passages kort bespreken. Voor de volledigheid geven we
hieronder een lijst van alle teksten waarin kaphar voorkomt.
Genesis 6:14 (voor het “bedekken” van de ark – zodat die
waterdicht werd)
Exodus 16:14 (voor het manna dat als “rijm” op de aarde lag, een
“bedekking” van de grond) – zo ook in Job 38:29 (“rijp des
hemels”)
Exodus 21:30 (voor het “zoengeld” dat de eigenaar van een rund
werd opgelegd nadat het dier iemand had verwond of gedood,
letterlijk het “bedekken” van zijn misstap van nalatigheid)
Exodus 29:33,36; Deuteronomium 32:43; Daniël 9:24
(“verzoenen” in religieuze zin)
Exodus 30:10, Leviticus 1:4, 4:20,26,31,35; 5:6,10,13,18; 6:7,30;
8:15,34; 9:7, 10:17, 12:7,8; 14:18,19,20,21,29,31,53; 15:15,30;
16:6,10,11,16,17,18,20,27, 32,33,34; 17:11; 19:22; 23:28, Numeri 6:11,
8:12,19; 15:25,28; 16:46; 28:22,30; 29:5, 31:50; 35:33;
Deuteronomium 21:8; 1 Kronieken 6:49; 2 Kronieken 29:24;
Nehemia 10:33; Psalm 79:9; Ezechiël 16:63, 43:20, 45:15,17
(“verzoening doen” in religieuze zin)
Exodus 30:12,15,16 (voor het “zoengeld”, letterlijk het “bedekken”
dat van elke volwassen Israëliet werd geëist bij een volkstelling)
Numeri 35:31,32 (voor het “losgeld”, letterlijk het “bedekken” dat
de rechters van Israël van een doodslager niet mochten
aannemen)
Jozua 18:24 (beschutting, in de plaatsnaam “Kefar-Haämmoni”)
1 Samuël 6:18 (voor de “beschutting” die een dorpje bood)
1 Samuël 12:3, Amos 5:12 (voor het “bedekken” door middel van
een steekpenning, dat een eerlijke rechter afwijst)
42
Job 33:24, 36:18; Psalm 49:8; Spreuken 6:35, 13:8, 21:18; Jesaja 43:3
(voor het “losgeld”, letterlijk “het bedekken”, dat het leven van
een mens kon redden wanneer hij de toorn van een
machthebber had opgewekt)
Hooglied 1:14, 4:13 (voor “henna”, de struik van het “bedekken”)
Jesaja 28:18 (voor het “uitgewist worden”, letterlijk “bedekt
worden”, van Israëls verbond met de dood)
Jesaja 47:11 (voor het “bedekken”, het tijdig repareren, van
bederf)
Samenvatting
Nadat we alle Schriftplaatsen hebben geraadpleegd waar het
werkwoord kaphar, de zelfstandige naamwoorden kopher,
kapporeth, kippoerim, het werkwoord hilaskomai en de
zelfstandige naamwoorden hilasmos en hilasterion voorkomen,
kunnen we de balans opmaken.
1. De grondbetekenis van deze woorden is altijd: “bedekken”,
“bedekking”, of “deksel”. Hoewel er in bijbelvertalingen over
“verzoening” en “verzoenen” wordt gesproken hebben de
Hebreeuwse en Griekse woorden kaphar en hilaskomai
niets te maken met opheffing van vijandschap of herstel van
de vriendschap in een relatie. In bijbelvertalingen zouden de
woorden uit de hilaskomai groep moeten worden
weergegeven als “bedekken”, zodat duidelijk wordt dat het
hier over iets anders gaat dan in teksten waar het werkwoord
katalassoo wordt gebruikt. Wanneer de bijbelschrijvers over
verzoening spreken, gebruiken ze de werkwoorden
katallassoo en apokatallassoo, of het zelfstandig naamwoord
katallagè.
43