0

i estuur Onafhankelijk kwartaalmagazine voor de iOverheid. Nummer 42, jaargang 12, april 2022 DIGITALISERINGSBELEID Reacties op de Kamerbrief DSA&DMA Een parlementair tweegesprek ARRE ZUURMOND ‘Informatiehuishouding vraagt om een kaderwet’

Blueriq voor de centrale overheid Word jij ook blij als je écht goed geholpen wordt? Op een persoonlijke manier? Persoonlijke én efficiënte dienstverlening. Dat kan volgens ons gewoon hand in hand gaan. Ook als je klant niet het standaard proces van A tot Z doorloopt. Met Dynamic Case Management zetten we jouw klant centraal. En zorgen we dat aanvragen zo efficiënt mogelijk worden verwerkt. Omdat iedereen werkt in één gecentraliseerde omgeving, werken ambtenaren en burgers beter en efficiënter samen. Dit zorgt ervoor dat er tijd en ruimte is om te doen waar het echt om gaat: je klanten écht helpen. Benieuwd naar de mogelijkheden van Dynamic Case Management? Bekijk onze website of neem contact op met één van onze experts. www.blueriq.com/dynamic-case-management Make it personal

the chief De extreme omstandigheden van een oorlog drukken ons met de neus op de feiten. In de eerste plaats de meedogenloosheid waartoe mensen in staat zijn en het daaruit voortvloeiende leed van onschuldige burgers. Op ons eigen vakgebied maakt de oorlog in Oekraïne duidelijk hoe groot het belang van digitale weerbaarheid inmiddels is. De Russische aanval werd voorafgegaan door intensieve digitale spionage en – vlak voor de inval – door zware cyberaanvallen. Via social media vechten de partijen een propagandaoorlog uit. Activistische hackers mengen zich in de strijd. Opmerkelijk is hoe goed de digitale infrastructuur van Oekraïne standhoudt. Dat schijnt te maken te hebben met de inbreng van westerse cyberexperts, die eind vorig jaar al in het land waren om assistentie te verlenen. Oorlogvoering is wel gedefinieerd als een voortzetting van de politiek met andere middelen. Cyberwarfare is overduidelijk een van die middelen geworden. De regering Biden spreekt standaard al van vijf gebieden waarop investeringen in defensie plaatsvinden: land, zee, lucht, de ruimte en cyber. De oorlog maakt veel duidelijk, ook dat cyber mainstream is geworden en digitale weerbaarheid chefsache. In Oekraïne is daaraan al invulling gegeven. Arnoud van Gemeren arnoudvangemeren@ibestuur.nl Nummer 42, april 2022 3

20 6 ‘Ik wil het debat in de samenleving aangrijpen voor verbetering’ Arre Zuurmond ‘Kijk naar het brede digitale ecosysteem’ Reacties op Kamerbrief Hoofdlijnen beleid voor digitalisering ‘Samenwerking overheid en DIVD is heel productief’ Hackersclub is het Rode Kruis van het internet ‘Strategische rol voor HR bij technologische innovatie’ Universitair hoofddocent Brenda Vermeeren 42 32 4 Douaneproject van 95 miljoen blijkt veel te ruim begroot Project DSD Kracht of macht? Een pleidooi voor open data 38 Digitaal activisme: bedreiging of kans? Nieuwe democratische revolutie ‘Hadden we DSA en DMA maar eerder gehad’ Parlementair tweegesprek over het temmen van Big Tech 46 12 24

in dit nummer 74 60 Columns Sander Klous[17] Afelonne Doek [55] Web3 Decentraal internet kan machtsbalans op internet helpen herstellen Digitale ‘dijkbewaking’ vergt inhaalslag Dataset als booster voor bestuurlijk zelfvertrouwen Provincies nemen voortouw in klimaatbeleid Digitale frontrunner Estland botst tegen grenzen Verstoorde banenmarkt 86 Ook Estland digitaal niet voorbereid op coronacrisis ICT-systemen niet klaar voor pandemie Digitale dilemma’s tarten lokale overheid Gemeenteraad: meer grip nodig Partners Piek VisserKnijff [41] Sophie in ‘t Veld [77] AnyLinQ [90], AWS [30], Blueriq [18], Capgemini [56], Centric [52], IBM [68], IMAGEM [72], Microsoft [70], Pegasystems [78], PinkRoccade [80], Salesforce [28],TCS [88], TOPdesk [36] Nummer 42, april 2022 5 Cybersecurity permanente uitdaging voor Rijk 94 64 82

Technische tools alleen zijn niet genoeg om bureaucratie te voorkomen. Zonder betere uitvoeringsprocessen heb je niets aan betere beleidsprocessen en een kaderwet moet de aansturing verbeteren. Arre Zuurmond is als nieuwe regeringscommissaris informatiehuishouding ambitieus gestart. “Ik weet wat er allemaal mis kan gaan in de relatie tussen overheid en burgers. Het is fijn nu bezig te gaan met een ogenschijnlijk technische vraag.” Regeringscommissaris informatiehuishouding Arre Zuurmond ’Ik wil het debat in de samenleving aangrijpen voor verbetering’ E Door Rineke van Houten Beeld Lex Draijer/De Beeldredaktie 6 igenlijk vond hij het tijd om te stoppen, na veertig jaar arbeid. En ruimte te maken voor zijn hobby’s: houtbewerken, moestuinieren, piano spelen. En ja: computerspelletjes. Tegenover zijn vrouw maakte hij één voorbehoud: “Als ze ooit zo gek zijn om op ICT-terrein een regeringscommissaris aan te stellen en als ze nog gekker zijn om mij daarvoor te vragen, moet je er rekening mee houden dat ik uit de mottenballen kom.” Wie Arre Zuurmond kent, begrijpt meteen waarom hij de deur op een kier hield: zijn hele werkzame leven draait om de relatie tussen de burger en de overheid. Als bijzonder hoogleraar ICT, als universitair hoofddocent, als oprichter van de Kafka brigade en, het meest zichtbaar, als ombudsman van de metropoolregio Amsterdam. In 2020 werd hij voorzitter van het ouderpanel Kinderopvangtoeslag, door de staatssecretaris van Financiën ingesteld om gedupeerde ouders bij te staan. Met de benoeming als regeringscommissaris informatiehuishouding, sinds 1 januari dit jaar twee dagen in de week, is de cirkel van zijn carrière rond. “Ik weet wat er allemaal mis kan gaan in de relatie tussen overheid en burgers”, verklaart hij, ontspannen vertellend aan het einde van een werkdag hoog in de toren van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. “Het is fijn nu bezig te gaan met een ogenschijnlijke technische vraag.” Zijn functie is gecreëerd om het actieplan informatiehuishouding Rijksoverheid ‘Open op Orde’ aan te jagen. Het actieplan, dat

“De huidige institutionele orde is niet in staat om de vraagstukken van deze tijd met voldoende publieke waarde aan te pakken.” Nummer 42, april 2022 7

de informatiehuishouding binnen de hele Rijksoverheid moet verbeteren, vloeit voort uit de Kinderopvangtoeslagaffaire. Klopt het dat de functieomschrijving op uw verzoek is aangepast? “Het profiel paste bij een soort supermanager. Om te beginnen ben ik niet zo goed in managen en voeg ik niets toe aan de bekwame managers die op de departementen werken. Bovendien zag ik de functie op drie punten ambitieuzer. Ik wil bijdragen aan verbetering van het gegevensgebruik in de uitvoering, naast het op orde brengen van de documentenlaag bij de departementen. Bovendien wil ik eraan bijdragen dat de hele overheid, en niet alleen de Rijksoverheid, haar informatiehuishouding verbetert. En tot slot: je krijgt de informatiehuishouding alleen op orde, als je werkt vanuit de visie dat de informatiesamenleving een transformatie van de overheid veronderstelt. De huidige institutionele orde, met haar verkokering, met bureaucratie als organiseervorm, is gewoonweg niet in staat om de vraagstukken van deze tijd met voldoende publieke waarde aan te pakken. En om dat te bewerkstelligen moet de sturing verbeteren.” Waarom die nadrukkelijke aandacht voor de uitvoeringsorganisaties? “De Kinderopvangtoeslagaffaire heeft pijnlijk laten zien dat de informatieverstrekking aan de Tweede Kamer niet op orde was. Die moet dus beter. Maar de oorsprong van de problemen ligt in het verkeerde gegevensgebruik van uitvoeringsorganisaties jegens burgers. Omdat dat fout ging in de uitvoering is het later, in het beleidsproces, met documenten ook niet goed gegaan. Daarom zie ik het als mijn taak om ook bij te dragen aan een goede gegevenshuishouding. Daar ontbreekt het nu aan. Als niet eerst de uitvoeringsprocessen beter lopen, heb je niets aan betere beleidsprocessen.” In het kader van ‘Open op Orde’ hebben de departementen bij het bureau van de regeringscommissaris de eerste actieplannen ingeleverd. Tot 2026 maken ze jaarlijks bekend hoe ze, binnen het generieke programma de informatiehuishouding beter op orde willen krijgen. Steeds verder uitgewerkt en gerealiseerd. Wat is uw werkwijze? “Ik heb al aangekondigd dat we apart gaan kijken naar uitvoeringsorganisaties, ongeacht welk departement. Daarnaast wil ik apart kijken naar kennisinstellingen en apart naar inspectieachtige organisaties. Omdat de aard van de informatiehuishouding bij die typen organisaties fundamenteel anders is. Een 8 beleidsnota is een uniek product, een DUO-studentenuitkering is een massaal product. Een KNMI is een kennisinstituut, met een soort data warehouse. Dat ziet er informatiekundig gezien heel anders uit. Een van de oplossingen is daar meer in te differentiëren.” Niet voor elke organisatie dezelfde standaarden? “Nee. Voor uitvoeringsorganisaties gelden aparte routines maar misschien ook wel aparte afspraken. Een beetje zoals op een snelweg soms verschillend verkeer rijdt, vrachtwagens, personenauto’s, tankauto’s. De snelweg is vergelijkbaar met de ICTAls niet eerst de uitvoeringsprocessen beter lopen, heb je niets aan betere beleidsprocessen infrastructuur. Als elke gemeente afzonderlijk mag vaststellen hoe hoog een viaduct is, wordt het ingewikkeld. Dus dat moet je landelijk bepalen. Daarbinnen kun je differentiëren. Op die snelweg rijden verschillende soorten auto’s, te vergelijken met applicaties. En voor elk van die soorten applicaties en het daar achterliggende werk gelden andere standaarden en kwaliteitseisen. Als je dat als een geheel ziet, wordt het te veel een mal waar iedereen doorheen moet. Dat past niemand. Als ik geen vrachtwagen hoef te besturen, heb ik de standaarden die daarbij horen ook niet nodig.” Waar gaat het nu mis? “Op twee niveaus wordt er te monolitisch gedacht. Als er een one-size-fits-all-achtige benadering is, ontstaan problemen. Dan herkent een deel van de organisatie zich niet of wordt een

Arre Zuurmond:“We gaan apart kijken naar uitvoeringsorganisaties, kennisinstellingen en inspectie achtige organisaties, omdat de aard van de informatiehuishouding bij die typen organisaties fundamenteel anders is.” organisatie verplicht kosten te maken die niet relevant zijn. Ook het commitment neemt af. Voor de uitvoeringsorganisatie is verbetering van de gegevenshuishouding cruciaal. Daar zullen ze zeggen: de documentenhuishouding, tuurlijk dat moet ook beter, maar het is een ander vraagstuk.” U pleit ook voor een kaderwet. Waarom? “Er zijn verschillende regelingen, op zich goed. De aankomende Wet open overheid, de Archiefwet… Maar de informatiehuishouding wordt niet voldoende vanuit een kader aangestuurd en soms zijn er niet voldoende bevoegdheden en mandaten Nummer 42, april 2022 om keuzes te maken. Een rijksdienst voor het wegverkeer kan auto’s toelaten en auto’s weren. Of bepalen: voor deze auto of voor dit vervoer hebt u apart toestemming nodig en gelden extra veiligheidsmaatregelen. Zoiets bestaat niet als het gaat om ICT.” Kenmerkend voor Arre Zuurmond is wat hij noemt ‘van buiten naar binnen werken’: het debat in de samenleving aangrijpen voor verbeteringen. Als voorbeeld geeft hij een recent rapport over de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het Instituut Maatschappelijke Innovatie en de Open State Foundation con9

SUCCESFACTOREN SOCIETY 5.0 Een samenleving waarin de grens tussen mens en computer steeds vager wordt en de fysieke en digitale wereld meer dan ooit met elkaar verknoopt raken. Hoe kan technologie overheidsorganisaties helpen om betere dienstverlening te ontwikkelen? Bijvoorbeeld door goed te kijken naar de menselijke maat binnen organisaties en systemen. Technologie brengt mensen samen en faciliteert samenwerking. En hoe zorgen we ervoor dat een superslimme samenleving ook veilig blijft? Lees het in ons rapport: Succesfactoren voor Society 5.0, aan te vragen op onze website: www.capgemini.nl/society-5-0 Meer weten? Bekijk de opname van de Society 5.0 Breakoutsessie van onze Innovatiedag 2021 op www.capgemini.nl/define

stateerden dat de afhandeling van verzoeken om informatie bij de Rijksoverheid steeds trager verloopt. Enthousiast: “Ik ga de verschillende partijen aan tafel uitnodigen. De onderzoekers, twee echte Wob-juristen en een journalist. Gewoon, met elkaar praten. We zullen dan ontdekken wat er goed gaat en wat er beter kan. Een Wob-verzoek afhandelen kost gemiddeld honderdzestig dagen. Dat kan echt niet. We moeten kijken of dat er bijvoorbeeld twintig kunnen worden.” moet niet elk Wob-verzoek door een SG of DG gezien worden, kunnen de meeste afgehandeld worden door de directeuren. Ik ga ervan uit dat een deel van de tijd verspild wordt aan wachttijd. Soms zijn er acht tot tien parafen nodig. Een Wob-verzoek is een feitelijke vraag, waarom is toestemming nodig van zoveel mensen? Elke paraaf kost doorlooptijd.” En de cultuur? De cultuur en werkprocessen van de organisatie moeten slimmer worden De Wob wordt op 1 mei dit jaar vervangen door de Wet open overheid. Sommigen vrezen dat de wet zal verzanden in bureaucratie. “Daar kan ik me iets bij voorstellen. Je kunt een aantal tools ter beschikking stellen, zoals web- en e-mailarchivering, maar dat is onvoldoende. Het proces en de bereidheid om snel antwoord te geven op een Wob-verzoek zit niet in de systemen maar in de cultuur en de werkprocessen van de organisatie. Die moeten slimmer worden.” Hoe? “Je voorkomt bureaucratie door niet alleen de technische tools te introduceren maar ook in gesprek te gaan met de organisatie over de inrichting van het werkproces. Misschien moet dat gestandaardiseerd worden, met een paar variaties. Misschien Nummer 42, april 2022 “Je moet ambtenaren duidelijk maken dat het hun taak is expertise in te brengen. Zij hebben een professionele mening en het is logisch dat deze openbaar moet zijn. In hun borrelpraatmening zijn we niet geïnteresseerd. Hun professionele perspectief is wel interessant. Daarom ben ik ook fel gekant tegen het fenomeen ‘persoonlijke beleidsopvatting’. Het is niet persoonlijk, maar professioneel, en het is geen opvatting, maar een perspectief, een inzicht.” Zuurmond buigt zich over de tafel. “Ik ben bijvoorbeeld heel benieuwd wie tegen de mensen in Groningen heeft gezegd: een subsidieregeling met maar 200 miljoen in kas gaat niet werken. Dan zullen mensen in de rij staan. Ik hoop dat een professioneel iemand dat heeft gezegd en een bestuurder dat heeft genegeerd, dan kun je daar het gesprek over hebben. Dan kun je zeggen: je hebt niet goed geluisterd. Het is jouw fout dat er mensen in de kou hebben gestaan. Dat heb je nodig om mensen ter verantwoording te roepen.” Jezelf uitspreken doe je alleen als je je veilig voelt. “Het is een mythe van ambtenaren dat het hun taak is om de minister uit de wind te houden. Ik zeg sowieso, je kunt niet varen als je de wind uit de zeilen houdt. Dan lig je stil. Het is je taak om scherp aan de wind te varen. Ook als het gaat om conflicterende waarden en perspectieven.” Na een korte stilte: “Je moet als ambtenaar natuurlijk wel kunnen hebben dat een minister een afweging maakt, daar ga jij niet over, dan had je maar politicus moeten worden.” Je bent nog betrokken bij het ouderpanel voor de Kinderopvangtoeslagaffaire. Schuurt dat niet met je nieuwe werkzaamheden? Veert op. “Nee, juist niet! Ik vind het elkaar versterkend. Je ziet elke vergadering weer hoe belangrijk informatievoorziening en informatiehuishouding is en wat het doet met mensen. Ik kan mensen verder helpen en we hebben al veel bereikt. Maar het helpt me ook om elke keer weer de relatie te leggen met de meer technische vraag hoe je de informatiehuishouding op orde krijgt. Ik zal altijd casuïstiek blijven zoeken en gebruiken om het grotere vraagstuk concreet te maken, dat voedt mij.” 11

Reacties op Kamerbrief Hoofdlijnen beleid voor digitalisering ‘Kijk naar het brede digitale ecosysteem’ ‘Ik mis een integrale digitale begroting’ “I Lisa van Ginneken, Tweede Kamerlid, D66-woordvoerder Digitale Zaken k ben positief verrast. Diverse sporen en ontwikkelingen rond digitalisering worden in samenhang gezet en aan de hand van de vier thema’s hanteerbaar gemaakt voor het gesprek tussen kabinet en de commissie Digitale Zaken. Er staan punten in waar wij als D66 voor hebben gepleit, zoals een algoritmewaakhond en een mensenrechtentoets voor AI. Burgerrechten gelden ook in de digitale wereld. Dat vergt een actieve rol van de overheid, meer dan voorheen normerend en anticiperend. De brief verwijst veelvuldig naar Europese wetgevingstrajecten. We moeten er niet voor terugdeinzen nationale wetgeving te maken, mocht het in Europa niet hard genoeg gaan. Dan ga je als land echt pas sturen. Dat moet ik nog wel zien. Dit is een hoofdlijnenbrief en een vertrekpunt van hoe de staatssecretaris haar rol en opvattingen ziet in relatie tot andere bewindspersonen en beleidsterreinen. Tegelijkertijd doemt daarmee de eerste uitdaging op, want Van Huffelens eigen minister van BZK heeft onlangs aangegeven dat ze voor zichzelf niet zo’n hele belangrijke rol ziet om gemeen12 ten achter de broek te zitten om meer te doen met AI. Bruins Slot vindt dat een lokale verantwoordelijkheid. Dat is precies het ouwe denken waar we vanaf moeten, en waar deze brief vanaf wil. De staatssecretaris moet dus ook binnen haar eigen departement aan de bak. Voor de integrale afstemming van de digitale thema’s tussen de departementen moeten bovendien voldoende ambtelijke capaciteit en expertise zijn. Anders kun je deze ambities de komende drie jaar niet waarmaken. De vraag of die er zijn, wordt niet beantwoord. We kunnen van andere landen leren hoe je als overheid op het digitale vraagstuk de regie neemt beeld: martijn beekman

“Belangrijk is dat wat in de offline wereld geldt, ook digitaal gaat gelden”, zegt staatssecretaris Digitalisering Alexandra van Huffelen (BZK) tegen iBestuur. Aanleiding is haar Kamerbrief die ze als startpunt ziet van een inhaalslag. “Digitalisering heeft vroeger niet voldoende aandacht gehad. We hebben met zijn allen onderschat hoe groot de impact zou worden.” We vroegen aan aantal ‘digitale prominenten’ naar hun reactie op de plannen. Door Pieter van den Brand Zo staat er nog meer niet. We kunnen van andere landen leren hoe je als overheid op het digitale vraagstuk de regie neemt. Nederland hoeft niet zelf het wiel uit te vinden. Zo heeft Taiwan een actieve minister van Digitale Zaken, die fors op een transparante overheid inzet. Burgers hebben zelf de regie over welke overheidsorganisaties hun data mogen gebruiken. Ik lees terug dat ook de staatssecretaris dit als ambitie heeft. Met dit soort best practices kun je je voordeel doen. Waar ik in de commissie Digitale Zaken vaak op heb aangedrongen is een integrale digitale begroting. Zolang de begrotingen voor digitale thema’s versnipperd blijven over de departementen, zie je dat in de parlementaire dynamiek dat de aandacht hiervoor ook versnipperd is. Omdat digitalisering een horizontaal thema is, is het zeker een stevige puzzel om zo’n begroting op te stellen. De staf van onze commissie heeft hier zelf een poging toe gedaan op basis van alle begrotingen en dat gaf een mooi overzicht, maar ik vind dat dit de taak van het kabinet is. Pas dan breng je het gesprek tussen de commissie en de staatssecretaris op het juiste niveau. Ik had gehoopt hier iets over in de brief terug te vinden.” Nummer 42, april 2022 ‘Het perspectief van de uitvoering ontbreekt’ Cokky Hilhorst, hoogleraar business & IT aan Nyenrode Business Universiteit “D e beleidsbrief beslaat twintig kantjes, maar ik kan er weinig concreets in ontdekken. Het is het bekende beleidsjargon in de trant van: we gaan aandacht besteden aan, we streven naar… Het is jammer dat het zo weinig tastbaar is, we zijn al zo lang met digitalisering bezig en er zijn zoveel urgente vraagstukken. Als Kamerlid zou ik hier niet zoveel mee kunnen. Waar moet je de staatssecretaris over vier jaar nu op afrekenen? Zo krijgt de Autoriteit Persoonsgegevens er taken bij en gaat het kabinet investeren in een sterke positie van de AP. Wat betekent dat, komen er dan mensen bij? Ook het thema digitale economie blinkt niet uit in concreetheid. Bij bedrijven bestaat de wens om ICT-talent fiscaal eenvoudiger met aandelen te belonen, om schaars personeel aan te trekken. Maar wat het kabinet daar nu precies gaat doen komt niet uit de verf. De brief eindigt met de belofte dat BZK een regierol neemt bij het opstellen van een werkagenda. Er liggen al een I-strategie Rijk met 127 » 13

pagina’s met zaken die allang opgepakt hadden moeten worden en een traject Werk aan Uitvoering waar al zo’n 44 actiepunten in staan. Waarom daar weer nieuwe agendapunten aan toevoegen? » Een pluspunt is dat de bij digitalisering betrokken departementen dit beleidsstuk hebben ondertekend. Door de Toeslagenaffaire kijken zij veel meer naar de rechten van het individu en digitale inclusie, zoals met de informatiepunten bij de bibliotheken, het belang van gegevensbescherming en de onjuiste toepassing van algoritmes. Dat is positief. Wat me wel stoort is dat in deze brief weinig besef doorklinkt over hoe het Rijk haar ICT-projecten verbetert, zoals het Digitaal Stelsel Omgevingswet, de strafrechtketen en het Persoonsgebonden Budget. Dat is urgent, want dit zijn zaken die juíst die burger aangaan. Er staat ‘dat men streeft naar een werkwijze die ruimte biedt aan innovatieve experimenten en organisatiegrenzen doorbreekt’. Maar dat vraagt een verandering van cultuur, namelijk dat je verkokering tegengaat, in het klein toetst of iets werkt, fouten mag maken en dat je voldoende expertise in huis hebt en verantwoordelijkheid neemt. De huidige bestuurscultuur bij het Rijk maakt juist dat digitalisering zo moeizaam gaat. De problemen bij het DSO zijn vooral ingegeven door het feit dat zo’n project weer volledig top-down wordt aangestuurd door een beleidsdepartement dat beperkte kennis heeft van de uitvoering, van ICT en van de gebruiker. Blijkbaar kost het veel grijze haren om het werkveld over de uitvoering mee te laten denken. Er zijn ook succesvolle voorbeelden. Neem de NOW-regeling die in korte tijd door beleid en uitvoering samen uit de grond werd gestampt. Probeer met die lessen elders je voordeel te doen.” 14 ‘Blindelings vertrouwen in Europa ver Michiel Steltman, directeur Stichting Digitale Infrastructuur Nederland (DINL) e Kamerbrief van de staatssecretaris valt ons tegen. De aandacht voor de digitale economie is ronduit mager. Het is puur een BZK-stuk. Het gaat vooral over het belang van de digitale overheid en het beschermen van de digitale rechten van de burger. Verder is de Kamerbrief een herhaling van zetten. Wat ons als sector nog het meeste stoort, is dat de digitale infrastructuur er zo bekaaid vanaf komt. Er staat letterlijk in de brief dat Nederland het digitale dataknooppunt moet worden. Hoe? Door het veilen van de 3,5 en 26 GHz-frequenties. Dus zo’n grote ambitie vult de “D overheid in door een paar miljard van de markt te vragen, die het vervolgens maar moet gaan regelen. Er komt heus wel meer bij kijken. De digitale infrastructuur is een ecosysteem met een veelheid aan facetten: intercontinentale verbindingen, zeekabels. internetknooppunten, backbones, cloudhosting, datacenters, enzovoort. We hebben het kabinet er meermaals op gewezen dat zich daar allerlei knelpunten aandienen die digitalisering in de weg staan, maar daar lezen we niets over. Integendeel, over datacenters wordt alleen gezegd dat ze energie slurpen en water nodig hebben voor hun koeling. Dat laatste is zelfs lariekoek. Wat mij ook in hoge mate verbaast is het blindelings vertrouwen in Europa. Alles wat Brussel verzint, draagt bij aan ‘Versnippering is nog ongewijzigd’ Lotte de Bruijn, directeur NLdigital e staatssecretaris is redelijk voortvarend van start gegaan. Voor deze hoofdlijnenbrief heeft ze een aantal expertsessies belegd, waar ook wij aan mee hebben gedaan. We kunnen nu nog niet oordelen. Maar als ik wat kritischer kijk, lijkt het toch alsof het beleid van haar voorganger Mona Keijzer één-op-één op het hare is overgegaan. De versnippering is nog ongewijzigd. Natuurlijk kan elk ministerie zijn eigen dossier voor digitalisering hebben. Dat juich ik alleen maar toe. Maar er moet meer samengewerkt worden. Als een departement iets met kunstmatige intelligentie wil doen, moet de focus zijn of het niet van collega-ministeries kan leren. Niemand moet dat in splendid isolation gaan doen. Deze staatssecretaris kan in de uitwerking en de toewijzing “D van budgetten het verschil gaan maken. Ik hoop dat zij dit oppakt, maar dat is nu nog koffiedik kijken. Wat ik erg waardevol vind is dat digitale geletterdheid nadrukkelijk op de agenda staat, en niet alleen meer met de mond wordt beleden. Dit moet zo snel mogelijk een verplicht onderdeel worden van het schoolcurriculum. Dat besluit laat te lang op zich wachten, en dat kan alleen maar in Den Haag gebeuren. Het hoogste aantal vacatures, of dat nu in onze eigen sector, in de zorg of bij de overheid zelf is, zijn ICT-functies. Steeds meer beroepen krijgen met digitalisering te maken. De basisvaardigheden zijn heel hard nodig. Dat sluit ook aan op kansengelijkheid; de staatssecretaris schrijft immers volop over digitale inclusie. De dialoog tussen overheid en markt is onder de vorige bewindspersonen flink verbeterd. De luiken zijn echt open

r rbaast me’ de Nederlandse ambities. Op elke bladzijde staat daar wel iets over. Toch spelen er ontwikkelingen die zeer nadelig zijn. Zo pakt de herziening van de richtlijn voor netwerk- en informatiebeveiliging NIB2 slecht uit voor het Nederlandse bedrijfsleven. Er komen strenge regels voor aanbieders van clouddiensten. Voor veel toepassingen mogen niet langer diensten van partijen buiten Europa, denk aan Microsoft en Amazon, worden gebruikt. Dat raakt ook de overheid zelf. Ook wil Brussel dat techbedrijven alle content gaan scannen op grooming om digitale kinderlokkers tegen te gaan. Daarmee bereiken we juist het tegendeel van wat we willen: minder ingrepen op onze data. Ik had minimaal een zinnetje verwacht dat Nederland de plannen vanuit Europa kritisch volgt en aan de nationale ambities en belangen toetst. Mijn advies aan de staatssecretaris is: kijk naar het brede digitale ecosysteem. Het afwegen van de rechten van burgers, de economische belangen van bedrijven en de nationale cyberweerbaarheid staan continu op gespannen voet met elkaar. Breng dit drieluik samen in een digitale SER. Dat lijkt me een mooie taak voor een staatssecretaris voor digitalisering. Op het moment dat zich spanningen voordoen, zoals nu met de inlichtingendiensten die meer data willen verzamelen wat op privacybezwaren botst, kun je die het beste in een overlegplatform van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties aanpakken, net zoals dat nu voor de arbeidsmarkt gebeurt.” gegaan. Zo werken we samen op de I-strategie Rijk en hebben we structureel overleg met de CIO Rijk en het topmanagement van BZK. Ook hebben we elkaar op R&D-gebied gevonden op de Digicampus, samen met de TU Delft. Bij het thema digitale overheid stelt de staatssecretaris dat ze deze uitdaging niet alleen aankan. Ik hoop van harte dat Wat ik erg waardevol vind is dat digitale geletterdheid nadrukkelijk op de agenda staat Nummer 42, april 2022 ze de krachtenbundeling blijft aanjagen. Dat is essentieel om verder te komen. Nog in de idee-fase, dus ver voor iets een aanbesteding is, is het zaak met het bedrijfsleven op te trekken. We hebben al markttoetsen waarin we samen van tevoren kijken of gerealiseerd wordt wat we beogen, en we doen impact-assessments. Dat geldt ook voor de regelgeving vanuit Europa. Bij de implementatie van de privacywetgeving zagen we dat dit het midden- en kleinbedrijf ongelooflijk raakte, zoals het verplicht bijhouden van registers. Gelukkig hebben we dit later kunnen repareren, maar er komt vanuit Brussel steeds meer op ons af. In iedere fase zou je willen dat er overleg plaatsvindt om de impact te toetsen. Houd rekening met de diversiteit van bedrijven. Goede afspraken komen de kwaliteit van het eindproduct ten goede. Wij zullen altijd de uitgestoken hand houden.” 15 beeld: arenda oomen

Een nieuw tijdperk van innovatie in autonome systemen Het Mayflower Autonomous Ship, een AI-aangedreven maritiem onderzoeksschip onder leiding van ProMare, maakt een nieuw tijdperk van innovatie in autonome systemen en maritieme exploratie mogelijk met behulp van IBM Watson, edgecomputing en cloud-technologieën. Ontdek meer IBM en het IBM-logo zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation die in veel rechtsgebieden over de hele wereld zijn geregistreerd. Andere benamingen van producten en diensten kunnen handelsmerken van IBM of andere bedrijven zijn. Een actuele lijst van IBM-handelsmerken is te vinden op ibm.com/trademark. © International Business Machines Corp., 2022. B34229

Klous Big Tech Big Tech-feestje ‘B russel richt de Bazooka op Big Tech’ en ‘Grote oorlog tegen Big Tech’. De koppen in de media liegen er niet om: politici van links tot rechts willen weten regelgeving om de invloed van grote technologiebedrijven in te perken. ‘Het Big Tech-feest is voorbij’, zo lezen we ook. Klinkt serieus, maar klopt het ook? Bij het bestrijden van ongewenste effecten gerelateerd aan Big Tech kan je (gesimplificeerd) twee politieke routes kiezen. Aan de linkerzijde zien we een socialist die pleit voor een sterke staat en dito wetgeving en toezicht. Op rechts zien we een liberaal die graag veel macht bij het individu legt en deze de (wettelijke) wapens wil geven om schade te verhalen. In de praktijk moeten ze – binnen een steeds verder versplinterend politiek spectrum – een compromis bereiken. Precies dat compromis kan echter verkeerd uitpakken. Sander Klous Hoogleraar Big Data Ecosystems, UVA en partner bij KPMG n een klassiek compromis kom je uit in het midden. Bijvoorbeeld: rechts wil 2 procent belasting op vermogen heffen, links pleit voor 10 procent. Het compromis is 6 procent en waarschijnlijk de beste oplossing. Maar bij maatregelen tegen Big Tech werkt zo’n compromis anders. Het wordt een optelsom van wetgeving die (1) de staat in staat stelt het toezicht aan te scherpen en tegelijkertijd (2) het individu de mogelijkheden geeft om schade te claimen. I Deze combinatie leidt tot een versterkte risico-reguleringsreflex. Incidenten leiden Nummer 42, april 2022 D tot de wens om herhaling te voorkomen door strengere wetgeving. Als het kalf verdronken is, wordt de put gedempt. Daarbij is er vaak weinig aandacht voor het nut van de put. De mogelijkheid voor individuen om schade te claimen zal dit effect versterken. De kosten gerelateerd aan het verdronken kalf nemen toe, terwijl de verdiensten van de put gelijk blijven. e paradox die ontstaat is dat alleen kapitaalkrachtige organisaties nog investeringen doen die horen bij de toegenomen regelgeving. Zij kunnen ook het financiële risico dragen van mogelijke schadeclaims. Dit fenomeen is al heel oud. Activist en blogger Cory Doctorow wees er onlangs nog op in The Economist onder de kop Regulating Big Tech makes them stronger. Voor een succesvol compromis zijn in dit geval de details doorslaggevend. Bij extra regelgeving moet de nadruk worden gelegd op zogenaamde poortwachterpartijen. Daarmee blijft de regeldruk binnen de perken voor nieuwe uitdagers. En bij het introduceren van mogelijkheden voor het verhalen van schade moet dit niet leiden tot financieringsproblemen voor diezelfde uitdagers. Het herstellen van de digitale machtsbalans is broodnodig. Terecht dat alle registers worden opengetrokken. Laten we daarbij voorkomen dat onze compromissen onbedoeld juist leiden tot een feestje voor Big Tech. 17

Schuld en boete: hoe staat het ervoor in Nederland? Begin 2022 was het alweer vier jaar geleden dat iBestuur en IT-bedrijf Blueriq, de rondetafeldiscussie ‘Digitale dienstverlening met de menselijke maat’ organiseerden in Den Haag. Vertegenwoordigers uit overheid en bedrijfsleven spraken met elkaar over schuldenproblematiek. Hoe staat het er nu voor? elaas hebben steeds meer mensen te maken met betalingsproblemen. De verwachting is dat dit probleem de komende jaren alleen maar groter wordt door de nasleep van alle coronamaatregelen. Grote gemeenten merken dat het aantal aanvragen voor schuldhulpverlening toeneemt en ook NHG verwacht meer betalingsproblemen met hypotheken. Helaas is de schuldenproblematiek dus nog steeds actueel. Gelukkig is het voor veel organisaties, zoals gemeenten, verplicht om actief en op tijd op zoek te gaan naar beginnende schulden. Het is hoog tijd om dit maatschappelijke probleem aan te pakken en met de overheid en het bedrijfsleven tot een gezamenlijke oplossing te komen. H Inzicht Wat wetenschappers, hulpverleners en ook deurwaarders al langer weten, dringt sinds enkele jaren ook door tot politici, beleidsmakers en de publieke opinie: in de schulden geraken kan praktisch iedereen overkomen en het is knap lastig om op eigen kracht weer op te krabbelen. Daan Hoefsmit, voorzit18 ter van de raad van bestuur van het CAK (het bestuursorgaan dat onder meer de wanbetalersregeling zorgverzekering uitvoert) stelde destijds tijdens de rondetafeldiscussie: “Je hoeft maar twee life events tegelijkertijd mee te maken, een scheiding of het overlijden van je partner, en het verlies van je baan, en je kunt zó in het putje belanden”. Schulden veroorzaken zoveel stress dat we, zoals Nadja Jungmann, lector Schulden en Incasso aan de Hogeschool Utrecht (HU), het zegt “een slechtere versie van onszelf worden”. ICT helpt Hét probleem bij schulden is dat er vrijwel altijd sprake is van meerdere schuldeisers (gemiddeld vijftien), die ieder voor zich hun deel komen opeisen van een koek dat in veel gevallen al vrijwel op is. Allerlei initiatieven proberen hier wat aan te doen. Denk aan het koppelen van databestanden, een op blockchain gebaseerde digitale tool waarmee vaste lasten automatisch als eerste worden betaald of de blauwe knop waarmee een gemeente inzicht geeft in alle schulden en schuldeisers die je hebt. En zo zijn er sinds 2018 nog heel veel meer initiatieven gestart om mensen met schulden te helpen. Dominique de Wit, commercieel manager bij Blueriq: “Wat opvalt is dat veel oplossingen vrijwel alleen maar gericht zijn op advies en signalering van betalingsproblemen. Uiteraard is inzicht Intelligente technologie kan mensen met schulden bij de hand meenemen het startpunt. Het is echter belangrijker om vanuit dit inzicht meteen de problemen te kunnen aanpakken. Instanties die een oplossing bieden voor de daadwerkelijke aanpak van schulden, bieden enkel een bedrijfsspecifieke oplossing. Een dergelijke oplossing houdt er geen rekening

partner Blueriq Om personen echt uit de schulden te halen is een holistische aanpak nodig: zet de burger centraal, niet de schuldeiser. beeld: shutterstock mee dat er meerdere schulden openstaan bij verschillende schuldeisers. Om personen echt uit de schulden te halen is een holistische aanpak nodig. Zet de burger centraal, niet de schuldeiser.” Vroegsignalisering en preventie ICT kan ook helpen bij vroegsignalering en preventie. Hierbij is intensieve samenwerking van belang, zodat we uiteindelijk schulden vóór kunnen zijn. Goede samenwerkingen tussen overheid en bedrijven is nodig om een beter beeld van en over mensen met betalings­ en schuldzorgen te krijgen. Een beter beeld maakt het mogelijk om betalingsproblemen of schulden eerder te herkennen of nog beter, te voorkomen. Dominique de Wit: “Vanuit alle samenwerkingen die zijn ontstaan sinds de rondetafeldiscussie, is er enorm veel informatie verzameld. Informatie die het mogelijk maakt om Nummer 42, april 2022 mensen te helpen en te adviseren bij het aanpakken van hun schuldproblemen. Maar wat we helaas ook nog zien is dat het vaak slechts bij advies blijft”. Actie en reactie Mensen met schulden moeten vaak zelf nog actie ondernemen. Ze zitten zelf aan de knoppen. Dat terwijl het ze vaak niet meer lukt om het zelf te regelen. Dit vanwege schaamte, het gebrek aan overzicht en omdat ze vaak zelf geen oplossingen meer zien. Mensen met schuldzorgen weten vaak niet waar ze moeten beginnen. Er zijn zoveel verschillende loketten waar ze zich moeten melden. Dominique: “Door intelligente technologie in te zetten, is het mogelijk om ze aan de hand te blijven meenemen in elke volgende stap. Waarbij elke klant persoonlijk wordt geholpen. Dienstverlening met menselijke maat dus. Ook bij betalingsachterstanden. Of beter gezegd: juist bij betalingsachterstanden”. Niet alleen de klant is gebaat bij een integrale aanpak, ook de schuldeiser. Het geeft medewerkers meer zingeving en bespaart de organisatie kosten. Klanten die niet kunnen betalen worden anders alsmaar nagejaagd aan hun betalingsverplichting te voldoen. Wat zou het een verschil maken als er al onderscheid wordt gemaakt in de benadering tussen mensen die wel willen maar niet kunnen betalen. En dat overheid en organisaties de handen ineenslaan met één doel: het oplossen óf voorkomen van betalings­ en schuldproblemen. Meer weten over de huidige schuldenproblematiek? Download het volledige paper op go.blueriq.com/schuldenpaper of neem contact op met Dominique de Wit via d.dewit@blueriq.com of 06-41681640. 19

Hackersclub is het Rode Kruis van het internet ‘Samenwerking overheid V Al 23 jaar dringt Victor Gevers ongevraagd andermans computersystemen binnen om mensen te waarschuwen voor zwakke plekken in het systeem. Momenteel wapent hij onder meer Westerse ngo’s tegen Russische cyberaanvallers. Hoe denkt Nederlandse bekendste hacker én rijksambtenaar over de manier waarop de overheid zich weert tegen cybergevaren? ictor Gevers werd wereldberoemd als de man die tot twee keer toe inlogde in het Twitteraccount van Donald Trump, maar eigenlijk doet dat feit op zichzelf geen recht aan zijn strijd voor een veiliger internet. Met het Dutch Institute for Vulnerability Disclosure (DIVD), een vrijwilligersorganisaties van ethische hackers, speurt Gevers online naar kwetsbaarheden. Eigenaren van een kwetsbaar systeem ontvangen een mail met een waarschuwing en een handleiding om het lek te dichten. “We zijn het Rode Kruis van het internet”, zegt hij. “We komen ongevraagd hulp bieden en daarna gaan we weer weg. We zijn neutraal en transparant en vragen niet om compensatie.” Neutraliteit klinkt mooi, maar is in de praktijk nog best ingewikkeld. Stel bijvoorbeeld dat DIVD ontdekt dat een database van het Russische leger niet goed is beveiligd. Moet het dan het Kremlin waarschuwen, of het lek openbaar maken, zodat Oekraïne er zijn voordeel mee kan doen? “Poetin heeft ons zulke dilemma's bespaard door het Russische internet gedeeltelijk af te sluiten”, zegt Gevers. “Wij kúnnen het Kremlin nu niet meer bereiken.” Ngo's onder vuur Hij verwacht dat de oorlog in Oekraïne ook in Nederland gevolgen zal hebben. “De boosheid op het Westen zal zich vertalen naar meer DDoS-aanvallen, bijvoorbeeld op distributiecentra. Reken erop dat we vaker lege schappen in de supermarkt zullen zien.” De vrijwilligers van DIVD zijn in de afgelopen tijd druk geweest met het opsporen van kwetsbaarheden in de computersystemen van Westerse ngo's. Die zijn al langer het doelwit van Russische cyberaanvallen. “Vorig jaar hebben we één keer een kwetsbaarheid laten liggen, vanwege gebrek aan mankracht”, vertelt Gevers. “Vervolgens werd het Rode Kruis gehackt. Daar waren we flink ziek van. Daarom is het zo belangrijk dat wij groeien en een volwassen organisatie worden.” DIVD krijgt vanaf 2022 subsidie van het Digital Trust Center. Daarnaast ontvingen jullie onlangs een financiële injectie van een Amerikaans cybersecuritybedrijf. Wat voor consequenties heeft dat voor jullie? “We breiden uit en gaan internationaal. Sinds januari hebben we een aantal vaste, betaalde functies, waaronder een directeur. We zijn begonnen met enkele vrijwillige veiligheidsonderzoekers. Nu zitten we op 80 vrijwilligers. We willen uitgroeien naar 700 à 800, maar daarvoor is een ondersteuningsorganisatie nodig, met onder meer een IT-afdeling en een helpdesk.” Goed politiek klimaat Door Marjolein van Trigt Beeld Nacho Calonge / AFP 20 In Nederland bevindt DIVD zich in een unieke positie. De hackers doen iets wat wettelijk niet mag, maar ze weten precies onder welke voorwaarden ze het kunnen doen, omdat ze zelf hebben meebepaald wat de regels voor ethisch hacken zouden moeten zijn. Er is afstemming met de overheid, het

en DIVD is heel productief’ Openbaar Ministerie en andere organisaties die zich met veiligheid bezighouden. DIVD heeft een eigen Code of Conduct, geïnspireerd op de spelregels van het Rode Kruis. Ze werken samen met het Nationaal Cyber Security Center (NCSC) en zijn aangesloten bij het Anti Abuse Network (AAN). “We plegen mogelijk een miljoen keer per dag computervredebreuk, maar we doen dat uiteraard met de beste intenties”, zegt Gevers. “In het afgelopen jaar kwamen er 25.000 kwetsbaarheden aan het licht. Vanuit het buitenland zien we veel behoefte om onze werkwijze over te nemen.” Hoe anders is de situatie voor hackers in het buitenland? “In veel andere landen is er geen goed politiek klimaat gecreëerd om de veiligheidsuitdagingen aan te pakken. Het gevolg is dat veiligheidsonderzoekers wereldwijd problemen bij ons naar binnen schuiven, met de vraag of wij het willen afhandelen. Dat is een mooie tussenoplossing, maar het zou beter zijn voor iedereen als ieder land zijn eigen issues oplost. Creëer een klimaat waar veiligheidsonderzoekers diep kunnen graven, zonder bang te hoeven zijn voor vervolging.” In Nederland is een waar polderlandschap aan cybersecurityinstituten en -organisaties opgetuigd. Is dat een handig model? “Ik vind het mooi, omdat iedereen zijn eigen doelgroep kan vertegenwoordigen. Natuurlijk zijn er dingen die beter kunnen. Zo doen wij veel dingen dubbel. Als wij kwetsbaar heden vinden bij de Nederlandse overheid, melden we dat bij het NCSC, maar we melden het ook zelf aan de betreffende organisaties. Dat komt omdat het NCSC alleen de kwetsbare systemen van het Rijk en vitale infrastructuur oppakt, maar ons niet mag laten weten welke systemen dat zijn. We weten dus niet wat er al is afgehandeld. Het Nederlands Security Meldpunt, momenteel in oprichting, biedt daar straks een oplossing voor. Alle organisaties verwijzen straks naar één punt, dat vervolgens zorgt voor de verspreiding van informatie.” Victor Gevers: “In veel andere landen is er geen goed politiek klimaat gecreëerd om de veiligheidsuitdagingen aan te pakken.” Nummer 42, april 2022 Hoe krijg je als ethische hacker aan tegen de manier waarop de overheid zich momenteel weert, zowel mentaal als qua organisatie? “De overheid heeft geleerd om goed zelf de spelregels te maken. Ze zijn ontzettend snel volwassen geworden en hebben 21

Kaseya In juli 2021 vond een wereldwijde gijzelsoftware­aanval plaats via Kaseya­software. De daders behoorden tot de Russische hackersorganisatie Revil. “Als DIVD waren we er op tijd bij”, vertelt Victor Gevers. “We legden onze informatie neer bij de Nederlandse overheid, maar het informeren van de partners van het NCSC, de govcerts van buurlanden, verliep wat minder vlot.” De schade bij onder meer buitenlandse ziekenhuizen en supermarkten was enorm. De vrijwilligers van DIVD besloten om zelf maar govcerts te informeren. “Het gevolg was dat de Amerikaanse overheid bij DIVD aanklopte, met de vraag om informatie meteen van ons te ontvangen. Dat was niet handig: we zijn er niet op uit om het NCSC te ondermijnen.” De casus leidde uiteindelijk tot een betere samenwerking tussen DIVD en NCSC. beeld: jeppe gustafsson een politiek klimaat gecreëerd waaraan iedereen kan bijdragen. De samenwerking met hackers is zo productief. Het is nu op het niveau waarop ik het graag zie.” Zitten er nog gaten? “Ruimte voor verbetering is er altijd. Zo noemt het NCSC zich het nationale CERT (Computer Emergency Response Team), terwijl het niet zo kan opereren. Als ondernemer verwacht je door het nationale CERT te worden bediend, maar dat is dus niet zo. Zo'n titel moet je kunnen waarmaken.” Actief kennis brengen De eerste staatssecretaris van Digitalisering wordt van alle kanten bedolven onder de adviezen. Gevraagd naar de zijne, zegt Gevers dat burgerinitiatieven zoals DIVD, die zich vrijwillig inzetten voor de samenleving, baat hebben bij een actievere samenwerking met rijksambtenaren. “Het is af en toe een hele uitdaging om rijksambtenaren van uitvoeringsorganisaties bij ons actief te laten zijn.” Wat komen jullie zoal tegen aan kwetsbaarheden bij de overheid? “Servers die nog niet zijn gepacht met de laatste veiligheidsupdates, waardoor ze over te nemen zijn of te saboteren. 22 Heel vaak ook zien we kleine menselijke fouten, waardoor je met wat kunst- en vliegwerk toegang krijgt tot informatie die niet bedoeld is voor het publieke domein. De IT-omgeving van de Rijksoverheid is nu eenmaal heel groot. Zo'n Log4j-crisis maakt duidelijk dat een bouwsteentje op heel veel plaatsen Wij kunnen ze trainen hoe je omgaat met een mammoettanker als de Rijksoverheid

Log4j Trumps Twitteraccount De Log4j­crisis in december 2021 markeerde een overgang in de manier van werken door de Rijksoverheid tijdens een cyberveiligheidscrisis. Voor het eerst werkten alle betrokken partijen samen in een chatkanaal. “Daar pleiten wij al voor sinds 2016”, zegt Gevers. “E­mail is prima voor de dagelijkse werkzaamheden, maar als je een crisis moet managen met het Rijk en externe partijen, dan moet iedereen elkaar kunnen zien. In een chat is iedereen altijd in the loop. Vervolgens gebruik je een platform waarop iedereen stukjes informatie kan delen. DIVD werkt al jaren met GitHub, het open platform voor programmeurs. We vertrouwen op de verantwoordelijkheid van de community om de juiste informatie aan te leveren.” Bij de Log4j­crisis konden organisaties die zelf onderzoek hadden gedaan naar kwetsbare producten dat melden in het Githubkanaal van het NCSC. Deze werkwijze leverde internationaal veel waardering en navolging op. Victor Gevers kreeg internationale bekendheid nadat hij in 2016 en in 2020 het Twitter-account van Donald Trump was binnengedrongen. Het wachtwoord bleek voor de hand liggend (in 2020 was het maga2020 - van Make America Great Again) en van tweefactorauthenticatie was op dat moment geen sprake. Voor Gevers was het een erezaak om volgens ‘de spelregels’ te spelen. Dat betekent onder meer dat hij geen misbruik maakte van zijn positie door de DM's van de toenmalige president te lezen of een tweet te plaatsen. Wel nam hij screenshots als bewijs. Hij probeerde op alle mogelijke manieren Homeland Security, het Amerikaanse ministerie voor binnenlandse veiligheid, te laten weten wat er was gebeurd. Frustrerend genoeg bleven zowel de Amerikaanse overheid als Twitter de hack ontkennen. “Inmiddels hebben we een goede samenwerking met Homeland Security”, zegt Gevert. “Ze erkennen nu zelf ook dat ze hadden moeten zorgen voor een kanaal om security issues te melden.” kan zitten. Het kan een weekend duren voordat het opgelost is. Maar als een kwetsbaarheid op donderdag bekend wordt, zou hij op vrijdagochtend gepatcht moeten zijn. Niet pas op maandagochtend.” Het moet sneller? “Ja, en dat betekent dat je moet kiezen. In de overheidscultuur gaat men uit van maandag tot en met vrijdag van acht tot vijf. Een dienst kan er in die tijd niet even uit. Maar als je bestuurlijk afspreekt dat bepaalde diensten móeten worden gepatcht, dan is een ambtenaar die middag van twaalf tot drie even vrij en werkt hij op een ander moment drie uurtjes door. We zijn er om de maatschappij te bedienen, maar ook om het goede voorbeeld te geven.” Gevers spreekt over 'we', omdat hij zelf bij het ministerie van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties werkt. Om de twee banen te combineren, staat hij elke ochtend om vijf uur op. Behalve in goed timemanagement gelooft hij in een organisatiestructuur waarin de zwaarste last ligt op de jongste schouders. “Binnen DIVD is de bestuurscultuur zo ingericht dat je snel ervaring opdoet, toetreedt tot het bestuur en na twee jaar je plaats weer afstaat. Die doorstroom is gezond en creëert diversiteit. De gemiddelde leeftijd is 35. Val je daar onder, dan ben je de klos: hoe jonger je bent, hoe zwaarder ik de verantNummer 42, april 2022 woordelijkheden naar binnen gooi. Jij hebt nog de energie om dat te kunnen dragen.” Zwart t-shirt Zelf schakelt Gevers op zijn 45ste een tandje terug binnen DIVD, waar hij is benoemd tot hoofd onderzoek. Tegelijk is het idealisme uit de beginjaren nog steeds springlevend. Met de DIVD Academy wil hij vanaf 2022 een nieuwe generatie hackers opleiden. Als rijksambtenaar kent Gevers de behouden cultuur binnen de overheid goed, maar weet hij ook dat die voorzichtigheid er soms toe leidt dat jonge hackers denken dat de overheid niets doet met hun meldingen. “Wij kunnen ze trainen hoe je omgaat met een mammoettanker als de Rijksoverheid.” Ook zijn er plannen om ongeschoolde jongeren te betrekken bij de uitvoering van simpele werkpakketten. Daarnaast ziet hij het als zijn taak om te zorgen dat talentvolle jonge hackers geen strafblad krijgen. “DIVD is partner van Team High Tech Crime, dus via hen komen ze ook wel bij ons terecht. Maar ik heb liever dat ze een zwart t-shirt met 'I hacked the Dutch government' verdienen zonder in aanraking te komen met de politie. Met zo'n aantekening in je dossier kun je fluiten naar een baan in security bij de Rijksoverheid, terwijl er een chronisch tekort is aan goede mensen. Dan haal ik ze liever nu al naar binnen, waar ik ze kan later zien hoe het wél moet.” 23

Universitair hoofddocent Brenda Vermeeren ‘Strategische rol voor HR bij “Zorg als HR-afdeling dat je aan de managementtafel zit en op strategisch niveau meedenkt.” Brenda Vermeeren, universitair hoofddocent bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit, benadrukt het een paar keer in het gesprek: bij de implementatie van nieuwe technologie in de publieke sector heeft HR – en dan bedoelt ze zowel de afdeling als leidinggevenden – een belangrijke rol. Maar of men zich daar voldoende van bewust is? “Dat vraag ik me eerlijk gezegd wel af.” uman Resource Management in de publieke sector is Vermeerens specialisatie, ze promoveerde erop. Naast haar vier dagen aan de Erasmus Universiteit is ze een dag per week onderzoekadviseur bij het ICTU-programma Internetspiegel. Dit programma, gefinancierd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, stimuleert door middel van onderzoek en analyse goed werkgeverschap in de publieke sector. H Sprekend over nieuwe technologie beperkt Vermeeren zich tot twee typen: fysieke innovatie en digitale toepassingen. Bij het eerste type gaat het om zaken als robots, zelfsturende auto’s en 3D-printers, bij het tweede om onder meer slimme software, IT-applicaties en chatbots. De derde, biologische (genetische) innovatie, laat Vermeeren buiten beschouwing, de andere twee komen veel meer voor in de publieke sector. AI-toepassingen, zoals robots en algoritmes, staan er nog in de kinderschoenen. “Je ziet wel dat het in onderdelen van werk wordt ingezet, maar het is nog niet zo veel.” Culturele acceptatie Vorig jaar verscheen het Research Handbook on HRM in the public Door Els Wiegant Beeld Sushilla Kouwen 24 sector, waaraan vijftig gerenommeerde onderzoekers uit de hele wereld een bijdrage leverden. Samen met mede-onderzoeker Fabian Dekker schreef Vermeeren een hoofdstuk. Daarin beschrijven zij belemmerende factoren voor het invoeren van nieuwe technologie in de publieke

technologische innovatie’ sector: de zorg om de privacy van burgers, de angst voor een bestuur dat door algoritmes wordt gedreven, economische onzekerheid, de kennis van en acceptatie door leidinggevenden, en de culturele acceptatie. Dat laatste aspect kwam Vermeeren tegen toen zij onderzoek deed bij de Nationale Politie. Die had het plan artificiële intelligentie toe te passen in het aangifteproces en wilde weten wat daarvan de effecten zouden zijn. “AI kan de politie helpen om aangiften sneller te verwerken en zo tijd vrij te maken voor andere taken. Daar blijkt niet overal in de samenleving draagvlak voor te zijn: een deel van het publiek wil toch graag een politieagent spreken. In tegenstelling tot een private organisatie kan een publieke niet zeggen: jullie hebben pech. Die moet daar rekening mee houden.” Overigens blijkt uit het onderzoek dat ook (een deel van de) politiemensen het aangiftewerk niet kwijt willen, ze doen het graag. Het bracht Vermeeren en Dekker tot de aanbeveling: kijk bij implementatie van nieuwe technologie niet alleen naar gevolgen voor de kwantiteit van het werk, maar heb ook oog voor de kwaliteit en het perspectief van de medewerkers. Robot als collega Technologische innovaties zijn zeer impactvol, stelt Vermeeren. Anders dan andere ontwikkelingen, zoals vergrijzing van de arbeidsmarkt, veranderen ze namelijk ook de inhoud van het werk en van de organisatie. “Ze brengen kansen met zich mee, bijvoorbeeld omdat routinematige taken kunnen worden overgenomen en er daardoor voor medewerkers ruimte ontstaat om meer uitdagende werkzaamheden op te pakken. Maar ze kunnen ook leiden tot een soort systeemsamenleving, waarbij het systeem bepaalt wat je doet en hoe je werkdag Brenda Vermeeren: “Innovatie kan er toe leiden dat een mens met een robot moet samenwerken.” Nummer 42, april 2022 25

eruitziet. Dat vermindert de autonomie van werknemers behoorlijk, terwijl die een belangrijke voorwaarde is voor arbeidsvreugde.” Technologische vernieuwingen hebben ook invloed op drie andere ‘A’s’, legt ze uit: arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen. Het werk vergt bijvoorbeeld nieuwe vaardigheden van mensen of leidt ertoe dat medewerkers die voorheen op straat opereerden, meer taken achter de computer krijgen, met alle (fysieke) gevolgen van dien. De digitalisering die het mogelijk maakt om overal te werken, werpt vraagstukken op over de balans tussen werk en privé. Als het werk verandert door technologische innovatie, kan dit ook leiden tot wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden; niet alleen in salariëring, maar ook in allerlei secundaire arbeidsvoorwaarden. Op de arbeidsverhoudingen en het sociale klimaat heeft deze innovatie eveneens effect. “Door de techniek kan de samenwerking tussen mensen veranderen. Denk aan een Teams-omgeving, waarbij al je collega’s kunnen zien wat jij aan het doen bent. Als mensen weinig op kantoor zijn, beïnvloedt dat de onderlinge relaties en die met leidinggevenden. Innovatie kan er zelfs toe leiden dat een mens met een robot moet samenwerken. In sommige gemeenten ontvangt een robot, Pepper geheten, het publiek. Als jij achter een balie werkt, is Pepper je nieuwe collega.” Keuzes maken Het is de rol van HR, zegt Vermeeren, om al die gevolgen goed te helpen vormgeven. “In de omgeving van organisaties doen zich allerlei technologische ontwikkelingen voor. Daar moet een organisatie keuzes in maken: welke adopteren we, welke niet? Dat roept strategische vraagstukken op. Denk aan: moeten we bestaand personeel opleiden, trekken we nieuw personeel aan, gaan we functies opdelen in verschillende taken.” Uit het literatuuronderzoek dat Vermeeren en Dekker deden voor hun bijdrage aan het handboek, blijkt in ieder geval dat het effect van nieuwe technologie op het werk van medewerkers vooral afhankelijk is van de keuzes die worden gemaakt door en ín de organisatie. “Er is niet één uitkomst, geen goed of fout.” Vier soorten ‘fits’ Het gaat erom hoe de gemaakte keuzes worden vertaald naar de organisatie en haar systemen. Die moeten bij elkaar passen, benadrukt Vermeeren. Vier soorten ‘fits’ worden daarin onderscheiden. De eerste is een strategische. “De strategie en de vormgeving van de interne organisatie moeten bij elkaar passen. Een sterrenrestaurant en een McDonalds bijvoorbeeld zijn allebei succesvol, maar ze hebben een volstrekt andere organisatie.” De tweede fit is een interne. “Die betekent dat de instrumenten die je in een organisatie inzet, onderling goed op elkaar zijn afgestemd.” Vermeeren noemt opnieuw een voorbeeld uit de politiepraktijk (“Sorry, daar heb ik nou eenmaal onderzoek gedaan.”): “Het hoofddoel van de politie is: de veiligheid bevorderen. Dus is het van belang dat zij weet wat er in de samenleving gebeurt. Dat betekent dat de politie erbij gebaat is dat het publiek aangifte 26

doet. Maar voor het prestatiebeoordelingssysteem van politieleidinggevenden had een hoog aantal aangiften juist een negatief effect. Gevolg was dat zij aangifte doen gingen ontmoedigen. Een, zoals dat heet, deadly combination dus.” De organisatiefit, de derde, houdt in dat aanpassingen in het primaire proces in alle aspecten van de bedrijfsvoering worden doorgevoerd: van facilitair bedrijf tot communicatie en van control tot HR. De vierde is de fit Het effect van nieuwe technologie op het werk van medewerkers is vooral afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt door en ín de organisatie tussen de organisatie en de omgeving waarin zij opereert. Die omgeving is bij de publieke sector beduidend anders dan die bij de private, legt Vermeeren uit. “De publieke sector heeft te maken met veel meer verschillende belanghebbenden. Die moet effectief en efficiënt zijn en tegelijkertijd aansluiten op maatschappelijke behoeften, overeenkomstig wet- en regelgeving.” Heel operationeel HRM heeft meer invloed op het welslagen van de implementatie van technologische innovatie dan andere bedrijfsonderdelen. “Dat wil ik wel beweren ja. Veel werk in de publieke sector is immers mensenwerk. De gevolgen zijn er in verschillende gradaties. Soms worden hele werkprocessen door de technologie overgenomen, vaak worden mensen er in hun taken en werkzaamheden mee ondersteund.” Ze zegt het nog maar eens: al deze uitdagingen vragen om een strategische rol voor HR. Dat gezegd hebbende betwijfelt ze of HR-afdelingen in de publieke sector zich daar wel zo bewust van zijn. Ze zou er graag meer empirisch onderzoek naar doen. Bij de politie was het in ieder geval niet zo. “Op onze vraag wat AI in het aangifteproces voor hun werk zou betekenen, antwoordden vertegenwoordigers van alle afdelingen – ook die van HR – heel operationeel. Ze gingen nadenken over welke technologieën zij in hun eigen werk konden inzetten. Dat is óók belangrijk, want als je HR-processen digitaliseert, creëer je tijd en ruimte voor andere zaken. Maar dat was de vraag niet! HR-mensen kunnen veel bijdragen aan het welslagen van technologische ontwikkelingen door over strategische vraagstukken te adviseren.” Nummer 42, april 2022 27

In de huidige krappe arbeidsmarkt hebben overheidsorganisaties de grootste moeite om de personeelsbezetting op peil te houden. Het aantal openstaande vacatures is in alle lagen en afdelingen naar recordhoogte gestegen. Dat dwingt tot een herbezinning van het werving- en selectieproces. Deze tijd vraagt om een persoonlijke benadering. Persoonlijke werving in de publieke sector werkt adio, televisie, print media; het zijn de vertrouwde kanalen om jezelf als aantrekkelijke werkgever neer te zetten en vacatures onder de aandacht te brengen. De vraag is hoe zinvol dat is, zeker nu door corona de digitale transformatie in een stroomversnelling is gekomen. “Je moet mensen daar ontmoeten waar zij het vaakst zijn, namelijk online. Dat gaat verder dan het plaatsen van een vacature op een jobsite. Je maakt het verschil met een op de mogelijke kandidaat gerichte digitale, en via meerdere kanalen gepresenteerde, candidate experience”, vertelt Daniel Meier, Account Executive Publieke Sector van Salesforce. R Kandidaatprofielen opbouwen voor succesvolle matching Die gerichte ervaring ontstaat als je voor een bepaalde kandidaat precies de vacature aandraagt die bij hem of haar past. Klinkt ingewikkeld? Niet als je doet wat voor sommige organisaties al gangbaar is, namelijk alle data die er zijn in het werving­ en selectieproces binnen je organisatie verzamelen en zorgvuldig 28 interpreteren. Daniel Meier: “Slechts 5 procent van alle organisaties gebruikt de beschikbare data, terwijl 90 procent beweert wel data te verzamelen. Kennelijk is de informatie te versnipperd over de organisatie en lastig te benaderen. Zo mis je een geweldige kans om succesvol te matchen.” Het onderstreept het belang van een medewerkerinteractieplatform in het werving­ en selectieproces, aldus Meier. “Zodra je verschillende databronnen kunt ontsluiten en combineren, kun je specifieke kandidaatprofielen opbouwen, waarmee je gericht de arbeidsmarkt op kunt. Stel, je bent op zoek naar ICT’ers. Dan kun op basis van je kennis over de ICT’ers die eerder de weg hebben afgelegd naar jouw organisatie, al een aardig specifiek beeld vormen. Welke interesses hebben zij, op welke onlineplekken zijn zij te vinden en welke kanalen hebben hun voorkeur?” Van candidate experience naar candidate journey Vervolgens ga je met socialmediaadvertising deze doelgroep heel gericht benaderen en naar je vacaturesite leiden. Het is het begin van een gepersonaliseerde benadering, waarbij je met behulp van kunstmatige intelligentie het zoekgedrag Zodra je verschillende databronnen kunt ontsluiten en combineren, kun je specifieke kandidaatprofielen opbouwen

partner Salesforce van mogelijke kandidaten steeds beter begrijpt en uiteindelijk kunt vertalen naar een vacature die het beste aansluit bij de kandidaat­ICT’er. Reageert een kandidaat, dan kun je hem of haar in een nieuwe fase geautomatiseerd meenemen in het sollicitatieproces. “Daarbij wisselen online contacten en fysieke gesprekken elkaar vloeiend af. De ‘kandidaat­ervaring’ wordt definitief een ‘kandidaat-reis’, die zorgt voor een optimale eerste indruk. In deze reis wordt HR door de techniek ontlast in allerlei opvolgingsmomenten.” Is de kandidaat toch niet het meest geschikt voor de functie? Jammer, maar niet getreurd. De kandidaat kan altijd in een talentpool worden opgenomen. De wensen en kwaliteiten van de kandidaat zijn nu uitgebreid in kaart gebracht. Dat aangescherpte profiel wordt automatisch Nummer 42, april 2022 gematched aan nieuwe vacatures, die op termijn vrijkomen en mogelijk beter voldoen. “Zo haal je het optimale uit je HR­proces.” Doorgroeien in de publieke sector Eenmaal aan boord, is het zaak om de medewerker te blijven koesteren. Dat betekent ook hem of haar ondersteunen in de groeimogelijkheden. Vaak haken medewerkers af, omdat zij onvoldoende zicht hebben op verdere carrièremogelijkheden die voor hen relevant zijn. “Dat is doodzonde. Het perspectief is er wel, maar het wordt te weinig getrechterd naar hun situatie”, aldus Meier. Ook hier biedt een medewerkerinteractieplatform uitkomst. Op individueel niveau kan het de juiste koppelingen leggen tussen competenties en (beschikbare) functies hoger op de ladder, waarover een medewerker met ambitie en HR het gesprek aan kunnen gaan. De medewerker stroomt dan niet uit, maar groeit door. Daniel Meier tot slot: “Mensen hebben volop keuze op deze arbeidsmarkt. Je kunt ze alleen maar verleiden als je ze op het juiste moment via het juiste kanaal het juiste aanbod doet. Als er ooit een moment is geweest om de oude algemene wervingstechnieken overboord te gooien en te kiezen voor een meer datagedreven en kandidaatgerichte benadering, is het nu wel.” Meer interesse in hoe Salesforce kan helpen bij het werven en behouden van personeel in de publieke sector? Neem contact op met Etienne Buffing via e­mail: ebuffing@ salesforce.com, of bel: +31 6 5587 3111. 29

De cloud als onderdeel van de duurzaamheidsstrategie Een overstap naar de cloud zou deel moeten uitmaken van de duurzaamheidsstrategie van elke organisatie. Actieve IT-apparatuur en het beheren van eigen datacenters vormen namelijk een belangrijke bron van energiegebruik en CO2 - uitstoot voor bedrijven en organisaties in de publieke sector. Dit zijn de bevindingen van een recent onderzoek van 451 Research, onderdeel van S&P Global Market Intelligence, dat is uitgevoerd in opdracht van het Amazon Web Services (AWS) Institute. nderzoeksbureau 451 Research heeft meer dan 300 bedrijven ondervraagd in een breed scala aan sectoren in Frankrijk, Duitsland, Ierland, Spanje en Zweden; alle gebruiken hun eigen datacenters. De resultaten laten zien dat bedrijven in Europa hun energieverbruik met bijna 80 procent kunnen verminderen door hun gegevensverwerking van lokale datacenters naar AWS Cloud te verplaatsen. Zij kunnen de CO2 O ­uitstoot bij een gemiddelde verwerkingsbelasting mogelijk nog verder verlagen, tot maar liefst 96 procent, zodra AWS zijn doel bereikt om voor 100 procent op hernieuwbare energie te draaien. Een doelstelling die het bedrijf in 2025 wil bereiken. Uit het onderzoek bleek ook dat cloudservers in vergelijking met de verwerkingsmiddelen van het gemiddelde Europese bedrijf ruwweg drie keer, en AWS­datacenters zelfs tot vijf keer energiezuiniger zijn. Het verplaatsen van een megawatt (MW) typische computerwerklast van het datacenter van een Europese organisatie naar de AWS Cloud zou de CO2 ­uitstoot met 30 Tot vijf keer energiezuiniger dan de gangbare infrastructuur die door bedrijven in de EU wordt gebruikt wel 1079 ton kooldioxide per jaar kunnen verminderen. “We waren verbaasd over de enorme mogelijkheden die Europese bedrijven hebben om hun energie-efficiëntie te verhogen en de uitstoot te verminderen door naar hun IT­infrastructuur te kijken. Als we kijken naar de elektriciteit die wordt verbruikt en de uitstoot die wordt geproduceerd door tienduizenden bedrijven in heel Europa die hun eigen datacenters hebben, lijkt het er op dat dit over het hoofd wordt gezien”, aldus Kelly Morgan, Research Director, Datacenter Infrastructure & Services bij 451 Research. “Onze analyse wijst uit dat het verplaatsen van werklasten naar de AWS Cloud de CO2­voetafdruk van de IT­activiteiten van de meeste organisaties drastisch kan verminderen.” Focus op efficiëntie Volgens het rapport zijn datacenters in de cloud efficiënt, omdat cloudproviders zich focussen op duurzaamheid van hun datacenters als onderdeel van hun kernactiviteit. De meeste bedrijven geven daarentegen geen prioriteit aan de duurzaamheid van de infrastructuur van hun datacenter, wat betekent dat deze niet geoptimaliseerd is voor efficiëntie. Ook geven de meeste bedrijven geen voorrang aan het aanpakken van de energiekosten en de CO2 ­uitstoot van hun datacenters, omdat de digitale infrastructuur niet hun kernactiviteit is. Cloudproviders richten zich, als een best practice, juist op efficientie. Ze gebruiken hun servers met een veel hogere benuttingsgraad en ontwerpen faciliteiten om minder energie en water te verbruiken. Het rapport belicht specifieke AWSpraktijken die de energie-efficiëntie verhogen en de CO2 ­uitstoot verminderen. Alles bij elkaar genomen is de AWS Cloudinfrastructuur tot vijf keer energiezuiniger dan de gangbare infrastructuur die bedrijven in de EU gebruiken. AWS reali

partner AWS Verantwoordelijkheid “Dit rapport toont het grote potentieel aan dat de cloud biedt aan bedrijven in Europa om energie-efficiëntie te verbeteren en tegelijkertijd de kosten en de CO2 ­uitstoot te verlagen”, aldus Chris Welise, Director of Sustainability bij AWS. “AWS is er trots op samen te werken met bedrijven en overheden om hun duurzaamheidsdoelstellingen te helpen verwezenlijken. We geloven dat we een verantwoordelijkheid hebben ten opzichte van de gemeenschappen waar we actief zijn, en voor ons betekent dat actief bijdragen aan duurzaamheid en een beter milieu. AWS werkt voortdurend aan manieren om de energie-efficiëntie van faciliteiten en apparatuur te verhogen en vernieuwt continu het ontwerp en de bouw van servers en opslag­ en netwerkapparatuur om het gebruik van grondstoffen te verminderen en verspilling te beperken.” Download het volledige rapport AWS maakt een seert door innovaties een lager energieverbruik in zijn datacenters. Zoals door het ontwerpen van koelsystemen die het energie­ en waterverbruik verminderen en door het gebruik van realtime sensorgegevens zodat rekening kan worden gehouden met veranderende weersomstandigheden. De grootschaligheid van Nummer 42, april 2022 intensief resourcegebruik mogelijk en de mondiale cloudinfrastructuur is gebouwd met speciale hardware van Amazon. Die is specifiek gebouwd en geoptimaliseerd voor werklasten die door AWS­klanten worden gevraagd. Dit omvat energie-efficiënte processors zoals Graviton 2, de ARM­gebaseerde AWS­chip die betere prestaties per watt biedt dan welke andere EC2­processor dan ook. Lees meer over hoe de AWS Cloud kan helpen de energie­efficiëntie te verhogen en de CO2 -uitstoot te verminderen. Praat met AWS Ontdek de meest complete oplossingen om efficiënt naar AWS te migreren. Neem contact met ons op via aws-ibestuur@amazon.nl om een gratis informeel gesprek te plannen met ons Benelux Public Sector team. 31 beeld: aws

Project DSD Douaneproject van 95 miljoen blijkt veel te ruim begroot Eind 20ste eeuw was de gedachte dat douanediensten stukje bij beetje aan belang zouden verliezen dankzij de Europese eenwording. Maar in dit tijdsgewricht waarin alles lijkt te wankelen, is het tegendeel het geval. Dus zijn grootschalige aanpassing van douanesystemen noodzakelijk. Door Peter Olsthoorn Beeld Sander Koning 32 aar liefst 95 miljoen euro mocht de informatievoorzieningsorganisatie (IV) van de Douane verspijkeren in wat heet de Digitale Snelweg Douane (DSD). De term staat voor een geheel van circa 40 applicaties die in samenhang op de schop kunnen in de periode 2020-2024, teneinde de enorme volumegroei bij de douane te kunnen opvangen. Het directoraat-generaal Douane is, net als Toeslagen, losgekoppeld van de Belastingdienst en staatssecretaris Aukje de Vries (VVD) is politiek verantwoordelijk. In een recent Eerste Kameroverleg met bewindspersonen van Financiën werd er over Douane niet één vraag gesteld. Wel maakte Steven van Weyenberg (D66) de opmerking dat Douane weinig met Europa van doen heeft. Staatssecretaris De Vries zette dat recht: nagenoeg alle douanewetgeving komt uit Brussel, en heeft juist nu grote invloed op nieuwe wetgeving en aanpassing van systemen. Immers, juist de Europese dimensies vormen de oorzaak voor het optuigen van DSD. “De Europese wetswijzigingen, groei van e-commerce en Brexit leiden tot een enorme toename van het aantal aangiften, van 5 tot wel 60 miljoen of nog meer. Met DSD moeten we alle processen robuust en schaalbaar maken, zodat ze tegen piekmomenten bestand zijn”, zegt projectleider Albert de Wilde. De oorzaken van de volumegroei liggen voornamelijk in drie nieuwe regelingen: digitale aangifte vooraf voor alle postpakketten en koerierszendingen vanaf maart 2021; invoering van btw bij e-commerce import van buiten de EU met een waarde van maximaal 22 euro; toename van realtime aangifte door ondernemers. M Behalve de onmiskenbare groei moet de Douane ook onverwachte fluctuaties weten op te vangen. De Wilde: “Tussentijds moeten we steeds bedacht

De douane controleert een vrachtwagen in de haven van Rotterdam. zijn op onverwachte ontwikkelingen. Direct al kwam corona op ons pad, met een fenomenale groei van e-commerce, wel met een factor 10. We gingen van 30.000 aangiften per dag in 2018 naar nu ruim 1 miljoen.” Dat zette de bouw van een nieuwe applicatie voor btw-heffing per juli 2021, Douane eCommerce of DeCo, extra onder druk. De Douane was al rijkelijk laat met de start van de bouw maar kreeg er in juli 2020 groen licht voor. In juli 2021 was die app klaar. “In het begin was het heel spannend gezien de tijdsdruk voor de e-commerce wetgeving. Maar met veel aanpassingen is het gelukt, en we hebben een goed uitgangspunt gebouwd, ook voor toekomstige innovatie.” Kritiek BIT Door innovaties zal de datagroei niet evenredig zijn aan de toename van het aantal aangiften, want die stijgt van ruim 300 miljoen aangifteregels in 2019 naar 1,4 miljard in 2023. Nu al blijkt dat door aanpassingen in de applicaties de prognose van de kosten met 25 miljoen euro is verlaagd. Die was dus veel te ruim begroot en vervolgens in alle bestuurlijke en politieke lagen goedgekeurd. De Wilde legt uit: “Het is een gecompliceerd programma, begonnen vanuit een groot vraagstuk met verschillende factoren waar we rekening mee moeten houden. Dus is het budget in het begin ruim ingeschat door aannames en inschattingen. Twee keer per jaar wordt bekeken of dit ingeschatte budget nog klopt of dat het moet worden bijgestuurd.” De gigantische volumegroei vergt ook na de bijstelling nog veel van de infrastructuur. Entree van IBM, de grootste spekkoper in dit verhaal als leveNummer 42, april 2022 33 We gingen van 30.000 aangiften per dag in 2018 naar nu ruim 1 miljoen

rancier van het mainframe. Van de bijna 70 miljoen euro voor DSD gaat maar liefst 49 miljoen (70 procent) naar de infrastructuur plus licenties, die draaien onder de Belastingdienst. Niet alles vloeit naar IBM, maar aan de Johan Huizingalaan in Amsterdam en in Armonk, New York kan tevreden geglimlacht worden. “Het is een meerjarig contract”, stelt De Wilde. Geen wonder dat het Adviescollege ICT-toetsing (voorheen: BIT) in haar advies over DSD van april 2021 kritiek uit op deze post: “Het huidige mainframe kent hoge vaste lasten. De kosten voor het mainframe zijn gebaseerd op capaciteit, niet op daadwerkelijk gebruik.” Zelfs als de capaciteit wel wordt gebruikt, aldus het Adviescollege, moet je je afvragen of hier geen einde aan moet komen. Op lange termijn dreigt deze inkoop veel te duur te worden. De Douane is qua innovatie niet haantje de voorste om dit om te buigen, aldus het BIT: “We zien nu weinig aandacht voor innovatie om de kostenefficiëntie – zeker in de toekomst – te waarborgen. Dit is zorgelijk, omdat het realiseren van die alternatieven potentieel grote impact en een lange doorlooptijd hebben, tot (ver) na de einddatum van het programma DSD.” Cloud Waarom niet direct naar de cloud van IBM, Amazon, Microsoft of Google, want die is behalve veel goedkoper ook veel flexibeler? De Wilde: “Dit is opgenomen in het innovatiespoor van DSD. Echter, dit vergt veel onderzoek en een lange adem. Het eerste doel is het op de been houden van het hele ICTlandschap. Je kunt niet zomaar één applicatie naar de cloud overbrengen, dan krijgt je allerlei problemen tussen cloud en mainframe.” De Nederlandse Douane ging kijken in Groot-Brittannië dat de overgang naar de cloud wil maken, maar voorlopig enkel het aangifteproces overzet, tegelijk met de enorme verhoging van volumes. De Wilde: “Met een cloud moet je je schikken naar de standaard van de leverancier, een eigen mainframe heeft als voordeel dat je zelf aanpassingen kunt maken.” En dat is prettig, want nieuwe of gewijzigde applicaties hebben direct invloed op het geheel. De complexiteit neemt exponentieel toe, legt De Wilde geduldig uit: “De applicaties staan niet op zichzelf, maar zijn onderdeel van een keten, wat betekent dat er raakvlakken zijn tussen de verschillende systemen, soms tot wel twintig koppelingsvlakken.” De overgang naar de cloud maakt dus onderdeel uit van het tweede spoor van DSD, de innovatie. Dit traject zal vooral gericht zijn op het testen van overgangen van applicaties naar de cloud. Het innovatiespoor volgt de Douane samen met de Belastingdienst die dit decennium ook van mainframe naar cloud wil overgaan. Dit ligt nog op de tekentafel, want het eerste spoor van de applicaties vergde alle inspanning in DSD. Voorlopig holt de Douane nog achter de barre feiten van de gigantische volumegroei aan met de verwerking van aangiftes, simpelweg omdat er wettelijk geen ontkomen aan is. En dat geldt voor 28 EU-lidstaten en zeker voor ex-lid Groot-Brittannië. Wordt het niet tijd om Europees te automatiseren, een potentiële besparing van miljarden? In haar Kamerbrief over DSD schrijft staatssecretaris Alexandra van Huffelen (toen Financiën, nu Digitalisering) dat juist de Nederlandse regering Europees overleg heeft aangezwengeld. Er staan al Europese douaneprojecten op het vuur, zoals het Import en Control System 2 (ICS2), een complex samenstel van applicaties en portalen, gericht op risicoanalyses over alle import van de EU. De wettelijke extra btw-heffing 34

voor kleinere e-commerce zendingen brengt de lidstaten wel miljarden extra inkomsten op van kleine bestellingen bij Alibaba en consorten. De EU schatte dat met het opheffen van de btw-vrijstelling voor zendingen tot 22 euro alleen al 7 miljard euro aan fraude door niet aangeven beëindigd kan worden. Performancemeting Behalve op het mainframe en de nog matig zichtbare innovatie kraakt het BIT-advies over DSD nog meer noten. Zo wordt gewaarschuwd dat de incrementele aanpak van DSD met kortetermijndoelen op gespannen voet staat met mogelijke zwaardere maatregelen om alle applicaties aan de praat te houden. De Wilde: “Die zwaardere maatregelen zijn niet nodig geweest. Door de performancemetingen hebben we zo veel inzicht verworven dat we precies weten waar we de verbeteringen moeten doorvoeren. En hebben we dus de kostenprognose verlaagd.” Immers, naast de beide sporen is een performance team neergezet, bestaande uit zeven via een tussenpersoon ingehuurde specialisten. De Wilde: “Dit team meet voortdurend alle aspecten van de automatisering. Dit is een werklastmodel dat de schattingen van de verwachte aantallen aangiften, zowel gemiddelden als pieken, vertaalt naar geschatte belasting van applicaties en mainframe en de kosten daarvoor. We monitoren dit via een dashboard.” Dit is ook een ondersteuning van de stappen in de agile planning, want die houdt een zeker risico in gezien de langjarige scope tot 2024, bekent De Wilde: “Agile biedt als voordeel de connectie met je business-vertegenwoordiging binnen de teams. Nadeel is dat we meer dan twintig agile-teams bij de Douane kennen. Hun werkzaamheden raken aan elkaar, dus is er veel afstemming nodig. De stapeling van wetgevingen integraal uitwerken is echt een grote uitdaging gebleken en vergt heel veel energie.” Immers, het BIT-advies waarschuwt ook voor fricties met de interne leverancier van ICT-diensten, te weten de Belastingdienst: “De kans bestaat dat grotere softwareaanpassingen vanuit DSD niet kunnen worden ingepast in de agile planning voor de realisatie van nieuwe functionaliteit.” De Belastingdienst levert de infrastructuur, Douane levert de functionaliteit. De Wilde heeft daarop ingespeeld: “We hebben extra mensen in de agile teams geplaatst om ook de grotere softwareaanpassingen te kunnen doen. Je kan nu eenmaal niet een projectteam ernaast zetten dat aan dezelfde applicatie gaat sleutelen. Dat moet je integraal doen, en dat is goed gegaan.” Maar DSD op zichzelf kent al veel risicofactoren. De Wilde: “Vooral de onzekerheid in de aantallen. Het zijn allemaal schattingen, terwijl de markt onvoorspelbaar is; bewegingen als COVID en de oorlog in Oekraïne, en ook logistieke veranderingen. Als Alibaba het magazijn verplaatst van Nederland naar een andere lidstaat brengt dat een enorme verschuiving teweeg.” De ervaringen van groot falen door de overheid met dit soort ICT-trajecten heeft niet enkel geleid tot de les van realtime prestatiemeting van effecten, maar ook van strakkere rapportage. De Wilde heeft drie lijnen te rapporteren: naar een zware Program Board met directeuren, het managementteam van de Douane en naar de Tweede Kamer. Waar je zin in hebt… “Het leuke vind ik dat dit geen gebaande paden zijn. Dit vraagt creativiteit en aanpassing met veel pionieren in het innovatietraject, naast een helicopterview voor de applicatiebouw. Dat maakt het bij elkaar boeiend en spannend.” Nummer 42, april 2022 Je kunt niet zomaar één applicatie naar de cloud overbrengen, dan krijgt je allerlei problemen tussen cloud en mainframe 35

Binnen een maand van 40 naar 70 procent selfservice Ondanks een nieuw selfserviceportal bleef ICT NML veel vragen via telefoon en e-mail krijgen. De ICT-dienstverlener, die vier Limburgse gemeenten bedient, ging terug naar de tekentafel. In samenspraak met gebruikers kreeg de portal een nieuwe inrichting, de naam Eva én een gezicht. Eva is warm onthaald: na amper een maand gaat driekwart van de vragen via haar. Door Kitty Döppenbecker a de introductie van onze selfserviceportal, begin 2020, bleef zo’n veertig procent van alle vragen telefonisch of via e­mail binnenkomen. We hoorden ook van klanten dat gebruikers niet zo tevreden waren”, vertelt Joost Poulissen, teamleider bij ICT NML. Die klanten zijn de gemeenten Roermond, Venlo, Weert en Nederweert. ICT “N Over ICT NML ICT Noord­ en Midden Limburg (ICT NML) is een samenwerkingsverband, opgericht door de gemeenten Roermond, Venlo, Weert en Nederweert. Per 1 mei 2021 zijn ook twee Brabantse gemeenten aangesloten, Asten en Someren. Als ICT­dienstverlener neemt ICT NML de gemeenten het ICT­beheer en ­onderhoud uit handen. Ook faciliteert ICT NML bij automatiseringsvraagstukken. Daarbij wordt een gemeenschappelijk automatiseringsplatform geboden, als basis voor digitale samenwerking. 36 NML verzorgt de ICT­infrastructuur van de vier gemeenten, van storage en security tot en met de werkplekken en MS Office. De gemeentelijke toepassingen vallen daarbuiten. Met de selfserviceportal ondersteunt ICT NML zo’n 3.000 ambtenaren. Ze kunnen er storingen melden, hulp vragen bij computerproblemen, informatie opzoeken, applicaties bestellen en gebruikersrechten aanvragen. Maar in de praktijk gebeurde dit dus onvoldoende via de portal. In overleg met TOPdesk besloot ICT NML uit te zoeken waarom. Te veel keuzes Uit gebruikersonderzoek bleek dat de portal te complex was. Poulissen: “De meeste organisaties gebruiken TOPdesk voor meer dan alleen ICT­ondersteuning. Dan is het goed om keuzemogelijkheden te hebben. Maar bij ons leidde dit tot verwarring. Er waren te veel opties en formulieren. Zo moest je eerst aangeven waar je vraag over ging, bijvoorbeeld een vaste of mobiele werkplek, enzovoort. Voordat je je vraag kon stellen, was je vier stappen verder. Bovendien snapten mensen het verschil tussen een hulpvraag of aanvraag niet.” Ook was de informatie op de portal te gedetailleerd en technisch. “Wilde je iets weten over mobiele telefoons, dan kreeg je daar álle informatie over. Daardoor haakten gebruikers af en misten ze dingen die wel relevant waren.” Online klantenpanels ICT NML besloot de selfserviceportal opnieuw in te richten. Project Manager Rob Janssen en Functioneel Beheerder TOPdesk Jeroen Kusters deden dit samen met de consultants van TOPdesk en de gebruikers. Dat gebeurde via online klantenpanels. In de panels zaten naast eindgebruikers ook behandelaars van de gemeenten. Zij ondersteunen het gebruik van gemeentelijke toepassingen in de TOPdesk­omgeving van ICT NML. “Tijdens de sessies hebben we laten zien hoe dingen anders kunnen en de wensen besproken. Het was goed om dit samen te doen”, zegt Poulissen. Bij de klantenpanels was ook een externe communicatiespecialist. “Zij heeft geholpen bij het over de bühne brengen van informatie in de portal. Hoe structureer je informatie het beste? Hoe vertaal je die in teksten die aansluiten op de behoeften?” Gewoon op Eva klikken Op basis van de uitkomsten van de klantenpanels kreeg de selfservice portal een nieuwe inrichting én een nieuwe naam. Poulissen: “We vonden Eva wel pakkend voor een ‘persoon’ die 24 uur per dag voor je klaarstaat.” Eva kreeg ook een gezicht. “Je klikt in Windows of op je intranet op haar afbeelding om de portal op te starten. Dat is nu voor iedere gebruiker hetzelfde. Eerder had de portal

partner TOPdesk zodat gebruikers informatie makkelijk vinden en zelfredzamer zijn. Goede communicatie Goede communicatie heeft bijgedragen aan het succes van Eva. “Vooraf hebben we nagedacht over wie de stake holders van het project waren en hoe we die het beste konden informeren en meenemen.” Belangrijke projectsponsors waren bijvoorbeeld de accountmanagers voor de gemeenten van ICT NML. Na iedere panelsessies was er telefonisch contact met ze. De eindgebruikers werden op de hoogte gehouden via hun intranet, digitale flyers en banners onder de e­mails van ICT NML. Poulissen: “Door corona kon ook dat helaas alleen digitaal.” Vragen komen nu op de juiste plek binnen, waardoor we ze sneller kunnen beantwoorden verschillende namen en stond die op verschillende plekken. Bij de ene gemeente op het intranet, bij de ander in TOPdesk.” De selfserviceportal is nu veel simpeler, met vijf duidelijke opties. “Je kunt een storing melden, de status van je melding zien, een handleiding of veelgestelde vragen bekijken, of een bestelling of Nummer 42, april 2022 aanvraag doen. En wil je tips over iets, dan klik je op ‘Eva helpt’”, legt Poulissen uit. In plaats van dertig zijn er nog maar twee formulieren, dat is voor ICT NML voldoende. Met de formulieren stel je eenvoudig je vraag op de juiste manier. “Bij het invullen krijg je bijvoorbeeld automatisch suggesties.” Ook de kennisitems zijn nu to the point en begrijpelijk, Een maand na de introductie van Eva komt al 75 procent van de vragen via de selfserviceportal binnen. “We zien dat vragen nu wel op de goede plek worden gesteld en niet via het eerste de beste formulier. Daardoor kunnen we problemen sneller oplossen.” Gebruikers mogen alleen nog bellen als er echt brand is. “Bijvoorbeeld als de dienstverlening van een balie platligt of als je niet kunt inloggen.” Dat is een grote verandering, maar Joost Poulissen heeft er vertrouwen in. “We hebben nog geen harde cijfers over de tevredenheid van gebruikers, maar het gevoel is goed. Alle credits aan Rob en Jeroen en aan TOPdesk!” 37

Dat data een integraal deel van ons leven en werken uitmaken is evident. Maar dat dataplatforms aan die data een dynamiek geven die ons allemaal sterk gaat raken, dat beseft onze overheid nog onvoldoende. Platform expert Maurits Kreijveld en adviseur Karin van Steensel van BrabantAdvies pleiten voor minder naïviteit en open ogen ten aanzien van de platformdynamiek. En voor overheden die open data en open standaarden borgen en bevorderen. Een pleidooi voor open data Kracht of macht? D e digitale transformatie die sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw op stoom kwam, heeft ons leven ingrijpend veranderd. Dat geldt voor burgers, maar vooral ook voor publieke en private organisaties. Elke organisatie kreeg, en krijgt steeds meer, te maken met het werken met data. De coronapandemie heeft die digitale transformatie nog een extra zetje gegeven. Data is in feite een grondstof geworden, een onmisbaar bestanddeel in het besturen van een land, het runnen van een onderneming en het uitvoeren van publieke taken. Nu neemt data delen een hoge vlucht. Mede door de relatief nieuwe loot aan de digitaliseringstak: dataplatforms. Wij zien dataplatforms als businessen/of organisatiemodellen rond data. Vorm, doel en werkgebied kunnen verschillen, maar dataplatforms bestaan altijd uit drie componenten: data, infrastructuur en een community erop en eromheen. Data zijn in elk platform altijd de smeerolie. Platforms verzamelen data, delen data en combineren bestaande data. Daarmee zijn platforms een motor achter de exponentiële groei van data en datagebruik. Daarmee zijn het ook krachtige instrumenten – en is toegang tot data steeds belangrijker voor burgers, ondernemers en overheden. De opkomst van dataplatforms is volop gaande en gaat bijzonder snel. Denk aan de enorme groei van Amazon en Google. Of, dichter bij huis, aan bol.com, dat nog niet zo lang geleden begon als online boekhandel, en inmiddels - omgekat tot platform - ‘de winkel van ons allemaal’ is geworden. En met dat ‘allemaal’ bedoelt bol.com niet alleen eindconsumenten. Ook veel mkb’ers, de kleinere retailers van gisteren, kunnen inmiddels nauwelijks meer om dit platform heen. Impact van platformdynamiek De uitwisseling van data via dataplatforms zorgt voor een enorme impact op ons dagelijks leven, maar ook op het ondernemen en op het werken van overheden. Waar komt die impact vandaan, en waarom is ‘ie zo groot? Dataplatforms hebben een eigen dynamiek die uit drie delen bestaat: ze vervullen een spilfunctie, breiden uit als een olievlek en transformeren markten. En met die impact komen zowel kansen als groeiende risico’s. Overheden die willen besturen, die handelingsperspectief willen behouden, doen er goed aan die kansen en risico’s helder onder ogen te zien. Door Maurits Kreijveld en Karin van Steensel Beeld Shutterstock 38 1. Dataplatforms vervullen een spilfunctie: bepalen toegang Het platform bepaalt de spelregels waarmee de partijen met elkaar data

Podium uitwisselen en samenwerken. Zo bepalen platformorganisaties de voorwaarden waaronder partijen toegang hebben tot welk deel van de data, en bepalen ze zo ook wie toegang heeft tot de markt, de klant en tot de kennis over markt en klant. En dus ook wie de beste mogelijkheden heeft tot aanpassen en innoveren. 2. Dataplatforms breiden uit als een olievlek Een dataplatform kan zich als een olievlek uitbreiden. Door digitalisering is het mogelijk om met dezelfde data nieuwe toepassingen en diensten te ontwikkelen en daarmee steeds nieuwe markten te betreden. Zo zien we dat Google en Apple zich steeds meer richten op gezondheid, gaming en navigatie. 3. Dataplatforms transformeren markten Dataplatforms kunnen op nieuwe manieren vraag en aanbod met elkaar verbinden en nieuwe, vaak kortere waardeketens vormen die inspelen op de vraag van gebruikers, klanten en consumenten. Daardoor vallen grenzen tussen sectoren (deels) weg en zijn nieuwe samenwerkingsvormen mogelijk. Zo transformeren dataplatforms bestaande markten, en creëren ze nieuwe. Kracht: kansen voor overheden De spilfunctie, olievlekwerking en transformatiekracht van platforms vormen de basis voor de kracht van dataplatforms. Platforms bieden kansen voor overheden die zoeken naar oplossingen voor complexe maatschappelijke problemen. Platforms bieden de mogelijkheid om op nieuwe manieren, en sneller samen te werken. Zowel binnen en tussen sectoren, als tussen publieke en private partijen. Bijvoorbeeld rond verduurzaming en in de energietransitie: de oplossingen die we daar nodig hebben, vragen om samenwerking in flexibele netwerken, over de oude grenzen van sectoren heen. Juist dat is de kracht van platforms. Het opwekken en aan het net terugleveren van energie kan niet zonder platformtechnologie. Fijnmazige mobiliteit on demand is niet mogelijk zonder platformtechnologie. Zorginnovaties, hard nodig vanwege personeelstekorten, zijn ondenkbaar zonder het delen van data. Zaadveredeling – met alle mogelijkheden duurzame landbouw – heeft een enorme vlucht genomen dankzij platformtechnologie. Kortom: bij veel complexe maatschappelijke opgaven waarvoor overheden en samenleving momenteel staan, dragen platforms en platformtechnologie bij aan oplossingen. Nummer 42, april 2022 39 Dataplatforms brengen een breed en divers scala aan vraag en aanbod van goederen, diensten, informatie en kennis bij elkaar. Door data uit meerdere bronnen en van meerdere partijen te combineren, leveren platforms nieuwe kennis en inzichten op. Door data uit te wisselen werken partijen gemakkelijker samen en stemmen ze hun gedrag beter op elkaar af. Dat maakt betere dienstverlening, producten en diensten ‘op maat’ mogelijk, maar ook grote innovatiestappen. Macht: toegang tot data Natuurlijk is er een ‘maar’. En die ‘maar’ zit ‘m in de macht die data met zich meebrengen, en in de platformdynamiek die die macht versterkt en kan concentreren in één of enkele handen. Platforms kunnen, door de toegang tot data te bepalen dominant worden in een bepaald domein. Of machtiger worden dan de gebruikers ervan. Platforms kunnen hun invloed op de datatoegang inzetten om partijen uit te sluiten of juist te dwingen om het platform te gebruiken, of om datamacht op te bouwen waarmee ze later

Rol voor overheden: bevorder open data en een publieke data-infrastructuur Vanwege de grote maatschappelijke impact van dataplatforms vraagt de opkomst van dataplatforms ook een rol van overheden. Niet alleen voor de Rijksoverheid, maar ook en vooral voor gemeenten en provincies. Dat data inmiddels een onontbeerlijke grondstof is in vrijwel alle markten en publieke taken, pleit ervoor om open data en een publieke infrastructuur te zien als overheidstaken. Veel dataverzamelingen, data­infra en dataplatforms kunnen worden beschouwd als grondstof voor publiek nut; als nutsvoorzieningen. Idealiter is dit deel van een open publieke data­infrastrucconcurreren met hun eigen klanten, of in nieuwe markten. Dit gebeurde onder andere bij web winkels (opbouw van gedetailleerde klanten profielen), smartphones (gezondheidsdata ingezet voor nieuwe diensten en bij de marketing van die diensten) en melkrobots (grip op melksamenstelling, monitoring). In de toegang tot data ligt de machtspositie van dataplatforms beklonken. En rond die toegang tot data spelen ook de grootste risico’s. Toegang tot data betekent toegang tot kennis. Kennis om te groeien, te innoveren en om nieuwe oplossingsrichtingen te ontwikkelen. Door grote hoeveelheden data te verzamelen en verwerken bouwen dataplatforms een kennispositie op die groter is dan die van individuele partijen. Dataplatforms krijgen zo grote invloed op de kennisopbouw van bedrijven en overheden. Dit kan bedrijven en overheden afhankelijk maken van die platforms voor hun bedrijfsvoering en innovaties. Op termijn kunnen platforms, door die kennisvoorsprong, zelfs hun eigen klanten beconcurreren, of de positie in de keten van (bijvoorbeeld) mkb’ers aantasten. Een zelfstandig ondernemer kan zo in relatief korte tijd verworden tot een vrijwel stemloze uitvoerder-via-platform. Toegang tot data betekent ook: handelingsperspectief, effectiviteit, uitvoeringskracht. Dat is zeker ook voor overheden van groot belang. Zonder data, of toegang tot data van anderen, wordt het langzaamaan onmogelijk om publieke taken op een efficiënte, correcte, responsieve en effectieve wijze uit te voeren. Hoe de toegang tot data geregeld is, en welke langetermijnbelangen het platform heeft, zouden voor elke gebruiker van platforms daarom aandachtspunten moeten zijn. Kracht benutten en macht verdelen met open data De kracht van data biedt dus prachtige kansen, maar om die te benutten is het zaak de macht van data niet te sterk te laten concentreren bij enkele grote platformorganisaties. De kracht van data komt het best tot zijn recht bij open data: data die kunnen worden uitgewisseld, gedeeld, waarmee men kan inno40 tuur, die een voedingsbodem vormt voor innovaties en verduurzaming. Door zelf gebruik te maken van open source software en open data zorgen overheden ervoor dat publieke informatie over de inwoners, ondergrond, lucht en bodem toegankelijk blijft voor de hele samenleving. veren, problemen kan oplossen en groeien. Uiteraard kunnen niet alle data open zijn of blijven. Maar wanneer data te sterk geconcentreerd raken bij een paar partijen moeten overheden in de nabije toekomst wellicht over data onderhandelen met private partijen om hun taken te kunnen vervullen. Om nog maar te zwijgen van de mogelijkheden om data te benutten voor de oplossing van langetermijnvraagstukken. Wees als overheid dus alert op de macht van data. Houd altijd de beschikbaarheid van data in het achterhoofd. “Waar vind ik overmorgen de data die ik nodig heb voor het vervullen van mijn taken, om te innoveren, om ingewikkelde problemen te tackelen?” – die vragen zouden centraal moeten staan in de datastrategie van overheden. De platformdynamiek brengt dus fundamentele vragen met zich mee: over de vrijheid van kennis en informatie, de vrije markt, de effectiviteit van overheidshandelen, over innovatiekracht en slagkracht. Tijd om de naïviteit ten aanzien van platforms definitief te laten varen, en leren gebruik te maken van de kracht van platforms, zonder ten onder te gaan aan hun macht. Tijd om al doende te leren, met open ogen. Tijd om aan de slag te gaan! Dit artikel is gebaseerd op onderzoek van BrabantAdvies naar dataplatforms (juni 2021). BrabantAdvies houdt zich als onafhankelijk provinciaal adviesbureau bezig met de belangrijkste vraagstukken van Brabant. Meer informatie: www.brabantadvies.com. Karin van Steensel houdt zich als adviseur bij BrabantAdvies onder meer bezig met digitalisering en bestuurlijke kwaliteit. Maurits Kreijveld is onderzoeker en strategisch adviseur op het gebied van digitalisering, innovatie en platformeconomie.

Visser-Knijff Ironie Ironie I Piek Visser-Knijff Data-ethicus mart’ city, best ironisch. Een stad die datagedreven wordt bestuurd, met zijn digitale tweeling die terug knipoogt. Controle is hier van belang, en bij controle hoort surveillance. Traditioneel is dit begrip alleen van toepassing op overheden of autoriteiten die burgers in de gaten houden. Er zijn nakomelingen, dankzij Steve Mann: denk aan sous-veillance (burgers controleren de macht), co-veillance (burgers houden elkaar in de gaten) en self-surveillance (waarbij men zijn of haar eigen gedragingen monitort, dat er anderen meekijken is nu even niet het punt). Nog ironischer: een overheid die laat zien hoe zij zelf functioneert door zelfgemaakte beelden vrij te geven om het eigen functioneren te verantwoorden. Equiveillance, zou Steve Mann zeggen. Transparante samenleving, zou David Brin zeggen. Doorgeslagen beheersdrang, als je het mij vraagt. In Dave Eggers’ boek The Every probeert hoofdpersoon Delaney het bigtechbedrijf ‘S Nummer 42, april 2022 ronie lijkt een vast onderdeel te zijn van technologie-ontwerp, zo legt Michiel Nederlof uit in een blog getiteld ‘Technology, Irony and Resignation’. Technologie heeft een dubbelzijdig karakter: het is ontworpen voor het één, maar wordt gebruikt voor een ander doel. Meer en meer geven wij, de gebruikers, ons over aan dat dubbelzijdige karakter, is Nederlofs boodschap. The Every (denk Meta) te overtuigen van de meest absurde ideeën (in de hoop op een grens te stuiten). Een van haar pitches betreft het bevorderen van veiligheid. Nu er overal camera’s hangen in de buitenruimte, wordt het tijd om de veiligheid van kinderen te waarborgen daar waar ze het kwetsbaarst zijn: binnenshuis. Via de smart home assistant moeten signalen van huiselijk geweld worden opgepikt. Big tech neemt hierin de rol in van de overheid, maar wel op zo’n manier dat de overheid dat nooit zou doen – of willen (mag ik hopen). De technologische ontwikkelingen lokken nieuwe vormen van surveillance uit en de vraag is hoe ver de overheid daarin mee wil gaan en waar zij paal en perk aan gaat stellen. n de serie Black Mirror werd een misdaad opgelost via het gebruik van de feed van een socialmediabedrijf. Maar ook in het hier en nu levert de overheid zich over aan de ironie van het ontwerp van sociale media: het zijn waardevolle informatiestromen. I et gaat er niet meer primair om wie wie in de gaten houdt en in welke verhouding die tot elkaar staan. Het gaat er om wat er, wanneer en hoe in de gaten gehouden wordt. Waar de macht en controle liggen, wordt steeds duidelijker: niet primair bij de overheid. H 41

Van klimaatactivisten tot anti-vaxxers. Steeds meer Nederlanders laten hun stem horen op straat maar vooral ook online. Daarbij wordt ook wel eens gebruikgemaakt van desinformatie en online opruiing, wat kan leiden tot verstoring van de openbare orde en veiligheid. Wat kun je als overheid daartegen doen? En hoe bedreigend voor de democratie zijn die verontwaardigde online massa’s eigenlijk? Digitaal activisme: W anneer je te ver gaat op social media is het logisch dat je wordt gestraft. Al in 2012 legde de rechtbank in Arnhem voor het eerst gevangenisstraf op voor een jongen die via Facebook had opgeroepen auto’s in brand te steken. Vorig jaar werden vier mannen veroordeeld tot gevangenis- én taakstraffen, omdat ze online opruiende teksten voor de avondklokrellen verspreidden. Eind vorig jaar vond er een nieuwe variant plaats. In Haarlem kreeg een jongen een online gebiedsverbod opgelegd, en moest hij een dwangsom betalen van 2.500 euro aan de gemeente, nadat hij via social media had opgeroepen om te rellen. Ook de Utrechtse burgemeester Sharon Dijksma legde voor het eerst iemand een online gebiedsverbod op. Een 17-jarige jongen uit Zeist mocht zich twee weken niet online vertonen, nadat hij op social media had opgeroepen om te komen rellen in Utrecht. Het online gebiedsverbod bleek als maatregel echter een wassen neus, want het was niet juridisch houdbaar, en Dijksma kreeg van de lokale politiek het advies om in Den Haag maar te regelen hoe ze online opruiing wel effectief kan aanpakken. Maar ook in Den Haag ontbreekt het aan duidelijkheid wat je wel en niet mag doen als gemeente om online opruiing tegen te gaan, en in de gaten te houden wat voor digitaal activisme er allemaal plaatsvindt. Want mag je überhaupt wel mensen continu online monitoren? Het lijkt toch heel erg voor de hand liggend om als gemeente de openbare orde en veiligheid te bewaken via openbare online bronnen zoals Twitter en Facebook? Driekwart van de Nederlandse gemeenten gebruikt dan ook online monitoringstools, aldus onderzoek van NHL Stenden. Toch is het niet zo makkelijk. Om de individuele burger te beschermen is dataverzameling door overheden gebonden aan allerlei wetgeving, zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten Door Pieter Verbeek Beeld Barry Hage 42

bedreiging of kans? van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Toen de gemeente Amsterdam probleemjeugd in de stad in kaart wilde brengen door een analyse te maken van hun profielen op sociale media, werd ze op de vingers getikt door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Dit was te ingrijpend en een te grote inbreuk op de privacy van de jongeren. Geen wettelijke basis Op dit moment ontbreekt het dan ook aan een wettelijke basis voor het monitoren van de online-activiteiten van burgers, concludeerde de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) onlangs, naar aanleiding van het Utrechtse online gebiedsverbod. “Ondanks maatschappelijke noodzaak en bestuurlijke behoeften zijn de bevoegdheden voor het lokaal gezag vaak niet duidelijk”, legt Roxane Daniels, manager publieke waarden van de informatiesamenleving van de VNG uit. “Het online gebiedsverbod bleek nog niet te werken omdat de wet hierover nog te onduidelijk is. Je kunt als overheid ingrijpen wanneer er sprake is van online aangejaagde ordeverstoring, maar de vraag is wat voor middelen je dan kunt gebruiken. We hebben de minister gevraagd om de wet te verduidelijken zodat we instrumenten tot onze beschikking hebben. Zonder wettelijke grondslag zit je met je handen op je rug.” Inmiddels heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd om samen met de minister van Justitie en Veiligheid hiervoor een juridisch kader op te stellen. Maar dit laat nog wel even op zich wachten, aldus de VNG. In de tussentijd is er wel een aantal handreikingen uitgekomen die overheden ‘handelingsperspectief’ bieden tegen desinformatie en boze opruiende burgers online. Nieuwe democratische revolutie Maar hoe erg is het eigenlijk dat steeds meer mensen hun mening laten horen, zowel op straat als op social media en websites? Moet je daar als overheid wel zo bang voor zijn? Volgens Nummer 42, april 2022 43

Rudy van Belkom, onderzoeker aan de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT), en auteur van het boek Alive and Clicking - Er is hoop voor de democratie, is er momenteel een democratische revolutie gaande, die grotendeels online plaatsvindt. “Als je het nieuws volgt krijg je het beeld dat jongeren afhaken bij de politiek”, legt Van Belkom uit. “Tegelijk zijn ze echter bij de ene na het andere protest betrokken. Er is dus een kloof tussen maatschappelijke betrokkenheid en politieke participatie. Digitale technologieën kunnen deze kloof mogelijk dichten.” Moet je wel als overheid al die online activiteiten willen reguleren, vraagt hij zich af. “Misschien moeten we ons eerst afvragen wat er achter zit? Jongeren zijn wel degelijk politiek betrokken, alleen zijn ze zich daar vaak niet van bewust. Als je jongeren op school vraagt wat democratie is, weten velen van hen niet wat het is. Dan kan je ook niet zeggen of je het belangrijk vindt. We weten ze dus niet genoeg aan te spreken met ons huidige politieke stelsel. We kunnen een keer in de vier jaar stemmen, maar daarbuiten zijn er niet zoveel toegankelijke kanalen om je stem te laten horen.” En mensen die online activistisch zijn, voelen zich vaak niet gehoord via andere kanalen, gaat Van Belkom verder. “Als je beter naar ze luistert, hoeven ze ook niet zo hard te schreeuwen.” Zonnebloem-beweging En dat werkt. Zo wijst Van Belkom als voorbeeld naar Taiwan. In 2014 protesteerden activisten massaal tegen een nieuw handelsovereenkomst met China, uit angst dat dit de economie en nationale veiligheid zou bedreigen. In plaats van deze zogeheten Zonnebloem-beweging te verbannen, heeft de overheid naar de activisten geluisterd. Een van de activisten is zelfs benoemd tot minister van Digitale Zaken. Deze beweging noemde zichzelf civic hackers en kreeg de ruimte om nieuwe tools te ontwikkelen om burgers meer inspraak te geven. In plaats van social media te gebruiken, waar de schreeuwers overheersen, koos Taiwan voor een alternatief: Polis. Op dit platform komen niet de extremen bovendrijven, maar juist de consensus. “Met digitale tools als Polis gaan we weer terug naar een democratie waar echt iedereen kan meepraten, zoals het ooit in Athene begon bij de oude Grieken”, stelt Van Belkom. “Hierin kun je mensen inspraak geven op allerlei niveaus, van discussies met stakeholders, meepraten over wetsvoorstellen tot alleen maar meestemmen. Polis is een open source tool. De uitkomsten moeten wel serieus worden genomen. Anders raken mensen ontevreden.” De online consultatie via Polis heeft al geleid tot verandering van wetten, zoals rond Uber-taxi’s. De chauffeurs van Uber betaalden geen belasting, en hanteerden hele andere tarieven dan de reguliere taxichauffeurs. “Uiteindelijk is er een wetsvoorstel gekomen waar iedereen het over eens is. Het is mooi dat dit is geïnspireerd door activisme”, aldus Van Belkom. Platformdemocratie Ook Jasper Zuure, senior adviseur bij de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB), vindt dat de huidige kanalen niet meer toereikend zijn voor mensen om invloed en controle uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Voor de ROB stelde hij twee essaybundels samen over verontwaardiging en digitalisering: #WOEST en Doen, durven of de waarheid? Volgens hem zitten we nu in de tijd van de platformdemocratie, waarin mensen zich ad hoc, spontaan en vluchtig organiseren op platforms rondom onderwerpen en niet louter toeschouwer zijn. “Reguliere verkiezingen vormden van oudsher het kanaal voor de boosheid van burgers om de politieke besluitvorming te beïnvloeden. Maar de komst van social media heeft ervoor gezorgd dat massa’s zich anders organiseren. Je kan bijvoorbeeld veel makkelijker handtekeningen verzamelen voor een burgerinitia44

Er is een kloof tussen maatschappelijke betrokkenheid en politieke participatie. Digitale technologieën kunnen deze kloof mogelijk dichten tief of mensen mobiliseren bij een referendum. Dit roept de vraag op of er nieuwe kanalen nodig zijn.” In het proefschrift dat hij momenteel schrijft over hoe democratieën het beste kunnen omgaan met verontwaardigde massa’s pleit Zuure dan ook voor vernieuwing van de representatieve democratie. Deze zou massa’s veel beter kunnen betrekken, zoals via burgerinitiatieven, burgerfora en referenda. Al noemt hij het laatste vooral als noodrem. Maar wat te doen met burgers en activisten die online de openbare orde verstoren? Of die fake nieuws en andere desinformatie verspreiden? Daar moet de overheid op anticiperen, vindt Zuure. “Dat doe je door boze burgers zo vroeg mogelijk op te sporen, en met hen in gesprek te gaan, nog voordat de onvrede onbeheersbaar wordt. Mensen moeten een plek krijgen om dingen aan te kaarten. Als er windmolens moeten komen, betrek hen dan in een vroeg stadium erbij, zodat ze kunnen meebeslissen in plaats van hen op het einde nog even inspraak te geven. Zorg ervoor dat je als overheid dus benaderbaar bent, ook online. Natuurlijk moet je wel duidelijk aangeven waar de rechtstatelijke grenzen zijn. Geweld en intimidatie gaan te ver.” Daar is het Daniëls het mee eens. “Het beste is het gesprek voeren met de boze menigte. Waar haal je je informatie vandaan? Hoe kun je onderbouwen dat dit de waarheid is? Natuurlijk is het je digitale democratische recht om je onvrede online te kunnen uiten. In gesprek gaan met elkaar is een van de fatsoensnormen van onze samenleving.” Minister van waarheid En wat is de rol van de platforms zelf? Moeten Twitter en Facebook zelf nepnieuws of opruiing aanpakken? Kan de overheid hen daartoe zetten? “Dat is een spannende discussie”, stelt Zuure. “Je wilt geen minister van waarheid hebben, die bepaalt wat ‘waar’ is. Maar niks doen vergroot weer de kans dat grote machtige partijen het nieuws bepalen, zoals grote bedrijven, buitenlandse mogendheden of trollenfabrieken. Ik denk dat de overheid wel een belangrijke regulerende functie heeft en social mediaplatforms op hun verantwoordelijkheid moet aanspreken. Ook kan je nadenken over alternatieve, eigen platforms rond speciale onderwerpen in beleid, zoals in Taiwan. En laten we vooral niet vergeten dat digitale verontwaardiging ook kansen biedt. Het laat zien dat mensen betrokken zijn, wat hun idealen zijn. Als je als openbaar bestuur daarachter komt kan je dat gebruiken om je beleid en democratie te versterken. Zo houden burgers het openbaar bestuur scherp op het algemeen belang en waken ze over vrijheid. En dat is toch de kern van democratie?” Nummer 42, april 2022 45

Parlementair tweegesprek over het temmen van Big Tech ‘Hadden we DSA en DMA In Brussel wordt de laatste hand gelegd aan twee wetten die de dominantie van Big Tech moeten intomen en die burgers en grondrechten online moeten beschermen. Een dubbelinterview over de Digital Markets Act en de Digital Services Act met Europarlementariër Kim van Sparrentak en Queeny Rajkowski van de commissie Digitale Zaken van de Tweede Kamer. Door Peter Lievense Beeld Barry Hage 46

maar eerder gehad’ I n de VS maakt het bedrijfsleven de dienst uit op internet en in China trekt een autoritaire overheid aan de digitale touwtjes. Europa is het beschaafde alternatief dat de burger centraal stelt. Dat is kort door de bocht de ambitie achter de digitale agenda van de Europese Unie. Er valt vast van alles op aan te merken, maar Big Tech is er niet gerust op nu het ene na het andere digitale wetsvoorstel in Brussel het licht ziet: na de AVG nu de Data Act, de Data Governance Act, de Chips Wet, de AI Act, de Digitale Grondwet. Deze Europese digitale Verlichting is niet zonder impact: neem de AVG, die irriteert bedrijven en overheden als een steenpuist op het zitvlak maar heeft wel wereldwijd een nieuwe privacy-etiquette afgedwongen. Aan de Digital Markets Act – die de marktdominantie van Big Tech moet intomen – en tweelingwet Digital Services Act, die online grondrechten en consumentenbelangen moet beschermen, wordt in Brussel de laatste hand gelegd. In wat de laatste fase van het wetgevingsproces is, onderhandelen het Europees Parlement, de Raad met ministers van Economische Zaken, en de Europese Commissie over de definitieve wettekst. Met Kim van Sparrentak, lid van het EP namens GroenLinks en betrokken bij de totstandkoming van DSA en DMA, en Queeny Rajkowski, lid van de VVD-fractie in de Tweede Kamer en rapporteur voor DSA en DMA in de vaste Kamercommissie Digitale Zaken, spreekt iBestuur over de vermeende effectiviteit en reikwijdte van DSA en DMA. Het gesprek vindt online plaats; niet via Zoom of Teams - geen Big Tech ditmaal - maar via de webapplicatie van Whereby, een innovatieve Europese start-up, geheel in lijn met het onderwerp van gesprek. Het narratief luidt: Den Haag staat met de rug naar Brussel. In een Europees wetgevingstraject geeft de Kamer de minister huiswerk mee naar de Europese Raad die in de onderhandelingen niet zelden tegenover het Europees Parlement staat. Is er samenwerking geweest tussen de parlementen in dit dossier? “Jazeker,” weet Rajkowski. “Dit is wetgeving waar we allemaal op zaten te wachten: het gaat om bescherming van burgers, bedrijven, mkb, journalisten. De gehele Kamercommissie Digitale Zaken heeft hier aan meegewerkt en er was regelmatig contact met het parlement in Brussel. Ik liet mij regelmatig bijpraten door mijn collega’s van Renew Europe (de liberale fractie in het EP waar de VVD maar ook D66 deel van uitmaken, red.) Alleen DMA telde namelijk al meer dan 200 amendemenNummer 42, april 2022 ten vanuit het EP; dat is anders niet bij te houden. Ik had geen contact met Kim, maar wel met haar partijgenoot in de Tweede Kamer. Als Kamer probeer je de minister tenslotte zoveel mogelijk één boodschap mee te geven naar de Raad. In dit dossier stond Den Haag dus zeker niet met de rug naar Brussel!” Samenwerking over en weer: betekent dit dat jullie, en de VVD en GroenLinks, het helemaal eens zijn over hoe de DMA en DSA er uit moeten komen te zien? “Of Queeny en ik het 100 procent eens zijn, weet ik niet”, zegt Van Sparrentak. “Maar Renew en de Groenen (de fractie in het EP waar GroenLinks deel van uit maakt, red.) zijn het zeker niet op alle punten eens. Iedereen vindt dat er wetgeDit is wetgeving waar we allemaal op zaten te wachten: het gaat om bescherming van burgers, bedrijven, mkb, journalisten ving moest komen, maar in hoeverre we bijvoorbeeld aan de verdienmodellen van Big Tech gaan tornen, daarover verschillen we van mening. Wij wilden een verbod op alle gepersonaliseerde advertenties en op microtargeting omdat die zorgt voor maatschappelijke polarisatie. Wij wilden ook dat algoritmes standaard uit zouden staan, zodat de gebruikers er bewust, opt-in, voor zouden moeten kiezen om zich te laten beïnvloeden. Daar heeft de VVD binnen Renew tegen gestemd.” 47

Kim van Sparrentak: “Wij wilden dat algoritmes standaard uit zouden staan.” beeld: eva plevier “Ik vind het inderdaad niet erg dat platformen profielen aanmaken en algoritmes gebruiken”, zegt Rajkowski. “De vraag is: wat verzamelen ze en wat doen ze ermee? Ik vind het fijn als ik de juiste schoenen krijg aangeboden en een zekere mate van personalisatie is handig. Maar algoritmes moeten niet leiden tot filterbubbels en echokamers. Transparantie is noodzakelijk: waarom krijg ik dit of dat te zien in mijn tijdlijn? Facebook moet onderzoekers onder de motorkap laat kijken, zodat duidelijk wordt hoe die algoritmes werken, wat er niet goed gaat en wat eruit moet.” “Daar zijn in het EP heftige discussies over gevoerd: algoritmes zouden bedrijfsgeheimen zijn”, interrumpeert Van Sparrentak. “Daar ging Renew in mee!” Rajkowski: “Dat klopt. Vergelijk het met de koekjes van Verkade: Verkade moet vermelden wat de ingrediënten zijn maar hoeft niet het recept publiek te maken. De onderzoekers die de algoritmes bekijken zouden een geheimhoudingsverklaring moeten tekenen.” 48 Innovatie in hoe een democratie te ontwrichten of mensen te manipuleren, daar zitten we toch niet op te wachten? Een kwestie van onder de motorkap kijken: is het zo eenvoudig? Niet dus, meent Van Sparrentak: “Frances Haugen, de klokkenluider van Facebook, zei in het EP dat er misschien maar honderd mensen in de wereld zijn die de algoritmes van Facebook echt begrijpen. Ze pleitte ervoor dat een Europese toezichthouder op zijn minst een paar van die slimme mensen in dienst zou moeten nemen. Tijdens die hoorzitting waren

Wet inzake digitale markten - Digital Markets ACT (DMA) De DMA is een aanvulling op mededingingswetgeving en introduceert regels voor grote online platformen, ‘poortwachters’, om te voorkomen dat zij hun machtspositie misbruiken om andere bedrijven en consumenten oneerlijke voorwaarden op te leggen. Dit moet concurrentie, innovatie en lagere tarieven bevorderen. Poortwachters zijn bedrijven die in minimaal drie lidstaten aan minimaal 45 miljoen gebruikers diensten aanbieden zoals sociale netwerken, online advertentiediensten, zoekmachines, virtuele assistenten en connected TV. Als tweede voorwaarde noemt het wetsvoorstel een minimale jaaromzet van 6 miljard euro en een marktwaarde van 60 miljard euro. Naast de grote vijf – Apple, Amazon, Facebook, Google en Microsoft – vallen daarmee ook bedrijven als Uber en Booking binnen het bereik van de DMA. De DMA voorziet in een aantal verplichtingen die bij een ruime interpretatie de bijl zetten in de verdienmodellen van bovengenoemde bedrijven. Dan zou bijvoorbeeld Apple op gelijke voorwaarden ook andere appstores toe moeten laten, mag Meta geen data meer combineren van WhatsApp en Facebook, en idem voor Google dat geen profielen meer mag maken door het combineren van data van gebruikers van bijvoorbeeld YouTube, de EP-leden enthousiast, maar bij de onderhandelingen bleek een meerderheid tegen. Op de rechterflank - christendemocraten en liberalen - heerst het narratief dat te veel regels ook onze eigen start- up’s, de toekomstige Europese Facebook en Google, belemmeren om innovatief te zijn. Maar innovatie in hoe een democratie te ontwrichten of mensen te manipuleren, daar zitten we toch niet op te wachten?” De impact van social media is nauwelijks te overschatten: niet de minste onderzoekers beweren dat zonder social media Trump nooit president zou zijn geworden en het Verenigd Koninkrijk nog steeds deel zou uitmaken van de EU. Van Sparrentak: “… en zonder social media ook geen bestorming van het Capitool, zeker. Maar dat betekent niet dat je mensen moet verbieden om complottheorieën te publiceren. Iedereen moet kunnen schrijven wat hij wil. Vroeger stond er ook weleens iemand op de markt met een bord ‘The end is near!’ Het probleem is de supersnelle en wijdverbreide Nummer 42, april 2022 Gmail en de zoekmachine. Booking mag niet meer van hoteliers eisen dat zij hun logementen elders voor lagere prijzen aanbieden en – overall – moeten gebruikers voorgeïnstalleerde software kunnen verwijderen, data en gegevens mee kunnen nemen naar de concurrenten en mogen poortwachters eigen diensten en producten niet langer voortrekken. Het Europees parlement wil bovendien interoperabiliteit, zodat het bijvoorbeeld mogelijk moet worden om berichten uit te wisselen tussen WhatsApp en Signal. De handhaving ligt niet bij de lidstaten maar bij ‘Brussel’. De boetes tot slot zijn niet mals. In het wetsvoorstel gaat het om maximaal 10 procent van de wereldwijde jaaromzet – in geval van bijvoorbeeld Apple gaat het dan al gauw om 30 miljard euro. Het Europees Parlement wil die bovengrens verhogen naar maximaal 20 procent! Zowel de Raad voor Concurrentievermogen (de ministers van EZ van de lidstaten) als het Europees Parlement hebben hun aanpassingsvoorstellen ingediend en met de Europese Commissie onderhandelen zij nu over de definitieve wettekst. Deze wordt in ieder geval nog tijdens het Franse voorzitterschap verwacht. De wet zou dan in de hele EU naar verwachting in 2023 van kracht kunnen zijn. verspreiding en de algoritmes die de mensen in de extreme hoek trekken. De impact is enorm. We moeten onze democratie beschermen en daar zijn regels voor nodig.” Daar gaat Rajkowski in mee: “Alle partijen zijn het er over eens dat socialemediaplatformen hun verantwoordelijkheden moeten nemen. Tijdens een hoorzitting in de commissie Digitale Zaken zei de vertegenwoordiger van Facebook: ‘Als het je niet aanstaat op Facebook, ga je toch weg?’ Maar zo werkt dat natuurlijk niet! Zij willen de digitale publieke ruimte worden: prima! Maar dan onder strikte regels. Big Tech heeft laten zien dat zelfregulering niet werkt; daarom we hebben de DSA en de DMA nodig!” Maar laat Big Tech zich nog reguleren? Apple is meer dan 3000 miljard dollar waard op de beurs, meer dan de hele automotive en de foodsector samen; Apple, Google, Facebook, Amazon en Microsoft samen 10.000 miljard! Daar zit ook ons pensioen in belegd. Ze begeven zich op steeds meer gebieden – dat geld 49

Wet inzake Digitale Diensten - Digital Services Act (DSA) liseerde advertenties voor minderjarigen. De DSA is de opvolger van de Richtlijn elektronische handel – in goed Nederlands bekend als de e­commerce richtlijn – die twintig jaar geleden het licht zag. De wet regelt de verplichtingen van ‘aanbieders van tussenhandelsdiensten’ zoals cloudproviders en webhosters, ISP’s, social mediaplatformen, marktplaatsen en appstores. Een apart categorie vormen de platformen met meer dan 45 miljoen gebruikers in de EU, de Very Large Online Platforms, kortweg VLOP’s. De wet moet consumenten en grondrechten beter beschermen. Eerlijkere en meer open digitale markten moeten ruimte bieden aan innovatie, en het doorgroeien van kleinere platformen en startende ondernemingen. Een greep uit de gereedschapskist: dienstverleners moeten procedures voor het melden en verwijderen van illegale content inrichten; zakelijke gebruikers moeten zich identificeren om illegale praktijken te voorkomen; moderatie van geplaatste content moet transparant en aanvechtbaar zijn. Platformen moeten de zogenaamde aanbevelingsalgoritmes transparant maken en het moet mogelijk zijn om gepersonaliseerde advertenties eenvoudig te weigeren. Het Europees Parlement wil bovendien een verbod op gepersonazoekt nu eenmaal rendement –; in de zorg, het onderwijs, infrastructuur, finance. Facebook investeerde vorig jaar 10 miljard dollar alleen al aan de R&D voor de Metaverse. Dat is meer dan alle publieke R&D-gelden in Nederland voor alle onderzoeksgebieden samen. Wat kun je nu met DSA en DMA tegen deze reuzen? “We zijn vooral nog puin aan het ruimen”, zegt Van Sparrentak. “Als het gaat om internet en social media dan hobbelen we er achteraan”, vindt Rajkowski. “Hadden we DSA en DMA maar eerder gehad.” “Deze grote bedrijven bepalen wat iedereen te zien krijgt op internet, maar ze richten zich ook op de publieke voorzieningen. De DMA blijft te beperkt van reikwijdte. Wij hebben een verbod op killer acquisities (overnames om concurrenten of innovaties uit te schakelen, red.) geamendeerd, maar die is beperkt. Met de overname van Fitbit bijvoorbeeld harkt Google een enorme berg gezondheidsdata binnen, maar volgens de autoriteiten is Google een zoekmachine en Fitbit een armband 50 De VLOPS komen onder het vergrootglas: onderzoekers moeten toegang krijgen tot data om vast te stellen hoe de platformen werken en hoe online risico’s veranderen. Zij moeten bovendien voldoen aan verplichtingen op het gebied van risicobeheer, externe risicocontrole en publieke verantwoording. In een amendement vraagt het EP om een verbod op ‘dark patterns’: subtiele vormen van manipulatie van de gebruiker, doelbewust verstopt in het ontwerp van de VLOP’s. De lidstaten moeten een onafhankelijke, bevoegde autoriteit ­ de coördinator voor digitale diensten ­ aanwijzen die toeziet op handhaving. De gezamenlijke coördinatoren vormen de Europese raad voor digitale diensten. Toezicht op de VLOP’s ligt primair bij de Europese Commissie. De maximale boete bedraagt 6 procent van de wereldwijde jaaromzet. Als zelfs dat niet helpt, kan de rechter eventueel (tijdelijk) de stekker uit een dienst trekken. Het Europees Parlement, Raad voor Concurrentievermogen (de ministers van EZ van de lidstaten) en de Europese Commissie buigen zich over de definitieve wet die voor de zomer verwacht wordt en uiterlijk binnen drie jaar in alle landen van kracht moet zijn. en dus zou deze overname ook onder de DMA toegestaan worden”, zegt Van Sparrentak. “Ik zit ook in de commissie Sociale Zaken in het EP, daar werken we ook aan een platformrichtlijn. Dan zie je dat chauffeurs rechtszaken winnen van Uber, maar dat die liever de boetes betaalt dan voldoet aan de regels. Big Tech is zo groot en rijk dat ze zich van regels nauwelijks iets aan hoeven te trekken.” “Eens”, zegt Rajkowski, “en daarom ben ik zo blij met de gigantische boetes die nu in DMA en DSA zijn opgenomen. Die kun je niet meer eenvoudig incalculeren in je jaarcijfers. En misschien schieten de nieuwe wetten op bepaalde vlakken tekort, maar er is wel in opgenomen dat de Europese Commissie marktonderzoek kan initiëren en flexibel met bijvoorbeeld de criteria voor poortwachters kan omgaan. En als het gaat om de DSA: die is heel helder. Illegale content moet van het platform af, punt! Ze kunnen niet meer duiken. We kunnen experimenteren met DMA en DSA. En wat we leren nemen we mee naar de komende AI-wet. De impact van AI wordt nog groter dan die

De gigantische boetes kun je niet meer eenvoudig incalculeren in je jaarcijfers van social media nu. De AI-act gaat boven de techniek uit en gaat naar waarden kijken.” Het Europees Parlement, de Raad van ministers van EZ en de Europese Commissie onderhandelen nu over de definitieve wettekst. Wat zijn de knelpunten? “Het EP heeft het recht op anonimiteit voor gebruikers geamendeerd in de DSA. De Raad wil daar liever niet aan. Overheden willen graag af en toe mee kunnen lezen op internet. Daarnaast proberen lidstaten om ‘eigen’ bedrijven buiten de DMA te houden. Maar deze wet geldt natuurlijk niet alleen voor Amerikaanse bedrijven,” aldus Van Sparrentak. “Ik verNummer 42, april 2022 Queeny Rajkowski: “De impact van AI wordt nog groter dan die van social media nu.” wacht wel dat de maatregelen uit de DMA die de machtsposities van Big Tech aanpakken, zoals het verbod op het combineren van data, op de laagste-prijsgaranties en bijvoorbeeld de verplichting om ook andere aanbieders toe te laten, gehandhaafd blijven. Interoperabiliteit is nog wel een discussiepunt. Er staat veel druk op de onderhandelingen. Macron wil dit afronden tijdens het Franse voorzitterschap zodat hij goede sier kan maken bij de presidentsverkiezingen: ‘ik heb Big Tech aangepakt!’ En dat is in het voordeel van het Europees Parlement!” Een paar dagen voor het ter perse gaan van iBestuur magazine hebben onderhandelaars van het Europees Parlement en de EU-lidstaten een akkoord bereikt over de invulling van de Digital Markets Act. Het akkoord moet nog bekrachtigd worden door het Europees Parlement en de Europese Raad; het is de bedoeling dat de regels eind dit jaar of in 2023 ingaan. 51

Inwonerparticipatie: ‘Als het voor Rotterdam werkt, werkt het voor alle gemeenten’ In het programma Digitale Stad onderzoekt de gemeente Rotterdam de mogelijkheden van digitale innovatie voor de stad van de toekomst. Kern van het programma is de ontwikkeling van een digitaal Open Urban Platform met een driedimensionale digitale kopie van de stad. Ook het betrekken van inwoners bij de inrichting van hun leefomgeving hoort daarbij. We spreken erover met Arjen Wijnands, projectleider Co-creatie Digitale Stad bij de gemeente Rotterdam, onderdeel van het programma Digitale Stad. “B innen het project Co­creatie Digitale Stad bekijken we welke toepassingen kunnen helpen om de stad samen beter leefbaar te maken,” vertelt Wijnands. “Daarbij willen we ook graag inwoners meer invloed geven op wat daaruit gaat komen. Hoe zien zij hun leefomgeving graag? Dat onderzoeken we nu met behulp van de nieuwe ontwerptool Furban.” “Furban is zo laagdrempelig dat je zonder training vooraf of instructie een digitaal ontwerp kan maken van een buitenruimte! Als het ontwerp eenmaal klaar is, kun je het ook plaatsen in Augmented Reality (AR). Dan kan je iedereen het ontwerp laten zien. Nu plaats je een straatcode (QR­code) en kan je via de app het ontwerp bekijken, dat is echt prachtig! Furban is, voor zover bekend, nu de enige tool die hiervoor beschikbaar is.” Laagdrempelig en visueel aantrekkelijk “De Omgevingswet dwingt participatie af. Het mooie is dat Furban dit 52 Projectleider Arjen Wijnands: “Vanuit gemeenten wordt het begeleid ontwerpen als zeer interessant ervaren, het samen doen.” heel laagdrempelig mogelijk maakt. Via QR­stickers in de buitenruimte kun je het publiek bereiken dat daadwerkelijk op bijvoorbeeld een plein loopt. Een ander aspect is de visualisatie in 3D. Waar in het verleden heel veel tekst nodig was om iets te visualiseren heb je nu bijna geen tekst meer nodig. Je kan het gewoon zien!” Groter bereik “Stap één voor ons was contact leggen met de projectleider die zich bezighoudt met de ontwikkeling van de buitenruimte. Vervolgens hebben we inwoners laten ontwerpen en ook 3D­voorstellen van de gemeente zelf besproken. Op een bewonersavond hebben we deze ontwerpen met elkaar gedeeld. Dit biedt ruimte om nog aanpassingen te doen.” “Bij normale bewonersavonden zie je toch vaak dezelfde gezichten. Nu geef je de 'stille meerderheid’ een extra mogelijkheid om mee te kijken en nodig je mensen uit om op een laagdrempelige manier mee te doen. Er is dus een veel groter bereik, veel groter dan met alleen een bewonersavond. Ook kun je een behoefteinventarisatie doen: ‘Dit is het voorbeeld van wat het zou kunnen zijn’. Door het te publiceren in AR kun je bij inwoners de laatste check doen en aangeven hoe het er straks in het echt uit komt te zien!”

partner C e n t r i c “Inwoners vinden het heel interessant en staan er echt voor open. Zij zeggen: kom maar op! Vertel ons gewoon wat je wil en wij snappen ook wel dat het niet in beton is gegoten. Ambtenaren reageren soms terughoudender en stellen zichzelf de vraag: beloven we niet te veel? Zijn de verwachtingen niet te hoog, Nummer 42, april 2022 of denken bewoners dat ze alles maar mogen ontwerpen en beslissen zonder randvoorwaarden? Ik denk dat inwoners best begrijpen dat niet alle ideeën ook direct één­op­één zo worden uitgevoerd. Daarnaast wordt vanuit gemeenten het begeleid ontwerpen als zeer interessant ervaren, het samen doen.” Meer toekomstplannen “Binnenkort gaan we nog meer projecten starten en daar willen we Furban ook voor inzetten. We zijn enthousiast over de tool en zouden die ook aanbevelen bij andere gemeenten. Want als het voor Rotterdam werkt, werkt het voor alle gemeenten!’’ 53

© 2021 IMAGEM en/of haar licentiegevers. Alle rechten voorbehouden. DE DIGITAL TWIN ZORGT VOOR EEN OPEN OVERHEID ‘Een digital twin geeft ons en onze burgers dezelfde blik op de stad en maakt besluitvorming eenvoudiger en transparant.’ Willem Hartzuiker, gemeente Almere. Meer weten? Lees het hele artikel in deze uitgave van iBestuur magazine of bezoek onze website. www.imagem.nl

Doek Gesloten Gesloten mits H et zal niemand zijn ontgaan dat 1 mei de Wet open overheid (Woo) in werking treedt. De wet voorziet ook in regelgeving voor actieve openbaarheid. In de inspanningen om de informatiehuishouding te verbeteren staat het belang van de burger voorop. Het wantrouwen ten aanzien van het functioneren van de overheid is alom aanwezig en het is zaak om dit te keren. Dit vraagt om bewustwording in de uitvoering en bij ambtenaren. Het uiteindelijke doel van het transparanter worden, het inzicht bieden in het handelen van de overheid, dient voorop te staan. Maar waar gaat die transparantie om? Hoe verhoudt transparantie zich tot openbaarheid? Deze termen worden naar mijn mening te vaak door elkaar gebruikt, terwijl ze niet hetzelfde betekenen. Afelonne Doek Algemeen rijksarchivaris ransparant zijn over het handelen betekent dat je kunt begrijpen hoe er is gehandeld, dat het duidelijk is hoe processen verlopen zijn, welke afwegingen er zijn gemaakt en hoe besluitvorming en beleid tot stand zijn gekomen. Daar moet je zo open mogelijk over zijn. Dit is niet per se hetzelfde als openbaarheid. Je kunt transparant en open zijn over je handelen zonder dat álle informatie die daarbij hoort ook direct openbaar is. In sommige gevallen zijn geslotenheid en vertrouwelijkheid van informatie zelfs van levensbelang, in andere gevallen is een mate van vertrouwelijkheid functioneel in de besluitvorming. In gesprekken over de Woo valt de bezorgdheid over die mogelijkheid tot vertrouwelijkheid op. “Wat kan ik nog vertrouwelijk bespreken?” “Moet echt alles wat ik mail, app, inspreek naar buiten als daarom T Nummer 42, april 2022 D gevraagd wordt? En ook zonder dat daarom gevraagd wordt? Valt alle communicatie onder de Woo?” Ik begrijp de zorgen, als mens, als ambtenaar, want ook mijn werk zou het niet helpen als alles wat ik mail, app, bedenk, bespreek met mijn collega’s voor iedereen opvraagbaar is. e erkenning van het belang van een mate van vertrouwelijkheid mag echter niet leiden tot verminderde openbaarheid van informatie. Juist hierover moet het gesprek bewust gevoerd worden. Wat betekent het om in dienst van de burger, bij de overheid te werken? Welke verantwoordelijkheid brengt dat met zich mee ten aanzien van de informatie die daarbij wordt geproduceerd? Het recht op informatie is de hoeksteen van de democratie. Hoe zorgen we ervoor dat we dit recht niet onnodig beperken door informatie langer dan nodig is en op voor de burger onduidelijk gronden vertrouwelijk te houden? Hoe komen wij tot een voor iedereen aanvaardbare manier om in alle vrijheid te kunnen spreken, ideeën te spuien zonder dat die meteen voor iedereen te lezen moeten zijn. Zonder dat deze informatie dan maar niet opgeschreven of bewaard wordt? ant vertrouwelijkheid hóeft mijns inziens niets af te doen aan transparantie, als je maar open bent over het belang van vertrouwelijkheid en welke informatie uit het proces niet meteen openbaar kan worden en om welke redenen. Wat mij betreft gaan we van ‘gesloten mits naar open tenzij’ en ik roep mijn lezers op hierover mee te denken en er met elkaar over in gesprek te gaan. W 55

Samenleving digitaliseert in sneltreintempo Werk aan de winkel voor solt Szabo, Vice­President Business Innovaties bij Capgemini Nederland en oud­Tweede Kamerlid pleit voor intensievere publiek­private samenwerking, met name bij de inzet van schaars IT­talent. Z U was politicus, ambtenaar en bent werkzaam in het bedrijfsleven. Kunt u aangeven waar we nu staan met de digitalisering van onze samenleving? “Laat ik beginnen met het regeerakkoord. Daar wordt ruim één pagina ingeruimd voor het onderwerp digitalisering. Dat is volkomen terecht. Ingegaan wordt onder meer op de kansen die digitalisering biedt voor onze samenleving, de positie van Nederland als digitaal knooppunt en de versterking van de internationale samenwerking. Stuk voor stuk onderwerpen die onze welvaart en ons welzijn kunnen versterken. Maar er gebeurt nog meer: na mijn vertrek uit de Kamer in 2006 hebben overheden belangrijke stappen gezet op dit dossier en met name op het gebied van samenhangend beleid. Ikzelf vind de instelling van een CIO Rijk met de daarbij behorende overleg organen een belangrijke sleutel om te komen tot de gewenste ordening op dit dossier.” Is de Kamer klaar voor de digitale transformatie? “Nu wel. Zie de instelling van de vaste commissie Digitale Zaken. Als je kijkt naar de thema’s waarmee ze aan de slag gaan, zoals rond opkomende technologieën, data-ethiek, de digitaliserende overheid en digitale infrastructuur, denk 56 Met dank aan het vele thuiswerken heeft de digitale transformatie van veel bedrijven in Nederland een hoge vlucht genomen. Ook de digitalisering van de overheidsdienstverlening staat hierdoor weer volop in de belangstelling. Wat heeft het nieuw aangetreden kabinet nodig om op dit dossier succes te boeken? ik dat we nu een ordening op onderwerpen hebben aangebracht waarmee we op een gestructureerde wijze met elkaar het debat kunnen aangaan. Ik ben trouwens wel benieuwd hoe de commissie de debatten met het kabinet wil gaan voeren, gelet op het feit dat veel van de thema’s departementoverstijgend zijn. Daarnaast is het waardevol dat gezaghebbende instanties als de Raad van State en de Algemene Rekenkamer buitengewoon serieus de ontwikkelingen rond digitalisering volgen.” Mijn adagium: ‘standaardiseren helpt innoveren’ Waarom is dat belangrijk volgens u? “Denk in het bijzonder aan de totstandkoming van conceptwetteksten met een digitale component, zoals de Omgevingswet of de ontwikkelingen rond autonoom rijden. Belangrijk is dat in een vroeg stadium op het juiste niveau met de juiste kennis ecosystemen bij elkaar komen om de haalbaarheid van beleid tijdig te toetsen. Zo voorkom je dat de Tweede Kamer maar ook de Eerste Kamer niet achteraf worden verrast met tekortkomingen als bijvoorbeeld het niet tijdig beschikbaar zijn van uitvoeringssystemen of problemen rond de privacy van burgers.” Dit betekent dus ook dat de informatiehuishouding van de overheid op orde dient te zijn? “Zeker! En daarom was ik heel blij om te horen dat Arre Zuurmond op 1 januari werd benoemd als regeringscommissaris Informatiehuishouding en zich zal gaan richten op het programma ‘Open op Orde’ met als doel de verbetering van de informatiehuishouding binnen de Rijksoverheid. Beschikbaarheid, bruikbaarheid en betrouwbaarheid van overheidsinformatie zijn namelijk voorwaardelijk aan een goede dienstverlening aan burgers en bedrijven. Ik weet dat Arre, sinds ik hem aan het begin van deze eeuw ben gaan volgen, een passie heeft voor dit onderwerp. Als ik op zijn plek zou zitten zou mijn adagium zijn: ‘standaardiseren helpt innoveren’.”

partner Capgemini de politiek Zsolt Szabo: “Beschikbaarheid, bruikbaarheid en betrouwbaarheid van overheids informatie zijn voorwaardelijk aan een goede dienstverlening aan burgers en bedrijven.” beeld: marnix klooster Er is dus nog een hoop werk aan de winkel. U heeft in uw carrière aan beide kanten van de tafel gezeten; wat zou u het nieuwe kabinet mee willen geven? “Ik ben niet zo een fan van ‘het typisch Hollands vingertje’ dus ben ik zeer terughoudend om de overheid zaken mee te geven. Maar ik onderken wel twee aandachtspunten waar overheid en bedrijfsleven samen over in gesprek zijn. Dat is in de eerste plaat schaarste aan IT­kennis en ten tweede van buiten naar binnen denken met de burger centraal. De digitalisering van onze samenleving versnelt. Behoeften tot digitalisering nemen toe, sneller dan beschikbare Nummer 42, april 2022 productiemiddelen, zoals IT­expertise. Deze schaarste lijkt een blijvertje. Dat betekent dus keuzes maken. Wat doe je zelf en wat kun je aan derden overlaten? Cruciaal hierbij is dat overheden en ITbedrijven continu met elkaar in gesprek zijn over de behoeftebepaling en wijze van capaciteitsafname door overheden. Gaat dit bijvoorbeeld via een uurtarief, sourcing of via cloud­dienstverlening. Het tweede punt gaat dus over van buiten naar binnen denken. Een voorbeeld: de introductie de komende jaren van nieuwe vervoersmodaliteiten als bemande en onbemande drones. Een onomkeerbare ontwikkeling met een gigantische impact op hoe wij de openbare ruimte opnieuw gaan inrichten, de bestaande infrastructuur, IT­dienstverlening, het milieu en maatschappelijke vraagstukken rond ethiek en privacy. Voldoende munitie voor politici om de komende 30 jaar via stapels uit te zetten onderzoeken over te debatteren. Maar die tijd hebben we niet.” Hoe dan wel? “Zoek elkaar, overheid en bedrijfsleven, tijdig op, zowel nationaal als internationaal. Werk samen met elkaar aan grensoverschrijdende beleidsdomeinen. De digitale wereld vraagt om andere vormen van samenwerking. Laat het bedrijfsleven daarin proactief meedenken.” 57

Wetenschap maakt Eva beter Inwoners met een afstand tot de arbeidsmarkt begeleiden naar werk; het is een complexe opgave die meer en meer in handen is gelegd van de gemeenten. Dat vraagt veel van de professionals in het sociaal domein. Ondersteuning met nieuwe aanpakken, technologieën en wetenschappelijke kennis is daarom hard nodig. Zoals de ontwikkeling van de instrumentengids Eva. é werkzoekende bestaat niet, standaardoplossingen ook niet. Bovendien is de arbeidsmarkt constant in beweging. Voor de werkcoach van de gemeente is het een hele klus om voor elke individuele werkzoekende een passende aanpak te vinden. Eva helpt daarbij. Eva is een digitale gids waarin alle instrumenten en trajecten zijn verzameld die kunnen bijdragen aan het vinden van werk. En dat zijn er heel wat. Hoe filter je daar uit wat voor de inwoner in kwestie relevant is? En hoe doe je dat op een manier die je kunt onderbouwen en evalueren? Dat vraagt om twee belangrijke voorwaarden. Eva moet meer zijn dan een willekeurige verzameling instrumenten; er moet een structuur onder liggen die gebaseerd is op een bewezen model. Daarnaast moeten de werkcoaches hun werk op een manier doen die vaste stappen kent. Als aan die voorwaarden is voldaan, wordt de dienstverlening beter en effectiever. Even gechargeerd gezegd: je plukt dan niet meer zomaar uit de etalage wat je mooi vindt of wat de vorige keer gewerkt heeft, maar haalt dat eruit wat op basis van feiten het beste past. D Werklandschap van tegels Voor een gestructureerde werkwijze en recente inzichten is de wetenschap ingeschakeld. Roland Blonk bekleedt bij 58 Tilburg University de leerstoel Arbeidsdeskundigheid en Inclusieve Innovatie van Arbeid en is als hoofdonderzoeker van TNO betrokken bij Eva. “Ons doel is om wetenschappelijke kennis toe te voegen aan de praktijkkennis. We willen samen met de professional, degene die met de voeten in de klei staat, beschikbare kennis toepasbaar maken. Methodisch werken is daarin van belang. Dat houdt in dat je voor elke casus dezelfde stappen doorloopt: van informatie verzamelen, behoeften vaststellen, doelen formuleren, een plan van aanpak maken, uitvoeren en evalueren. Werkt een aanpak, prima. Werkt het niet, dan pas je het aan en begin je weer voor aan de cyclus. Door methodisch te werken zorg je dat je handelen vastgelegd en meetbaar is én dat er overal een eenduidige manier van werken ontstaat.” Maar om methodisch te werken heb je een model nodig om je handelen, dat wat je inzet voor de cliënt, te structureren. Dat is niet de instrumentengids zelf; Eva is oneerbiedig gezegd de buitenkant, dat wat de werkcoach als eerste ziet als hij op zoek gaat naar een passende aanpak voor zijn cliënten. Onder de motorkap van Eva zit een structuur: het Werklandschap. De instrumenten in Eva worden ingevoerd volgens de structuur van dit Werklandschap. Die structuur is opgebouwd uit Instrumentenformat Naam instrument Samenvatting Doel Uitvoeringsvorm Vragenlijst Onderzoek eLearning (webinar, etc.) Workshop Training Coaching Anders: Werkwijze Onderscheidende aanpak Groep/Individueel Toelichting doelgroep Voorwaarden deelname Werk/Stage Werkafspraken Aanmeldinstructies Intensiteit # Totale duur # uur/week Beschikbare gebieden Regio/Gemeente/Wijk uur/dagen/ weken/maanden Totale kosten Toelichtingen Locatie,intensiteit,duur,kosten Aanvullende inhoud Downloads/Links/Video’s Naam: Telefoon: Email: # # Adres Straat: Huisnr: Postcode: Plaats: Samenwerkingspartners Aanvullende informatie Locatie(s) uitvoering Adres/Aanbieder/Klant thuis /Gemeente/Werkgever Aanbieder Naam: Straat: Huisnr: Postcode: Plaats: # # # # Contactpersoon Intern Extern tegels. Tegel één is de melding, de start van het traject, en de laatste tegel is de plaatsing van de cliënt. Onder elke tegel hangen de instrumenten die bij de betreffende tegel passen. Integratief gedragsmodel Voor het invullen van de tegels is daarnaast gebruikgemaakt van inzichten uit het integratieve gedragsmodel, een model uit de psychologie. Blonk: “Het integratieve gedragsmodel geeft de knoppen weer waar je als werkcoach aan kunt draaien als je iemand begeleidt. Daarbij gaat het om twee factoren:

VNG Realisatie Werklandschap maatschappelijk fit meedoen, in balans zijn en participeren melding start diagnostiek opstellen klantbeeld werk fit klaar voor werk bemiddeling kandidaten en vacatures koppelen plaatsing werkelijk aan de slag oriëntatie op de arbeidsmarkt Tegels werklandschap Melding Diagnostiek Orientatie Doelgroep Jongeren tot 27 jaar 50-plussers (Vermoedelijk) arbeidsbeperkten (Vermoedelijk) verstandelijke beperking (IQ 50-85) Statushouders Migranten Ondernemers Dak- en thuislozen Anders: Maximaal 8 extra Tegels werklandschap Melding Diagnostiek Orientatie Maatschappelijk fit Werk fit Opleiden Bemiddeling Plaatsing Nazorg Klantkenmerken Pychosociale aandachtspunten Lichamelijke aandachtspunten Praktische aandachtspunten Klantkenmerken Basisvaardigheden Maatschappelijk fit Werk fit Opleiden Bemiddeling Plaatsing Nazorg opleiden kwalificeren nazorg voor duurzame plaatsing Het Werklandschap verbeeldt de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers. Het Werklandschap geeft inzicht in de veelzijdige dienstverlening, structureert deze en laat de onderlinge verhoudingen zien. Klantkenmerken De klantkenmerken zijn gebaseerd op het integratieve gedragsmodel (IGM). IGM toegepast op werkzoek-gedrag (naar Blonk, 2018) Sociale- en culturele vaardigheden Basis werknemersvaardigheden Toekomstige werknemersvaardigheden Sollicitatievaardigheden Diplomeren, certificeren en praktijkverklaring Werkervaring Willen en geloof in eigen kunnen Zelfregie/zelfsturing Sociale steun en netwerk Pychosociale aandachtspunten Lichamelijke aandachtspunten Praktische aandachtspunten Basisvaardigheden Beroepskeuze, beroepsvoorkeur en beroepsoriëntatie Sociale- en culturele vaardigheden Basis werknemersvaardigheden Toekomstige werknemersvaardigheden Sollicitatievaardigheden Diplomeren, certificeren en praktijkverklaring Werkervaring Beroepskeuze, beroepsvoorkeur en beroepsoriëntatie Willen en geloof in eigen kunnen Zelfregie/zelfsturing Sociale steun en netwerk Geloof in eigen kunnen (self-efficacy) Belemmeringen Attitude Sociale druk en steun Vaardigheden – Werkzoekvaardigheden – Vakvaardigheden – Werknemersvaardigheden Zelfregulering – Doelen stellen – Omgaan met tegenslag – Plan B – Zelfmonitoring – Reflecteren Zoekintentie Zoekgedrag Doel: Baan motivatie en gedrag. Bij motivatie van een werkzoekende speelt bijvoorbeeld mee: hoe belangrijk vind je het om aan de slag te gaan, en denk je dat je het kunt. De tweede factor is gedrag: bijvoorbeeld, heeft de cliënt voldoende werkzoekvaardigheden, zijn er lichamelijke of mentale beperkingen. Een goede re­integratie werkt aan zowel motivatie als aan gedrag. Het integratieve gedragsmodel geeft een overzicht van factoren die motivatie en Nummer 42, april 2022 gedrag beïnvloeden en biedt inzicht in welke instrumenten helpen om bijvoorbeeld een belemmering weg te nemen, een vaardigheid aan te leren, zelfregie te stimuleren of het belang en de motivatie te versterken. Samen met de tegels is het Werklandschap meteen een inventarisatie van je beschikbare instrumenten.” Theorie klinkt altijd ingewikkeld, maar gelukkig wordt er ook gedacht aan de praktijk, de uitvoerbaarheid. Er is een handreiking geschreven over hoe om te gaan met Eva. Dat wordt nu beproefd in een pilot waaraan acht gemeenten meedoen. Blonk: “Het plan is om daarna op te schalen naar nog 50 gemeenten, op weg naar landelijk gebruik. Want harmonisatie in de uitvoering is ook belangrijk. Zodat we zonder de lokale kleur weg te nemen in elke gemeente op een eenduidige manier met informatie omgaan en dezelfde taal spreken.” 59

Web3: decentraal internet op internet helpen Talloze partijen werken aan een nieuwe ‘versie’ van het internet, Web3 geheten. Hiermee zouden makers en consumenten meer controle kunnen (terug)krijgen over hun eigen creaties, en hun eigen persoonlijke data. Web3 zou de macht van grote centraalgeleide techplatforms zoals die van Amazon, Google en Facebook en van censurerende overheden kunnen breken. Is dit de toekomst van het internet of een utopie; een open en vrij internet, zoals ooit bedoeld, maar inmiddels ingehaald door de realiteit? eb3 is een nieuw ‘ontwerp’ van het internet waarbij data, software en diensten niet op een paar centrale plekken worden opgeslagen, maar gedistribueerd, op heel veel verschillende plekken verspreid over een groot netwerk van computers. De filosofie hierachter is dat geen enkele individuele partij zo controle kan uitoefenen over die data. W Bij Web3 worden de voorwaarden en afspraken voor transacties vastgelegd in een ‘protocol-laag’ die onderdeel uitmaakt van het internet zelf. Dat kan goed nieuws zijn voor consumenten, gebruikers en makers. In die laag kan bijvoorbeeld het eigenaarschap van data en content worden vastgelegd. Hiermee kunnen gebruikers, makers en consumenten eigenaar blijven van hun data en zelf bepalen met wie ze die delen en onder welke voorwaarden. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor nieuwe vormen van identificatie en authenticatie die momenteel in ontwikkeling zijn onder de noemer Self-Sovereign Identities. Nu zijn deze data doorgaans eigendom van de aanbieders van de platforms en de diensten die bedrijven en consumenten gebruiken, zoals Google, Amazon, Salesforce en Facebook. Data en digitale content kunnen een uniek nummer krijgen waarmee een origineel weer te onderscheiden is van een kopie, iets wat door digitalisering op het internet was verdwenen en digitale piraterij in de kaart speelde. Makers en artiesten krijgen daardoor betere mogelijkheden om hun werk te exploiteren bijvoorbeeld door gelimiteerde oplages en door het onbetaald kopiëren en verspreiden van hun werk tegen te gaan. Digitale echtheidscertificaten hebben inmiddels een impuls gegeven aan de handel in digitale kunstwerken en exclusieve voorwerpen, de zogenoemde Non Fungible Tokens. Hoe kan Web3 de macht van platforms breken? Door Maurits Kreijveld 60 Het is de wens van veel Web3-idealisten dat het gedecentraliseerde internet ook de macht van de grote platforms zal breken. Deze platforms ontlenen hun

Podium kan machtsbalans herstellen marktmacht immers aan de integratie van talloze producten en diensten rondom een centrale marktplaats. Hierbij leveren de platformaanbieders de infrastructuur waarop diverse vraag en aanbod samenkomen en ze bepalen tevens de ‘governance’, de spelregels en voorwaarden waarop gehandeld mag worden. Hieraan gekoppeld leveren ze ondersteunende diensten zoals identificatie, reputatiesystemen, betaaldiensten, voorraadbeheer, klantprofielen, distributie en customer insights. En in ruil voor dit alles moeten gebruikers van het platform een ‘fee’ betalen, die bijvoorbeeld bij Apple en Google kan oplopen tot 30 procent van de verkoopprijs - iets waar een groeiende weerstand tegen is. Consumenten betalen vaak ook met hun data, die eigendom worden van het platform, wat platformaanbieders eveneens een strategisch voordeel oplevert in de markt. Succesvolle platforms weten gebruik te maken van een ‘winner-takesall’ principe waarbij ze een strategische positie, bijna monopoliepositie, verwerven in de toegang tot markten. Web3 kan die macht doorbreken doordat het de gebundelde onderdelen van een platform, namelijk het marktbeheer (de ‘governance’) en de marktinfrastructuur inclusief de bijbehorende diensten, van elkaar loskoppelt. Het marktbeheer vindt decentraal plaats in de ‘protocollaag’ van Web3 en hoeft niet langer via een platform als centraal knooppunt te worden Nummer 42, april 2022 verzorgd. De verificatie van (de echtheid en betrouwbaarheid van) aanbieders en vragers en het bijhouden van de transacties (betalingen), vindt dan plaats in het netwerk zelf, bijvoorbeeld via een centrale boekhouding zoals die bij blockchains worden gebruikt. Iedere aanbieder, en ieder ecosysteem van bedrijven, kan gebruikmakend van de protocol-laag zelf een infrastructuur bouwen en bijbehorende diensten ontwikkelen. Omdat al deze diensten uitgaan van dezelfde afspraken, kunnen ze geautomatiseerd en naadloos met elkaar samenwerken. Wie een product of dienst wil verkopen aan een klant hoeft dus niet langer gebruik te maken van het geïntegreerde aanbod van een platformaanbieder maar kan kiezen uit verschillende aanbieders. Web3 kan zo een grotere concurrentie op gang brengen tussen bouwers van infrastructuur en diensten. Bedrijven en consumenten kunnen kiezen uit meerdere verschillende aanbieders, bijvoorbeeld een voor reputatiesystemen, of zoekmachine, een ander voor planning en weer een ander voor logistiek en distributie. Meer concurrentie moet ook leiden tot lagere kosten voor de diensten, dus goedkopere transacties. 61

Gun je inwoners het gemak van digitale dienstverlening Is mijn uitkering al binnen? Kan ik mijn jaaropgave inzien? Met de eDiensten Sociaal Domein van Centric bied je inwoners een online omgeving waar ze 24 uur per dag, 7 dagen per week hun eigen zaken regelen, van uitkeringsaanvraag tot inkomensverklaring. Het volledige proces verloopt digitaal, tot en met de verwerking in de procesapplicatie. Even inloggen met DigiD en inwoners ontvangen direct antwoord. Snel en veilig op afstand. Dat is het gemak van digitale dienstverlening. Daarom de eDiensten Sociaal Domein: 9 Betere dienstverlening 9 Minder administratie 9 Lagere uitvoeringskosten 9 Volledig digitaal Meer weten over de eDiensten? Ga naar www.centric.eu/edienstensociaaldomein

Podium En als verschillende diensten allemaal gebruikmaken van dezelfde afspraken, kunnen gebruikers gemakkelijker schakelen tussen verschillende diensten, bijvoorbeeld tussen TikTok en YouTube, en tussen WhatsApp en Signal of Twitter en Facebook – iets wat op dit moment vrijwel onmogelijk gemaakt wordt door de platformaanbieders. De gebruikersprofielen, persoonsgegevens en reputaties, hoeven niet langer gekoppeld te zijn aan een account bij een van de platformen maar worden op andere plaatsen bewaard, decentraal en met meer controle voor de klant of consument. Zo kan Web3 de macht van de grote geïntegreerde platforms breken. Wishful thinking? Tot zover het ideale scenario van de Web3-voorstanders die al vanaf het begin een open internet voor zich zien, waarin iedereen wereldwijd zich vrij kan bewegen, uiten en handeldrijven, met volledige transparantie, behoud van privacy en veiligheid. Toch bleek de praktijk anders. Het is niet toevallig dat het internet zich op de huidige manier ontwikkeld heeft. Die wordt immers niet zozeer gedreven door technologie maar door zakelijke belangen (een verdienmodel voor het ‘gratis’ internet) en overheidswensen (tegengaan schadelijke content en desinformatie). Bedrijven en consumenten hebben behoefte aan overzicht en zoeken naar ankerpunten van partijen die ze kunnen vertrouwen, partijen die veilige en stabiele diensten leveren. Er wordt nu al gewezen op de wildgroei aan cryptomunten, dus protocollen die de interoperabiliteit van diensten en een snelle start van Web3 in de weg staan. Het is reëel dat er een consolidatie komt waarbij enkele toonaangevende en betrouwbare sleutelspelers overblijven; en met de investeringen die Facebook/Meta en Microsoft op dit vlak doen is het niet ondenkbaar dat ook zij daar een grote in rol zullen hebben. Maar dat brengt ons terug in een vergelijkbare situatie als bij de huidige platformeconomie, met enkele grote spelers met aanzienlijke macht. Bovendien moeten deze spelers ook een belang hebben om te investeren in nieuwe dure technologieën, dus er moet ook wat te verdienen zijn voor ze. De waardestijging van een cryptomunt (of ‘token’), zou een belangrijke beloning kunnen zijn voor de ontwikkelaars, beheerders en investeerders in een bepaalde blockchain. Het koersverloop van de cryptomunten is echter allesbehalve transparant en zeker nu ze volop verhandeld kunnen worden, ook onderhevig aan grillige koersschommelingen. Speculaties en geruchten kunnen dit verder voeden. Dit kan de stabiliteit en betrouwbaarheid van Web3 enorm ondergraven. Third parties Verder kleven er nogal wat haken en ogen aan de blockchaintechnologie (distributed ledger technologies, DLT), die lastig op te schalen is, te traag is voor het afwikkelen van grote hoeveelheden Nummer 42, april 2022 transacties en bovendien energie slurpt. Bovendien is gebleken dat blockchains wel degelijk manipuleerbaar zijn wanneer bepaalde partijen een te groot aandeel erin krijgen. Gezien de nadelen van blockchains (zie ook artikel op iBestuur.nl van 4 januari waarin Bart Jacobs verwijst naar een recente Duitse evaluatie van DLT voor gebruik als SSI) wordt er nadrukkelijk ook gewerkt aan alternatieven, zoals decentrale databases met gedeeld toezicht. Hier is dan een rol voor trusted third parties (TTP) die certificaten uitgeven en de betrouwbaarheid controleren. Wellicht kan dit een belangrijke pijler worden voor Web3. Misschien is dit wel het meest interessante aan de ontwikkelingen rond Web3; dat er een expliciete rol kan ontstaan voor ‘derde partijen’ die zich zuiver richten op het bouwen van vertrouwen, het verzorgen van eerlijke en transparante transacties. Een soort transOntwikkeling internet wordt niet zozeer gedreven door technologie maar door zakelijke belangen nationale arbiters, rechters of notarissen als neutrale intermediairs en uitgevers van certificaten. Zeker als deze een sterke positie krijgen zou dit de macht van aanbieders, vragers en aanbieders van marktplaatsen meer in balans kunnen brengen – en zo de macht van grote platformaanbieders met hun huidige vele rollen kunnen terugdringen. Facebook wil overigens ook een belangrijke vertrouwenspersoon worden op het gebied van certificaten, de zogeheten NFT, non fungibel tokens, terwijl het tegelijkertijd ook het handelsplatform ervoor wil zijn. Het is de vraag of Web3 er ooit komt en hoe het eruit zal zien. Een meer coöperatieve platformeconomie, waarbij alle partijen uit het ecosysteem inspraak hebben in de governance, zou ook veel van de huidige nadelen van de platformeconomie kunnen ondervangen. Telkens worden nieuwe technologieën ontwikkeld die kansen en bedreigingen met zich meebrengen. Hoe dan ook is het essentieel dat overheden en samenlevingen voortdurend blijven nadenken over de spelregels van het internet, de machtsbalans tussen spelers en de positie van gebruikers. 63

Cybersecurity permanente uitdaging voor Rijk Digitale ‘dijkbewaking’ Datalekken, ransom ware of erger. De cybercrimineel rammelt 24/7 aan de ICT-poort, ook aan die van de Rijksoverheid. Digitale weerbaarheid vergt een nog intensievere samenwerking tussen ministeries en uitvoeringsorganisaties. En daar wil de I-strategie Rijk op inzetten. Emine Özyenici: ”Samen optrekken is steeds belangrijker bij cybersecurity.” beeld: martijn beekman Door Pieter van den Brand 64

vergt inhaalslag D e hybride oorlogsvoering in Oekraïne onderschrijft maar weer eens de noodzaak van digitale weerbaarheid, ook voor de Nederlandse Rijksoverheid. Aan de bloedige fysieke strijd gingen wekenlang cyberaanvallen vooraf, die de websites van ministeries en andere overheidsinstanties platlegden. Om nog maar te zwijgen over de impact van HermeticWyper. Dit virus dat de digitale infrastructuur compleet kan vermorzelen bleek al langer in ICT-systemen aanwezig en werd met één druk op de knop geactiveerd. Het Cybersecuritybeeld Nederland 2021 bevestigt de acute dreiging van statelijke actoren en criminele hackers. Digitale weerbaarheid kreeg dan ook terecht een eigen hoofdstuk in de I-strategie Rijk, stelt hoofddirecteur bedrijfsvoering en CIO Emine Özyenici van het ministerie van Justitie en Veiligheid. “Cybersecurity vergt permanente aandacht. Of het nu om aanvallen van statelijke actoren of om menselijke fouten binnen je eigen organisatie gaat, je loopt continu het risico dat primaire processen stuk lopen of vitale infrastructuur ondermijnd wordt.” Özyenici trekt het thema in de I-strategie Rijk. Haar voorganger bij JenV had dat in het CIO-beraad van het Rijk al toebedeeld gekregen. Özyenici kwam bij de afronding van de I-strategie medio vorig jaar terug naar het ministerie vanuit haar functie van CIO bij de Sociale Verzekeringsbank. “Ik gaf direct aan dat ik dit onderwerp graag wilde doen. Het ligt me na aan het hart.” Dat het thema bij JenV terechtkwam, behoeft weinig uitleg. Het ministerie is nauw bij de uitvoering betrokken en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en het Nationaal Cyber Security Center (NCSC) vallen onder het departement. “We zouden geen knip voor de neus waard zijn, als we dit thema beleidsmatig hadden laten schieten”, zegt Özyenici die bij het fijn slijpen van het hoofdstuk steun kreeg van CIO Maarten Jonker van het UWV en Aart Jochem, sinds eind 2020 de eerste Chief Information Security Officer (CISO) bij het Rijk, beiden lid van het CIO-beraad. “De samenwerking tussen beleid en uitvoering is cruciaal. Feitelijk veiligheid creëren doe je in de uitvoeringsorganisaties zelf, waar de uitval van systemen grote impact heeft. Samen optrekken is steeds belangrijker bij cybersecurity. We moeten elkaar nog beter weten te vinden.” Focus De achtergrond bij deze boodschap is goed gedocumenteerd: het Cybersecuritybeeld Nederland signaleert dat de overheid in de organisatie van digitale weerbaarheid achterop loopt. De I-strategie beschrijft waar de focus moet liggen: sturen op veiligheidsrisico’s, continu werken aan feitelijke veiligheid en van alle rijksambtenaren een sterke in plaats van een zwakke schakel maken. Het gevaar zit vooral achter de computer: medewerkers klikken pardoes op duistere linkjes en bijlagen of gebruiken makkelijk te kraken wachtwoorden. Thuiswerken tijdens de coronacrisis heeft de risico’s verhoogd. “Managers en Nummer 42, april 2022 65 Het gevaar zit vooral achter de computer: medewerkers klikken pardoes op duistere linkjes

Cybersecurity: wie houdt de Rijksoverheid scherp? Nederland heeft drie jaar terug de Wet beveiliging netwerk­ en informatiesystemen (Wbni) ingevoerd. Hiermee zijn de wettelijke eisen aangescherpt en moeten vitale sectoren als de energiesector en de drinkwatervoorziening aantoonbaar maken dat ze hun cybersecurity organisatiebreed op orde hebben. Ook moeten ze melding maken van incidenten bij het Nationaal Cyber Security Center (NCSC). Voor de Rijksoverheid geldt dit nog niet. Wel is afgesproken met het NCSC om incidenten te melden. Bij de herziening van de Europese richtlijn netwerk­ en informatiebeveiliging (NIB) komt daar verandering in. Verwacht wordt dat de landelijke overheid in de EU­landen voortaan ook als vitale sector wordt gezien. De wettelijke meldplicht voor incidenten gaat dan eveneens voor overheidsorganisaties gelden. Het streven is de NIB­herziening in 2022 af te ronden, waarna lidstaten de wetgeving in eigen land aan kunnen passen. Ministeries hebben op dit moment geen toezichthouder die controleert of ze hun cybersecurity goed hebben geregeld. Denk aan het publieke drinkbedrijf Waternet in Amsterdam, dat vorig jaar door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) onder verscherpt toezicht werd geplaatst, omdat het onvoldoende ‘in control’ was over zijn cyberveiligheid. De ministeries vallen dan wel onder het toezicht van de Algemene Rekenkamer, maar dat is puur beleidsmatig. Als de Rijksoverheid straks als vitale sector geldt, zal er dus ook een toezichtfunctie moeten worden ingericht. 66 ICT-beheerders hebben een eerste verantwoordelijkheid, maar er zitten duizenden ambtenaren aan het endpoint van een netwerk, met een laptop of telefoon. Bewustwording is een blijvend aandachtspunt”, zegt Jonker. Voor Özyenici telt ‘adoptiesnelheid’. “Bij incidenten moet je kritieke processen snel weer aan de praat krijgen. Net als onze premier bij het losbarsten van het conflict in Oekraine zei dat we onze defensie in paraatheid moesten brengen, moeten we ook digitaal voorbereid zijn.” SOC’s De hamvraag is hoe je de digitale weerbaarheid over de ministeries en uitvoeringsorganisaties heen kunt borgen. De Rijksoverheid is immers een netwerkorganisatie geworden, die intern en extern werkt in een ICT-infrastructuur die over de grenzen van organisaties heen gaat. Vaak ligt de oorzaak van een incident daarbuiten, denk aan de recente horror rond Log4j, de veelgebruikte software die activiteiten registreert op webservers. Ministeries en uitvoeringsorganisaties hebben een eigen of een gedeeld Security Operation Center (SOC). Elk departement is namelijk zelfstandig verantwoordelijk voor de beveiliging van informatie en persoonsgegevens. Zelfs binnen departementen bestaan onderdelen met een eigen verantwoordelijkheid. Zaak, stelt Jochem, is intensief samen te werken zodat alle organisaties binnen het Rijk op hetzelfde informatieniveau zitten. “De grote SOC’s doen dat al. Nu de kleintjes nog. Je kunt veel van elkaar leren, bijvoorbeeld over welke ICT-producten je gebruikt en wat de kwetsbaarheden hiervan zijn. Ook de monitoringfunctie is wezenlijk. Welke dreigingen zijn er? Kom je veiligheidsrisico’s tegen, op welk niveau ga je die dan beantwoorden?” Sommige onderdelen van de Rijksoverheid zijn een voor de hand liggend doelwit en worden bijna dagelijks aangevallen, aldus Jochem. DDos-aanvallen op overheidsdiensten hebben voor uitval gezorgd. “Waar we nog aan moeten werken, en dat staat ook in de I-strategie, is de hele linie van monitoring bij de SOC’s voor elkaar te krijgen. Het zijn soms kleine organisaties met weinig ICT-deskundigheid. De ervaring leert dat de zwakke broeders het eerst worden aangevallen.” Jonker trekt een parallel met de aanpak van de waterveiligheid. “De dijken staan er, maar de dijkbewaking moet naar een hoger level. De toenemende cyberdreigingen doen het waterpeil stijgen. In het delen van monitoring-informatie is een efficiencyslag nodig.” Centraal-decentraal Maar waarom dan geen centrale organisatie om van de hele Rijksoverheid de cyberveiligheid te regelen? “We hebben er in het CIO-beraad lang over gediscussieerd of er een centraal SOC zou moeten komen”, zegt Jonker. “Zowel voor centraal als decentraal valt wat te zeggen. Het voordeel van centraal is duidelijk: je hebt veel meer slagkracht. Alleen mis je bij een centraal SOC alle specifieke kennis van het bedrijfsproces en de applicaties van de betrokken organisaties. Deze lokale kennis is onontbeerlijk om ervoor te kunnen zorgen

Aart Jochem: “Zwakke broeders worden het eerst aangevallen.” dat je digitale beveiligingsproces goed loopt. We hebben daarom voor ‘en-en’ gekozen. Iedereen heeft zoveel mogelijk een eigen SOC met mensen die de lokale situatie goed kennen. Daarnaast zijn we nu een centraal niveau met medewerkers op aan het bouwen, die de SOC’s zo goed mogelijk bijstaan.” In het Landelijk Dekkend Stelsel vormt het NCSC samen met de SOC’s en de CERT’s (computer emergency response teams) van de verschillende overheidsorganisaties een netwerk van informatieknooppunten waar op een snelle en veilige manier veiligheidsinformatie uitgewisseld kan worden. De inzet in de I-strategie is erop gericht dit stelsel verder uit te bouwen en te verbeteren, verduidelijkt Özyenici. “We kunnen beter op ontwikkelingen inspelen door resources te delen of door kleinere organisaties die geen SOC hebben, concreet bij te staan als zich dreigingen voordoen. Logisch is dat organisaties een eigen SOC houden, want daar ligt ook de verantwoordelijkheid. Je kunt zoiets niet in handen leggen van een orgaan dat op afstand staat en het wel even voor je regelt. Binnen het stelsel kunnen we specialisaties binnen de SOC’s toewijzen. ICT-kennis bij de Rijksoverheid is schaars. Intussen komt cybercriminaliteit in steeds meer verschijningsvormen. Het is lastig in je eigen organisatie alle takken van sport in huis te hebben. Dat maakt het wel weer ingewikkelder, want je moet dan wel snel met andere SOC’s kunnen schakelen.” Digitale paraatheid Bij de ministeries en uitvoeringsorganisaties is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in lokale weerbaarheid, onder meer door medewerkers op te leiden. Ook laten ze de eigen systemen testen door teams van andere overheden en externen en oefenen ze in crisissituaties. “Ook dat moeten we meer gaan doen. De middelen hiervoor moeten beschikbaar blijven”, zegt Özyenici. “We brengen de eigen organisaties continu in digitale paraatheid. Het kan een risico vormen als je dat naar een centraal SOC zou willen brengen om opnieuw alles te gaan organiseren. Daar is ook geen tijd voor. De dreigingen zijn ernstig genoeg. Laten we de discussie over de noodzakelijke structuren en governance tot een minimum beperken en geen dubbelingen creëren ten opzichte van wat we nu al hebben. De tijd en middelen die er zijn, investeer ik liever in het verder verhogen van onze digitale paraatheid. Dat zou onze opgave moeten zijn.” Nummer 42, april 2022 Maarten Jonker: ”Bewustwording is een blijvend aandachtspunt.” beeld: olivier middendorp Cybercriminaliteit komt in steeds meer verschijningsvormen 67

Publieke waarden centraal ICT, of het bredere begrip digitalisering, speelt een belangrijke rol in onze maatschappij. Niet alleen in economisch opzicht - dat is belangrijk voor bedrijfsleven en consument - maar zeker ook op een wat hoger niveau. In de relatie tussen overheid en burger. Met betrekking tot de positie van de burger zelf. En wat betreft het functioneren van overheidsorganisaties, individueel, of in relatie tot elkaar. r is al veel bereikt. En veel daarvan zijn we vanzelfsprekend gaan vinden. Algemene informatieverzoeken worden ‘realtime’ beantwoord, het afhandelen van transacties (van wat voor aard dan ook, van het aanvragen van paspoorten E 68 tot het betalen van verkeersboetes) verloopt vlot, zonder onnodig wachten; waar vroeger wachtrijen voor overheidsloketten stonden wordt de burger nu sneller en binnen ruimere ‘openingstijden’ bediend. Met veel daarvan zijn we al zo vertrouwd dat we het niet meer vergelijken met de niet­digitale wereld van hiervoor. Het zorgt er ook voor dat we meer oog hebben voor de nadelen van digitalisering dan voor de voordelen. Die aandacht is natuurlijk terecht, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in twee soorten nadelen: die de individuele burger treffen, en die ons allemaal, of grote categorieën treffen. Helaas zijn van beide categorieën ruimschoots voorbeelden aan te dragen. Verkeerd ontworpen of toegepaste algoritmes hebben een rol gespeeld bij de uiterst schrijnende kindertoeslagaffaire. En een overheid die alleen digitaal bereikbaar is zal voor het grootste deel van de burgers de gewoonste zaak van de wereld zijn; voor minder digitaal vaardigen moet er ook een niet­digitale optie zijn.

partner IBM Rechtstaat We hebben het ondertussen over het centraal stellen van publieke waarden. Waarden en uitgangspunten die (letterlijk) de burger in zijn waarde laten en de democratische rechtstaat ondersteunen. Non-discriminatie, het kunnen afleggen van verantwoording, eerlijkheid, uitlegbaarheid, inclusie en het vermogen om rechten op de eigen data te kunnen uitoefenen zijn een aantal voorbeelden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft onlangs aandacht gevraagd voor deze onderwerpen in het rapport ‘Opgave AI – De nieuwe systeemtechnologie’. Gericht op het ontwikkelen en toepassen van artificiële intelligentie, maar wat betreft een aantal van de aanbevelingen breder toepasbaar. Dat wil zeggen op digitalisering voor en in het publieke domein. Demystificatie Onze opvatting is dat digitalisering, en ook het verantwoord toepassen van AI, kan bijdragen tot grote maatschappelijke waarden. Maar dan moeten we het wel goed (blijven) doen. Het is interessant dat een van de thema’s die de WRR centraal stelt het begrip ‘demystificatie’ is. Het is nodig om helder te begrijpen wat een technologie – in dit geval AI – inhoudt, voordat je er verder beleid op kan voeren, en afspraken over kan maken. Dat opvallende schuilt hem in het feit dat het begrip een viertal jaar geleden veel gebruikt werd door IBM, en in andere delen van de ICT­wereld. Laten we helder communiceren, laten we ook duidelijk aangeven waar een technologie wel en niet toe in staat is, en laten we dat doen om niet in zwart­wit denken te vervallen (iets is ‘goed’ of iets is ‘fout’, we gebruiken een bepaalde technologie wel of niet), maar laten we veel meer de nuance zoeken, en zorgen voor middelen en instrumenten om tot een maatschappelijke verantwoorde omgang te komen met, in dit geval, AI. Aan dat laatste is de afgelopen jaren hard gewekt. Op een aantal niveaus die we kunnen indelen in de categorieën Aandacht, Aanpak en Technologie (zie kacder). Deze ontwikkelingen dragen bij aan het bewust en verantwoord kunnen benutten van maatschappelijke en economische kansen. Vanuit de gedachte dat het onnodig niet­benutten daarvan net zo (ethisch) bediscussieerbaar is als het onverantwoord en ondoordacht toepassen van technologie. Rob Nijman (Directeur Centrale Overheid bij IBM) en Bram Havers (Client Architect Overheid bij IBM) Nummer 42, april 2022 69 Aandacht Het centraal stellen van (publieke) waarden en uitgangspunten dient actief uitgedragen te worden. Niet iedereen die zich bezighoudt met het ontwikkelen, implementeren en beheren van applicaties is zich bewust van de mogelijke risico’s ten aanzien van belangrijke verworvenheden die bewaakt moeten worden. IBM publiceert hierover veel via diverse media en is actief participant binnen de ICT­branche op het terrein van ethiek en publieke waarden. Aanpak Het uitwerken van een praktische aanpak bij het ontwerpen en ontwikkelen van digitale oplossingen, helemaal als dat samen met overheidsorganisaties gebeurt, ten behoeve van interacties met de burger en het bedrijfsleven. IBM’s Everyday Ethics for Artificial Intelligence (eenvoudig terug te vinden op internet) geeft op hoog niveau een aanpak aan waar een aantal (benoemde) publieke waarden centraal staan. Veel meer gedetailleerde en toegespitste protocollen en werkvormen worden toegepast bij het werken met Nederlandse overheidsorganisaties. Daarnaast participeerde IBM, samen met andere ICT­bedrijven, ook actief bij het tot stand brengen van een gedragscode voor het ICT­bedrijfsleven via brancheorganisatie NLdigital. Technologie Nieuw ontwikkelde technologie (tools), veelal vrijgegeven aan de open source community, kan onder andere bijdragen aan het analyseren van datasets op onbedoelde bias, en het uitlegbaar maken van algoritmes die adviseren bij het uitvoeren van (publieke) taken. IBM’s OpenScale­initiatief (waar ook veel informatie over te vinden is) en IBM’s Explainabilty 360° Tookit zijn direct toepasbare instrumenten bij het bewaken en incorporeren van publieke waarden in door AI ondersteunde applicaties.

Snelheid, flexibiliteit, schaalbaarheid en innovatiekracht van IT zijn voor de Rijksoverheid cruciaal om efficiënt te acteren. Daarom wil de overheid kernapplicaties naar de cloud migreren, al heerst er nog twijfel of dat wel mag. Onze Microsoft clouddiensten zijn voorbereid om departementaal vertrouwelijke gerubriceerde data te beschermen. De Rijksoverheid draagt vervolgens zelf de zorg voor het gedegen inrichten en het veilig in gebruik nemen en houden van deze nieuwe technologie. Hiermee creëren we een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarin we elkaar moeten ondersteunen. De gemeente Utrecht heeft via Artificial Intelligence slimme veegroutes in kaart gebracht. beeld: anp Wat doe jij met de data E r zijn binnen gemeenten (en andere overheidsinstellingen) heel veel data in omloop; denk aan rapporten, geo­kaarten, vergunningen, besluiten, et cetera. Zo veel, dat sommige gemeenten zelf niet eens meer weten wat waar te vinden is. Laat staan hoe deze data te interpreteren zijn en hoe je er inzichten uit kunt halen. Het belang van die data neemt alleen maar toe, want beleid ontwikkel je nu eenmaal niet uit de losse pols. Hoe zet je binnen een gemeente data effectief in? Veel gemeenten hebben geen overzicht op de data die in hun gemeente rondgaan. Er is geen sprake van een zogenaamde ‘datahuishouding’. Afdelingen hebben eigen datasilo’s en werken separaat van elkaar. Pas als zich een acuut 70 probleem voordoet wordt er nagedacht over modernisering van de IT­omgeving, bijvoorbeeld als er een datacenter uitvalt of als er een cyberaanval plaatsvindt. Vaak is het dan veel te laat. Want zeker voor gemeenten en overheden geldt: continuïteit is essentieel. Verbinding Er zit zoveel meer in data, je moet het er alleen wel uit weten te halen. Want wat nu als we systemen bij elkaar brengen en met elkaar laten communiceren? Zodat er ketensamenwerking ontstaat. En dat er inzichten kunnen worden gewonnen uit het creëren van verbinding. En dat je als gemeente over dezelfde gegevens beschikt als bijvoorbeeld een waterschap of een jeugdzorginstelling. Maar data hebben structuur nodig om tot inzichten te leiden. Een cloudoplossing zoals Microsoft Azure biedt die structuur en zorgt ervoor dat diverse systemen met elkaar kunnen communiceren. Data uit de gemeente kunnen gecombineerd worden met externe gegevensbronnen en vervolgens geanalyseerd worden en omgezet worden naar echte informatie. Pas dan kun je de regie nemen en datagedreven beleid maken op basis van betrouwbare voorspellingen. Voorbeelden In de loop der jaren hebben heel wat overheidsinstellingen cloudoplossingen gebruikt om bepaalde business cases uit te werken: • In de gemeente Utrecht werden met

partner Microsoft Alkmaars Kanaal kan in driedimensionale vorm bekeken worden. Waterschap PWN gebruikt Microsoft Azure om waterstanden te voorspellen. binnen je gemeente? behulp van Artificial Intelligence slimme veegroutes in kaart gebracht. • In Hollands Kroon werd het ziekteverzuim teruggedrongen en werken mensen in de cloud. • Met het Dataloket van de provincie ZuidHolland wordt informatie gebundeld, gevisualiseerd en toegankelijk gemaakt voor gemeenten en ketenpartners. • Waterschap PWN gebruikt Microsoft Azure om waterstanden te voorspellen op hete en natte dagen, zodat iedereen droge voeten houdt. • De gemeente Alkmaar heeft het informatieproduct Smart City ontwikkeld, de basis voor de ontwikkeling van de wijk Alkmaars Kanaal. Een model om de wijk in driedimensionale vorm te bekijken en te analyseren. Nummer 42, april 2022 • Door de Woningvoorspeller krijgen gemeenten meer zicht op verhuisstromen, het gedrag van de verschillende leeftijdsgroepen en het type woningen waar mensen na verloop van tijd naar verhuizen. Dit zijn zomaar enkele voorbeelden waar je data allemaal voor kunt inzetten. Mits je dat vooraf zorgvuldig regisseert. Uitdaging Wie dit zo leest, onderkent het belang van data voor gemeenten. Gecombineerde en verbonden data leiden nu eenmaal tot messcherpe inzichten. Met die data kun je als gemeente sturing geven, intern en extern. Als opstap naar de toekomst is allereerst wel een centraal dataplatform nodig. Microsoft Azure biedt een platform waar je betrouwbaar, veilig, ‘compliant’ en schaalbaar data uit kunt extraheren om tot de juiste inzichten te komen. Alle gemeenten (groot en klein) en overheden kunnen op die manier data veel harder voor zich laten werken. De uitdaging: bedenk eens een business case voor jouw gemeente of instelling. Formuleer een echt organisatievraagstuk, de uitstoot van stikstof bijvoorbeeld. Benoem het probleem, werk met IT en andere afdelingen samen om een oplossingsrichting te vinden en ga hiermee aan de slag. Meer weten? Kom naar het webinar ‘Waarom en hoe gaan gemeenten naar de Microsoft Azure cloud?’ of kijk op aka.ms/azure/overheid. 71

Kunstmatige intelligentie algoritme draaien De Schouw M.App ondersteunt bij de schouw van watergangen. beeld: getty images “Over vijftien jaar is zeker de helft van onze huidige medewerkers met pensioen.” Dat zei innovatieadviseur Jeroen Waanders drie jaar geleden toen wij hem vroegen naar de drijfveren voor innovatie voor zijn waterschap. “Als we alles willen blijven doen wat we nu doen, kunnen we simpelweg niet op dezelfde manier blijven doorgaan.” et die gedachte zijn we gaan kijken naar de mogelijkheden van nieuwe technologie als machine learning in de context van geografie. Al snel bleek dat bepaalde controles geautomatiseerd kunnen worden, waardoor waardevolle tijd van medewerkers ingezet kan worden voor zaken waar hun expertise het hardst nodig is. Waar we ook achter kwamen is dat het inzetten van een algoritme op zich niet voldoende is om een proces te versnellen. Een computermodel kan M 72 sturing geven aan prioriteiten, maar het is de mens die bepaalt welke beslissing wordt genomen en hoe daarop geacteerd wordt. Om dat totale proces te versnellen, is het belangrijk om de werkwijze van mensen heel goed te begrijpen en ervoor te zorgen dat de omgeving zich daarop aanpast. Geen betere leerschool dan de praktijk. Dat is de reden waarom we niet gestopt zijn bij de ontwikkelen van een detectie­algoritme voor de ingroei in watergangen. Wij zijn ook het proces eromheen gaan ondersteunen, gebaseerd op wat geleerd is van medewerkers die al jaren in het vak zitten. Dat is Schouw M.App geworden, een oplossing die de schouw van watergangen ondersteunt. Via een serie opvolgende stappen wordt het initiële detectieresultaat verwerkt tot een finaal oordeel. Gebruiksvriendelijke app Het afgelopen najaar zijn we met Schouw M.App de productiefase in gegaan, op basis van standaard apps die dit platform biedt. Hieruit bleek dat het verwerken van het proces in deze omgeving meer houvast biedt dan simpelweg een dataset met detectieresultaten ‘over de schutting gooien’. Ook kwam aan het licht dat de standaard apps niet altijd

partner IMAGEM is meer dan een eenvoudig alle gewenste informatie konden weergeven. We hebben daarom ‘Schouw M.App Status en Beheer’ voorzien van een volledig nieuwe vormgeving, waardoor met twee klikken alle gewenste informatie per perceel en watergang inzichtelijk wordt en aangepast kan worden. Met ‘Schouw M.App Toedeling’ kunnen eenvoudig taken over meerdere schouwmeesters verdeeld worden via bestaande rayons of via zelf te kiezen indelingen. Beeldschermschouw Bij de livegang zochten we naar verdere versnelling en vermindering van de beheerlast, waarvoor een nieuw fenomeen in het leven is geroepen: de ‘Beeldschermschouw’. Dit is een integraal onderdeel, bedoeld om na de eerste analyse door het algoritme de betrokken medewerkers alvast een eerste oordeel te laten geven over de status van een watergang, op basis van de informatie op het beeldscherm. Dit zorgt ervoor dat de veldschouwlast verminderd wordt. Je kunt dit vergelijken met een ui die je laag voor laag afpelt, tot je bij de kern komt. Het grootste deel van het areaal wordt automatisch beoordeeld. Vervolgens wordt alleen voor situaties waar geen eenduidig oordeel vast te stellen is via het beeldscherm een oordeel gegeven. Mocht ook daaruit geen eenduidig oordeel mogelijk zijn, dan volgt een veldbezoek. We ontwikkelden deze beeldschermschouw in eerste instantie in onze standaard desktopomgeving ERDAS IMAGINE, waaruit ook de initiële machine learning analyse komt en dat het basisplatform van onze DELTA oplossing is. Nummer 42, april 2022 Opnieuw naar de tekentafel Hoewel de omgeving erop ingericht was om de gewenste controle uit te kunnen voeren, gooide de coronacrisis enigszins roet in het eten. Zo moesten we thuiswerken faciliteren en zorgen dat de omgeving overal op dezelfde manier beschikbaar was. Dat ging niet altijd even goed, doordat op de ene plek wel toegang mogelijk was en op de andere plek niet. Daarnaast waren voor iedere controle een paar handelingen nodig en bleek dit vertragend te werken. En omdat het een los onderdeel vormde waren handen spandiensten nodig om de resultaten verder in het proces te brengen. vergeefse moeite. Schouw M.App 2.0 is een bundeling van de ervaringen van de afgelopen jaren. En daar gaan we mee door, met het doel om steeds effectiever te worden in het verwerken van veranderdetectie en handhavingssignalen. De werkwijze die in Schouw M.App tot leven is gebracht, is inzetbaar voor een breed scala aan processen. Een andere invalshoek, andere brondata en andere verwerkingsmodellen, maar met dezelfde technologische basis. Het mooie van Schouw M.App is dat het bij oplevering compleet open staat voor eindgebruikers. Dus ook voor andere trajecten rondom inspectie en handhaving kunnen we Een krachtig machine learning model is mooi en helpt te ontdekken waar je geen aandacht aan hoeft te besteden Met die ervaring zijn we opnieuw naar de tekentafel gegaan en hebben we de beeldschermschouw binnen de Schouw M.App­omgeving gebracht, dus volledig browser­based en zonder verdere installatie of moeilijke toegangsbelemmeringen. Ook het aantal kliks is teruggebracht en daarmee is het proces vereenvoudigd en versneld. Nu inzetbaar voor andere processen En dat is waar we het uiteindelijk voor doen. Een krachtig machine learning model is mooi en helpt te ontdekken waar je geen aandacht aan hoeft te besteden. Maar zonder goede ondersteuning voor het verwerken van gegevens, is het nieuwe oplossingen ontwerpen en in de praktijk brengen. Dat kunnen we alleen samen met onze klanten. Zij houden ons scherp, geven aan wat beter kan en moet en helpen ons met waardevolle feedback over zowel de inhoud van de applicatie als het proces er omheen. Die samenwerking is enorm waardevol en laat zien hoe we samen veel kunnen bereiken. Wij geloven in een ecosysteem waarin we allemaal een bijdrage leveren. En wij nodigen iedereen uit om ons te blijven uitdagen. Wil je meer weten en meedenken? Neem dan contact met ons op via www.imagem.nl. Patrick de Groot, Sales Director bij IMAGEM 73

Provincies nemen voortouw in klimaatbeleid Dataset als booster voor bestuurlijk zelfvertrouwen H Meten is weten zo geldt voor elk beleidsterrein. Althans, als er niet met twee of meer maten gemeten wordt. Hetzelfde geldt voor het klimaatbeleid. Eerst waren er ambities, toen kwamen de criteria voor de afrekening. Voor de monitoring van hun klimaatbeleid stelde de provincies in januari een gemeenschappelijke dataset vast, die hun bestuurlijke zelfvertrouwen aanzienlijk vergrootte. Een succesverhaal met een verrassende kijk op deze bestuurslaag. Door Cyriel van Rossum Beeld Shutterstock et Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft zich in 2018 in het Interbestuurlijk Programma (IBP) samen met het kabinet, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen gecommitteerd aan de afspraak om optimaal samen te werken aan belangrijke maatschappelijke opgaven, waaronder de strijd tegen klimaatverandering. Gezamenlijke doel is verlaging van de CO2 -uitstoot in 2050 ten opzichte van 1990 met 95 procent, met als tussendoel 49 procent verlaging omstreeks 2030. Kort daarop brachten de provinciale rekenkamers een rapport uit waarin ze de vinger legden op de slechte onderlinge vergelijkbaarheid en ‘optelbaarheid’ van provinciale gegevens over de voortgang van de energietransitie die moeten leiden tot de verlaging van de uitstoot. Zonder eenduidige indicatoren, referentiejaren, rekenmethoden en begrippen, zouden de provincies nooit een helder en betrouwbaar totaalbeeld kunnen geven van de vorderingen. Bovendien zorgt het voor een gezamenlijk leerproces. Hetzelfde geldt overigens voor de 30 zogenoemde RESregio’s, de regio’s waarin wordt gewerkt aan een regionale energiestrategie. Dezelfde taal Het IPO besloot het voortouw te nemen in de ontwikkeling van een gemeenschappelijke kernset indicatoren omwille van de eenduidigheid en vergelijkbaarheid. Dat kostte de nodige inspanningen en tijd. “Datagedreven werken aan klimaatbeleid en energietransitie was terra incognita”, aldus Paul Padding, de voorzitter van de IPO-werkgroep die de gemeenschappelijke dataset ontwikkelde. In 2019 zorgde de oprichting van het samenwerkingsverband Verbetering van de Informatievoorziening voor de Energietransitie (VIVET) voor een impuls. Daarin bundelden vijf belangrijke dataleveranciers (CBS, Kadaster, Planbureau voor de Leefomgeving, Rijkswaterstaat en de Rijksdienst 74

voor Ondernemend Nederland) hun krachten omwille van een goede vindbaarheid van transitiegegevens. Er werd gestreefd om met de provincies, de VNG en RES-regio’s uiterlijk eind 2021 de belangrijkste regels voor monitoring van transitie-wapenfeiten op te leveren: de kerndataset. Padding: “Dat is gelukt. We spreken nu allemaal dezelfde taal als we het over emissies, energieverbruik en opwekking hebben. Dit jaar wordt de dataset verfijnd en worden er afspraken gemaakt over de interbestuurlijke governance van de set.” Gemeenten Provincieambtenaar en milieukundige Martha Klein (Noord-Holland) was een van de intiatiefnemers in de ontwikkeling: “Het was geen sinecure, want de set moest ook toegespitst worden op vijf sectoren die het klimaatbeleid van het Rijk onderscheidt: gebouwde omgeving, landbouw & landgebruik, industrie, elektriciteit en mobiliteit. Bovendien moesten de VNG en de RES-regio’s meeliften.Het betreft een (tijdelijk) samenwerkingsverband van gemeenten. Die zijn gevormd na het Klimaatakkoord in 2019 en hebben hun eigen doelstellingen. Dat meeliften hebben we voor elkaar gekregen.” De prestatie is volgens Padding des te opmerkelijker omdat er zoveel partijen bij betrokken moesten worden. “Het Huis van Thorbecke werkt niet meer zo goed. Er moet anno 2022 op zoveel niveaus cocreatie plaatsvinden. Alle neuzen dezelfde kant op krijgen wordt steeds ingewikkelder.” Klein: “Provincies hebben een belangrijke scharnierfunctie gekregen tussen enerzijds landelijk beleid en anderzijds het beleid van gemeenten en regio’s. De gemeenten spelen elk hun eigen rol in het klimaatbeleid en de energietransitie.” Draagvlak Gedeputeerde Anne-Marie Spierings (Noord-Brabant) was vanaf het begin betrokken bij de informatiekundige krachttoer. “Aanvankelijk waren we hier in Brabant voor onszelf bezig. Naar aanleiding van vragen van de Staten waren we begonnen om een monitor te maken voor onze provincie, maar dat bleek al gauw te ambitieus. Er speelden nog twee zaken doorheen: het IPO had een beleidsagenda in het leven geroepen om op provinciaal niveau meer datagedreven te gaan werken. Daarnaast werd het VIVET geboren. Een en ander heeft bijgedragen aan het inzicht dat wij als provincies in dezen beter samen konden optrekken. De rest is geschiedenis…” Volgens Spierings is de dataset niet alleen nodig om achteraf te checken of de provincies goed op koers liggen met hun transitieinspanningen: de data zijn ook onmisbaar om aan burgers en bedrijven het waarom van maatregelen te onderbouwen. “Betrouwbare data vormen een belangrijk bestanddeel van het maatschappelijk draagvlak. En natuurlijk ook van de begrotingsverantwoording. Voorheen draaiNummer 42, april 2022 75

de het daarbij alleen maar om een paar totalen. De begrotingsmensen zullen daar wel een bedoeling mee hebben gehad, maar de secuurheid en gedetailleerdheid die we nu dankzij de dataset kunnen geven, is een enorme winst qua transparantie.” Knowhow Aan de ICT-kant hadden de provincies wel behoefte aan extra deskundigheid. Die werd geleverd door Quintel en AEF. Spierings: “De provincies hebben in generieke zin veel knowhow in huis, omdat ze immers veel geografische digitale informatiesystemen draaien. De groep specialisten binnen het IPO is inmiddels uitgegroeid tot een twintigkoppig team.” De Groningse gedeputeerde Mirjam Wulfse maakte tien jaar geleden kennis met datagedreven beleidsvorming. “Onderzoeker Stef van Grieken kwam bij de provincie vertellen over een Amerikaans project waarbij de burgers van een grote stad vrij toegang kregen in de begrotingsdata van hun stadsbestuur. Dat bleek een doorslaand succes: bedrijven en burgers reageerden met allerlei zinnige suggesties voor de bestuurders om hun begroting efficiënter te maken. Het was voor mij een eurekamoment dat mij prikkelde om voor onze provincie met data aan de slag te gaan.” Wulfse trad toe tot de kopgroep binnen het IPO die zich bezig ging houden met digitalisering. Wat haar verraste bij het IDA-project was dat er geen tegenwind te bekennen was. “Het momentum was perfect. Dat heeft zeker te maken met het breed ervaren gevoel van urgentie als het om klimaatproblemen gaat.” Padding beaamt dat: “Vergelijkbare informatiseringsdossiers zoals het stikstofdossier, waarbij ook veel partijen betrokken zijn, lopen veel moeizamer. In dit geval van IDA stonden alle lichten op groen.” Nooit af Wulfse ontleent aan het project het geloof dat de provincies in de toekomst vaker de rol van primus inter 76 We spreken nu allemaal dezelfde taal als we het over emissies, energieverbruik en opwekking hebben pares zal spelen, ook op terreinen waar de provincies geen formele, lees wettelijke taak hebben. “Het zou wel eens zo kunnen zijn dat de provincies juist daar waar ze geen taken of belangen hebben erkend worden als bemiddelaar en verbinder.” En zo zou het IDA-project dus de poort kunnen openzetten naar bestuurlijke vernieuwing. Wulfse: “Ik zie bovendien dat ons werk landelijk opvalt en doorwerkt in andere bestuurslagen. Het is niet voor niks dat we uitgebreid werden bevraagd op een hoorzitting van de Tweede Kamer. Er is echt iets moois en waardevols tot stand gebracht.” Er is tevredenheid en trots, maar Spierings waarschuwt voor blind vertrouwen: “We kunnen niet zeggen: ziezo, die dataset staat als een huis, daar hoeven we niet meer naar om te kijken. Data in het werkveld van de energietransitie zijn en blijven in beweging, dus de set is eigenlijk nooit af.” De vraag rijst of de provincies de plicht hebben om jaarlijks te rapporteren aan het Rijk. "Interessante vraag, maar, nee, zo'n plicht bestaat niet. Maar verplichting is niet het enige wat provincies in beweging brengt…”

In ‘t Veld Informatieoorlog Informatieoorlog W anneer dit stuk naar de drukker gaat, is de hernieuwde invasie van Oekraïne door Rusland een maand aan de gang. Tanks en ander zwaar geschut zijn Oekraïne binnengedrongen en leggen daar hele steden in de as. In een ogenblik gingen we van oorlogsdreiging naar daadwerkelijke oorlog. De informatieoorlog begon echter al voor de invasie, gaat momenteel genadeloos door en zal ook na een eventueel vredesakkoord doorwoeden. Al voor de kogels begonnen te vliegen was duidelijk dat ons concept van oorlog op zijn kop is gezet. Wanneer en hoe precies, dat laat ik aan de militair historici over, maar het is duidelijk dat we verder moeten kijken dan veldslagen met tanks, infanterie en helikopters. Zelfs al blijft het geweld beperkt tot Oekraïens grondgebied, de informatieoorlog heeft ook ons bereikt. Met tweets, Facebook-posts en trollenfabrieken als wapens. Heel Europa is verwikkeld in deze informatieoorlog. Neem die weken en maanden voor de invasie; hoeveel uren zendtijd consumeerde alleen al de dreiging van een invasie? Hoeveel uren debat in de Tweede Kamer, de Trêveszaal en het Europees Parlement? Het is bijna niet voor te stellen, nu het Russische leger enorme verliezen lijdt en de Russische economie navenant klappen krijgt, maar voor de invasie stond het Kremlin op flinke winst. Sophie in ’t Veld Lid van het Europees Parlement voor D66 Nummer 42, april 2022 l die energie die werd opgeëist door Poetin, ten koste van elk ander maatschappelijk onderwerp. Oorlog heeft het vermogen om onze aandacht op te slokken en Poetin gebruikt dit in zijn voordeel. De algoritmes van socialmediaplatforms zijn zijn grootste vriend. In de informatieoorlog won hij op punten nog voordat wij doorhadden dat we aan het knokken waren. A H Z et bleef niet bij het opslokken van aandacht. Er waren concrete gevolgen. Het vertrouwen tussen bondgenoten werd zwaar onder druk gezet. Europeanen die de Amerikanen niet vertrouwden, omdat het aangekondigde offensief maar uitbleef. Polen die de Duitsers niet vertrouwden, vanwege hun aanvankelijk mildere opstelling. Een Duitse bondskanselier in Washington, terwijl de Franse president naar het Kremlin vloog. oals gesteld, de informatioorlog is nog niet voorbij. Bedenk wat voor rechtse directes en uppercuts er mogelijk nog aankomen. Een deepfake van de Nederlandse premier die viral gaat. Sabotage van een windmolenpark of een waterkering. Wanneer slaan we wel of niet terug? Hoe verdedigen we ons? Moeten publieke figuren in de Europese politieke sfeer niet online geverifieerd herkenbaar zijn, met ieder een unieke NFT? Nederland, maar ook andere landen in Europa, zullen zware keuzes moeten maken als de economische klappen vallen. Onze gasverslaafde economie gaat een optater krijgen, waardoor de keuze voor steun aan Oekraïne steeds kostbaarder wordt. Een vruchtbare bodem voor Kremlinpropaganda, waar we linksom of rechtsom mee te maken krijgen. a, Europa moet zichzelf beschouwen als in de vuurlinie. Niet in de letterlijke vuurlinie, maar die van informatie en desinformatie. Niet dat wij het voornaamste slachtoffer zijn. Dat is Oekraïne. Oekrainers zijn in dit conflict beland vanwege hun strijd voor democratie; wat de man in het Kremlin angst inboezemt. En dat is ook onze strijd. J 77

Technologieplatform is niet Aladdins wonderlamp Naar technologieplatforms als RijksZaak van DICTU wordt nog wel eens gekeken als naar de olielamp uit het sprookje van Aladdin; als je hem oppoetst gaan er wonderen gebeuren. De werkelijkheid is anders: die wonderen komen pas als er ook een organisatie- en cultuurverandering plaatsvindt. En dat vraagt om veel aanpassingsvermogen. igitale transformatie gaat om veel meer dan technologie. Je kunt een platform implementeren, een cloud environment neerzetten, alles testen en verifiëren… maar is ingebruikname hiermee gegarandeerd? Want hoe bepaal je de ideale omstandigheden, hoe maak je de overstap naar agile en scrum, en in hoeverre zijn cultuuraspecten bepalend? Binnen de overheid is DICTU Rijkszaak het ideale platform voor een versnelde digitale transformatie. DICTU is een van de grotere ICT­dienstverleners binnen de Rijksoverheid en ondersteunt de primaire processen van diverse uitvoeringsorganisaties en de ministeries van EZK en LNV. Ben Binnendijk, product owner DICTU Rijkszaak, ziet de inrichting van de techniek als een weerspiegeling van de cultuur. “Aan het begin van een traject bepalen we of we kunnen samenwerken. Samen op D 78 weg gaan is belangrijk en kan alleen als je bij elkaar past. Dat is vastgelegd in de Rijkszaak­methode.” Agile en scrum voor duurzaam succes Robert­Jan Snijders, directeur bij YNNO, is programmamanager voor het bouwen van applicaties bij DICTU­klanten. Hij merkt dat de nieuwe agile en scrum manier van werken wennen is. “Traditioneel binnen de ITwereld is de waterval­methode: een lange lijst met specificaties vormt het uitgangspunt voor het op te leveren resultaat. Valkuil is dat organisaties overvragen uit angst dat wijzigingen niet meer mogelijk zijn als het project eenmaal is afgerond.” Binnendijk beaamt dit: “Aan de onderkant van de ICT, bij de DevOps teams, zit agile werken in de genen. In de hogere organisatielagen is het lastiger; zo zien projectleiders sprints in agile nog te vaak als mini­watervallen, terwijl de essentie juist is dat je na iedere sprint een stukje werkend product oplevert en dan weer verder bouwt. Het is bij zo’n iteratieve aanpak essentieel om de mate van urgentie te bepalen: welke 60 tot 70 procent is bepalend?” Sleutelwoorden bij het werken met zelfsturende agile teams zijn besluitvorming en vertrouwen. Tegelijkertijd zijn dit ook de redenen waarom de werkwijze soms stroef verloopt.

p a r t n e r Pegasystems Snijders: “Bij agile werken moet de top van de organisatie durven vertrouwen op de product owner en het team. Daarom moeten in die teams alle disciplines vertegenwoordigd zijn: een scrum master, business analist, ontwikkelaars en ook een financieel verantwoordelijke die snel een beslissing kan nemen als een extra investering nodig is. Product owners moeten zich bewust zijn van hun mandaat: zij bepalen wat prioriteit heeft en hoe de planning verloopt.” Generiek werken De ontwikkeling van SaaS draagt bij aan het ontstaan van de gewenste situatie, denkt Winfried Hamer, senior client success manager Pegasystems. “Namelijk: de wens van jouw organisatie past heel goed bij de manier van werken via een cloudoplossing. Ook in de conversatie met klanten vindt deze kentering plaats. Een paar jaar geleden was de norm ‘zo werken we nu en zo willen we dat het in Pega werkt’; dan begonnen we vanaf dag één met maatwerk. Nu willen klanten juist ‘out of the box’ met zo min mogelijk maatwerk. We staan voor de uitdaging om vanuit de techniek zoveel mogelijk standaard te leveren met een dunne laag maatwerk. Waarbij de eigenaar van de applicatie toch de eigen identiteit in de look en feel van de applicatie terugvindt: in Pega­termen 1:1 Customer Engagement.” Bij agile werken moet de top van de organisatie durven vertrouwen op de product owner en het team Citizen Development “Iedereen is bezig met citizen development en lowcode”, vervolgt Hamer. “We moeten toe naar de situatie dat we klanten iets aanreiken waarmee zij met de juiste training, de juiste cultuur en de juiste mindset zelf aan de slag kunnen. Oftewel: DICTU Rijkszaak als een soort app factory waarin alle componenten gedefinieerd worden op basis van kleuren en pictogrammen. De eindklant kan zelf een workflow maken van een proces dat hij iedere dag doorloopt zonder afhankelijk te zijn van een softwareontwikkelaar of de eigen IT­afdeling. Dat is het kantelpunt waar we nu op zitten. De Pega­technologie kan daar een heel eind in mee en daar profiteren klanten als DICTU enorm van. Dat blijkt wel uit het fantastische resultaat dat DICTU in een paar jaar tijd heeft gerealiseerd: zo’n vijftien applicaties met honderden tot duizenden gebruikers.” Artificial intelligence als stip op de horizon De Nederlandse overheid is zeer complex. Wat zou er gebeuren als alle processen, gestroomlijnd, intelligent en naadloos lopen door alle verschillende overheidsorganisaties heen? Hamer: “Hoe mooi zou het zijn als we de overheid gaan associëren met snelheid in plaats van met traagheid. Met behulp van AI kan feedback richting de burger heel snel verlopen. Je zou zelfs intelligentie kunnen inbouwen, waardoor beslissingen geautomatiseerd kunnen worden. Dat de burger niet meer hoeft te wachten op het besluit van een ambtenaar, maar dat dit eenvoudig volgens de regels wordt getoetst, besloten én aangereikt.” “Uiteindelijk wil je toe naar de AI­laag waarbij ook het voldoen aan wet­ en regelgeving wordt bewaakt”, vult Binnendijk aan. “Anderzijds kan je die regels ook in een proces toepassen. Bijvoorbeeld het geautomatiseerd ondersteunen van de aanvraag en uitgifte van een bouwvergunning door met behulp van kunstmatige intelligentie te toetsen op noodzaak, de juiste criteria, et cetera. Maar het blijft de mens die het uiteindelijke oordeel velt. We zijn nog niet zover, maar dit is wel de stip op de horizon.” Bekijk ook de masterclass in samenwerking met AG Connect: www.agconnect.nl/partner/pegasystems-bv/video-de-rol-van-cultuurbij-digitale-transformaties. Hierin vertellen Ben Binnendijk, Robert-Jan Snijders en Winfried Hamer hoe cultuur impact heeft op de kans van slagen van transformatieprojecten binnen de overheid en welke aspecten hierop van invloed zijn. Nummer 42, april 2022 79

Meertalige dienstverlening Gemeenten Enschede en Groningen hebben veel internationale studenten in de regio en die willen ze de mogelijkheid bieden om eenvoudig online aangifte van een verhuizing te doen. Gemeenten zijn immers verantwoordelijk voor een juiste registratie in de Basisregistratie Personen (BRP). Die verantwoordelijkheid kunnen ze delen. Juist studenten zijn bereid om hun steentje bij te dragen; zij weten het digitale kanaal voor het online doorgeven van een verhuizing wel te vinden. Voor een internationale student is dan net even wat meer nodig: een e-dienst in een taal die ze wel begrijpen. o ontstond de specifieke vraag voor een Engelstalige burgerview, inclusief relevante Engelstalige documenten vanuit gemeenten Enschede en Groningen. Beide zijn aangesloten bij de coöperatieve vereniging Dimpact. Robert Badart, adviseur dienstverlening bij Dimpact: “De ontwikkeling van de Engelstalige burgerview is ontstaan vanuit de vraag van gemeenten. Door de burgerzakenprocessen ook voor burgers die Nederlands niet als moedertaal hebben toegankelijk Z te maken, kunnen ook zij makkelijk online hun aangifte doen. Om dit mogelijk te maken zochten we contact met PinkRoccade, zodat we dit gezamenlijk professioneel konden oppakken.” Het idee was simpel, de e­diensten vertalen waardoor de internationale student het proces in het Engels kan doorlopen; een verhuizing binnen Nederland of een verhuizing naar het buitenland (emigratie). Voor PinkRoccade kwam er natuurlijk op technisch vlak veel meer bij Hoe inclusief is jouw gemeente? Met de meertalige dienstverlening (en in dit specifieke voorbeeld de Engelstalige burgerview) draag je als gemeente bij aan inclusieve dienstverlening met meer selfservice. Tenslotte heeft iedere gemeente met een aanzienlijk aantal burgers en bedrijven te maken die Nederlands niet als moedertaal hebben. Kwartiermakergemeenten Enschede en Groningen gingen je al voor, wanneer start jij? Steeds meer gemeenten bepalen per situatie of vertaling van gemeentelijke informatie en processen in een andere taal wenselijk of zelfs noodzakelijk is. Doordat we de tijd hebben genomen om een goede Engelstalige basis neer te zetten kunnen we in de toekomst dit makkelijker toepassingen in andere processen en in andere talen. Hierbij spelen regelgeving én inclusieve dienstverlening een grote rol. 80 kijken. En ook alle relevante documenten zoals de bevestigingsbrief zijn vertaald. Hierin speelde SmartDocuments, ontwikkelaar van softwareproducten voor documentcreatie en documentsjabloon beheer, een belangrijke rol. Zij kwamen bovendien met de tip om een professioneel vertaalbureau in te schakelen dat ervaring heeft met juridische én IT gerelateerde vertalingen. De klant centraal Tijdens dit cocreatie­proces met gemeenten, Dimpact, SmartDocuments en PinkRoccade werd een groot aantal afwegingen gemaakt en getest. Daarbij stond steeds de klantreis centraal. Allereerst de klantbeleving van de inter nationale student. En daarnaast procesoptimalisatie voor de burgerzakenmedewerker, de ambtenaar. Nadat de burger een online aangifte verhuizing heeft gedaan wil de medewerker bijvoorbeeld in iBurgerzaken zien in welke taal dat is gedaan. Daarvoor is op technisch vlak een slimme oplossing ontwikkeld. De burgerzakenmedewerker wisselt daardoor bovendien aan de balie eenvoudig tussen Nederlands en Engels, op elk gewenst moment. Michelle Meekes, Product Owner iBurgerzaken geeft aan: “Het is fijn om te horen dat de meertalige e­dienst ook een positief bijeffect heeft aan de balie. De ambtenaar kan nu altijd kiezen: wil ik in deze zaak in het Engels of Nederlands corresponderen? Daarmee komen de documenten in die taal ook beschikbaar voor de burger die aan de balie een verhuizing komt doorgeven. Dat geeft extra vertrouwen in het proces.” Resultaten “Voorheen kregen wij via contact

partner PinkRoccade draagt bij aan inclusiviteit Gemeente Groningen 39.158 verhuizingen per jaar 75% ‘groene verhuizingen’ 35.256 verhuizingen binnen Nederland waarvan 88% digitaal 3.802 verhuizingen naar het buitenland (emigratie) waarvan 55% digitaal 750 digitale Engelstalige aangiftes binnen 4 maanden 6-8 minuten besparing per online aangifte 100 Engelstalige aangiftes aan balie binnen 4 maanden 3.445 uur potentiële werkdrukvermindering Deurbellen bij een studentenhuis in Groningen. beeld: elzo hofman formulieren, telefoontjes, baliebezoeken of e­mails veel vragen van internationale studenten, voornamelijk over verhuizing binnen Nederland en naar het buitenland. De vraag naar ondersteuning was groot en deed ons beseffen dat wij op dit gebied niet aan inclusieve dienstverlening voldeden. Wij willen geen enkele doelgroep binnen onze gemeenten uitsluiten én selfservice stimuleren. Dat is onze visie op dienstverlening”, vertelt Roxane Bansema, medewerker beleidsuitvoering Nummer 42, april 2022 bij gemeente Groningen. “Daarom zijn we met PinkRoccade gestart om eerst deze twee processen beet te pakken omdat zij het hoogste volume hebben; tot wel 44.000 verhuismutaties per jaar.” Sinds de livegang in oktober ziet gemeente Groningen al mooie resultaten voorbij komen. De eerste vier maanden kwamen er 750 digitale Engelstalige aangiftes binnen: 550 verhuizingen binnen Nederland en 200 verhuizingen naar het buitenland. En doorliepen de medewerkers 100 Engelstalige aangiftes aan de balie. In Groningen ontvangen ze regelmatig complimenten van de studenten. “We horen regelmatig ‘Wat fijn dat jullie ook aan ons denken!’”, geeft Roxane Bansema aan. “Aan de ambtenarenkant besparen we daarnaast tijd door de integratie tussen de e-dienst en de backoffice én door het toepassen van de ‘groene’ verhuizing waarbij de verhuizing automatisch in de BRP verwerkt wordt zonder tussenkomst van een ambtenaar.” 81

Digitale frontrunner Estland botst Estland is al jaren de nummer één van Europa als het gaat om digitalisering van de overheid. Jaarlijks bezoeken duizenden delegaties Tallinn om het succes met eigen ogen te bekijken. Maar ook dé digitale staat par excellence loopt tegen grenzen aan: ICT-projecten worden te duur, projecten komen stil te leggen en zelfs de nationaal adviseur digitalisering is wegbezuinigd. Door Sjoerd Hartholt 82 tegen grenzen Z zz. Zzz. Een apparaat met zes wieltjes eronder, ter grootte van een koelbox, beweegt zich stoïcijns over het licht besneeuwde trottoir in Tallinn. In de Estse hoofdstad kun je zomaar over een robot struikelen. Volgens de prestigieuze DESI-index voor digitalisering is de Estlandse overheid in Europa dé frontrunner. Nederlandse wetgevers zouden een autonome robot op straat nooit toestaan. In Estland is het al lang geen probleem meer. Dat Estland voorop loopt is natuurlijk relatief oud nieuws. En de Esten laten hun digitalisering het liefst aan zoveel mogelijk mensen zien. Duizenden delegaties uit honderden landen bezochten het land de afgelopen jaren. Adviseur digitalisering Anett Numa vindt kritische vragen geen probleem. “Ik merk dat er in sommige West-Europese landen veel angst bestaat voor een overheid als Big Brother. Wij hebben juist gemerkt dat digitalisering een manier is om het vertrouwen van de burger terug te winnen.” In Estland is de Digitale Staat een feit. Al jaren alle overheidsdiensten aangesloten op één overheidsportal. Alle diensten zijn verbonden via de zogeheten X-Road dat alle systemen met elkaar verbindt. De data hiervan zijn gedecentraliseerd opgeslagen, niemand van de diensten heeft meer data dan nodig is. De partijen die toegang krijgen zijn volledig transparant: burgers krijgen zelfs notificaties wanneer ambtenaren data inzien. Alles rondom paspoort, ID-kaart, de burgerlijke staat, medische gegevens, vastgoed, rijbewijzen en belastingdienst is heel eenvoudig online te regelen. Numa is zelf al jaren niet op het gemeentehuis geweest en stemmen doet ze vanaf haar vakantieadres. Met artificial intelligence worden diensten nog eenvoudiger gemaakt. Er wordt gewerkt aan manieren om mensen die kinderen krijgen online proactief te benaderen en automatisch de toeslagen te geven waar zij recht op hebben. Geen geld Kristo Vaher is de overheids-CTO, zoals veel Estlandse overheidsmedewerkers een millenial. In Nederland geldt de aanpak die Vaher voor zijn ITsystemen hanteert als lichtend voorbeeld. CIO Lourens Visser benoemde het ‘Lifecyclemanagement’ van de Estse overheid als een wijze die door Nederland ook geambieerd wordt. Zelf is Vaher minder lyrisch. “Het gras lijkt vaak groener aan de andere kant. Ook bij ons zijn er zwaar verouderde systemen. We hebben geen regels die zeggen: een systeem is oud, dus het moet weg. Dat hebben we als streven op papier gezet, maar de realiteit is anders. Bij ieder systeem hoort legacy. Wat we vooral nastreven is om tijdig afscheid te nemen

beeld: e-estonia/ibestuur van de ‘slechte’ legacy.” Wel is er een duidelijk beleid in Estland bij systemen waarbij veroudering problemen geeft. “Wanneer er problemen zijn, moet er onmiddellijk een analyse volgen met een oplossing. Die oplossing kan een tijdelijke maatregel zijn, een update of een deel van het systeem herbouwen. Iedere twaalf jaar een systeem volledig vervangen is niet realistisch en financieel niet haalbaar.” Estland is druk met prioriteren van ICT-projecten. Niet alles kan tegelijk. De situatie is zo omdat de budgetten allesbehalve oneindig zijn. Sterker nog, er is hard geld nodig voor ICT. “We hebben ook een aantal oude systemen waar geen aandacht naar uitgaat, omdat er simpelweg geen geld en mankracht is.” De huidige IT-systemen op orde houden is momenteel een grote uitdaging, zo blijkt uit het relaas van Vaher. “We staan altijd open voor nieuwe diensten en initiatieven, maar ook deze kosten geld en mankracht. Er zijn nu eenmaal limieten waar ook Estland tegenaan loopt.” Verstoorde banenmarkt Met name genoeg ICT-specialisten vinden is een probleem voor het steeds verder gedigitaliseerde land. Vaher: “Het is eigenlijk een onhoudbare situatie. Onze ICT-opleidingen leveren jaarlijks zo’n tweeduizend specialisten af maar we hebben er veel meer nodig. Bovendien gaan ze liever bij start-ups werken of voor bedrijven in West-Europa, waar salarissen worden betaald die wij niet kunnen geven. Er is voor ons veel te doen op gebied van onderwijs, want we gaan tegen enorme problemen aanlopen.” Nummer 42, april 2022 Anett Numa: “Wij hebben nog geen antwoord op het tekort aan ICT’ers.” Kristo Vaher: “Er is voor ons veel te doen op gebied van onderwijs, want we gaan tegen enorme problemen aanlopen.” beeld: wunderstock 83

iBurgerzaken is de betrouwbare basis bij 169 gemeenten met 31 e-diensten en gemiddeld 71 procent selfservice. In een actieve community van 60 gemeenten verbeteren en verrijken we iBurgerzaken continu. Inmiddels hebben we ruim 100 inspirerende best practices. Met OPENburgerzaken zetten we de stap vooruit: hét platform met open data en open verbindingen, waarmee we publiek geld omzetten naar publieke waarde. Ons platform maakt onder andere dienstverlening op basis van life events en ketendigitalisering mogelijk. Zo geldt voor al onze gemeenten: eenmalig ontwikkelen, meervoudig gebruik en jarenlang plezier. SCAN ME Lees meer op www.wijmakenburgerzakenOPEN.nl

Vaher ziet door de schaarste en de grote vraag overheids-ICT steeds duurder worden. En dat heeft grote gevolgen: voor het eerst werden onlangs projecten tijdelijk stilgelegd. “En dat komt met name door de invloed van de coronapandemie. Alle ICT’ers kunnen nu vanuit huis aan de slag en zijn beschikbaar geworden voor de gehele Europese en wereldmarkt. De prijs die nu betaald wordt voor ICT is misschien wel twee keer zo hoog geworden in anderhalf jaar tijd. Partijen die wij vorig jaar inhuurden, vragen nu het dubbele. Het is een gevolg van de compleet verstoorde banenmarkt.” Vaher noemt een voorbeeld. Hij zoekt ieder jaar naar nieuwe mensen die hem als CTO kunnen ondersteunen bij zijn rol bij het ministerie. “Twee jaar geleden meldde zich een handjevol mensen. Vorig jaar waren dat er nog drie. En dit jaar? Niemand meer, terwijl wij een prima salaris bieden. De realiteit is dat zelfs lager gekwalificeerde mensen 5.000 tot 10.000 euro kunnen verdienen en dat wij niet eens de helft betalen.” ICT is een steeds grotere kostenpost geworden die inmiddels niet meer te betalen is voor Estland. Veelzeggend is dat zelfs de veelgeroemde Marten Kaevats moest vertrekken. Kaevats was tot september 2021 zo’n zes jaar lang nationaal adviseur digitalisering. De officiële reden: een bezuiniging. En met hem vertrokken nog veel meer ambtenaren. Kort na zijn ontslag schreef Kaevats op sociale media dat hij zich in zeer grote mate zorgen maakt over de gezondheid van de ‘digitale staat’ die volgens hem al jaren zwaar ondergefinancierd is. Er zou een gat zijn ontstaan van zo’n 50 miljoen euro. "Het moet duidelijk zijn dat de overgrote meerderheid van onze digitale capaciteiten zijn gebouwd met geld van de Europese Unie. Met dit geld kan een huis worden gebouwd, maar er is niet genoeg geld voor verwarming, elektriciteit en water, dus capaciteitsbehoud, salarissen van mensen en andere bedrijfskosten.” Met andere landen Estland is inmiddels naarstig op zoek naar oplossingen voor de steeds duurder wordende ICT. Op korte termijn zijn die er niet. Vaher hoopt dat men in het onderwijs een been bij kan trekken, zodat de situatie in de toekomst herstelt. Ook Kaevats ziet dat de zoektocht naar ICT’ers steeds moeilijker wordt. “We hebben een booming ICT-sector in ons land, maar er zijn maar weinig mensen die nog ‘betekenisvol’ werk willen doen. Estlands heeft een digitale missie en de overheid brengt het land verder, daar kunnen ICT’ers deel van uitmaken. De grote hindernis blijft helaas dat je de salarissen met het bedrijfsleven niet meer kan vergelijken.” Estland heeft met 1,3 miljoen mensen maar weinig inwoners. Volgens Kaevats is er ‘massa’ nodig om ICT betaalbaar te houden. Een samenwerking met andere landen op gebied van ICT-architectuur en applicaties is wat hem betreft de enige manier om de ICT betaalbaar te houden. Ook Numa ziet de enorme uitdaging van het tekort aan ICT’ers. Om nog beter te worden in digitalisering, kijkt Estland nu vooral naar buiten en wil het zijn lessen delen. Samenwerken is nodig om digitalisering in de toekomst op hoog niveau te houden. “En wij hebben nog geen antwoord op het tekort aan ICT’ers. Dat is onze grootste hindernis voor de komende jaren. De enige manier is om dit op allerlei fronten te promoten en jongeren enthousiast te maken voor ICT. Dit doen wij nu zelfs al op de kleuterschool.” Nummer 42, april 2022 85 Al op de kleuterschool worden kinderen, zoals in Narva, enthousiast gemaakt voor ICT. beeld: jevgenia minova ICT is een steeds grotere kostenpost geworden die inmiddels niet meer te betalen is voor Estland

Ook Estland digitaal niet voorbereid Tijdens de coronapandemie moesten bedrijven, instellingen en overheden wereldwijd in rap tempo hun werkwijze aanpassen. Hoe verging het één van ‘s werelds meest gedigitaliseerde overheden? “Ook hier waren de ICT-systemen er niet klaar voor.” op coronacrisis D e laatste keer dat de Estlandse adviseur digitale transformatie Anett Numa naar het gemeentehuis moest is al jaren geleden. Omdat vrijwel alles in dit land 100 procent digitaal geregeld kan worden, zijn fysieke bezoeken overbodig. Dat Estland ver gedigitaliseerd is heeft een groot voordeel in tijden van een pandemie, vertelt Numa. Een duidelijke invloed op het aantal besmettingen heeft de digitale voorsprong overigens niet gehad. Toch klinkt er een bepaalde tevredenheid bij Numa wanneer ze analyseert hoe haar land de coronacrisis doorstond. “Waar andere landen moesten omschakelen, waren wij al voorbereid. Bij ons werken bijna alle diensten al op afstand en digitaal.” Toch is enige relativering op z’n plaats; Estland lijkt veel meer op ‘de rest van ons’ dan we denken. Zeker, de Estlandse overheid is in bepaalde opzichten veel transparanter dan die in andere landen; elke burger krijgt bijvoorbeeld een melding wanneer de overheid data inziet. “Maar ook hier is het ‘vertrouw de overheid niet-gevoel’ sterker geworden. Daar heeft het vertrouwen in een gedigitaliseerde overheid niet echt iets aan kunnen veranderen”, weet Numa. Kristo Vaher, als CTO bij Economische Zaken en verantwoordelijk voor de ICT van zijn departement, stelt dat ook voor het flink gedigitaliseerde Estland opschalen naar toegang voor meer gebruikers problematisch is. “Er hangt aan opschalen simpelweg altijd een prijskaartje. Een systeem bouwen dat altijd beschikbaar is kost enorm veel geld. Met een oneindig budget kun je systemen bouwen voor een wereldwijde schaal. Dat is ons land niet gegeven.” Hij legt uit dat er een flinke buffer was ingebouwd voor de capaciteit van de medische systemen in ziekenhuizen. “Voor het geval er een noodtoestand uitbreekt. Maar de schaal die COVID met zich meebracht, daar was simpelweg niemand op voorbereid. Plotseling waren er enorme aantallen mensen die toegang wilden tot hun gezondheidsdata of die zich wilden inschrijven voor een vaccinatie. De centrale systemen waren daar wel op voorbereid, maar de systemen van de ziekenhuizen niet. Er was, totdat COVID uitbrak, niemand die daarover had nagedacht. Zo’n capaciteit aan gebruikersaantallen creëren kost enorm veel geld. Je moet het zien als een hele dure verzekering afsluiten. Dat kun je doen, maar het is te duur om die lange tijd te laten lopen. Zoiets loont niet. Er is uiteindelijk altijd een bepaald risico dat je accepteert. Ieder ICTsysteem helemaal gereed hebben voor het geval er een pandemie uitbreekt kost gewoon te veel geld.” Door Sjoerd Hartholt Beeld AP/Raul Mee 86 Leerpunten Volgens Numa had de Estlandse overheid in grote lijnen verder weinig last

Door de coronapandemie wilden enorme aantal mensen toegang tot hun gezondheidsdata of wilden inschrijven voor een vaccinatie. van ‘downtime’ van systemen tijdens de pandemie. “Bij digitalisering heb je soms last van onvermoede ontwikkelingen. Ons Rijksportaal was in 2019 urenlang offline. Niemand begreep waarom. Toen bleek dat ratten essentiële kabels hadden doorgeknaagd. Een goede les. Wanneer je geavanceerd bezig bent, denk je niet meer aan de simpele zaken. Een ander voorbeeld is dat het systeem voor medische gegevens elke maand op hetzelfde moment eruit lag. Dat bleek te komen omdat ouderen allemaal op hetzelfde moment hun pensioen ontvingen en gelijk daarna inlogden om medicijnen te bestellen. Weer een leerpunt.” Voormalig nationaal adviseur digitalisering Marten Kaevats denkt ondanks de kanttekeningen van Vaher dat zijn overheid misschien wel het beste voorbereid was van de hele wereld. “In grote lijnen waren wij zo’n pandemie, waarbij zoveel mogelijk vanuit huis doen het voornaamste is, al twintig jaar aan het voorbereiden. We waren het enige land waarbij alle kritieke processen operationeel blijven zonder enige vorm van hinder.” Hij noemt voorbeelden: “Voor stemmen hoefden we niet de deur uit. Dat bleef gewoon mogelijk, belasting kon gewoon betaald worden en besluitvorming deden we ook allang digitaal. Grote omzettingen waren niet nodig. De dienstverlening Nummer 42, april 2022 van de overheid bleef in grote lijnen helemaal hetzelfde. Corona was met name voor de maatschappij een grote stresstest.” Economisch herstel De connectiviteit en toegang tot internet voor de inwoners moesten wel worden verbeterd. Op dit gebied loopt Estland nog achter op bijvoorbeeld Nederland. “Maar we hebben ons er goed doorheen geslagen. De economische resultaten van Estland waren zwaar bovengemiddeld en we waren als één van de eerste landen economisch hersteld. Een oorzaak daarvan is onze bruisende tech- en start-up-industrie die mede is ontstaan door de sterk gedigitaliseerde overheid. Het vervelende daarvan was wel dat we minder budget kregen uit het Europese herstelfonds. ” Volgens Vaher heeft COVID duidelijk laten zien dat overheden in zijn algemeenheid niet flexibel zijn. “Ook de Estlandse systemen waren er lang niet altijd klaar voor. De gezondheidsinformatiesystemen hadden zoals gezegd te weinig capaciteit en we hebben niet kunnen anticiperen op een dergelijke crisis. We moeten in de toekomst accepteren dat we systemen zo moeten bouwen dat ze flexibel blijven en aanpasbaar zijn. Alles wat we nieuw bouwen wordt op den duur immers legacy.” 87

De coronacrisis heeft de digitale transformatie versneld. Dit maakt de krapte aan talent op de ICT-markt groter dan ooit. ICT-servicesbedrijf TCS heeft zich daar nooit door laten remmen. Afgelopen jaar kwamen er wereldwijd zo’n 70.000 medewerkers bij. Ook in ons land zit de pas er goed in. Anticiperen op groei is onderdeel van wie we zijn, zegt directeur TCS Nederland Josu Devasia. Hoe dan? En waar ziet hij de oplossing voor overheidsorganisaties? Door Kitty Döppenbecker Goede ICT’ers, waar vind je ze? ‘Investeren in lokaal talent én over de grens kijken’ ijna dertig jaar geleden streek Tata Consultancy Services, zoals het van oorsprong Indiase bedrijf voluit heet, in Nederland neer. Tegenwoordig is TCS het snelstgroeiende IT­bedrijf van ons land. Het mag organisaties zoals ASML, Randstad Group, Albert­Heijn en KLM en binnen de publieke sector onder andere het CBR en Tennet tot z’n klanten rekenen en werd ook nog eens zes jaar op rij uitgeroepen tot de nummer één in klanttevredenheid. Wereldwijd groeide TCS in twee decennia uit van rond de 40.000 naar meer dan 550.000 medewerkers, verB 88 spreid over 46 landen. Indrukwekkend, op z’n zachtst gezegd. Wat maakt TCS zo’n aantrekkelijke werkgever? Naast een interessante werkomgeving en tevreden klanten is investeren in mensen een factor van betekenis, stelt Devasia. “We hebben een heel mensgerichte cultuur en kijken naar de lange termijn. De techwereld verandert snel, je hebt voortdurend nieuwe skills nodig. We zorgen dat medewerkers hun kennis continu ontwikkelen met online trainingen en certificeringen en zich kunnen ontplooien – zonder druk, ze bepalen zelf waar ze naartoe willen. Ze kunnen zich specialiseren als businessconsultant of technisch expert in een bepaalde sector, maar er zijn ook altijd specialisten in oudere technologieën nodig. Mensen blijven vaak heel lang bij ons, de medewerkerretentie is hoog.” Het feit dat TCS al acht jaar op rij is uitgeroepen tot beste werkgever van Nederland, spreekt boekdelen. Bottom-up: investeren in lokaal talent TCS benadert de arbeidsmarkt op twee manieren: lokaal en wereldwijd. Waar het

partner TCS TCS slaat ook de handen ineen met universiteiten. “Topstudenten van Nyenrode kunnen bijvoorbeeld een stage doen in Pace Port, ons innovatiecentrum in Amsterdam. Daar verkennen we de nieuwste technologieën om onze klanten te helpen sneller te innoveren en te transformeren”, aldus Devasia. Een andere samenwerking is die met de Codaisseur Academy in Amsterdam, een school waar techneuten zich kunnen bekwamen in de nieuwste programmeertechnieken. Op het gebied van duurzaamheid is er Sustainathon, een co­innovatie­ en talentenwervingsevenement van TCS voor studenten in het hoger onderwijs en jonge professionals. Het zaadje om voor een carrière in de technologie te kiezen wordt al veel eerder geplant, met goIT. Devasia: “Dat is een programma waarmee we basisschoolleerlingen inspireren om de technologie in te gaan.” Daarin ontwikkelen de kinderen samen een prototype voor een oplossing voor een probleem in hun omgeving. Ze moeten hun idee ook pitchen. beeld: rienk toorman tien jaar geleden nog voor 90 procent met expats werkte, ligt de focus nu meer op lokale krachten. Daarbij doet TCS veel aan talentontwikkeling, dus een bottom­up benadering. Devasia: “We werven jonge mensen aan Nederlandse universiteiten en geven ze een opleiding van enkele maanden in India of in een ander land. Daar maken ze kennis met de nieuwste technologieën en het DNA van ons bedrijf: hoe onze cultuur in elkaar zit en hoe we customer service zien. Ze werken dan ook een tijdje mee in de offshore centers van onze Nederlandse klanten.” Nummer 42, april 2022 Wereldwijde medewerkerspool Het werven en opleiden van lokale mensen alleen is echter niet voldoende om het hoofd te bieden aan de toenemende behoefte aan ICT­skills. Daar komen de voordelen van de wereldwijde organisatie en de schaalgrootte van TCS bij om de hoek kijken. Devasia: “Wij kunnen putten uit een enorme pool van medewerkers, zowel voor lokale projecten als om klanten te ondersteunen bij hun wereldwijde activiteiten.” Ter illustratie, in totaal heeft TCS zo’n 13.000 consultants voor Nederlandse klanten werken, van wie er ongeveer 2.500 in Nederland zitten. Globaal denken is dus niets nieuws voor TCS. Volgens Devasia ligt daar een belangrijk deel van de oplossing voor het tekort aan IT­mensen. “De digitale transformatie gaat door en nieuwe technologische oplossingen, bijvoorbeeld voor automation en robotica, zullen ons helpen om meer te doen met minder mensen. Maar de schaarste aan arbeidskrachten zoals goede ICT’ers is een feit waar we ook in de toekomst rekening mee moeten houden. Die uitdaging blijft bestaan. Daarom moet je over de grens durven kijken en zorgen dat je toegang krijgt tot talenten en technologieën in andere landen.” Vaardigheden doorslaggevend Dat laatste is ook zijn advies aan overheidsorganisaties in ons land. Devasia: “In de afgelopen jaren hebben we een grote verandering gezien in de publieke sector. Waar er eerst terughoudendheid was om Engelstalige medewerkers in te De techwereld verandert snel, je hebt voortdurend nieuwe skills nodig zetten, worden ze nu verwelkomd en geven hun vaardigheden de doorslag. Nederland is een land waar de adoptie van technologie heel hoog is. Denk aan geavanceerde apps van banken en supermarkten die bijna iedereen gebruikt. Burgers verwachten hetzelfde van de overheid. De publieke sector staat open voor nieuwe ideeën en is aan het veranderen. Dat is een positieve ontwikkeling.” 89

Standaardisatie van zorgt voor meer innovatie Data of informatie die verwerkt kan worden door slimme IT-toepassingen zijn binnen de overheid alom aanwezig. Op alle mogelijke niveaus en onderwerpen worden data verzameld, verwerkt en gegenereerd om verder te innoveren. Van gemeentelijke subsidies tot landelijke infrastructurele vraagstukken: er zijn data voor nodig om inzicht te krijgen. ata en vooral goed databeheer dragen bij aan het vertrouwen van de burger in de overheid. Dat betekent onder andere dat de overheid daarin zo transparant mogelijk moet zijn. Als al deze data niet goed worden gemanaged kan er bovendien een data sprawl, of wildgroei ontstaan. Dat betekent dat informatie ondoordringbaar en uiteindelijk ook onbruikbaar wordt. D Er groeit een steeds grotere kloof tussen waar de data­organisatie van de overheid zich nu bevindt en waar deze zou moeten zijn voor een optimaal ontwikkelklimaat. Het is hoog tijd om deze zogenaamde Business Integrity Gap te benoemen. Want als deze achterstand op datagebied niet wordt ingehaald, zal innovatie bij de overheid vrijwel onmogelijk worden. Kloof Niet iedere overheidsinstantie zal zich direct aangesproken voelen door het woord ‘business’, in de term ‘Business Integrity Gap’. Dat is wellicht terecht, want de aard en operatie van een commerciële organisatie is vaak anders dan die van over heden. Toch is de Business Integrity Gap ook van toepassing op overheden. De term duidt namelijk op de kloof die er is tussen de huidige data­organisatie, die vooral geschikt is voor het bewaren van data, en een data­organisatie die ook geschikt is voor ontwikkeling en innovatie. Check in vijf stappen waar de Business Integrity Gap binnen de Om de omvangrijke data-organisatie onder controle te houden zijn er vijf punten die goed gemonitord moeten worden: Datafragmentatie: doordat er nog niet overal binnen de overheid gebruik wordt gemaakt van (centrale) cloudoplossingen zijn data verspreid, dubbel of ontoegankelijk voor andere departementen. 1 90 Meer (mogelijkheden voor) cyberaanvallen: doordat data bij de overheid verspreid zijn over verschillende systemen en infrastructuren is het steeds lastiger om de gegevens goed te beveiligen. 2

beeld: barry hage datamanagement partner AnyLinQ In de praktijk betekent dit dat overheden niet zo snel kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen als ze zouden willen. Als de Business Integrity Gap niet wordt overbrugd, kunnen ontwikkeling en innovatie helemaal stil komen te staan ­ of zo complex worden dat ze te duur worden. Uiteindelijk kan een data­organisatie die niet up­to­date is zelfs het vertrouwen van de burgers in de overheid schaden. Daarom is het van belang dat overheden hiervoor aandacht hebben want zo’n kloof kan op de lange termijn grote consequenties hebben. Vijf stappen De oorzaken van de Business Integrity Gap zijn nauw met elkaar verbonden. Om de kloof te overbruggen is het belangrijk om alle factoren in beeld te hebben. In vijf stappen kun je checken hoe en waar de Business Integrity Gap bij een overheidsorganisatie ontstaat. Hou er daarbij rekening mee dat een Business Integrity Gap bij overheden ook vergroot wordt als er geen integrale en eenduidige visie is op datamanagement. Doordat er te veel inspanning gaat naar het beheer en de beveiliging van de data, is er vaak vrijwel geen ruimte meer voor organisatie zit verdere automatisering. De data­organisatie wordt een status quo en er is geen mogelijkheid meer om door te groeien naar de data­organisatie die nodig is voor groei en innovatie. Om te voorkomen dat de data­organisatie van de overheid ondoordringbaar wordt, is meer standaardisatie nodig. Van de manier waarop data worden verzameld, tot het beheer en de opslag van data: er moeten duidelijke protocollen voor komen. Hoewel standaardisatie en protocollen misschien klinken als een ‘strak keurslijf’, zorgen ze in de praktijk juist voor een meer flexibele data-organisatie. Een data-organisatie die juist door de strakke protocollen ook heel snel output kan leveren wanneer dat nodig is. Benieuwd naar de tips van AnyLinQ over andere actuele IT­thema’s binnen de overheid? Download dan gratis het volledige e-book ‘Heel veel spannender dan bij de overheid wordt het niet op IT-vlak’ via worldof.anylinq.com. Vincent van der Mast, Technical Field Manager bij AnylinQ De lat ligt steeds hoger bij het vertrouwen in de overheid: datamanagement moet voldoen aan steeds meer wet­ en regelgeving over compliance of privacy zoals GDPR en CCPA. De eisen worden steeds strenger, juist voor overheden die veel persoonlijke data registreren, bewaren en beheren. 3 4 Schaalbaarheid en innovatietempo nemen af: data zijn niet altijd beschikbaar voor alle onderdelen van de overheidsorganisatie. Terecht (bijvoorbeeld vanuit beveiligingsoogpunt) of onterecht; deze beperkte beschikbaarheid kan het innovatietempo flink afremmen. Gebrek aan automatisering zorgt voor een beperkte aansluiting met de maatschappij: de voorgaande punten kunnen uiteindelijk allemaal zorgen dat bepaalde overheidsprocessen nog maar heel beperkt worden geautomatiseerd. Hierdoor kan de overheid de aansluiting met de burger of het bedrijfsleven makkelijk verliezen. 5 91

De tijd dat we alleen maar de goede kant van digitale technologie zagen is voorbij, zegt Jeroen van den Hoven, professor aan de TU Delft en wetenschappelijk directeur van het Delft Design for Values Institute. “Dit is het moment om de grote, digitale opgaven volwassen aan te pakken en publieke waarden in onze systemen te verankeren.” Door Marieke Vos Ontwerpen vanuit A Publieke waarden liggen vast in de Grondwet, in internationale verdragen over fundamentele rechten en uiteindelijk in wetten zoals de AVG. Op bestuurlijk en ambtelijk niveau zijn deze vertaald en aangevuld in talloze position papers, principes en plannen zoals de Digibeteragenda. Soms worden ze aangescherpt in het publieke debat. Aan de kant van softwaredesign wordt gewerkt met methodes Waardenbewust ontwerpen bij ICTU Een masterclass waardenbewust ontwerpen wordt een onderdeel van het curriculum dat ICTU aan haar medewerkers aanbiedt. Het onderwerp is relevant voor softwareontwikkelaars, designers, architecten, projectleiders en programmamanagers, die vanuit ICTU werken aan de digitale transformatie van de overheid. De masterclass is ontwikkeld door de TU Delft en start dit voorjaar. ICTU houdt zich al jaren bezig met de ethische aspecten van digitale technologie. Zo is Gebruiker Centraal ooit opgericht om publieke waarden in dienstverlening te borgen. En er is in het project Discipl, waarin ICTU technologie voor de samenleving van de toekomst onderzoekt, veel aandacht voor de menselijke maat. De uitbreiding van het opleidingsaanbod van ICTU met de masterclass over waardenbewust ontwerpen, past hierbij. Niet alleen wil ICTU hiermee de bewustwording over dit onderwerp versterken, ook wil het concrete instrumenten en ‘good practices’ aanbieden om in het ontwerpproces mee aan de slag te gaan. 92 en werkwijzes die waarden zoals privacy in software borgen. De grote vraag is hoe je deze twee werelden samenbrengt. Hoe zorg je ervoor dat publieke waarden effectief worden geborgd in software? Zodat met het gebruik van digitale systemen publieke waarden worden gerespecteerd of, beter nog, versterkt? Met andere woorden: hoe vertaal je publieke waarden naar morele specificaties? “Dat is best lastig. Maar het kan. Door dit onderwerp een vast onderdeel te maken van elke organisatie. In de aanbesteding, de architectuurfase, het programma van eisen en in de gebruikte software engineering methodologie. De Amerikaanse Engineering organisatie IEEE lanceerde onlangs een nieuwe 7000 standaard voor incorporatie van ethische overwegingen in het systeemontwerp. En er staat Wat is dat, de menselijke maat? Hoe implementeer je dat? Dat moet je eerst helder hebben nog meer op stapel. De WHO adopteerde deze ontwerpbenadering in haar global report 2021 over de ethiek van AI in de gezondheidszorg.” De menselijke maat Aan het begin van elk ontwikkelproces zou je duidelijke keuzes moeten maken over welke waarden in software en in systemen geborgd moeten worden, zegt Van den Hoven. Waarden zoals prilles om ons heen is ontworpen. En in al die ontwerpen zitten waarden en sturing, “gestolde keuzes van mensen”, vertelt Van den Hoven. Hij pleit ervoor om dit gegeven ten goede te gebruiken, zodat waarden op een transparante en systematische manier worden verwerkt in wat wij gebruiken in ons werk en leven. Hij noemt het ontwerpen vanuit waarden “de uitdaging van de 21e eeuw” en pleit ervoor om publieke waarden al vanaf het eerste begin mee te nemen in elk ontwerp. “Laten we gaan werken met morele specificaties, met ethische requirements.”

ICTU publieke waarden Jeroen van den Hoven (TU Delft): “De tijd is rijp dat we vooropstellen dat technologie moet worden gebruikt op een manier die onze publieke waarden borgt.” beeld: arenda oomen vacy, democratie en ook brede waarden zoals ‘de menselijke maat’, respect voor personen en menselijke waardigheid. “Op dit moment heeft de overheid het veel over de menselijke maat, als reactie op de kindertoeslagaffaire. Maar wat is dat, de menselijke maat? Hoe implementeer je dat? Dat moet je eerst helder hebben als je dit een belangrijke waarde vindt die verankerd moet worden in het systeem dat je maakt.” Dit soort afwegingen en vragen zouden een structureel onderdeel moeten zijn in organisaties en in relevante processen, bepleit Van den Hoven: “Niemand zal zeggen dat privacy of de menselijke maat niet belangrijk zijn, maar je moet het serieus nemen en vertalen naar de praktijk. Dit is niet iets dat je eens per jaar of maand bespreekt, dit hoort elke maandagochtend op de agenda van het managementteam. En dan verslag maken van deze bespreking en Nummer 42, april 2022 erop toezien dat wordt geïmplementeerd wat er is afgesproken.” Een kans voor innovatie Als je vanuit waarden ontwerpt, dan kunnen in een ontwerp meerdere waarden worden verenigd en elkaar zelfs versterken, zegt Van den Hoven. “Het is moeilijk om op deze manier te ontwerpen, maar tegelijkertijd worden ontwerpen er vaak beter van. Ook als het om waarden gaat die tegenstrijdig lijken. Juist dan kan er een spanning ontstaan waaruit nieuwe ideeën voortkomen waarmee je meerdere waarden bedient. Schrik dus niet terug voor het werken vanuit waarden in je ontwerp, want ze bieden een kans voor innovatie.” Publieke waarden en digitale ethiek zijn dynamisch, je zult dus moeten blijven herzien en herijken, zegt hij ook. Van den Hoven benadrukt dat je je niet blind moet staren op de software alleen: “Het gaat om het gehele sociotechnische systeem, software, hardware, mensen en incentive structuren, toezicht, afsprakenstelsels, wetgeving en checks & balances. Kijk naar kernenergie, daar gaat het ook niet alleen om het reactorvat, maar om het gehele systeem: de veiligheidsvoorschriften, regelgeving, controles, adequaat opgeleide mensen. Dat geheel van goed geïntegreerde elementen bepaalt of een reactor veilig is. Hetzelfde geldt voor onze digitale systemen. We zijn nog niet gewend om op deze manier naar digitale technologie te kijken, maar langzaamaan zie je het besef doorbreken dat dat wel nodig is. Kijk naar de nieuwe regelgeving over AI die er vanuit Europa aankomt. Of wat eerder gebeurde met privacy en de AVG. Dit soort regelgeving maakt dat er wordt gebouwd aan een stelsel van afspraken, rollen en processen rondom de inzet van technologie.” De naïviteit voorbij Van den Hoven roept bestuurders op om actief aan de slag te gaan met verantwoorde innovatie. “De naïviteit van de afgelopen dertig jaar, waarin we van technologie naar technologie holden en alleen de spannende dingen zagen, is wel voorbij. We hebben inmiddels door dat er nadelen kleven aan digitale innovaties. Ik denk dat de tijd rijp is dat we vooropstellen dat technologie moet worden gebruikt op een manier die onze publieke waarden borgt. We staan voor grote, infrastructurele digitale opgaven, laten we daar volwassen mee omgaan. Door elke keer weloverwogen een nieuw stuk van het systeem te bouwen, waarin publieke waarden op de best mogelijk manier tot uitdrukking komen.” 93

Gemeenteraad: meer grip nodig op digitaliseringstrajecten Digitale dilemma’s tarten M Digitalisering biedt gemeenten volop kansen, Maar tal van dilemma’s – van privacybescherming tot het tegengaan van cyberterreur – schreeuwen om het politieke debat op lokaal niveau. De gereedschapskist lijkt echter karig gevuld. Of niet? ogen ambtenaren van de gemeente via social media bijstandsfraude opsporen? Mag een gemeente lantarenpalen uitrusten met bewegingssensoren en wie mag vervolgens de data gebruiken? Hoe ga je als gemeente om met pestgedrag, bedreigingen en complotverhalen die zich online steeds meer manifesteren? Deze actuele vraagstukken luidden in februari De Raad op Zaterdag in, georganiseerd door de VNG en de Vereniging voor Raadsleden. Digitalisering brengt ethische dilemma’s en politieke keuzes met zich mee. Daarom moet het onderwerp scherp op netvlies van de gemeenteraad staan. “U kunt de digitale kansen tastbaar maken maar ook de normen stellen om ongewenste effecten en teleurstellingen te voorkomen”, luidt de boodschap van de nieuwe staatssecretaris Alexandra van Huffelen van Digitalisering aan de raadsleden. In een strak gemonteerd filmpje roept Van Huffelen hen op digitalisering in hun gemeente politiek te maken. “Benoem het concreet in het nieuwe coalitieakkoord, maak een lokale digitale agenda of stel een aparte raadscommissie in of een wethouder digitalisering”, somt ze expliciet op. Directeur Informatiesamenleving Nathan Ducastel van de VNG stelt dat de lokale politiek zich uit moet spreken over de vele issues die er rond digitalisering zijn. “Het gaat in de raad nog te vaak over ICT-projecten, en dan nog het meest over mislukte projecten. Terwijl je ziet dat er onder raadsleden grote vragen leven. Over de impact van algoritmes en AI is enorm veel te doen. Welke grenzen wil je als raad stellen en hoe wil je er toezicht op houden? Wat gebeurt er met de data? Inwoners vragen zich af: in hoeverre zijn data wel van mij? Ik geef mijn data dan wel weg aan techbedrijven als Google en Facebook in ruil voor gratis dienstverlening, zoals e-mail, maar is dat wel gratis als die daar vervolgens veel geld mee verdienen? Dit zijn dilemma’s waar ook de raad de dialoog over zou moeten voeren. De bandbreedtes in de verhouding overheid-burger zijn onvoldoende duidelijk.” Door Pieter van den Brand Beeld Shutterstock Aandacht De echte digitaliseringsvragen krijgen onvoldoende aandacht in gemeenten, bevestigt directeur Pieter Jan Dijkman van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA. “Wie door de verkiezingsprogramma’s voor de raads94

lokale overheid verkiezingen heen heeft gebladerd, zag dat er nog altijd weinig aandacht is voor digitalisering. Ten onrechte.” Dijkman noemt de redenen waarom de lokale politiek dat moet veranderen. “Cyberspace is deel van onze alledaagse leefwereld, in welk dorp of stad we ook leven. Als er iets gebeurt in de online wereld dat de offline wereld verstoort, moet het lokaal bestuur optreden. Dat kan ook. Ze kunnen van sociale-mediaplatforms eisen dat ze nepinformatie of verdachtmakingen van internet verwijderen.” Aandacht voor digitalisering is ook nodig, stelt Dijkman, om de kloof tussen digivaardigen en digibeten te slechten. Wel is randvoorwaardelijk dat de gemeente haar digitale zaakjes op orde heeft. Neem het cyberveiligheidsongeluk van Hof van Twente, en neem de mogelijkheden om de dienstverlening en burgerparticipatie met digitalisering te verbeteren. Een raadslid hoeft ook niet alles van digitalisering te weten, vult Paul Diederen aan, hij is overheidsdigitaliseringsexpert van het Rathenau Instituut en oud-raadslid in Zoetermeer. “De raad moet condities en randvoorwaarden neerleggen en gaat over de kaders. Zo zou je als raad kunnen verlangen dat er bij elk raadsvoorstel een digitaliseringsparagraaf zit, om de voor- en nadelen vanuit dit oogpunt te beschrijven. Zoiets is al een mooie stap, want het dwingt je expliciet hierover na te denken. Ook moet je waarborgen inbouwen, namelijk dat je een voorstel nog kunt terugdraaien als onduidelijk is wat voor effect digitalisering heeft.” Cruciaal, weet Diederen, is toezicht organiseren, zodat je als raad tijdig kunt ingrijpen als er iets misgaat. “In het leermechanisme van algoritmes kunnen fouten zitten, en technologie is nooit neutraal. Het stuurt je gedrag.” Positieve kanten Volgens Diederen wordt digitalisering te vaak met hackers en datalekken geassocieerd. “Het onderwerp moet óók onze aandacht hebben als het goed gaat. Er zitten veel positieve kanten aan digitalisering. Daar staan we misschien te weinig bij stil. Zo hebben we in Zoetermeer een website gebouwd om inwoners mee te laten praten over tal van gemeentelijke initiatieven; van bouwplannen tot de nieuwe cultuurvisie. Als je niks doet, wordt de discussie op de sociale media gevoerd. Platforms als Facebook zitten zo in elkaar Nathan Ducastel: “Over de impact van algoritmes en AI is enorm veel te doen. Welke grenzen wil je als raad stellen en hoe wil je er toezicht op houden?” Pieter Jan Dijkman: “Cyberspace is deel van onze alledaagse leefwereld, in welk dorp of stad we ook leven.” beeld: dirk hol Paul Diederen: “Als raad zou je kunnen verlangen dat er bij elk raadsvoorstel een digitaliseringsparagraaf zit.” beeld: rudi wells 95

Grip op digitalisering: oude en nieuwe handvatten Tijdens De Raad op Zaterdag passeerde een aantal inzichten en instrumenten de revue, die de raad beter grip op digitaliseringsissues kunnen geven. De gedachte is vaak dat nieuwe technologie om nieuw gereedschap vraagt. Ook bestaand instrumentarium kan echter uitkomst bieden. Zo kan de raad bij aanbestedingen eisen stellen, bijvoorbeeld dat data bij de overheid blijven en open beschikbaar zijn. De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) biedt in het vorig jaar verschenen rapport ‘Sturen of gestuurd worden’ een nieuw instrument, om burgers te behoeden voor risico’s van datasturing en tegelijkertijd in staat te stellen het beleid mee of bij te sturen. Aan de hand van het ‘Data Debat Denkkader’ kunnen raadsleden (met hulpvragen) toetsen of het gebruik van data legitiem is en persoonsgegevens goed worden beschermd of beheerd, nog voordat het beleid een feit is. Utrecht onderwerpt digitaliseringstrajecten vooraf aan een Uthiek assessment (vrij naar ‘Utrechtse ethiek’), dat op negen waarden toetst, zoals privacy, controle op technologie, autonomie en menswaardigheid. De Uthiek­methode, die op het waardenmodel van het Rathenau Instituut is gebaseerd, is door de gemeenteraad vastgesteld. Tot nu toe zijn zo’n veertig assessments uitgevoerd, die zijn meegenomen in de besluitvorming, zoals de privacyregels bij het gebruik van bodycams door boa’s. In een Uthiek­panel zitten inhoudelijke ambtenaren, de Functionaris Gegevensbescherming, de Informatiecommissaris van de gemeente en externe deskundigen. De gemeente wil ook inwoners voor het panel gaan uitnodigen. De Vereniging voor Raadsleden heeft een waardenkaart laten maken, beschikbaar op haar digitale leeromgeving, met een reeks van verdiepingsvragen die raadsleden zichzelf bij digitaliseringstrajecten kunnen stellen. Welk probleem lost de beoogde technologie op en hoe zit het met de databeveiliging? Ook een financiële afweging en controle op leveranciersafhankelijkheid maken hier deel van uit. De VNG heeft begin februari de Agenda Digitale Grondrechten en Ethiek opgesteld, als kader voor bestuurders en raadsleden om te sturen op het borgen van publieke waarden bij de toepassing van digitale technologie. Bodegraven-Reeuwijk liet vorig jaar zien dat ook de inzet van het klassieke privaatrecht succesvol kan uitpakken. De gemeente had vorig jaar ernstig onder ordeverstoringen op de plaatselijke begraafplaats te lijden. Complotdenkers overstelpten graven van kinderen met bloemen, omdat deze in de jaren tachtig zouden zijn misbruikt en ritueel vermoord door een satanisch pedofiel netwerk, wat in de doofpot zou zijn gestopt. Zelfs OMT­voorzitter Jaap van Dissel werd erbij gehaald. Ouders en omwonenden reageerden ontzet. De complotdenkers werden geweerd met een noodverordening, maar op internet ging het van kwaad tot erger. De gemeente eiste voor de rechter een verbod op alle uitlatingen met hoge dwangsommen en zelfs lijfsdwang. Met dat vonnis kon de gemeente internetproviders dwingen video’s te verwijderen. De rechter oordeelde in het voordeel van de gemeente, omdat ze stelt dat het de lokale overheid is die de levenssfeer van haar inwoners moet en kan beschermen. 96

dat discussies tot extreme meningsontwikkeling en zelfs complottheorieën kunnen leiden. De gemeente moet het podium juist naar zich toehalen en zelf digitale instrumenten inzetten. Dat gebeurde bij ons veel te weinig.” Landelijk coördinator Jan Dirk van der Borg van de CDA Bestuurdersvereniging en fractievoorzitter voor deze partij in Apeldoorn, deelt de boodschap dat raadsleden zich meer bewust van digitalisering moeten zijn. “We moeten niet naïef zijn als het om de impact en risico’s van digitalisering gaat.” In lijn met Van Huffelens pleidooi heeft het onderwerp na de vorige raadsverkiezingen een plek in het Apeldoornse coalitieakkoord gekregen en werd een wethouder voor digitalisering aangesteld in de persoon van Wim Willems (Lokaal Apeldoorn). De stappen die de Veluwse gemeente op digitaliseringsvlak heeft gezet, zijn echter vooral bedoeld om de gemeente tot ‘smart city’ te ontwikkelen. “Dus we zijn er nog lang niet”, constateert Van der Borg. “We moeten ons ook bewust zijn van de negatieve kanten van digitalisering.” 5G-kastjes In Apeldoorn is een levendige discussie over de 5G-kastjes aan de lantaarnpalen ontstaan, aangewakkerd door complottheorieën. De vraag dringt zich op, aldus Van der Borg, of de gemeente wel voldoende heeft uitgelegd wat nou precies de bedoeling van de kastjes is. “Dat is in de raad te veel op de klassieke manier aangepakt. Het is naïef te denken dat als je daar het gesprek voert, je de samenleving wel meekrijgt. Dat werkt in deze tijd niet meer. Het debat in de raad was stevig. Er werden goede vragen gesteld, maar er was onvoldoende debat daarbuiten.” De discussie rond digitalisering, bespeurt Van der Borg, is nog te veel financieel en organisatorisch van aard en gaat nog te weinig over waarden en ethiek. “Dat laatste is nog veel meer nodig. Veel gemeenteraden zijn daar nog lang niet aan toe. Waarom stel je geen brede ethische commissie in om naar datavraagstukken te kijken en op basis daarvan het politieke debat in de raad te voeren? Dan zorg je ervoor dat het goede gesprek plaatsvindt. Het gaat er niet om welke technologie je inzet, maar wat als raad je standpunt is over bijvoorbeeld een bepaald soort datagebruik in je gemeente. Reageer dus niet instrumenteel maar laat je adviseren. Ik denk dat je als raad dan uitstekend je rol kunt pakken.” Jan Dirk van der Borg: “Het moet nog veel meer over waarden en ethiek gaan.” De echte digitaliseringsvragen krijgen onvoldoende aandacht in gemeenten 97

agenda/c o l o f o n April 14 april Keukentafelgesprek regerings commissaris Informatiehuishouding ‘Wob of flop?’ www.ibestuur.nl 20 april Symposium Cybercrime Theater de Blauwe Kei Veghel www.meierijstad.nl 21 april Congres Sociaal Domein: het roer gaat om Theater Figi Zeist www.binnenlandsbestuur.nl Mei 2 mei 13 mei Live-event ‘Dag van de Wet open overheid’ www.ibestuur.nl The Hague Conference on Responsible AI Vredespaleis Den Haag www.thehagueconferenceonai.nl 17 mei Live event ‘Digitale infrastructuur en data-economie’ www.ibestuur.nl Juni 2 juni GovTech – Publieke dienstverlening: nieuw burgerschap Online talkshow www.vng.nl Een abonnement of online only-abonnement op iBestuur? ibestuur.nl/service En ontvang elke week de iBestuur nieuwsbrief in uw inbox: ibestuur.nl/nieuwsbrief 98 iBestuur magazine, april 2022 Onafhankelijke uitgave van Sijthoff Media Redactieadres iBestuur magazine Capital C, 4e etage Weesperplein 4C 1018 XA Amsterdam redactie@ibestuur.nl Redactie Arnoud van Gemeren (content & community director), Quita Hendrison (content manager magazine), Heleen Hupkens (content manager online) Ontwerp Blinkerd Vormgeving Hage Grafische Vormgeving Medewerkers Pieter van den Brand, Afelonne Doek, Kitty Döppenbecker, Sjoerd Hartholt, Rineke van Houten, Sander Klous, Peter Lievense, Karina Meerman, Peter Olsthoorn, Cyriel van Rossum, Marjolein van Trigt, Simon Trommel, Piek Visser­Knijff, Sophie in ‘t Veld, Pieter Verbeek, Marieke Vos, Kim de Vries, Els Wiegant Fotografie cover Lex Draijer/De Beeldredaktie Druk Damen Drukkers Advertenties advertenties@ibestuur.nl Abonnement Een iBestuur magazine­abonnement is gratis voor bestuurders, beslissers en beleidsmakers binnen de publieke sector die betrokken zijn of zich betrokken voelen bij de i­overheid. Geïnteresseerden die niet tot die doelgroep behoren betalen 70 euro voor een jaarabonnement van vier nummers. iBestuur alleen digitaal ontvangen kan ook: een online only­abonnement kost 29 euro per jaar (vier edities). Abonneren kan via ibestuur.nl/service. iBestuur wordt mede mogelijk gemaakt door: Amazon Web Services, AnyLinQ, Blueriq, Capgemini, Centric, IBM, IMAGEM, Microsoft, M&I/Partners, Pegasystems, PinkRoccade Local Government, Salesforce, TCS, TOPdesk, en door CIP, ICTU, VNG Realisatie, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ministerie van Justitie en Veiligheid Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) en/of openbaar gemaakt, zonder voor­ afgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. i estuur Onafhankelijk kwartaalmagazine voor de iOverheid. Nummer 42, jaargang 12, april 2022 m DIGITALISERINGSBELEID Reacties op de Kamerbrief DSA&DMA Een parlementair tweegesprek ARRE ZUURMOND ‘Informatiehuishouding vraagt om een kaderwet’

Krijg grip op je dienstverlening met TOPdesk TOPdesk helpt jouw organisatie met procesmatig werken en geeft inzicht in serviceketens. Excellente dienstverlening, noemen we dat! Wij geloven dat geweldige interne- en externe dienstverlening de sleutel is tot de groei van iedere overheidsorganisatie. Geautomatiseerde processen helpen jouw organisatie aan een excellente dienstverlening. Maar waar begin je? Het gestandaardiseerd vastleggen en uitwisselen van informatie is een goede eerste stap. Door procesmatig te werken, krijg je meer grip op de bedrijfsvoering of burgerondersteuning. Een gestroomlijnde en meetbare dienstverlening creëert immers meerwaarde voor jouw organisatie. Je staat er niet alleen voor. TOPdesk helpt jou graag in het proces naar excellente dienstverlening. Meer weten? Kijk op www.topdesk.nl

presenteert Digitale infrastructuur en data-economie Live event | 17 mei 2022 | Den Haag De digitale infrastructuur in Nederland behoort tot een van de beste ter wereld. Maar de noodzakelijke versterking ervan staat onder druk. Er gaan geluiden op om er – met het oog op de gewenste digitale soevereiniteit – een nutsvoorziening van te maken. Aan de andere kant horen we dat de Rijksoverheid geen verantwoordelijkheid wil nemen voor een landelijke dekking van glasvezel. En gemeenten en provincies ‘knokken’ met datacenters en techbedrijven over de regels voor vestiging en noodzakelijke energietransities. Nederland heeft een heldere visie nodig. Op 17 mei ontmoeten Europese Commissie, politici, ministeries, provincies, gemeenten, telecombedrijven, datacenters en techbedrijven elkaar tijdens het iBestuur Event Digitale infrastructuur en data-economie, om over deze materie van gedachten te wisselen. Meld u aan en praat en denk mee over de toekomst van onze digitale infrastructuur. Volledig programma, informatie over de sprekers en aanmelden: congresdigitaleoverheid.nl i.s.m. Dutch Digital Infrastructure Association

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
Home


You need flash player to view this online publication