende vanuit Re, als de uraeus van Seth. Deze twee slangen zijn één en zijn vrouwelijk. In het boek Daniël wordt een ram, het Perzische rijk, omvergestoten door een bok met een lange hoorn, het Griekse rijk. De ram is een veelgebruikt symbool voor Ra en wordt zo overgenomen door de lange hoorn, Griekenland, door HERE, die ook de Griekse moedergodin was. Deze overgang is als het komen van R tot Haar boot, HERE. In de Aramese grondtekst van de bijbel is Marya, Mara, de naam van God, wat overgenomen werd door het Roomse rijk als de moeder godin, Maria. MA-RA is in het Egyptisch de Wet van Ra. In het boek Openbaring van het NT zien we een vrouw op een beest in plaats van de godin R op de boot. In de Bilha, boek 39, staat : 21. Zo zien we Bilha die op het beest rijdt worden tot Bakroe die Haar heilige billen laat zien, als de poort tot de wedergeboorte. In de Pyramide Teksten van het Oude Rijk, in PT 539 staat : "Mijn billen zijn de nachtboot en de dagboot."

In de Egyptische taal is het schip een metafoor van de billen. Dit is een dualiteit. De billen zijn een teken van de jacht, de opstanding en de wedergeboorte. In het twaalfde uur zien we Nun, Nu, het schip van Ra optillen. Nu is de jacht, en zijn vrouwelijke equivalent, NUT, NU-T, is de eeuwige jachtvelden. We zien hier Ra de eeuwige jachtvelden binnengaan, oprijzende als de KHEPRI, wat beeld betekent, projectie, illusie, creatie, transformatie. Het beest, Ra, krijgt hier een beeld, wat ook weer terugkomt in Openbaring in het NT. Kephri is in het Egyptisch ook een wonder, een helm en één van de negen vernietigers van de verdoemden. Het is een zekere dans van signal processing, photonics en structural coloring die een illusie creëert, een projectie, als een camouflage, een masker, als een dualiteit, waardoor spontaan het verschijnsel van wedergeboorte ontstaat. Ra ontvangt hier zijn dubbel. Ismaël wordt bedekt met het paradijselijke vuil van de aardbodem. Een ander Egyptisch woord voor jacht is HEMA, wat ook een andere naam is voor NU-T. In de voordynastische periode van Egypte was Serket de moedergodin, de schorpioen. De eerste farao's noemden zich daarom ook soms "Schorpioen". Zij is het fundament van Egypte. De schorpioen was in Egypte het beeld van het moederschap. Ook was de schorpioen een beeld van het meer van kokend water, van het vurige gebied van de onderwereld. Dit was een gebied van eeuwige oorlog, als een arena, ook wel genaamd de Serser. De schorpioen was een beeld van de invoersbelasting, als een soort van douane, en dus ook van de grenzen in het leven, de restrictie. De schorpioen was de baarmoeder, de TEN. Dit was een principe van wederstaan, als een tegenstander, een vijand, om het kind te vormen. Alleen zo kon de moeder het kind in leven houden en het kind bezitten. De schorpioen was dus een beeld van preventie. Later werden de godinnen steeds meer veranderd in vee en kwamen mannelijke goden steeds meer op de voorgrond om de godin weg te drukken. Oorspronkelijk was Serket de tocht door de onderwereld, de TA, wat ook schorpioen betekent, en als de UHIT staat het voor de kampen van nomaden in de wildernis. Oorspronkelijk gingen de doden door het lichaam van Serket, als de schorpioen. Later werd dit vervangen door de koe en hemelgodin, Nut. Alle aandacht werd toen ook gevestigd op Ra die de tocht door de onderwereld maakte, terwijl Isis ook zulke tochten maakte. Isis was ook een schorpioen godin, st-ta-uh, SATA-UH, als een dochter van Serket. Serket is ook een aspect van Isis. In Orion wordt Serket ook wel SUTI genoemd. Om in contact te komen met de schorpioengodin moest de mens eerst symbolisch sterven door de schorpioensteek. Dat wat de christenen de Heilige Geest noemden en de gnostici de gnosis was in Egypte de ka, wat als het overstromen van de Nijl was, en van een meer in de onderwereld (kha). Tegelijkertijd is dit de vlammen die de doden opwekken in het boek der poorten. Deze vlam is genaamd STY, wat ook weer verwijst naar het Orionse SUTI, en naar SATAN, en is een vorm van Serket, van de opvoedende hel, de baarmoeder. Ook in de Bijbel wordt er voor het vuur van de hel en het vuur van de Heilige Geest hetzelfde woord gebruikt. Het wortelwoord van KA is KHAU, wat gebondenheid betekent, touw, als een beeld van de heilige gebondenheid. STY is in het boek der poorten afgebeeld als een slang, wat een beeld is van het touw. Het gaat dus in diepte om het ontvangen van het touw. De baarmoeder is in het Egyptisch ook een gevangenis, als een gids. Hier wordt dus alles afgemeten. Het kokende water is verfrissend voor de heiligen, maar voor de onrechtvaardigen is het vernietigend. In het boek der poorten van de periode van het nieuwe koninkrijk gaat het hier om twaalf goden die Ra vereren. Ra was dus degene die Isis verving in haar tocht. Jezus en de twaalf discipelen komt van Isis (Ra) en de twaalf goden. Zij gaan door verschillende fases heen om tot ka te gaan, wat door de christenen tot heilige geest werd gemaakt. Zij gaan tot een meer van sissende slangen, wat betekent dat zij gaan tot een hypergevoelig alarm wat alles wederstaat om het te testen, zich niet zomaar over te geven, voorzichtig te leven, wat zelfs een oproep in de bijbel is om voorzichtig te zijn als slangen. Dat is ook het teken van het ontvangen van Ka. Het is een ontwaking. De mens wordt zo tot een heilige satan, een heilige tegenstander. De mens komt zo in contact met serket, wat ook terugkomt in het boek Openbaring waar de put van schorpioenen wordt

geopend. Dit is een beeld van de amazones die terugkomen, de oorspronkelijke moedergodinnen, want er wordt duidelijk bijgezegd dat het vrouwen zijn (Opb. 9:8). Opb. 9 5 En hun werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden, maar dat de mensen zouden gepijnigd worden, vijf maanden lang; en hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt. 6 En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken, maar hem geenszins vinden, en zij zullen begeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg. Vijf maanden is zestig dagen, wat natuurlijk symbolisch is. In deze tijd kunnen de mensen zich niet meer verstoppen in "de dood". Ze kunnen niets meer negeren of afwimpelen, maar moeten de consequenties van hun levensstijl onder ogen komen, en alles wat ze anderen hebben aangedaan. In die zin hebben we te maken met een goddelijke twee-eenheid van Serket en Isis, moeder en dochter en hun legers. Serket is dus een aspect van Isis, zoals de moeder een aspect is van de dochter. De twaalf heiligen gaan dus tot het meer van de slangen, wat een beeld is van het ontvangen van ka, khau, als het touw, de heilige gebondenheid. Dit is een sissende, blazende voorzichtigheid. Het is het ontvangen van Serket, de godin van gif, de schorpioengodin van de Egyptische prehistorie. Isis gaat op haar boot door het lichaam van haar moeder Serket, als het sterven en wedergeboorte van de zee, of de rivier de Nijl, als eb en vloed. Zij is een beeld van Orion die steeds vernieuwd wordt, als de metaforische "zon" (bron) van het heelal. De Egyptische wortel van het hele satan gebeuren, STN, is de tocht door de onderwereld, als de schorpioen, de voorzichtigheid die zich uit in het wederstaan. STN, shten, is ook de heilige gebondenheid en het koninklijke, als een goddelijke wortel en bron, als een gids, wat ook weer terugkomt in het Orionse orakel, waarin Serket de gids is, de map. Serket is dus de vrouwelijke oersatan, de moedersatan. Zonder dit principe is er geen wedergeboorte en geen doorgang in de onderwereld. Vandaar dat de christenen 'satan' overmatig demoniseerden. Ook heeft STN de TN, TEN wortel van de moederschoot. Dit is ook de wortel van de TENTA, een ander woord voor schorpioen. In het nieuwe rijk was er de farao Akhenaten die na de semimonotheïstische cultus van Amen een puur monotheïstische TEN, ATEN cultus oprichtte, die het fundament werd voor het christelijke monotheïsme. Deze god was vrouwelijk en mannelijk en wees terug op de oorspronkelijke TEN, als de rode zon, een beeld van de schorpioen, de moederschoot van het primitieve tijdperk. De T klank is ook de letter van het steken. De Judaïsten namen deze god over en vermannelijkten het tot Adon, Adonai, de vader, de meester, maar zij hadden nog steeds de TEN, als de S-TN, satan, als de beproevende agent van God. In Numeri 22:22 verandert de engel des Heeren in de satan om Bileam tegen te houden, in de Hebreeuwse grondtekst. Met de opkomst van het christendom werd de stn volledig gedemoniseerd. Jezus, de enige weg tot God, was als een voortzetting van Akhenaten, die zichzelf als de enige weg tot de Aten had opgesteld. Ook in de Egyptische Bijbel (EB) in het Vuh deel van de Amazone Bijbel, de Tweede Bijbel, staat dat de Aten een schorpioen is, in Emerius 4. In de apocalypse van de bijbel, in Openbaring 9, wordt de put van de schorpioenen geopend door een vrouwelijke engel. Dit is als de terugkeer van TEN, van Serket. Het hele boek Openbaring is als een reis door de onderwereld. In de Egyptische Bijbel staat hierover, in de boeken van Tefnut over de vernieuwing van Orion : "In Tefnut (water- en vuurgodin) hebben wij volmaakte liefde, slaapliederen en nachtliederen om de poorten te openen. De nachtspelers wekt zij op, en zij komen tot het zwarte gat. Zij leert hen harp en viool te spelen, en te duiken in de nacht. Grote glorie trekt zij voort, en zij laat niet weinigen achter. In Tefnut hebben wij volmaakte liefde, door nederigheid voortgetrokken. In stilte is haar vertrouwen, en zij leidt haar geliefden van stilte tot stilte. In Tefnut hebben wij volmaakte liefde, door pijn verkregen, door moed om door te gaan, om de doorn te laten indalen. Doornen hebben wij gegeten. Schorpioenen zijn in ons binnengekomen. De stenen van Tefnut kennen wij, waaruit zij haar sappen schenkt. Haar stenen en doornen kennen wij, de steen, de doorn, en het sap wat erdoor stroomt. Haar geheimen kennen wij, die zij ons door Bastet heeft gebracht. Ja, niemand zal ons de Anubis ontnemen. Zij heeft hem verzegeld. Wij hebben haar slaapliederen gespeeld, wij hebben

schaamte en schuld gedragen om haar wil. Door betoveringen bracht ze ons tot leven in de nacht. Zij maakte van onze pijnen een schip, van onze angsten een zeil. Zij maakte van onze schaamtes een roer, van onze schulden een zee." Tefnut is vuur en licht voortkomende vanuit het water, vanuit eb en vloed, als de waterlichten. In de EB wordt duidelijk in het boek Scarabeeen dat de waterlichten in het huis van Aten, TEN, zijn : Hoofdstuk 2. 9. Zij opent de kelen en doet de voeding vloeien. Als melk is zij, als de tepel van Sekmeth. 10. Zij dan woont in het huis van Aton. Zij is de Esmeralda. Wanneer haar stralen zijn doorkliefd, neemt hij haar mee, tot de kamer van zijn hart. Hij laat haar zien, de gouden straten vanuit zijn ramen. 11. De lichtgouden globe staat op zijn tafel. Zij draagt hem, als de standaard van een lam. 12. De waterlichten liggen op zijn tafel. Zij heeft sleutels om deuren te openen. Zij is zijn prinses, als het vuur van zijn adem. 13. Oh, Aton, gouden muren staan tussen jou en mij. Als zij doorkliefd zijn, zullen wij samen zijn. De waterlichten zijn hier dus belangrijke sleutels. Dit is ook belangrijk om het valse licht te overwinnen. In de poëtische boeken van het Eeuwig Evangelie (EE) in het Vuh deel van de Tweede Bijbel worden de waterlichten uitvoerig besproken. Ook daar zijn zij sleutels, en zij zetten de opgesloten kinderen vrij. In het boek Waterlichten III staat hierover : "De kinderen waren opgesloten achter gouden tralies. Maar de waterlichten openen hen nu." In het boek "Terreur van het Oude Schaakbord" wordt beschreven dat de waterlichten hongerig zijn om de andere lichten (het valse licht) te eten. Niemand kan redden wanneer de waterlichten toeslaan, en zij zonderen het oude, valse licht totaal af, zodat niemand het meer kent. Zij die de valse lichten volgen worden tot vreemdelingen in hun eigen land, en zij zullen gedisoriënteerd zijn, niet meer wetende waar zij zijn. De waterlichten zullen ook de valse, oude schoolbellen van het valse licht eten. Zij worden beschreven als lange insecten. De bijbel beschrijft hen als sprinkhanen, met de stekende eigenschappen van schorpioenen. Als Ra tot wedergeboorte komt in de morgen na zijn tocht door het lichaam van de moedergodin, de onderwereld, dan wordt hij tot de morgenzon, de Khepri, wat ook een insect is in de Egyptologie, een kever. Dit is verbonden aan de rode zon, de schorpioen, de aten, TEN. De SA TEN is de kennis van TEN. Vandaar dat de christenen de satan weergaloos bestrijden zonder er ook maar iets wijzer van te worden. De Khepri wordt soms ook afgebeeld als een persoon met een insect als hoofd. In dit boek, "Terreur van het Oude Schaakbord", wordt duidelijk gemaakt dat de moeder dit veroorzaakt. De moeder, de baarmoeder, is de drijvende kracht achter de waterlichten. In het boek "Maankind" worden de waterlichten beschreven als het vergetene, als de vergetelheid, als verloren geraakte kinderen, wat duidt op de kinderen van de wildernis. In het boek "De Bomentaal" worden de groene waterlichten genoemd die "het Egyptische oog" omhullen, oftewel het Egyptische geheim, enigma. Dit is een geheim diep in de distelvelden, wat ook weer een beeld van de schorpioen is. Het wordt beschreven als een grote oorlog. In het boek "Het Wekken van de Wesp" worden de waterlichten beschreven als "de goden van TEN", oftewel van de schorpioen, de moederschoot. Zij staan beschreven als gezichten op speelkaarten. In een ander poëtisch boek in de Vuh, in de Kodok, in het boek "Het Witte Konijn" worden de waterlichten ook beschreven als zachte groene lichten die ook tot draaikolken kunnen worden. Zij splitsen en breken de hersenen van hen die door hen heentrekken. Er blijft dus niets van het oude verstand over. Alles wordt geanalyseerd. Het zijn gebroken lichten. Wanneer ze spreken worden hun ogen wild en hun tong raakt in vuur. In weer andere boeken komen zij voort vanuit de geboorte, vanuit het verjaardags-enigma, soms voorgesteld als een portemonee. In die zin kan worden geconcludeerd dat de waterlichten als het geld van de gnosis zijn, als het loon, maar dit is dus niet los van de geboorte. Het is de portemonee van de verjaardag, dus in die zin kan het niet gestolen worden. Het moet verdiend worden. Het moet door natuurlijke processen geboren worden. Geld, loon, moet eerst geboren worden voordat je het hebt. Er is geen andere manier. In weer andere boeken worden de waterlichten voorgesteld als de scherven van een gebroken spiegel. Het was een kind die op een standbeeld van een zwart paard was geklommen en er toen afviel. Het zwarte paard rende toen de markt op, terwijl het kind een hoofdwond had, maar dit was om de afstand tussen de

mens en de godin, gnosis, uit te beelden. Ook worden zij voorgesteld als "vreemde dagen", wat de naam is van een soort drug van de gnosis. Isis had veel namen in het oude Egypte, waaronder S, ST, SAT, en US. Als SA, of US, was zij de gnosis, de practische kennis, op de boot van Ra, die door de onderwereld ging door de poorten van de verschillende uren. SA, US, oftewel Isis, deed het woord voor Ra. SA was zowel een manifestatie van Ra als van Isis. Vandaar dat Ra en Isis nauw aan elkaar verbonden zijn. In het Orions is Isis zowel US genaamd als KRAAL. TEN is een naam voor Serket, wat haar de moeder titel gaf, als een beeld van de moederschoot van de onderwereld. Isis, als SAT, SA, gnosis en Serket als TEN, moederschoot, vormden een belangrijke twee-eenheid in het oude Egypte, als SA-TEN, SATAN, wat door de christenen gedemoniseerd werd, want zij vreesden de dubbele Moeder Gnosis. Het vormde een bedreiging voor hun patriarchische markt. Satan, oftewel Isis-Serket, was de nucleus, de kern van het oer-Egypte, het principe van de wedergeboorte. Zonder dit principe kon de mens niet de cyclische tocht door de onderwereld maken. Daarom draagt de bijbel nog steeds in de diepte deze Egyptische cyclus. In het zevende uur van het boek der poorten moeten de twaalf gezegenden (discipelen) als onderdeel van het ontvangen van de heilige gebondenheid (KA, KHAU) komen tot de Wet, de godin MOA (Ma'at, Ma), om zo haar veren te ontvangen, haar wetten, die hen in de heilige gebondenheid houden. Zij moeten deze veren dan ook dragen, en zij ontvangen die veren als vlammen op hun hoofd, als een pinksteren. Zij zijn degenen die de Wet hebben uitgevoerd, en hebben gestreden voor hun godin. De godin MOA staat namelijk ook voor de heilige arena. Dit is ook een plaats van het heilige oordeel waarin zij worden getest aan de veren van MOA. Als zij de veren van MOA dragen kunnen zij niet verstoord worden door het kwaad, dus zij komen dieper in de heilige rust, in de heilige leegte, door deze wetten. In dit proces worden zij nog dieper gebonden aan de palen, en zo ook hun vijanden. Dit zijn twee lagen onder elkaar. In de bovenste laag krijgen de twaalf de veer van MOA, de wetten, en in de onderste laag worden zij en hun vijanden (hun valse natuur) gebonden aan de palen, om gekastijd te worden. In de laag daaronder komen de twaalf tot de graanvelden. Eén van de Egyptische woorden voor graan is BUT, BT. BT is ook de sprinkhaan, lang insect (bai-t), als een beeld van de waterlichten, de geboorte van het ware inzicht door eb en vloed. Ook is BT een woord voor wapens (baait). Door het ontvangen van de wetten en de heilige gebondenheid kan de gezegende zo veilig de wapens ontvangen, om zo te vechten in de arena van MOA tegen het valse zelf, opdat ze aan hun valse natuur zullen sterven. Een ander Egyptisch BT woord voor graan is BET-T, wat een beeld is van de troon (bet). De traan is een beeld van de heilige tabletten van het goddelijke woord (beta). Ook ISIS is de troon in het Egyptisch. De twaalf komen hier heel specifiek tot Haar, tot US. Dit weerspiegelde in het christendom als Jezus zijnde het Woord. In Egypte is ook de ibis-vogel een beeld van het Woord, de Logos, als zijnde de vogel die boven alles is uitgestegen. In het Egyptisch is graan als HI, H, verbonden aan de papyrusplant (ha, hai), de studie van het Woord (haiu), waarvan het afdalen in de onderwereld (hi, ha, haa) om de godin te dienen (hi, ha, hai) een beeld is. Dit is het ware metaforische 'komen tot de billen van de godin' (haa), als zijnde de tabletten van het Heilige Woord van de ibis. Dit wordt ook HAA-T, HT, genoemd, naast HAA, wat een naam is voor de godin van water en vuur, van de waterlichten, Tefnut (hait). In de billen van de godin, het Woord, komt het vuur voort vanuit de oceaan, vanuit eb en vloed, als het ware inzicht en licht. Zij die hier in onheiligheid naar grijpen zullen sterven, maar een ieder die tot de godin komt zal sterven aan zichzelf. Haar voorkant is HA-TI, HT, wat ook heerseres betekent (hatt a), en het primitieve, het eerste, het begin (ha-t, ha a, ha-ti a), wat helemaal doorloopt tot het einde als een pad. Dit zijn ook de borsten van de godin. Hier mag niet te licht over gedacht worden. Het is een oorlog (haa). De godin zal hen die toenaderen eerst bevechten en slaan (haa-t, haait), om zo de mens te leiden tot de heilige restrictie (hat). HA-T is ook de geslachtsdelen van de vrouw, haar

schaamlippen. Het is de vuilheid van de vrouw (hua-t). Zij is als de HT ook de poortwachter. Zij die hier komen zijn niet roekeloos, want allen zijn zij geslagen met vrees (huti). Zij is een agent van vrees (huti). Zij is als een schorpioen (het-t). Hier hangen de bloedende vervuilde huiden (heta) van haar geslachte vijanden, van geslacht vee (runderen, het). Zij slaat hier met ziekte indien nodig (heta). Zij wordt hier voortdurend wedergeboren (heti-t). Zij die hier komen hebben niets in te brengen en zijn onderworpen aan haar belastingen (ook : invoerbelasting, militaire oproep, het). Het zesde uur is de ingang tot de troonzaal van Osiris, de hal van het oordeel. Osiris, Egyptisch : Usir, User is een latere vermannelijking van Isis-Serket, de dubbelgodin US-SER, als een beeld van de tronende moederschoot van de onderwereld. Oorspronkelijk was het zesde uur de ingang tot de troonzaal van Isis-Serket, US-SER. Van hieruit werd MOA, de woeste wildernis godin van de Wet en de Arena uitgezonden om de heilige gebondenheid te brengen, haar touwen uit te werpen. Zij is in de Israëlitische religie Abbadown, de Vernietigster. In het boek Iyowb staan de Onderwereld en de Vernietiger, Abbadown, naakt, zonder bedekking, voor het Aangezicht van God (26 : 6). Zij zijn als Jagers op de mens afgezonden om de mens terug te brengen tot de diepere plaatsen van de onderwereld waar de mens vandaan komt. Iyowb weet dat hij naakt tot die plaatsen zal wederkeren, omdat hij daar naakt vandaan is gekomen. In het boek Openbaring bewaakt Abbadown de schorpioenen-put van de afgrond, de Teoom. Abbadown is ook de verlorenheid, want de mens moet eerst het zelf verliezen, aan het zelf sterven. Het dode lichaam van Ra is de AFU, wat ook brood betekent. Hier komen ook de brood-mysteriën van Christus vandaan. De AFU of AF is het brood als het verborgen lichaam, wat het verborgen manna is in het christendom. Het brood was al in Egypte het beeld van de verbrokenheid (pet, pett), en was een beeld van de priester die ingaat om de dienst te lezen, als de gevoeligheid voor het Woord en de regelmaat van het ingaan (aq, aqui). Het brood was zo het beeld van het waarlijk verstaan van het Woord. Ook was het een beeld van het watergraf (aka). Ook was het een beeld van het gebed en het smeekgebed (pteh), en het beeld van het pijl en boog amulet van de jacht. In het boek der poorten aan het begin van het zevende uur, dragen de twaalf gezegenden het brood op hun hoofd. Telkens weer komt het brood terug als een offerande, en ook wordt water in wijn veranderd, wat ook door het christendom werd overgenomen. In het negende uur, wat een heel belangrijk uur is, zien we de twaalf gezegenden komen tot het eiland van vuur, wat uit de oceaan is voortgekomen, vanuit de wedergeboorte-wetten van eb en vloed. Hier ontvangen hun ba-zielen brood. Dit eiland kan door niemand zomaar bereikt worden, en is aan zware wetten onderhevig. Het is het eiland van de waterlichten, van het ware inzicht. Hier vindt een grote overstroming plaats. Zij die het brood hebben kunnen ademen. Het brood is hier een beeld van de longen. Het water kan hen niet verwoesten. Zij hebben macht over het water. Ook is het brood in het Egyptisch een beeld van het hart. Nu het vuur vanuit het water is geboren kan de grote slang, het beeld van de heilige gebondenheid, het touw, vuur spuwen om de vijanden te vernietigen. Dit is ook een teken van de jacht. De slang brengt zo een grote betovering. In het tiende uur kan zo de valse slang, het valse touw, vernietigd worden. Aan het einde van het tiende uur komen zij tot de brandende poortwachter van het elfde uur. In het elfde uur komen zij tot Serket, de schorpioengodin van de baarmoeder. Zij heeft de slang overwonnen. Dit is het uur van de rust. "Zij die overal onder is" is de naam van de wachter van de Egyptische onderwereld, een dubbele leeuwin genaamd Aker. De leeuwinnen kijken tegengestelde richting op, en zijn genaamd "gisteren" en "morgen", als een beeld van verleden en toekomst. In de Sarcofaag-teksten van het Midden Rijk komt Aker voor als de veervrouw van de nachtboot van Ra, en geeft geboorte aan het einde van de nacht aan het ochtend-insect, als de opkomst van de jonge zon. Zij moest eerst de sarcofaag van het ochtend-insect door de onderwereld dragen. Het ochtend-insect is één van de vormen van Ra. Ra met zijn moeder Aker had zich steeds meer teruggetrokken van de mensheid doordat hij vals beschuldigd werd. In Abydos was er het haker-feest, het vastenfeest, de Egyptische Ramadan, om de opstanding van Osiris, Aser, ook een vorm van Ra, en de overwinning over zijn vijanden te

vieren. Doet ons dit niet ergens aan denken ? Het Hebreeuwse woord HAKA, hagah, is het grommen van een leeuw als beeld van het mediteren en het verbeelden. HAKAR, oftewel HAGAR, is in het Judaïstische verhaal van Ismaël de Egyptische moeder van Ismaël en haar naam betekent "vlucht". Hagar was een Egyptische slavin die hard werd behandeld door Sarah. Er werd een groot feest aangericht voor Isaac, waarin de slavin Hagar hard moest werken, en haar zoon kwam voor haar op en begon te spotten. Dit werd Sarah teveel en zorgde ervoor dat Hagar en haar zoon de woestijn werden ingezonden, als een beeld van de onderwereld. Spotten kan in het Hebreeuws ook onderscheiden en interpreteren betekenen. De woestijn, de onderwereld, is dan een beeld van het in de diepte gaan om iets te ontmaskeren. Vandaar dat sjamanen dit blijven doen. Natuurlijk is Hagar een Hebreeuws beeld van de Egyptische Aker, die met haar zoon, Ra, rondtrok door de onderwereld. Mozes haalde al zijn verhalen uit Egypte. In het Egyptisch is kracht en sterkte niets anders dan wijsheid, de term BU AQER, wat ook "samenwerken met Aker" betekent, dus net als AKER overal onder komen, oftewel overal "achter komen". Dit is dus ook waar de Egyptische leeuwinnengodin van kracht, Sekhmet, voor staat. Ware kracht is wijsheid. In het Aramees is de wijsheid genoemd "HEKHMET", wat dus vooraf ging aan het Griekse woord "Sophia", de godin van de wijsheid die door de eerste, gnostische christenen werd vereerd. Toen de kerk kwam opzetten werden de meeste gnostische, oftewel esoterische, christenen uitgeroeid. Vandaar dat de kerk ook niet meer echt een moeder heeft, alleen dan misschien nog wat halfgebakken in de Rooms Katholieke kerk. BU AQER is een oud Afrikaans principe van de wijsheid van de diepte. Als BURUKU is zij de Afrikaans-Ghanese godin van de schepping en van de maan. Als BUK is zij de Sudanese de nachtgodin en de riviergodin van de vruchtbaarheid. Zij is de bron van het leven. Bij de indianen van Suriname stond zij bekend als Bakroe. In de buitenaardse Heres-mythe was de wedergeboorte een gebeurtenis aan het begin van de nacht, waar de dag ophield. Het aanbreken van de dag was de stervenservaring. Dit komen we ook tegen in de nachtspeler-poëzie van de Tweede Bijbel, waarin het daglicht een moordenaar is, terwijl de nacht dan tot leven brengt. Wanneer Paulus spreekt over "het spreken over wijsheid bij hen die daarvoor rijp zijn, een wijsheid niet van deze eeuw, niet van de beheersers van deze eeuw, maar als een geheimenis, de verborgen wijsheid," (I Korint. 2:6-7) dan is wijsheid SOPHIA in de Griekse grondtekst, de godin van de eerste gnostische christenen, maar in de originele Aramese grondtekst is dit HEKMET, wat verwijst naar het Egyptische Sekhmet, het Egyptische beeld van de ontwaking (wijsheid en kracht), de dochter en het "oog" van Ra. Nu is het wel zo dat SOPHIA komt van het Aramese "sopiya" (swpy), wijsheid, maar dit heeft Egyptische wortels in sabut, wijsheid, van saub, saup, onderwijzen. De sabu of sapu waren de wolf en jakhals gidsen van de onderwereld, waarvan Anubis de bekendste is. De jakhals is een beeld van de spotter, de imitator, wat ontmaskeren en vertalen betekent, oftewel onderscheiden. De sab (sbau, sep) is de plaats van correctie, het prototype van de gevangenis en de politie. Het is een oud Egyptisch woord voor gerechtigheid. Het is de tester, en leidt terug naar het riet. Sophia leidt ook terug tot het Egyptische "sfi", "mengen om te zuiveren en op te helderen", wat het doel van de esoterie is. De Sophia heeft diepe wortels die helemaal terugleiden tot het diepe Afrika en het buitenaardse Orionse Afrika. De mens moet op de tocht naar de baarmoeder van kennis niet ergens onderweg blijven steken om er een handeltje van te maken. BU AQER betekent wijsheid, kracht EN perfectie. De SA was een onderdeel van de boot van Ra, als de intelligentie en bovennatuurlijke kennis die de wachters van de poorten aansprak en zorgde dat de poorten opengingen. Het is allemaal hetzelfde als de leeuw van Openbaring die de zegels verbreekt, als de manifestatie als "dat wat onder alles is". Het masker zal er dus afgaan. Eeuwenoude muren zullen afgebroken worden. De mens zal teruggaan tot de bron. De druk van het oer wat zo lang afgedekt is gehouden wordt alleen maar groter en groter. Niemand zal het meer kunnen tegenhouden.

Het laatste oordeel in de Egyptologie is een allegorie van het volledig verliezen van het geprojecteerde, opgelegde illusie-zelf, en daarin is altijd de ontmoeting met Amoet, die dit bedriegelijke schaduw-zelf verslindt. Amoet heeft altijd het laatste woord, en hierin heeft de mens het robotische nodig, moet de mens machinaal worden, om door de aardse mijnenvelden heen te komen.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
Home


You need flash player to view this online publication